5 Verloop van de anti-immigratiedemonstratie in Den Haag

Verloop van de anti-immigratiedemonstratie in Den Haag

Aan de orde is de voortzetting van het debat over het verloop van de anti-immigratiedemonstratie in Den Haag.

De voorzitter:

Tot zover de mededelingen voor land- en tuinbouw! Mevrouw Ouwehand?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik heb een ordeverzoek. Misschien had ik een regeling moeten aanvragen, maar ik zou willen voorstellen om meteen aansluitend fractiegewijs te stemmen over de moties die ingediend zijn.

De voorzitter:

Dat staat niet als zodanig op de lijst. Ik moet even kijken of daar een meerderheid voor is, want anders stemmen we er gewoon regulier op dinsdag over. Mijn voorstel is om dat ook gewoon dinsdag te doen, want ik herinner u graag aan de motie-Hamer, alweer enige tijd oud, die inhoudt dat wij op dinsdag stemmen. Ik hou graag vast aan dinsdag als stemmoment, om het een beetje overzichtelijk te houden in ons aller agenda's. Maar ik kijk even of er een meerderheid is voor uw voorstel.

De heer Bontenbal (CDA):

Wat ons betreft kan dit dinsdag. Dat zeg ik mede namens de SGP en de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Er zitten moties tussen die urgentie hebben, dus ik zou het voorstel van mevrouw Ouwehand willen steunen.

De heer Dassen (Volt):

Ook steun.

De heer Van Hijum (NSC):

Wat mij betreft kan het dinsdag, voorzitter.

De heer Wilders (PVV):

Dinsdag is prima.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. De gebeurtenissen hebben veel losgemaakt in de samenleving. Het lijkt me goed dat we ons daar ook snel over uitspreken, dus vandaag stemmen.

Mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD):

Voorzitter. Ik ga daar niet voor liggen. Ik denk dat de agenten snel duidelijkheid willen.

De heer Dijk (SP):

Steun.

De heer Jetten (D66):

Steun.

De voorzitter:

54 mensen zijn voor. Dat zijn er geen 75. Kijk eens achter u, mevrouw Ouwehand. U gaat de heer Timmermans toch niet beïnvloeden, mevrouw Ouwehand? Dat zou niet netjes zijn. Hij moet objectief tot een oordeel komen.

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik begrijp dat de vraag was of we vandaag gaan stemmen of …

De voorzitter:

Nee, of we mayonaise willen bij de patat straks. Dat was de vraag.

(Hilariteit)

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

Ik gun u uw portie mayonaise, voorzitter. Maar als het gaat om stemmen: als er een motie van wantrouwen aan de orde zou zijn — ik ben nog van de oude stempel — dan moeten we zo snel mogelijk stemmen.

De voorzitter:

U bent echt van de oude stempel, want dit doen we tegenwoordig altijd op dinsdag. Maar u stemt voor. Dan is er een meerderheid! Dan boeken we het in.

Het woord is aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Van Oosten:

Voorzitter, dank u wel. Nederland zag dit weekend hoe een sluimerend en onzichtbaar gevaar gestalte kreeg, hoe politieagenten, journalisten, ondernemers en het partijkantoor van D66 belaagd werden, ruiten ingegooid werden, en hoe mensen toegang probeerden te krijgen tot het hart van onze democratie. Dat had helemaal niks meer met demonstreren te maken. Zoals ik de afgelopen dagen ook heb onderstreept in de Kamer, vind ik dat ronduit onacceptabel. Maar ik zeg ook: tijdens het vragenuur eerder deze week heb ik me te onduidelijk uitgelaten over het geweld dat heeft plaatsgevonden. Ik heb dit ook toegelicht in de brief die ik gisteravond met uw Kamer heb gedeeld. Ik ben blij met de kans die mij vandaag geboden wordt om dat nog een keer duidelijk uit te spreken.

Afgelopen zaterdag was er wat mij betreft sprake van rechts-extremisme en politiek geweld. Het is mijn opdracht als minister van Justitie en Veiligheid — en daar ben ik heel serieus over — om te voorkomen dat dit een vastere voet in onze samenleving gaat krijgen. Gisteravond is in de gemeenteraad van Den Haag ook gedebatteerd over deze gebeurtenis. Daarbij heeft de burgemeester aan zijn gemeenteraad toegezegd dat hij zich gaat inspannen voor een onafhankelijk onderzoek naar de informatiepositie van de politie. Ook heeft hij toegezegd om te komen tot een gezamenlijke analyse van de gemeente en andere partijen naar groepen achter dit geweld. Daar wil ik aan bijdragen. Dit past bij de inspanningen die ik al verricht, zoals het wetsvoorstel voor de Wet online aangejaagde openbare-ordeverstoring, dat de informatiepositie van de politie wordt versterkt. Ik vind dit belangrijk en ik zal hierin dan ook samen optrekken met het lokaal bestuur.

Ik wil ook opmerken dat ik bewondering heb voor het optreden van de driehoek. Ik heb zaterdag contact opgenomen met de burgemeester van Den Haag. Ik heb overigens ook contact opgenomen met andere mensen, zoals de voorzitter van het partijbureau van D66 en later met de korpschef. Ik wilde namelijk weten hoe het met hun mensen ging. Ik heb ook bewondering voor de lokale driehoek in Den Haag, die voor een ongelofelijk stevige opgave stond toen ze geconfronteerd werden met deze rellen en met het rechts-extremisme waar ze zaterdagavond voor kwamen te staan.

Voordat ik begin met de beantwoording van de diverse vragen, heb ik nog één ding: ik wil ook mevrouw Bikker bedanken. Mevrouw Bikker, dank voor de stevige verklaring die u heeft neergelegd. Ik weet dat er nog geen volledige harmonie is als het gaat om wie daar allemaal aan meedoet, maar ik vind het wel heel mooi dat er een poging wordt ondernomen. Wellicht kan ik er op een later moment ook mijn bijdrage aan leveren dat we met elkaar heel duidelijk de norm blijven uitspreken dat er voor geweld en antisemitisme geen ruimte is in dit land. Dat geldt voor alles wat in die verklaring staat. Ik sluit me daar van harte bij aan.

Ten slotte, voorzitter. Ik heb bewondering en waardering voor alle agenten die daar zaterdag stonden. Zij zetten een stap vooruit. Zij maken het mogelijk dat de demonstratie — bij aanvang was het namelijk een demonstratie — überhaupt mogelijk werd gemaakt. Zij worden vervolgens met zulk geweld geconfronteerd, aangevallen. Daarbij zijn ook agenten gewond geraakt. Dat doet me pijn. Het is ook om die reden dat ik de korpschef hierover heb benaderd. De politie en het Openbaar Ministerie werken hard aan het opsporen, vervolgen en berechten van de geweldplegers. Zoals u eerder heeft gehoord, zijn er op dit ogenblik 37 verdachten aangehouden. De verwachting is dat dit aantal zal toenemen. Ik rond bijna mijn inleiding af. Afgelopen dinsdag vonden de eerste snelrechtszittingen al plaats en zijn de eerste veroordelingen uitgesproken.

Voor de beantwoording stel ik voor een aantal blokjes aan te houden. Wilt u dat ik die alvast duid, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, vertel maar. Laat ons niet langer in spanning.

Minister Van Oosten:

Dan kom ik eerst bij de NCTV-factsheet en duiding daarvan. Daarna kom ik bij politieoptreden en bevoegdheden, bestaande aanpak en aanscherpingen, vervolgen en straffen, en overig.

De voorzitter:

Heel goed. We houden weer zes interrupties aan in deze termijn. Ik wijs erop dat we toch echt aan het eind van de middag klaar moeten zijn, omdat we vanavond een debat hebben met de aanwezigheid van collega-parlementariërs uit Curaçao. Die kunnen we niet terugsturen. Het woord is aan de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Het vragenuur met deze minister was echt gênant. Het interview dat we met deze minister hebben gezien, was minstens zo gênant. Deze minister weigerde herhaaldelijk om een nazi een "nazi" te noemen. Hij weigerde herhaaldelijk om rechts-extremistisch geweld "rechts-extremistisch geweld" te noemen. Dit terwijl deze minister geadviseerd is om het wel zo te noemen, omdat hij het anders zou normaliseren. Wat speelde zich nou af in het hoofd van de minister van, nota bene, Justitie en Veiligheid om een nazi geen "nazi" te willen noemen? Dat is toch absurd?

Minister Van Oosten:

Ik heb precies om die reden diezelfde avond nog bij een debat, dat nota bene over antisemitisme ging, benadrukt dat ik mij onvoldoende duidelijk heb uitgedrukt als het gaat om het benoemen dat we ook antisemitisme zagen, dat er rechts-extremistisch geweld was en dat er rechts-extremisten waren, zeg ik tegen de heer Van Baarle, via de voorzitter. Maar ik heb ook aangegeven waarom ik me te voorzichtig en te star heb uitgedrukt; dat heb ik ook eerlijk aangegeven in het debat dinsdagavond. Dat had er alles mee te maken dat ik te voorzichtig was, omdat ik bang was dat mijn woorden als minister van Justitie en Veiligheid, die kunnen doorwegen in een rechtsproces, dat zouden belemmeren. Dat wilde ik niet, want elke vezel in mijn lijf wil ook dat de gasten die dat doen een straf opgelegd kunnen krijgen door een rechter, zonder dat mijn woorden het gevolg kunnen hebben dat die ineens verminderd wordt of anders uitpakt. Daar zat mijn voorzichtigheid in. Maar ik begrijp heel goed — dan rond ik het antwoord af, voorzitter — dat ik juist als minister van Justitie en Veiligheid de norm heb te stellen en heb te benoemen dat er voor antisemitisme geen plek is en heb te benoemen dat er sprake is van rechts-extremisme, zodat we dat niet gaan normaliseren. Als geen ander heb ik daar een taak in te vervullen. Ik ben zeer gemotiveerd om daarmee aan de slag te gaan. Ik heb u daarover een brief gestuurd. Ik heb goed geluisterd naar de diverse voorstellen die in de Kamer met mij zijn gedeeld. Daar wil ik graag met u over in debat.

De heer Van Baarle (DENK):

Het klopt inderdaad dat deze minister — ik zeg nogmaals: van Justitie en Veiligheid — de taak heeft om te normeren als nazi's en extreemrechts tuig Den Haag onveilig maken, de Hitlergroet uitbrengen, xenofobie uiten en antisemitisme uiten. Bij de eerste mogelijkheid, bij de eerste noodzakelijkheid waar deze minister moest normeren, deed hij het niet. Hij deed het gewoon niet, en ook nog eens willens en wetens niet. Hij koos ervoor om het niet te benoemen. Dat heeft hij de hele dag volgehouden. Bijna alle collega's hebben hem afgelopen dinsdag herhaaldelijk gevraagd: normeer nou alsjeblieft. Pas toen hij constateerde dat er ophef over was, heeft hij geprobeerd dat beeld bij te stellen. Ik vind dat een minister van JenV onwaardig. Ik vind dat deze minister zich hiermee niet geschikt heeft getoond voor dit ambt, omdat hij zich niet op het eerste moment keihard heeft uitgesproken tegen die nazi's.

Minister Van Oosten:

Het spijt mij dat te horen. Ik ben het met de heer Van Baarle eens dat ik mij onvoldoende duidelijk heb uitgedrukt tijdens het vragenuur. Dat lijdt geen enkele twijfel. Dat trek ik mij ook aan. Laat daar ook geen misverstand over bestaan; eerlijk gezegd baal ik ervan. Maar ik leg ook heel eerlijk uit hoe het zo gekomen is. Ik was te voorzichtig, omdat ik niet wilde dat mijn woorden een rechtsgang zouden beïnvloeden. Zodra ik duidelijk kreeg dat ik daarmee eigenlijk niet duidelijk genoeg ben geweest, heb ik dat ook recht willen zetten en verduidelijken. Dat heb ik diezelfde avond nog gedaan, een paar uur daarna, in een debat dat ik later die avond had. Daarin heb ik klip-en-klaar gemaakt dat er rechts-extremisme was, dat er antisemitisme was, dat er een Hitlergroet was uitgebracht en dat ik dat verafschuw.

De heer Dassen (Volt):

De NCTV was heel duidelijk over wat de minister moest doen. De minister heeft dat naast zich neergelegd. Ik ben dan wel benieuwd wie de minister vervolgens heeft geadviseerd om te zeggen dat de rechtsgang hierdoor beïnvloed zou worden.

Minister Van Oosten:

Laat ik u gewoon vertellen, meneer Dassen, via de voorzitter, hoe de voorbereiding van een vragenuur tot stand komt; laat ik het zo maar even zeggen. Dat begint in dit geval natuurlijk zaterdagmiddag en zaterdagavond met de rellen, waar ik over word geïnformeerd. Ik zoek contact met mensen die daarmee bezig zijn, namelijk de burgemeester en de korpschef. Ik ga dat weekend zelf ook nadenken, omdat ik één ding verwacht: er komt een debat aan. Los daarvan wil ik er ook wat mee, want het is afschuwelijk wat we daar hebben gezien. Vervolgens werd ik dinsdag aan het einde van de ochtend — u weet allemaal hoe laat dat ongeveer moet zijn geweest — geconfronteerd met het feit dat ik over twee uur of anderhalf uur een vragenuur had.

Dan werk ik op de volgende manier. Het hele team in mijn ministerie kwam bij elkaar. Ik kreeg ook een dik dossier toegestopt — zo werkt het ook — waarin ik in een heel kort tijdsbestek een weg moest vinden. Toen heb ik gezegd: ik wil van al die disciplines informatie krijgen. Zo is het ook gegaan. Toen heeft de NCTV mij ook verteld dat er rechts-extremistische uitingen waren. Met dat hele totaalbeeld ben ik na dat korte tijdsbestek naar de Kamer gegaan en heb ik zelf de afweging gemaakt om te zeggen wat ik heb gezegd, omdat ik zo voorzichtig was, want dat zou de rechtsgang kunnen beïnvloeden. Dat is ook een element waar je rekening mee moet houden als minister van Justitie en Veiligheid. Zo is het gekomen.

De heer Dassen (Volt):

Dus begrijp ik het zo goed? De NCTV zegt dat "rechts-extremistisch gedachtegoed niet wordt geproblematiseerd, maar zelfs verder wordt genormaliseerd door het niet te benoemen". Vervolgens is er geen ander advies aan de minister geweest waarin nadrukkelijk wordt gesteld: u moet dit niet doen, want daarmee belemmert u de rechtsgang. Het is uiteindelijk een keuze van deze minister zelf geweest om dan te denken: oké, ik leg een zwaarwegend advies van de NCTV, dat keihard stelt dat je dit moet benoemen omdat je het anders normaliseert, aan de kant, zonder dat er een ander advies hierop was. De minister heeft dus zelf verzonnen dat dit dan misschien beter was.

Minister Van Oosten:

Nee, dat is niet wat ik zeg. Ik krijg een totaaldossier aangereikt waarin allerlei disciplines in het ministerie een rol spelen. Dat loopt uiteen van openbare-ordespecialisten tot mensen van communicatie, tot mensen die over demonstraties gaan, noem het allemaal maar op. Daar zit zeker ook de NCTV bij. In dat korte tijdsbestek laat ik mij erover voorlichten wat hier speelt, wat ik ermee moet en wat ik erover kan zeggen in zo'n vragenuur. Dat heeft de NCTV mij verteld, en andere disciplines geven ook aspecten mee, want ik had ook vragen kunnen krijgen over hoe de politie-inzet is geweest et cetera. Dat nam ik allemaal mee naar de Kamer, en dat heeft ertoe geleid dat ik mij te voorzichtig, te star, heb uitgedrukt als het ging om het benoemen van dat er rechts-extremistische uitingen waren geweest. Dat had ik gewoon al direct in het vragenuur moeten doen. Het is ook terecht dat u en andere leden van de Kamer mij daar ook op bevroegen. Daar was ik simpelweg te star in, en dat vind ik dus ook niet goed. Ik heb dat een paar uur later recht willen zetten langs de weg van dat andere debat.

De heer Dassen (Volt):

Een laatste poging. De minister legt een zwaarwegend advies van de NCTV naast zich neer. Daarin staat echt een hele heftige uitspraak. Het was niet heel gek dat de hele Kamer erop aansloeg dat de minister dat niet gezegd had. De minister zegt dat hij van verschillende kanten adviezen krijgt, van de communicatieafdeling et cetera. Wie heeft nou het advies gegeven om het NCTV-advies aan de kant te leggen, zodat de rechtsgang niet belemmerd wordt? Is daar vanuit het ministerie over geadviseerd? Zo ja, wie heeft dat gedaan? Dan ben ik benieuwd naar dat advies. Zou de minister dat ook kunnen delen met de Kamer?

Minister Van Oosten:

Ik kan het nog veel simpeler zeggen tegen de heer Dassen, want u heeft de factsheet van de NCTV. Wat ik eigenlijk probeer te zeggen is het volgende. Ik had een dossier gekregen van ongeveer 150 pagina's. Ik had ongeveer een uur de tijd. Ik heb dat dossier terzijde geschoven. Ik heb gezegd: licht mij mondeling in. Die factsheet van de NCTV zat in mijn dossier, maar heb ik op dat ogenblik niet gelezen. Op basis van het totaalbeeld dat naar voren kwam uit de informatie die mij is gegeven, ben ik naar de Kamer gegaan en heb ik antwoord gegeven op de vragen in het vragenuur. Zo is het gegaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb verschillende vragen, maar ik begin toch even bij het beeld dat de minister hier nu probeert te schetsen. We hebben een advies gezien van de NCTV. Dat was heel duidelijk, en ook niet nieuw. De NCTV waarschuwt al langer. Dus de ambtenaren van de minister van Justitie kennen dat advies ook heel goed. De minister probeert nu te doen alsof hij in zijn nieuwe rol wat terughoudend was geweest, maar hij heeft zich toch laten bijpraten door zijn ambtenaren. Hij probeert nu een beetje te schetsen alsof zijn ambtenaren hem er ook voor hebben gewaarschuwd: let wel op voor die strafzaken. Maar dat kan ik me niet voorstellen. De ambtenaren bij het ministerie van Justitie hebben die NCTV-adviezen natuurlijk niet alleen maandag gezien maar ook al in 2023, toen mevrouw Yesilgöz daar minister was. Die weten heel goed wat de NCTV adviseert. Die hebben al eerder ministers van Justitie gezien, die wel degelijk uitspraken deden over de motieven van mensen die de grens over waren gegaan. Dus volgens mij weten die ambtenaren dat dat in die strafzaken niet tot problemen heeft geleid en hebben die ambtenaren niet aan de minister geadviseerd: let op, let op, je moet echt heel terughoudend zijn, anders worden mensen die kwalijke dingen hebben gedaan misschien niet veroordeeld.

Minister Van Oosten:

Ik kan er als minister van Justitie en Veiligheid niet voor in staan dat mijn woorden geen betekenis zouden kunnen hebben in een lopende procesgang. Ik vertel u gewoon naar eer en geweten wat de reden is geweest waarom ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik zeg u ook wat ik daar zelf van vond: ik was te star en te voorzichtig. Ik heb een aantal uren later ook verduidelijkt dat ik dus heb nagelaten heel stevig te benoemen dat er rechts-extremisme was. Dat had ik gewoon daar ter plekke al moeten doen. Ik kan het niet simpeler maken dan dat, want dat is hoe het gegaan is. Ik schets u gewoon hoe het gegaan is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, maar de minister maakt wel een sprong. Hij zei: op zaterdagavond begint het al. Dat snap ik. Want als dit in het land gebeurt, dan wordt de minister van Justitie gebeld. Maar dan maakt hij een sprong naar dinsdag. De minister vertelt niet of er in de tussentijd overleg is geweest met leden van zijn kabinet. Er zou een lid van het kabinet in een ochtendshow gaan zitten. Het is wel belangrijk dat je dan met elkaar afstemt, zeker als je je verantwoordelijkheid als minister van Justitie zo zwaar opneemt. "Let op, jongens, we moeten geen uitspraken doen die mogelijk de rechtsgang zouden kunnen belemmeren." Op zondagochtend doet een collega uit het kabinet wél uitspraken. Bij het vragenuur viel me ook op dat de VVD-fractie ook geen normerende uitspraken deed. Die vroeg alleen of we de politie meer bevoegdheden konden geven en of we haar beter konden beschermen. Later, als blijkt dat het toch niet zo heel goed valt in het land, zegt deze minister dat hij het misschien toch had moeten doen. Dus natuurlijk heeft deze minister de verdenking op zich geladen dat er wel degelijk politiek contact is geweest over welke lijn men moest kiezen. Ik wil dus graag helderheid. Is er gesproken met de partijtop van de VVD of met andere kabinetsleden, die, al voordat de minister in de Kamer uitleg kon komen geven, uitspraken deden in de media?

Minister Van Oosten:

Ik heb precies verteld hoe het gegaan is. Zaterdag zijn de rellen. Die verafschuwen ons allemaal. Vanuit mijn verantwoordelijkheid zoek ik contact met de burgemeester van Den Haag. Ik zoek contact met de partijvoorzitter van D66, gewoon om te horen hoe het gaat. De dag erna bel ik met de korpschef. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Ik ga niet iemand om toestemming vragen om een korpschef te bellen, zeg ik maar even. Zo werkt het niet. Dat heb ik niet nodig. Vervolgens bedenk ik zelf: de incidenten van de vorige avond gaat de Kamer wel hoog opnemen. Ik kon me heel goed voorstellen dat u dat ging doen. Ik wilde er zelf ook wat mee. Ik ging me dus voorbereiden op een debat. Bovenal ging ik me voorbereiden op wat we gaan doen om dit te voorkomen. Zie ook de brief en andere ideeën die we wellicht later nog met elkaar gaan bedenken. De maandag komt. Dat zet je uit; je bent er mee bezig. Ik verwachtte eerlijk gezegd — dat zeg ik eerlijk — een debat, niet per se een vragenuur. Dat kunt u me misschien aanrekenen. "Goh, daar had u misschien actiever in moeten zijn". Ik word dinsdag geconfronteerd met het vragenuur. Ik had nog een vrij korte tijdspanne over om dat voor elkaar te krijgen. Ik kreeg daarbij een dossier. Ik heb dat terzijde geschoven. Ik heb me door alle mensen van al die verschillende disciplines laten bijpraten. Ik ben met dat totaalbeeld naar de Kamer gegaan. Ik heb u verteld wat ik heb verteld. Uiteindelijk was ik te star. Ik was te voorzichtig. Ik heb u duidelijk aangegeven waarom ik dat was: ik wilde geen rechtsgang belemmeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het valt mij op dat de minister geen antwoord geeft op mijn vraag of er afstemming is geweest met andere kabinetsleden en met de VVD-partijtop. Ik denk dat geen antwoord krijgen veelzeggend is. Maar ik vraag toch ook even door op die voorbereiding. Ik kan me voorstellen dat de minister dacht dat het een debat werd, geen vragenuur. Dan moet je dus snel en goed worden bijgepraat. Maar ik kan me echt niet voorstellen dat de ambtenaren op het ministerie van Justitie in zo'n setting ... Dat zijn goede mensen. Die kennen de adviezen van de NCTV heel goed. Het advies van maandag is eigenlijk een herhaling van de waarschuwing die daar al jarenlang bekend is. Deze mensen weten daarnaast heel goed hoe terughoudend je wel en niet moet zijn als het gaat over strafzaken. Nu krijg ik geen duidelijkheid over de vraag of die ambtenaren nadrukkelijk hebben gezegd: "Je kan op geen enkele manier iets zeggen over wat je hebt gezien. Die nazivlaggen ... Je kan echt niet zeggen dat het politiek geweld was, want dan worden mensen niet veroordeeld". Of hebben ze de minister juist gewezen op het NCTV-advies? Hebben ze de minister geholpen met hoe hij dat geweld wél kon veroordelen — daarbij zou hij dan dus normeren, zoals de NCTV had geadviseerd — maar tegelijkertijd op een goede manier zijn terughoudendheid in zijn rol als minister van Justitie kon bewaken? Hebben die ambtenaren dat niet goed gedaan?

Minister Van Oosten:

Ik wil helemaal geen enkele blaam bij wie dan ook leggen. Als iemand verantwoordelijkheid draagt, ben ik het, niemand anders. Ik heb het een paar uur later dus ook opgepakt. Ik realiseerde me zelf namelijk gewoon heel goed dat ik iets gemist had: ik had onvoldoende duidelijk gemaakt dat er sprake was van rechts-extremisme. De NCTV had dat inderdaad tegen mij gezegd, in dat uurtje voorbereiding op het vragenuur. Maar in dat uurtje voorbereiding op het vragenuur kwamen er ook andere onderwerpen voorbij, zoals wat de politie had gedaan. Het is ook een beetje de geschiedenis die ik zelf meeneem: ik hecht er waarde aan dat ik me als minister niet zomaar meng in mogelijke rechtsgangen die er lopen. Dat heb ik zelf bedacht. Ik heb dat te voorzichtig gebracht. Ik ben daar misschien te bangig in geweest. Ik heb te weinig power getoond om gewoon als minister van Justitie en Veiligheid te zeggen: "Rechts-extremisme past niet in dit land; dat pakken we aan. We hebben antisemitisme gezien. Er was iemand met een Hitlergroet. Er was iemand die de ruiten van het D66-partijkantoor ingooide. Dat is gewoon politiek geweld." Dat moet ik als minister kunnen zeggen en dan moet ik niet te bang zijn dat het wellicht een effect heeft op de rechter. Maar dat was ik wel; ik zeg het eerlijk. Zo is het gegaan, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, maar de vertrouwensvraag ligt hier op tafel. Ik hoor wat de minister zegt. De vraag is: klopt dat of is dit zijn verdedigingslinie? Ik kan me niet voorstellen dat die goede ambtenaren op het ministerie van Justitie … Nogmaals, die kennen die NCTV-adviezen heel goed en die hebben andere ministers ook begeleid. We hebben gezien dat de minister van Justitie, toen die Yesilgöz heette, na de UvA-rellen meteen zei dat het antisemitisch geweld was. Toen de minister van Justitie Van Weel heette, zei hij datzelfde na de Maccabirellen. Deze minister probeert nu aan de Kamer te verkopen dat hij heel terughoudend was, dat hij dat NCTV-advies wel kreeg, maar niet bij zijn ambtenaren heeft getoetst. Hij had kunnen zeggen: "Ik wil dit heel graag veroordelen, want dat is in het belang van de nationale veiligheid. Ik heb die nazivlaggen gezien. Ik heb gezien dat het politiek geweld is. Ik zou dat heel graag doen, maar wat adviseren jullie mij over mijn terughoudendheid?" Als zij zouden adviseren om heel terughoudend te zijn, dan had de minister moeten zeggen: "Maar ik zie dat andere ministers van Justitie gewoon een veroordeling hebben uitgesproken. Zij hebben benoemd …

De voorzitter:

Ja. De minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

… dat het antisemitisme was bij de UvA-rellen en de Maccabirellen. En volgens mij heeft dat niet voor ellende in die strafzaken gezorgd."

Minister Van Oosten:

Het wordt een klein beetje een herhaling. Ik heb het voorbereid zoals ik het heb voorbereid. Er was een korte tijdspanne. Ik heb mijn best gedaan om alle disciplines aan mijn tafel te krijgen en mij goed te laten voorlichten. Ik heb zelf uiteindelijk die voorzichtigheid betracht — daar draag ik, en alleen ik, de verantwoordelijkheid voor — die te ver doorgevoerd was. Ik heb daardoor gemist mijn afschuw uit te spreken, iets wat ik meteen had moeten doen en niet een paar uur later. Dat geef ik ruiterlijk toe. Maar zo is het gegaan en niet anders. Nu ben ik zeer gemotiveerd om aan de slag te gaan, ook na alle bijdragen die ik hier vanmiddag heb gehoord, om ervoor te zorgen dat we bekijken wat we kunnen gaan doen om te voorkomen dat deze demonstraties een soort repeterend karakter gaan krijgen. Uit de factsheet, die inmiddels overal ligt, is wel duidelijk dat de nood aan de man is en dat we aan de slag moeten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan concludeer ik dat ik dat niet geloofwaardig vind. Eerdere Justitieministers, ook van de VVD, hebben we geen enkele terughoudendheid zien betrachten als het ging om het benoemen van Jodenhaat. Soms was dat terecht, maar soms zelfs onterecht. Hele groepen werden in de verdachtenbank gezet. En dan is er fascistisch, extreemrechts geweld, letterlijk met Hitlergroeten, de NSB-vlag, aanvallen op politici in de communicatie vooraf en de bestorming van het Binnenhof, en dan hebben we ineens een VVD-minister van Justitie, in verkiezingstijd, die zegt: "Nou, ik moet wel heel terughoudend zijn. Stel je voor. Stel je voor dat ik over de grens stap." Ik vind het te toevallig. Ik vertrouw het niet.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank aan de minister dat hij toelicht hoe dit gegaan is. Het verdient geen schoonheidsprijs, maar de minister zit er net een week, dus het zijn soms ook momenten van harde lessen; het is een ruig bestaan. Ik ben blij dat hij zegt: ik ben daar verantwoordelijk voor, niet de ambtenaren of wie dan ook in mijn ministerie; dit is mijn rol. Mijn vraag bij deze ernstige zaak, die ook meteen een nationaal karakter had, is wel de volgende. Ik kan me voorstellen dat er dan ook binnen het kabinet wordt overlegd. Ik kan me voorstellen dat er wordt bekeken of er een statement moet komen en of de minister-president of de minister van Justitie dat doet. Ook als andere bewindspersonen op pad gaan, geldt dat, juist omdat het kabinet demissionair is, je uitkijkt hoe je je gedraagt. Kan de minister aangeven welke reflecties dat teweeg heeft gebracht?

Minister Van Oosten:

Ik neem wel mee terug van deze hele week, waarin ik ook zelf het een en ander heb meegemaakt, zal ik maar zeggen, dat ik morgen — we leven nu op donderdag — in de ministerraad even wil reflecteren op de gebeurtenissen van deze week. Ongetwijfeld zal men mij vragen hoe het met mij gaat. Er is dus alle aanleiding om dat te doen.

Die factsheet ligt nu in feite op straat. Dat vind ik helemaal niet eens zo erg. Dat vind ik toch nog een positieve bijvangst — mag ik dat zo zeggen? — van alle ontwikkelingen hier, niet van de rellen zaterdag, want die waren dat natuurlijk niet waard geweest. Maar van het feit dat we hier nou met elkaar staan, voor mij nu de derde keer, om het erover te hebben vind ik dat een positieve bijvangst, omdat de ernst nu wel heel duidelijk is bij iedereen. Laten we met elkaar dan nu ook een weg vinden — ik vind uw oproep daar een fraai voorbeeld van, maar misschien zijn er nog veel betere te bedenken — om te zorgen dat we organiseren dat je in dit land mag zeggen wat je wil, maar op een veilige manier, zonder dat je daarbij gehinderd wordt door in dit geval rechts-extremisme. Dat lijkt mij de uitkomst die we moeten zien te organiseren.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Het is heel goed dat de minister ook kijkt naar de weg vooruit. Het is mij ook een lief ding waard als we ons verenigd teweerstellen tegen rechts-extremisme. Maar mij moet wel van het hart dat ik met ongemak heb gekeken naar de uitingen van de minister van Financiën, terwijl hij zeer waarschijnlijk ook niet op de hoogte was van de adviezen van de NCTV, die wel heel dringend zijn. Ik heb gisteren Akerboom erover gehoord dat de politiek in de spiegel moet kijken. We hebben wel met z'n allen een vreselijke draai om de oren gehad, in het bijzonder ook het kabinet; ik kan het niet anders maken. Kan de minister dus ook aangeven hoe er in het kabinet op gereflecteerd wordt dat de minister van Financiën wel reageert, terwijl er anderen aan zet zouden moeten zijn?

Minister Van Oosten:

De minister van Financiën is op zondag in een televisieprogramma geweest. Hij heeft daar ook duidelijk aangegeven dat hij het geweld afkeurt. Hij heeft daar overigens ook aangegeven dat hij het niet politiek wil maken voor de situatie erna, om dan met elkaar aan een pakket te kunnen werken om verder te kunnen. Dat deel ik in die zin volledig, maar het is wel aan mij als minister van Justitie en Veiligheid om verder met dit onderwerp aan de gang te gaan. Daar ben ik dus ook zeer toe gemotiveerd. Dat wil ik ook echt. Mijn voorzichtigheid in het vragenuur heb ik uitgelegd. Ik realiseer me heel goed dat ik juist in de bevoorrechte positie ben om te kunnen normeren. Die ga ik met alle macht inzetten.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Tot slot. Ik ben heel blij om dat te horen, want ik denk juist dat dat normerende heel hard nodig is en dat het eens, maar bijna nooit meer moet zijn dat veiligheidsdiensten dat zelf moeten gaan zeggen in plaats van dat de politiek verantwoordelijken dat zeggen. Dat zou ook mijn oproep zijn aan de minister-president, want ik vind dat het in deze ernstige situaties een gezamenlijkheid van het kabinet zijn. Dat beeld moet vanaf nu eendrachtig naar buiten gaan.

De heer Van Hijum (NSC):

Het ging net even over die voorzichtigheid. Die contrasteert een beetje met de stelligheid die het kabinet aan de dag legde toen de Maccabirellen zich voordeden, ook als het gaat over de aanpak. Nu is het zo dat de AIVD en de NCTV natuurlijk al langer waarschuwen voor rechts-extremisme, voor het gedachtegoed dat postvat, voor jongeren die op ideeën van geweld worden gebracht. Mijn vraag is eigenlijk als volgt. Na die Maccabirellen was er ineens alles mogelijk. Er waren Catshuissessies en de antisemitismeaanpak lag er in no time. Is deze minister van plan om dezelfde voortvarendheid aan de dag te leggen als het gaat om het echt bestrijden van dat rechts-extremistische gedachtegoed? Hoe pak je dat bij de wortel aan? Hoe geef je daar met gemeenten en maatschappelijke organisaties invulling aan?

Minister Van Oosten:

Heel graag. Ik denk dat we allemaal aan de lat staan voor hoe we gaan organiseren dat we de normering die we terug hebben kunnen lezen in de duiding die de NCTV mij heeft gegeven, gaan realiseren, voor hoe we ons met elkaar blijven uitspreken tegen rechts-extremisme of andere vormen van extremisme, als die weer aan de orde zouden zijn. Ik hoop niet dat we dat gaan meemaken, maar dat kan ook. Dat betekent ook dat er een rol voor gemeenten is weggelegd. Voor een deel ga ik daarop in in de brief die ik gisteravond naar de Kamer heb gestuurd.

Ik kan mij ook heel goed voorstellen dat ik als minister van Justitie en Veiligheid moet helpen bij die vraag, want gemeenten zijn ook allemaal van verschillende omvang en worden misschien wel geconfronteerd met escalaties, zoals we zaterdagavond hebben gezien. Dat roept heel veel vragen op. Mijn voornemen is ook om dit heel binnenkort — het is misschien te operationeel voor deze Kamer — met het Gezelschap van Regioburgemeesters, waar ik periodiek toch ook mee om de tafel zit, te bespreken en met elkaar echt op zoek te gaan naar aanvullende maatregelen die we zouden moeten nemen, die gewoon verstandig zijn om te nemen, die ik hier vandaag nog niet in de Kamer heb gehoord, die ik nog niet zelf heb bedacht, die mijn mensen op het ministerie nog niet hebben bedacht, maar die ook kunnen bijdragen aan het tegengaan van die extremistische sentimenten. We moeten vaststellen dat ze er zijn in onze samenleving, en ze moeten weg.

De heer Van Hijum (NSC):

Ik vraag het ook omdat ik merk dat er nu heel veel aandacht is voor de repressieve kant: op het moment dat het zich voordoet, moet de politie optreden. Dat moet ook zeker gebeuren. Maar het gaat natuurlijk ook om de vraag hoe we die voedingsbodem wegnemen, hoe we jongeren van verkeerde ideeën afhelpen. Ik merk dat er heel veel ministeries met allerlei onderdeeltjes bezig zijn. Het ligt voor een deel bij Veiligheid en Justitie, voor een deel bij Sociale Zaken of Onderwijs. Ik denk dat het goed zou zijn als de minister het initiatief zou nemen om daar meer samenhang in aan te brengen en dezelfde voortvarendheid aan de dag te leggen als we eerder hebben gezien bij andere vormen van extremisme die we willen tegengaan. Ik zou hem daar echt toe willen aansporen.

Minister Van Oosten:

Ik neem uw gedachte mee, meneer Van Hijum. U ziet hier in ieder geval twee ministers die heel direct bij dit thema betrokken zijn. Wij zullen hier zeker heel nauw overleg en contact over houden, kan ik u toezeggen.

De voorzitter:

Dan de blokjes.

Minister Van Oosten:

Ja, de blokjes. Ik begin bij de NCTV-factsheet en de duiding.

De voorzitter:

Bondigheid wordt op prijs gesteld.

Minister Van Oosten:

Ja, dat ga ik doen, voorzitter. De heer Van Dijk, mevrouw Bikker en de heer Dassen stelden de vraag waarom ik niet normeerde tijdens het vragenuur terwijl in de duiding van de NCTV toch heel duidelijk stond wat er staat en wat u allemaal heeft kunnen lezen. Volgens mij heb ik net beantwoord waarom ik dat heb gedaan, dus ik beschouw die vraag nu als afgedaan.

Ik heb een vraag van de heer Eerdmans over het feit dat de factsheet bij een krant beland is. Dan ga ik even voor mijn mensen staan. Ik hoorde u zeggen, via de voorzitter, meneer Eerdmans, dat dat wellicht via de NCTV is gekomen. Ik heb geen enkele aanleiding om dat te veronderstellen. Ik neem daar echt afstand van. Ik sta achter de ambtenaren van de NCTV en overigens ook achter de ambtenaren verder in het ministerie. Men neemt het verschrikkelijk serieus wat er is gebeurd. Verder is het onbekend hoe deze journalist hier kennis van heeft kunnen nemen.

Voorzitter. Dat was het ten aanzien van de factsheet en NCTV. Dan kom ik bij het politieoptreden en bevoegdheden. Ik neem één slokje water als u mij dat toestaat.

De voorzitter:

Dan kan ondertussen de heer Eerdmans hiernaartoe lopen.

De heer Eerdmans (JA21):

Het valt te prijzen dat de minister staat voor zijn ambtenaren, maar dan vraag ik me toch wel af hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat zoiets dan bij NRC belandt. Want dit is een stuk van ambtenaren, tussen ambtenaren. Ik had het niet gezien. Het was niet publiek. Het komt ineens bij NRC naar boven. Het zal toch niet Tita Tovenaar zijn geweest.

Minister Van Oosten:

Ik weet het niet, maar ik heb geen enkele aanleiding — dat benadruk ik: echt geen enkele aanleiding — om te veronderstellen dat dit van de zijde van de NCTV is gekomen. Daar neem ik echt afstand van. Ik heb ook geen aanleiding om te veronderstellen — ik zie namelijk wat dit creëert in mijn ministerie: niemand wil dit — dat dit vanuit andere organisatieonderdelen van mijn ministerie is gekomen. Maar ja, het is er wel gekomen. Ik weet het niet.

De heer Eerdmans (JA21):

Maar zou de minister dan aanleiding zien om daarachter te willen komen? Het lijkt mij ook niet prettig voor de ambtenaren dat zij hierop worden aangekeken. Ik zou zeggen: laten we de schuldige vinden.

Minister Van Oosten:

Meneer Eerdmans, ik ga morgen op het niveau van de sg een gesprek voeren, maar ik ga niet actief op zoek of anderszins. Ik ga gewoon netjes een gesprek voeren. We kijken daar heel serieus naar. Ik heb geen reden om te veronderstellen dat hier iets moedwilligs heeft plaatsgevonden.

Ik blijf nog even bij de heer Eerdmans, als u het goedvindt …

De voorzitter:

Ja, maar hij is nog steeds aan het interrumperen.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik vind het wel echt heel ongemakkelijk dat de minister zegt: ik ga niet op zoek; ik blijf het heel erg vinden en vind het erg als er getwijfeld wordt aan mijn mensen. Dan is het dus een vrijbrief om het nog een keer te doen, toch? Dat geldt niet alleen voor dit ministerie, maar voor alle ministeries. Daar maak ik me gewoon zorgen over. Dus ik vind dit geen prettig en zeker geen geruststellend antwoord. Ik hoop dat we de minister iets meer op gang kunnen helpen, misschien met een motie, om wel te kijken wie hiervoor verantwoordelijk is en die mensen ook daarop aan te spreken.

Minister Van Oosten:

Ik probeer een beetje weg te blijven bij de zwaarte ervan. Kijk, dit wordt heel serieus genomen en daar heb ik ook een gesprek over. Maar ik reageer nu zoals ik reageer omdat ik toch heel duidelijk in uw vraag meen te hebben gehoord dat u zegt dat dit bij de NCTV vandaan komt, of iets dergelijks. Daar neem ik echt afstand van. Ik denk dat het ook heel belangrijk is om dat te doen. Verder weet ik dat het op mijn ministerie waar ik verantwoordelijk voor ben echt wel even gevoeld is dat dit is gebeurd. Daar wordt niemand gelukkig van.

Voorzitter. Ik wilde naar het politieoptreden en de bevoegdheden. De heer Eerdmans stelde de vraag waarom de politie de relschoppers niet meteen op het Malieveld insloot. Het is niet aan mij om uitspraken te doen over de operationele afwegingen die de politie heeft gemaakt in het optreden zaterdag. Het gezag heeft daar gisteren een debat over gehad en heeft overigens met klem aangegeven dat de relschoppers niet naar het Plein zijn gejaagd door de politie. Het feitenrelaas hebben we natuurlijk aan de brief toegevoegd. Wellicht dat dat nog wat vragen van de heer Eerdmans kan beantwoorden. De verantwoordelijkheid ligt natuurlijk in het Haagse.

