19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1432 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 juni 2011

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel1 heeft, ter vervanging van een algemeen overleg Opvang asielzoekers dat zou plaatsvinden op 19 april jl. maar vanwege agenda-technische redenen geen doorgang kon vinden, een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister voor Immigratie en Asiel over de volgende brieven:

  • Onderzoek Unicef e.a. «Kind in het centrum: kinderrechten in asielzoekerscentra» (Kamerstuk, 19 637, nr. 1406)

  • Toezegging AO (8 december 2010) inzake verbeterde asielprocedure en over gemiddelde verblijfsduur in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) (Kamerstuk 19 637, nr. 1403)

  • Directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten (Kamerstuk 19 637, nr. 1390)

Vragen en opmerkingen, voorzien van een inleiding zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Brinkman

De griffier van de commissie,

Roovers

Inleiding

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden van de fracties van de VVD, PvdA, CDA, SP, D66, GL en CU over uitgenodigde vluchtelingen en de positie van gezinnen met kinderen in de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Deze vragen werden ingezonden ter vervanging van een algemeen overleg Opvang asielzoekers dat op 19 april 2011 geen doorgang heeft gevonden.

Naar aanleiding van het schriftelijke verzoek d.d. 15 december 2010 met kenmerk 2010Z18531/2010D51579 stuur ik u hierbij tevens een afschrift van de brief van 14 juni 2011 aan de Interkerkelijke Coördinatiegroep Welkom Onthaal.2

De minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers

I VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

VVD

De minister heeft eerder gemeld in zijn brief van 18 januari 2011 dat uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen niet vanuit reguliere opvanglocaties van het COA of vanuit de VBL in Ter Apel op straat zullen worden gezet. De minister gaf aan dat voor deze gezinnen onverkort geldt dat zij onder toezicht van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) moeten blijven werken aan hun vertrek uit Nederland. Indien vreemdelingenbewaring van een gezin met minderjarige kinderen wordt opgeheven zonder dat vertrek uit Nederland heeft plaatsgevonden, zal het gezin (opnieuw) worden geplaatst in hetzij een opvanglocatie van het COA, hetzij de VBL in Ter Apel.

Daarbij streeft de minister ernaar dat er een aparte, sobere vrijheidsbeperkende locatie van het COA zal worden opgezet voor deze gezinnen met minderjarige kinderen, waar intensief aan hun vertrek uit Nederland kan worden gewerkt. Graag verneemt de VVD-fractie hoe de huidige stand van zaken is ten aanzien van deze locatie. Lijkt dit op de VBL te Ter Apel en wanneer denkt de minister hierover uitsluitsel te kunnen geven?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat weliswaar onderdak voor deze gezinnen beschikbaar moet zijn, maar dat wel alles in het werk moet worden gesteld om ze uit Nederland te laten vertrekken. Dat is ook voor hun toekomst van belang. Graag ontvangen deze leden een bevestiging van de minister in dezen en ook een antwoord op de vraag hoe de intensieve begeleiding van DT&V precies wordt vormgegeven

De leden van de VVD-fractie verzoeken de minister om toe te lichten hoe ervoor wordt gezorgd asielzoekers, in het bijzonder met kinderen, zo min mogelijk te laten verhuizen.

PvdA

Volgens de leden van de PvdA-fractie gaat dit VSO vooral over kinderen van asielzoekers in de opvang. Soms denken mensen dat alles in Nederland al fantastisch is geregeld, en dat er niets meer te verbeteren is. Wie het rapport van Unicef en het COA leest over de situatie van kinderen in AZC’s weet wel beter. Daaraan valt nog heel veel te verbeteren, en dat moet ook, volgens de leden van de PvdA-fractie.

Zonder te beweren dat het allemaal kommer en kwel is, willen de leden van de PvdA-fractie allereerst vermelden dat zij wat teleurgesteld zijn in deze minister als het gaat om de ambitie voor kinderen in de AZC’s. Het gedoogakkoord staat vol met beperkende maatregelen, maar over kinderen staat niets. Dit terwijl het rapport van Unicef er al twee jaar ligt en staatssecretaris Albayrak heeft aangegeven het rapport te gebruiken als leidraad en waar mogelijk het beleid erop zou aanpassen. Hoe verhoudt de toezegging van de voormalige staatssecretaris zich tot de daden van deze minister, en tot het gegeven dat een groot deel van de aanbevelingen niet is opgevolgd? Is de minister bereid te erkennen dat een groot deel van de aanbevelingen niet is opgevolgd, zoals de opstellers van het rapport, zoals Unicef, overduidelijk aantonen? Is de minister bereid de aanbevelingen serieus te nemen, en daadwerkelijk te proberen een aantal zaken voor kinderen in de opvang structureel te verbeteren? Unicef deed in 2009 maar liefst 65 aanbevelingen om de situatie voor kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. De leden van de PvdA-fractie moeten helaas vaststellen dat van veel van die aanbevelingen tot nu toe vrijwel niets terecht is gekomen. Het gesprek dat de algemene commissie voor Immigratie en Asiel onlangs had met de directeur van het COA stelde deze leden wat dat betreft ook niet gerust. Waarom doen zowel de minister als het COA het voorkomen alsof kinderen overal al de eerste overweging zijn, terwijl volgens deskundige organisaties daarvan in de praktijk geen sprake is? Zijn het COA en de minister bereid juist te kijken naar de aspecten van kinderen in de opvang die beter kunnen?

De leden van de PvdA-fractie willen dit VSO nadrukkelijk gebruiken om te zien waar de minister alsnog gestimuleerd kan worden om een aantal belangrijke aanbevelingen uit het rapport Kind in het Centrum alsnog uit te voeren. Er zitten jaarlijks 6000 a 8000 duizend kinderen in de asielopvang, en die wonen gemiddeld 4,7 jaar in Nederland. Alle reden om zaken die beter kunnen, beter te doen. Het moet beter, en de leden van de PvdA-fractie doen daarom graag een voorzet voor de voor hen belangrijkste punten:

Huisvesting

Allereerst de huisvesting voor gezinnen met kinderen. Die moet daar veel meer op worden toegesneden. Met name kinderen hebben ruimte en ook privacy nodig. De PvdA-fractie vraagt de minister om huisvesting in de AZC’s daarop aan te passen en te verbeteren. Concreet:

+ Voldoende woonruimte en privacy voor gezinnen met kinderen;

+ Speciaal huisvestingsbeleid voor kinderen.

Ziet de minister mogelijkheden om op het terrein van huisvesting deze verbeteringen te realiseren die het verblijf in een AZC voor kinderen draaglijker maken? Zo nee, waarom niet?

Verhuizingen

Wat volgens de leden van de PvdA-fractie ook één van de belangrijkste aanbevelingen in het rapport is, en wat zij ook terug horen, is het probleem van de vele verhuizingen van kinderen naar andere AZC’s. Deze leden zijn sterk van mening dat daarmee gestopt moet worden en vragen de minister of hij dat deelt. Kinderen zijn kwetsbaar, en als zij voortdurend weer hun sociale omgeving verliezen, zorgt dat voor onzekerheid en psychische problemen. Laat kinderen nou zoveel mogelijk op één plek blijven tijdens de asielprocedure. De volgende aanbevelingen zou de minister volgens de leden van de PvdA-fractie dan ook moeten opvolgen:

+ Beperk verhuizingen van kinderen in de schoolgaande leeftijd tot maximaal 1 keer;

+ Gezinnen alleen plaatsen in locaties waarvan duidelijk is dat ze nog minimaal 2 jaar bestaan (plaats gezinnen nooit in AZC dat binnenkort gaat sluiten). Het COA moet ketenpartners tijdig informeren over het openen en sluiten van AZC-locaties;

+ Vang gezinnen met kinderen in het begin van hun asielprocedure op in permanente en kindvriendelijke AZC’s.

Ziet de minister mogelijkheden om op het terrein van verhuizingen deze verbeteringen te realiseren die ervoor zorgen dat asielkinderen nog slechts bij grote uitzondering moeten verhuizen? Zo nee, waarom niet?

Verder willen de leden van de PvdA-fractie de minister vragen om de Kamer halfjaarlijks te informeren over het aantal verhuizingen van AZC naar AZC van gezinnen met kinderen, plus daarbij de redenen van de verhuizingen.

Duur

Kinderen verblijven vaak langdurig in AZC’s, dat is volgens de leden van de PvdA-fractie bekend. Alle leden willen kortere procedures, maar het is bekend dat dit al heel veel jaren niet lukt, en het maar de vraag is of dat de komende jaren anders is. Deze leden vinden dat kinderen in de opvang daar niet de dupe van moeten worden. Zij zijn derhalve van mening dat met de inrichting van de opvang rekening gehouden moet worden de gemiddelde lange duur van procedures, in elk geval met de huidige lengte van procedures. Tegelijkertijd moet het maximale gedaan worden om de lange procedures van gezinnen met kinderen zoveel mogelijk te beperken. Daarom zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat de minister ook deze twee aanbevelingen uitvoert:

+ Ga bij de inrichting van de opvang uit van langdurig verblijf;

+ Maximum termijn waarbinnen procedures met minderjarige kinderen moeten zijn afgerond.

Is de minister bereid hogere prioriteit te geven aan de procedures van gezinnen met kinderen, en daar een maximum termijn aan te verbinden?

Voorzieningen onderwijs/hobby/communicatie etc.

Tot slot zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat er nog een wereld te winnen als het gaat om voorzieningen voor kinderen van asielzoekers. Hoewel zij de kinderen alles gunnen, begrijpen zij dat er beperkingen zijn in de tijdelijke opvang in een AZC. Maar een aantal basisvoorzieningen zouden volgens deze leden voor jonge kinderen geregeld moeten worden, om ervoor te zorgen dat het verblijf voor de jaren in een AZC enigszins plezierig en nuttig kunnen verlopen. Daarom vragen de leden van de PvdA-fractie aan de minister om de volgende aanbevelingen uit te voeren:

+ Website Kind in AZC maken;

+ Onbeperkte toegang kinderen vanaf groep 6 tot laptop en internet;

+ Vertrouwenspersoon voor kinderen/mentor voor gezinnen met kinderen in AZC’s;

+ Organiseer meer contacten tussen AZC en wijkcentra, scholen, sport- en andere organisaties.

De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de minister of hij bereid is om deze aanbevelingen te realiseren? Zo nee, waarom niet?

Het is volgens de leden van de PvdA-fractie belangrijk om nu echt een slag maken. Kan de minister becijferen waar er extra geld vrijgemaakt kan worden binnen het budget van het COA? Het COA bespaart al 5 miljoen omdat uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten worden geplaatst. Zou een deel daarvan voor kinderen in de opvang kunnen worden ingezet?

Wat betreft het direct plaatsen van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, sluiten de leden van de PvdA-fractie zich aan bij de opmerkingen en vragen van Vluchtelingenwerk Nederland. Zij vinden het in principe een goed idee om uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten te plaatsen, maar zij willen wel van de minister weten waar de 5 miljoen per jaar die bespaard wordt door het COA nu voor wordt gebruikt. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het ongehoord is dat voor elke uitgenodigde vluchteling (het zijn er 500 per jaar) een medewerker van het COA vier keer heen en weer moet reizen naar het land van herkomst voor wat culturele oriëntatie. Dat kost disproportioneel veel geld. Is er de mogelijkheid om dit geld anders te gebruiken en bijvoorbeeld de gemeente meer mogelijkheden te geven om voor culturele oriëntatie, persoonlijke begeleiding en organisatie van medische zorg te zorgen? Als hier geld bespaard kan worden, zijn de leden van de PvdA-fractie er ook voorstander van dit te gebruiken om de voorzieningen voor kinderen op AZC’s te verbeteren.

De leden van de PvdA-fractie willen nogmaals benadrukken dat zij het belangrijk vinden om jaarlijks het quotum voor uitgenodigde vluchtelingen te blijven halen. Wat hen betreft zou Nederland zelfs nog een extra steentje kunnen bijdragen, onder meer vanwege de huidige onveilige situatie in Libië en Ivoorkust. Van uitgenodigde vluchtelingen is één ding zeker: dat zijn daadwerkelijk de meest kwetsbare mensen die snakken naar bescherming en een dak boven hun hoofd. Het moet gemeenten volgens de leden van de PvdA-fractie dan ook niet onmogelijk worden gemaakt om het opnemen van uitgenodigde vluchtelingen te kunnen betalen. Deze leden willen de minister in dit verband ook wijzen op het standpunt van de VNG. Deze organisatie is snoeihard over het oordeel van het plan van de minister en zegt niet bereid te zijn dit voorstel zonder meer uit te voeren. De randvoorwaarden voor de opvang zijn volgens de VNG onvoldoende ingevuld, waardoor het draagvlak om nog uitgenodigde vluchtelingen op te nemen, ernstig wordt aangepast. De leden van de PvdA-fractie zouden dat een rampscenario vinden, en roepen de minister dan ook dringend op het plan aan te passen.

Is de minister bereid te garanderen dat Nederland kan blijven voldoen aan het quotum van 500 uitgenodigde vluchtelingen per jaar? Is hij bereid nader met gemeenten in overleg te treden over de opvang van de uitgenodigde vluchtelingen, en hen daarin financieel ruimer bij te staan? Is de minister zich bewust dat, als hij dat niet doet, het draagvlak voor uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, en de integratie van deze mensen in Nederland, ernstig aangetast kan raken?

De leden van de PvdA-fractie stellen nog de volgende vragen:

Waarom komt niet een groter deel van de jaarlijkse besparing van 5 miljoen op de opvangkosten ten goede aan de gemeenten die voor de opvang en begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen extra kosten moeten maken?

Wat is de hoogte van het bedrag dat het COA krijgt voor de organisatie van de drie aparte culturele oriëntatietrainingen?

Welke gemeenten hebben inmiddels toegezegd dat zij uitgenodigde vluchtelingen op voorgestelde wijze rechtstreeks willen opvangen?

Komt er in verband met de rechtszekerheid een wettelijke grondslag voor de uitkering aan de gemeenten? Zo ja, in welke regeling wordt deze opgenomen?

Welke besparing kan worden gerealiseerd als het COA niet deelneemt aan de selectiemissies en in plaats van drie aparte één culturele oriëntatie organiseert?

Kunnen vluchtelingen met medische indicatie, zwangere vrouwen en vluchtelingen met schoolgaande kinderen eerder dan zes maanden naar Nederland worden overgebracht? Welke afspraken worden hierover met gemeenten gemaakt?

Wanneer de drie CO-trainingen worden teruggebracht tot één, kan dan ook de termijn van zes maanden dat de vluchtelingen nog in het land van opvang moeten verblijven worden teruggebracht naar bijvoorbeeld vier maanden?

Op welke wijze zal de gezondheidsvoorlichting zoals deze nu door GGD Nederland in de centrale opvang plaats vindt in de gemeente worden georganiseerd?

Welke voorbereidingen zijn getroffen om de intake en toeleiding naar de medische zorg zoals deze nu in de centrale opvang is voorzien ook in de gemeente te laten plaats vinden?

CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de beschreven beleidsreactie/-wijziging. Zij zijn van mening dat Nederland een zeer fatsoenlijke opvang van asielzoekers en asielzoekerskinderen heeft, zeker ook in vergelijk met andere landen. Echter een van de prangendste kwesties die de werkgroep «Kind in AZC» naar voren bracht, was de geworteldheid in Nederland van kinderen en gezinnen, door de vaak te lange duur van asielprocedures. De leden van de CDA-fractie zijn dan ook van mening dat deze procedures sneller moeten. Hierbij maken zij de kanttekening dat ouders primair verantwoordelijk zijn voor hun kinderen en dus ook voor de gevolgen die doorprocederen heeft voor hun kinderen. Niettemin: kortere procedures kunnen veel van de in het rapport geschetste problemen voorkomen. De vorig jaar in werking getreden verbeterde asielprocedure en de nadere verbeteringen waar de minister mee bezig is, moeten leiden tot verdere verkorting en vermindering van procedures. Het COA onderschrijft de aanbevelingen in het rapport. De werkgroep «Kind in AZC» is tot nu toe tevreden over de contacten met de beleidsmakers van de betrokken ministeries en ook de CDA-fractie is van mening dat we dat zo moeten houden. De leden van de CDA-fractie roepen de minister dan ook op om te bevorderen dat in samenspraak tussen alle betrokken partijen wordt gewerkt aan het verder verbeteren van de situatie van kinderen in de asielopvang. Zij onderschrijven de nieuwe aanpak van rechtstreekse plaatsing in gemeenten in plaats van eerst in een aparte opvanglocatie; in de meeste andere hervestigingslanden gebeurt dit al op deze manier.

De leden van de CDA-fractie hebben echter nog een aantal vragen:

  • Het rapport «Kind in het centrum» dateert van juni 2009. Veel van de 65 aanbevelingen zijn grotendeels al staande praktijk, of worden gerealiseerd in het project «Kind in de Opvang». Dit project wordt gefinancierd met gelden uit het Europees Vluchtelingen Fonds (EVF). Wat gebeurt er na afloop van de projectperiode, medio 2012, als de Europese gelden wegvallen?

  • Jongeren mogen een voor hun 18 gestarte opleiding afronden, zolang dat niet aan hun terugkeer in de weg staat. Hoe werkt dit uit in de praktijk? Hoeveel procent van de «te vertrekken»/verwijderbare jongeren zijn daartoe daadwerkelijk in de gelegenheid?

  • Hebben of krijgen gemeenten voldoende financiële mogelijkheden om met de nieuwe aanpak om te gaan? Waar wordt dat van betaald? Van de besparing (€ 5 miljoen?) ten gevolge van het sluiten van Amersfoort?

  • Klopt de bewering (van VluchtelingenWerk Nederland) dat de praktijk van andere hervestigingslanden uitwijst dat het overbrengen van kennis en vaardigheden (de culturele oriëntatie over Nederland) ter plaatse, in het opvangland in de regio, niet zinvol is? De VS zouden ermee zijn gestopt omdat het niet kostenefficiënt bleek te zijn; klopt dit? Wat gaat Nederland anders doen dan de andere hervestigingslanden?

  • De leden van de CDA-fractie hebben een paar vragen over die training culturele oriëntatie. Wat is precies de functie ervan? Waarom is het volgens Nederland beter om het dáár te doen; want eenmaal in Nederland moet men immers toch de inburgeringscursus gaan doen? Kunnen die trainingen dus niet beter na aankomst in Nederland worden gegeven? Zijn er al ervaringen dat CO-training werkt? Hoe verplichtend of vrijblijvend is het volgen van die CO-training? Is het een soort «inburgering in het buitenland», waarbij men ook een toets moet afleggen? Wat kost het om COA-medewerkers die trainingen daarginds te laten doen? Hoe wordt dit gefinancierd?

  • Het COA acht het mogelijk om binnen twee maanden na afronding van de selectiemissie te kunnen aangeven binnen welke gemeente de uitgenodigde vluchteling wordt gehuisvest. Wat betekent dit ten opzichte van de wachttermijn voor uitgenodigde vluchtelingen? Wordt die korter? De leden van de CDA-fractie willen de in de training CO opgedane kennis niet te laten verwateren.

  • Hoe wordt omgegaan met gemeenten die achterlopen met het voldoen aan hun huisvestingstaakstelling voor statushouders? Is het de bedoeling dat daar ook uitgenodigde vluchtelingen worden gehuisvest, of juist niet? En is dit laatste dan geen beloning voor slecht gedrag?

  • Gezien de gestelde vragen zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd naar de resultaten van de evaluatie die over een jaar zal plaats hebben.

SP

Het rapport van Unicef over de positie van kinderen in opvangcentra en de laatste reactie van de minister over de voortgang geven de leden van de SP-fractie aanleiding tot nadere opmerkingen en vragen.

De minister heeft op 22 maart in de bijlage bij zijn brief gereageerd op de 65 aanbevelingen van Unicef. Wat deze leden daarbij opvalt is dat de minister op onderdelen zijn ogen sluit voor de realiteit. Zo weigert de minister uit te gaan van de praktijk dat kinderen lang in opvang verblijven. Hij somt zijn beleidsvoornemens nog maar eens op over zijn inzet voor een verkorting van de asielprocedure en het tegengaan van stapelen van procedures. Waar geen misverstand over kan bestaan is dat ook de SP-fractie voor zorgvuldige procedures is. De minister lijkt nu ook te hebben ingezien dat meer zorgvuldigheid aan het begin zich uitbetaald in meer snelheid in het vervolg van de procedure.

Maar de realiteit, waar de minister zijn ogen voor sluit, is dat dit nog niet de praktijk is. De procedures zijn nu nog lang. De werkelijkheid is dat kinderen nog wél jarenlang in opvangcentra verblijven en daar opgroeien. Dat is de realiteit en daar moeten we dus ook de omstandigheden op aanpassen. Je mag de kinderen, zo menen de leden van de SP-fractie, die nu op de opvangcentra verblijven niet het slachtoffer maken van de bestaande situatie. Zij moeten zich nu ontwikkelen en zij kunnen niet wachten tot er een nieuwe werkelijkheid is. Erkent de minister dit? Deze kinderen moeten nu geholpen worden. En het COA speelt daar een belangrijke rol bij.

De oproep van de leden van de SP-fractie aan de minister en het COA is dan ook om met volledige inzet aan de slag te gaan met praktische oplossingen waar direct resultaat van zichtbaar en merkbaar is voor de kinderen. Stop de reeks verhuizingen waar kinderen mee worden geconfronteerd. Moeten deze leden de reactie van de minister op aanbeveling 9 op dit punt zo lezen dat er niet verhuisd wordt, tenzij een locatie sluit of er sprake is van onaangepast gedrag? Kan de minister dit toezeggen?

Het is onaanvaardbaar dat kinderen het aanspreekpunt zijn in de asielprocedure van gezinnen omdat ze de taal spreken. Je mag de kinderen niet met deze zorgen belasten. Deelt de minister deze mening en gaat hij er ook voor zorgen dat dit in de toekomst niet meer gebeurt? Juist in dit soort gevallen zou een eigen vertrouwenspersoon voor kinderen een belangrijke rol kunnen spelen. De leden van de SP-fractie zijn daar dan ook van harte voor.

Gaat de minister er ook voor zorgen dat kinderen ook daadwerkelijk kind kunnen zijn? De activiteiten worden steeds meer afhankelijk gemaakt van lokale fondsen en vrijwilligers. En natuurlijk zijn de leden van de SP-fractie blij met een initiatief als «de Vrolijkheid», maar waarom ziet de minister dit niet als een eigen verantwoordelijkheid?

Onderwijs is een wezenlijk onderdeel van de vorming van deze kinderen. Kan de minister toezeggen dat wij geen situaties meer mee zullen maken zoals afgelopen najaar in Ter Apel waar kinderen wekenlang geen onderwijs kregen vanwege gesteggel tussen het COA en de plaatselijke school?

De leden van de SP-fractie willen van de minister nog eens duidelijk horen wat hij zich nu voorstelt bij een sobere opvang voor gezinnen met minderjarige kinderen. Wat is er nu luxe aan de opvang zoals die nu is en waar denkt de minister te kunnen versoberen? Het klinkt stoer van de minister maar wat moeten deze leden zich bij sober voorstellen?

Tot slot van hun bijdrage op dit onderwerp willen de leden van de SP-fractie nog een enkel woord wijden aan de vraag bij wie de verantwoordelijkheid voor de kinderen ligt. Ja, zo zeggen deze leden tegen de minister, natuurlijk zijn de ouders in eerste instantie verantwoordelijk voor de kinderen. Maar als die ouders in volledige afhankelijkheid leven van de overheid dan kan de minister niet wegkijken. Dan wordt het een gedeelde verantwoordelijkheid omdat de werkelijkheid niet toetstaat dat het anders kan. En waar de ouders door de situatie onmachtig zijn mag de minister de kinderen niet aan hun lot overlaten. Erkent de minister dit en gaat hij deze verantwoordelijkheid ook ten volle nemen?

De leden van de SP-fractie hebben nog een paar korte opmerkingen over de andere agendapunten. Het is goed dat de wachtperiode voorafgaand aan de procedure in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) inmiddels is opgelost. Deze leden zijn blij dat de minister in zijn brief van 8 maart aangeeft dat asielzoekers die niet binnen de gestelde termijn van 28 dagen een uitspraak van de rechter krijgen in hun beroepszaak niet op straat belanden. Kan de minister dit uitgangspunt nog eens bevestigen?

Voor wat betreft het nieuwe hervestigingbeleid waarbij uitgenodigde vluchtelingen rechtstreeks in een gemeente worden geplaatst, maken de leden van de SP-fractie zich met name zorgen over de medische begeleiding. Een redelijk homogene groep afkomstig uit één hervestigingmissie moet straks door verschillende artsen in verschillende gemeenten worden opgevangen en begeleid. Zou het niet veel praktischer zijn om een korte periode na aankomst dit centraal te doen en daar ook een aantal ander praktische zaken centraal te regelen? Graag een reactie van de minister op deze suggestie.

D66

De leden van de fractie van D66 hebben een aantal opmerkingen en vragen ten aanzien van de volgende agendapunten: kinderen in asielzoekerscentra, gemiddelde verblijfsduur in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) en de directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten. Daarnaast wensen de leden kort een opmerking te maken over de opvang in de regio van herkomst.

Opvang van kinderen

De leden van de fractie van D66 danken de minister voor zijn reactie op de aanbevelingen van Unicef die in het rapport «Kind in het centrum: kinderrechten in asielzoekerscentra» zijn gedaan. Voornoemde leden hebben een aantal opmerkingen bij deze reactie.

Hoe gaat de minister de opdracht aan het COA zó verhelderen dat de opvangorganisatie beter weet welke taken het heeft in het zorgen voor kindvriendelijke opvang in overeenstemming met het Kinderrechtenverdrag?

De leden van de fractie van D66 vragen zich tevens af hoe het toezicht op de opvang van kinderen in AZC’s zal worden georganiseerd. Daarbij vinden zij het van belang dat de Tweede Kamer op de hoogte wordt gehouden van de situatie van kinderen in AZC’s.

De minister van Immigratie en Asiel heeft begin dit jaar in het programma van Pauw en Witteman en in een brief aan de Kamer van 18 januari 2011 aangegeven dat hij de opvang van afgewezen asielzoekers met kinderen wil versoberen. Er komt voor hen een speciaal vertrekcentrum met sobere voorzieningen en beperkingen aan de bewegingsvrijheid. Als in de minister bij herhaling zegt dat de opvang van kinderen voldoet aan de normen, kan hij dan toelichten welke marge hij ziet om die normen naar beneden bij te stellen, oftewel om de opvang van gezinnen te versoberen? De leden van de fractie van D66 vragen zich af wat zij zich hierbij moeten voorstellen. In de reactie op het rapport van «Kind in AZC» wordt tegelijkertijd aangegeven dat de regering initiatieven voor extra voorzieningen voor kinderen wil ondersteunen. Kan worden toegelicht wat daarbij voor ogen staat en voor welke categorie kinderen dit zou gelden?

Gemiddelde verblijfsduur in de Centrale Ontvangstlocatie (COL)

De gemiddelde verblijfsduur en doorlooptijden zouden goeddeels op orde zijn, lezen de leden van de D66-fractie in de brief van de minister. Toch willen deze leden nogmaals vragen naar de situatie op Schiphol. De maximale detentietermijn voor asielzoekers op Schiphol wordt in zo’n 30 procent van de gevallen overschreden volgens gegevens van UNHCR en Vluchtelingenwerk. De D66-fractie heeft al eerder aangegeven dat detentie een zeer ingrijpend middel is en met terughoudendheid moet worden toegepast.

Gezien de informatie van UNHCR en Vluchtelingenwerk vragen de leden van de fractie van D66 zich af wat op dit moment de gemiddelde verblijfsduur is op detentiecentrum Schiphol.

Op welke wijze wordt naleving van de gestelde maximale termijn op dit moment gewaarborgd?

Is de minister bereid om op naleving strenger toe te zien en daar uit humaan oogpunt consequenties aan te verbinden? Bijvoorbeeld overplaatsing naar een minder ingrijpend regime?

Directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten

De leden van de fractie van D66 juichen de ambitie van de minister toe om uitgenodigde vluchtelingen op te vangen en een goede start te bieden in Nederland.

Echter, voornoemde leden constateren dat de randvoorwaarden niet op orde zijn en draagvlak onder gemeenten ontbreekt. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft in haar brief3 aan dat zij het niet aannemelijk vindt dat een negen dagen durende training aan uitgenodigde vluchtelingen in het land van opvang, voldoende is om deze vluchtelingen goed voor te bereiden op een verblijf in Nederland. De VNG stelt gemotiveerd dat bijbrengen van kennis en vaardigheden in Nederland effectiever is. De leden van de fractie van D66 vragen een reactie van de minister hierop. Daarnaast vragen voornoemde leden zich af welke randvoorwaarden aan de integratie van de uitgenodigde vluchtelingen worden gesteld en verzoeken om een toelichting hierop. Wat vindt de minister van de suggestie van de VNG om een aantal gespecialiseerde gemeenten te creëren voor opvang van de uitgenodigde vluchtelingen? Klopt het dat met de sluiting van de opvang in Amersfoort EUR 10 000,– wordt bespaard? Ziet de minister mogelijkheden om die besparing te herinvesteren in gespecialiseerde gemeenten? En is hij bereid de plannen zodanig bij te sturen dat gemeenten er mee uit de voeten kunnen en het doel van de beleidswijziging, uitgenodigde vluchtelingen een goede start geven, ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd? Hoe gaat de minister dit in overleg met gemeenten en de VNG aanpakken en wanneer wordt hier definitief over besloten? Welke maatregelen worden genomen om de gemeenten financieel te ondersteunen?

Opvang in land van herkomst

De minister heeft afgelopen weken in verband met de situatie in Libië herhaaldelijk aangegeven dat hij inzet op opvang van vluchtelingen in de regio van herkomst.

Kan de minister toelichten wat daarvoor op dit moment concreet door Nederland wordt ondernomen? Zijn er concrete plannen gevormd, wat houden die in en is daarmee inmiddels aangevangen?

GL

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met veel interesse kennisgenomen van de agendastukken voor het AO Opvang en in het bijzonder van het onderzoek van Unicef e.a. en de reactie hierop van de minister.

In het betreffende onderzoek worden 65 aanbevelingen gedaan om de positie van kwetsbare kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. Zoals het beperken van verhuizingen, betere informatievoorziening (toegang internet), opvoedingsondersteuning, meer spel en recreatie, beter onderwijs, betere zorg en vergroten veiligheid. De minister laat weten soberheid te betrachten, zodat geen valse hoop wordt geboden. In hoeverre is de minister er werkelijk van overtuigd dat valse hoop wordt geboden door kinderen humane opvang te bieden? Of is de minister het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat valse hoop vooral wordt geboden door procedures die niet eenduidig zijn?

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het jammer dat de minister het rapport niet aangrijpt om de opvang voor kinderen te verbeteren. Kan hij uitleggen waarom hij wel bijzondere aandacht heeft voor de opvang van kinderen, maar tegelijkertijd de aanbevelingen grotendeels naast zich neerlegt omdat het al de huidige praktijk zou zijn? Hoe kan het dat de minister tot een andere conclusie komt dan dit rapport? Komt dat doordat hij de kwaliteit van dit rapport in twijfel trekt?

Een belangrijke aanbeveling gaat over het snel bieden van een duurzame opvangplek. Is de minister het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat het aantal verhuizingen tot een minimum beperkt moet worden als het gezinnen met kinderen betreft? Is het niet mogelijk om gezinnen met kinderen sneller te plaatsen in normale woningen waarin zij begeleid worden? De minister wil de asielaanvraag eerst afhandelen en is niet van plan om de aanbeveling hieromtrent over te nemen. Loopt de minister daarmee vooruit op zijn eigen onderzoek die hij de Kamer voor het zomerreces zal sturen over alternatieven voor vreemdelingenbewaring voor kwetsbare groepen?

De leden van de fractie van GroenLinks willen een ander punt aan de orde brengen over huisvesting, namelijk de huisvesting voor uitgenodigde vluchtelingen. Nu is het zo dat huisvesting in groepsverband wordt geregeld. Voor gemeenten is dat praktisch en veel vluchtelingen hebben steun aan elkaar. Het COA wil dit principe loslaten en vooral kijken welke gemeente nog niet voldoet aan het afgesproken aantal. Vluchtelingenwerk stelt echter dat juist die gemeenten de voorzieningen minder goed op orde hebben. Is dit zo? Zo ja, deelt de minister de mening dat niet de taakstelling maar de behoeften van de vluchtelingen voorop moet staan? Zo ja, wat betekent dit voor het te voeren beleid?

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het lastig om niet stil te staan bij alle in het onderzoek aangestipte verbeterpunten. Wat deze fractie betreft worden deze allen ter harte genomen. Initiatieven voor «extra’s» – gefinancierd door de EU en maatschappelijke organisaties – zegt de minister ook belangrijk te vinden en hij wil dit «waar mogelijk» ondersteunen. Waarom is hij dan toch karig in het overnemen van de aanbevelingen?

De leden van de fractie van GroenLinks willen er eentje in het bijzonder uitlichten: huiswerkplekken met computers met goede internetverbindingen. Is de minister het met deze leden eens dat kinderen in staat moeten worden gesteld zich te kunnen ontwikkelen en kunnen bouwen aan hun toekomst? Ziet de minister de mogelijkheid om op dit concrete punt meer ondersteuning te bieden?

