19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2117 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2016

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de stand van zaken rond de uitvoering van het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom, zoals door uw Kamer verzocht op 13 januari 2016. Met deze brief wordt tevens uitvoering gegeven aan uw verzoek om in te gaan op de gevolgen van de verhoogde toestroom van asielzoekers voor Nederland, zoals naar voren gebracht in de regeling van werkzaamheden van 15 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 37, Regeling van werkzaamheden).

De asielinstroom in Europa is het afgelopen jaar hoog geweest. In 2015 bedroeg de asielinstroom in Nederland afgerond 59.000 personen. Deze wordt met name veroorzaakt door het aantal eerste asielaanvragen uit Syrië en Eritrea. In deze landen zijn, door de ernstige mensenrechten- en veiligheidssituatie, veel mensen op de vlucht geslagen. De verhoogde instroom is een grote uitdaging voor ons land en leidt ook tot zorgen onder Nederlanders. Het kabinet neemt deze zorgen serieus en zet in op een brede aanpak, samen met de mede-overheden.

Het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is op 27 november 2015 bekrachtigd door het Rijk en de gemeenten, vertegenwoordigd door de VNG. Het akkoord is met ruime meerderheid door de leden van de VNG aanvaard, en de VNG heeft het akkoord op 21 december 2015 definitief vastgesteld.

Het akkoord is tot stand gekomen door een goede onderlinge samenwerking waarbij tegelijkertijd sprake is van een duidelijk verantwoordelijkheidsverdeling en wederzijdse aanspreekbaarheid. Dit is tevens essentieel voor een succesvolle uitvoering. Daartoe is er een landelijke regietafel opgericht, waaraan rijk en gemeenten met elkaar in gesprek blijven over de voortgang van de uitvoering van het akkoord en bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn. Daarnaast zijn er regionale regietafels opgericht om regionale afspraken en samenwerking over opvang en huisvesting te bevorderen, onder coördinatie van de Commissarissen van de Koning in hun hoedanigheid als Rijksheren. Vanwege de coördinerende rol van de Rijksheren worden zij ook aan de landelijke regietafel vertegenwoordigd.

Met het akkoord wordt ingezet op een brede, gedragen en gezamenlijke aanpak van de asielinstroom. Het uitgangspunt ligt in passende oplossingen waarbij de kosten voor de maatschappij zo laag mogelijk worden gehouden: sober en rechtvaardig. Hiertoe zijn afspraken gemaakt over concrete maatregelen over de uitbreiding van de (nood)opvangcapaciteit, de sluitende aanpak van de huisvesting en de investeringen in integratie en werktoeleiding. Daarnaast wordt met betrekking tot de thema’s werk en integratie, onderwijs en zorg de komende maanden nader bekeken welke afspraken nodig zijn.

De verschillende afspraken uit het bestuursakkoord kennen verschillende tijdspaden. Een aantal van de gemaakte afspraken zijn gepland in de loop van 2016 en daarna. Navolgend wordt ingegaan op de afspraken die op dit moment aan de orde zijn.

Uitbreiding (nood)opvangcapaciteit

In het bestuursakkoord is afgesproken dat er 500 extra noodopvangplekken per veiligheidsregio worden gerealiseerd en dat de crisisnoodopvang wordt uitgefaseerd. Verder is afgesproken dat per 1 februari de planvorming gereed is voor 2.500 extra opvangplekken per provincie.

Het COA werkt nauw samen met gemeenten en provincies om voldoende opvanglocaties te realiseren, zowel voor de huidige vraag als voor de verwachte instroom in de loop van het jaar. Er zijn op dit moment nog niet voldoende extra noodopvangplekken gerealiseerd. Wel is de realisatie van noodopvang versneld, waardoor het aantal personen in crisisnoodopvang is afgenomen. Op 11 januari verbleven er nog 300 personen op crisisnoodopvanglocaties. Naar verwachting is er voor eind januari geen crisisnoodopvang meer nodig en kunnen de resterende locaties nog in januari worden gesloten.

Hoewel vanuit diverse veiligheidsregio’s inmiddels capaciteit is geleverd, wordt nog niet in alle regio’s voldaan aan het doel van de 500 toegezegde plekken. In meerdere regio’s vinden momenteel nog concrete gesprekken plaats en worden potentiële locaties op haalbaarheid onderzocht. De gesprekken met gemeenten, veiligheidsregio’s en provincies verlopen in goede orde en zijn constructief. Alle partijen zijn doordrongen van de urgentie van de opgave.

Zoals in het bestuursakkoord is afgesproken wordt hierbij gezocht naar een goede mix tussen grootschalige en kleinschalige opvang, afhankelijk van de lokale draagkracht. Het bestaande uitgangspunt van het COA om 300–1.500+ locaties te hanteren, wordt hierbij vaker losgelaten.

Gemeenten worden opgeroepen om al in een vroeg stadium mogelijkheden voor opvanglocaties te verkennen. Door dit al in een eerder stadium te doen is er meer ruimte voor een zorgvuldig besluitvormingsproces en het creëren van lokaal draagvlak.

Onder meer naar aanleiding van diverse vragen over de veiligheid op en rondom COA-locaties heb ik verder besloten om vanaf 2016 halfjaarlijks informatie hierover openbaar te maken. In dit kader zal ik uiterlijk eind januari aan uw Kamer een overzicht aanbieden over het aantal geregistreerde incidenten met betrekking tot vreemdelingen op en rondom COA-locaties. Dit overzicht is gebaseerd op registraties door het COA en de Nationale Politie.