Mevrouw Yesilgöz vroeg namens de VVD terecht hoe agenten beter worden beschermd en of ik een onderzoek wil doen naar minimumstraffen. Het kabinet is al voornemens om het taakstrafverbod uit te breiden, omdat een taakstraf geen passende straf is voor geweld tegen politie. Daarnaast komt het kabinet met een voorstel voor de verhoging van het strafmaximum voor onder meer openlijk geweld. Die discussie speelt overigens al jaren, nog los van het wetsvoorstel taakstrafverbod. Hier zitten wel de nodige aspecten aan. Ik zal u nog dit jaar laten weten hoe daar verder mee om te gaan, want het is wel een zorgvuldig traject.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het voorstel voor de Wet uitbreiding taakstrafverbod zou allang naar de Kamer gestuurd moeten zijn. Ik heb daar in mijn inbreng ook iets over gezegd. Die motie is aangenomen in februari 2024. We zijn ruim anderhalf jaar verder. Toen is er afgelopen februari nog een motie gekomen waarin opgeroepen werd om het wetsvoorstel met spoed naar de Kamer te sturen. Dat is een aangenomen motie. Inmiddels zijn we weer maanden verder. Daarom vraag ik aan de minister waar het blijft. Wanneer komt het naar de Kamer?

Minister Van Oosten:

Ik ga daar spoed achter zetten, maar ik ga u nog iets anders toezeggen. Er is door mevrouw Yesilgöz naar minimumstraffen gevraagd. Volgens mij vroeg mevrouw Van der Plas daar ook naar. Dat staat dan verderop in mijn lijstje. Ik voorzie dat het volgende kan gebeuren, nog los van de vraag of je dat als Kamer wil invoeren en of dat dan ook lukt, want daar moeten allerlei mensen wat van vinden. Ik vind dat we dat niet moeten gaan vermengen met het taakstrafverbod waar u om vraagt, want dan voorzie ik dat het nog langer gaat duren voor we het taakstrafverbod gaan realiseren. Ik stel dus voor dat we dat in elk geval uit elkaar gaan trekken en niet met elkaar vermengen en dat ik haast zet achter uw oproep tot een taakstrafverbod.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dit voorstel had er allang moeten zijn, dus ik ga niet mee in het antwoord dat het dan nog langer gaat duren. We zijn zo twee jaar verder voor de motie over het taakstrafverbod wordt uitgevoerd. Daar ga ik dus niet in mee. Ik ga ook gewoon een motie indienen voor minimumstraffen en daarbij het onderscheid maken tussen opzettelijk geweld en iemand die bijvoorbeeld z'n gewonde dochter op straat ziet liggen, daarnaartoe wil en in een waas een politieagent omverduwt. Dat is geen geweld tegen hulpverleners. Emotionele situaties kunnen ontstaan. De motie gaat over opzettelijk geweld. Dat kan, want dan houden we ons aan het opzetvereiste. We doen het dus allebei. Het wetsvoorstel over het taakstrafverbod wil ik echt voor het einde van het jaar naar de Kamer zien komen.

Minister Van Oosten:

Uw oproep is helder.

Dan heb ik vragen over de zachte aanwijzingen van de gemeente. De burgemeester heeft gisteren in de raadsvergadering aangegeven dat het bij de driehoek bekend was dat er voetbalsupporters van de harde kern en Defendgroepen uit het hele land naar de demonstratie waren gekomen. Men heeft ook een projectteam, zoals ik het maar even noem, van de politie opgesteld om dat een aantal dagen heel goed te volgen, dat goed te monitoren en daar goede stappen in te kunnen zetten. Daarom waren er ME-teams et cetera beschikbaar. In feite kunt u het antwoord op deze vraag heel precies lezen in de bijlagen die bij de Kamerbrief zijn gestuurd.

Dan vragen de heer Bontenbal en de heer Stoffer wat we kunnen doen om de politie te helpen om deze rellen die we mogelijk kunnen voorzien te voorkomen en aan te pakken. In de Kamerbrief heb ik een aantal maatregelen genoemd die behulpzaam kunnen zijn om geweld te voorkomen en aan te pakken. Dan kunt u onder meer denken aan de informatiepositie van de zijde van de politie.

De heer Van Baarle (DENK):

Uiteraard is dit een debat dat in eerste aanleg thuishoort in de gemeenteraad van Den Haag. Maar dat debat is gevoerd. Uiteindelijk is de minister stelselverantwoordelijk. Om dan door te gaan op die zachte signalen: is het wel zo, in retrospectie, dat die signalen ook daadwerkelijk zacht genoemd kunnen worden? Gisteren was er een hoorzitting waarin van de zijde van de AIVD of de NCTV aangegeven werd dat het bij voorbaat wel degelijk duidelijk was dat voetbalhooligans en extremisten zich wilden begeven naar het Malieveld, ook om een gefakete mogelijke aanwezigheid van antifa met geweld te verhinderen. Dat bleek niet waar te zijn, maar toch was het aan de voorkant duidelijk dat men daar geweld wilde gaan plegen en dat er mensen kwamen die mogelijk geweld wilden plegen. Waren die signalen dus wel zacht en is er aan de voorkant wel alles gedaan om dit te voorkomen?

Minister Van Oosten:

Het is natuurlijk niet aan mij om precies te recenseren hoe men aan het woord "zacht" komt in een brief die ik zelf niet heb opgesteld, maar van de burgemeester van Den Haag is gekomen. Ik kan dus alleen maar citeren uit die brief. In de brief lees ik dat er enkele zachte signalen waren dat er groepen met kwade bedoelingen waren, maar dat men zich er ook op had voorbereid — dat benadruk ik — dat het behoorlijk zou kunnen escaleren. Anders zet je immers geen vier pelotons ME neer.

Belangrijk is — dat ligt misschien ook achter uw vraag en daar ligt ook de stelselverantwoordelijkheid die ik als minister voel — dat we moeten organiseren dat de burgemeesters en de driehoeken in dit land de best mogelijke informatiepositie kunnen hebben om een goede inschatting te kunnen maken, zeker als we zien, onder andere in die factsheet van de NCTV, dat extremistische sentimenten toch behoorlijk de kop opsteken in ons land. En dat willen we niet toelaten.

Voorzitter. Even kijken, waar was ik. De heer Eerdmans vroeg naar het insluiten van de relschoppers op het Malieveld. Ik verwijs toch weer naar het feitenrelaas van de politie.

Mevrouw Yesilgöz vroeg hoe agenten beter kunnen worden beschermd. Daar heb ik net antwoord op gegeven in de richting van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Yesilgöz stelt ook dat het gat tussen een wapenstok en een vuurwapen te groot is en vraagt om een pilot voor oud en nieuw. Net als u, zeg ik tegen mevrouw Yesilgöz, vinden wij het noodzakelijk dat de politie en de mobiele eenheid veilig en effectief kunnen optreden bij gewelddadige rellen. Ik zal het gesprek aangaan met de politie over de wenselijkheid en effectiviteit van aanvullende bewapening. Als een of meer geweldsmiddelen in aanmerking komen, kan worden gestart met een pilot waarin ervaring kan worden opgedaan. Ik zet mij ervoor in om die pilot ten spoedigste te laten starten. Mijn inzet is om dat voor oud en nieuw te doen. Geeft u mij wel even de ruimte om dat verantwoord en zorgvuldig te doen, want wij hebben nog maar twee maanden de tijd. Maar dit is wel waar ik voor wil gaan.

De heer Bontenbal (CDA):

Als de politie inzage gehad zou hebben in allerlei beveiligde en afgeschermde chatgroepen, zou dat dan iets geholpen kunnen hebben? Was de informatiepositie gewoon prima, of zou het wellicht geholpen hebben als die mogelijkheid er was geweest?

Minister Van Oosten:

In alle eerlijkheid zeg ik dat dit ook voor mij gissen is. Maar ik weet wel dat ik zeker niet kan uitsluiten dat op allerlei al dan besloten chatgroepen en dergelijke natuurlijk wel oproepen zijn gedaan, bijvoorbeeld "aanstaande zaterdag hebben we een manifestatie bij het Malieveld en ik ga dat anders uitleggen". Daar wil je achter komen en daar wil je informatie over hebben. Dat kan een lokale driehoek ook enorm helpen in de voorbereidingshandelingen die men heeft te treffen, in het bijzonder de politie en de burgemeester, die op basis daarvan kan bepalen of hij er een veiligheidsrisicogebied van moet maken. Dus ik voorzie zeker winst als wij dit doen en de wetstrajecten die in gang zijn gezet met vaart voortzetten.

Voorzitter. Dan kom ik bij de bestaande aanpak en de aanscherpingen. Ik blijf nog even bij de heer Bontenbal, die vraagt welke maatregelen in de sfeer van preventie tegen extremisten worden getroffen. Zowel de AIVD als de NCTV heeft gisteren tijdens de technische briefing aangegeven dat het niet alleen zaak is om de extremistische uitwassen te bestrijden, maar dat het minstens zo belangrijk is om de voedingsbodems aan te pakken en de weerbaarheid te vergroten. Er wordt dus ook ingezet op mediawijsheid bij jongeren en bewustwording bij ouders wat betreft socialmediagebruik. Ook is de verbinding tussen het zorgdomein en veiligheid bij uitstek van belang om verdergaande radicalisering tegen te gaan.

De heer Dijk (SP):

Ik heb even een vraag over de orde, over de kopjes. Komt er ook nog een kopje voedingsbodem?

Minister Van Oosten:

Nou, ik noemde net het woord "voedingsbodem". Dan zeg ik tegen meneer Dijk dat dit hoort bij de bestaande aanpak en aanscherpingen inclusief voedingsbodem. Dan hoop ik dat ik u dadelijk met mijn antwoorden niet teleurstel.

De heer Van Baarle en de heer Van Hijum stelden mij de vraag of deze regering vindt dat zij de afgelopen jaren genoeg heeft gedaan tegen rechts-extremisme. Ja. Om tijdig signalen van recht-extremisme en terrorisme te onderkennen, wordt er voortdurend ingezet op het vergroten van kennis en kunde bij professionals. Dat is een zaak van een hele lange adem. Hiervoor is onder meer het trainingsaanbod van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering uitgebreid met trainingen op het gebied van rechts-extremisme en heeft de NCTV met de politie een symbolenbank ontwikkeld met daarin informatie over rechts-extremistische symbolen, zodat je ook weet waarover je het hebt. We hebben extra inzet gepleegd op het onlinedomein, bijvoorbeeld met de oprichting van de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal, die effectief kan optreden tegen terroristische content online. Als er signalen zijn van radicalisering, dan kunnen personen worden opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak. Dit staat ook in mijn brief van gisteravond. Gemeenten hebben ook allerlei projecten die erop gericht zijn om jongeren weerbaar te maken. Ten slotte hebben we het Landelijk Steunpunt Extremisme, dat gemeenten adviseert over het omgaan met mensen die mogelijk geradicaliseerd zijn.

Dan het rapport Spelen met vuur. Daar heeft onder meer de heer Timmermans naar gevraagd. Laat ik beginnen met zeggen dat er de afgelopen jaren extra is geïnvesteerd in de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten om zicht te houden op de dreiging. Daarnaast is er de afgelopen jaren inzet gepleegd op het onlinedomein. Daarover heb ik net ook al het een en ander verteld. Dat ga ik niet herhalen, maar dat betreft onder meer de Redirect Method. Er wordt in internationaal verband samengewerkt aan een gedragscode. Dit jaar — dat is weer nieuw ten opzichte van de vragen die ik net beantwoordde — wordt er een WODC-rapport verwacht over de haalbaarheid van een duidingskader voor legal yet harmful content en een evaluatie van de TOI-verordening. Toevallig maakte ik daarover eerder deze week in een debat met de Kamercommissie voor Justitie hier in deze zaal ook een opmerking.

De voorzitter:

Wat is de TOI-verordening?

Minister Van Oosten:

Vergeef me dat ik de afkorting even niet weet.

De voorzitter:

O, oké.

Minister Van Oosten:

Daar kan ik in de tweede termijn op terugkomen.

De voorzitter:

Voor de mensen thuis is het vaak verhelderend om te weten waar het over gaat.

Minister Van Oosten:

Ja, dat ben ik met u eens. Maar ik weet het niet, sorry.

Op de status van het wetsvoorstel over het taakstrafverbod heeft mevrouw Van der Plas mij net al even kritisch bevraagd. Na consultatie wordt het wetsvoorstel voorbereid voor indiening in de Tweede Kamer. Ik heb mevrouw Van der Plas goed verstaan dat dat niet snel genoeg kan gebeuren.

Mevrouw Yesilgöz zei: we hebben doxing strafbaar gesteld, maar toch blijven die beelden eindeloos online en het is verschrikkelijk dat de persoonsgegevens van agenten online worden gezet. Dat is evident. Het voorbeeld dat mevrouw Yesilgöz gaf, illustreert dat als geen ander. Als kabinet hebben we echt de plicht om zorg te dragen voor deze agenten. Het is dus ook goed dat doxing strafbaar is gesteld. Via de Digital Services Act is het gelukkig al wel mogelijk om bij platformen een verzoek tot verwijdering van online strafbare doxing te doen. Wij gaan daar dus mee door. Er wordt mij een termijn van een uur gevraagd. We gaan ervoor, maar dat is een ambitieuze termijn. Laten we gewoon eens kijken of dat kan. Het moet in elk geval weggehaald worden en het moet strafbaar zijn.

Mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD):

Dank voor het antwoord. Misschien kan de minister de socialmediabedrijven de komende weken uitnodigen op het ministerie om hun die verantwoordelijkheid ook echt te geven. Het is goed dat we ze via allerlei manieren, in Europa en via onderhandelingen, van alles kunnen verplichten, maar ik heb liever dat ze zelf de verantwoordelijkheid dragen, het ook erg vinden voor onze agenten en zelf handelen. Wellicht kan dat gebeuren. Ongetwijfeld kunnen wij daarover geïnformeerd worden middels de al geplande brief.

Minister Van Oosten:

Er wordt ongetwijfeld meegeschreven. Ik zal dit voegen bij de maatregelen waarmee ik al bezig was. Dit wil ik ook ten spoedigste doen.

De heer Jetten (D66):

Op hetzelfde punt. We zien dat socialmediabedrijven de laatste tijd veel van hun monitoring door mensen vervangen door AI-monitoring. Wij merken in de volle breedte dat daardoor een hele hoop haatdragende teksten richting politieke partijen, politici en lokale bestuurders veel later worden opgepikt. Dat geeft mij niet echt een heel lekker gevoel wat betreft de inzet van de socialmediabedrijven in de strijd tegen doxing. Ik zou de minister dus willen vragen of hij bereid is om dat in een heel klemmend gesprek met die bedrijven op te pakken.

Minister Van Oosten:

Dat ga ik zeker doen. Misschien kan ik dat samen met de minister van Binnenlandse Zaken doen, daar waar de heer Jetten specifiek vraagt naar politieke partijen, politici et cetera. Ik zie de minister knikken, dus dat gaan we organiseren.

De heer Dassen (Volt):

Het is altijd goed om een gesprek te voeren met deze grote techbedrijven, maar uit ervaring weten we inmiddels dat ze daar behoorlijk lak aan hebben, zeker nu Donald Trump ze actief helpt om dit soort ondermijning op te voeren. Sterker nog, hij dreigt met sancties richting de Europese Unie op het moment dat wij van mening zijn dat deze techbedrijven verder aan banden gelegd moeten worden, of zich in ieder geval aan de Europese regels moeten houden. Ik ben dus benieuwd hoe de minister het voor zich ziet dat hij deze grote techbedrijven hierop gaat aanspreken. Wat verwacht hij dan precies van die techbedrijven? En is hij van mening dat ze zich daar ook aan gaan houden?

Minister Van Oosten:

Op die laatste vraag is mijn antwoord: zeker op het moment dat wij dat in de wet hebben staan. Iedereen heeft zich daaraan te houden, dus ook organisaties die misschien in het buitenland gevestigd zijn maar wel bij ons actief zijn. Of het werkt, is een andere vraag. Dat snap ik ook. Ik neem de uitdaging aan die mevrouw Yesilgöz bij mij neerlegt om samen met de minister van Binnenlandse Zaken in gesprek te gaan. Ik durf niet te zeggen of dat meteen met deze hele grote platforms gaat zijn, maar u kunt ervan op aan dat ik daar met inzet mee aan de slag ga. Het punt over doxing dat opgebracht wordt, maar ook het punt over intimidatie — in feite heb je het daarover — van landelijke of lokale politici dat de heer Jetten opbrengt, verdienen natuurlijk de goede aandacht om dat aan te pakken.

De heer Dassen (Volt):

Maar dat geldt ook voor het verspreiden van desinformatie, het tegengaan van informatie die van buitenaf de democratie beïnvloedt en al dat soort zaken. De techbedrijven hebben dat bewust afgeschaald en weggezet. De Europese Commissie heeft laatst bijvoorbeeld een boete van 3 miljard aan Google opgelegd. Maar vervolgens komt Donald Trump aan en die zegt: als jullie die boeten gaan opleggen, dan gaan wij zorgen dat er sancties richting de Europese Unie komen. Snapt de minister dat ik mij grote zorgen maak over de afhankelijkheid die wij hebben van die grote socialmediabedrijven, die allemaal in Amerikaanse handen zijn en niet bereid zijn zich te houden aan wat wij fatsoenlijke omgangsvormen vinden en zich niet houden aan onze eigen normen en waarden binnen de democratie?

Minister Van Oosten:

Ik heb wel het gevoel dat dit mogelijk een klein beetje buiten het justitiedomein wordt getrokken. We moeten wel blijven nadenken over welke rol andere kabinetsleden hierbij spelen. Laat ik het nu even beperken tot mijzelf. U vraagt mij of ik wat kan doen tegen doxing, politici die bedreigd worden et cetera. U vraagt nu of ik wat kan doen tegen fakenieuws. Ik wil dat allemaal meenemen in dat gesprek, maar ik kan even niet overzien hoever ik kan komen in dat gesprek en wie er nog meer over gaat, behalve de minister van Binnenlandse Zaken en ikzelf. Geef mij dus even die ruimte.

De voorzitter:

Uw laatste interruptie.

De heer Dassen (Volt):

Mijn vraag is wat deze minister en dit kabinet kunnen doen tegen de giftige uitwassen van social media. Kijk naar het rapport Spelen met vuur, waarin het verband tussen deze plenaire zaal en X en Telegram wordt gelegd. Daarin staat dat de uitingen op Telegram, die alleen maar extremer, extremer en extremer worden, ook een voedingsbodem zijn voor het rechts-extremisme dat we op dit moment zien. Er zijn verschillende rapporten die daarop wijzen. Ik vraag aan deze minister of hij van mening is dat we met een goed gesprek voldoende waarborgen dat dit niet gebeurt op social media. Ik denk van niet. Ik zie namelijk dat deze techbedrijven lak hebben aan onze democratie en aan onze normen en waarden, en dat ze openlijk uiten dat ze zich daar ook niet aan gaan houden en zich gesterkt voelen door de president die nu in de Verenigde Staten actief is. Dus mijn vraag aan dit kabinet is: hoe gaan we ervoor zorgen dat we onze eigen Europese social media krijgen, zodat dat we wél media hebben die zich aan onze normen en waarden houden? Dat valt in mijn ogen precies binnen de scope van dit debat, want dit is de katalysator waardoor er zo veel uit de hand loopt.

Minister Van Oosten:

Ik ga dus ook het gesprek aan. Ik zie een zeer gemotiveerd Kamerlid tegenover mij staan dat zonder meer aan mij gaat terugvragen wat er gebeurd is en wat de rest van de kabinetsleden ervan vindt. We gaan hier dus over doorpraten; dat weet ik honderd procent zeker.

Mevrouw Yesilgöz vroeg ook nog wat er nodig is om op locaties op het Malieveld camera's met gezichtsherkenning te kunnen inzetten. Bij demonstraties kunnen camera's worden ingezet op diverse locaties, dus ook op het Malieveld. Dat doet het lokale gezag, de burgemeester en het Openbaar Ministerie. Op het moment dat er strafbare feiten worden gepleegd tijdens een demonstratie, kan de politie op grond van bestaande grondslagen achteraf gebruikmaken van gezichtsherkenningstechnologie om verdachten van strafbare feiten te identificeren, want dat willen we natuurlijk ook, zodat niemand zijn straf ontloopt.

Mevrouw Yesilgöz stelde ook nog de vraag of het kabinet kan toezeggen dat de Wet op de identificatieplicht strakker wordt gehandhaafd, met een aantal voorbeelden daarvoor. De inzet van die maatregelen is aan het lokale gezag. De politie mag een ID-bewijs vorderen. Dat dient natuurlijk proportioneel te zijn. Het enkel deelnemen aan een demonstratie is onvoldoende voor een identiteitscontrole. Op basis van de wet kunnen ANPR-camera's worden ingezet op specifieke door de politie aangegeven locaties waar strafbare feiten worden gepleegd of sprake is van andere risico's.

Mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD):

De minister zou in de gesprekken met burgemeesters, die hij ongetwijfeld regelmatig heeft, natuurlijk kunnen vragen om juist al deze zaken bij dit soort demonstraties standaard te gaan gebruiken, dus gezichtsherkenning, ANPR-camera's, zorgen dat als je te veel mensen of de harde kern uit een bepaald gebied ziet komen, je ze kunt weren voordat ze op het terrein van een demonstratie zijn, of achteraf handhaven. Dat zijn allemaal zaken die we bijvoorbeeld ook tijdens corona soms deden. Deze vraag was dus richting de minister bedoeld. Kan dit ook in gesprekken met burgemeesters worden meegenomen? Kan in ieder geval worden meegegeven dat er vanuit de Kamer een grote behoefte is om alles op alles te zetten om aan de voorkant preventief op te treden en daarna mensen heel snel van hun bed te kunnen lichten?

Minister Van Oosten:

Mijn agenda vult zich goed op deze manier. Dat ga ik ook doen. Ik neem het mee naar de burgemeesters. Ik ga bij hen ophalen, en dat hoort u ook terug, wat men ervan vindt. We gaan kijken hoe ver we kunnen komen.

De heer Bontenbal vroeg naar het uitbreiden van het taakstrafverbod voor geweld tegen politieagenten. In feite heb ik die vraag net al beantwoord. Mevrouw Van der Plas zegt: dat duurt te lang.

De heer Bontenbal vroeg ook nog naar artikel 141, dat ziet op openlijke geweldpleging. Ik begreep dat u dat in het bijzonder in de sfeer van in vereniging bedoelde. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of er een specifieke omstandigheid is voor openlijke geweldpleging en of dit vervolgd kan worden. U vraagt om meer mogelijkheden, maar ik krijg vanuit de rechtspraktijk geen signalen dat het artikel aanpassing behoeft. Ik wil dat best nog even ophalen, maar ik heb die signalen niet. Wel is het kabinet voornemens om het strafmaximum voor openlijke geweldpleging te verhogen. Misschien komt dat dan toch tegemoet aan uw wens.

De heer Bontenbal (CDA):

Ter verduidelijking: wij lazen dat het de politie was die er moeite mee had om mensen die in groepsverband dingen deden, daar aansprakelijk voor te stellen. Wij denken dat artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht daar voldoende haakjes voor geeft. Daar kwam onze vraag uit voort. Lukt het dan onvoldoende om terug te vallen op dit artikel? Is er iets nodig om het artikel meer body te geven? Als u zegt dat dat niet nodig is omdat men genoeg heeft aan die wet, dan is de vraag overbodig. Maar de interesse zit in de vraag of het aangepast moet worden om meer grond te geven voor het aanpakken van individuen die wel degelijk in die groepen verkeren.

Minister Van Oosten:

Met uw permissie wil ik de vraag van de heer Bontenbal even mee terugnemen, precies zoals deze nu wordt gesteld. Dan koppel ik 'm even los van artikel 141, want die is misschien al gedekt, maar wellicht kan uw vraag op een andere manier nog versterking krijgen. Dat laat ik uitzoeken. Ik stel voor dat ik hierover terugkoppel in het reguliere overleg dat ikzelf of de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zal voeren in het kader van de strafrechtelijke punten die we periodiek met de Kamer bespreken. Ik weet even niet in welk verband dat is.

Ik ga naar het vervolgen en straffen. Mevrouw Yesilgöz stelde de vraag: hoe verhalen we de schade op de daders? Het is belangrijk dat de schade van de aangebrachte vernielingen zo veel mogelijk wordt verhaald op daders. Dat begint met het achterhalen van de identiteit. Wanneer verdachten strafrechtelijk worden vervolgd, kan het slachtoffer zich voegen. Als in het vonnis een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, int het CJIB. De rechter heeft inmiddels eerder daders veroordeeld. Die zijn verplicht tot het betalen van een geldbedrag aan het schadefonds. Ten aanzien van schade van politie-eigendommen et cetera, wordt gewerkt aan verschillende maatregelen om het verhalen van schade te verbeteren. Denk aan het introduceren van normbedragen, de mogelijkheid om schadebedragen te verhogen en het bevorderen van het gebruik van bijzondere voorwaarden in het strafrecht.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik zou nog een vraag willen stellen over het vorige blokje. Volgens mij was dat "maatregelen tegen rechts-extremisme en voedingsbodem", als ik het wel heb. De minister is inderdaad met een brief gekomen. Daarin zegt hij dat er een brede aanpak zou zijn van rechts-extremisme. Ik zie eigenlijk niet dat er een vorm van brede aanpak is voor rechts-extremisme. Ik zie dat er daarna een aantal losse maatregelen opgesomd worden, terwijl er bij andere vormen echt een specifieke integrale aanpak is op verschijningsvormen van extremisme. Het is noodzakelijk om op alle vlakken maatregelen te nemen om een integrale aanpak te hebben, bijvoorbeeld als het gaat om preventie en bij het wegnemen van die denkbeelden. Kan de minister toezeggen dat er op het gebied van de bestrijding van rechts-extremisme een aparte integrale aanpak gaat komen, die specifiek gericht is op rechts-extremisme?

Minister Van Oosten:

De strijd die mijn ministerie levert is de strijd tegen extremisme. Dat beperkt zich niet per se tot rechts-extremisme, maar dat is wel onderdeel van het gesprek nu. Dat wil ik voor de goede orde opmerken. Als het gaat om de brede aanpak, geldt dat er onder de verantwoordelijkheid van mijn minister, en dus van mij als minister, al heel veel gebeurt. Ik denk dat het voor het overzicht het beste is als ik het ook even bij mijzelf houd. U gaat mij daar ongetwijfeld scherp ophouden. Dat weet ik zeker, want anders hadden we hier vandaag niet gestaan. Ik houd u op de hoogte van het verloop en de uitrol hiervan. Ik haal hier vandaag namelijk op dat we nog heel veel meer gaan doen dan alleen de opmerkingen die ik in de brief zie. Wellicht kunnen we later, in een ander debat, nog eens nagaan of er een noodzaak is om iets anders te organiseren rond deze minister, of niet.

De heer Van Baarle (DENK):

In andere gevallen van extremisme — de minister heeft het over een brede aanpak — is er wel een integrale aanpak tegen één specifieke vorm. Ik zou de minister het volgende willen meegeven. Ik lees een aantal maatregelen in zijn brief, namelijk het vergroten van kennis en kunde of iets doen aan de lokale aanpak. Op het moment dat je geen integrale aanpak hebt voor één specifieke verschijningsvorm die ook een specifieke voedingsbodem heeft, raak je het overzicht kwijt en doe je ook geen recht aan het feit dat opeenvolgende rapporten van de NCTV laten zien dat rechts-extremisme gewoon een toenemend en groeiend gevaar is. Ik stel de vraag dus nogmaals. Het zou, denk ik, goed zijn als er op een toenemende dreiging, namelijk die van rechts-extremisme, gewoon een specifieke aanpak volgt, met een integrale visie en met maatregelen van preventie tot straf.