CU

De leden van de fractie van de ChristenUnie danken de minister voor de toezending van de brief over zijn toezegging naar aanleiding van de door de ChristenUnie ingediende moties over de bedreiging van homoseksuele en christelijke asielzoekers in AZC’s. Het is goed dat het COA nu samen met de betrokken organisaties, onderzoekt hoe mogelijke drempels voor de meldingsbereidheid van incidenten in de opvang, die gerelateerd zijn aan geloofsovertuiging of seksuele gerichtheid, zoveel mogelijk kunnen worden weggenomen. Deze leden vragen de minister of de stap om over te gaan tot een daadwerkelijk onderzoek, betekent dat in de gevoerde gesprekken die drempels inderdaad zijn geconstateerd zijn? Kan de minister aangeven wat precies de reikwijdte van het onderzoek is en welke onderzoeksvraag centraal staat, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Met betrekking tot de opvang van kinderen in het AZC hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie met name een aantal vragen over de verhuizingen en de gevolgen die dat voor kinderen in het AZC heeft. Welke maatregelen neemt de minister om te bewerkstelligen dat het aantal verhuizingen van kinderen in AZC’s (verder) wordt teruggebracht? Kan de minister bewerkstelligen dat gezinnen met kinderen meteen in locaties geplaatst worden waarvan duidelijk is dat deze geschikt zijn voor kinderen en die niet binnen twee jaar sluiten?

Hoe zorgt de minister dat het COA anderen tijdig informeert over het openen en sluiten van AZC-locaties? Wijst de minister het COA op haar taak om binnen het huidige budget en de huidige mogelijkheden te zorgen dat ouders in het AZC hun verantwoordelijkheid daadwerkelijk kunnen nemen door ze adequaat te informeren, contactmogelijkheden en veiligheid te vergroten en door het inschakelen van onafhankelijke organisaties waar ouders bij terecht kunnen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie ondersteunen het beleid om werk te blijven maken van het hervestigen van vluchtelingen en in het bijzonder van speciale kwetsbare groepen. Juist bij kwetsbare groepen is een goede begeleiding nodig bij aankomst in Nederland. Het is goed dat de minister voor deze mensen de centrale opvang over wil slaan, zodat deze mensen direct in de omgeving komen, waar ze hun nieuwe toekomst gaan opbouwen. Een goede begeleiding is dan wel van groot belang. De minister plant die voorbereiding voor de komst naar Nederland. Drie trainingen culturele oriëntatie van zes dagdelen in het land van herkomst. Zowel VluchtelingenWerkNederland als de VNG zien daar weinig in, zo blijkt uit hun reacties. Andere landen doen dit niet of zijn er mee gestopt omdat het niet kostenefficiënt is. De leden van de fractie van de ChristenUnie horen graag een reactie van de minister op hun argumenten. Verwacht de minister daadwerkelijk dat je in een vluchtelingenkamp kan uitleggen hoe de Nederlandse samenleving werkt, zodat mensen zelfredzaam zijn? En wat zijn de kosten van drie van deze trainingen en de intake? Kan dit geld niet veel beter in Nederland besteed worden aan het wegwijs maken van deze mensen in de omgeving waar ze zich ook daadwerkelijk zullen vestigen?

Daarnaast is er kritiek op het plan om vluchtelingen in alle gemeenten te plaatsen en dan met name in gemeenten die achterlopen op hun taakstelling. De leden van de fractie van de ChristenUnie krijgen graag een nadere motivatie van de minister. Waarom maakt de minister geen gebruik van schaalvoordelen, bijvoorbeeld door het groepsgewijs plaatsen van mensen?

Het gaat veelal om kwetsbare mensen die intensieve begeleiding nodig hebben. De gemeenten moeten die bieden. Maar de VNG schrijft dat er geen bestuurlijk committent is, om het op deze manier te gaan doen. Dat is geen geruststellende taal. Hoe is de financiering geregeld voor gemeenten? Wordt het geld dat bestemd was voor de centrale opvang nu ter beschikking gesteld aan de gemeenten, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie aan de minister.

II VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES MET REACTIE VAN DE MINISTER

VVD

De minister heeft eerder gemeld in zijn brief van 18 januari 2011 dat uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen niet vanuit reguliere opvanglocaties van het COA of vanuit de VBL in Ter Apel op straat zullen worden gezet. De minister gaf aan dat voor deze gezinnen onverkort geldt dat zij onder toezicht van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) moeten blijven werken aan hun vertrek uit Nederland. Indien vreemdelingenbewaring van een gezin met minderjarige kinderen wordt opgeheven zonder dat vertrek uit Nederland heeft plaatsgevonden, zal het gezin (opnieuw) worden geplaatst in hetzij een opvanglocatie van het COA, hetzij de VBL in Ter Apel.

Daarbij streeft de minister ernaar dat er een aparte, sobere vrijheidsbeperkende locatie van het COA zal worden opgezet voor deze gezinnen met minderjarige kinderen, waar intensief aan hun vertrek uit Nederland kan worden gewerkt. Graag verneemt de VVD-fractie hoe de huidige stand van zaken is ten aanzien van deze locatie. Lijkt dit op de VBL te Ter Apel en wanneer denkt de minister hierover uitsluitsel te kunnen geven?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat weliswaar onderdak voor deze gezinnen beschikbaar moet zijn, maar dat wel alles in het werk moet worden gesteld om ze uit Nederland te laten vertrekken. Dat is ook voor hun toekomst van belang. Graag ontvangen deze leden een bevestiging van de minister in dezen en ook een antwoord op de vraag hoe de intensieve begeleiding van DT&V precies wordt vormgegeven

De leden van de VVD-fractie verzoeken de minister om toe te lichten hoe ervoor wordt gezorgd asielzoekers, in het bijzonder met kinderen, zo min mogelijk te laten verhuizen.

Antwoord

Asielzoekers, en in het bijzonder gezinnen met kinderen, hoeven zo min mogelijk te verhuizen nadat ze vanuit de procesopvanglocatie in een asielzoekerscentrum (azc) zijn gehuisvest. Het zo min mogelijk verhuizen wordt gerealiseerd door een combinatie van de volgende beleids- en uitvoeringsmaatregelen:

  • een kortere procedure wordt gerealiseerd door middel van de maatregelen in het kader van de nieuwe asielprocedure alsmede de stroomlijning van de toelatingsprocedures;

  • het onderscheid tussen oriëntatie/inburgeringslocaties en terugkeerlocaties is opgeheven;

  • COA sluit meer langdurige contracten met gemeenten af, zodat opvanglocaties minder vaak hoeven te sluiten (in 2010 is bijvoorbeeld maar 1 locatie gesloten);

  • als er toch verhuisd moet worden zorgt het COA dat gezinnen met kinderen bij voorkeur in een schoolvakantie verhuizen of dat de kinderen naar een nabijgelegen centrum worden overgeplaatst, zodat ze niet van school hoeven te wisselen;

  • COA plaatst gezinnen met kinderen niet in centra waarvan bekend is dat ze gaan sluiten.

In overleg met het COA wordt de inrichting van op vertrek gericht locaties van gezinnen met minderjarige kinderen verder ingevuld. Ik ben het ermee eens dat het belangrijk is dat het vertrek van gezinnen met minderjarige kinderen die niet voor verblijf in Nederland in aanmerking komen zo snel mogelijk plaatsvindt. In mijn brief over de terugkeer in het vreemdelingenbeleid, die ik voor de zomer aan uw Kamer zal sturen, zal ik u nader informeren over de wijze waarop de intensieve begeleiding door de DT&V vorm wordt gegeven.

PvdA

Volgens de leden van de PvdA-fractie gaat dit VSO vooral over kinderen van asielzoekers in de opvang. Soms denken mensen dat alles in Nederland al fantastisch is geregeld, en dat er niets meer te verbeteren is. Wie het rapport van Unicef en het COA leest over de situatie van kinderen in AZC’s weet wel beter. Daaraan valt nog heel veel te verbeteren, en dat moet ook, volgens de leden van de PvdA-fractie.

Zonder te beweren dat het allemaal kommer en kwel is, willen de leden van de PvdA-fractie allereerst vermelden dat zij wat teleurgesteld zijn in deze minister als het gaat om de ambitie voor kinderen in de AZC’s. Het gedoogakkoord staat vol met beperkende maatregelen, maar over kinderen staat niets. Dit terwijl het rapport van Unicef er al twee jaar ligt en staatssecretaris Albayrak heeft aangegeven het rapport te gebruiken als leidraad en waar mogelijk het beleid erop zou aanpassen. Hoe verhoudt de toezegging van de voormalige staatssecretaris zich tot de daden van deze minister, en tot het gegeven dat een groot deel van de aanbevelingen niet is opgevolgd? Is de minister bereid te erkennen dat een groot deel van de aanbevelingen niet is opgevolgd, zoals de opstellers van het rapport, zoals Unicef, overduidelijk aantonen? Is de minister bereid de aanbevelingen serieus te nemen, en daadwerkelijk te proberen een aantal zaken voor kinderen in de opvang structureel te verbeteren? Unicef deed in 2009 maar liefst 65 aanbevelingen om de situatie voor kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. De leden van de PvdA-fractie moeten helaas vaststellen dat van veel van die aanbevelingen tot nu toe vrijwel niets terecht is gekomen. Het gesprek dat de algemene commissie voor Immigratie en Asiel onlangs had met de directeur van het COA stelde deze leden wat dat betreft ook niet gerust. Waarom doen zowel de minister als het COA het voorkomen alsof kinderen overal al de eerste overweging zijn, terwijl volgens deskundige organisaties daarvan in de praktijk geen sprake is? Zijn het COA en de minister bereid juist te kijken naar de aspecten van kinderen in de opvang die beter kunnen?

De leden van de PvdA-fractie willen dit VSO nadrukkelijk gebruiken om te zien waar de minister alsnog gestimuleerd kan worden om een aantal belangrijke aanbevelingen uit het rapport Kind in het Centrum alsnog uit te voeren. Er zitten jaarlijks 6000 a 8000 duizend kinderen in de asielopvang, en die wonen gemiddeld 4,7 jaar in Nederland.Alle reden om zaken die beter kunnen, beter te doen. Het moet beter, en de leden van de PvdA-fractie doen daarom graag een voorzet voor de voor hen belangrijkste punten:

Antwoord

Met de leden van de Pvda fractie ben ik het eens dat het belang van kinderen altijd een belangrijke overweging moet zijn in beleid en uitvoering. Ik herken echter niet de stelling dat er van veel van de aanbevelingen tot nu toe vrijwel niets is terecht gekomen.

Sinds het rapport medio 2009 werd aangeboden aan de toenmalige staatssecretaris zijn al diverse aanpassingen doorgevoerd. U treft deze, inclusief diverse aanpassingen waaraan wordt gewerkt, aan in mijn brief d.d. 22 maart 2011, (no. 19 637; nr. 1406 d.d. 22 maart 2011). Voor wat betreft de meest recente cijfers:op 1 april verbleven er 6159 kinderen in de opvang De gemiddelde verblijfsduur van kinderen bedroeg op 1 januari 2011 14 maanden.

Ik vind het van belang dat kinderen in azc’s zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. De ouders zijn hiervoor primair verantwoordelijk. Voor kinderen in azc’s heeft ook de overheid een taak. Kinderen hebben veelal recht op dezelfde voorzieningen als Nederlandse kinderen, bijvoorbeeld waar het gezondheidszorg, onderwijs en toegang tot instellingen als de Centra voor Jeugd en Gezin en de Raad voor de Kinderbescherming betreft. Kinderen zijn omgeven door een uitgebreid netwerk van zorginstellingen, waarbij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Jeugdzorg toezicht houden. De opvang in Nederland is van hoog niveau, hetgeen ook door de staatssecretaris werd aangegeven bij de in ontvangstname van het rapport.

Natuurlijk zijn er altijd verbeteringen mogelijk. Hierover heb ik recent een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van Unicef en Defence for Children.

In het kader van het EVF-project «Kind in de Opvang» wordt aan diverse aanvullende verbeteringen gewerkt, zoals speelvoorzieningen (bijvoorbeeld schommels) en rustige ruimtes voorzien van computers, waar aan het huiswerk kan worden gewerkt.

Dit neemt echter niet weg dat asielzoekersgezinnen in een andere situatie verkeren dan Nederlandse gezinnen. Het is voor asielzoekersgezinnen niet zeker dat zij in Nederland mogen blijven. De grenzen aan wat vanuit de overheid moet worden aangeboden moeten realistisch gesteld worden. Vormen van participatie in de samenleving die kunnen leiden tot verregaande integratie (wonen in gemeenten, volledig recht op arbeid, Nederlandse les na een afwijzende beschikking) stroken niet met de situatie van asielzoekers in procedure. Daarnaast moeten geen voorzieningen worden geboden die beter zijn dan hetgeen veel Nederlandse kinderen ter beschikking staat. Dit is maatschappelijk niet verantwoord en zal alleen maar bijdragen aan de teleurstelling bij afwijzing.

Huisvesting

Allereerst de huisvesting voor gezinnen met kinderen. Die moet daar veel meer op worden toegesneden. Met name kinderen hebben ruimte en ook privacy nodig. De PvdA-fractie vraagt de minister om huisvesting in de AZC’s daarop aan te passen en te verbeteren. Concreet:

+ Voldoende woonruimte en privacy voor gezinnen met kinderen;

+ Speciaal huisvestingsbeleid voor kinderen.

Ziet de minister mogelijkheden om op het terrein van huisvesting deze verbeteringen te realiseren die het verblijf in een AZC voor kinderen draaglijker maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zoals ook in mijn eerdergenoemde brief van 22 maart 2011 aan uw Kamer staat verwoord houdt het COA bij de huisvesting al zoveel mogelijk rekening met de privacy van gezinnen met kinderen door hen zoveel mogelijk een zelfstandige ruimte aan te bieden.In de nieuwe centra van het COA wordt nog meer privacy voor gezinnen gerealiseerd doordat gezinnen een eigen woonunit ter beschikking wordt gesteld.

Ik ga ervan uit dat met de vraag om een speciaal huisvestingsbeleid voor kinderen wordt beoogd om gezinnen met kinderen die nog niet over een vergunning beschikken te huisvesten in eengezinswoningen in een dorp op stad. Daartoe wil ik niet overgaan. Dit zou onterechte verwachtingen wekken en leiden tot integratie in de samenleving.

Verhuizingen

Wat volgens de leden van de PvdA-fractie ook één van de belangrijkste aanbevelingen in het rapport is, en wat zij ook terug horen, is het probleem van de vele verhuizingen van kinderen naar andere AZC’s. Deze leden zijn sterk van mening dat daarmee gestopt moet worden en vragen de minister of hij dat deelt. Kinderen zijn kwetsbaar, en als zij voortdurend weer hun sociale omgeving verliezen, zorgt dat voor onzekerheid en psychische problemen. Laat kinderen nou zoveel mogelijk op één plek blijven tijdens de asielprocedure. De volgende aanbevelingen zou de minister volgens de leden van de PvdA-fractie dan ook moeten opvolgen:

+ Beperk verhuizingen van kinderen in de schoolgaande leeftijd tot maximaal 1 keer;

+ Gezinnen alleen plaatsen in locaties waarvan duidelijk is dat ze nog minimaal 2 jaar bestaan (plaats gezinnen nooit in AZC dat binnenkort gaat sluiten). Het COA moet ketenpartners tijdig informeren over het openen en sluiten van AZC-locaties;

+ Vang gezinnen met kinderen in het begin van hun asielprocedure op in permanente en kindvriendelijke AZC’s.

Ziet de minister mogelijkheden om op het terrein van verhuizingen deze verbeteringen te realiseren die ervoor zorgen dat asielkinderen nog slechts bij grote uitzondering moeten verhuizen? Zo nee, waarom niet?

Verder willen de leden van de PvdA-fractie de minister vragen om de Kamer halfjaarlijks te informeren over het aantal verhuizingen van AZC naar AZC van gezinnen met kinderen, plus daarbij de redenen van de verhuizingen.

Antwoord

Ik ben het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het aantal verhuizingen van gezinnen met kinderen zoveel mogelijk beperkt moet worden.

Asielzoekers, en in het bijzonder gezinnen met kinderen, hoeven dan ook zo min mogelijk te verhuizen nadat ze vanuit de procesopvanglocatie in een opvanglocatie zijn gehuisvest. Dit wordt gerealiseerd door een combinatie van de volgende beleids- en uitvoeringsmaatregelen:

  • een kortere procedure door middel van de nieuwe asielprocedure alsmede de stroomlijning van de toelatingsprocedures;

  • het onderscheid tussen oriëntatie/inburgeringslocaties en terugkeerlocaties is opgeheven;

  • COA sluit meer langdurige contracten met gemeenten af, zodat opvanglocaties minder vaak hoeven te sluiten (in 2010 is bijvoorbeeld maar 1 locatie gesloten);

  • als er toch verhuisd moet worden zorgt het COA dat gezinnen met kinderen bij voorkeur in een schoolvakantie verhuizen of dat de kinderen naar een nabijgelegen centrum worden overgeplaatst, zodat ze niet van school hoeven te wisselen;

  • COA plaatst gezinnen met kinderen niet in centra waarvan bekend is dat ze gaan sluiten.

COA informeert ketenpartners tijdig en draagt zorg voor een goede overdracht, bijvoorbeeld van medische dossiers.

