Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 mei 2016
Op 16 februari 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 55, item 28) is een motie over het reserveren van financiële middelen voor kleinschalige opvang
bij voorjaarsnota, ingediend door de leden Segers (CU), Klaver(GL), Roemer (SP), Pechtold
(D66) en Van der Staaij (SGP), aangenomen1.
In het bestuursakkoord dat het Rijk en de gemeenten op 27 november 2015 hebben gesloten
is overeengekomen dat voor de opvang van asielzoekers wordt gezocht naar een goede
mix tussen groot- en kleinschalige opvang, al naar gelang draagkracht en draagvlak.
De gewenste omvang van locaties is circa 300 tot 1.500 bedden, waarbij locaties van
200 bedden – in een «satellietconstructie» met een grotere locatie – ook tot de mogelijkheden
behoren.
Door de sterk verhoogde instroom van asielzoekers in de tweede helft van 2015 en de
voortdurende druk op de opvangcapaciteit is het voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers
(COA) nog steeds een uitdaging iedere asielzoeker een bed en de benodigde basisvoorzieningen
te kunnen bieden. Niet alleen verblijven momenteel ruim 16.000 vergunninghouders nog
altijd in de opvang, wat een grote druk legt op de opvangcapaciteit, ook heeft een
aantal (grotere) centra voor noodopvang haar deuren onlangs gesloten.
Zoals meerdere malen met uw Kamer gedeeld, ben ik daarom blij met elk locatieaanbod
vanuit gemeenten, ook als het om kleinschaligere locaties gaat. Kleinschaligere locaties
zijn bij uitstek geschikt voor de huisvesting van vergunninghouders.
Het kabinet verwacht dat door een goede mix van «satellietconstructies» en klein-
en grootschalig, zoals overeengekomen met de gemeenten, er tegemoet wordt gekomen
aan de benodigde opvangcapaciteit en er ruimte is voor flexibele inzet van opvanglocaties.
Dit is in lijn met de intentie van de motie. Gelet hierop is er op dit moment geen
aanleiding om extra budget te reserveren.
De kostenontwikkeling wordt nauwgezet gevolgd en indien nodig via de reguliere begrotingscyclus
ingebracht.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff