19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1346 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 juni 2010

De vaste commissie voor Justitie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Justitie naar aanleiding van de brief van 9 april 2010 inzake de rapportage Vreemdelingenketen juli–december 2009 (Kamerstuk 19 637, nr. 1334).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2010.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Puts

Inhoudsopgave

Deel I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

2

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

3

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

4

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

6

Deel II. Reactie van de minister

7

Deel I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met tevredenheid geconstateerd dat de voorliggende rapportage een aantal verbeteringen heeft ondergaan ten opzichte van voorgaande rapportages, hetgeen de leesbaarheid en vergelijkbaarheid ten goede is gekomen. Deze leden hebben een aantal vragen over de rapportage.

Zij vragen of het mogelijk is dat voortaan in de rapportages over de tweede helft van een jaar, naast de staatjes met de totalen van de halfjaarcijfers ook de totaalcijfers (en percentages) van dat jaar en van enkele voorgaande jaren worden gepresenteerd?

Verder vragen deze leden of in een later stadium wel een volledig en betrouwbaar onderscheid gemaakt zal kunnen worden tussen gezinshereniging en gezinsvorming? In welk opzicht verschillen de bronsystemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat wel aparte cijfers voor gezinshereniging en gezinsvorming presenteert?

Wat is de verklaring voor de (naar het lijkt groter dan afrondings-) verschillen die op onderdelen bestaan tussen cijfers in de rapportage Vreemdelingenketen ten opzichte van cijfers in «De IND belicht, jaarresultaten 2009»?

Voornoemde leden vragen wat het verschil is tussen nu en bijvoorbeeld de jaren 1999 en 2000, toen in de asiel- en vreemdelingenrapportages wel cijfers en percentages inzake ongedocumenteerde asielzoekers werden gepresenteerd.

De leden van de CDA-fractie constateren dat op enkele plaatsen in de rapportage wordt gesproken van (aanvragen van) een groot aantal nareizende Somaliërs. In welke omvang is hier sprake van asielaanvragen dan wel reguliere aanvragen?

Bij hoeveel van de aanvragen voor gezinsvorming/gezinshereniging van nareizende familieleden van Somalische nationaliteit is nader onderzoek nodig en waarom? Wat zijn de uitkomsten van dat onderzoek?

Voornoemde leden vragen of de asielinstroomcijfers voor de eerste maanden van 2010 kunnen worden gepresenteerd.

Deze leden vragen of te verklaren is waarom Nederland samen met Duitsland en Zweden respectievelijk samen met Zweden en Italië het meest aantrekkelijke bestemmingsland is gebleken voor Irakezen respectievelijk Somaliërs?

Verder vragen zij wat de verklaring is voor de grote stijging van de aantallen beroep en hoger beroep asiel?

Kunnen de gepresenteerde totale aantallen en percentages inwilligingen en afwijzingen machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) en verblijfsvergunning regulier (VVR) worden verbijzonderd naar de in de tabel op blz. 23 onderscheiden categorieën? Kan dit voortaan ook «standaard» worden opgenomen in de rapportages?

In hoeveel (procent van de) gevallen wordt bij beroepszaken MVV en VVR alsnog positief beslist?

Is aan te geven bij hoeveel verblijfsaanvragen van vrouwen uit Afghanistan en van homoseksuelen uit Iran een verblijfsvergunning wegens klemmende redenen van humanitaire aard is toegekend?

Kan een overzicht worden gegeven van zaken die de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) op grond van zijn procesprotocollen aan de IND voorlegt en waarin de DT&V voorstelt een verblijfsvergunning te verstrekken in verband met buitenschuld-, schrijnendheids-, medische of andere aspecten? Zo ja, in hoeveel gevallen honoreer de IND deze voorstellen?

Hoeveel verblijfsvergunningen zijn in deze kabinetsperiode verleend op grond van de discretionaire bevoegdheid?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

Als eerste willen de leden van de SP-fractie hun waardering uitspreken voor de wijzigingen die inmiddels in de rapportage zijn doorgevoerd. Deze wijzigingen stellen deze leden beter in staat om een oordeel te kunnen vormen over de feitelijke situatie en aanpassingen die naar de mening van deze leden gewenst zijn.

Zij vragen wat er is gebeurd met de 120 aan de Schengenbuitengrenzen geweigerde vreemdelingen die niet direct zijn teruggekeerd (1.330) of asiel hebben aangevraagd (440)? Deze leden vragen verder wanneer de resultaten bekend zullen worden gemaakt van de tussenevaluatie van de pilot Advanced Passsenger Information (API).

De aan het woord zijnde leden vragen naar de oorzaken van het toegenomen aantal asielaanvragen van Afghaanse en Georgische vreemdelingen. Deze leden vragen voorts of de toename van het aantal beroepen, voorlopige voorzieningen en aanmeldcentrum(AC)-zaken kan leiden tot problemen in de afdoeningtermijnen die gesteld worden in de voorgestelde wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 die per 1 juli 2010 in zou moeten gaan. Hoeveel hoger beroepzaken zijn er ontvangen bij de Afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State tegen een niet ontvangen van een pardonaanbod? Hoeveel voorlopige voorzieningen zijn bij de Vreemdelingenkamers respectievelijk de Afdeling bestuursrechtspraak toegewezen?

Zullen de 50 plekken voor de pilot opvang slachtoffers van mensenhandel daadwerkelijk op 15 juni 2010 operationeel zijn?

Wanneer zal de Kamer worden geïnformeerd over de in de rapportage genoemde herijking van de planning voor 2010 van INDIGO? Betekent dit dat er vertragingen zijn opgetreden dan wel te verwachten zijn? Hoe staat het met de kosten voor dit project?

Waarom is er gekozen voor de term «zelfstandig vertrek zonder toezicht» terwijl feitelijk niet bekend is of de vreemdeling is vertrokken en waar hij zich bevindt?

Welke landen waren verantwoordelijk voor de weigering van de 650 afgiftes van reisdocumenten? Waaruit is de stijging van 28 procent van het aantal weigeringen te verklaren terwijl het aantal aanvragen is gedaald?

Wat is de verblijfsduur van de Dublin-claimanten in de opvang en wat is de reden van de verdubbeling? Is er voldoende capaciteit voorzien voor de tijdelijke noodvoorziening (TNV)/rust- en voorbereidingstermijn (RVT) voor 2010 en hoe groot is de voorziene capaciteit?

Wordt nog steeds ongeveer de helft van de vreemdelingen die in bewaring is genomen weer op straat gezet zonder te zijn uitgezet? In hoeveel gevallen is de bewaring opgeheven door tussenkomst van de Vreemdelingenkamer respectievelijk de Afdeling bestuursrechtspraak?

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie delen de mening van de minister van Justitie dat de cijfers in de rapportage een weerslag zijn van het door het kabinet gevoerde migratiebeleid. Zij delen echter niet de kwalificatie dat het zou gaan om een «selectief» beleid of dat het «streng en humaan, en uitnodigend voor migranten die Nederland nodig heeft» is. De stijgende lijn in het aantal nareizende veelal kansarme gezinsmigranten en de weer oplopende achterstanden bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de rechterlijke macht en de IND zijn daar tekenen van. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Voornoemde leden vragen de minister te verklaren waarom het aantal asielaanvragen ondanks het afschaffen van het categoriale beschermingsbeleid maar met 12 procent is afgenomen en nog steeds 75 procent hoger ligt dan het aantal asielverzoeken in de tweede helft van 2007 (4050). Bovendien vragen deze leden waarom het grootste aantal asielzoekers dat in Nederland asiel aanvraagt wederom afkomstig is uit Afghanistan en Irak ondanks het afschaffen van het categoriale beschermingsbeleid.

De aan het woord zijnde leden verzoeken de minister een overzicht te geven van het aantal vreemdelingen dat onder het categoriale beleid voor Somalië respectievelijk Irak een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen. Zij vragen daarbij welk deel van deze vergunningen reeds is heroverwogen en welk deel is ingetrokken c.q. komen te vervallen waardoor is overgegaan tot – eventueel vrijwillig – vertrek.

De leden van de VVD-fractie verzoeken het kabinet bij de volgende rapportage niet alleen de asielcijfers van de top tien ontvangende EU-landen op te nemen, maar ook de andere EU-landen of in ieder geval het Europees gemiddelde.

Voornoemde leden vragen de minister te verduidelijken waarom het percentage inwilligingen in alle EU-landen alsmede trends niet zal worden opgenomen in de rapportage. Het kabinet geeft aan dat het asielbeleid niet geharmoniseerd is en dat derhalve geen waarde kan worden gehecht aan een dergelijk percentage. Deze leden delen dit standpunt niet. Het percentage inwilligingen is illustratief voor de invulling die het Nederlandse kabinet geeft aan de internationale verplichtingen waaraan ook andere lidstaten zijn gebonden.

De leden van de VVD-fractie vragen de minister een indicatie te geven van het percentage asielzoekers dat gebruik heeft gemaakt van een mensenhandelaar om naar Nederland te komen. Zij vragen bovendien een indicatie van de kosten voor het gebruik van een mensenhandelaar.

De aan het woord zijnde leden zijn verbaasd dat het percentage positieve beslissingen op asielaanvragen voor bepaalde tijd maar met 3 procent is afgenomen. Zij vragen de minister uit te leggen waarom dit niet verder is afgenomen aangezien het categoriaal beschermingsbeleid voor Somalië en Irak is afgeschaft en er derhalve minder gronden voor asiel bestaan.

Deze leden zien een drastische stijging in het aantal beroepszaken (72 procent) en hoger beroepszaken (215 procent) en in de voorraden asiel. Hoewel deze leden erkennen dat de achterstanden tekenend zijn voor het sinds 2007 gevoerde beleid, vragen zij desalniettemin om een toelichting.