Minister Van Oosten:

Dat is een heldere vraag. Mijn reactie is nu dat ik hem te beperkt vind om hem uit te leggen en om me echt te beperken tot alleen rechts-extremisme. Want radicalisering of iets dergelijks — dat staat ook bij de lokale aanpak — beperkt zich natuurlijk niet alleen tot personen die zich in het rechts-extremisme bevinden. Ik wil een beetje weg uit de sfeer van rechts-extremisme en links-extremisme. Extremisme als zodanig steekt de kop op — daar waarschuwt de NCTV ons natuurlijk ook voor — en rechts-extremisme in het bijzonder; daar hebben we het nu vandaag ook over. Dat verdient dus ook alle aandacht. Maar ik zou het niet willen beperken tot maar één deel ervan. Maar ik wil er wel mee aan de slag, zeg ik tegen de heer Van Baarle, want daar gaat het eigenlijk om.

De voorzitter:

Kan de minister al een beetje afronden?

Minister Van Oosten:

Ja, ik ga kijken. Over het verhaal van schade heb ik het gehad. Het wordt nu een beetje een Justitiedebat.

De voorzitter:

Daar moeten we niet aan denken met z'n allen!

Minister Van Oosten:

Heeft de minister al een preciezer beeld van de mensen die deel uitmaken van de groep relschoppers? De strafrechtelijke onderzoeken van het Openbaar Ministerie zijn in volle gang. Ik heb u net verteld dat er al 37 mensen zijn aangehouden.

De heer Van Hijum stelde nog de vraag of ik mij zorgen maak over de toenemende haat richting buitenlanders en moslims. Laat ik beginnen met ook maar gewoon heel duidelijk te zijn: iedereen — het maakt mij werkelijk helemaal niet uit wie — ongeacht de achtergrond of religie, moet zich gewoon veilig voelen in ons land. Ik kan het niet simpeler zeggen dan dat. Normalisering kan bijdragen aan groeiende intolerantie tegen delen van de bevolking; dat staat hier vandaag centraal. Daarvoor is dus ook geen plaats in onze democratische rechtsstaat.

Dan kom ik bij het blokje overig, maar een heleboel heb ik ondertussen al verteld.

Ik ben erdoorheen, voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister van Binnenlandse Zaken. O, er komt nog een aantal mensen naar voren met vragen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Die demonstraties leveren heel erg veel schade op. Die kosten worden afgewenteld op de samenleving. Ik zou graag aan de minister willen vragen of hij kan bekijken hoe bestaande wetgeving kan worden aangepast of uitgebreid, zodat de schade die voortvloeit uit de relschopperij effectiever en sneller kan worden verhaald op de individuele daders. Daaraan gekoppeld heb ik nog de vraag aan de minister of er een voorschotregeling kan komen, zodat slachtoffers van schade, bijvoorbeeld horecaondernemers, een voorschot kunnen krijgen. De overheid compenseert de schade dan snel en haalt die kosten dan vervolgens terug bij de daders. Kan de minister daar iets over zeggen?

Minister Van Oosten:

Zojuist heb ik in antwoord op de vraag van mevrouw Yesilgöz al het een en ander gezegd over schadeverhaal. Ik kan het antwoord er nu even niet meer bij pakken, want ik kan het even niet vinden in mijn papierstapel. Bij dat antwoord sluit ik nu ook weer aan. Ik laat even toetsen wat er mogelijk is op het punt dat mevrouw Van der Plas maakt en wat ik niet al net in antwoord op mevrouw Yesilgöz heb aangegeven. Dat doe ik al dan niet voor de tweede termijn, en anders koppel ik het terug aan de Kamercommissie voor Justitie, want dan hoeft het misschien niet in een plenair debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zou graag in de tweede termijn een toezegging willen krijgen voor zo'n voorschotregeling, als de minister dit ook heeft teruggekoppeld. Maar dan wacht ik het antwoord in de tweede termijn af.

Minister Van Oosten:

Ik ga dat even na, want ik weet niet of dat deels niet al bestaat. Dat moet ik even verifiëren.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dan had ik nog een vraag. Heel veel mensen in Nederland maken zich zorgen over immigratie en de overlast die dat op sommige plekken met zich meebrengt. We hebben een huizentekort, de zorg staat onder druk, het onderwijs staat onder druk. We zagen vorige week weer ongeveer duizend aanvragen voor asiel in één week. Gemeenten geven in brandbrieven aan dat het zo niet langer kan. Ik wil de minister vragen of er toch niet een mogelijkheid is om te kijken of het staatsnoodrecht in werking kan worden gesteld, om een noodwet te maken voor een tijdelijke asielstop, tot het moment dat de wetgeving erdoorheen is, want het kost gewoon heel veel tijd.

Minister Van Oosten:

Ik weet niet of deze minister over het staatsnoodrecht gaat, maar deze vraag lijkt mij in elk geval ook iets om in het kabinet te delen. Want ik ben niet de enige die daar op deze manier een uitspraak over kan en wil gaan doen.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik hoor de heer Dijk buiten de microfoon roepen: het gaat over rechts-extremistisch gedrag.

De voorzitter:

Dan moet u er ook niet op reageren, want nu gaan we weer in een andere discussie komen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

We zien dat we mensen naar de flanken jagen, omdat mensen geen oplossingen zien. Voor mij is een tijdelijke asielstop op basis van het staatsnoodrecht en een noodwet die dat kan regelen, wel een signaal dat we de problemen voor mensen kunnen oplossen. Er moet wetgeving op gang komen. Er liggen verschillende wetsvoorstellen om de immigratie te beperken. Daar kwam mijn vraag uit voort. Dat heeft er met name mee te maken dat ik graag wil dat ook die flanken verdwijnen, dus het extremistische geweld op links en het extremistische geweld op rechts net zo goed.

Minister Van Oosten:

Op dat laatste punt vindt mevrouw Van der Plas mij aan haar zijde. De eerste vraag willig ik niet in vanaf deze plek.

De voorzitter:

De laatste interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik stel vast dat de adviezen van de NCTV ook door de BoerBurgerBeweging niet serieus worden genomen. De problemen met de woningnood kunnen worden opgelost, maar dat begint bijvoorbeeld bij de stikstofcrisis.

De voorzitter:

Nee, even richting de minister, want anders ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan heb ik nu nog een vraag aan de minister. Die gaat toevallig over de dieren, waarvoor de rechts-extremisten en de faciliteerders weinig oog hebben. Het was dus een gruwelijke situatie voor de politie, voor iedereen die is weggezet en gediscrimineerd met nazigroeten, maar we hebben ook gezien dat deze lui vuurwerk naar wegrennende paarden schieten. Ik wil aan de minister vragen welk plan hij heeft om te voorkomen dat we dieren in die situatie brengen. Kunnen we met elkaar besluiten dat paarden maar ook honden of andere dieren die worden ingezet, niet meer worden blootgesteld aan dit soort gevaar of worden ingezet als wapen? Ik vind dat we dat dieren niet moeten aandoen. Kan de minister met een plan komen om de inzet van dieren af te bouwen, zodat zij niet worden blootgesteld aan dit soort geweld?

Minister Van Oosten:

Ik ga niet toezeggen dat ik niet meer wil gaan voor politiehonden of politiepaarden. Ik weet vanuit vorige rollen dat die zeer waardevol en bijzonder nuttig kunnen zijn. Maar ik snap wel dat we er goed over moeten blijven nadenken zodat het diervriendelijk en dierwaardig blijft. Dus ik stel me voor dat ik deze vraag ook eens opbreng bij de korpschef en hem vraag: hoe gaan jullie om met de dieren die in dienst van de politieorganisatie zijn? Maar ik leg uw vraag niet zo uit — daar ga ik ook niet voor — dat ze niet meer bij de politie zullen worden ingezet.

De voorzitter:

Prima. Het woord is aan de minister van Binnenlandse Zaken.

Minister Rijkaart:

Voorzitter. Dank voor de gelegenheid om in mijn eerste debat in deze zaal aanwezig te mogen zijn, helaas wel met een treurige aanleiding: de gebeurtenissen rond de rellen van afgelopen zaterdag, hier in Den Haag. We hebben allemaal de vreselijke beelden gezien van afgelopen zaterdag. Ik veroordeel dit rechts-extremistische geweld ten sterkste. Ik hoop dat de partners van politie en justitie de geweldplegers zo snel mogelijk opsporen en vervolgen. Ik spreek ook mijn steun uit aan de politie, de agenten die gewond zijn geraakt, de getroffenen en ook specifiek even aan de heer Jetten vanwege de, zoals hij dat noemde, aanslag op zijn club en op zijn clubhuis.

Als minister van BZK sta ik pal voor de rechtsstaat en de democratie. Demonstreren is een grote verworvenheid en een belangrijk recht. Wanneer een demonstratie wordt gekaapt door een gewelddadige groep, kan dit ook alle goedwillende mensen afschrikken om een volgende keer mee te gaan demonstreren. Dit mag nooit het geval zijn. We moeten tegelijkertijd ook uitkijken dat het beteugelen van zulke gewelddadige acties het grondrecht om te demonstreren niet zelf onder druk zet. Het is dus een delicate balans. De regering bewandelt op dit moment verschillende paden om het demonstratierecht werkbaar te houden en politie en burgemeesters perspectief te bieden. Een van de maatregelen is dat ik versneld wetgeving in gang ga zetten om gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties te verbieden. Ik hoop deze wetgeving voor het einde van het jaar in consultatie te kunnen brengen. Bij de beantwoording van de vragen zal ik verder ingaan op het demonstratierecht.

In een democratie mag het vrije debat stevig gevoerd worden op de inhoud. Opvattingen mogen schuren of zelfs shockeren, maar geweld is absoluut onacceptabel en ondermijnt onze democratie en onze vrije samenleving. Dit raakt ons allemaal. De geest moet weer terug in de fles. Wij zijn er zelf echter ook bij. Als leden van het kabinet en de Tweede Kamer werken onze uitlatingen direct door in de samenleving. Laten we met elkaar voorkomen dat we zuurstof geven aan deze beweging, door afstand te nemen en oog te hebben voor feiten en omstandigheden, om pas daarna onze meningen te vormen. Pas dan kunnen we geweld en extremisme veroordelen. En ook door het politieke debat respectvol met elkaar te voeren.

Ik begrijp dat de voorzitter altijd erg enthousiast wordt als we over blokjes praten. Ik heb drie blokjes: demonstraties, AIVD — voor zover dat niet beantwoord is — en diversen. Ik stel voor dat ik ze een voor een behandel.

Een vraag van de VVD: we moeten sneller het onderscheid kunnen maken tussen demonstranten en relschoppers, dus de minister van Binnenlandse Zaken zou de hervorming van de Wet openbare manifestaties snel naar de Kamer moeten sturen. Ik heb net al een en ander gezegd over een element daarvan. Het is wel belangrijk dat een en ander zorgvuldig gebeurt. Mijn ambtsvoorganger heeft, trouwens samen met mevrouw Yesilgöz als minister van Justitie en Veiligheid, in het voorjaar van 2024 opdracht gegeven voor een grootschalig WODC-onderzoek naar het demonstratierecht. Dit onderzoek is op een haar na afgerond. Wij gaan er niet over wanneer dat gepubliceerd wordt, maar ik verwacht dat in november te ontvangen. Naar aanleiding van dat onderzoek zal een breed traject worden gestart, dat als inzet heeft om ook te bezien welke aanpassing de Wet openbare manifestaties behoeft. Er zal ook ruim aandacht zijn voor het onderscheid tussen demonstranten en relschoppers. Dat kan overigens deels al worden gemaakt, maar daar komt het strafrecht bij om de hoek kijken op het moment dat het gaat om gewelddadig gedrag.

In het demonstratierecht moet het beslag op de inzet van politiecapaciteit zwaarder meewegen in het afgeven van vergunningen om te demonstreren, stelde de heer Bontenbal van het CDA. Ja, ik herken dat het faciliteren van demonstraties een grote druk legt op de politiecapaciteit. In uitzonderlijke gevallen, moet ik daarbij zeggen, kan er inderdaad sprake zijn van bestuurlijke overmacht vanwege een gebrek aan politiecapaciteit. Daarbij moet de vrees voor wanordelijkheden worden meegenomen, maar daar staat wel tegenover dat uit Europese en Nederlandse rechtspraak volgt dat de rechter heel zware eisen stelt aan bestuurlijke overmacht. Pas waarin er een bestuurlijke-overmachtsituatie ontstaat waarin het voor de burgemeester zelfs met de inzet van extra politie naar verwachting onmogelijk is om wanordelijkheden te voorkomen, kan een demonstratie worden beperkt of verboden.

Mevrouw Yesilgöz van de VVD zei: we willen dat het verbod op gezichtsbedekkende kleding nog dit jaar naar de Kamer wordt gestuurd. De urgentie herken ik. Ik heb daar net al even iets over gezegd ten aanzien van de Wet openbare manifestaties. Tot zover het blokje daarover.

Door de SGP is een vraag over de AIVD gesteld. Hoe komt het dat signalen niet indringender zijn gedeeld met de autoriteiten? De minister van Justitie en Veiligheid heeft daar al het een en ander over gezegd. Op basis van de beschikbare informatie was er niet de verwachting dat het geweld in zo'n massaliteit en in zo'n extreme mate zou plaatsvinden. De gemeente heeft wel rekening gehouden met wanordelijkheden en heeft daar zeer fors op ingezet. Ik kan u zeggen: vier pelotons ME is een zeer forse ME-inzet.

Het kopje divers. Ik kom zo ook even terug op de vraag die doorgegeven is door mijn collega. Moeten we serieus nadenken over een verbod op anonieme socialmedia-accounts? Dat vroeg de heer Bontenbal. Wanneer er sprake is van strafbare feiten, dan wordt die anonimiteit al doorbroken. Dan kan je door middel van onderzoek op de achtergrond namelijk achter die anonimiteit kijken. Maar een algemeen verbod op anonimiteit is een niet-proportionele inmenging in het recht op privacy en zelfbeschikking. Het zou zelfs een bepaalde mate van invloed kunnen hebben op de vrijheid van meningsuiting. Wel is het zo dat platformen zoals die van social media al maatregelen moeten nemen voor een gezond online publiek debat. Als identificatie daaraan bijdraagt, staat het hun vrij dit in te zetten, zolang het proportioneel is en het recht op privacy wordt beschermd.

