19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1869 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2014

Zoals ik u tijdens het AO van 2 juli jl. heb toegezegd, geef ik u hierbij een toelichting op het beleid ten aanzien van asielzoekers uit Somalië en de risico’s die zij lopen bij terugkeer naar gebieden die onder controle staan van Al-Shabaab. De toelichting ziet met name op de implementatie in het Nederlandse landgebonden asielbeleid van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, verder te noemen het Hof) in een klachtprocedure van twee Somalische vreemdelingen tegen het Verenigd Koninkrijk (VK).1 Uw Kamer heeft mij gevraagd of deze uitspraak wel juist is geïmplementeerd.

Het Hof heeft in de uitspraak – voor zover hier van belang – geoordeeld dat terugkeer naar gebieden in Zuid- en Centraal-Somalië die onder controle staan van Al-Shabaab tot een artikel 3 EVRM-risico kan leiden. Al-Shabaab hanteert streng islamitische regels en hanteert strenge straffen bij overtreding hiervan. Onder bepaalde voorwaarden geldt een dergelijk risico niet, aldus het Hof. Ik hecht er aan om in dit verband te citeren uit de uitspraak om u zodoende duidelijk te kunnen maken hoe deze in mijn beleid is geïmplementeerd. In rechtsoverweging 275 stelt het Hof:

«In spite of the repressive regime in place, a number of sources told the fact-finding mission that areas controlled by al-Shabaab were generally safe for Somalis provided that they were able to «play the game» and avoid the attention of al-Shabaab by obeying their rules (see paragraph 92, above). However, as al-Shabaab only began seizing parts of southern and central Somalia following the fall of the Union of Islamic Courts in late 2006, the Court considers it unlikely that a Somali with no recent experience of living in Somalia would be adequately equipped to «play the game», with the risk that he would come to the attention of al-Shabaab, either while travelling through or having settled in an al-Shabaab controlled area. The Court considers that this risk would be even greater for Somalis who have been out of the country long enough to become «westernised» as certain attributes, such as a foreign accent, would be impossible to disguise.»

In het landgebonden asielbeleid is op grond van deze uitspraak en de informatie uit de ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken beleid terzake neergelegd. In mijn brief van 16 juni jl heb ik dit beleid toegelicht.2 In dit beleid is neergelegd dat een Somaliër afkomstig uit Al-Shabaabgebied zich kan handhaven onder de regels van Al-Shabaab als hij recentelijk is vertrokken uit dit gebied of ervaring heeft met het leven onder Al-Shabaab. In die gevallen zal hij immers niet zodanig de negatieve aandacht van Al-Shabaab op zich gevestigd zien dat hij een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling in de zin van artikel 3 EVRM. In de individuele toetsing worden alle elementen gewogen. Onder meer wordt de verblijfsduur dat de persoon heeft geleefd onder Al-Shabaab afgezet tegen de duur dat iemand buiten Al-Shabaab gebied verblijft. Het is voorstelbaar dat iemand die zonder noemenswaardige problemen langere tijd onder Al-Shabaab heeft geleefd zich ook bij terugkeer kan handhaven zonder in de negatieve aandacht van Al-Shabaab te komen. Van personen die nooit onder Al-Shabaab hebben geleefd, bijvoorbeeld omdat zij Somalië al voor die tijd hebben verlaten, wordt vanzelfsprekend aangenomen dat zij zich niet kunnen handhaven onder Al-Shabaab. Van hen wordt terugkeer naar deze gebieden respectievelijk het reizen door deze gebieden dan ook niet verlangd.

Zoals uw Kamer terecht heeft opgemerkt, heeft het Hof in haar uitspraak inderdaad gesteld dat het niet waarschijnlijk is dat personen die niet recentelijk onder Al-Shabaab hebben geleefd, «het spel» kunnen spelen. Hierbij is het risico bij terugkeer nog groter als iemand lang genoeg buiten Al-Shabaab gebied heeft geleefd om «verwesterd» te zijn volgens het Hof.

Mijn beleid en de individuele beoordeling die hieruit volgt, sluiten rechtstreeks aan bij de uitspraak van het Hof. Het Hof oordeelde over de 3 EVRM-risico’s in een tweetal individuele casussen. In de implementatie van dergelijke jurisprudentie in nationaal beleid, gaat het om de betekenis van deze individuele beoordeling van het Hof voor andere zaken. In de beide gevallen waarop de uitspraak zag, betrof het personen die Somalië hadden verlaten, nog ruim voordat de Al-Shabaab vanaf eind 2006 bepaalde delen van het land in handen kreeg na de val van de Islamic Court Union. Zij hebben nimmer onder Al-Shabaab in Somalië geleefd. In die context haalt het Hof het belang aan van ervaringen met Al-Shabaab, om zich zonder problemen te kunnen handhaven in deze gebieden door «het spel te kunnen spelen». Vertaald naar nationaal beleid, wordt gekeken naar de aannemelijkheid dat een asielzoeker «het spel kan spelen» onder Al-Shabaab.

Al-Shabaab heeft inmiddels al geruime tijd controle over grote delen van Zuid- en Centraal-Somalië. Dit brengt met zich mee dat bij personen afkomstig uit deze gebieden die asiel aanvragen in Nederland, de verhouding tussen de levenservaring onder Al-Shabaab versus de periode buiten Somalië ook anders is geworden dan ten tijde van de uitspraak. In de individuele toetsing wordt daarom gekeken naar de risico’s waaraan iemand bij terugkeer wordt blootgesteld vanwege zijn geringe of weinig recente ervaring met Al-Shabaab.

De jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) onderschrijft vorenstaande beoordeling. Zo overweegt de Afdeling dat uit de uitspraak van het Hof volgt dat een vreemdeling die terugkeert naar een gebied dat door Al-Shabaab wordt gecontroleerd en die niet in staat is te voldoen aan de aldaar geldende leefregels, bijvoorbeeld doordat hij niet recent in Somalië heeft verbleven of geen ervaring heeft met het leven onder Al-Shabaab, een reëel risico loopt op een met artikel 3 EVRM strijdige behandeling. De Afdeling vindt de enkele stelling van langdurige afwezigheid (in casu twee jaar) uit Somalië onvoldoende om aan te nemen dat de vreemdeling niet in staat kan worden geacht zich te handhaven onder de regels van Al-Shabaab en in de negatieve aandacht van Al-Shabaab zal komen te staan.3

Ik hoop u met mijn uitleg voldoende duidelijk te hebben gemaakt dat ik mijn beleid heb aangepast aan de uitspraak van het Hof.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

28 juni 2011 app.nrs. 8319/07 en 11449/07 inzake Sufi en Elmi versus VK.

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 1862

X Noot
3

AbRS 24 januari 2012, 201103378/1, JV 212/122

Naar boven