Ik acht het financieel en logistiek niet haalbaar om een hele categorie asielzoekers, te weten gezinnen met kinderen, uit te sluiten van de activiteiten die in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) en de Proces Opvanglocatie (POL) plaatsvinden en om deze activiteiten in het begin van de procedure voor gezinnen met kinderen in afzonderlijke azc’s aan te bieden. Het verblijf voorafgaand aan de doorplaatsing naar een azc bedraagt gemiddeld 4 weken. Dit vind ik een redelijke termijn.

Van het COA heb ik begrepen dat verhuizingen van gezinnen met kinderen niet afzonderlijk geregistreerd worden. Ik vind dit ook niet noodzakelijk omdat ik erop vertrouw dat het COA het beleid dat verhuizingen na doorplaatsing vanuit de procesopvanglocaties slechts bij hoge uitzondering plaatsvinden zorgvuldig uitvoert.

Duur

Kinderen verblijven vaak langdurig in AZC’s, dat is volgens de leden van de PvdA-fractie bekend. Alle leden willen kortere procedures, maar het is bekend dat dit al heel veel jaren niet lukt, en het maar de vraag is of dat de komende jaren anders is. Deze leden vinden dat kinderen in de opvang daar niet de dupe van moeten worden. Zij zijn derhalve van mening dat met de inrichting van de opvang rekening gehouden moet worden de gemiddelde lange duur van procedures, in elk geval met de huidige lengte van procedures. Tegelijkertijd moet het maximale gedaan worden om de lange procedures van gezinnen met kinderen zoveel mogelijk te beperken. Daarom zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat de minister ook deze twee aanbevelingen uitvoert:

+ Ga bij de inrichting van de opvang uit van langdurig verblijf;

+ Maximum termijn waarbinnen procedures met minderjarige kinderen moeten zijn afgerond.

Is de minister bereid hogere prioriteit te geven aan de procedures van gezinnen met kinderen, en daar een maximum termijn aan te verbinden?

Antwoord

Mijn beleid is erop gericht om de duur van de asielprocedure en daarmee de duur van het verblijf in de opvang zo kort mogelijk te houden. Hiertoe heb ik uw Kamer mijn beleidsvisie over de stroomlijning van de toelatingsprocedures doen toekomen. Het stellen van een limiet aan de duur van het verblijf in een opvanglocatie voor gezinnen met kinderen acht ik niet werkbaar. Indien gezinnen met kinderen niet meewerken aan het vertrek uit Nederland kan dit ertoe leiden dat zij langdurig in een opvanglocatie verblijven, mede nu als gevolg van een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag inzake «onderdak van gezinnen met minderjarige kinderen» de opvang voor gezinnen met kinderen gecontinueerd moet worden. Het COA houdt bij plaatsing, zoals gezegd, wel extra rekening met de positie van gezinnen met kinderen.

Voorzieningen onderwijs/hobby/communicatie etc.

Tot slot zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat er nog een wereld te winnen als het gaat om voorzieningen voor kinderen van asielzoekers. Hoewel zij de kinderen alles gunnen, begrijpen zij dat er beperkingen zijn in de tijdelijke opvang in een AZC. Maar een aantal basisvoorzieningen zouden volgens deze leden voor jonge kinderen geregeld moeten worden, om ervoor te zorgen dat het verblijf voor de jaren in een AZC enigszins plezierig en nuttig kunnen verlopen. Daarom vragen de leden van de PvdA-fractie aan de minister om de volgende aanbevelingen uit te voeren:

+ Website Kind in AZC maken;

+ Onbeperkte toegang kinderen vanaf groep 6 tot laptop en internet;

+ Vertrouwenspersoon voor kinderen/mentor voor gezinnen met kinderen in AZC’s;

+ Organiseer meer contacten tussen AZC en wijkcentra, scholen, sport- en andere organisaties.

De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de minister of hij bereid is om deze aanbevelingen te realiseren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Website Kind in AZC

Voorlichting aan gezinnen met kinderen wordt door het COA al gegeven.

Ik vind het een goed initiatief van de werkgroep Kind in AZC om de informatievoorziening verder uit te breiden, door een website op te zetten waarop ook lokale informatie te vinden is. Gezinnen met kinderen hebben immers vaak toegang tot dezelfde voorzieningen als Nederlandse gezinnen. Zij moeten hier echter wel van op de hoogte zijn, hetgeen door middel van toegang tot de websites met lokale informatievoorziening verder bevorderd kan worden. Ik zie de website als een aanvulling op de voorlichting die al door het COA wordt gegeven.

Gezien de zeer beperkte middelen die beschikbaar zijn heb ik de werkgroep Kind in AZC aangeraden om EVF-financiering aan te vragen. Het COA treedt hierover graag in overleg met de werkgroep.

Onbeperkte toegang tot internet en laptops voor kinderen vanaf groep 6

Informatievoorziening vind ik van belang. Kinderen kunnen op veel opvanglocaties al gebruik maken van computers. In veel azc’s zijn de openingstijden van de computerruimtes zodanig aangepast dat kinderen hiervan na schooltijd gebruik kunnen maken. Aan een verdere verbreding van de mogelijkheden wordt in de loop van 2011 gewerkt. Er komen huiswerkruimtes met pc’s, waar kinderen rustig huiswerk kunnen maken en toegang hebben tot internet. Op deze wijze wordt naar mijn mening de toegang tot internet voor kinderen voldoende gerealiseerd.

Vertrouwenspersoon voor kinderen/mentor voor gezinnen met kinderen in azc’s

Met de aanbeveling tot het aanstellen van een onafhankelijke mentor ben ik het niet eens. De COA-medewerkers zijn veelal agogisch geschoold en ontvangen daarnaast interne trainingen waarmee zij zich verder vakgericht kunnen ontwikkelen. Medewerkers worden onder andere getraind in het signaleren van problemen en (opvoed)situaties «waar iets mis is». Zij voeren gesprekken met gezinnen en verwijzen zonodig door naar professionele hulpverleners. Ik zie dan ook geen meerwaarde in het aanstellen van een extra mentor.

Meer contacten tussen azc’s en wijkcentra, scholen, sport- en andere organisaties.

Het door het azc onderhouden van contacten met diverse organisaties in de gemeente van vestiging is belangrijk. Op deze manier kunnen aan asielzoekerskinderen extra activiteiten, vaak tegen een gereduceerd bedrag, worden geboden.

Uit informatie van het COA blijkt dat iedere gemeente waar een azc gevestigd is, zonder uitzondering, betrokken is bij het dagelijks leven op de opvanglocatie in de betreffende gemeente. Ook de lokale bevolking spant zich in, met name voor kinderen. Daarnaast gaat het COA, in gemeenten waar dat nog niet het geval is,actief met gemeenten in gesprek over het organiseren van activiteiten buiten het opvangcentrum. Het COA heeft per kind een bedrag van maximaal € 120 per jaar beschikbaar gesteld voor deelname aan clubs en verenigingen. Ik vind het ook positief dat naast landelijke organisaties als Stichting de Vrolijkheid, Stichting Wolkentheater, de Guusje Nederhorst Foundation en anderen ook tientallen lokale organisaties een bijdrage leveren.

Het is volgens de leden van de PvdA-fractie belangrijk om nu echt een slag maken. Kan de minister becijferen waar er extra geld vrijgemaakt kan worden binnen het budget van het COA? Het COA bespaart al 5 miljoen omdat uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten worden geplaatst. Zou een deel daarvan voor kinderen in de opvang kunnen worden ingezet?

Antwoord

De besparingen die worden gerealiseerd doordat uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten worden geplaatst worden onder meer aangewend voor een uitgebreidere culturele oriëntatie voor uitreis en voor extra middelen die via het COA kunnen worden aangevraagd voor de begeleiding in gemeenten.

Voor wat betreft de voortzetting van het project Kind in de Opvang is ook mijn intentie om diverse aspecten van het project duurzaam te laten zijn. In verband met de taakstelling die aan de Rijksoverheid is opgelegd kan ik op dit moment echter geen financiële toezeggingen doen.

Een belangrijk deel van het project bestaat uit het leggen van contacten en het organiseren van samenwerking. Het project leidt daarbij tot een verdere bewustwording bij lokale organisaties en een betere samenwerking met NGO’s. Ook leveren maatschappelijke organisaties en bedrijven een bijdrage. Een aantal onderdelen is al beleid, zoals toegang tot diverse voorzieningen, een kortere procedure, het werven van meer structurele centra en het feit dat veel minder verhuizingen plaatsvinden. Ook zijn er waarschijnlijk mogelijkheden op het gebied van Europese financiering.

Wat betreft het direct plaatsen van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, sluiten de leden van de PvdA-fractie zich aan bij de opmerkingen en vragen van Vluchtelingenwerk Nederland. Zij vinden het in principe een goed idee om uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten te plaatsen, maar zij willen wel van de minister weten waar de 5 miljoen per jaar die bespaard wordt door het COA nu voor wordt gebruikt. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het ongehoord is dat voor elke uitgenodigde vluchteling (het zijn er 500 per jaar) een medewerker van het COA vier keer heen en weer moet reizen naar het land van herkomst voor wat culturele oriëntatie. Dat kost disproportioneel veel geld. Is er de mogelijkheid om dit geld anders te gebruiken en bijvoorbeeld de gemeente meer mogelijkheden te geven om voor culturele oriëntatie, persoonlijke begeleiding en organisatie van medische zorg te zorgen? Als hier geld bespaard kan worden, zijn de leden van de PvdA-fractie er ook voorstander van dit te gebruiken om de voorzieningen voor kinderen op AZC’s te verbeteren.

Antwoord

De besparing op het COA wordt deels gebruikt voor een uitgebreidere culturele oriëntatie in het land van opvang en voor extra middelen die via het COA kunnen worden aangevraagd voor de begeleiding in gemeenten. Ik heb bewust gekozen voor een grondige voorbereiding in het land waar de selectie plaatsvindt. Ten eerste is er op deze manier tijd om de gemeenten goed voor te bereiden op de overkomst van uitgenodigde vluchtelingen. Dit gebeurt door gemeenten goed te informeren over de achtergrond en vaardigheden van de personen in kwestie. Daar waar nodig kunnen reeds de juiste instanties worden ingeschakeld. Dit is juist gedaan om het proces voor gemeenten te vergemakkelijken. Individuele gemeenten en regionale vertegenwoordigers van bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk Nederland hebben tijdens de bijeenkomsten met het COA hierop positief gereageerd en het belang onderstreept van een zorgvuldige voorbereiding in deze nieuwe werkwijze.

Daarnaast is uit de praktijk gebleken dat het belangrijk is om de verwachtingen van de uitgenodigde vluchtelingen zo realistisch mogelijk te maken. Onderdeel hiervan is om de vluchteling goed te informeren over zijn nieuwe woon-en leefomgeving. De ervaring van de afgelopen jaren leert ook dat de uitgenodigde vluchtelingen zelf de voorkeur geven aan een uitgebreide Cultuur Oriëntatietraining (CO-training) om zo goed mogelijk voorbereid te zijn voor hun komst naar Nederland. Bijna alle hervestigingslanden hanteren een vorm van culturele oriëntatie in het land van opvang, maar er bestaat niet een algemene benadering. Om bovenstaande redenen hecht ik dus aan een goede en uitgebreide voorbereiding van de uitgenodigde vluchteling voorafgaand aan de inreis. Overigens wordt de facilitatie van de CO-trainingen groepsgewijs vorm gegeven (de gehele groep die geselecteerd is). Het gaat dan gemiddeld om een groep van ongeveer 80 vluchtelingen die tegelijkertijd bediend wordt.

Voor wat betreft de middelen die gemeenten op dit moment ter beschikking staan voor de opvang van uitgenodigde vluchtelingen het volgende. Net als het geval is bij de reguliere statushouders hebben gemeenten financiële middelen ter beschikking voor de inburgering, begeleiding en educatie van uitgenodigde vluchtelingen. De financiering hiervan komt grotendeels uit de Wet Participatiebudget. Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid voor alle gemeenten om een beroep te doen op middelen voor extra begeleiding. Dit is een extra tegemoetkoming aan gemeenten, die in de meeste lidstaten geen praktijk is. Zo krijgen uitgenodigde vluchtelingen in een ervaren en vaak als voorbeeld dienend hervestigingsland als Zweden geen additionele middelen ten opzichte van reguliere statushouders.

De leden van de PvdA-fractie willen nogmaals benadrukken dat zij het belangrijk vinden om jaarlijks het quotum voor uitgenodigde vluchtelingen te blijven halen. Wat hen betreft zou Nederland zelfs nog een extra steentje kunnen bijdragen, onder meer vanwege de huidige onveilige situatie in Libië en Ivoorkust. Van uitgenodigde vluchtelingen is één ding zeker: dat zijn daadwerkelijk de meest kwetsbare mensen die snakken naar bescherming en een dak boven hun hoofd. Het moet gemeenten volgens de leden van de PvdA-fractie dan ook niet onmogelijk worden gemaakt om het opnemen van uitgenodigde vluchtelingen te kunnen betalen. Deze leden willen de minister in dit verband ook wijzen op het standpunt van de VNG. Deze organisatie is snoeihard over het oordeel van het plan van de minister en zegt niet bereid te zijn dit voorstel zonder meer uit te voeren. De randvoorwaarden voor de opvang zijn volgens de VNG onvoldoende ingevuld, waardoor het draagvlak om nog uitgenodigde vluchtelingen op te nemen, ernstig wordt aangepast. De leden van de PvdA-fractie zouden dat een rampscenario vinden, en roepen de minister dan ook dringend op het plan aan te passen.

Is de minister bereid te garanderen dat Nederland kan blijven voldoen aan het quotum van 500 uitgenodigde vluchtelingen per jaar? Is hij bereid nader met gemeenten in overleg te treden over de opvang van de uitgenodigde vluchtelingen, en hen daarin financieel ruimer bij te staan? Is de minister zich bewust dat, als hij dat niet doet, het draagvlak voor uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, en de integratie van deze mensen in Nederland, ernstig aangetast kan raken?

Antwoord

Het uitgangspunt van deze regering is dat Nederland blijft deelnemen aan het hervestigingsprogramma van UNHCR met gemiddeld 500 uitgenodigde vluchtelingen per jaar. De regering is het niet eens met de VNG dat de randvoorwaarden voor het goed opvangen van uitgenodigde vluchtelingen onvoldoende zijn ingevuld. Zoals hierboven reeds is aangegeven hebben gemeenten voor alle statushouders financiële middelen ter beschikking voor inburgering, begeleiding en educatie van uitgenodigde vluchtelingen. Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid voor alle gemeenten om een beroep te doen op middelen voor extra begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen. Het huisvesten en begeleiden van uitgenodigde vluchtelingen is geen nieuwe taak voor gemeenten. Gemeenten hebben bovendien een wettelijke taak om statushouders te huisvesten. Gemeenten kunnen er voor kiezen op grond van deze verplichting ook uitgenodigde vluchtelingen op te nemen in hun gemeente.

Op 28 april jl heeft er nog een bestuurlijk overleg met de VNG plaatsgevonden waarin het plaatsen van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten ook één van de onderwerpen was. Ik heb daarbij geconcludeerd dat er draagvlak was voor het weglaten van de opvang in Amersfoort en dat er voldoende draagvlak is onder individuele gemeenten om uitgenodigde vluchtelingen op te vangen. COA is al geruime tijd met individuele gemeenten in overleg over het huisvesten en begeleiden van uitgenodigde vluchtelingen onder het nieuwe model. Regiovertegenwoordigers, individuele gemeenten en regionale vertegenwoordigers van Vluchtelingenwerk Nederland zoeken rechtstreeks contact met het COA om hun belangstelling te tonen voor de nieuwe werkwijze. Op dit moment hebben vier regio’s en diverse individuele gemeenten in Nederland concrete belangstelling getoond om uitgenodigde vluchtelingen te huisvesten en begeleiden in regionaal verband. Dit betekent dat reeds voor de eerste vier selectiemissies van 2011 wordt voorzien in huisvesting en begeleiding. Zo zullen de vluchtelingen die onlangs zijn geselecteerd in Kenia worden geplaatst in diverse gemeenten in Friesland.

De leden van de PvdA-fractie stellen nog de volgende vragen:

Waarom komt niet een groter deel van de jaarlijkse besparing van 5 miljoen op de opvangkosten ten goede aan de gemeenten die voor de opvang en begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen extra kosten moeten maken?

Antwoord

De besparing op het COA wordt onder meer gebruikt voor een uitgebreidere culturele oriëntatie in het land van opvang en voor extra middelen die via het COA kunnen worden aangevraagd voor de begeleiding in gemeenten. Zoals hierboven ook is aangegeven heeft de regering bewust gekozen voor een grondige voorbereiding in het land waar de selectie plaatsvindt. Ten eerste is er op deze manier tijd om de gemeenten goed voor te bereiden op de overkomst van uitgenodigde vluchtelingen. Dit gebeurt door gemeenten goed te informeren over de achtergrond en vaardigheden van de personen in kwestie.

Daarnaast is uit de praktijk gebleken dat het belangrijk is om de verwachtingen van de uitgenodigde vluchtelingen zo realistisch mogelijk te maken. Onderdeel hiervan is om de vluchteling goed te informeren over zijn nieuwe woon- en leefomgeving. De ervaring van de afgelopen jaren leert ook dat de uitgenodigde vluchtelingen zelf de voorkeur geven aan een uitgebreide CO-training om zo goed mogelijk voorbereid te zijn voor hun komst naar Nederland. Bijna alle hervestigingslanden hanteren een vorm van culturele oriëntatie in het land van opvang, maar er bestaat niet een algemene benadering.

