19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2743 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2021

Inleiding

In mijn brief van 6 mei 2021 informeerde ik uw Kamer over een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het noodzakelijk maakte om thans als veilig aangemerkte landen aan een nieuwe herbeoordeling te onderwerpen. In de genoemde brief ontving u de uitkomst van de herbeoordelingen van Georgië, Marokko en Tunesië. Ik gaf aan te zijn gestart met de veilige landen van herkomst met de hoogste instroom van asielzoekers. De precieze volgorde is afhankelijk van onder meer het beschikbaar komen van de landeninformatie en het moment van afronden van de analyse. Ik heb u toegezegd de uitkomst van de herbeoordelingen steeds na afronding per brief aan uw Kamer aan te bieden.

In deze brief vindt u de uitkomst van de herbeoordelingen van Albanië, Algerije, Montenegro en Noord-Macedonië. De toelichting per land is opgenomen in de bijlage1.

Bij de verzameling van landeninformatie ten behoeve van de herbeoordeling wordt, zoals in mijn brief van 6 mei 2021 is aangegeven, voor elk land gezocht naar de in de Procedurerichtlijn genoemde bronnen. In de bijlage is voor elk land aangegeven welke bronnen ten behoeve van deze herbeoordeling geraadpleegd zijn. Daarbij is ook vermeld wanneer er geen (actuele) rapportages zijn gevonden die bruikbaar waren voor de herbeoordeling en om welke bronnen het daarbij gaat. De informatie die beschikbaar was betreft relevante informatie van meerdere gezaghebbende internationale organisaties. Om die reden ben ik van mening dat deze bronnen de conclusie kunnen dragen.

Uitkomst van de herbeoordelingen

Uit de herbeoordelingen volgt dat ik de aanwijzing van Albanië, Montenegro en Noord-Macedonië als veilig land van herkomst onverkort voortzet.

Ten aanzien van Algerije kom ik tot de conclusie dat dit land op basis van de Procedurerichtlijn niet langer kan worden aanmerkt als veilig land van herkomst. Sinds de herbeoordeling van Algerije in september 2020 zijn nieuwe rapportages uit verschillende gezaghebbende bronnen verschenen, waaruit blijkt dat de situatie in Algerije in bepaalde opzichten is achteruitgegaan. Het betreft met name de gebieden vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging, maar er zijn ook meldingen van meer beschuldigingen van foltering op politiebureaus en door het Directoraat-Generaal van Nationale Veiligheid. Dit speelt zich af tegen de achtergrond dat ook in 2019 een achteruitgang werd geconstateerd, zoals weergegeven in de Kamerbrief van september 20202.

Uit de bronnen die sinds september 2020 bekend zijn geworden volgt dat de toepassing van de wetten en voorschriften en de naleving van de rechten en vrijheden, zoals beschreven in de Procedurerichtlijn als maatgevend voor de beoordeling als «veilig land van herkomst», in de praktijk in toenemende mate onder druk is komen te staan. Voorts blijkt dat deze schendingen onvoldoende aan de orde kunnen worden gesteld bij de onafhankelijke rechter, zodat niet gesteld kan worden dat er in algemene zin sprake is van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden. De algemene situatie in Algerije komt daarmee op een niveau waarvan niet meer gezegd kan worden dat nog wordt voldaan aan de vereisten die de Procedurerichtlijn stelt voor het aanmerken van een land als veilig land van herkomst.

Overigens zij nog opgemerkt dat het schrappen van Algerije van de lijst met veilige landen van herkomst niet het gevolg is van het feit dat in deze herbeoordeling meer bronnen zijn gebruikt, maar van het feit dat sinds de vorige herbeoordeling meer informatie bekend is geworden. Doorslaggevend voor deze conclusie zijn immers met name de rapporten van Freedom House, die ook betrokken werden bij herbeoordelingen vóór de genoemde Afdelingsuitspraak.

Asielaanvragen van Algerijnse asielzoekers worden in het vervolg niet langer in de versnelde procedure in spoor 2 behandeld, maar in de standaard algemene (of verlengde) asielprocedure in spoor 4. Dit laat de uitkomsten van asielaanvragen van Algerijnen – postief danwel negatief – onverlet. De praktijk van de afgelopen jaren leert dat nagenoeg alle aanvragers werden afgewezen, referte bijgevoegde tabel, waarna zij dienden terug te keren naar het land van herkomst. Meest bepalend voor de uitkomst van een asielaanvraag is het individuele relaas. De vraag of een land van herkomst op de lijst van veilige landen staat is daarvoor niet doorslaggevend.

Overigens leert dezelfde praktijk dat het merendeel van de asielaanvragen van Algerijnen op grond van de Dublinverordening wordt geclaimd op andere lidstaten en daarmee in spoor 1 wordt behandeld.

Voor wat betreft de terugkeer merk ik op dat het behandelen van de asielaanvraag van een Algerijnse asielzoeker in spoor 4 gevolgen zal hebben voor de vertrektermijn en de beroepsprocedure als de aanvraag niet, om een andere reden, kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk kan worden verklaard en ook de Dublinprocedure niet van toepassing is. Bij afdoening van de asielaanvraag in spoor 2 kan de vertrektermijn worden verkort naar 0 dagen. Dit is bij afdoening in spoor 4 niet mogelijk, waardoor een vertrektermijn van 28 dagen geldt. Voor beroepszaken geldt dat een afwijzing op grond van het afkomstig zijn van een veilig land van herkomst betekent dat de rechtbank sneller (binnen 4 weken) uitspraak doet.

Het voorgaande heeft ook gevolgen voor de opvang van Algerijnse asielzoekers. In mijn brief van 14 september 2020, over de versobering van de opvang voor asielzoekers in spoor 2, heb ik u aangegeven dat voor deze groep asielzoekers een versoberde opvang is ingericht, omdat deze groep met kansarme asielaanvragen een groot beroep doet op alle partijen in de keten en ik er al het mogelijke aan wil doen om de komst van deze groep asielzoekers naar Nederland te ontmoedigen3. Nu Algerije niet langer wordt aangemerkt als veilig land van herkomst, vervalt ook de versoberde opvang voor deze groep. Vanzelfsprekend zullen voor overlastgevende asielzoekers de maatregelen, zoals uiteengezet in mijn brief van 10 november 20204, van toepassing blijven. Zo worden asielaanvragen van overlastgevers met prioriteit behandeld door de IND.

Asielaanvragen van Algerijnen

Aantal eerste asielaanvragen in Nederland:

2019

1.210

2020

990

2021 (t/m april):

320

Inwilligingspercentages in Nederland (eerste asielaanvragen, vervolgaanvragen en zij-instroom)1:

2019

0%

2020

0%

2021 (t/m april)

0%

X Noot
1

Het aantal aanvragen kan niet direct in verband worden gebracht met het inwilligingspercentage in dat jaar, omdat asielaanvragen in een ander jaar afgedaan kunnen zijn dan het jaar waarin ze zijn ingediend.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 2664

X Noot
3

Kamerstuk 19 637, nr. 2658

X Noot
4

Kamerstuk 19 637, nr. 2671

Naar boven