Hoewel de leden van de VVD-fractie niet verrast zijn door de stijging in het aantal nareizende kansarme gezinsmigranten – dit is immers geheel in lijn der verwachtingen gezien het door dit kabinet gevoerde beleid – willen zij dit toch aan de orde stellen. Deze leden zijn verontrust dat het absolute aantal aanvragen voor gezinsmigratie is toegenomen (met +/- 20%) terwijl het aantal kennismigranten enkel is afgenomen. Kansarme migranten worden verwelkomd terwijl de deur wordt gesloten voor de kennismigranten die bij kunnen dragen aan de Nederlandse economie. Deze leden erkennen hierin de noodzaak van een nieuw bewind waar een daadwerkelijk streng en rechtvaardig vreemdelingbeleid wordt ingevoerd; niet alleen in woord maar ook in daad.

De aan het woord zijnde leden hebben met verontrusting kennisgenomen van het gestegen aantal zaken dat de DT&V in behandeling heeft. In de tweede helft van 2009 zijn er 8.300 vreemdelingen ingestroomd in het terugkeerproces terwijl er maar 7.700 vreemdelingen Nederland al dan niet aantoonbaar hebben verlaten. Dit is met name zorgwekkend omdat 57 procent van de lopende zaken niet verwijderbaar is (mede vanwege lopende procedures). Deze leden vrezen dat de toenemende achterstanden zullen leiden tot een rekest om een nieuw Generaal Pardon. Zij benadrukken dat dit voor de leden van de VVD-fractie onacceptabel is. Asielzoekers hebben er zelf voor gekozen naar Nederland te komen en dienen Nederland ook weer zelf te verlaten wanneer hun asielverzoek is afgewezen. De Nederlandse overheid is niet verantwoordelijk voor de situatie waarin deze vreemdelingen verkeren wanneer zij ervoor kiezen extra te procederen c.q. niet mee te werken aan vertrek.

De leden van de VVD-fractie zijn positief te spreken over het terugdringen van het aantal vreemdelingen dat wordt opgevangen in de TNV. Zij vragen de minister of dit een trend is die zich gedurende het laatste deel van het jaar heeft ontwikkeld of dat dit een – toevallig lagere – momentopname betreft.

De aan het woord zijnde leden zijn minder goed te spreken over de ontwikkelingen in de bezetting in de centrale opvang. Niet alleen is er een groei in het aantal asielzoekers in de opvang waarneembaar, ook de gemiddelde verblijfsduur in de opvang neemt toe. Verbleef in de tweede helft van 2008 naar schatting 38–39 procent van de asielzoekers langer dan een jaar in de opvang, is dat percentage in 2009 toegenomen tot 42–43 procent.

De leden van de VVD-fractie zijn in het bijzonder verontrust over de ontwikkelingen inzake Dublin-claimanten. Zij constateren een ruime verdubbeling van het aantal afgewezen asielzoekers op basis van de Dublin Verordening (1.450) en een ruime verdubbeling van het aantal Dublinzaken dat is ingestroomd bij de Vreemdelingenkamers (2.250). Eind 2009 verbleven 3.450 Dublin-claimanten in de centrale opvang en hebben 390 Dublin-claimanten Nederland gedwongen verlaten. Deze leden benadrukken dat Nederland, ingeval van een Dublinclaim, het asielverzoek niet in behandeling hoeft te nemen en deze vreemdelingen kan overdragen aan de verantwoordelijke EU-lidstaat. Zij vragen waarom opvang wordt geboden aan asielzoekers die in Nederland geen asielverzoek in kunnen dienen en Nederland dienen te verlaten. Bovendien vragen deze leden de minister uiteen te zetten hoe zij het aantal Dublin-claimanten in de opvang en in een rechterlijke procedures het komende jaar (tot nul) terug zal dringen.

De leden van de VVD-fractie vragen de minister de verdubbeling in de instroom van het aantal minderjarige vreemdelingen in bewaring toe te lichten.

De aan het woord zijnde leden hebben enkele vragen over het visa-beleid van een aantal van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Zo vragen zij of het klopt dat derdelanders in Oekraïne zonder visa af kunnen reizen naar Roemenië alwaar zij in de illegaliteit kunnen belanden en door kunnen reizen naar andere delen van Europa. Deze leden verzoeken de minister uitleg te geven over deze «Oekraïne route.» Zij vragen de minister daarbij ook in te gaan op de frequentie van het gebruik van deze route en de mogelijkheid om zonder visa af te reizen naar Roemenië – en andere EU-lidstaten – wanneer zij deel uit (zullen) maken van de Schengenregio.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie hoeveel zaken zijn afgedaan met een schikking om een beroepsgang (naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens) te voorkomen?

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de bovengenoemde brief van de minister van Justitie. Naar aanleiding van deze brief hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel vreemdelingen die in 2009 een aanvraag om een verblijfsvergunning in Nederland hebben ingediend afkomstig zijn uit een moslimland. Hierbij gaan deze leden uit van het gegeven dat een land een moslimland is wanneer de bevolking volgens The World Factbook van het Amerikaanse Central Intelligence Agency voor meer dan 50 procent bestaat uit moslims.

De aan het woord zijnde leden hebben er herhaaldelijk op gewezen dat veel vreemdelingen misbruik maken van de mogelijkheden tot gezinsvorming of gezinshereniging door mensen naar Nederland te halen met wie zij in werkelijkheid in het geheel geen relatie hebben. Deze leden vragen hoe vaak de Vreemdelingenpolitie vorig jaar op verzoek van de IND ter plaatse adrescontroles heeft uitgevoerd om de echtheid van relaties te controleren. Voorts vragen deze leden hoe het aantal adrescontroles zich verhoudt tot tien jaar geleden. Deze leden vragen het kabinet tevens of deze controles op schijnrelaties ook steekproefsgewijs plaatsvinden, dat wil zeggen wanneer er geen directe fraudeaanwijzingen zijn.

De leden van de PVV-fractie vragen in hoeveel gevallen van gezinsmigratie in 2009 sprake bleek te zijn van een schijnrelatie. Is dit een afname of toename vergeleken met eerdere jaren?

Het kabinet heeft in het verleden gesteld dat het aantal asielaanvragen dat wordt afgewezen op basis van fraude niet wordt geregistreerd, waarbij thans wordt opgemerkt dat voor het beslissen op een toelatingsaanvraag de vaststelling van fraude niet zonder meer bepalend is. Deelt het kabinet de mening dat een zorgvuldige registratie van fraudegevallen, zowel inzake asielaanvragen als reguliere aanvragen, van het grootste belang is om een correct beeld te krijgen van de omvang van de gepleegde fraude?

De leden van de PVV-fractie vragen of een dergelijke registratie na invoering van het nieuwe processysteem INDIGO wel wordt gerealiseerd.

Voornoemde leden vragen hoeveel vreemdelingen die in 2009 een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning hebben ingediend in het verleden al eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning hebben ingediend.

Voorts vragen zij hoeveel referenten die in 2009 betrokken waren bij een aanvraag om partner- of gezinsmigratie in het verleden zelf in het kader van partner- of gezinsmigratie naar Nederland zijn gekomen.

De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel van de referenten die in 2009 betrokken waren bij een aanvraag om partner- of gezinsmigratie in het verleden eerder als referent hebben opgetreden.

Tenslotte vragen deze leden hoeveel van de vreemdelingen die in 2009 een aanvraag om een VVR zonder MVV hebben ingediend wel MVV-plichtig waren.

Deel II. Reactie van de minister

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met tevredenheid geconstateerd dat de voorliggende rapportage een aantal verbeteringen heeft ondergaan ten opzichte van voorgaande rapportages, hetgeen de leesbaarheid en vergelijkbaarheid ten goede is gekomen. Deze leden hebben een aantal vragen over de rapportage.

Zij vragen of het mogelijk is dat voortaan in de rapportages over de tweede helft van een jaar, naast de staatjes met de totalen van de halfjaarcijfers ook de totaalcijfers (en percentages) van dat jaar en van enkele voorgaande jaren worden gepresenteerd?

Antwoord

De voorliggende rapportage Vreemdelingenketen is opgesteld met inachtneming van de wensen van de Vaste Kamercommissie voor Justitie ter verbetering ervan in haar brief d.d. 6 juli 2009 (kenmerk 2009Z12439/2009D35046). Daarbij is de afweging gemaakt tussen enerzijds het zoveel mogelijk tegemoetkomen aan de wensen uit de brief en anderzijds het rapporteren op hoofdlijnen, hetgeen sinds de laatste herziening van de rapportage in 2007 mijn uitgangspunt is. Bij het opstellen van toekomstige edities van de rapportage zal verder worden gewerkt aan verbetering van eenduidigheid, herkenbaarheid en leesbaarheid. De jaartotalen zal ik op enkele hoofdcijfers toevoegen met het volgende voorbehoud. Bij opname van ieder gegeven of overzicht zal ik de afweging blijven maken tussen het belang van opname aan de ene kant en het op hoofdlijnen rapporteren aan de andere kant.

Verder vragen deze leden of in een later stadium wel een volledig en betrouwbaar onderscheid gemaakt zal kunnen worden tussen gezinshereniging en gezinsvorming? In welk opzicht verschillen de bronsystemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat wel aparte cijfers voor gezinshereniging en gezinsvorming presenteert?