Om bovenstaande redenen hecht ik dus aan een goede en uitgebreide voorbereiding van de uitgenodigde vluchteling voorafgaand aan de inreis.

Verder worden er extra kosten gemaakt voor onder meer de eerste opvang op Schiphol en het beschikbaar stellen van extra middelen aan gemeenten voor begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen.

Wat is de hoogte van het bedrag dat het COA krijgt voor de organisatie van de drie aparte culturele oriëntatietrainingen?

Antwoord

Van de totale vergoeding die het COA ontvangt is 60% bestemd voor zaken als de logistieke diensten van het IOM, kosten voor opvang in de 1e twee dagen in Nederland, medische kosten voor vertrek en na aankomst, medische verzekering, beschikbaarheid tolken, extra begeleidingskosten voor gemeenten, kosten huurderving voor gemeenten en noodpakketten voor de uitgenodigde vluchtelingen. Ongeveer 30% van de totale vergoeding heeft betrekking op kosten die niet gewijzigd zijn. Slechts de overige 10% heeft betrekking op de wijziging van de werkwijze.

Welke gemeenten hebben inmiddels toegezegd dat zij uitgenodigde vluchtelingen op voorgestelde wijze rechtstreeks willen opvangen?

Antwoord

De 1e groep en tot nu toe nog enige groep geselecteerden vluchtelingen in 2011, afkomstig uit Kenia, zullen worden gehuisvest in de provincie Friesland. Dit gaat dan om de gemeenten Sudwest Fryslan, Lemsterland, Gaasterlan-Sleat, Littenseradiel, Skasterlan, Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel, Kollumerland, Tytsjerksteradiel, Harlingen, Franekeradeel, Leeuwarderadeel, Menaldumadeel, Ferwerderadeel, Het Bildt, Weststellingwerf, Boarnsterhim en Opsterland. Andere regio’s die concrete belangstelling hebben getoond voor de nog komende missies zijn bv. Limburg-Noord, Zuid- en Midden Limburg en Twente. De concrete bestuurlijke afspraken hierover zullen gemaakt worden als de volgende groepen daadwerkelijk geselecteerd worden.

Komt er in verband met de rechtszekerheid een wettelijke grondslag voor de uitkering aan de gemeenten? Zo ja, in welke regeling wordt deze opgenomen?

Antwoord

Zoals eerder aangegeven kunnen gemeenten die uitgenodigde vluchtelingen gaan opvangen en begeleiden het COA een verzoek doen voor extra financiële ondersteuning. Het COA zal in de bestuurlijke afspraken hier aandacht aan besteden en het initiatief nemen tot het voorleggen van deze mogelijkheid om zo op gemeenteniveau hier afspraken over te maken. Op dit moment bestaat er geen aanleiding daarvoor een aparte regeling te creëren.

Welke besparing kan worden gerealiseerd als het COA niet deelneemt aan de selectiemissies en in plaats van drie aparte één culturele oriëntatie organiseert?

Antwoord

Van de totale vergoeding die het COA ontvangt is 60% bestemd voor zaken als de logistieke diensten van het IOM, kosten voor opvang in de 1e twee dagen in Nederland, medische kosten voor vertrek en na aankomst, medische verzekering, beschikbaarheid tolken, extra begeleidingskosten voor gemeenten, kosten huurderving voor gemeenten en noodpakketten voor de uitgenodigde vluchtelingen. Ongeveer 30% van de totale vergoeding heeft betrekking op kosten die niet gewijzigd zijn. Slechts de overige 10% heeft betrekking op de wijziging van de werkwijze.

Kunnen vluchtelingen met medische indicatie, zwangere vrouwen en vluchtelingen met schoolgaande kinderen eerder dan zes maanden naar Nederland worden overgebracht? Welke afspraken worden hierover met gemeenten gemaakt?

Antwoord

Daar waar er sprake is van levensbedreigende situaties zal het mogelijk zijn om vluchtelingen eerder te laten overkomen. Dit was in de oude werkwijze tot 31 december 2010 ook al het geval. De ervaring leert echter dat er zelden sprake is van levensbedreigende situaties binnen de groep uitgenodigde vluchtelingen

Wanneer de drie CO-trainingen worden teruggebracht tot één, kan dan ook de termijn van zes maanden dat de vluchtelingen nog in het land van opvang moeten verblijven worden teruggebracht naar bijvoorbeeld vier maanden?

Antwoord

Er is geen enkel verband tussen het faciliteren van de CO-trainingen en de termijn van de zes maanden. De periode van zes maanden is de periode die nodig is om de passende huisvesting en begeleiding in gemeenten te organiseren. Ik kan u aangeven dat Nederland zeer snel is met de overkomst van de uitgenodigde vluchtelingen na het moment van selectie. Bij vele andere ervaren hervestigingslanden is deze termijn vaak minimaal een jaar of zelfs langer.

Op welke wijze zal de gezondheidsvoorlichting zoals deze nu door GGD Nederland in de centrale opvang plaats vindt in de gemeente worden georganiseerd?

Antwoord

Het faciliteren van de gezondheidsvoorlichting is net als bij reguliere nieuwkomers binnen gemeenten een verantwoordelijkheid van de huisartsen. In de voorbereidingsoverleggen tussen het COA en de gemeenten waar uitgenodigde vluchtelingen worden geplaatst wordt hierbij nadrukkelijk stilgestaan. Het kennis-en expertise centrum Pharos wordt bij de introductiebijeenkomsten uitgenodigd om gemeenten te wijzen op de mogelijkheden tot het geven van gezondheidsvoorlichting.

Welke voorbereidingen zijn getroffen om de intake en toeleiding naar de medische zorg zoals deze nu in de centrale opvang is voorzien ook in de gemeente te laten plaats vinden?

Antwoord

De medische zorg voor uitgenodigde vluchtelingen wordt al voor de overkomst van de uitgenodigde vluchtelingen geregeld. De medische gegevens die worden verzameld door een arts van het Bureau Medische Advisering tijdens de hervestigingsmissie worden nadat duidelijk is waar de uitgenodigde vluchteling wordt geplaatst overgedragen aan de huisarts ter plaatse. Als er tijdens de culturele oriëntatie nog additionele medische gegevens beschikbaar komen zullen deze ook aan de huisarts ter plaatse kenbaar worden gemaakt. Verder zijn er met de medische dienst op Schiphol afspraken gemaakt om in de mogelijkheid te voorzien om medische zorg te verlenen.

CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de beschreven beleidsreactie/-wijziging. Zij zijn van mening dat Nederland een zeer fatsoenlijke opvang van asielzoekers en asielzoekerskinderen heeft, zeker ook in vergelijk met andere landen. Echter een van de prangendste kwesties die de werkgroep «Kind in AZC» naar voren bracht, was de geworteldheid in Nederland van kinderen en gezinnen, door de vaak te lange duur van asielprocedures. De leden van de CDA-fractie zijn dan ook van mening dat deze procedures sneller moeten. Hierbij maken zij de kanttekening dat ouders primair verantwoordelijk zijn voor hun kinderen en dus ook voor de gevolgen die doorprocederen heeft voor hun kinderen. Niettemin: kortere procedures kunnen veel van de in het rapport geschetste problemen voorkomen. De vorig jaar in werking getreden verbeterde asielprocedure en de nadere verbeteringen waar de minister mee bezig is, moeten leiden tot verdere verkorting en vermindering van procedures. Het COA onderschrijft de aanbevelingen in het rapport. De werkgroep «Kind in AZC» is tot nu toe tevreden over de contacten met de beleidsmakers van de betrokken ministeries en ook de CDA-fractie is van mening dat we dat zo moeten houden. De leden van de CDA-fractie roepen de minister dan ook op om te bevorderen dat in samenspraak tussen alle betrokken partijen wordt gewerkt aan het verder verbeteren van de situatie van kinderen in de asielopvang. Zij onderschrijven de nieuwe aanpak van rechtstreekse plaatsing in gemeenten in plaats van eerst in een aparte opvanglocatie; in de meeste andere hervestigingslanden gebeurt dit al op deze manier.

De leden van de CDA-fractie hebben echter nog een aantal vragen:

  • Het rapport «Kind in het centrum» dateert van juni 2009. Veel van de 65 aanbevelingen zijn grotendeels al staande praktijk, of worden gerealiseerd in het project «Kind in de Opvang». Dit project wordt gefinancierd met gelden uit het Europees Vluchtelingen Fonds (EVF). Wat gebeurt er na afloop van de projectperiode, medio 2012, als de Europese gelden wegvallen?

  • Jongeren mogen een voor hun 18 gestarte opleiding afronden, zolang dat niet aan hun terugkeer in de weg staat. Hoe werkt dit uit in de praktijk? Hoeveel procent van de «te vertrekken»/verwijderbare jongeren zijn daartoe daadwerkelijk in de gelegenheid?

Antwoord

Over de wijze waarop de diverse onderdelen van het project worden voortgezet is nu nog geen eenduidig antwoord te geven. Voor wat betreft de voortzetting van het project is ook mijn inzet om diverse aspecten van het project duurzaam te laten zijn. In verband met de taakstelling die is opgelegd kan ik op dit moment geen financiële toezeggingen doen.

Een belangrijk deel van het project bestaat uit het leggen van contacten en het organiseren van samenwerking. Het project leidt daarbij tot een verdere bewustwording bij lokale organisaties en een betere samenwerking met NGO’s. Ook leveren maatschappelijke organisaties en bedrijven een bijdrage. Een aantal onderdelen is al beleid, zoals een kortere procedure, het werven van meer structurele centra en het feit dat veel minder verhuizingen plaatsvinden, Ook zijn er waarschijnlijk mogelijkheden op het gebied van Europese financiering.

Ik heb geen exacte gegevens omtrent het aantal jongeren dat een voor hun 18e gestarte opleiding na het 18e jaar afrondt. Zolang een jongere niet wordt uitgezet kan hij of zij de opleiding blijven volgen. Dit is anders als de jongere in de vrijheidsbeperkende locatie wordt geplaatst. Daar heeft hij een meldplicht zodat hij niet langdurig afwezig kan zijn voor het volgen van een opleiding.

Klopt de bewering (van VluchtelingenWerk Nederland) dat de praktijk van andere hervestigingslanden uitwijst dat het overbrengen van kennis en vaardigheden (de culturele oriëntatie over Nederland) ter plaatse, in het opvangland in de regio, niet zinvol is? De VS zouden ermee zijn gestopt omdat het niet kostenefficiënt bleek te zijn; klopt dit? Wat gaat Nederland anders doen dan de andere hervestigingslanden?

Antwoord

De bewering van Vluchtelingenwerk is niet juist dat het overbrengen van kennis en vaardigheden in de vorm van een culturele oriëntatie in het land van opvang niet zinvol is. Bijna alle hervestigingslanden hanteren een vorm van culturele oriëntatie in het land van opvang, maar er bestaat niet een algemene benadering. De VS hanteert ook nog steeds een CO-programma.

Ik heb bewust gekozen voor een grondige voorbereiding in het land waar de selectie plaatsvindt. Ten eerste is er op deze manier tijd om de gemeenten goed voor te bereiden op de overkomst van uitgenodigde vluchtelingen. Individuele gemeenten en regionale vertegenwoordigers van bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk hebben tijdens de bijeenkomsten met het COA hier positief op gereageerd en het belang onderstreept van een zorgvuldige voorbereiding in deze nieuwe werkwijze. Dit gebeurt door gemeenten goed te informeren over de achtergrond en vaardigheden van de personen in kwestie. Daar waar nodig kunnen reeds de juiste instanties worden ingeschakeld. Dit is juist gedaan om het proces voor gemeenten te vergemakkelijken. Daarnaast is uit de praktijk gebleken dat het belangrijk is om de verwachtingen van de uitgenodigde vluchtelingen zo realistisch mogelijk te maken. Onderdeel hiervan is om de vluchteling goed te informeren over zijn nieuwe woon-en leefomgeving. De ervaring van de afgelopen jaren leert ook dat de uitgenodigde vluchtelingen zelf de voorkeur geven aan een uitgebreide CO-training om zo goed mogelijk voorbereid te zijn voor hun komst naar Nederland.

De leden van de CDA-fractie hebben een paar vragen over die training culturele oriëntatie. Wat is precies de functie ervan? Waarom is het volgens Nederland beter om het dáár te doen; want eenmaal in Nederland moet men immers toch de inburgeringscursus gaan doen? Kunnen die trainingen dus niet beter na aankomst in Nederland worden gegeven? Zijn er al ervaringen dat CO-training werkt? Hoe verplichtend of vrijblijvend is het volgen van die CO-training? Is het een soort «inburgering in het buitenland», waarbij men ook een toets moet afleggen? Wat kost het om COA-medewerkers die trainingen daarginds te laten doen? Hoe wordt dit gefinancierd?

Antwoord

Nederland hanteert al vijf jaar CO-trainingen en het faciliteren hiervan is reeds staand beleid en heeft laten zien dat dit een positief effect heeft. De nieuwe werkwijze geeft de mogelijkheid om een zorgvuldigere voorbereiding te laten plaats vinden nu de eerste opvang in Amersfoort wegvalt, om de oriëntatie op Nederland, de toekomstige woongemeente en de toekomstige woonomgeving zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Op basis van de ervaringen is het erg belangrijk om zowel de verwachtingen aan de kant van de uitgenodigde vluchteling als ook die van de ontvangende gemeente zo optimaal mogelijk te organiseren voor de overkomst. Er is geen strikt verplichtend karakter in het volgen van de CO-trainingen. Echter, de ervaring van de afgelopen vijf jaar leert dat op hoge uitzonderingen na iedereen die geselecteerd is deelneemt aan de trainingen om zich goed voor te bereiden op de overkomst.

Ik heb met het COA afspraken gemaakt over de vergoeding welke het COA ontvangt voor haar werkzaamheden en haar coördinatierol inzake uitgenodigde vluchtelingen. Van de totale vergoeding die het COA ontvangt is 60% bestemd voor zaken als de logistieke diensten van het IOM, kosten voor opvang in de 1e twee dagen in Nederland, medische kosten voor vertrek en na aankomst, medische verzekering, beschikbaarheid tolken, extra begeleidingskosten voor gemeenten, kosten huurderving voor gemeenten en noodpakketten voor de uitgenodigde vluchtelingen. Ongeveer 30% van de totale vergoeding heeft betrekking op kosten die niet gewijzigd zijn. Slechts de overige 10% heeft betrekking op de wijziging van de werkwijze

Het COA acht het mogelijk om binnen twee maanden na afronding van de selectiemissie te kunnen aangeven binnen welke gemeente de uitgenodigde vluchteling wordt gehuisvest. Wat betekent dit ten opzichte van de wachttermijn voor uitgenodigde vluchtelingen? Wordt die korter? De leden van de CDA-fractie willen de in de training CO opgedane kennis niet te laten verwateren.

Antwoord

Er is geen enkel verband tussen het faciliteren van de CO-trainingen en de termijn van de zes maanden. De periode van zes maanden is de periode die nodig is om de passende huisvesting en begeleiding in gemeenten te organiseren. Ik kan u aangeven dat Nederland zeer snel is met de overkomst van de uitgenodigde vluchtelingen na het moment van selectie. Bij vele andere ervaren hervestigingslanden is deze termijn vaak minimaal een jaar of zelfs langer. Na twee maanden zal bekend zijn welke gemeente bereid is om de uitgenodigde vluchteling te huisvesten, de daadwerkelijke beschikbaarheid van een woning volgt pas later, maar maximaal zes maanden na selectie. Door de drie CO-trainingen te faciliteren in de tussenliggende periode is er tevens de mogelijkheid om de verwachtingen van zowel de uitgenodigde vluchteling als ook de desbetreffende gemeenten goed te managen. Hierdoor zal er zelfs een vergroting plaats vinden van het gebruik van de opgedane kennis en ervaring.

Hoe wordt omgegaan met gemeenten die achterlopen met het voldoen aan hun huisvestingstaakstelling voor statushouders? Is het de bedoeling dat daar ook uitgenodigde vluchtelingen worden gehuisvest, of juist niet? En is dit laatste dan geen beloning voor slecht gedrag?

Antwoord

Het beeld dat is geschetst dat uitgenodigde vluchtelingen met name worden geplaatst in gemeenten die achterlopen in de taakstelling is absoluut onjuist. Gemeenten zijn vrij om te kiezen of zij uitgenodigde vluchtelingen willen huisvesten of begeleiden.

SP

Het rapport van Unicef over de positie van kinderen in opvangcentra en de laatste reactie van de minister over de voortgang geven de leden van de SP-fractie aanleiding tot nadere opmerkingen en vragen.