Een vraag van de heer Dassen sloot daar enigszins op aan. De systematiek op dit moment is dat de toezichthouder rondom allerhande vormen van onwenselijkheden op het internet geregeld is via de Autoriteit Consument & Markt. De heer Dassen vraagt hoe dat gaat. Er wordt een melding gedaan bij de Europese Commissie. Die legt vervolgens een boete op. Ik herken wel, als ik uw woorden goed omschrijf, zeg ik uiteraard via de voorzitter tegen de heer Dassen, dat de eventuele boete per kerende post weer terugkomt naar Europa. Maar ik ben toch echt van mening dat dit ons niet moet tegenhouden om dat traject in te blijven zetten en handhaving via dat traject gewoon door te zetten, ondanks dat er dan misschien weer een terugkerendepostreactie vanuit de Verenigde Staten komt.

Dan komt de cruciale vraag. Wat is de rol van politici en de politiek in het aanwakkeren van geweld? Die vraag was van de heer Timmermans van GroenLinks-PvdA en de heer Bontenbal van het CDA. Ik denk dat voorbeeldgedrag van ons allen in deze Kamer, zowel van de zijde van het kabinet als van deze Kamer, belangrijk is. Onze woorden hebben terdege invloed op wat zich buiten afspeelt. Uit onderzoek blijkt dat de toon aan de top effect heeft op de samenleving. Zo heeft de Universiteit Utrecht zoals de heer Dassen al aangaf in 2023 een onderzoek gepubliceerd: Spelen met vuur. Dat gaat over hoe de wisselwerking tussen de Tweede Kamer en social media de woede aanwakkert. Het is, denk ik, een opdracht aan onszelf om met z'n allen met die grote verantwoordelijkheid om te gaan.

Voorzitter, dank u wel.

Mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD):

Dank aan deze minister voor de beantwoording. Ik kom terug op twee punten over het WODC-onderzoek die een beetje aan het begin zaten. Dat onderzoek gaat ons hopelijk laten zien hoe we sneller demonstranten en relschoppers uit elkaar kunnen trekken, hoe we kunnen handelen en hoe we kunnen ingrijpen. Ik begrijp dat dat in november komt. Ik dacht gehoord te hebben dat de minister zei dat er daarna nog een traject gaat beginnen. Maar mijn vraag was echt: kunnen we dan ook meteen daarna besluiten nemen en aan de slag? We wachten namelijk al heel lang op dit onderzoek. Het is heel goed dat er onafhankelijk naar wordt gekeken, maar ik zou wel heel graag willen dat we dan niet weer een jaar verder zijn. Ik wil graag dat we het gewoon nog voor kerst hier in de Kamer kunnen behandelen. In het verlengde daarvan kan ik de minister meteen het volgende meegeven. Het gaat ook over het verbod op gezichtsbedekkende kleding tijdens demonstraties. Dat zou ik eigenlijk ook heel graag voor kerst willen behandelen.

Minister Rijkaart:

Ik herken de urgentie van mevrouw Yesilgöz. De invoering van het verbod op gezichtsbedekkende kleding binnen de Wet openbare manifestaties is afhankelijk van het WODC-rapport. Dat verwacht ik dus in november, maar ik ga daar niet over. Ik wil die zo spoedig mogelijk aanbieden en in consultatie brengen. Dat moet gebeuren voor het einde van het jaar. Aan de wet over het verbod op gezichtsbedekkende kleding in zijn algemeenheid zit wel iets meer vast. Daar moeten we echt wat breder bij kijken. Dit lijkt me de eerste trap. Die is ook passend bij het debat dat op dit moment voorligt.

Mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD):

Volgens hoeven we voor het deel van het verbod op gezichtsbedekkende kleding tijdens demonstraties niet op het WODC-onderzoek te wachten. Wellicht wil de minister dat meenemen. We kunnen er wellicht ook in de tweede termijn even bij stilstaan. In principe mogen burgemeesters dat nu zelf al doen, maar zij vragen ook onze hulp om gewoon landelijk één lijn te trekken. Dat zouden we kunnen doen. Wellicht wil de minister daar nog even naar kijken, zodat we daar in de tweede termijn bij stil kunnen staan, want volgens mij hoeven zij niet op elkaar te wachten.

Minister Rijkaart:

Nee, volgens mij hoeven ze inderdaad niet op elkaar te wachten en zegt u dat correct. Het is overigens inderdaad ook goed om te benadrukken dat burgemeesters al wel mogelijkheden hebben, maar dit zou dan een extra handvat zijn.

De voorzitter:

Prima. Tot zover de eerste termijn. Dan gaan we over naar de tweede termijn. Ik geef graag het woord aan de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Als er nazi's demonsteren en als er extreemrechts geweld is, dan noem je dat "nazi's" en dan noem je dat "extreemrechts geweld". Als je belangrijkste adviseur op het gebied van veiligheid en de bestrijding van terrorisme en extremisme zegt dat je dit expliciet dient te benoemen, als je dat niet doet en als je dat bij de eerste noodzakelijkheid waarbij je als minister van JenV moet normeren, laat liggen, ben je wat ons betreft niet geschikt. Het getuigt ook van zo ontzettend veel hypocrisie. Dit kabinet, dat bij andere gevallen in het land mensen met een migratieachtergrond, Nederlandse moslims, op een walgelijke wijze voor de bus heeft gegooid, hult zich nu opeens in dit soort zacht taalgebruik. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

zegt het vertrouwen in de minister van Justitie en Veiligheid op,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 787 (28684).

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de demonstratie in Den Haag afgelopen zaterdag openlijk nazigroeten en -symbolen zijn getoond;

overwegende dat dergelijke uitingen slachtoffers en nabestaanden kwetsen en bijdragen aan normalisering van extreemrechts gedachtegoed;

verzoekt de regering te komen met een wetsvoorstel dat het gebruik en verspreiden van nazisymbolen, -groeten en -leuzen zelfstandig strafbaar stelt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 788 (28684).

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de opvangcapaciteit voor asielzoekers in Nederland structureel overbelast is, met ernstige gevolgen voor veiligheid, leefbaarheid, onderwijs, zorg en huisvesting;

constaterende dat de reguliere (spoed)wetgeving tot op heden onvoldoende soelaas biedt, gelet op de vertragingen in de wetgevingsprocedures en het urgente karakter van de problematiek;

constaterende dat de situatie in diverse opvanglocaties zich ontwikkelt tot onhoudbare toestanden van onveiligheid, incidenten, druk op personeel en overlast voor omwonenden;

overwegende dat gemeenten aangeven dat het ze ook over de schoenen loopt;

verzoekt de regering opnieuw te bezien of staatsnoodrecht toegepast kan worden via een noodwet, zodat een tijdelijke asielstop direct kan worden gerealiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 789 (28684).

De heer Jetten (D66):

Ik citeer uit de brief van de voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten: "Het loopt uit de klauwen. Gemeentebesturen worden steeds verder belemmerd in hun werk. We hebben herhaaldelijk om hulp gevraagd. We hebben u" — dat is het kabinet — "vroegtijdig gewaarschuwd, maar de noodzakelijke randvoorwaarden zijn verre van geregeld. De optelsom is explosief: lokale intimidatie en geweld, voortdurende overbelasting van Ter Apel, groeiende frustratie bij inwoners en bestuurders, en Haagse signalen die de uitvoering van wettelijke taken juist ondergraven." Er worden vijf randvoorwaarden genoemd die de gemeenten nodig hebben om de problematiek in de asielketen op te lossen: rijksregie, wet- en regelgeving die duidelijk en continu is, echte problemen aanpakken, een versnelde aanpak van overlastgevende asielzoekers en duidelijkheid rondom Oekraïners. En dus niet het wederom zwartmaken van de zogenaamde te hoge instroom van vluchtelingen die hier komen. Waarom doet mevrouw Van der Plas mee aan dat gevaarlijke spel, waar de VNG vorige week nog voor waarschuwde, in plaats van gewoon haar eigen ministers in dit kabinet te vragen eens een keer hun werk te gaan doen en grip op de asielketen te krijgen?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De hoge instroom leidt tot deze problemen. Daarmee zeg ik niet dat alle asielzoekers probleemveroorzakers zijn. Maar feit is wel dat we vorige week 1.000 aanvragen in één week hebben gezien. Er ligt wetgeving klaar om de asielinstroom in te dammen, maar die wetgeving en die procedures duren gewoon heel erg lang. Het moet nog door de Eerste Kamer. Daar worden ook weer allerlei vragenrondes aangevraagd. Dat is allemaal prima, want dat is democratisch, maar feit is wel dat de instroom gewoon heel hoog blijft. Minister Faber was hier vorig jaar wel mee bezig. Die stukken liggen in principe klaar, maar de vraag ging toen over een dragende motivering. Naar onze mening is dat inmiddels wel aan de orde. Daarom vraag ik het kabinet om te bezien of het staatsnoodrecht ingevoerd kan worden en of een noodwet tot een tijdelijke asielstop kan leiden.

De heer Jetten (D66):

Dit antwoord van mevrouw Van der Plas is gewoon een klap in het gezicht van de burgemeesters en wethouders. Die vragen heel concreet om een drastische verkorting van de doorlooptijden, het versneld afdoen van zaken van notoire overlastgevers, daadwerkelijke terugkeer van degenen die hier niet mogen blijven, duidelijkheid over de financiering en de regels voor Oekraïneopvang, en om vanuit Den Haag te kappen met dit soort feitenvrije angstaanpraterij, waardoor gemeenteraden, wethouders en burgemeesters die hun nek uitsteken, worden bedreigd en geïntimideerd terwijl ze gewoon hun werk doen en wettelijke taken uitvoeren. Dus in plaats van vragen om die failliete wet van mevrouw Faber nog een keer versneld naar de Kamer te sturen, zou mevrouw Van der Plas haar eigen minister moeten vragen om eindelijk eens een keer aan de randvoorwaarden van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te voldoen, zodat we controle krijgen over die te hoge instroom en over overlast gevende asielzoekers, en tot een fatsoenlijke spreiding kunnen komen van de opvang en de mensen die hier wel mogen blijven. Dit debat gaat over hoe woorden van landelijke politici de problemen in de samenleving kunnen aanjagen. Mevrouw Van der Plas doet hier in de tweede termijn van het debat een jaar Marjolein Faber nog een keer overnieuw.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat klopt niet. Dat doe ik niet. Ik doe dit op een nette manier. Ik heb hierover net ook een vraag gesteld aan de minister. Ik vraag op een nette manier of het kabinet kan bezien of dit kan. Dat zijn helemaal geen harde woorden. Ik heb niet gezegd "alle asielzoekers zijn tuig" of wat dan ook. Dat zul je mij ook nooit horen zeggen. Dus dat is niet zo.

Over de eigen minister het volgende. Onze minister is daarmee bezig, ja. Er ligt een wetsvoorstel over het tweestatussenstelsel. De Asielnoodmaatregelenwet ligt er. En Oekraïne is … Dat beleid is allemaal al in gang. Mijn punt is dat die wetgeving heel veel tijd nodig heeft en dat intussen de instroom gewoon doorgaat. Ik snap heel goed dat de gemeenten hulp willen. Ze zijn dagelijks of wekelijks in contact met het ministerie of met de minister persoonlijk. Daar wordt hard aan gewerkt. Dat weet ook iedereen. Er moet niet gedaan worden alsof er niks gebeurt en alsof onze minister op haar handen zit. Dat is volstrekt niet aan de orde. Ik laat mij niet aanleunen of aansmeren dat door een voorstel dat ik doe in een democratisch huis, waar mensen straks gewoon voor of tegen kunnen stemmen en dat ik op een nette manier verwoord, ik de oorzaak zou zijn van bedreigingen of intimidatie. Ik laat mij niet aanleunen dat door mijn motie, mijn woorden en mijn zorgen … Ik noem expliciet dat ook Nederland zich hier zeer grote zorgen over maakt. Wij zijn volksvertegenwoordiger, dus daarin hebben wij een plicht. Ik laat mij niet aansmeren dat ik, door wat ik hier nu op een volstrekt nette manier doe, de oorzaak ben van bedreigingen en intimidatie. Dat is gewoon niet aan de orde.

De voorzitter:

Interrupties doen we vanaf nu in tweeën.

De heer Van Hijum (NSC):

Ik weet echt werkelijk niet wat ik hoor! Asielnoodrecht. Daar was iets mee. Als het mevrouw Van der Plas werkelijk ernst is met het aanpakken van het migratievraagstuk, zou het dan niet eens tijd worden om aandacht te besteden aan oplossingen die kunnen werken, die houdbaar en haalbaar zijn, in plaats van terug te keren naar een concept waarvan zelfs de heer Wilders vorige week in het debat nog heeft aangegeven en toegegeven dat het zou gaan stranden bij de rechter en in de Eerste Kamer? Waarom nou weer deze vlucht terug?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb daar deels al op geantwoord in reactie op de vraag van de heer Jetten. Wat ik vraag aan het kabinet, is om te bezien of het staatsnoodrecht ingesteld kan worden. We hebben sinds vorig jaar natuurlijk ook weer nieuwe situaties meegemaakt. We zien in gemeenten echt veel onrust onder bewoners die zich zorgen maken over de komst van een asielzoekerscentrum. Wij worden heel veel benaderd door burgers uit Nederland, die ons gewoon concrete voorbeelden geven van de overlast die er bij sommige asielzoekerscentra is. Nogmaals, ik zeg niet "alle asielzoekerscentra". Ik zeg ook niet "alle asielzoekers" — zeker niet. Maar de overlast is er wel.

We hebben dus een nieuwe situatie, zeker na afgelopen zaterdag op het Malieveld. Daarom dien ik de motie hier nu ook in. We hebben echt een compleet nieuwe situatie. Ik hoop dat wat er zaterdag is gebeurd, een incident is en dat we dat met harde maatregelen kunnen tegengaan. Maar het geeft wel aan dat die sluimerende veenbrand tot een vuur aan het komen is. Een groot deel van de mensen in Nederland maakt zich daar zorgen over. Ik wil dus weg van de flanken. Ik vind gewoon dat we het hierover moeten kunnen hebben met z'n allen en dat ook de mensen die in de middengroep zitten, dus niet aan de linkerflank, niet aan de rechterflank, maar in de middengroep, in hun straat en thuis in het publieke debat die zorgen weer moeten kunnen uiten zonder dat hun wordt gezegd dat ze een nazi of een racist zijn.

