Vragen van het lid Spekman (PvdA) aan de minister voor Immigratie en Asiel over de brief van negentien gemeenten over het gedwongen moeten stoppen met het opvangen van ex-ama’s (ingezonden 18 juli 2011).

Antwoord van minister Leers (Immigratie en Asiel) (ontvangen 7 september 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3278

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de aan u gerichte brief van de negentien gemeenten die «steunpunten Perspectief» hebben over de opvang van voormalige asielzoekers met een AMV-achtergrond?1 Wat is uw reactie op deze brief?

Antwoord 1

Ja. In de bijlage treft u een afschrift aan van mijn antwoord dat ik op 7 juli jl. heb verstuurd naar de gemeente Den Haag.

Vraag 2 en 4

Heeft u begrip voor en biedt u ruimte aan gemeenten die aangeven zich niet te kunnen afkeren van problemen die, als gevolg van uw besluit om vanaf 1 juli 2011 geen budget meer ter beschikking te stellen voor de opvang van voormalige alleenstaande minderjarige asielzoekers (ex-ama’s), ontstaan als aan deze kwetsbare mensen onderdak, levensonderhoud en begeleiding moet worden onthouden?

Bent u bereid hen daarbij te helpen en gehoor te geven aan de oproep van deze negentien gemeenten om in te stemmen met continuering van het experiment Perspectief tot de Tweede Kamer zich heeft uitgesproken?

Antwoord 2 en 4 (vraag 3 ontbreekt)

De beëindiging van het experiment en van de financiering door het Rijk is een gevolg van de afspraken die door het vorige kabinet zijn gemaakt in overleg met de betrokken gemeenten bij de start van het experiment. Bij de start van het experiment is afgesproken dat het experiment op 1 april 2011 zou aflopen. Verder zijn ook afspraken gemaakt over een gemaximeerde bijdrage van het Rijk gedurende de looptijd van het experiment. Het Rijk is deze afspraken nagekomen. Van een besluit om vanaf 1 juli 2011 geen budget meer ter beschikking te stellen is dan ook geen sprake.

Dit neemt niet weg dat ik begrip heb voor de zorgen van de gemeenten en hun daarom ook enige ruimte heb geboden. Zo heb ik, op verzoek van de gemeenten, besloten tot een afbouwfase tot 1 juli 2011. Deze afbouwfase vormt echter geen formele verlenging van het experiment. Vervolgens heb ik toegezegd dat de afspraken die tijdens de afbouwfase zijn gemaakt met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), worden voortgezet totdat ik op basis van het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) een besluit heb genomen over de continuering van dit experiment. Tot slot heb ik ook toegezegd dat de door het Rijk verstrekte financiële bijdrage verder kon worden gebruikt tijdens de afbouwfase voor zover de deelnemende gemeenten dit bedrag nog niet volledig hebben uitgeput.

Of voortzetting van dit experiment zinvol en mogelijk is, besluit ik pas op basis van een beoordeling van het rapport van het WODC. Ik zal uw Kamer hierover binnenkort informeren.

Vraag 5

Hoeveel procent van de vreemdelingen in de caseload van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) is met onbekende bestemming (MOB) vertrokken in de laatste jaren? Klopt het dat steeds meer vreemdelingen, zoals een aantal criminele vreemdelingen, buiten die caseload blijven? Klopt het dat de terugkeercijfers vanuit de caseload van DT&V in werkelijkheid lager zijn, omdat een groot deel Dublinclaimanten zijn en dat deze ten onrechte bij het aantal teruggekeerde vreemdelingen worden opgeteld?

Antwoord 5

Met betrekking tot de gevraagde cijfers rond terugkeer verwijs ik u naar de Rapportage Vreemdelingenketen die uw Kamer periodiek ontvangt. Dublinclaimanten maken inderdaad deel uit van de terugkeercijfers, maar anders dan de vraag veronderstelt, is dit niet ten onrechte. Immers, het betreft hier daadwerkelijk aantoonbaar vertrek ingevolge de vertrekplicht van de betrokken vreemdelingen waarvoor de DT&V de benodigde inspanningen dient te plegen.

Dat criminele vreemdelingen buiten de caseload van de DT&V worden gehouden is onjuist. Het Vreemdelingen in de Strafrechtketen-protocol (VRIS-protocol) heeft precies tot doel om criminele vreemdelingen zo snel mogelijk in de caseload van de DT&V op te nemen.

Voor zover de vraag meer specifiek ziet op de terugkeercijfers ten aanzien van ex-amv’s, verwijs ik u naar de schriftelijke reactie die uw Kamer binnenkort zal ontvangen naar aanleiding van het rapport van het WODC over het experiment Perspectief.

Vraag 6

In hoeveel van de vastgelopen dossiers van ex-ama’s heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de laatste drie maanden een besluit genomen? Welke concrete inspanningen heeft u gedaan om zaken van ex-ama’s die onderhanden zijn bij een rechter te bespoedigen? In hoeveel gevallen heeft dit tot een versnelling geleid?

Antwoord 6

De vraag suggereert ten onrechte dat het vastlopen van een dossier steeds een gevolg is van het uitblijven van een beslissing van de IND. De steunpunten konden in het kader van het experiment een beroep doen op de IND om lopende toelatingsaanvragen versneld af te handelen. Ten behoeve van deze facilitering zijn specifieke contactpersonen bij de IND aangewezen.

Ervaringen met het experiment tonen aan dat de term «vastlopen» vaak wordt gebruikt wanneer de beslissing van de IND niet strookt met de verwachting of wens van het steunpunt. Dat lees ik ook terug in de brief van de gemeente Den Haag als wordt gesteld dat bij een fors aantal dossiers sprake is van een impasse als het gaat om het nemen of «heroverwegen» van een besluit. Het experiment is echter niet bedoeld om buiten de bestaande beleidskaders inzake toelatingsaanvragen te treden. De IND neemt een beslissing volgens de geldende regelgeving. In geval van een afwijzende beslissing is het aan de vreemdeling om te handelen naar deze beslissing en te voldoen aan zijn vertrekplicht.

De vraag in hoeveel zaken na 1 april 2011 een besluit is genomen, is op basis van de gegevens uit het registratiesysteem INDIS niet te beantwoorden omdat deze Perspectiefzaken niet apart zijn geoormerkt.

Op de planning van de rechtbank kan ik geen invloed uitoefenen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan aan de rechter gevraagd worden om een zaak te bespoedigen. Over de bespoediging van de zaken die binnen het project Perspectief vielen zijn met de rechtbanken geen afspraken gemaakt.


X Noot
1

Deze brief dateert van 5 juli jl. en is namens negentien gemeenten ondertekend door de wethouder van Stadsontwikkeling, Volkshuisvesting en Integratie, Marnix Norder, van de gemeente Den Haag. Het kenmerk van de brief is BENW/2011.1988.

Naar boven