Antwoord

In de laatste rapportage Vreemdelingenketen wordt in de cijfers van de IND onderscheid gemaakt tussen gezinsvorming en gezinshereniging, met inachtneming van een kleine restcategorie waarbij het onderscheid niet op basis van geautomatiseerde gegevens te herleiden is. Het CBS baseert zich op gegevens uit de GBA en koppelt deze gegevens aan een jaarlijks gegevensbestand van de IND. In deze statistieken van het CBS wordt er thans geen onderscheid gemaakt tussen gezinsvorming en gezinshereniging.

Wat is de verklaring voor de (naar het lijkt groter dan afrondings-) verschillen die op onderdelen bestaan tussen cijfers in de rapportage Vreemdelingenketen ten opzichte van cijfers in «De IND belicht, jaarresultaten 2009»?

Antwoord

In «De IND belicht» wordt over een jaar gerapporteerd. Het totaal daarvan wordt afgerond. In de rapportage Vreemdelingenketen wordt per half jaar gerapporteerd. Ook het totaal van deze periode wordt afgerond. De som van twee afgeronde periodes van een half jaar kan afwijken van een afgeronde periode van een jaar.

Daarnaast gebruiken de ketenpartners voor hun gezamenlijke rapportage een andere afrondingsmethode dan de methode die de IND heeft gebruikt voor «De IND belicht».

Ook de gekozen presentatie van de informatie verschilt. Zo wordt het overzicht van de asielinstroom in «De IND belicht» bijvoorbeeld opgesplitst in «AC instroom 1e aanvragen», AC instroom 2e of volgende aanvragen» en «Overige asielinstroom» waar in de rapportage Vreemdelingenketen cijfers behorende bij de totale asielinstroom en bij de asielinstroom van eerste aanvragen worden weergegeven.

Verder is op pagina 22 van «De IND belicht, jaarresultaten 2009» abusievelijk het kopje «Top 3 nationaliteiten asiel 1e aanvragen» geplaatst, in plaats van «Top 3 nationaliteiten asiel totaal aanvragen».

Voornoemde leden vragen wat het verschil is tussen nu en bijvoorbeeld de jaren 1999 en 2000, toen in de asiel- en vreemdelingenrapportages wel cijfers en percentages inzake ongedocumenteerde asielzoekers werden gepresenteerd.

Antwoord

Er bestaat inderdaad een verschil. De rapportage destijds over ongedocumenteerden werd ingegeven door de toen in werking getreden wet Ongedocumenteerden onderde oude Vreemdelingenwet. Het bij inreis niet beschikken over een geldig reisdocument was in de oude Vreemdelingenwet geformuleerd als een zelfstandige afwijzingsgrond. De geautomatiseerde systemen van de IND boden op basis van deze wettelijke bepaling de mogelijkheid om de toepassing van deze zelfstandige afwijzingsgrond te registreren.

In de Vw2000 is het feit dat iemand ongedocumenteerd is, een element dat betrokken wordt bij de beoordeling van de asielaanvraag maar is niet geformuleerd als zelfstandige afwijzingsgrond. Er kan dan worden volstaan met een registratie dat de aanvraag is afgewezen op ongeloofwaardigheid of onvoldoende zwaarwegendheid, en dus niet expliciet op het ontbreken van documenten. In de afgelopen jaren is het geldige reisdocument steeds belangrijker geworden in het vervolg en aan het einde van de asielprocedure, respectievelijk bij de verificatie van asielverhalen en met het groeien van de aandacht voor de terugkeer van uitgeprocedeerden.

De leden van de CDA-fractie constateren dat op enkele plaatsen in de rapportage wordt gesproken van (aanvragen van) een groot aantal nareizende Somaliërs. In welke omvang is hier sprake van asielaanvragen dan wel reguliere aanvragen?

Antwoord

Nagenoeg álle mvv-(advies) aanvragen van Somaliërs betreffen aanvragen om gezinshereniging in het kader van nareis met het oog op een in Nederland in te dienen asielaanvraag. 

Daar waar in de rapportage Vreemdelingenketen wordt gesproken over het grote aantal nareizende Somaliërs, wordt het aantal mvv-(advies) aanvragen in het kader van nareis bedoeld. Na inwilliging en inreis dienen de gezinsleden een asielaanvraag in. Zoals alle asielaanvragen, worden ook die ingediend door nareizende gezinsleden beoordeeld aan de hand van alle in artikel 29 van de Vreemdelingenwet genoemde gronden.

Bij hoeveel van de aanvragen voor gezinsvorming/gezinshereniging van nareizende familieleden van Somalische nationaliteit is nader onderzoek nodig en waarom? Wat zijn de uitkomsten van dat onderzoek?

Antwoord

Zowel een verzoek om advies als een MVV-aanvraag in het kader van nareis wordt – zonder nader onderzoek – negatief beslist indien reeds bij de indiening van het verzoek / de aanvraag duidelijk is dat geen sprake is van een feitelijke gezinsband. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit hetgeen de referent heeft verklaard in zijn asielgehoor.

Een verzoek om advies in het kader van nareis wordt negatief beslist wanneer op grond van de in het dossier reeds beschikbare informatie kan worden beoordeeld dat het verzoek zonder nader onderzoek niet kan leiden tot een positief advies. Het nader onderzoek naar de feitelijke gezinsband is gekoppeld aan een MVV-aanvraag. Bij een verzoek om advies wordt derhalve nooit nader onderzoek gedaan.

In een MVV-aanvraag, die wordt ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging, wordt in de regel nader onderzoek verricht indien er geen sprake is van directe afwijzing vanwege het ontbreken van de gezinsband. Omdat Somaliërs veelal geen documenten hebben en de Somalische documenten niet door Nederland worden erkend, kan bijvoorbeeld een biologische afstammingsrelatie of een huwelijk niet worden aangetoond met documenten. In het geval van Somalië wordt daarom uitgegaan van bewijsnood en wordt onderzoek gedaan naar de identiteit van het om overkomst vragende gezinslid alsmede de feitelijke gezinsband met de hoofdpersoon (identificerend onderzoek). Dit onderzoek houdt in dat er bij de diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland een interview wordt gehouden met het gezinslid. Indien daartoe aanleiding bestaat, worden ook aanvullende vragen gesteld aan de referent in Nederland. In het geval om overkomst wordt gevraagd van biologische kinderen wordt tevens DNA-onderzoek aangeboden. Indien de gezinsleden niet wensen mee te werken aan de (DNA- en identificerende) onderzoeken, wordt in de aanvraag negatief beslist omdat de feitelijke gezinsband niet is vast komen te staan.

Voornoemde leden vragen of de asielinstroomcijfers voor de eerste maanden van 2010 kunnen worden gepresenteerd.

Antwoord

De totale asielinstroom (in behandeling genomen aanvragen) in de eerste drie maanden van 2010 bedraagt circa 4.200. Het overzicht per maand is als volgt:

januari 2010 circa 1.450

februari 2010 circa 1.250

maart 2010 circa 1.500

Deze leden vragen of te verklaren is waarom Nederland samen met Duitsland en Zweden respectievelijk samen met Zweden en Italië het meest aantrekkelijke bestemmingsland is gebleken voor Irakezen respectievelijk Somaliërs?

Antwoord

Hiernaar heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden. In het algemeen kan, op grond van ervaring, gezegd worden dat verschillende factoren een rol kunnen spelen in de keuze voor het bestemmingsland, zoals de aanwezigheid van landgenoten (gemeenschap), een koloniaal verleden, de duur van de asielprocedure en het gevoerde beleid.

Verder vragen zij wat de verklaring is voor de grote stijging van de aantallen beroep en hoger beroep asiel?

Antwoord

Het grote aantal gerechtelijke procedures in asiel is voornamelijk toe te rekenen aan twee factoren. Allereerst is er een stijging zichtbaar in beroepszaken in het aantal Dublinzaken. Deze stijging correspondeert met de stijging bij de IND van afgewezen asielverzoeken op grond van de Dublin-verordening. Door de hogere uitstroom van asielzaken bij de Vreemdelingenkamers is er ook een hoger aanbod bij de Raad van State binnengekomen. De gestegen voorraad wordt mede veroorzaakt doordat het gestegen aanbod in de tweede helft van 2009 deels niet meer in 2009 kon worden afgedaan.

Daarbij komt dat de jurisprudentie van rechtbanken enerzijds en Afdeling anderzijds ten aanzien van overdrachten aan Griekenland op grond van de Dublinverordening uiteenlopen over de vraag of overdracht aan Griekenland in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Afdeling volgt in haar uitspraken het standpunt van de Minister dat geen schending van artikel 3 aan de orde is. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg buigt zich over deze kwestie, maar heeft nog geen uitspraak gedaan.

Een tweede aspect is dat een aanzienlijk aantal procedures wordt gevoerd over de toepassing van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn zoals deze door de Europese Unie is vastgesteld. 

Kunnen de gepresenteerde totale aantallen en percentages inwilligingen en afwijzingen machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) en verblijfsvergunning regulier (VVR) worden verbijzonderd naar de in de tabel op blz. 23 onderscheiden categorieën? Kan dit voortaan ook «standaard» worden opgenomen in de rapportages?

Antwoord

De onderverdeling naar soort beslissing van de afgehandelde reguliere aanvragen in 2009, zoals getoond op pagina 24 van de voorliggende rapportage Vreemdelingenketen, kan worden verbijzonderd naar de zes clusteringen van verblijfsdoelen die elders in de rapportage worden getoond. Deze treft u aan in de bijlage (bijlage 1) bij deze reactie.

