35 933 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het oog op het tegengaan van enkele mismatches die ontstaan bij de toepassing van het zakelijkheidsbeginsel in de vennootschapsbelasting (Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel en zij hebben hierover een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel en zij hebben hierover een aantal vragen.

2. Verrekenprijsverschillen

De leden van de fractie van de VVD merken op dat de Raad van State bedenkingen uit voor wat betreft de voorgestelde afschrijvingsbeperking in het wetsvoorstel vanwege het feit dat deze beperking niet voorzienbaar was voor belastingplichtigen2. Deze leden vragen de regering welke overwegingen de doorslag hebben gegeven om de afschrijvingsbeperking op de voorgestelde wijze op te nemen in het wetsvoorstel. Kan de regering daarbij aangeven of de voorgestelde afschrijvingsbeperking ook was opgenomen in de basisvariant van het rapport «Op weg naar balans in de vennootschapsbelasting» van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals, onder voorzitterschap van de heer B. ter Haar («commissie Ter Haar»)3 en, zo niet, wat de overwegingen waren voor de commissie Ten Haar om dat niet te doen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat dit wetsvoorstel geen invloed heeft op constructies waarbij gebruik wordt gemaakt van tariefverschillen tussen landen (tariefsmismatches). Daartoe wordt door de regering gewezen naar de G20/OECD plannen rondom het globale minimum Vpb-tarief. Maar de leden van de CDA-fractie vragen de regering graag hoe in dat kader moet worden omgegaan met de beperkte werkingssfeer van deze minimumtariefmaatregel (alleen van toepassing voor multinationals met een omzet hoger dan 750 miljoen euro) en de ruimere werkingssfeer van het onderhavige wetsvoorstel.

3. Flankerende maatregel

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer het amendement Maatoug c.s.4 is aangenomen dat de reikwijdte van de flankerende maatregel enerzijds uitbreidt naar verkrijgingen van vermogensbestanddelen in het kader van fusie of splitsing en anderzijds beperkt door de uitbreiding niet van toepassing te verklaren op de bij een dergelijke fusie of splitsing behaalde vermogenswinst. De leden van de VVD-fractie ontvangen van de regering graag een duidelijke toelichting op de strekking van de toegevoegde wettekst in het licht van de bedoeling van het wetsvoorstel.

4. Uitvoeringsaspecten

Uit de uitvoeringstoets5 bij het wetsvoorstel maken de leden van de VVD-fractie op dat het wetsvoorstel uitvoerbaar is. Daarbij krijgt het wetsvoorstel twee gele vlaggen (handhaafbaarheid en fraudebestendigheid) en één rode vlag (complexiteitsgevolgen) en resulteert het in een structurele toename van de handhavingskosten en toezichtskosten van € 960.000 (met een structurele personele toename van 8 fte). De leden van de VVD-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat de Belastingdienst van mening is dat het wetsvoorstel wetstechnisch complex is en dat er potentieel honderden transacties door de Belastingdienst moeten worden beoordeeld. Indien de Belastingdienst uitgegaan is van handmatige beoordeling van honderden transacties door 8fte te verwerken, is het de vraag of de aannames reëel zijn of zullen leiden tot vertraging bij de beoordeling. Kan de regering hierop reflecteren?

5. Advies en consultatie

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering bewust heeft gekozen om geen eerbiedigende werking aan het wetsvoorstel te geven omdat dit ertoe zou leiden dat belastingplichtigen nog steeds gebruik kunnen blijven maken van een verschillende toepassing van het zakelijkheidsbeginsel die leidt tot ongewenste situaties van dubbele niet-heffing, welke nog jarenlang kunnen duren, terwijl de regering dergelijke mismatches wil voorkomen. Deze leden vragen de regering op welke wijze belastingplichtigen nog steeds gebruik kunnen blijven maken van een verschillende toepassing van het zakelijkheidsbeginsel na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, nu dit wetsvoorstel onmiddellijke werking heeft?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of transacties met niet-onderworpen of subjectief vrijgestelde lichamen vallen onder de reikwijdte van de artikelen 8bb tot en met 8bd Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om in te gaan op de vragen 5, 6, 7, 8 en 9 van het nader commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) van 19 november 20216 over niet-onderworpen of subjectief vrijgestelde lichamen. Deze leden vragen de regering ook om in te gaan op vraag 10 van voormeld nader NOB-commentaar over de dreigende forse toename van de administratieve lasten van dit wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een reactie op de stelling dat artikel 8bd niet ziet op kapitaalstortingen/winstuitkeringen in contanten aangezien bij kapitaalstortingen/winstuitkeringen in contanten geen waarderingsverschil kan optreden.

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 26 november 2021.

De voorzitter van de vaste commissie Financiën, P.H.J. Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA) (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (FVD) Geerdink (VVD), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66) en Raven (OSF), Fiers (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken II, 2021/22, 35 933, nr. 4, p. 5–6.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2019/20, 31 066, nr. 623.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2021/22, 35 933, nr. 7.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2021/22, 35 933, nr. 3, bijlage, p. 2.

Naar boven