De minister heeft op 22 maart in de bijlage bij zijn brief gereageerd op de 65 aanbevelingen van Unicef. Wat deze leden daarbij opvalt is dat de minister op onderdelen zijn ogen sluit voor de realiteit. Zo weigert de minister uit te gaan van de praktijk dat kinderen lang in opvang verblijven. Hij somt zijn beleidsvoornemens nog maar eens op over zijn inzet voor een verkorting van de asielprocedure en het tegengaan van stapelen van procedures. Waar geen misverstand over kan bestaan is dat ook de SP-fractie voor zorgvuldige procedures is. De minister lijkt nu ook te hebben ingezien dat meer zorgvuldigheid aan het begin zich uitbetaald in meer snelheid in het vervolg van de procedure.

Maar de realiteit, waar de minister zijn ogen voor sluit, is dat dit nog niet de praktijk is. De procedures zijn nu nog lang. De werkelijkheid is dat kinderen nog wél jarenlang in opvangcentra verblijven en daar opgroeien. Dat is de realiteit en daar moeten we dus ook de omstandigheden op aanpassen. Je mag de kinderen, zo menen de leden van de SP-fractie, die nu op de opvangcentra verblijven niet het slachtoffer maken van de bestaande situatie. Zij moeten zich nu ontwikkelen en zij kunnen niet wachten tot er een nieuwe werkelijkheid is. Erkent de minister dit? Deze kinderen moeten nu geholpen worden. En het COA speelt daar een belangrijke rol bij.

De oproep van de leden van de SP-fractie aan de minister en het COA is dan ook om met volledige inzet aan de slag te gaan met praktische oplossingen waar direct resultaat van zichtbaar en merkbaar is voor de kinderen. Stop de reeks verhuizingen waar kinderen mee worden geconfronteerd. Moeten deze leden de reactie van de minister op aanbeveling 9 op dit punt zo lezen dat er niet verhuisd wordt, tenzij een locatie sluit of er sprake is van onaangepast gedrag? Kan de minister dit toezeggen?

Antwoord

Ik ben van mening dat het belang van kinderen altijd een belangrijke overweging moet zijn in beleid en uitvoering, ook in het opvangbeleid. Ik herken echter niet de stelling dat er van veel van de aanbevelingen tot nu toe vrijwel niets is terecht gekomen.

Sinds het rapport medio 2009 werd aangeboden aan de toenmalige staatssecretaris zijn er diverse aanpassingen doorgevoerd. U treft deze aan in mijn brief d.d. 22 maart 2011, (no. 19 637; nr. 1406 d.d. 22 maart 2011).

Ik vind het van belang dat kinderen in azc’s zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. De ouders zijn hiervoor primair verantwoordelijk. Voor kinderen in azc’s is daarnaast de overheid aan zet. Kinderen hebben veelal recht op dezelfde voorzieningen als Nederlandse kinderen, bijvoorbeeld waar het gezondheidszorg, onderwijs en toegang tot instellingen als de Centra voor Jeugd en Gezin en de Raad voor de Kinderbescherming betreft. Kinderen zijn omgeven door een uitgebreid netwerk van zorginstellingen, waarbij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Jeugdzorg toezicht houden. De opvang in Nederland is van hoog niveau, hetgeen ook door de staatssecretaris werd aangegeven bij de in ontvangstname van het rapport.

Natuurlijk zijn er altijd verbeteringen mogelijk. Hierover heb ik ook een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van Unicef en Defence for Children.

In het kader van het project «Kind in de Opvang» wordt aan diverse aanvullende verbeteringen gewerkt.

Dit neemt echter niet weg dat asielzoekersgezinnen in een andere situatie verkeren dan Nederlandse gezinnen. Het is voor hen niet zeker dat zij in Nederland mogen blijven. De grenzen aan hetgeen vanuit de overheid moet worden aangeboden moeten realistisch gesteld worden. Vormen van participatie in de samenleving die leiden tot verregaande integratie (wonen in gemeenten, volledig recht op arbeid, Nederlandse les na een afwijzende beschikking) stroken niet met de situatie van asielzoekers in procedure. Daarnaast moeten geen voorzieningen worden geboden die beter zijn dan hetgeen veel Nederlandse kinderen ter beschikking staat. Dit is maatschappelijk niet verantwoord en zal alleen maar bijdragen aan de teleurstelling bij afwijzing. Voorts zouden dergelijke voorzieningen ertoe leiden dat asielzoekerskinderen in Nederland over meer voorzieningen beschikken dan asielzoekerskinderen in andere EU-landen.

Voor wat betreft de gemiddelde verblijfsduur voor kinderen in de opvang: deze bedroeg op 1 januari 2011 14 maanden.

Ten aanzien van verhuizingen geldt dat asielzoekers, en in het bijzonder gezinnen met kinderen, zo min mogelijk hoeven te verhuizen nadat ze vanuit de procesopvanglocatie in een opvanglocatie zijn gehuisvest. Dit wordt gerealiseerd door een combinatie van de volgende beleids- en uitvoeringsmaatregelen:

  • een kortere procedure;

  • het onderscheid tussen oriëntatie/inburgeringslocaties en terugkeerlocaties is opgeheven;

  • meer langdurige contracten met gemeenten, zodat minder opvanglocaties hoeven te sluiten (in 2010 is bijvoorbeeld maar 1 locatie gesloten);

  • als er toch verhuisd moet worden zorgt het COA dat gezinnen met kinderen bij voorkeur in een schoolvakantie verhuizen of dat de kinderen naar een nabijgelegen opvangcentrum worden overgeplaatst, zodat ze niet van school hoeven te wisselen;

  • COA plaatst gezinnen met kinderen niet in centra waarvan bekend is dat ze gaan sluiten.

Het is onaanvaardbaar dat kinderen het aanspreekpunt zijn in de asiel procedure van gezinnen omdat ze de taal spreken. Je mag de kinderen niet met deze zorgen belasten. Deelt de minister deze mening en gaat hij er ook voor zorgen dat dit in de toekomst niet meer gebeurt? Juist in dit soort gevallen zou een eigen vertrouwenspersoon voor kinderen een belangrijke rol kunnen spelen. De leden van de SP-fractie zijn daar dan ook van harte voor

Antwoord

In de procedure worden kinderen niet als aanspreekpunt van het gezin gebruikt.

Het COA gebruikt kinderen ook niet als tolk. Om dit verder te garanderen is een aangepast Kader tolkeninzet in concept gereed. Dit zal binnenkort van kracht worden.

Met de aanbeveling tot het aanstellen van een onafhankelijke mentor ben ik het niet eens. De COA-medewerkers zijn veelal agogisch geschoold en ontvangen daarnaast interne trainingen waarmee zij zich verder vakgericht kunnen ontwikkelen. Medewerkers worden onder andere getraind in het signaleren van problemen en (opvoed)situaties «waar iets mis is». Zij voeren gesprekken met gezinnen en verwijzen zonodig door naar professionele hulpverleners. Ik zie dan ook geen meerwaarde in het aanstellen van een extra mentor.

Beoordeel wat gezinnen nodig hebben.

Gaat de minister er ook voor zorgen dat kinderen ook daadwerkelijk kind kunnen zijn? De activiteiten worden steeds meer afhankelijk gemaakt van lokale fondsen en vrijwilligers. En natuurlijk zijn de leden van de SP-fractie blij met een initiatief als «de Vrolijkheid», maar waarom ziet de minister dit niet als een eigen verantwoordelijkheid?

Antwoord

Ik zie het zeker als een verantwoordelijkheid van de overheid om, in situaties waarin ouders de verantwoordelijkheid voor hun kinderen niet (kunnen) nemen, zorg te dragen voor de voorzieningen waarop kinderen recht hebben. De overheid draagt dan ook voor asielzoekerskinderen zorg voor een goede opvang en begeleiding en voor allerlei faciliteiten, die voor een belangrijk gedeelte dezelfde rechten en voorzieningen bieden als voor Nederlandse kinderen.

Onderwijs is een wezenlijk onderdeel van de vorming van deze kinderen. Kan de minister toezeggen dat wij geen situaties meer mee zullen maken zoals afgelopen najaar in Ter Apel waar kinderen wekenlang geen onderwijs kregen vanwege gesteggel tussen het COA en de plaatselijke school?

Antwoord

Leerplichtige kinderen hebben recht op onderwijs. COA heeft goede contacten met de diverse scholen die onderwijs aan asielzoekerskinderen verzorgen.

In de situatie met betrekking tot Ter Apel waarnaar uw Kamer verwijst lukte het de gemeente, om financiële redenen, niet om onderwijs beschikbaar te krijgen. In overleg met het COA is destijds tot een oplossing voor deze situatie gekomen.

COA en de gemeente hebben afspraken gemaakt over een structurele oplossing voor de financiering van het onderwijs.

De leden van de SP-fractie willen van de minister nog eens duidelijk horen wat hij zich nu voorstelt bij een sobere opvang voor gezinnen met minderjarige kinderen. Wat is er nu luxe aan de opvang zoals die nu is en waar denkt de minister te kunnen versoberen? Het klinkt stoer van de minister maar wat moeten deze leden zich bij sober voorstellen?

Antwoord

De opvang voor gezinnen met kinderen in procedure is in Nederland van een goed niveau. Er zijn geen plannen om deze te versoberen. Dit betekent overigens niet dat er geen verbeteringen mogelijk zijn. Sinds het aanbieden van het rapport aan de toenmalige staatssecretaris, medio 2009, is al een groot aantal verbeteringen doorgevoerd. Aan verdere aanpassingen wordt gewerkt, o.a. in het kader van het EVF-project Kind in de Opvang.

Over mogelijke aanpassingen heb ik ook recent een gesprek gevoerd met Unicef en Defence for Children. Ik zie daarbij, anders dan de opstellers van het rapport, niet hoe de Nederlandse wet- en regelgeving inzake opvang in strijd zou zijn met Europese en andere internationale normen. Er moet wel rekening mee worden gehouden dat asielzoekersgezinnen in een andere situatie verkeren dan Nederlandse gezinnen. Het is voor hen niet zeker dat zij in Nederland mogen blijven. De grenzen aan hetgeen vanuit de overheid wordt aangeboden moeten realistisch gesteld worden. Vormen van participatie in de samenleving die leiden tot integratie (wonen in gemeenten, volledig recht op arbeid, Nederlandse les na een afwijzende beschikking) stroken niet met de situatie van asielzoekers in procedure. Daarnaast moeten geen voorzieningen worden geboden die beter zijn dan hetgeen veel Nederlandse kinderen ter beschikking staat. Dit is maatschappelijk niet verantwoord en zal alleen maar bijdragen aan de teleurstelling bij afwijzing.

Waar het gaat om de groep gezinnen met minderjarige kinderen zoals vermeld in de brief aan uw Kamer van 18 januari 2011, heb ik uw kamer gemeld dat deze gezinnen in op vertrek gerichte locaties van het COA met een sober voorzieningenniveau zullen worden geplaatst. De versobering die ik voor ogen heb in deze locaties ziet op de voorzieningen die aan volwassen worden aangeboden.

Tot slot van hun bijdrage op dit onderwerp willen de leden van de SP-fractie nog een enkel woord wijden aan de vraag bij wie de verantwoordelijkheid voor de kinderen ligt. Ja, zo zeggen deze leden tegen de minister, natuurlijk zijn de ouders in eerste instantie verantwoordelijk voor de kinderen. Maar als die ouders in volledige afhankelijkheid leven van de overheid dan kan de minister niet wegkijken. Dan wordt het een gedeelde verantwoordelijkheid omdat de werkelijkheid niet toetstaat dat het anders kan. En waar de ouders door de situatie onmachtig zijn mag de minister de kinderen niet aan hun lot overlaten. Erkent de minister dit en gaat hij deze verantwoordelijkheid ook ten volle nemen?

Antwoord

Ik ben met de leden van de SP-fractie van mening dat, als ouders niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor hun kinderen te nemen, de overheid hierin een taak heeft.

De leden van de SP-fractie hebben nog een paar korte opmerkingen over de andere agendapunten. Het is goed dat de wachtperiode voorafgaand aan de procedure in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) inmiddels is opgelost. Deze leden zijn blij dat de minister in zijn brief van 8 maart aangeeft dat asielzoekers die niet binnen de gestelde termijn van 28 dagen een uitspraak van de rechter krijgen in hun beroepszaak niet op straat belanden. Kan de minister dit uitgangspunt nog eens bevestigen?

Antwoord

In de brief van 8 maart jl.aan uw Kamer (19 637 nr. 1403) heb ik uw Kamer medegedeeld dat in ongeveer 80% van de gevallen waarin een asielzoeker na afwijzing in de algemene asielprocedure beroep aantekent, de rechtbank binnen de termijn van 28 dagen uitspraak doet.

Zoals uit de brief blijkt is er een aantal redenen waarom de rechtbank in sommige gevallen niet binnen 28 dagen na de afwijzing in de algemene asielprocedure uitspraak doet in de beroepszaak:

  • de zaak blijkt te gecompliceerd om direct uitspraak te doen: het verzoek om de voorlopige voorziening wordt toegewezen en de asielzoeker mag in de opvang de uitspraak in beroep afwachten;

  • vanwege aanloopproblemen lukte het de IND niet om tijdig complete dossiers aan de rechtbanken te leveren. In die situaties is met de rechtbanken afgesproken om de opvang te laten voortduren tot er uitspraak werd gedaan. In deze situaties ging het om kinderziektes die nu eenmaal samenhangen met het doorvoeren van ingrijpende beleidwijzigingen;

  • het beroep wordt aangehouden omdat er gewacht moet worden op Europese of nationale uitspraken. In sommige gevallen leidt de beschikbaarheid van tolken en/of advocaten tot enige vertraging in de zittingsplanning. Dit zijn echter uitzonderingen.

Mocht in de situatie dat de vreemdeling tijdens zijn vertrektermijn werkt aan zijn vertrek blijken dat het niet mogelijk is het vertrek binnen de gestelde termijn te realiseren, kan eventueel worden overgegaan tot plaatsing in een vrijheidsbeperkende locatie waar de Dienst Terugkeer en Vertrek de terugkeer verder zal faciliteren.

In een gering aantal gevallen waarin derechter binnen de vertrektermijn geen uitspraak doet zal de opvang worden beëindigd, maar mag de vreemdeling de uitspraak nog altijd in Nederland afwachten.

Voor wat betreft het nieuwe hervestigingbeleid waarbij uitgenodigde vluchtelingen rechtstreeks in een gemeente worden geplaatst, maken de leden van de SP-fractie zich met name zorgen over de medische begeleiding. Een redelijk homogene groep afkomstig uit één hervestigingmissie moet straks door verschillende artsen in verschillende gemeenten worden opgevangen en begeleid. Zou het niet veel praktischer zijn om een korte periode na aankomst dit centraal te doen en daar ook een aantal ander praktische zaken centraal te regelen? Graag een reactie van de minister op deze suggestie.

Antwoord

De medische zorg voor uitgenodigde vluchtelingen wordt al voor de overkomst van de uitgenodigde vluchtelingen geregeld. De medische gegevens die worden verzameld door een arts van het Bureau Medische Advisering tijdens de hervestigingsmissie worden overgedragen aan de huisarts ter plaatse, nadat duidelijk is geworden waar de uitgenodigde vluchteling zal worden gehuisvest. Als er tijdens de culturele oriëntatie nog additionele medische gegeven beschikbaar komen zullen deze ook aan de huisarts ter plaatse kenbaar worden gemaakt. Verder zijn er met de medische dienst op Schiphol afspraken gemaakt om in de mogelijkheid te voorzien om medische zorg te verlenen. Voor wat betreft overige praktische zaken waaronder het uitreiken van de beschikking wordt de uitgenodigde vluchteling bij aankomst op Schiphol de eerste 48 uur opgevangen en begeleid in een hotel nabij Schiphol.

D66

De leden van de fractie van D66 hebben een aantal opmerkingen en vragen ten aanzien van de volgende agendapunten: kinderen in asielzoekerscentra, gemiddelde verblijfsduur in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) en de directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten. Daarnaast wensen de leden kort een opmerking te maken over de opvang in de regio van herkomst.

Opvang van kinderen

De leden van de fractie van D66 danken de minister voor zijn reactie op de aanbevelingen van Unicef die in het rapport «Kind in het centrum: kinderrechten in asielzoekerscentra» zijn gedaan. Voornoemde leden hebben een aantal opmerkingen bij deze reactie.

Hoe gaat de minister de opdracht aan het COA zó verhelderen dat de opvangorganisatie beter weet welke taken het heeft in het zorgen voor kindvriendelijke opvang in overeenstemming met het Kinderrechtenverdrag?

De leden van de fractie van D66 vragen zich tevens af hoe het toezicht op de opvang van kinderen in AZC’s zal worden georganiseerd. Daarbij vinden zij het van belang dat de Tweede Kamer op de hoogte wordt gehouden van de situatie van kinderen in AZC’s.