Als eerder in mijn reactie aangegeven, meld ik ook hier dat bij het opstellen van de rapportage wordt gewerkt aan verbetering van eenduidigheid, herkenbaarheid en leesbaarheid. Daarbij moet bij het opnemen van ieder gegeven of overzicht de afweging worden gemaakt tussen het belang van opname aan de ene kant en het op hoofdlijnen rapporteren aan de andere kant. Het standaard opnemen van al deze tabellen in de rapportage zou betekenen dat ik het uitgangspunt van het rapporteren op hoofdlijnen zou loslaten. Ik ben dan ook niet voornemens om deze verbijzondering standaard in de rapportage Vreemdelingenketen weer te geven.

In hoeveel (procent van de) gevallen wordt bij beroepszaken MVV en VVR alsnog positief beslist?

Antwoord

In 2009 werd in 18% van de circa 6.700 afgehandelde reguliere beroepszaken, het beroep gegrond verklaard. Over de vraag in hoeveel gevallen na de gegrondverklaring daadwerkelijk werd overgegaan tot verblijfsaanvaarding, kan geen uitspraak worden gedaan. Vanwege technische beperkingen van INDIS, het huidige informatiesysteem van de IND, is het niet mogelijk hierover betrouwbare gegevens te genereren.

Is aan te geven bij hoeveel verblijfsaanvragen van vrouwen uit Afghanistan en van homoseksuelen uit Iran een verblijfsvergunning wegens klemmende redenen van humanitaire aard is toegekend?

Antwoord

In 2009 is aan circa tien Afghaanse vrouwen een verblijfsvergunning wegens klemmende redenen van humanitaire aard toegekend. Dit getal ziet op vrouwen aan wie enkel om redenen van humanitaire aard een verblijfsvergunning is toegekend. Het werkelijke aantal Afghaanse vrouwen dat een verblijfsvergunning heeft gekregen (mede) op humanitaire gronden ligt echter hoger. Humanitaire overwegingen kunnen namelijk ook een rol spelen bij de verlening op een van de andere gronden, zoals het geval is bij het beleid voor alleenstaande vrouwen en kwetsbare minderheden ten aanzien van Afghanistan. Uit de geautomatiseerde systemen van de IND is niet op te maken hoeveel Afghaanse vrouwen dit betreft.

Het aantal vergunningen dat aan homoseksuelen uit Iran is toegekend kan niet uit het informatiesysteem van de IND worden gehaald. De seksuele geaardheid van asielzoekers wordt in de geautomatiseerde systemen van de IND niet als zodanig geregistreerd.

Kan een overzicht worden gegeven van zaken die de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) op grond van zijn procesprotocollen aan de IND voorlegt en waarin de DT&V voorstelt een verblijfsvergunning te verstrekken in verband met buitenschuld-, schrijnendheids-, medische of andere aspecten?

Antwoord

In overeenstemming met de procesprotocollen zijn in 2009 circa 15 zaken in het kader van het buiten schuld beleid voorgelegd aan de IND. In het kader van schrijnendheid zijn in 2009 geen zaken voorgelegd aan de IND. In 2009 zijn circa 50 zaken ambtshalve voorgelegd aan de IND in het kader van de beoordeling van artikel 64 Vreemdelingenwet.

In de dagelijkse praktijk vindt op casusniveau overleg plaats tussen de IND en de DT&V over verschillende aspecten van een individuele zaak en kunnen aspecten als bijvoorbeeld schrijnendheid, indien dit aan de orde is, in een nog lopende toelatingsprocedure worden meegewogen.

Zo ja, in hoeveel gevallen honoreert de IND deze voorstellen?

Antwoord

Van de circa 15 zaken die in 2009 door de DT&V zijn voorgelegd in het kader van het buitenschuld beleid heeft de IND in alle gevallen, op één zaak na die nog beoordeeld moet worden, een verblijfsvergunning verstrekt.

Bij een procedure op grond van artikel 64 Vw wordt door de IND niet apart geregistreerd of deze zijn voorgelegd door de DT&V dan wel zelfstandig door de vreemdeling zijn aangevraagd.

Hoeveel verblijfsvergunningen zijn in deze kabinetsperiode verleend op grond van de discretionaire bevoegdheid?

Antwoord

In de periode van maart 2007 t/m april 2010 is aan circa 550 vreemdelingen op grond van schrijnende omstandigheden een vergunning op grond van de discretionaire bevoegdheid verleend.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

Als eerste willen de leden van de SP-fractie hun waardering uitspreken voor de wijzigingen die inmiddels in de rapportage zijn doorgevoerd. Deze wijzigingen stellen deze leden beter in staat om een oordeel te kunnen vormen over de feitelijke situatie en aanpassingen die naar de mening van deze leden gewenst zijn.

Zij vragen wat er is gebeurd met de 120 aan de Schengenbuitengrenzen geweigerde vreemdelingen die niet direct zijn teruggekeerd (1.330) of asiel hebben aangevraagd (440)?

Antwoord

Het aantal door tussenkomst van de Koninklijke Marechaussee (vrijwillig of gedwongen) vertrokken vreemdelingen loopt vrijwel nooit gelijk met het aantal geweigerde vreemdelingen aan de buitengrenzen. Dit komt doordat een deel van de vreemdelingen wordt geweigerd in verband met bijvoorbeeld een bedreiging van de openbare orde of de nationale veiligheid (onder andere bolletjesslikkers) of het bezit van valse documenten. Deze vreemdelingen doorlopen eerst het strafrecht alvorens zij (vrijwillig of gedwongen) vertrekken. Er kunnen in een maand meer weigeringen zijn dan (vrijwillig of gedwongen) vertrek en vice versa.

Deze leden vragen verder wanneer de resultaten bekend zullen worden gemaakt van de tussenevaluatie van de pilot Advanced Passsenger Information (API).

Antwoord

De Tweede Kamer zal in het najaar van 2010 over de resultaten van de tussenevaluatie van de pilot Advanced Passenger Information (API) worden geïnformeerd.

De aan het woord zijnde leden vragen naar de oorzaken van het toegenomen aantal asielaanvragen van Afghaanse en Georgische vreemdelingen.

Antwoord

Blijkens het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over Afghanistan is de veiligheidssituatie in dat land (met name voor bepaalde groepen) nog onverminderd zorgelijk. Afghaanse vreemdelingen kunnen onder meer in deze slechte veiligheidssituatie redenen zien om Afghanistan te ontvluchten. Asielaanvragen door Afghaanse vreemdelingen stijgen in bijna alle Europese landen.

De exacte oorzaken voor de toename van asielaanvragen door Georgische vreemdelingen is onduidelijk. De belangrijkste signalen die zijn ontvangen over de redenen dat de Georgiërs asiel aanvragen in Nederland betreffen de mogelijkheid en de kwaliteit van de opvang en de mogelijkheid van een financiële bijdrage bij terugkeer naar het land van herkomst.

Gelet op de vermoedelijke achtergronden (zie mijn antwoord op de vraag over het rapporteren over ongedocumenteerde asielzoekers) is besloten om de Georgiërs met één of meer Eurodac-hits daar waar mogelijk in vreemdelingenbewaring te plaatsen. Tevens is in maart jl. besloten om de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een financiële ondersteuning bij terugkeer (tijdelijk) stop te zetten. De genomen maatregelen zijn effectief gebleken. De asielinstroom van Georgiërs is inmiddels sterk afgenomen.

Deze leden vragen voorts of de toename van het aantal beroepen, voorlopige voorzieningen en aanmeldcentrum(AC)-zaken kan leiden tot problemen in de afdoeningtermijnen die gesteld worden in de voorgestelde wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 die per 1 juli 2010 in zou moeten gaan.

Antwoord

Deze toename van beroepszaken zal naar verwachting niet leiden tot problemen in de afdoeningstermijnen die per 1 juli 2010 van toepassing zijn. De termijnen wijzigen niet met de invoering van de verbeterde asielprocedure.

Hoeveel hoger beroepzaken zijn er ontvangen bij de Afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State tegen een niet ontvangen van een pardonaanbod?

Antwoord

Volgens de systemen van de IND zijn er tot en met december 2009 in totaal 220 Hoger Beroepen ingediend in het kader van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet.

Hoeveel voorlopige voorzieningen zijn bij de Vreemdelingenkamers respectievelijk de Afdeling bestuursrechtspraak toegewezen?

Antwoord

Uit de geautomatiseerde systemen van de IND blijkt dat van de in totaal circa 11.100 afgehandelde voorlopige voorzieningen in 2009, circa 2.250 voorlopige voorzieningen zijn toegewezen bij de Vreemdelingenkamers en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Zullen de 50 plekken voor de pilot opvang slachtoffers van mensenhandel daadwerkelijk op 15 juni 2010 operationeel zijn?

Antwoord

Per 15 juni 2010 zullen 45 plekken van de 50 plekken operationeel zijn. Op 15 juni zijn in Amsterdam 20 opvangplekken voor vrouwelijke slachtoffers beschikbaar, in Rotterdam 15 opvangplekken en de overige 5 opvangplekken voor vrouwelijke slachtoffers zullen uiterlijk 15 juli beschikbaar zijn. Verder zullen per 15 juni in Drenthe 10 opvangplekken voor mannelijke slachtoffers beschikbaar zijn.

Wanneer zal de Kamer worden geïnformeerd over de in de rapportage genoemde herijking van de planning voor 2010 van INDIGO? Betekent dit dat er vertragingen zijn opgetreden dan wel te verwachten zijn? Hoe staat het met de kosten voor dit project?

Antwoord

INDiGO wordt in deelopleveringen in productie genomen. De gehanteerde planning is daarbij dynamisch en de voorziene opleverdata zijn steeds indicatief. De kwaliteit van de op te leveren delen, alsmede de bruikbaarheid voor de IND-organisatie zijn hierbij van doorslaggevend belang. Daarbij wordt vooral aandacht besteed aan de afhankelijkheden binnen het implementatieproces.

