19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1419 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2011

Hierbij doe ik u toekomen een afschrift van een brief van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR van 10 mei 20111. In de brief reageert deze organisatie op het onlangs door mij afgekondigde beleid voor Afghaanse meisjes die al vele jaren in Nederland verblijven. Zoals toegelicht in mijn brief van 8 april 2011 (19 637, nr. 1410) behelst dit beleid dat in bepaalde situaties van Afghaanse meisjes niet meer zal worden gevraagd terug te keren naar Afghanistan en zich aan te passen aan de in dat land heersende normen en waarden. Over dit specifieke beleid is met uw Kamer gesproken tijdens een Algemeen Overleg van 27 april 2011. De uitgestelde tweede termijn van dat overleg vindt plaats op 17 mei 2011.

In de brief verwoordt de UNHCR haar standpunt dat de situatie van verwesterde meisjes in Afghanistan bijzondere aandacht verdient. Deze gedachte sluit aan bij de motivatie van mijn beleid zoals ik die in mijn beleidsbrief van 8 april 2011 aan uw Kamer heb voorgelegd, namelijk dat het gaat om een specifiek beleid, voor een specifieke groep, gebaseerd op een specifieke situatie in een specifiek land van herkomst.

Met de UNHCR deel ik ook dat alle asielaanvragen op hun individuele merites moeten worden beoordeeld. In lijn hiermee wordt in de Nederlandse asielprocedure elke zaak individueel en zorgvuldig bekeken op vluchtelingschap, artikel 3 EVRM en – in het geval van Afghaanse meisjes – op het nieuwe beleid.

De minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven