Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2020
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 31 oktober 2019 een algemeen ambtsbericht
ten aanzien van Turkije gepubliceerd. Het ambtsbericht beslaat de periode sinds de
mislukte couppoging van juli 2016 tot en met september 2019 en beschrijft de actuele
situatie en ontwikkelingen in Turkije. Het ambtsbericht is voor mij aanleiding om
het huidige beleid ten aanzien van Turkije te wijzigen.
Op basis van de informatie uit het ambtsbericht heb ik besloten om twee risicogroepen
aan te wijzen in het landgebonden asielbeleid voor Turkije. Dit betreffen personen
uit Turkije die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten
en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten en om die reden in de negatieve
aandacht van de autoriteiten staan en (toegedichte) Gülen-aanhangers.
In reactie op de mislukte couppoging op 15 juli 2016 werd door de Turkse autoriteiten
de noodtoestand uitgeroepen. Onder noodverordeningen werden duizenden Turken opgepakt
en gedetineerd in afwachting van strafvervolging. De noodtoestand werd in de zomer
van 2018 opgeheven, maar veel maatregelen die onder de noodtoestand van kracht waren,
zoals beperkingen op de vrijheid van vergadering en verregaande mogelijkheden om rechters
te ontslaan, zijn in reguliere wetgeving opgenomen.
Tijdens de in het ambtsbericht beschreven periode was sprake van een toegenomen strafvervolging
van journalisten, schrijvers, leraren, rechters, vakbondsleden, mensenrechtenactivisten,
(sociale) mediagebruikers, oppositieleden en andere burgers, wegens kritiek op overheidsbeleid.
De strafvervolging resulteerde vaak in gevangenisstraf, voorwaardelijke gevangenisstraf
of in boetes. Advocaten liepen het risico zonder bewijs geassocieerd te worden met
de gestelde misdrijven van hun cliënten. Organisaties van het maatschappelijk middenveld
staan onder druk en onafhankelijke journalisten lopen het risico op arrestatie en
strafvervolging indien zij zich kritisch uitlaten over het handelen van de overheid.
Vanwege de diffuse situatie en willekeurige grondslag van strafvervolging die voor
deze groep geldt, heb ik besloten om personen die actief zijn in de politiek, journalistiek
of op het gebied van mensenrechten, daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten
en om die reden in de negatieve aandacht van de autoriteiten staan, aan te duiden
als risicogroep. Dit betekent dat zij met geringe indicaties hun vrees voor vervolging
aannemelijk kunnen maken.
De door Fethullah Gülen geleide beweging stond volgens de Turkse autoriteiten aan
de basis van de mislukte staatsgreep in 2016. Sinds mei 2016 wordt door de Gülenbeweging
door de Turkse autoriteiten als een terroristische organisatie aangeduid. Sindsdien
is de vervolging van de Gülenbeweging prioriteit voor de Turkse regering. Uit het
ambtsbericht blijkt dat Gülen aanhangers doelwit zijn van arrestaties met willekeurige
grondslag en strafprocessen met minimale bewijslast. Meer dan 150.000 personen werden
onder de noodtoestand in hechtenis genomen en meer dan 78.000 werden gearresteerd
op basis van terrorisme gerelateerde aanklachten, van wie 50.000 eind mei 2019 nog
steeds in de gevangenis zaten. Door het willekeurige karakter van de arrestaties,
de verregaande gevolgen hiervan en de omstandigheid dat deze nog steeds plaatsvinden,
heb ik besloten om (toegedichte) Gülen-aanhangers aan te duiden als risicogroep.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol