20 361 Suriname

Nr. 172 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2017

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 16 juni 2017 inzake de actuele situatie m.b.t. Suriname. De brief gaat in op de bilaterale betrekkingen met Suriname en de binnenlandse ontwikkelingen in het land.

Nederland – Suriname

Nederland en Suriname delen een historische band van meer dan 300 jaar. Op 25 november 2017 viert de Republiek Suriname haar 42-jarig bestaan. De gedeelde geschiedenis, de gemeenschappelijke taal en de vele persoonlijke contacten tussen mensen en organisaties in beide landen, vormen de basis voor een blijvende sterke verwevenheid tussen de beide samenlevingen.

Vanwege deze banden en de nauwe contacten tussen de samenlevingen, vindt het kabinet het belangrijk om op het hoogste niveau vertegenwoordigd te blijven in Suriname. Nederland heeft daarom in reactie op de intrekking van het agrément van de nieuwe Nederlandse ambassadeur door Suriname (op 28 juni jl), zowel in Paramaribo als in Den Haag, om opheldering gevraagd. De Surinaamse autoriteiten hebben voor de intrekking geen reden gegeven. Volgens het Verdrag van Wenen mag het gastland op elk willekeurig moment de instemming intrekken en is nadere opgaaf van redenen niet nodig. Vanuit de Surinaamse samenleving kwam veel kritiek op het besluit. Ook in het Surinaamse parlement werd een scherp debat gevoerd. De Surinaamse Minister van Buitenlandse Zaken verklaarde in het Surinaamse parlement dat de regering geen Nederlandse ambassadeur zou toelaten.

Conform de brieven aan uw Kamer d.d. 26 augustus 20111 en d.d. 6 september 20152 blijft Nederland een zakelijke en betrokken relatie met Suriname nastreven, dat betekent dat de overheid waar mogelijk een stap terug doet, maar wel de samenwerking, uitwisseling van contacten en kennis tussen beide samenlevingen blijft faciliteren.

De Twinningfaciliteit heeft de afgelopen jaren laten zien een goed instrument te zijn om de maatschappelijke samenwerking tussen Surinaamse en Nederlandse organisaties te bevorderen. Zoals aan uw Kamer geïnformeerd per brief d.d. 9 juni 20173 heeft het kabinet besloten een bedrag van 6,5 miljoen euro ter beschikking te stellen voor een derde Twinningfaciliteit, voor de periode 2017–2020. Ook activiteiten die gedaan worden op het gebied van Cultuur, Sport en Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed dragen bij aan het stimuleren van maatschappelijke contacten. Daarnaast faciliteert de Nederlandse overheid ondernemers uit het gehele Koninkrijk in het versterken van de economische relatie. Voor een overzicht van de instrumenten voor economische samenwerking verwijs ik u eveneens naar de brief aan uw Kamer d.d. 9 juni 2017.

Tenslotte blijft Nederland inzetten op versterking van de rechtsstaat en veiligheid. Capaciteitsproblemen zetten de rechterlijke macht onder druk. Dit heeft tot gevolg dat de doorlooptijden van zowel strafrechtzaken als civiele zaken lang zijn. Hierdoor is de toegang tot de rechtspraak, net als in veel andere staten in de regio, niet altijd voldoende gewaarborgd. Nederland, maar ook andere landen zoals Frankrijk, de VS en de EU werken met de juridische sector samen om de capaciteit te versterken. De afgelopen jaren heeft de nationale politie geïnvesteerd in de verbetering van de operationele samenwerking met de Surinaamse politie, met het doel de aanpak van de grensoverschrijdende criminaliteit tussen beide landen te bevorderen. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie ondersteunt met behulp van de Nederlandse douane en de Koninklijke Marechaussee het Surinaamse «Bestrijding Internationaal Drugssmokkel» (BID)-team, onderdeel van het Korps Politie Suriname. Volgens Transparency International bezet Suriname op de corruptie-index de 64e plaats van de 176 landen (2016). Het Surinaamse parlement heeft op 31 sugustus jl. een anti-corruptiewet aangenomen. Suriname bezet de 20e plaats (van in totaal 180) in de Freedom of Press Index van Reporters Without Borders. In het Westelijk Halfrond scoren alleen Costa Rica en Jamaica hoger.

Binnenlandse ontwikkelingen

Op 28 juni jl. is door het Surinaamse Openbaar Ministerie (OM) een strafeis uitgesproken in het decembermoordenproces, tegen een aantal verdachten, waaronder Desiré Bouterse. Tegen de hoofdverdachte werd een onvoorwaardelijke straf van 20 jaar uitgesproken. Voor vier andere verdachten werd vrijspraak gevraagd en tegen één andere verdachte werd eveneens 20 jaar gevangenisstraf geëist. Op 30 oktober a.s. zal het proces hervat worden. Het OM moet nog de strafeisen uitspreken in dertien zaken. Daarna krijgt de verdediging gelegenheid te reageren. Er wordt rekening mee gehouden dat dit niet eerder dan in 2018 gaat plaatsvinden. Het kabinet acht de voortzetting van het proces een belangrijke en positieve stap voor de Surinaamse rechtsstaat en een belangrijke ontwikkeling in het decembermoordenproces. Het kabinet heeft steeds gezegd dat dit proces essentieel is voor waarheidsvinding.

Buitenlandse politiek

De Surinaamse regering richt zich op diversificatie van de buitenlandse relaties, zowel regionaal als mondiaal. Suriname maakt deel uit van UNASUR, CARICOM, de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en is geassocieerd lid van Mercosur. Suriname behoudt goede diplomatieke relaties met de landen in de regio, zoals Brazilië, Venezuela en Cuba. Het grensgeschil met Guyana heeft herhaaldelijk tot spanningen geleid, maar de grenscommissies van beide landen zijn met elkaar in gesprek. Ook onderhoudt Suriname nauwe betrekkingen met landen als Indonesië, India en China. Dat laatste land wordt binnenkort bezocht door een parlementaire delegatie. Als reactie op de ontwikkelingen in Venezuela heeft de Surinaamse regering verklaard zich niet te bemoeien met de interne aangelegenheden van het buurland.

De Europese Unie heeft diverse samenwerkingsmiddelen met Suriname. Onder het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is voor de periode 2014–2020 een bedrag van 13,8 miljoen euro beschikbaar voor Suriname. Duurzame landbouw is als prioriteit aangemerkt binnen het EOF. De EU voert een politieke dialoog (art. 8 van het Verdrag van Cotonou) met Suriname. De laatste dialoog vond plaats in juni 2016. Het kabinet vindt het belangrijk dat deze dialoog jaarlijks plaatsvindt en dringt hier bij de EU op aan.

Economische situatie

Eén van de grootste uitdagingen voor de Surinaamse regering, onder leiding van president Bouterse, is de economische crisis. Na zijn installatie in 2015 kondigde de president maatregelen aan om de crisis het hoofd te bieden, waaronder tariefsverhogingen op brandstof en nutsvoorzieningen. In 2016 en begin 2017 leidden deze maatregelen, in combinatie met een economisch verslechterende situatie, tot protesten.

Suriname heeft een bevolking van ruim een half miljoen inwoners en een kleine open economie die sterk gericht is op de export van grondstoffen – voornamelijk olie en goud. De daling van de wereldmarktprijzen van die grondstoffen en het sluiten van de bauxietindustrie in 2015, hebben er toe geleid dat de staatsinkomsten drastisch zijn teruggelopen. De economie is in 2016 met 10.4% gekrompen. Met een jaarinflatie van 55,5% in 2016 en een forse waardedaling van de Surinaamse dollar is de economische crisis voelbaar. Veel huishoudens hebben moeite om rond te komen. Daarnaast heeft de economische situatie effect op de gezondheids- en onderwijssector, met een direct gevolg voor de Surinaamse bevolking. Ziekenhuizen hebben meer moeite om de kwaliteit en continuïteit van de zorg te garanderen en het aantal drop-outs bij scholen is al langere tijd hoog.

Om de economische crisis het hoofd te bieden heeft Suriname in 2016 een fors aantal leningen in binnen- en buitenland afgesloten. Hierdoor is de officiële staatsschuld in juni 2017 gestegen tot 63,2% van het bbp (juni 2016 46,3% van het bbp). Begin dit jaar heeft de regering met parlementaire goedkeuring het wettelijk schuldplafond verhoogd van 60% naar 80%. Publieke investeringen vanuit deze leningen en inkomsten vanuit een recent geopende goudmijn moeten in de komende jaren de weg naar economisch herstel inleiden. Waarnemers waarschuwen echter voor het consumptieve gebruik van de leningen, waardoor de economie zich niet duurzaam herstelt en Suriname opnieuw in een crisis kan belanden op het moment dat de leningen terugbetaald moeten worden. De regering staat daarom voor de uitdaging om haar ambitie van economische diversificatie en het stimuleren van eigen productiesectoren te realiseren. Versterking van de onderwijssector is daarbij van groot belang.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Kamerbrief d.d. 26 augustus 2011, Kamerstuk 20 361, nr. 147

X Noot
2

Kamerbrief d.d. 6 september 2015, Kamerstuk 20 361, nr. 168

X Noot
3

Kamerbrief d.d. 9 juni 2017, Kamerstuk 20 361, nr. 171

Naar boven