Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2019
Inleiding
In het regeerakkoord zijn verschillende afspraken gemaakt op het terrein van asiel
en migratie, onder meer over de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen
(DRLVK)(bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). De huidige discussie over het kinderpardon heeft ertoe geleid dat de coalitiepartijen
hebben gezocht naar een nieuwe balans in het regeerakkoord met betrekking tot enkele
onderwerpen op het terrein van asiel en migratie.
Daarbij is overeenstemming bereikt dat in de eerste verblijfsrechtelijke procedure
zoveel mogelijk aspecten die van belang zijn voor de vraag of verblijf in Nederland
mogelijk is, moeten worden beantwoord. Daarnaast is van belang prikkels die verblijf
in Nederland verlengen te verminderen. In de huidige inrichting van het stelsel behoudt
een vreemdeling hoop op een verblijfsvergunning tot het allerlaatste moment. Dat leidt
er mede toe dat het verblijf wordt gerekt. Daarmee groeit ook de kans dat men tijdens
het verblijf alleen al door de lange duur daarvan in een schrijnende situatie terecht
komt. Dit leidt ertoe dat uiteindelijk vreemdelingen een vergunning wordt verstrekt
terwijl er in eerste instantie geen grond was voor verblijf in Nederland.
Ik neem hiertoe de volgende maatregelen:
Kinderpardon: herbeoordeling en beëindiging
De aanvragen op de DRLVK van alle personen die zijn afgewezen op grond van het meewerkcriterium
worden opnieuw beoordeeld. Deze herbeoordeling zal plaatsvinden aan de hand van het
beschikbaarheidscriterium. Dit houdt in dat een vreemdeling beschikbaar moet zijn
geweest voor vertrekgesprekken en meldplicht. Alle overige voorwaarden en contra-indicaties
van de DRLVK, zoals het tegenwerpen van openbare orde- aspecten en 1F of identiteitsfraude,
blijven gehandhaafd. De verwachting is dat hierdoor een groot deel van de afgewezen
personen alsnog in aanmerking zal komen voor een vergunning.
De definitieve regeling wordt per heden beëindigd. Ik zal daarbij de noodzakelijke
overgangsmaatregelen treffen. Publicatie hiervan volgt zo snel mogelijk.
Discretionaire bevoegdheid
De huidige discretionaire bevoegdheid komt te vervallen. In plaats daarvan krijgt
de Hoofddirecteur van de IND de bevoegdheid om tijdens de eerste aanvraagprocedure
voor een verblijfsvergunning mede te beoordelen of een verblijfsvergunning kan worden
verleend onder een andere beperking dan voorzien in het Vreemdelingenbesluit. Deze
beoordeling kan plaats vinden tot aan de beslissing in hoger beroep. De finale toetsing
inzake het verblijfsrecht van de vreemdeling komt daarmee bij de rechter te liggen.
Bij de beoordeling van de schrijnende omstandigheden kan specifiek aandacht worden
gegeven aan de omstandigheden van het kind, waarbij de IND kan verzoeken om onafhankelijk
advies.
Hervestiging
Met het oog op de juiste balans binnen het door het kabinet te voeren migratiebeleid
is tevens besloten voor de jaren 2019–2021 het nationale hervestigingsquotum terug
te brengen van 750 naar 500 vluchtelingen (het niveau van voor het sluiten van het
regeerakkoord). Het aantal hervestigde vluchtelingen in 2018 wordt afgesloten op 610
personen.
Financiering
Het kabinet zal bij besluitvorming over de voorjaarsnota bezien hoe de IND op een
stabielere wijze gefinancierd kan worden.
Ik breng in herinnering dat ik de Commissie van Zwol de opdracht heb gegeven om onderzoek
te doen naar alle aspecten die eraan bijdragen dat vreemdelingen, ondanks een afwijzing
van een toelatingsaanvraag en de daaruit voortvloeiende vertrekplicht, vaak langdurig
in Nederland verblijven en daarbij bijzondere aandacht te hebben voor (gezinnen met)
kinderen. Ik heb de heer van Zwol geïnformeerd over de genomen maatregelen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
M.G.J. Harbers