De minister van Immigratie en Asiel heeft begin dit jaar in het programma van Pauw en Witteman en in een brief aan de Kamer van 18 januari 2011 aangegeven dat hij de opvang van afgewezen asielzoekers met kinderen wil versoberen. Er komt voor hen een speciaal vertrekcentrum met sobere voorzieningen en beperkingen aan de bewegingsvrijheid. Als in de minister bij herhaling zegt dat de opvang van kinderen voldoet aan de normen, kan hij dan toelichten welke marge hij ziet om die normen naar beneden bij te stellen, oftewel om de opvang van gezinnen te versoberen? De leden van de fractie van D66 vragen zich af wat zij zich hierbij moeten voorstellen. In de reactie op het rapport van «Kind in AZC» wordt tegelijkertijd aangegeven dat de regering initiatieven voor extra voorzieningen voor kinderen wil ondersteunen. Kan worden toegelicht wat daarbij voor ogen staat en voor welke categorie kinderen dit zou gelden?

Antwoord

De taken van het COA zijn omschreven in de Wet COA. De verstrekkingen aan asielzoekers zijn nader uitgewerkt in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva). Voorts wordt in de jaarlijkse beschikking door het ministerie van Binnenlandse Zaken een concrete opdracht aan het COA verstrekt. Indien er voor bepaalde activiteiten budget beschikbaar wordt gesteld worden de activiteiten die gefinancierd worden nader omschreven in deze beschikking die tevens als opdrachtverlening dient. Ook is er zeer regelmatig mondeling overleg met het COA. Ik ben dan ook niet van mening dat de opdracht aan het COA verdere verduidelijking behoeft.

Toezicht op de opvang van kinderen in azc’s vindt reeds plaats.Naast de Raad van Toezicht COA fungeert het ministerie van Binnenlandse Zaken (Directoraat-Generaal Vreemdelingenzaken) als toezichthouder op het COA. Voorts hebben reguliere instanties, zoals de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg, hierin een taak. Diverse belangenorganisaties spelen een rol, zoals sinds kort de speciale Kinderombudsman.

De versobering die ik voor ogen heb in de op vertrek gerichte locaties van het COA ziet op de voorzieningen die aan volwassen worden aangeboden.

Gemiddelde verblijfsduur in de Centrale Ontvangstlocatie (COL)

De gemiddelde verblijfsduur en doorlooptijden zouden goeddeels op orde zijn, lezen de leden van de D66-fractie in de brief van de minister. Toch willen deze leden nogmaals vragen naar de situatie op Schiphol. De maximale detentietermijn voor asielzoekers op Schiphol wordt in zo’n 30 procent van de gevallen overschreden volgens gegevens van UNHCR en Vluchtelingenwerk. De D66-fractie heeft al eerder aangegeven dat detentie een zeer ingrijpend middel is en met terughoudendheid moet worden toegepast.

Gezien de informatie van UNHCR en Vluchtelingenwerk vragen de leden van de fractie van D66 zich af wat op dit moment de gemiddelde verblijfsduur is op detentiecentrum Schiphol.

Op welke wijze wordt naleving van de gestelde maximale termijn op dit moment gewaarborgd?

Is de minister bereid om op naleving strenger toe te zien en daar uit humaan oogpunt consequenties aan te verbinden? Bijvoorbeeld overplaatsing naar een minder ingrijpend regime?

Antwoord

Bij de beantwoording van deze vragen is het van belang om een onderscheid te maken tussen de detentietermijn en de zes-weken-termijn. Het rapport van UNHCR en Vluchtelingenwerk ziet, daar waar wordt gesproken van overschrijding van termijnen, op de zes weken termijn. Zoals ik heb aangegeven in antwoord op vragen van het lid Dibi (Aanhangsel van de Handelingen 2010–2011; 1933, ontvangen 23 maart 2011) spant de IND zich in om asielaanvragen van vreemdelingen die in grensdetentie verblijven gedurende de zogenaamde «gesloten verlengde asielprocedure», zo snel mogelijk af te handelen. Als het onderzoek niet binnen zes weken kan worden afgerond, zal steeds een  belangenafweging worden gemaakt omtrent het al dan niet voortzetten van de vrijheidsontnemende maatregel. Ik heb geen redenen om te veronderstellen dat deze belangenafweging door de IND niet met de vereiste zorgvuldigheid wordt uitgevoerd. Om die reden acht ik nadere actie niet geboden.

Directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten

De leden van de fractie van D66 juichen de ambitie van de minister toe om uitgenodigde vluchtelingen op te vangen en een goede start te bieden in Nederland.

Echter, voornoemde leden constateren dat de randvoorwaarden niet op orde zijn en draagvlak onder gemeenten ontbreekt. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft in haar brief3 aan dat zij het niet aannemelijk vindt dat een negen dagen durende training aan uitgenodigde vluchtelingen in het land van opvang, voldoende is om deze vluchtelingen goed voor te bereiden op een verblijf in Nederland. De VNG stelt gemotiveerd dat bijbrengen van kennis en vaardigheden in Nederland effectiever is. De leden van de fractie van D66 vragen een reactie van de minister hierop. Daarnaast vragen voornoemde leden zich af welke randvoorwaarden aan de integratie van de uitgenodigde vluchtelingen worden gesteld en verzoeken om een toelichting hierop. Wat vindt de minister van de suggestie van de VNG om een aantal gespecialiseerde gemeenten te creëren voor opvang van de uitgenodigde vluchtelingen? Klopt het dat met de sluiting van de opvang in Amersfoort EUR 10 000,– wordt bespaard? Ziet de minister mogelijkheden om die besparing te herinvesteren in gespecialiseerde gemeenten? En is hij bereid de plannen zodanig bij te sturen dat gemeenten er mee uit de voeten kunnen en het doel van de beleidswijziging, uitgenodigde vluchtelingen een goede start geven, ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd? Hoe gaat de minister dit in overleg met gemeenten en de VNG aanpakken en wanneer wordt hier definitief over besloten? Welke maatregelen worden genomen om de gemeenten financieel te ondersteunen?

Antwoord

De regering is het niet eens met de VNG dat de randvoorwaarden voor het goed opvangen van uitgenodigde vluchtelingen onvoldoende zijn ingevuld. Met de VNG is hier meerdere malen over van gedachten gewisseld. Gemeenten hebben voor alle statushouders financiële middelen ter beschikking voor inburgering, begeleiding en educatie van uitgenodigde vluchtelingen. Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid voor alle gemeenten om een beroep te doen op middelen voor extra begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen. COA zal het beheer hebben over deze financiële middelen.

Het huisvesten en begeleiden van uitgenodigde vluchtelingen is geen nieuwe taak voor gemeenten. Gemeenten hebben bovendien een wettelijke taak om statushouders te huisvesten. Gemeenten kunnen er voor kiezen op grond van deze verplichting ook uitgenodigde vluchtelingen op te nemen in hun gemeente.

Op 28 april jl heeft er nog een bestuurlijk overleg met de VNG plaatsgevonden waarin het plaatsen van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten ook één van de onderwerpen was. Ik heb daarbij geconcludeerd dat er draagvlak was voor het afzien van de opvang in Amersfoort en dat er voldoende draagvlak is onder individuele gemeenten om uitgenodigde vluchtelingen op te vangen. COA is al geruime tijd met individuele gemeenten in overleg over het huisvesten en begeleiden van uitgenodigde vluchtelingen onder het nieuwe model. Regiovertegenwoordigers, individuele gemeenten en regionale vertegenwoordigers van Vluchtelingenwerk Nederland zoeken rechtstreeks contact met het COA om hun belangstelling te tonen voor de nieuwe werkwijze. Op dit moment hebben vier regio’s en diverse individuele gemeenten in Nederland concrete belangstelling getoond om uitgenodigde vluchtelingen te huisvesten en te begeleiden. Dit betekent dat reeds voor de eerste vier selectiemissies van 2011 wordt voorzien in huisvesting en begeleiding. Zo zullen de vluchtelingen die onlangs zijn geselecteerd in Kenia worden geplaatst in diverse gemeenten in Friesland.

De leden van D66 doen de suggestie om een aantal specialistische gemeenten te creëren voor de opvang van uitgenodigde vluchtelingen. De regering heeft er voor gekozen aan gemeenten zelf over te laten of zij al dan niet uitgenodigde vluchtelingen wensen op te vangen. Er zijn in Nederland al een aantal zeer ervaren gemeenten die al lange tijd met uitgenodigde vluchtelingen werken. COA heeft een serie bijeenkomsten georganiseerd en zal nog meer vervolgbijeenkomsten organiseren waarin kennis en expertise is en wordt uitgewisseld tussen gemeenten die zowel bekend zijn met uitgenodigde vluchtelingen en gemeenten die dat niet zijn. COA zal daarbij ook haar eigen kennis over de begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen overdragen. Hierdoor wordt een netwerk van gemeenten gecreëerd die uitgenodigde vluchtelingen opvangen. Daarnaast richt het COA een kenniscentrum in waar gemeenten vanaf het najaar van 2011 terecht kunnen voor vragen over de begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen.

Voor wat betreft de vraag over de aard van de besparing het volgende. Omdat uitgenodigde vluchtelingen niet langer centraal worden opgevangen voor de gemiddelde duur van een half jaar zullen die opvangkosten komen te vervallen. Daar staat tegenover dat er extra kosten worden gemaakt voor onder meer de uitbreiding van de culturele oriëntatie, de eerste opvang op Schiphol en het beschikbaar stellen van extra middelen aan gemeenten voor begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen.

Opvang in land van herkomst

De minister heeft afgelopen weken in verband met de situatie in Libië herhaaldelijk aangegeven dat hij inzet op opvang van vluchtelingen in de regio van herkomst.

Kan de minister toelichten wat daarvoor op dit moment concreet door Nederland wordt ondernomen? Zijn er concrete plannen gevormd, wat houden die in en is daarmee inmiddels aangevangen?

Antwoord

Nederland heeft de volgende bijdragen geleverd aan Humanitaire hulp ten behoeve van de crises in Libië. Nederland heeft 0,5 miljoen EUR gegeven aan de Internationale Federatie van het Rode Kruis (IFRC). Hiermee steunt Nederland de werkzaamheden van zusterorganisaties van het Nederlandse Rode Kruis aan de grenzen van Libië in Egypte en Tunesië. Het IFRC gebruikt de bijdragen voor voedsel, onderdak en medicijnen.

Nederland heeft 1 miljoen Euro bijgedragen aan het hulpverzoek van de VN-organisatie UNHCR. Dit verzoek is vooral gericht op evacuatie van migranten (de zgn. derdelanders) die gestrand zijn in Tunesië, Egypte en andere landen.

Nederland heeft aanvullend ook nog 1 miljoen Euro ter beschikking gesteld aan IOM om bij te dragen aan de evacuatie van arbeidsmigranten naar hun land van herkomst.

Omwille van snelheid en kosteneffectiviteit geeft Nederland bij voorkeur financiële hulp, in plaats van materiële hulp. De organisaties kunnen daardoor zoveel mogelijk ter plekke de benodigde middelen aankopen en inzetten.

Deze bijdragen vormen een aanvulling op bestaande bijdragen van Nederland.

UNHCR ontvangt in 2011 een bijdrage van Nederland van 42 miljoen EUR. Ook is Nederland met 40 miljoen EUR op jaarbasis de tweede donor van het noodhulpfonds van de VN (CERF). CERF heeft USD 5 miljoen bijgedragen voor noden aan de grenzen. Het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC), waar Nederland op jaarbasis 25 miljoen EUR aan bijdraagt, is ook actief met hulpverlening in Libië. De EU gaf 30 miljoen EUR voor noodhulp aan Libië.

Daarnaast heeft Nederland aangegeven tegemoet te komen aan het verzoek van UNHCR om vluchtelingen te hervestigen. Een twintigtal Eritrese vluchtelingen die reeds was voorgedragen voor de crises in Libië, maar geen toestemming kreeg van de Libische autoriteiten om te vertrekken, zal, zodra ze zijn getraceerd en geaccepteerd, naar NL worden overgebracht. Daarnaast heeft NL aangegeven nog een twintigtal vluchtelingen uit Libië binnen het quotum voor hervestiging te zullen opnemen. Ten slotte steunt Nederland Malta door ongeveer twintig vluchtelingen te hervestigen die uit Libië naar Malta zijn gevlucht.

GL

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met veel interesse kennisgenomen van de agendastukken voor het AO Opvang en in het bijzonder van het onderzoek van Unicef e.a. en de reactie hierop van de minister.

In het betreffende onderzoek worden 65 aanbevelingen gedaan om de positie van kwetsbare kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. Zoals het beperken van verhuizingen, betere informatievoorziening (toegang internet), opvoedingsondersteuning, meer spel en recreatie, beter onderwijs, betere zorg en vergroten veiligheid. De minister laat weten soberheid te betrachten, zodat geen valse hoop wordt geboden. In hoeverre is de minister er werkelijk van overtuigd dat valse hoop wordt geboden door kinderen humane opvang te bieden? Of is de minister het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat valse hoop vooral wordt geboden door procedures die niet eenduidig zijn?

Antwoord

Ik ben niet van mening dat het bieden van humane opvang valse hoop creëert.

Kinderen in de opvang hebben veelal recht op dezelfde voorzieningen als Nederlandse kinderen, bijvoorbeeld waar het gezondheidszorg, onderwijs en toegang tot instellingen als de Centra voor Jeugd en Gezin en de Raad voor de Kinderbescherming betreft. Kinderen zijn omgeven door een uitgebreid netwerk van zorginstellingen, waarbij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Jeugdzorg toezicht houden. Dit acht ik een goede zaak. De opvang in Nederland is van hoog niveau, hetgeen ook door de toenmalige staatssecretaris werd aangegeven bij de in ontvangstname van het rapport.

Natuurlijk zijn er altijd verbeteringen mogelijk. In het kader van het EVF-project «Kind in de Opvang» wordt aan diverse aanvullende verbeteringen gewerkt.

Dit neemt echter niet weg dat asielzoekersgezinnen in een andere situatie verkeren dan Nederlandse gezinnen. Het is voor asielzoekersgezinnen niet zeker dat zij in Nederland mogen blijven. De grenzen aan wat vanuit de overheid moet worden aangeboden moeten realistisch gesteld worden. Vormen van participatie in de samenleving die kunnen leiden tot integratie (wonen in gemeenten, volledig recht op arbeid, Nederlandse les na een afwijzende beschikking) stroken niet met de situatie van asielzoekers in procedure. Op die manier wordt wel valse hoop geboden, evenals valse hoop ontstaat in situaties waarin de ene procedure na de andere wordt gestart. Ik ben van mening dat er geen voorzieningen moeten worden geboden die beter zijn dan hetgeen veel Nederlandse kinderen ter beschikking staat. Dit is maatschappelijk niet verantwoord en zal alleen maar bijdragen aan de teleurstelling bij afwijzing.

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het jammer dat de minister het rapport niet aangrijpt om de opvang voor kinderen te verbeteren. Kan hij uitleggen waarom hij wel bijzondere aandacht heeft voor de opvang van kinderen, maar tegelijkertijd de aanbevelingen grotendeels naast zich neerlegt omdat het al de huidige praktijk zou zijn? Hoe kan het dat de minister tot een andere conclusie komt dan dit rapport? Komt dat doordat hij de kwaliteit van dit rapport in twijfel trekt?

Antwoord

Zoals aangegeven ben ik van mening dat de opvang in Nederland van een hoog niveau is, doch dat dit niet betekent dat er geen verbeteringen mogelijk zijn. Het rapport is medio 2009 verschenen. Ten tijde van het verschijnen van het rapport hadden de kinderen in de opvang al recht op diverse voorzieningen. Zoals ook de leden van de NGO-werkgroep «Kind in het AZC» aangeven, zijn er sinds 2009 diverse aanpassingen doorgevoerd.

Een belangrijke aanbeveling gaat over het snel bieden van een duurzame opvangplek. Is de minister het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat het aantal verhuizingen tot een minimum beperkt moet worden als het gezinnen met kinderen betreft? Is het niet mogelijk om gezinnen met kinderen sneller te plaatsen in normale woningen waarin zij begeleid worden? De minister wil de asielaanvraag eerst afhandelen en is niet van plan om de aanbeveling hieromtrent over te nemen. Loopt de minister daarmee vooruit op zijn eigen onderzoek die hij de Kamer voor het zomerreces zal sturen over alternatieven voor vreemdelingenbewaring voor kwetsbare groepen?

Antwoord

Ook ik ben van mening dat het van belang is om het aantal verhuizingen van gezinnen met kinderen zeer beperkt te houden. Dit is ook beleid bij het COA.

Het zo min mogelijk verhuizen wordt gerealiseerd door een combinatie van de volgende beleids- en uitvoeringsmaatregelen:

  • een kortere procedure door middel van de nieuwe asielprocedure alsmede de stroomlijning van de toelatingsprocedures;

  • het onderscheid tussen oriëntatie/inburgeringslocaties en terugkeerlocaties is opgeheven;

  • COA sluit meer langdurige contracten met gemeenten af, zodat opvanglocaties minder vaak hoeven te sluiten (in 2010 is bijvoorbeeld maar 1 locatie gesloten);

  • als er toch verhuisd moet worden zorgt het COA dat gezinnen met kinderen bij voorkeur in een schoolvakantie verhuizen of dat de kinderen naar een nabijgelegen centrum worden overgeplaatst, zodat ze niet van school hoeven te wisselen;

  • COA plaatst gezinnen met kinderen niet in centra waarvan bekend is dat ze gaan sluiten.

