19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2370 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2018

In deze brief informeer ik u over de beleidsontwikkelingen op het gebied van het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Somalië. Bij brief van 26 mei 2016 is uw Kamer hier laatstelijk over bericht.1

In oktober 2017 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een nieuw ambtsbericht over Zuid- en Centraal-Somalië uitgebracht, dat de situatie in dat deel van het land beschrijft van januari 2016 tot en met 17 oktober 2017. Op 23 november 2017 is door de Minister van Buitenlandse Zaken een correctie aangebracht op het ambtsbericht op basis van nader bekend geworden inzichten.

Uit het ambtsbericht blijkt dat de veiligheidssituatie in Zuid- en Centraal-Somalië tijdens de verslagperiode onverminderd zeer slecht was. De veiligheidssituatie kenmerkte zich door een combinatie van verschillende soorten van geweld. Het aantal incidenten en aantal doden is sinds 2016 toegenomen. In de rurale gebieden vonden gewapende confrontaties plaats tussen het regeringsleger en AMISOM enerzijds en Al-Shabaab anderzijds en vonden aanslagen plaats, die vooral gericht waren tegen AMISOM en het federale leger. Ook in de steden vond een aanzienlijk aantal aanslagen plaats. In Mogadishu pleegde Al-Shabaab in 2017 bijna dagelijks aanslagen, die bovendien in complexiteit toenamen, waardoor zij meer (burger)slachtoffers maakten.

De informatie uit het ambtsbericht over de veiligheidssituatie buiten Mogadishu komt overeen met informatie uit eerdere ambtsberichten en geeft mij geen aanleiding om te oordelen dat een ieder die naar Zuid- en Centraal-Somalië terugkeert een reëel risico loopt op ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. In het huidige beleid wordt rekening gehouden met de slechte veiligheidssituatie. Als een vreemdeling over land moet reizen door Al-Shabaab gecontroleerd gebied, of als een vreemdeling afkomstig is uit door Al-Shabaab gecontroleerd gebied, wordt een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer aangenomen. Onder voorwaarden kan een vreemdeling dan een vestigingsalternatief worden tegengeworpen in een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is. Dit beleid blijft onverkort gelden.

Hoewel het aantal aanslagen in Mogadishu tijdens de verslagperiode is toegenomen ten opzichte van de verslagperiode van het vorige ambtsbericht, blijkt uit het ambtsbericht dat het merendeel van de aanslagen een reactie is van Al-Shabaab op maatregelen van de in maart 2017 verkozen nieuwe regering. De aanslagen zijn overwegend gericht op de overheid of daaraan gelieerde doelen en niet op burgers. Hierdoor zie ik op dit moment geen aanleiding om een situatie als bedoeld in voornoemd artikel 15c aan te nemen voor Mogadishu. Wel zal ik de situatie nauwlettend blijven volgen.

In het beleid wordt, door het aanwijzen van risicogroepen, rekening gehouden met het feit dat bepaalde groepen in het bijzonder het slachtoffer zijn van het gerichte geweld. Vreemdelingen die behoren tot deze groepen kunnen met geringe indicaties aannemelijk maken dat hun problemen, die verband houden met één van de vervolgingsgronden, leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. Het ambtsbericht geeft aanleiding om het aantal risicogroepen in Somalië uit te breiden.

Uitbreiding van de in het beleid aangewezen risicogroepen

In het huidige beleid zijn overheidsfunctionarissen, leden van het gerechtelijk apparaat, personen werkzaam voor internationale organisaties of internationale delegaties, journalisten, leden van AMISOM, en personen die door Al-Shabaab ervan worden verdacht te spioneren voor de overheid aangemerkt als risicogroep.

Uit het ambtsbericht blijkt dat, naast de groepen die al in het huidige beleid zijn aangewezen als risicogroep, ook leiders van clans die de regering steunen, mensen die actief zijn in de politiek (zoals hoge politici en verkiezingsafgevaardigden), soldaten van het Somalische leger, mensenrechtenactivisten en medewerkers van ngo’s die in de negatieve belangstelling van Al-Shabaab staan, risico lopen. Deze groepen worden dan ook in het nieuwe landenbeleid aan de lijst van risicogroepen toegevoegd. Het individualiseringsvereiste blijft van toepassing op vreemdelingen die behoren tot deze risicogroepen.

Wijziging van de definitie «alleenstaande vrouwen»

Het huidige landgebonden asielbeleid kent bijzonder beleid voor alleenstaande vrouwen. Met het oog op harmonisatie van definities in de Vreemdelingencirculaire 2000 is een beleidsaanpassing aangewezen om de definitie van een alleenstaande vrouw in overeenstemming te brengen met de definitie die wordt gebruikt in het landgebonden asielbeleid van landen zoals Afghanistan en Irak. De informatie over alleenstaande vrouwen in het ambtsbericht biedt geen grond voor het hanteren van een verschillende definitie. Een vrouw wordt in het huidige beleid als alleenstaand aangemerkt indien zij niet beschikt over minimaal een mannelijk familielid tot en met de derde graad in haar herkomstgebied.

Voortaan zal een vrouw als alleenstaand worden aangemerkt indien zij geen echtgenoot (meer) heeft met wie zij in Somalië kan gaan samenleven en de gezinsband met haar ouderlijk gezin is verbroken en de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet kan worden hersteld. Verder zal in het beleid worden verduidelijkt dat of een alleenstaande vrouw in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning afhankelijk is van de vraag of zij bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Indien zij mannelijke familieleden heeft tot in de derde graad op wie zij kan terugvallen in Somalië is dit niet het geval.

Naar verwachting zullen voorgaande beleidsaanpassingen beperkte betekenis hebben voor het aantal vergunningverleningen. Het vigerende beleid, zoals uiteengezet in mijn brief aan uw Kamer van 26 mei 2016, blijft voor het merendeel ongewijzigd. Daarnaast blijft vrijwillige terugkeer en, onder bepaalde voorwaarden, gedwongen terugkeer naar Somalië mogelijk.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 2074.

Naar boven