Sluitende aanpak huisvesting vergunninghouders

Om een sluitende aanpak van de huisvesting van vergunninghouders te realiseren is in het bestuursakkoord afgesproken dat er een subsidieregeling wordt opgesteld ten behoeve van de realisatie van huisvestingsvoorzieningen voor vergunninghouders. In het kader van deze regeling is onder voorwaarden voor de verhuurder een financiële bijdrage van € 6.250 beschikbaar per gehuisveste vergunninghouder. De voorziening dient zodanig gerealiseerd te worden dat in de bijstand de kostendelersnorm kan worden toegepast en er geen recht op huurtoeslag ontstaat. De subsidieregeling is op 17 december 2015 gepubliceerd en zal op 1 februari 2016 in werking treden.

Daarnaast heeft het Rijk de verhuur van rijkspanden aan gemeenten ten behoeve van de huisvesting van vergunninghouders mogelijk gemaakt, passend binnen de Leegstandwet en tegen kostendekkende huurprijzen.

Ook worden verschillende stappen gezet om de inzet van woningcorporaties ten behoeve van het huisvesten van vergunninghouders te faciliteren. Gemeenten kunnen prestatieafspraken maken met woningcorporaties en huurdersorganisaties over de huisvesting van vergunninghouders. Het Rijk maakt het mogelijk dat woningcorporaties onder voorwaarden diensten mogen leveren aan bewoners van gebouwen die door derden beschikbaar zijn gesteld voor de huisvesting van vergunninghouders. Hiertoe is op 30 november 2015 een experimenteerbepaling opgenomen in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting. Ook wordt een wetswijziging voorbereid waarmee corporaties onder voorwaarden verhuur, verbouw en onderhoud mogen verrichten in gebouwen van derden die zijn bedoeld voor de huisvesting van vergunninghouders. Deze wijziging van de Woningwet ligt op dit moment voor bij de Raad van State.

Uw Kamer is in de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 27 november 2015 inzake de huisvesting van vergunninghouders1 nader geïnformeerd over de gevolgen voor de huisvesting van vergunninghouders, de financiële bijdrage die ter beschikking zal worden gesteld voor het realiseren van de huisvestingsvoorziening, aanpassingen in wet- en regelgeving en de mogelijkheden voor de inzet van Rijksvastgoed.

Daarnaast is afgesproken dat het Gemeentelijk VersnellingsArrangement (GVA)van kracht wordt. Het GVA is inzetbaar door gemeenten als individuele tijdelijke huisvestingsoplossing voor vergunninghouders.Huisvesting via het GVA is tijdelijk en kan sober van aard zijn. Gemeenten ontvangen voor vergunninghouders in het GVA een huisvestingsvergoeding. Vergunninghouders in het GVA ontvangen voor hun levensonderhoud een zak- en leefgeldvergoeding vanuit het COA. De GVA-regeling is in samenwerking tussen Rijk en gemeenten opgesteld. De regeling is op 24 december 2015 gepubliceerd en volgens planning op 1 januari 2016 opengesteld. Het Gemeentelijk Zelfzorgarrangement (GZZA) is per 31 december 2015 beëindigd.

Integratie, participatie en werk

In het bestuursakkoord is afgesproken dat de middelen beschikbaar voor de maatschappelijke begeleiding worden verhoogd van 1.000 euro per vergunninghouder naar 2.370 euro in 2016 en 2017. Daarnaast wordt de participatieverklaring als verplicht onderdeel in het inburgeringsexamen opgenomen. Gemeenten kunnen gratis materialen (o.a. een toolkit) verkrijgen ter ondersteuning van het participatieverklaringstraject. Ook kunnen zij een train-de-trainer traject inkopen voor workshops over Nederlandse waarden, eveneens ter ondersteuning van het participatieverklaringstraject. Over de condities en ambities ten aanzien van de inhoud van de maatschappelijke begeleiding worden in januari 2016 nadere afspraken gemaakt tussen de VNG en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Verder is afgesproken dat gemeenten tegemoet zullen worden gekomen in de (voor)financiering van de hogere kosten in de Participatiewet ten gevolge van de toename van de instroom van vergunninghouders. Momenteel vindt overleg plaats tussen de VNG en het Rijk over de verdeling van de voorgefinancierde middelen voor de bijstand. Dit moet op korte termijn leiden tot een afspraak over de verdeling.

Uw Kamer is in de brief van de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 27 november 2015 inzake de integratie en participatie van vergunninghouders2 nader geïnformeerd over de inzet op het terrein van integratie en participatie.

Vervolgproces

Aan de landelijke regietafel blijven Rijk en medeoverheden met elkaar in gesprek over de uitvoering van het bestuursakkoord. In het bestuursakkoord zijn ook contouren van maatregelen geschetst voor de middellange termijn, op de terrein onderwijs, zorg en integratie en werk. De komende maanden wordt nader in beeld gebracht hoe de opgave zich ontwikkelt en welke aanvullende maatregelen nodig zijn. Eventuele financiële gevolgen hiervan zullen worden meegewogen in de voorjaarsnotabesluitvorming.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 2083, 27 november 2015.

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 2085, 27 november 2015.

Naar boven