Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2021
Uw Kamer heeft vragen gesteld aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar
aanleiding van het bericht dat een Syrische terreurverdachte is opgepakt in een AZC
in Friesland.
Zoals ook gesteld in de beantwoording van de Kamervragen, zoals gelijk met deze brief
aan uw Kamer aangeboden (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2911), kan ik niet ingaan op individuele zaken. In deze brief ga ik, mede namens de Minister
van Justitie en Veiligheid, in op het borgen van de nationale veiligheid tijdens de
asielprocedure.
Alle betrokken organisaties zijn tijdens de asielprocedure alert op signalen die de
nationale veiligheid kunnen raken. Tijdens de identificatie en registratie zijn de
politie en de Koninklijke Marechaussee waakzaam op mogelijke signalen. Zo nodig geven
zij deze door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, of ze grijpen zelf in.
Vervolgens doet de IND een screening op basis van de informatie uit het identificatie
en registratieproces, het aanmeldformulier, het aanmeldgehoor en eventuele informatie
van derden. Ook informatie van sociale media kan worden betrokken. Signalen kunnen
ook later in het asielproces worden opgevangen en worden ook in die gevallen doorgegeven
aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hiertoe bestaat een meldstructuur. Ik
verwijs verder naar de brief van 12 juni 2018 aan de Tweede Kamer, waarin is ingegaan
op de maatregelen in de keten om alert te zijn op signalen die de nationale veiligheid
kunnen raken.1 Ook verwijs ik naar de jaarlijkse Rapportagebrief Internationale Misdrijven.
Hoewel de instanties in Nederland alert zijn op risico’s voor de nationale veiligheid
en asielzoekers en nareizende gezinsleden door betrokken organisaties worden gescreend,
kan niet worden uitgesloten dat terroristen erin slagen de Nederlandse asielprocedure
te misbruiken. Ook is het mogelijk dat personen radicaliseren tijdens de asielprocedure
of na verlening van een asielvergunning. Alles wordt in het werk gesteld om radicalisering
tijdig te onderkennen en tegen te gaan, onder meer met een lokale, persoonsgerichte
aanpak.
Bij een vermoeden dat de activiteiten van personen of organisaties een gevaar vormen
voor de nationale veiligheid kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een onderzoek
instellen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol