19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2357 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Tijdens het Algemeen Overleg van 14 december 2017 over het Vreemdelingen- en Asielbeleid heb ik uw Kamer toegezegd vóór het aangekondigde Verslag Algemeen Overleg een brief te zullen sturen over de aanscherping van de lijst van delicten die een gevaar voor de gemeenschap kunnen opleveren. Met deze brief kom ik deze toezegging na.

Het Nederlandse beleid is gebaseerd op wat hierover is bepaald in de Kwalificatierichtlijn1. Op grond hiervan wordt de vluchtelingenstatus geweigerd, ingetrokken of niet verlengd indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf en (cumulatief) een gevaar vormt voor de gemeenschap.

Een subsidiaire beschermingsstatus wordt geweigerd, ingetrokken of niet verlengd indien, voor zover hier relevant, er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling een ernstig misdrijf heeft gepleegd of dat hij een gevaar vormt voor de gemeenschap.

De invulling van de begrippen «bijzonder ernstig misdrijf», «ernstig misdrijf» en «gevaar voor de gemeenschap» zijn in de Kwalificatierichtlijn niet verder ingevuld. In Nederland zijn deze begrippen in de Vreemdelingencirculaire2 uitgewerkt.

In zijn brieven van 25 november 20153 en 25 mei 20164 heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd dat voor de invulling van «bijzonder ernstig misdrijf» en «ernstig misdrijf» met name de hoogte van de door de rechter opgelegde straf van belang is. Voor een «bijzonder ernstig misdrijf» ligt deze grens nu op tien maanden vrijheidsstraf», voor een «ernstig misdrijf» is dat zes maanden vrijheidsstraf. Indien en voor zover de veroordeling (mede) ziet op een drugs-, zeden- of geweldsmisdrijf, mensenhandel, of een misdrijf in verband met het plegen, voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf, wordt zowel het voorwaardelijke als het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf meegeteld.

Of er sprake is van «gevaar voor de gemeenschap» beoordeelt de IND op grond van de Vreemdelingencirculaire op individuele basis en aan de hand van alle relevante feitelijke en juridische gegevens. Hierbij worden in ieder geval de aard van het misdrijf en de opgelegde straf meegewogen. De IND kan in alle volgende gevallen een gevaar voor de gemeenschap aannemen:

  • drugs-, zeden- en geweldsmisdrijven;

  • brandstichting;

  • mensenhandel;

  • illegale handel in wapens, munitie en explosieven; en

  • illegale handel in menselijke organen en weefsels.

Het lid Van Toorenburg (CDA) vroeg tijdens het algemeen overleg of ook het delict van vernieling kan vallen onder dit begrip. Zij gaf daarbij aan dat zij uit de formulering in de Vreemdelingencirculaire («De IND kan in alle volgende gevallen een gevaar voor de gemeenschap aannemen») afleidt dat het hier om een limitatieve opsomming gaat.

Hierop antwoord ik dat deze opsomming niet limitatief is bedoeld. De in het beleid genoemde voorbeelden geven slechts aan wanneer een gevaar voor de gemeenschap aangenomen kan worden, overeenkomstig het algemene beleidsuitgangspunt om in ieder geval de aard van het misdrijf en de opgelegde straf te betrekken. Dit is ook af te leiden uit de formulering in voornoemde brief van 25 november 2015 («dit wordt in ieder geval aangenomen als»). Zo bezien kan het delict van vernieling onder omstandigheden dus onder dit begrip vallen. Gezien de aard van de delicten in de opsomming, zal hierbij dan wel sprake moeten zijn van omstandigheden die een dergelijke kwalificatie rechtvaardigen. Het is niet aannemelijk dat een vernieling zonder meer hiervoor voldoende is.

Dit wordt onderschreven door jurisprudentie met betrekking tot het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn in het Verenigd Koninkrijk,5 waaruit naar voren komt dat inbreuk maken op eigendom een relevant element kan zijn6. Van belang zijn wel steeds de individuele omstandigheden van het geval. Volgens de Engelse rechter kunnen «offences against property» een bijzonder ernstig misdrijf inhouden.

Dit alles afwegend kom ik tot de slotsom dat de huidige regelgeving en het huidige beleid voldoende ruimte bieden om het delict vernieling mee te wegen bij de beoordeling of de beschermingsstatus van de vreemdeling moet worden geweigerd, ingetrokken of niet verlengd wegens schending van de openbare orde. De opsomming in de Vreemdelingencirculaire staat niet in de weg aan de conclusie dat in individuele gevallen sprake kan zijn van omstandigheden die de kwalificatie «gevaar voor de gemeenschap» rechtvaardigen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Richtlijn 2011/95/EU van het Europees parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking).

X Noot
2

Zie paragraaf C2/7.10.1 over het (niet) verlenen en paragraaf C2/10.3 over het (niet) verlengen en het intrekken.

X Noot
3

Kamerstuk 19 637, nr. 2078.

X Noot
4

Kamerstuk 19 637, nr. 2188.

X Noot
5

Er is dezerzijds geen jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU bekend over het begrip «gevaar voor de gemeenschap».

X Noot
6

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Court of Appeal (Civil Division) van 26 juni 2009, EN (Servië) en KC (Zuid-Afrika), zaken nrs C5/2008/0667 en C5/2008/0819

Naar boven