19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1830 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2014

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie stellen uw Kamer, mede naar aanleiding van de toezegging van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer op 30 oktober 2013, graag op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het kader van Europese samenwerking op het gebied van het verzamelen en publiceren van landeninformatie over herkomstlanden van asielzoekers. Eerder informeerde de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie u ook over landeninformatie in Europees perspectief1.

Zoals de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie eerder met uw Kamer deelde moet de Europese samenwerking op het gebied van landeninformatie gezien worden in het licht van harmonisatie van het Europees asielsysteem. De komende jaren zullen vooral in het teken staan van de implementatie van de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) zoals dat in verschillende Europese richtlijnen en verordeningen is vorm gegeven. De ontwikkeling naar een GEAS zou er in de visie van Nederland uiteindelijk toe moeten leiden dat een vergelijkbaar asielverzoek in alle lidstaten tot dezelfde uitkomst leidt. Een zorgvuldige en tijdige implementatie van de tweede fase van het GEAS in de regelgeving van lidstaten zal hier zeker aan bijdragen, maar deze implementatie zal nog niet het gewenste eindresultaat opleveren. Er zal onder meer nog sprake zijn van verschillen tussen lidstaten in de beoordeling van het individuele asielverzoek. Verdere harmonisatie van het Europese asielstelsel zal daarom nodig zijn.

Vanuit de gedachte van verdere harmonisatie is het gewenst dat parallel aan het implementatietraject gestreefd wordt naar gezamenlijke Europese ambtsberichten op basis waarvan uiteindelijk een gezamenlijk Europees beleidsoordeel kan worden gegeven over de situatie in relevante landen van herkomst van asielzoekers. Gebruikmaking van dezelfde achtergrondinformatie zal in aanzienlijke mate bijdragen aan het komen tot eenduidige uitkomsten bij vergelijkbare asielverzoeken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is, zoals bekend, verantwoordelijk voor het opstellen van algemene en thematische ambtsberichten op het gebied van herkomstlanden van asielzoekers. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het bepalen van het asielbeleid, mede gebaseerd op deze ambtsberichten.

In de huidige praktijk is de wijze van het opstellen van ambtsberichten zeer uiteenlopend in de verschillende lidstaten. In sommige lidstaten mag alleen gebruik worden gemaakt van openbare bronnen terwijl in andere lidstaten (waaronder Nederland) ook gebruik wordt gemaakt van vertrouwelijke bronnen. Andere verschillen zijn gelegen in de inhoudelijke diepgang van de informatie, het al dan niet publiceren van landenrapportages en de Terms of Reference (TOR), het betrekken van het maatschappelijk middenveld bij de TOR en het trekken van conclusies in de landenrapportage (dit laatste is geen gebruik in Nederland).

Het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) heeft bevoegdheid op het terrein van het verzamelen en verspreiden van informatie over landen van herkomst van asielzoekers vanuit een Europees perspectief. Het ligt dus voor de hand om vanuit het EASO de Europese samenwerking van lidstaten op het gebied van landeninformatie verder te versterken. De door EASO in 2012 opgestelde thematische ambtsberichten over Afghanistan zijn een eerste aanzet van wat op termijn kan uitgroeien tot Europese ambtsberichten.

Nederland is voorstander van het verder ontwikkelen van algemene ambtsberichten via EASO en is uiteraard bereid zijn expertise daarvoor beschikbaar te stellen.

In EASO-verband zijn inmiddels drie expertnetwerken opgericht waarin landeninformatie wordt gedeeld met alle lidstaten op de specifieke landen Somalië, Syrië en Pakistan. Ook met betrekking tot Iran, Afghanistan en de Russische Federatie zullen in de loop van 2014 expertnetwerken worden opgericht binnen welke op gelijke wijze informatie zal worden gedeeld. Het is de bedoeling dat deze werkwijze bijdraagt aan een efficiëntere verspreiding en uitwisseling van aanwezige landeninformatie onder lidstaten. Namens Nederland nemen landenexperts van Bureau Land en Taal van de IND deel aan deze expertnetwerken.

Binnen deze expertnetwerken is EASO voornemens, met gebruikmaking van de kennis van de nationale landenexperts, algemene berichten over landeninformatie te ontwikkelen die op termijn mogelijk nationale ambtsberichten kunnen vervangen. Dat proces zal echter naar verwachting nog wel de nodige tijd kosten. Belangrijk voor het verkrijgen van een (Europees) draagvlak voor het opstellen en publiceren van een ambtsbericht in EASO-verband is dat er overeenstemming bestaat over de te volgen methodologie en dat er tussen lidstaten onderling vertrouwen is in de kwaliteit, juistheid en continuïteit van de informatie. Daarnaast zal een dergelijk bericht inhoudelijk in de informatiebehoefte van alle lidstaten moeten voorzien.

De eerste stap die nu wordt gezet is dat met behulp van deskundigen uit dit netwerk van experts rond de zomer onder de noemer van EASO een landenrapportage zal worden uitgebracht over Somalië. Nederland faciliteert dit proces en stelt samen met Oostenrijk, Zwitserland en EASO deze rapportage op. Ook andere landen uit het EASO-netwerk zullen hiervoor hun expertise beschikbaar stellen. Deze landenrapportage zal een qua diepgang beperkter rapport worden. Achtergrond hiervan is dat EASO als doel heeft om alle lidstaten en inmiddels ook een aantal geassocieerde staten te bedienen en in overleg gekozen is voor informatie die voor alle landen bruikbaar is. Het zal dan ook nog niet de vorm en inhoud hebben van een algemeen ambtsbericht zoals dat in de Nederlandse praktijk wordt gehanteerd. Het doel is om op deze manier werkenderwijs te komen tot een aanpak die ertoe leidt dat in de toekomst landenrapportages in EASO-verband kunnen worden opgesteld die bruikbaar zijn voor alle in EASO vertegenwoordigde staten en de nationale rapportages kunnen vervangen. Nederland zal hierbij door het beschikbaar stellen van expertise een actieve ondersteunende rol vervullen.

De landenrapportage over Somalië waar in EASO-verband aan wordt gewerkt, zal dus nu het algemene ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken nog niet vervangen. Naast het EASO-rapport zal in 2014 een regulier ambtsbericht over Somalië worden uitgebracht door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Parallel aan de activiteiten die binnen EASO vorm krijgen, heeft Nederland Noorwegen, Zweden en België benaderd om te bekijken of er een nauwere samenwerking mogelijk is bij het ontwikkelen van gezamenlijke algemene ambtsberichten die direct kunnen dienen als substituut voor de nationale berichten van deze landen. EASO is bij de totstandkoming hiervan niet betrokken aangezien de inhoudelijke eisen die de genoemde landen stellen aan een zodanige rapportage niet aansluiten bij de behoefte/wens van een groot aantal lidstaten. Wel zal het uiteindelijke rapport openbaar zijn en dus indien daar behoefte toe bestaat beschikbaar zijn voor alle lidstaten.

Tussen de samenwerkende landen is afgesproken om nog dit jaar gezamenlijk een algemeen ambtsbericht op te stellen over Libië. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft hierbij voor wat betreft het Nederlandse aandeel de leiding en werkt hiervoor samen met de migratiediensten van genoemde landen. Indien het resultaat positief is en aan de kwaliteitseisen voldoet die voor Nederland van belang zijn, is het de bedoeling dat dit ambtsbericht dienst zal doen als een regulier ambtsbericht. In dat geval zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen eigen (nationaal) ambtsbericht uitbrengen. Op basis van de ervaring die wordt opgedaan zal bekeken worden hoe deze samenwerking verder vorm zal krijgen en als best practice kan dienen voor EASO.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 1702.

Naar boven