17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Nr. 507 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2015

Op 7 april jl. heeft de stichting Landelijk Contact Sociaal Rechercheurs (LCSR) de staatsecretaris per brief haar zorgen geuit over de gemeentelijke aanpak van bijstandsfraude. Daarin stelt de stichting dat bijstandsfraude wel degelijk loont als gevolg van het niet opleggen van een passende sanctie door gemeenten. In de praktijk worden volgens de LCSR vooral burgers die kleine overtredingen begaan de dupe van de aanpak.

Op verzoek van uw Kamer doe ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris, mijn reactie toekomen op dit signaal. Hierbij verwijs ik ook naar mijn beantwoording van de vragen hierover van de leden Nijkerken-de Haan en Schut-Welkzijn (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2249) en Karabulut (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2477) die u eerder heeft ontvangen.

Effectieve fraudeaanpak

Het afgelopen jaar is in diverse debatten over fraude de spanning aan de orde gekomen tussen enerzijds de ambitie om als dienstverlenende overheid op te treden en daarbij uit te gaan van vertrouwen en anderzijds de noodzaak om scherper in te zetten op het tegengaan van misbruik van sociale voorzieningen en uitkeringen.

Voor een effectieve aanpak van fraude is het nodig dat de aanpak tegemoet komt aan het rechtsgevoel van burgers. Het beginsel van proportionaliteit in de reactie van de overheid op fraude of misbruik is hiervoor cruciaal. Het kabinet streeft naar een aanpak die hieraan tegemoet komt. Zoals ik in mijn brief van 30 april 20151 heb aangegeven, bereidt het kabinet, naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 november 2014 en de aanbevelingen van de Nationale ombudsman, wetgeving voor die leidt tot een aanpassing van de Fraudewet alsook een wijziging van het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Hiermee krijgen uitvoerders en gemeenten meer mogelijkheden om de sanctionering af te stemmen op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van het geval. Dit komt tegemoet aan het verzoek van gemeenten om meer maatwerk te kunnen leveren.

De mogelijkheden om opzettelijk misbruik van, en doelbewuste fraude met sociale voorzieningen hard aan te pakken, blijven bestaan. Hierin brengen de aanpassingen van wet- en regelgeving geen verandering. Deze hebben alleen betrekking op de sanctionering. Gemeenten houden ruimte om opzettelijke fraudeurs aan te pakken en kunnen boetes opleggen van maximaal 100% van het benadelingsbedrag.

Uniforme uitvoeringspraktijk

Met de wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving is gemeenten, naar voorbeeld van UWV en SVB, een aantal aanvullende bestuursrechtelijke instrumenten in handen gegeven om fraudeurs aan te pakken. Ook is geregeld dat gemeenten net als UWV en SVB de teveel ontvangen uitkeringsgelden verplicht moeten terugvorderen. Hiermee wordt beoogd dat een meer landelijke en uniforme uitvoeringspraktijk ontstaat.

De LCSR wijst er in haar brief op dat sommige gemeenten prioriteit geven aan de directe beëindiging van de uitkering en verder geen inspanningen verrichten om de te veel betaalde uitkeringen te incasseren. Dit is een onwenselijke situatie. Gemeenten zijn gehouden de wet toe te passen en fraude aan te pakken. Ook als dit kosten met zich meebrengt. Gemeenten zijn voor deze extra uitvoeringskosten die samenhangen met de aangescherpte incasso gecompenseerd. Overigens blijkt uit het rapport De Boete belicht (bijlage bij Kamerstuk 17 050, nr. 495) van de Inspectie SZW dat er ook gemeenten zijn die wel conform de Fraudewet handelen en in de daarvoor in aanmerking komende situaties de te veel betaalde uitkeringen terugvorderen, een boete opleggen of zaken aanbrengen bij het Openbaar Ministerie.

Het is in de eerste plaats aan die gemeenten die het aangaat om verbetering aan te brengen in de toepassing van de Fraudewet. De Staatssecretaris heeft naar aanleiding van het onderzoek van de Inspectie SZW in overleggen met de VNG en gemeenten benadrukt dat het belangrijk is om fraude te bestrijden. Wij zullen dit blijven doen. De Staatssecretaris heeft in haar reactiebrief aan het LCSR aangegeven dat het belangrijk is om dit signaal ook met VNG en gemeenten te bespreken. Daarnaast heb ik het RCF Landelijk Kenniscentrum Handhaving voor de eerste helft van 2015 een budget toegekend voor voorlichtingsbijeenkomsten voor gemeenten en het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal over de correcte toepassing van de eerder genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

Bestuurlijke en strafrechtelijk aanpak

Bij de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving per 1 januari 2013 is de strafrechtelijke aangiftegrens, behoudens uitzonderingen, verhoogd naar € 50.000,–. Hiermee is beoogd om meer overtredingen van de inlichtingenplicht bestuursrechtelijk af te doen. Bestuursrechtelijke afdoening heeft als voordeel dat fraude doorgaans sneller – meer «lik op stuk» – kan worden bestraft, dan in het strafrecht mogelijk is.

De bestuursrechtelijke aanpak biedt voldoende mogelijkheden om doelbewuste fraudeurs aan te pakken. Ook met de voorgenomen aanpassingen van de Fraudewet blijft het mogelijk om opzettelijke fraudeurs een boete van 100% van het benadelingsbedrag op te leggen.

Strafrechtelijke afdoening

De voorkeur voor bestuursrechtelijke afdoening, neemt niet weg dat bij fraudes waarbij sprake is van een ernstige normoverschrijding en/of grote bedragen en/of recidive, het strafrecht een passende interventie blijft en dat in uitzonderlijke gevallen ook beneden de aangiftegrens van € 50.000,– een strafrechtelijke interventie mogelijk is. In de Aanwijzing Sociale zekerheidsfraude staan de uitzonderingsgronden opgenomen op basis waarvan van de aangiftegrens van € 50.000 kan worden afgeweken door het Openbaar Ministerie. Het gaat dan bijvoorbeeld om fraude gepleegd in georganiseerd verband, recidive of fraude die gepaard is gegaan met andere strafbare feiten.

Het aantal processen-verbaal aangebracht bij het OM door gemeenten is bij mij niet bekend. De door de officier van justitie gestelde strafvorderingseisen zijn vastgelegd in de Richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude. De officier van justitie kan vanaf € 35.000,– een gevangenisstraf of een taakstraf eisen. Dit was voor de inwerkingtreding van de Fraudewet € 70.000,–. Het is uiteindelijk aan de officier van justitie om de strafvorderingseis te formuleren. De rechter legt uiteindelijk een straf op. Uit openbare publicatie van uitspraken is op te maken dat met enige regelmaat bijstandsfraudeurs worden veroordeeld tot taakstraffen en gevangenisstraffen2.

Tot slot

Het huidige stelsel biedt voldoende mogelijkheden om opzettelijke fraudeurs aan te pakken, dit in de vorm van een forse bestuurlijke boete of een strafrechtelijke sanctie. Het stelsel waarborgt eveneens dat de sanctionering proportioneel is en rekening houdt met de ernst van de overreding, de mate van verwijtbaarheid en de (financiële) omstandigheden van het geval.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 17 050, nr. 504

Naar boven