Ik wil niet overgaan tot het huisvesten van gezinnen in eensgezinswoningen in een dorp of stad tijdens de asielprocedure. Dit wekt onterechte verwachtingen en zal leiden tot integratie in de samenleving. Een dergelijke huisvesting in een dorp of stad, in een situatie waarin de kans op terugkeer naar het land van herkomst nog reëel is, acht ik niet in het belang van het kind.

Ik loop hiermee niet vooruit op mijn onderzoek inzake alternatieven voor bewaring. Dat onderzoek gaat immers over alternatieven voor personen die nu nog in bewaring zitten. Het gaat hier echter niet om gezinnen die nu in bewaring zitten, maar om gezinnen die in de opvang van het COA verblijven.

De leden van de fractie van GroenLinks willen een ander punt aan de orde brengen over huisvesting, namelijk de huisvesting voor uitgenodigde vluchtelingen. Nu is het zo dat huisvesting in groepsverband wordt geregeld. Voor gemeenten is dat praktisch en veel vluchtelingen hebben steun aan elkaar. Het COA wil dit principe loslaten en vooral kijken welke gemeente nog niet voldoet aan het afgesproken aantal. Vluchtelingenwerk stelt echter dat juist die gemeenten de voorzieningen minder goed op orde hebben. Is dit zo? Zo ja, deelt de minister de mening dat niet de taakstelling maar de behoeften van de vluchtelingen voorop moet staan? Zo ja, wat betekent dit voor het te voeren beleid?

Antwoord:

Het beeld dat is geschetst dat uitgenodigde vluchtelingen met name worden geplaatst in gemeenten die achterlopen in de taakstelling en dat er geen sprake meer zal zijn van groepsgewijze uitplaatsing is absoluut onjuist. Gemeenten zijn vrij om te kiezen of zij uitgenodigde vluchtelingen willen huisvesten en begeleiden.

Er zal ook in het nieuwe model nog steeds sprake zijn van groepsgewijze uitplaatsing van uitgenodigde vluchtelingen. Dit wordt juist extra benadrukt onder meer vanwege schaalvoordelen. Per groep zal bekeken worden of het verstandig is om meerdere vluchtelingen in dezelfde gemeente of regio te huisvesten. Zo zullen de vluchtelingen die onlangs zijn geselecteerd in Kenia worden geplaatst in diverse gemeenten in Friesland.

Het kan ook zo zijn dat vluchtelingen individueel worden uitgeplaatst, bijvoorbeeld om zich te voegen bij familieleden.

Overigens is er geen enkel verband tussen gemeenten die achterlopen op de taakstelling en de mogelijkheden die deze gemeenten hebben in de begeleiding van vergunninghouders, waaronder uitgenodigde vluchtelingen. Door gemeenten in Nederland wordt gebruik gemaakt van de ingekochte diensten van diverse organisaties zoals Humanitas of Vluchtelingenwerk Nederland om begeleiding te bieden. Hierdoor zijn er praktische verschillen in de begeleiding.

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het lastig om niet stil te staan bij alle in het onderzoek aangestipte verbeterpunten. Wat deze fractie betreft worden deze allen ter harte genomen. Initiatieven voor «extra’s» – gefinancierd door de EU en maatschappelijke organisaties – zegt de minister ook belangrijk te vinden en hij wil dit «waar mogelijk» ondersteunen. Waarom is hij dan toch karig in het overnemen van de aanbevelingen?

De leden van de fractie van GroenLinks willen er eentje in het bijzonder uitlichten: huiswerkplekken met computers met goede internetverbindingen. Is de minister het met deze leden eens dat kinderen in staat moeten worden gesteld zich te kunnen ontwikkelen en kunnen bouwen aan hun toekomst? Ziet de minister de mogelijkheid om op dit concrete punt meer ondersteuning te bieden?

Antwoord

Ik herken, zoals in mijn eerste antwoord op de vragen van GroenLinks is aangegeven, niet de stelling van GroenLinks dat ik karig ben in het overnemen van de aanbevelingen. Alle azc’s beschikken al over een openleercentrum met computers. In 2011 worden aparte ruimtes met huiswerkplekken gecreëerd. Hier zijn computers aanwezig en kunnen kinderen onder begeleiding huiswerk maken en aan activiteiten deelnemen.

CU

De leden van de fractie van de ChristenUnie danken de minister voor de toezending van de brief over zijn toezegging naar aanleiding van de door de ChristenUnie ingediende moties over de bedreiging van homoseksuele en christelijke asielzoekers in AZC’s. Het is goed dat het COA nu samen met de betrokken organisaties, onderzoekt hoe mogelijke drempels voor de meldingsbereidheid van incidenten in de opvang, die gerelateerd zijn aan geloofsovertuiging of seksuele gerichtheid, zoveel mogelijk kunnen worden weggenomen. Deze leden vragen de minister of de stap om over te gaan tot een daadwerkelijk onderzoek, betekent dat in de gevoerde gesprekken die drempels inderdaad zijn geconstateerd zijn? Kan de minister aangeven wat precies de reikwijdte van het onderzoek is en welke onderzoeksvraag centraal staat, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Antwoord

Of er daadwerkelijk bij kwetsbare groepen in de opvang een drempel bestaat om incidenten te melden is vooralsnog niet gebleken. Ik vind het, evenals de betrokken belangenorganisaties, wel van belang om dit te onderzoeken. Het onderzoek heeft ten doel om te onderzoeken of en zo ja op welke wijze de meldingsbereidheid van het doen van meldingen van incidenten (integriteitschendingen) op gebied van geaardheid of levensovertuiging verhoogd kan worden. Ten behoeve van het onderzoek wordt bij maximaal 50 (ex)-asielzoekers een interview afgenomen.

Met betrekking tot de opvang van kinderen in het AZC hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie met name een aantal vragen over de verhuizingen en de gevolgen die dat voor kinderen in het AZC heeft. Welke maatregelen neemt de minister om te bewerkstelligen dat het aantal verhuizingen van kinderen in AZC’s (verder) wordt teruggebracht? Kan de minister bewerkstelligen dat gezinnen met kinderen meteen in locaties geplaatst worden waarvan duidelijk is dat deze geschikt zijn voor kinderen en die niet binnen twee jaar sluiten?

Hoe zorgt de minister dat het COA anderen tijdig informeert over het openen en sluiten van AZC-locaties? Wijst de minister het COA op haar taak om binnen het huidige budget en de huidige mogelijkheden te zorgen dat ouders in het AZC hun verantwoordelijkheid daadwerkelijk kunnen nemen door ze adequaat te informeren, contactmogelijkheden en veiligheid te vergroten en door het inschakelen van onafhankelijke organisaties waar ouders bij terecht kunnen?

Antwoord

Ten aanzien van verhuizingen geldt dat asielzoekers, en in het bijzonder gezinnen met kinderen, zo min mogelijk hoeven te verhuizen nadat ze vanuit de procesopvanglocatie in een opvanglocatie zijn gehuisvest. Dit wordt gerealiseerd door een combinatie van de volgende beleids- en uitvoeringsmaatregelen:

  • een kortere procedure;

  • het onderscheid tussen oriëntatie/inburgeringslocaties en terugkeerlocaties is opgeheven;

  • meer langdurige contracten met gemeenten, zodat minder opvanglocaties hoeven te sluiten (vorige jaar is bijvoorbeeld maar 1 locatie gesloten);

  • Als er toch verhuisd moet worden zorgt het COA dat gezinnen met kinderen bij voorkeur in een schoolvakantie verhuizen of dat de kinderen naar een nabijgelegen centrum worden overgeplaatst, zodat ze niet van school hoeven te wisselen;

  • COA plaatst gezinnen met kinderen niet in centra waarvan bekend is dat ze gaan sluiten.

Onderdeel van het COA verhuisbeleid is al dat de ketenpartners geïnformeerd worden.

Het COA gaat er in haar beleid van uit dat ouders in beginsel de eerstverantwoordelijken zijn voor het welzijn van hun kind. De COA-medewerker verwijst ouders zonodig naar de geëigende instanties door. Asielzoekersgezinnen hebben er immers in veel gevallen recht op om gebruik te maken van dezelfde instanties als Nederlandse gezinnen. Er wordt gewerkt aan het verder verbeteren van met name de informatie over lokale voorzieningen zodat ouders exact weten waar zij terecht kunnen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie ondersteunen het beleid om werk te blijven maken van het hervestigen van vluchtelingen en in het bijzonder van speciale kwetsbare groepen. Juist bij kwetsbare groepen is een goede begeleiding nodig bij aankomst in Nederland. Het is goed dat de minister voor deze mensen de centrale opvang over wil slaan, zodat deze mensen direct in de omgeving komen, waar ze hun nieuwe toekomst gaan opbouwen. Een goede begeleiding is dan wel van groot belang. De minister plant die voorbereiding voor de komst naar Nederland. Drie trainingen culturele oriëntatie van zes dagdelen in het land van herkomst. Zowel VluchtelingenWerkNederland als de VNG zien daar weinig in, zo blijkt uit hun reacties. Andere landen doen dit niet of zijn er mee gestopt omdat het niet kostenefficiënt is. De leden van de fractie van de ChristenUnie horen graag een reactie van de minister op hun argumenten. Verwacht de minister daadwerkelijk dat je in een vluchtelingenkamp kan uitleggen hoe de Nederlandse samenleving werkt, zodat mensen zelfredzaam zijn? En wat zijn de kosten van drie van deze trainingen en de intake? Kan dit geld niet veel beter in Nederland besteed worden aan het wegwijs maken van deze mensen in de omgeving waar ze zich ook daadwerkelijk zullen vestigen?

Antwoord

Het is al vijf jaar staand beleid dat de Nederlandse regering via het COA een culturele orientatietraining laat faciliteren. Internationaal hanteren bijna alle hervestigingslanden een vorm van culturele oriëntatie in het land van opvang, echter hiervoor bestaat niet een standaard werkwijze. Een vergelijking vanuit kostenefficiency is dan ook nooit gemaakt of op dit moment te maken. Dit acht ik ook niet noodzakelijk, aangezien de regering bewust heeft gekozen voor een grondige voorbereiding in het land waar de selectie plaatsvindt. Ten eerste is er op deze manier tijd om de gemeenten goed voor te bereiden op de overkomst van uitgenodigde vluchtelingen. Dit gebeurt door gemeenten goed te informeren over de achtergrond en vaardigheden van de personen in kwestie. Daar waar nodig kunnen reeds de juiste instanties worden ingeschakeld. Dit is juist gedaan om het proces voor gemeenten te vergemakkelijken. Gemeenten hebben de afgelopen maanden tijdens de bijeenkomsten met het COA hier positief op gereageerd en het belang onderstreeft van een zeer zorgvuldige voorbereiding in deze nieuwe werkwijze. Ten tweede is uit de praktijk van de afgelopen vijf jaar gebleken dat het belangrijk is om de verwachtingen van de uitgenodigde vluchtelingen zo realistisch mogelijk te maken. De ervaring leert ook dat ook de uitgenodigde vluchtelingen zelf de voorkeur geven aan een uitgebreide CO-training om zo goed mogelijk voorbereid te zijn voor hun komst naar Nederland. Ook is het belangrijk om de vluchteling goed te informeren over zijn nieuwe woon-en leefomgeving.

De besparing op het COA, door geen gebruik te maken van de opvang in Amersfoort, wordt onder meer gebruikt voor een uitgebreidere culturele oriëntatie in het land van opvang en voor extra middelen die via het COA kunnen worden aangevraagd voor de begeleiding in gemeenten. Om bovenstaande redenen hecht ik dus aan een goede voorbereiding van de uitgenodigde vluchteling voorafgaand aan de inreis.

Daarnaast is er kritiek op het plan om vluchtelingen in alle gemeenten te plaatsen en dan met name in gemeenten die achterlopen op hun taakstelling. De leden van de fractie van de ChristenUnie krijgen graag een nadere motivatie van de minister. Waarom maakt de minister geen gebruik van schaalvoordelen, bijvoorbeeld door het groepsgewijs plaatsen van mensen?

Antwoord

Het beeld dat wordt geschetst dat uitgenodigde vluchtelingen met name worden geplaatst in gemeenten die achterlopen in de taakstelling en dat geen sprake meer zal zijn van groepsgewijze uitplaatsing is absoluut onjuist. Gemeenten zijn vrij om te kiezen of zij uitgenodigde vluchtelingen willen huisvesten of begeleiden.

Er zal ook in het nieuwe model nog steeds sprake zijn van groepsgewijze uitplaatsing van uitgenodigde vluchtelingen. Dit wordt juist extra benadrukt onder meer vanwege de schaalvoordelen. Per groep zal bekeken worden of het verstandig is om meerdere vluchtelingen in dezelfde gemeente of regio te huisvesten. Zo zullen de vluchtelingen die onlangs zijn geselecteerd in Kenia worden geplaatst in diverse gemeenten in Friesland.

Het kan ook zo zijn dat vluchtelingen individueel worden uitgeplaatst, bijvoorbeeld om zich te voegen bij familieleden.

Het gaat veelal om kwetsbare mensen die intensieve begeleiding nodig hebben. De gemeenten moeten die bieden. Maar de VNG schrijft dat er geen bestuurlijk committent is, om het op deze manier te gaan doen. Dat is geen geruststellende taal. Hoe is de financiering geregeld voor gemeenten? Wordt het geld dat bestemd was voor de centrale opvang nu ter beschikking gesteld aan de gemeenten, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie aan de minister.

Antwoord

De regering is het niet eens met de VNG dat de randvoorwaarden voor het goed opvangen van uitgenodigde vluchtelingen onvoldoende zijn ingevuld. Met de VNG is hier meerdere malen over van gedachten gewisseld. Gemeenten hebben voor alle statushouders financiële middelen ter beschikking voor inburgering, begeleiding en educatie van uitgenodigde vluchtelingen. Deze middelen zijn onder meer verankerd in de Wet Participatiefonds. Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid voor alle gemeenten om een beroep te doen op middelen voor extra begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen. COA zal deze financiële middelen beheren. Dit is een extra tegemoetkoming aan gemeenten, die in de meeste lidstaten geen praktijk is. Zo krijgen uitgenodigde vluchtelingen in een ervaren hervestigingsland als Zweden geen additionele middelen ten opzichte van reguliere statushouders.

Het huisvesten en begeleiden van uitgenodigde vluchtelingen is overigens geen nieuwe taak voor gemeenten. Gemeenten hebben bovendien een wettelijke taak om statushouders te huisvesten. Gemeenten kunnen er voor kiezen op grond van deze verplichting ook uitgenodigde vluchtelingen op te nemen in hun gemeente.

Op 28 april jl heeft er nog een bestuurlijk overleg met de VNG plaatsgevonden waarin het plaatsen van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten ook één van de onderwerpen was. De minister voor Immigratie en Asiel concludeerde dat er draagvlak was voor het afzien van de opvang in Amersfoort.

De regering is van mening dat er voldoende draagvlak is onder individuele gemeenten om uitgenodigde vluchtelingen op te vangen. COA is al geruime tijd met individuele gemeenten in overleg over het huisvesten en begeleiden van uitgenodigde vluchtelingen onder het nieuwe model. Regiovertegenwoordigers, individuele gemeenten en regionale vertegenwoordigers van Vluchtelingenwerk Nederland zoeken rechtstreeks contact met het COA om hun belangstelling te tonen voor de nieuwe werkwijze. Op dit moment hebben vier regio’s in Nederland concrete belangstelling getoond om uitgenodigde vluchtelingen te huisvesten en begeleiden. Dit betekent dat reeds voor de eerste vier selectiemissies van 2011 wordt voorzien in huisvesting en begeleiding.

Voor wat betreft de inzet van de middelen die beschikbaar komen door het vervallen van de opvang in Amersfoort het volgende. Een deel van deze middelen zal worden gebruikt voor extra kosten die worden gemaakt voor de uitbreiding van de culturele oriëntatie, de eerste opvang op Schiphol, voor het creëren van een kenniscentrum voor gemeenten en voor het beschikbaar stellen van extra middelen aan gemeenten voor begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Sterk, W.R.C. (CDA), Bochove, B.J. van (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Dam, M.H.P. van (PvdA), Knops, R.W. (CDA), Brinkman, H. (PVV), voorzitter, Voordewind, J.S. (CU), Spekman, J.L. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Fritsma, S.R. (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Kuiken, A.H. (PvdA), ondervoorzitter, Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Steur, G.A. van der (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Taverne, J. (VVD) en Vacature (SP).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Liefde, B.C. de (VVD), Çelik, M. (PvdA), Smilde, M.C.A. (CDA), Elissen, A. (PVV), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Dekken, T.R. van (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Bontes, L. (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Voortman, L.G.J. (GL), Hachchi, W. (D66), Azmani, M. (VVD), Pechtold, A. (D66), Venrooy-van Ark, T. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV) ,Schaart, A.H.M. (VVD) en Dijk, J.J. van (SP).

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Brief VNG, 12 april 2011, kenmerk BAWI/U201100572

Naar boven