Inmiddels is de IND gestart met de geleidelijke invoering van INDiGO. Er wordt daarbij gekozen voor geleidelijkheid om kinderziektes in het allereerste stadium te ondervangen. Er is een start gemaakt met de organisatiebrede uitrol van het digitaal dossier. Het gebruik van de overige onderdelen die in de eerste deeloplevering worden geïmplementeerd, wordt inmiddels in de praktijk getest door te «schaduwdraaien» naast het huidige systeem.

Zoals door de toenmalige Staatssecretaris van Justitie op 10 en 11 februari 2010 is medegedeeld aan uw Kamer tijdens de debatten over de invoering van het Modern Migratiebeleid (Handelingen II 2009/10, 54), zijn de kosten inmiddels geraamd op 68 miljoen euro, inclusief de uitbreiding van de werking van INDiGO. Actualisering van die kostenraming vindt plaats later in dit voorjaar. Als die actualisering daartoe aanleiding geeft, zal ik Uw kamer daarover informeren.

Waarom is er gekozen voor de term «zelfstandig vertrek zonder toezicht» terwijl feitelijk niet bekend is of de vreemdeling is vertrokken en waar hij zich bevindt?

Antwoord

Er is voor de term «zelfstandig vertrek zonder toezicht» gekozen omdat deze term de betreffende situatie goed verwoordt. Het gaat namelijk om de situatie waarin is vastgesteld dat de vreemdeling is vertrokken uit de (opvang)locatie waar hij/zij voorheen verbleef, zonder dat is vastgesteld waar de vreemdeling naartoe is vertrokken. De woorden «zonder toezicht» verwijzen naar dit laatste.

Overigens betekent het feit dat een vreemdeling zonder toezicht is vertrokken niet dat de vreemdeling dus nog in Nederland verblijft. Op basis van het ervaringsgegeven dat het aantal personen dat zich heeft gemeld in het kader van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet slechts een fractie bedraagt van het aantal vreemdelingen dat onder de oude Vreemdelingenwet ooit asiel heeft aangevraagd, kan aangenomen kan worden dat het overgrote deel van de uitgeprocedeerde asielzoekers Nederland uiteindelijk daadwerkelijk verlaat.

Welke landen waren verantwoordelijk voor de weigering van de 650 afgiftes van reisdocumenten?

Antwoord

Onder een weigering tot afgifte van een (vervangend) reisdocument wordt verstaan dat de betreffende diplomatieke vertegenwoordiging geen (vervangend) reisdocument kan afgeven. De reden voor de weigering ligt in vele gevallen in de omstandigheid dat de door de vreemdeling verstrekte gegevens onvoldoende aanknopingspunten bevatten om de identiteit en/of nationaliteit vast te stellen. Hierdoor kan de betreffende diplomatieke vertegenwoordiging niet over gaan tot het afgeven van een (vervangend) reisdocument.

Van de ingediende aanvragen voor een (vervangend) reisdocument zijn er in de periode juli tot en met december 2009 voor onder meer de navolgende landen weigeringen geregistreerd: Armenië, Algerije, Azerbeidzjan, Nigeria, Ghana, India, Irak, Angola, Democratische Republiek Congo, Iran.

Opgemerkt wordt dat een weigering niet betekent dat niet wordt meegewerkt door de autoriteiten. Ook de medewerking van de vreemdeling is van essentieel belang.

Waaruit is de stijging van 28 procent van het aantal weigeringen te verklaren terwijl het aantal aanvragen is gedaald?

Antwoord

Er kan geen directe relatie worden gelegd tussen de bij de diplomatieke vertegenwoordigingen in de periode voor juli 2009 ingediende aanvragen voor een (vervangend) reisdocument en de van deze vertegenwoordigingen ontvangen resultaten in de rapportageperiode van de voorliggende rapportage Vreemdelingenketen. De resultaten, zoals een weigering, hebben mede betrekking op de ingediende aanvragen van vóór de rapportageperiode terwijl een deel van de in deze periode ingediende aanvragen nog in behandeling is. In het tweede halfjaar van 2009 zijn circa 2.250 aanvragen voor een (vervangend) reisdocument ingediend en in dezelfde periode zijn circa 1.190 resultaten verkregen. De resultaten betreffen akkoorden voor (vervangende) reisdocumenten/nationaliteitsverklaringen, weigeringen voor (vervangende) reisdocumenten/non-statements en intrekkingen.

Daarnaast is vanaf 2009 de afdeling Laissez Passer (LP) van de DT&V nadrukkelijker gaan sturen op het verkrijgen van een terugkoppeling (antwoord) van de betreffende diplomatieke vertegenwoordiging op de aanvraag voor een (vervangend) reisdocument, positief dan wel negatief. In het verleden koppelden enkele diplomatieke vertegenwoordigingen alleen de positieve antwoorden terug. Hiernaast is in 2009 bij een aantal landen overgegaan op presentaties in persoon aan de betreffende diplomatieke vertegenwoordiging om de terugkoppeling (antwoorden) op aanvragen voor een (vervangend) reisdocument te verbeteren. In 2009 is een toename van circa 12% te zien in het aantal fysieke presentaties aan de betreffende diplomatieke vertegenwoordiging ten opzichte van 2008.

Wat is de verblijfsduur van de Dublin-claimanten in de opvang en wat is de reden van de verdubbeling?

Antwoord

De gemiddelde verblijfsduur van Dublin-claimanten in de opvang op de volgende data bedroeg:

 

Gemiddelde verblijfsduur

1 januari 2009

7,3 maanden

1 juli 2009

8,4 maanden

1 april 2010

9 maanden

Voor een aanzienlijk deel van de personen die momenteel in de opvang verblijft, geldt dat op basis van de Dublin-Verordening Griekenland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Onder andere door de toewijzing van interim measures door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in individuele gevallen en de toewijzing door nationale rechtbanken van verzoeken om een voorlopige voorziening in afwachting van de beslissing op beroep of hangende de beslissing op een bezwaarschrift tegen de feitelijke uitzetting, kunnen deze personen niet per direct worden overgedragen aan Griekenland.

Is er voldoende capaciteit voorzien voor de tijdelijke noodvoorziening (TNV)/rust- en voorbereidingstermijn (RVT) voor 2010 en hoe groot is de voorziene capaciteit?

Antwoord

Ja, op basis van de huidige inzichten en aannames houdt het COA rekening met circa 1.850 capaciteitsplaatsen ten behoeve van Rust- en voorbereidingstermijn.

Wordt nog steeds ongeveer de helft van de vreemdelingen die in bewaring is genomen weer op straat gezet zonder te zijn uitgezet?

Antwoord

Nee, uit de RVK blijkt dat het percentage aantoonbaar vertrek uit Nederland vanuit het proces Bewaring van de DT&V circa 64% bedraagt. Dit betekent dat deze vreemdelingen zelfstandig dan wel gedwongen uit Nederland zijn vertrokken. Circa 36% van de vreemdelingen verlaat Nederland niet aantoonbaar na bewaring. De overige uitstroom, zoals toelatingsgerelateerde aanvragen, is buiten beschouwing gelaten. Het percentage aantoonbaar vertrek van het proces Bewaring is mede afhankelijk van de aard (zoals de gestelde nationaliteit) van de populatie binnen het proces Bewaring.

Ten opzichte van de vorige rapportages Vreemdelingenketen is het percentage aantoonbaar vertrek van uit het proces Bewaring van de DT&V gestegen. In de periode juli tot en met december 2008 betrof het percentage aantoonbaar vertrek circa 55% en in de periode januari tot en met juni 2009 bedroeg dit percentage circa 62%.

In hoeveel gevallen is de bewaring opgeheven door tussenkomst van de Vreemdelingenkamer respectievelijk de Afdeling bestuursrechtspraak?

Antwoord

In circa 15% van het totaal aantal opheffingen van bewaringszaken, die bij de DT&V in behandeling zijn, wordt de vreemdelingenbewaring opgeheven op basis van een rechtelijke uitspraak van de Vreemdelingenkamer dan wel de Afdeling Bestuursrechtspraak.

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie delen de mening van de minister van Justitie dat de cijfers in de rapportage een weerslag zijn van het door het kabinet gevoerde migratiebeleid. Zij delen echter niet de kwalificatie dat het zou gaan om een «selectief» beleid of dat het «streng en humaan, en uitnodigend voor migranten die Nederland nodig heeft» is. De stijgende lijn in het aantal nareizende veelal kansarme gezinsmigranten en de weer oplopende achterstanden bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de rechterlijke macht en de IND zijn daar tekenen van. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Voornoemde leden vragen de minister te verklaren waarom het aantal asielaanvragen ondanks het afschaffen van het categoriale beschermingsbeleid maar met 12 procent is afgenomen en nog steeds 75 procent hoger ligt dan het aantal asielverzoeken in de tweede helft van 2007 (4050). Bovendien vragen deze leden waarom het grootste aantal asielzoekers dat in Nederland asiel aanvraagt wederom afkomstig is uit Afghanistan en Irak ondanks het afschaffen van het categoriale beschermingsbeleid.

Antwoord

Het aantal personen dat in Nederland asiel aanvraagt kan niet slechts worden gekoppeld aan het al dan niet voeren van een beleid van categoriale bescherming. Het in Nederland gevoerde (landgebonden) asielbeleid is een van de factoren die de nationale asielinstroom bepalen. De oorzaken van de asielinstroom moeten veel breder worden gezocht, waarbij Europese harmonisatie en een Europese aanpak van groot belang zijn. Aspecten als een effectieve grenscontrole in het gehele Schengengebied zijn daarbij eveneens van belang. Daarnaast zijn de externe dimensie van het migratiebeleid en de zogeheten «root causes» een belangrijke factor. Het kabinet zet in op een brede aanpak van de asielmigratie die verder gaat dan het nationale (landgebonden)asielbeleid. De toenmalige Staatssecretaris van Justitie heeft deze visie namens het kabinet bij brief van 11 december 2009 aan uw Kamer gezonden.

De omstandigheid dat ten aanzien van Irak en Afghanistan geen beleid van categoriale bescherming (meer) geldt, betekent ook niet dat er voor Iraakse en Afghaanse asielzoekers geen reden meer zou zijn om op individuele gronden het land van herkomst te ontvluchten. Ten aanzien van Irak zij overigens vermeld dat de aanmeldingen zijn gedaald ten opzichte van 2008. Blijkens de ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken over Irak en Afghanistan is de veiligheidssituatie in die landen (met name voor bepaalde groepen) nog steeds zorgelijk.

Overigens slaat de daling van 12% waaraan in de vraag wordt gerefereerd op het aantal aanmeldingen om asiel aan te vragen, niet op het aantal asielaanvragen (dat in behandeling is genomen, de zogenoemde asielinstroom).

De aan het woord zijnde leden verzoeken de minister een overzicht te geven van het aantal vreemdelingen dat onder het categoriale beleid voor Somalië respectievelijk Irak een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen. Zij vragen daarbij welk deel van deze vergunningen reeds is heroverwogen en welk deel is ingetrokken c.q. komen te vervallen waardoor is overgegaan tot – eventueel vrijwillig – vertrek.

Antwoord

Vanaf 2001 tot 1 april 2010 zijn circa 4.900 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd op grond van het categoriale beschermingsbeleid verleend aan vreemdelingen met Irakese nationaliteit. In diezelfde periode is aan circa 5.200 vreemdelingen met de Somalische nationaliteit een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel op grond van het categoriale beschermingsbeleid verleend.

Toen in november 2009 werd begonnen met de herbeoordeling van de verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd die op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw waren verleend aan vreemdelingen met de Irakese nationaliteit bedroeg het totaal aantal te herbeoordelen vergunningen circa 3.100. Tot dusver (peildatum 20 april jongstleden) zijn circa 2.100 zaken herbeoordeeld. In ruim 160 van de circa 2.100 zaken is de vergunning ingetrokken.Van deze 160 wordt vertrek ter hand genomen. In nog eens circa 1.100 zaken is een voornemen tot intrekking uitgegaan. In circa 850 zaken is de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw omgezet naar een verblijfsvergunning op een andere (asiel)grond.

Voorts wordt opgemerkt dat het categoriaal beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Somalië met ingang van 19 mei 2009 is beëindigd. Echter, daarbij is vanwege bijzondere omstandigheden besloten dat de houders van een verblijfsvergunning op grond van het categoriale beschermingsbeleid niet worden geconfronteerd met een intrekking van die verblijfsvergunning om de enkele reden dat de grond voor verlening is komen te vervallen. Dit is reeds aangekondigd in de brief van 3 april 2009 aan uw Kamer.

De leden van de VVD-fractie verzoeken het kabinet bij de volgende rapportage niet alleen de asielcijfers van de top tien ontvangende EU-landen op te nemen, maar ook de andere EU-landen of in ieder geval het Europees gemiddelde.

Antwoord

Aan dit verzoek zal worden voldaan. Hoewel ik het uitgangspunt hanteer in de rapportage Vreemdelingenketen op hoofdlijnen te rapporteren, ben ik van mening dat het tevens van belang is relevante gegevens van alle EU-lidstaten te tonen als de gegevens met elkaar vergelijkbaar zijn. Met ingang van de volgende editie van de rapportage voeg ik een overzicht toe met de aantallen ontvangen asielaanvragen van alle 27 lidstaten van de EU.

Voornoemde leden vragen de minister te verduidelijken waarom het percentage inwilligingen in alle EU-landen alsmede trends niet zal worden opgenomen in de rapportage. Het kabinet geeft aan dat het asielbeleid niet geharmoniseerd is en dat derhalve geen waarde kan worden gehecht aan een dergelijk percentage. Deze leden delen dit standpunt niet. Het percentage inwilligingen is illustratief voor de invulling die het Nederlandse kabinet geeft aan de internationale verplichtingen waaraan ook andere lidstaten zijn gebonden.

Antwoord

Hoewel sinds 1 januari 2008 de EU-verordening Migratiestatistiek van kracht is, betekent dat niet dat de inwilligingsgronden geharmoniseerd zijn. Een vergelijking van inwilligingspercentages tussen de EU-lidstaten die gebaseerd is op verschillende gronden, is niet voldoende illustratief en past niet bij het uitgangspunt van een eenduidige rapportage. Gegevens over asielbeslissingen in de EU-lidstaten van Eurostat zijn beschikbaar op internet. Die gegevens neem ik – om hierboven genoemde reden – niet over in de rapportage.

De leden van de VVD-fractie vragen de minister een indicatie te geven van het percentage asielzoekers dat gebruik heeft gemaakt van een mensenhandelaar om naar Nederland te komen.

Antwoord

Onder mensenhandel wordt verstaan alle gedragingen die tot doel hebben een persoon in een uitbuitingssituatie te brengen of te houden, zoals bijvoorbeeld het geval is bij gedwongen prostitutie. Mensensmokkel betreft het verlenen van hulp bij illegale grensoverschrijding en/of hulp tegen betaling bij het illegale verblijf in Nederland. Mensenhandel wordt vaak voorafgegaan door mensensmokkel, maar in beginsel vormen dit afzonderlijke gedragingen.

De IND rapporteert onder meer over het aandeel asielzoekers dat met behulp van een mensensmokkelaar naar Nederland is gereisd. Het betreft hierbij asielzoekers die hebben verklaard enige vorm van hulp te hebben ontvangen bij de reis naar Nederland. Voor zover asielzoekers hebben verklaard enige vorm van hulp te hebben ontvangen bij de illegale inreis in Nederland en/of hulp hebben ontvangen bij het illegale verblijf in Nederland én hiervoor betaald hebben, wordt dit – op basis van de operationele definitie van art. 197a WSr.- gekwalificeerd als vermoedelijke mensensmokkel. Voor 2009 geldt dat 38% van de asielzoekers die een eerste aanvraag hebben ingediend, heeft verklaard enige vorm van hulp te hebben ontvangen bij de reis naar Nederland. Het aandeel dat hulp heeft ontvangen bij de illegale inreis in Nederland of tegen betaling hulp heeft gekregen bij het illegale verblijf in Nederland – met andere woorden het aandeel dat via mensensmokkel naar Nederland is gereisd, bedraagt 25%.

Zij vragen bovendien een indicatie van de kosten voor het gebruik van een mensenhandelaar.

Antwoord

Betrouwbare gegevens over de kosten die betaald worden aan mensensmokkelaars / reisagenten, zijn niet beschikbaar. Voor zover asielzoekers al verklaren over betalingen aan mensensmokkelaars is niet na te gaan in hoeverre deze verklaringen volledig en waarheidsgetrouw zijn en lopen zeer sterk uiteen.

De aan het woord zijnde leden zijn verbaasd dat het percentage positieve beslissingen op asielaanvragen voor bepaalde tijd maar met 3 procent is afgenomen. Zij vragen de minister uit te leggen waarom dit niet verder is afgenomen aangezien het categoriaal beschermingsbeleid voor Somalië en Irak is afgeschaft en er derhalve minder gronden voor asiel bestaan.

Antwoord

Het percentage positieve beslissingen hangt slechts gedeeltelijk samen met het al dan niet voeren van een beleid van categoriale bescherming. Ook de aard van de instroom en de overige beschermingsgronden zijn van belang. Het niet langer voeren van een beleid van categoriale bescherming kan onder omstandigheden betekenen dat de asielzoekers uit het betreffende land van herkomst nog in veel gevallen in aanmerking komen voor bescherming op andere (internationale) gronden. Met name voor Somalische vreemdelingen was de afschaffing van het beleid van categoriale bescherming niet primair gelegen in de verbeterde situatie in het Somalië, maar in het beleid van andere landen, waarbij de geconstateerde fraude reden is geweest om deze indicator doorslaggevend te laten zijn. Ook na de afschaffing van het beleid van categoriale bescherming komt nog een relevant deel van deze vreemdelingen, na de beoordeling dat van fraude geen sprake is, op individuele gronden in aanmerking voor bescherming.

Deze leden zien een drastische stijging in het aantal beroepszaken (72 procent) en hoger beroepszaken (215 procent) en in de voorraden asiel. Hoewel deze leden erkennen dat de achterstanden tekenend zijn voor het sinds 2007 gevoerde beleid, vragen zij desalniettemin om een toelichting.

Antwoord

Het grote aantal gerechtelijke procedures in asiel is voornamelijk toe te rekenen aan twee factoren. Allereerst is er een stijging zichtbaar in beroepszaken in het aantal Dublinzaken. Deze stijging correspondeert met de stijging bij de IND van afgewezen asielverzoeken op grond van de Dublin-verordening. Door de hogere uitstroom van asielzaken bij de Vreemdelingenkamers is er ook een hoger aanbod bij de Raad van State binnengekomen. De gestegen voorraad wordt mede veroorzaakt doordat het gestegen aanbod in de tweede helft van 2009 deels niet meer in 2009 kon worden afgedaan.

Daarbij komt dat de jurisprudentie van rechtbanken enerzijds en Afdeling anderzijds ten aanzien van overdrachten aan Griekenland op grond van de Dublinverordening uiteenlopen over de vraag of overdracht aan Griekenland in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Afdeling volgt in haar uitspraken het standpunt van de Minister dat geen schending van artikel 3 aan de orde is. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg buigt zich over deze kwestie, maar heeft nog geen uitspraak gedaan.

Een tweede aspect is dat een aanzienlijk aantal procedures wordt gevoerd over de toepassing van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn zoals deze door de Europese Unie is vastgesteld. 

Hoewel de leden van de VVD-fractie niet verrast zijn door de stijging in het aantal nareizende kansarme gezinsmigranten – dit is immers geheel in lijn der verwachtingen gezien het door dit kabinet gevoerde beleid – willen zij dit toch aan de orde stellen. Deze leden zijn verontrust dat het absolute aantal aanvragen voor gezinsmigratie is toegenomen (met +/- 20%) terwijl het aantal kennismigranten enkel is afgenomen. Kansarme migranten worden verwelkomd terwijl de deur wordt gesloten voor de kennismigranten die bij kunnen dragen aan de Nederlandse economie. Deze leden erkennen hierin de noodzaak van een nieuw bewind waar een daadwerkelijk streng en rechtvaardig vreemdelingbeleid wordt ingevoerd; niet alleen in woord maar ook in daad.

De aan het woord zijnde leden hebben met verontrusting kennisgenomen van het gestegen aantal zaken dat de DT&V in behandeling heeft. In de tweede helft van 2009 zijn er 8.300 vreemdelingen ingestroomd in het terugkeerproces terwijl er maar 7.700 vreemdelingen Nederland al dan niet aantoonbaar hebben verlaten. Dit is met name zorgwekkend omdat 57 procent van de lopende zaken niet verwijderbaar is (mede vanwege lopende procedures).

Reactie

Eind 2008 had de DT&V  de zaak van bijna 9.000 vreemdelingen in behandeling en een half jaar later ruim 1.700 meer (circa 10.700). Eind december 2009 bedroeg het aantal in behandeling zijnde zaken circa 10.500.

De nu geconstateerde stijging van het aantal zaken dat bij de DT&V in behandeling is ten opzichte van eind 2008 heeft dus reeds eerder plaatsgevonden en is ook vermeld in de  rapportage Vreemdelingenketen over de periode januari–juni 2009. De stijging is met name veroorzaakt door een hogere instroom  van de zaken van afgewezen asielzoekers bij de DT&V. De zaken van deze categorie vreemdelingen kent een langere doorlooptijd voordat er sprake is van uitstroom bij de DT&V van gemiddeld zeven  tot negen maanden wanneer er een beroep is ingediend tegen de afwijziging van de asielaanvraag. De zaak van de vreemdeling stroomt reeds na de eerste afwijzende beslissing op de asielaanvraag binnen bij de DT&V, maar is pas verwijderbaar op het moment dat het ingediende beroep tegen de afwijzende beslissing op de asielaanvraag ongegrond is verklaard. Zoals in de voorliggende rapportage Vreemdelingenketen is gemeld, is circa 73% van deze categorie vreemdelingen niet verwijderbaar.

Deze leden vrezen dat de toenemende achterstanden zullen leiden tot een rekest om een nieuw Generaal Pardon. Zij benadrukken dat dit voor de leden van de VVD-fractie onacceptabel is. Asielzoekers hebben er zelf voor gekozen naar Nederland te komen en dienen Nederland ook weer zelf te verlaten wanneer hun asielverzoek is afgewezen. De Nederlandse overheid is niet verantwoordelijk voor de situatie waarin deze vreemdelingen verkeren wanneer zij ervoor kiezen extra te procederen c.q. niet mee te werken aan vertrek.

De leden van de VVD-fractie zijn positief te spreken over het terugdringen van het aantal vreemdelingen dat wordt opgevangen in de TNV. Zij vragen de minister of dit een trend is die zich gedurende het laatste deel van het jaar heeft ontwikkeld of dat dit een – toevallig lagere – momentopname betreft.

Antwoord

De daling van de bezetting van de TNV is een trend die zich in 2010 voortzet getuige het overzicht hieronder.

Op 1 jan 2010

Op 1 feb 2010

Op 1 mrt 2010

Op 1 apr 2010

circa 1.000

circa 850

circa 800

circa 440

De maatregel om bij de IND extra capaciteit in te zetten aan de voorkant van de asielprocedure in de AC's heeft effect gesorteerd. Overigens hecht ik eraan te melden dat de bezetting zich op 1 april 2010 op een niveau bevindt dat correspondeert met een bezetting die benodigd is voor het planningsproces van de afspraken om een asielaanvraag in te dienen. De verwachting is dat de bezetting niet veel verder zal dalen en dat dit ongeveer ook de bezetting zal zijn nadat per 1 juli 2010 de verbeterde asielprocedure in werking treedt en een asielzoeker zal worden opgevangen tijdens de rust- en voorbereidingstermijn (RVT) van ten minste zes dagen.

De aan het woord zijnde leden zijn minder goed te spreken over de ontwikkelingen in de bezetting in de centrale opvang. Niet alleen is er een groei in het aantal asielzoekers in de opvang waarneembaar, ook de gemiddelde verblijfsduur in de opvang neemt toe. Verbleef in de tweede helft van 2008 naar schatting 38–39 procent van de asielzoekers langer dan een jaar in de opvang, is dat percentage in 2009 toegenomen tot 42–43 procent.

De leden van de VVD-fractie zijn in het bijzonder verontrust over de ontwikkelingen inzake Dublin-claimanten. Zij constateren een ruime verdubbeling van het aantal afgewezen asielzoekers op basis van de Dublin Verordening (1.450) en een ruime verdubbeling van het aantal Dublinzaken dat is ingestroomd bij de Vreemdelingenkamers (2.250). Eind 2009 verbleven 3.450 Dublin-claimanten in de centrale opvang en hebben 390 Dublin-claimanten Nederland gedwongen verlaten. Deze leden benadrukken dat Nederland, ingeval van een Dublinclaim, het asielverzoek niet in behandeling hoeft te nemen en deze vreemdelingen kan overdragen aan de verantwoordelijke EU-lidstaat. Zij vragen waarom opvang wordt geboden aan asielzoekers die in Nederland geen asielverzoek in kunnen dienen en Nederland dienen te verlaten.

Antwoord

De Eurodac-Verordening ((EG) nr. 2725/2000) heeft een instrument in het leven geroepen waarmee de toepassing van de Dublin-Verordening wordt vergemakkelijkt door middel van de registratie en vergelijking van vingerafdrukken van asielzoekers. Eurodac is operationeel sinds 15 januari 2003. Uit de toename van het aantal Dublinzaken kan worden afgeleid dat Eurodac een effectief en efficiënt instrument is om toepassing te geven aan de Dublin-Verordening.

Met het bieden van opvang aan Dublinclaimanten geeft de regering uitvoering aan de motie (Kamerstukken II, 2001/02, 19 637, nr. 660) die op 23 april 2002 door uw Kamer is aangenomen. Voor een aanzienlijk deel van de personen die momenteel in de opvang verblijft, geldt dat op basis van de Dublin-Verordening Griekenland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Onder andere door de toewijzing van interim measures door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in individuele gevallen en de toewijzing door nationale rechtbanken van verzoeken om een voorlopige voorziening in afwachting van de beslissing op beroep of hangende de beslissing op een bezwaarschrift tegen de feitelijke uitzetting, kunnen deze personen niet per direct worden overgedragen aan Griekenland.

Bovendien vragen deze leden de minister uiteen te zetten hoe zij het aantal Dublin-claimanten in de opvang en in een rechterlijke procedures het komende jaar (tot nul) terug zal dringen.

Antwoord

Zoals eerder aangegeven (kamerstukken II, 2009/10, 31 994, nr. 6) zal in de verbeterde asielprocedure al gedurende de rust- en voorbereidingstermijn onderzoek worden verricht naar de vraag of een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Dit zal er toe leiden dat in een groter aantal zaken de asielaanvraag al tijdens de algemene asielprocedure op basis van de Dublin-Verordening, kan worden afgewezen.

De mogelijkheid om rechtsmiddelen aan te wenden tegen een dergelijk besluit is neergelegd in de Dublin-Verordening.

De leden van de VVD-fractie vragen de minister de verdubbeling in de instroom van het aantal minderjarige vreemdelingen in bewaring toe te lichten.

Antwoord

Het aantal inbewaring gestelden minderjarigen in 2009 bedroeg circa 250 ten opzichte van circa 160 in 2008. Deze stijging van het aantal minderjarigen in bewaring in 2009 valt samen met een toename van de instroom van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in dat zelfde jaar van bijna 750 in 2008 tot ruim 1.000 in 2009.

De aan het woord zijnde leden hebben enkele vragen over het visa-beleid van een aantal van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Zo vragen zij of het klopt dat derdelanders in Oekraïne zonder visa af kunnen reizen naar Roemenië alwaar zij in de illegaliteit kunnen belanden en door kunnen reizen naar andere delen van Europa. Deze leden verzoeken de minister uitleg te geven over deze «Oekraïne route.» Zij vragen de minister daarbij ook in te gaan op de frequentie van het gebruik van deze route en de mogelijkheid om zonder visa af te reizen naar Roemenië – en andere EU-lidstaten – wanneer zij deel uit (zullen) maken van de Schengenregio.

Antwoord

Sinds de toetreding tot de EU in 2007 volgt Roemenië Verordening 539/2001 (lijst met visumplichtige en niet visumplichtige landen). Hoewel Roemenië vooralsnog geen deel uitmaakt van het Schengengebied, hanteert het al wel dezelfde lijst als de landen die reeds zijn aangesloten bij het Schengenakkoord. Visumplichtige derdelanders voor Schengen zijn derhalve ook voor Roemenië visumplichtig.

Volledigheidshalve dient hier nog te worden vermeld dat derdelanders met een visum voor Roemenië thans niet automatisch toegang hebben tot het Schengengebied. Aan de Schengen buitengrenzen vindt grenscontrole plaats. Houders van Roemeense visa dienen alvorens te kunnen doorreizen naar het Schengengebied te beschikken over een Schengenvisum.

Er is mij geen route bekend waarbij derdelanders vanuit de Oekraïne zonder visa op legale wijze Roemenië kunnen inreizen en vervolgens kunnen doorreizen naar het Schengengebied.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie hoeveel zaken zijn afgedaan met een schikking om een beroepsgang (naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens) te voorkomen?

Antwoord

In de periode juli tot en met december 2009 is in één vreemdelingrechtelijke EHRM-zaak tegen Nederland een schikking getroffen. Het betrof een klacht onder artikel 3 EVRM.

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de bovengenoemde brief van de minister van Justitie. Naar aanleiding van deze brief hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen. De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel vreemdelingen die in 2009 een aanvraag om een verblijfsvergunning in Nederland hebben ingediend afkomstig zijn uit een moslimland. Hierbij gaan deze leden uit van het gegeven dat een land een moslimland is wanneer de bevolking volgens The World Factbook van het Amerikaanse Central Intelligence Agency voor meer dan 50 procent bestaat uit moslims.

Antwoord

Volgens de gegeven definitie betreffende moslimlanden zijn van de circa 58.100 in 2009 ingediende aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning (VVR), circa 16.400 aanvragen ingediend door vreemdelingen uit een «moslimland». Van de circa 50.700 in 2009 ingediende aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) zijn circa 23.700 aanvragen ingediend door vreemdelingen afkomstig uit een «moslimland». Van de circa 16.150 in behandeling genomen asielaanvragen (asielinstroom) in 2009 zijn circa 12.400 aanvragen ingediend door vreemdelingen afkomstig uit een «moslimland».

De aan het woord zijnde leden hebben er herhaaldelijk op gewezen dat veel vreemdelingen misbruik maken van de mogelijkheden tot gezinsvorming of gezinshereniging door mensen naar Nederland te halen met wie zij in werkelijkheid in het geheel geen relatie hebben. Deze leden vragen hoe vaak de Vreemdelingenpolitie vorig jaar op verzoek van de IND ter plaatse adrescontroles heeft uitgevoerd om de echtheid van relaties te controleren.

Antwoord

In 2009 zijn door de IND ruim 400 onderzoeken inzake gezinsmigratie uitgezet bij de Vreemdelingenpolitie (VP).

Voorts vragen deze leden hoe het aantal adrescontroles zich verhoudt tot tien jaar geleden.

Antwoord

De adrescontroles worden uitgevoerd door de VP verspreid over de 26 politiekorpsen. Sinds de overheveling van toelatingstaken per mei 2004 wordt door de IND aan de VP in dit kader verzocht om adrescontroles uit te voeren. Er zijn geen cijfers van tien jaar geleden bekend die kunnen worden vergeleken.

Deze leden vragen het kabinet tevens of deze controles op schijnrelaties ook steekproefsgewijs plaatsvinden, dat wil zeggen wanneer er geen directe fraudeaanwijzingen zijn.

Antwoord

De controles vinden niet steeksproefgewijs plaats. Alleen indien er concrete aanwijzingen zijn wordt de VP gevraagd een adrescontrole uit te voeren.

De leden van de PVV-fractie vragen in hoeveel gevallen van gezinsmigratie in 2009 sprake bleek te zijn van een schijnrelatie. Is dit een afname of toename vergeleken met eerdere jaren?

Antwoord

Dit is niet bekend. Het afwijzen op grond van een schijnrelatie wordt niet als zodanig geregistreerd in de geautomatiseerde systemen van de IND.

Het kabinet heeft in het verleden gesteld dat het aantal asielaanvragen dat wordt afgewezen op basis van fraude niet wordt geregistreerd, waarbij thans wordt opgemerkt dat voor het beslissen op een toelatingsaanvraag de vaststelling van fraude niet zonder meer bepalend is.

Deelt het kabinet de mening dat een zorgvuldige registratie van fraudegevallen, zowel inzake asielaanvragen als reguliere aanvragen, van het grootste belang is om een correct beeld te krijgen van de omvang van de gepleegde fraude? De leden van de PVV-fractie vragen of een dergelijke registratie na invoering van het nieuwe processysteem INDIGO wel wordt gerealiseerd.

Antwoord

Uiteraard wordt het van groot belang geacht om meer dan thans inzicht te krijgen in de gevallen waarin sprake is van misbruik of fraude bij verblijfsaanvragen. Daartoe worden de mogelijkheden bezien die medewerkers van de IND moeten hebben om signalen van eventueel misbruik te kunnen vastleggen.

Met INDIGO zal de IND beter in staat zijn om te identificeren in hoeveel gevallen er sprake is van misbruik en/of fraude. Dit komt doordat de registratie wordt uitgebreid en doordat de geregistreerde gegevens van hogere kwaliteit zullen zijn. Dit biedt meer mogelijkheden voor onderzoek naar onder andere fraude en/of misbruik. De opbouw van dit register zal echter geruime tijd gaan duren, naar schatting maximaal vijf jaar. Gegevens van vreemdelingen en hun referenten die nieuw in INDIGO worden opgenomen, kunnen meteen worden verwerkt. Ten aanzien van reeds bekende klanten van de IND zal INDIGO echter via een conversietraject gevuld moeten worden. Het is daarbij niet mogelijk om signalen uit het verleden, die de IND eerder niet in het systeem heeft kunnen verwerken, mee te converteren. Zijn de vreemdelingen(gegevens) eenmaal verwerkt, dan is het mogelijk om daar signalen aan toe te voegen.

Voornoemde leden vragen hoeveel vreemdelingen die in 2009 een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning hebben ingediend in het verleden al eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning hebben ingediend.

Antwoord

Van de 58.100 vreemdelingen die in 2009 een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning (VVR) hebben ingediend, is in de voorgaande jaren door 12.300 vreemdelingen al eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier of asiel in eerste aanleg ingediend.

Voorts vragen zij hoeveel referenten die in 2009 betrokken waren bij een aanvraag om partner- of gezinsmigratie in het verleden zelf in het kader van partner- of gezinsmigratie naar Nederland zijn gekomen. De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel van de referenten die in 2009 betrokken waren bij een aanvraag om partner- of gezinsmigratie in het verleden eerder als referent hebben opgetreden.

Antwoord

De vraag zoals gesteld kan niet worden beantwoord omdat in het huidige geautomatiseerde systeem van de IND niet wordt geregistreerd bij wie verblijf wordt aangevraagd

Tenslotte vragen deze leden hoeveel van de vreemdelingen die in 2009 een aanvraag om een VVR zonder MVV hebben ingediend wel MVV-plichtig waren.

Antwoord

In 2009 zijn circa 26.500 aanvragen voor een VVR zonder MVV ingediend. Van deze aanvragen zijn er circa 6.100 ingediend door een vreemdeling die op grond van zijn nationaliteit MVV-plichtig is.

Bijlage 1

Bijlage bij de vraag van de CDA-fractie of de gepresenteerde totale aantallen en percentages inwilligingen en afwijzingen machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) en verblijfsvergunning regulier (VVR) kunnen worden verbijzonderd naar de in de tabel op blz. 23 onderscheiden categorieën.

De verbijzondering van het overzicht van afgehandelde reguliere aanvragen naar soort beslissing in 2009 ziet er als volgt uit*.

De categorie «Overig» in het overzicht van afgehandelde reguliere aanvragen naar soort beslissing op pagina 24 van de rapportage Vreemdelingenketen is hier niet opgenomen. Het is een administratieve categorie voor afgehandelde aanvragen die niet worden ingewilligd, noch worden afgewezen. Daarbij kan gedacht worden aan situaties waarin de aanvraag werd ingetrokken, de vreemdeling is overleden, waarin de leges niet werden voldaan of waarin sprake was van een buitenbehandelingstelling of onbevoegdverklaring.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Wit, J.M.A.M. de (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), ondervoorzitter, Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), voorzitter, Çörüz, C. (CDA), Joldersma, F. (CDA), Gerkens, A.M.V. (SP), Haersma Buma, S. van (CDA), Velzen, K. van (SP), Vroonhoven-Kok, J.N. van (CDA), Krom, P. de (VVD), Azough, N. (GL), Timmer, A.J. (PvdA), Griffith, L.J. (VVD), Teeven, F. (VVD), Verdonk, M.C.F. (Verdonk), Roon, R. de (PVV), Roemer, E.G.M. (SP), Pechtold, A. (D66), Heerts, A.J.M. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Toorenburg, M.M. van (CDA), Anker, E.W. (CU) en Vacature, (PvdA).

Plv. leden: Langkamp, M.C. (SP), Vlies, B.J. van der (SGP), Besselink, M. (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout, J.D.M.P. (CDA), Jager, H. (CDA), Jonker, C.W.A. (CDA), Leijten, R.M. (SP), Sterk, W.R.C. (CDA), Ulenbelt, P. (SP), Vries, J.M. de (CDA), Weekers, F.H.H. (VVD), Gent, W. van (GL), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Miltenburg, A. van (VVD), Zijlstra, H. (VVD), Fritsma, S.R. (PVV), Karabulut, S. (SP), Koşer Kaya, F. (D66), Vacature, (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Bouchibti, S. (PvdA), Smilde, M.C.A. (CDA), Slob, A. (CU) en Spekman, J.L. (PvdA).

Naar boven