Nogmaals, het verzoek in de motie is gewoon een heel net verzoek ...

De voorzitter:

Ja, helder. Helder, helder, helder.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

... en we gaan zien wat het kabinet ervan vindt als deze motie in meerderheid wordt aangenomen.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Van Hijum (NSC):

Het probleem van migratie en de discussie over migratie, over de verstopping van de keten en over de overlast die er in sommige gevallen is, zijn er. Maar zou het vertrouwen van de mensen in de politiek werkelijk toenemen als wij weer komen met maatregelen waarvan we op voorhand weten dat ze niet kunnen, niet haalbaar zijn en niet werkbaar zijn? Zou het vertrouwen niet toenemen, vraag ik aan mevrouw Van der Plas, als wij komen met wetten, oplossingen en maatregelen die werken?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, die discussie loopt, maar die discussie loopt al jaren. Die loopt al jaren. Wij als BBB en de mensen in Nederland zien dat er nog niks is opgelost. De mensen zien de instroom alleen maar toenemen. Die zien overlast toenemen. De heer Van Hijum heeft het over "maatregelen waarvan we nu al weten dat ze niet kunnen en niet haalbaar zijn", maar dat weten we helemaal niet. We zijn een jaar verder. De situatie is anders, zeker gezien wat er afgelopen zaterdag is gebeurd. Er is misschien wel het risico dat deze dingen vaker gaan gebeuren, en dan krijgen we gewoon een ontwrichte maatschappij. Dat wil ik niet. Ik wil er alles aan doen om te proberen die oplossingen voor elkaar te krijgen.

De heer Dassen (Volt):

Ik weet niet zo goed wat ik hoor. Mevrouw Van der Plas zegt nu dat we naar het extreemrechtse geweld dat we afgelopen weekend hebben gezien, met NSB-vlaggen en Hitlergroeten, goed moeten luisteren en dat we daarom nu een asielstop moeten invoeren. Dat is letterlijk wat er net gezegd is. Het extreemrechtse geweld van afgelopen weekend en de mensen die daar hebben gestaan, gaat mevrouw Van der Plas nu dus belonen door te zeggen: dan gaan we maar een asielnoodwet indienen, want anders gaat dit vaker gebeuren. Ik vind het onvoorstelbaar.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De heer Dassen heeft niet goed geluisterd, want ik heb niet gezegd dat we de extreemrechtse relschoppers moeten gaan belonen en dat we dit daarom doen. Ik doe dit voor al die andere duizenden mensen die op het Malieveld stonden, die daar gewoon vreedzaam stonden: oude mensen, jonge mensen, kinderen, opa's, oma's. Dat zijn mensen in het land die ons dagelijks benaderen met vragen als: "Waarom doet de politiek niks? Waarom wordt er alleen maar gesproken en gepraat? Waarom wordt alles maar vertraagd?" Daar doe ik het voor.

Over het extreemrechtse geweld heb ik mij echt duidelijk uitgesproken, meerdere keren. Kennelijk is dat niet genoeg, maar dan zal ik het nog een keertje doen: dat is gewoon onacceptabel; dat moet keihard worden aangepakt. Daar doen wij ook voorstellen voor.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Dassen (Volt):

De NCTV zegt: "Ze voelen zich gesterkt als ze denken dat een leider of invloedrijk persoon net zo denkt als zij. Het legitimeert extremistische overtuigingen, ook wanneer politici zelf geweld afkeuren." Wat mevrouw Van der Plas nu doet, is belonen wat er dit weekend is gebeurd. Ik vind het ongekend dat met zulke zwaarwegende adviezen van de NCTV, met het debat dat we vandaag gevoerd hebben, met een minister die we daarop hebben moeten aanspreken, mevrouw Van der Plas nu werkelijk waar dit als conclusie trekt: we belonen de mensen die afgelopen weekend relschoppend met extremistisch geweld door de straten hebben gelopen. Echt, ik val van mijn stoel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat zou ik niet doen, want dat kan tot letsel leiden. Ik zou stevig blijven zitten als ik u was. Deze mensen die extreemrechts geweld pleegden, die überhaupt geweld pleegden, uit welke groep ze dan ook kwamen … Een deel van de mensen liet zich meeslepen, een deel van de mensen kwam uit rechts-extremistisch groepen. De mensen die dit doen zijn gek. Ze zijn knettergek. Ze hebben een draadje los in hun hoofd. Die mensen zijn gewoon knettergek. Dus die worden op geen enkele manier beloond, op geen enkele manier. Er wordt een beetje gesuggereerd — zo ervaar ik het in ieder geval — dat ik een of ander crimineel voorstel aan het doen ben. Staatsnoodrecht en een noodwet zijn gewoon democratische instrumenten die je gewoon kunt gebruiken als medewetgever. Dat kan gewoon. Dat voorstel kun je gewoon doen. We zitten hier in de gezonde situatie dat wij als Kamer het kabinet kunnen vragen om dingen uit te voeren.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Van dat democratisch recht maak ik hier gebruik, in de volle openbaarheid, in dit huis, waar we daar een debat over kunnen voeren. Dus ik ga er niet in mee dat dit het belonen van extreemrechts is.

De heer Bontenbal (CDA):

Heeft mevrouw Van der Plas contact gehad met de minister van Asiel en Migratie, minister Keijzer, over dit voorstel?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wij hebben dagelijks contact, ook hierover.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik heb hier moeite mee. U stuurt een mail rond naar alle fractievoorzitters om polarisatie tegen te gaan. Het klopt: ik heb daar nog niet op gereageerd. De reden waarom ik daar niet op heb gereageerd, is de moeite die ik heb met wat u nu doet. Bij meneer Wilders weet je wat je krijgt. Hij is heel duidelijk in zijn taal. What you see is what you get. Wat u nu doet, is een heel oude discussie, die we allang hebben gevoerd, die ontzettend polariserend is, aan het eind van een debat over rellen even hier als een stuk rood vlees in de zaal gooien. Dat is wat er hier gebeurt. Het klopt dat u het op een hele nette manier zegt, maar daarmee is het wel omhullend. Het is natuurlijk ontzettend populistisch wat u doet. En dat weet u ook. Daarom heb ik zo'n moeite met dat soort e-mails die u dan stuurt, zo van: laten we de polarisatie tegengaan. Ja, laten we dat dan inderdaad doen, maar niet door dit soort stukken rood vlees aan het eind van een debat over die rellen in Den Haag hier even in de zaal te gooien. Ik vind dit echt heel erg populistisch en verdenk u ervan dat u dat ook weet.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Daar ben ik het totaal niet mee eens. Nogmaals, wij mogen als Kamerleden, als medewetgever, gebruikmaken van alle instrumenten die wij hier in de Kamer hebben om te proberen goed voor Nederland te zorgen. Ik maak gebruik van die democratische instrumenten, die wij gewoon kunnen gebruiken. Die zijn er gewoon. Vervolgens is het bij een stemming ter beoordeling aan de Kamer om hier wel of niet voor te stemmen. Ook dat is democratie. Als daar niet voor wordt gestemd, dan gebeurt het niet. Als het wel een meerderheid krijgt, is dat het verzoek aan het kabinet en verwacht ik daar een reactie op. Dat over rood vlees en populisme werp ik verre van mij.

Ik kom nog even terug op die e-mail. Ik vind het heel fatsoenlijk dat mensen gewoon een antwoord geven op een e-mail als ik die op zondag stuur. Ik vind het fatsoenlijk dat als je elkaar in de gang tegenkomt en nog niet hebt geantwoord, dat je me dan even aanschiet, "joh, ik heb het gelezen en kom er nog op terug". Ik vind het niet fatsoenlijk om gewoon helemaal geen antwoord te geven. Je kan ook zeggen "nee, daar heb ik geen behoefte aan" of "ik kom er nog op terug" of "ik moet het in de fractie overleggen". Daar heb ik dagen niks over gehoord. Maar soit, prima. Mevrouw Yesilgöz, mevrouw Bikker en de heer Stoffer hebben gezegd: laten we eens koffiedrinken en gewoon eens kijken hoe we hier met z'n allen in staan. Dat was mijn doel, kijken wat onze eigen rol is. Maar mijn voornaamste doel is om gewoon eens wat vaker bij elkaar te zitten, misschien om ook over andere dingen te spreken. Dat gezamenlijke contact is er gewoon niet.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat was mijn doel. Nogmaals, het getuigt van fatsoen om daar dan ja of nee op te zeggen.

De voorzitter:

Helder. Mevrouw Bikker. Ik deed interrupties in tweeën, meneer Bontenbal, en u zit al op twee.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik ben niet veel aan het woord geweest.

De voorzitter:

Als u slim bent, maakt u er een persoonlijk feit van. Daar trap ik altijd in. "O, een persoonlijk feit."

De heer Bontenbal (CDA):

Dat doe ik dan weer niet. Dan maak ik er een ordevoorstel van. Nee, kort, voorzitter. Ik drink heel veel bakjes koffie met bijna alle fractievoorzitters hier. Daar gaat het helemaal niet om. Die contacten zijn er wel degelijk. Ik vind het verhullend dat u zegt: ik doe gewoon dingen die hier mogen. Ja, dat mag. Iedereen mag hier moties indienen. Daar gaat het niet om. Je mag hier heel veel zeggen. Het klopt: alles wat u hier zegt en doet past binnen de orde. U formuleert het ook fatsoenlijk en netjes. Het punt is dat iedereen die hier staat wel heel goed begrijpt wat u nu doet. Het is namelijk een heel populistisch voorstel over iets waar we al heel veel discussie over hebben en waarvan u weet dat het niet door de Kamer gaat komen. Dat gooit u er zo even aan het einde van een debat over de rellen in Den Haag doorheen. U weet heel goed wat u doet. U bent een politica die donders goed weet wat u met dit soort dingen doet. Draai dan ook niet heen om wat u doet. U gooit het even zo in de arena, omdat u ook weet wat het effect is. Dat wil ik hier graag blootleggen.

De voorzitter:

Dat was eigenlijk een herhaling van de vorige vraag, dus u kunt het heel kort houden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, ik zal het heel kort houden. Of iets een oude discussie is of al heel veel discussie heeft opgeleverd is helemaal niet relevant. Wij voeren heel vaak discussies die al eerder zijn gehouden. Het zou saai worden als we dat niet meer zouden doen. U zegt dat we nu al weten dat dat het niet gaat halen. Dat vind ik best zorgelijk. Misschien komt er namelijk wel een goed voorstel. Dan ga ik ervan uit dat partijen nu al hebben bepaald, zonder dat er iets op tafel ligt, dat ze daartegen gaan stemmen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

We hebben een intensief debat gehad vandaag, dat geregeld absoluut niet de schoonheidsprijs verdiende. Iedereen in de Kamer heeft uiteindelijk wel op zijn eigen manier uitgesproken een gruwelijke hekel te hebben aan dat rechts-extremistische geweld en dat dat keihard moet worden aangepakt. Met dit voorstel zegt mevrouw Van der Plas dat ze op een andere manier dingen in de rechtsstaat aan de kant wil buigen, omdat ze het anders niet voor elkaar krijgt. Dit kabinet heeft alle mogelijkheden om wetsvoorstellen te doen die mensen aan oplossingen helpen, om te zorgen dat die asielwetten het halen. Dat de coalitie er een soort van bizarre amendementen in sleurt waarvan de Raad van State moet zeggen dat het niet kan, is de keuze van deze Kamerfracties. Dat het kabinet daar vervolgens niet stevig en snel op handelt, is de keuze van dit kabinet. Maar ga nu niet doen alsof het staatsnoodrecht nodig is omdat deze coalitie niet functioneert. Dat is geen rechtsstaat. Dat is de boel naar je eigen manieren zien te buigen. Dat kan gewoon niet. Mevrouw Van der Plas, fantastisch dat u voorstellen wilt doen om migratie aan te pakken. Daar drink ik graag kopjes koffie met u over. Maar blijf nu binnen de kaders die we met elkaar hebben afgesproken. Als we één week voor de verkiezingen zitten, zullen we dan gewoon even die verkiezingsuitslag afwachten en kan mevrouw Keijzer dan doorgaan met de asielwetten waar ze al mee bezig is?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik blijf volstrekt binnen de kaders. Ik blijf binnen de kaders van mijn functie als volksvertegenwoordiger. Ik ben gekozen door mensen in Nederland. Die vertegenwoordig ik en misschien vertegenwoordig ik nog een groep die weliswaar niet op mij heeft gestemd, maar wel standpunten van de BBB deelt. Ik blijf dus volledig binnen de kaders. U zegt dat het kabinet aan het werk moet zijn. Het kabinet is heel erg hard aan het werk. Er liggen al voorstellen. Er liggen meerdere voorstellen. Dat weet mevrouw Bikker ook. Ik heb ook aangegeven dat die wetgevingsprocedures heel lang duren. Dan komt er weer een advies van de Raad van State. Die zegt dan dat het misschien anders moet. Mevrouw Bikker zegt ja. Daar wordt dan goed naar gekeken. Al dan niet wordt er een aanpassing gedaan. In het verleden zijn er heel veel wetsvoorstellen naar de Kamer gegaan met een negatief advies van de Raad van State die gewoon doorgezet zijn. Maar goed, dat is hier niet de discussie. Omdat het langer duurt en de instroom ondertussen wel heel hoog blijft, de overlast toeneemt en de zorgen van burgers ook erg toenemen — dat horen en zien we dagelijks — is dit misschien een instrument, zoals ook in de motie staat, voor een tijdelijke asielstop, zolang die wetgeving en die procedures nog lopende zijn. Als die zijn afgerond, kan dat instrument worden ingetrokken.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is geen stuk rood vlees, een polarisatie of wat dan ook. Dat is gewoon een volstrekt normaal instrument dat je kunt gebruiken. Nogmaals, hier stemmen mensen voor of tegen. Ook dat is democratie. Het gebeurt allemaal in de openbaarheid.

De voorzitter:

Ik wil korte vragen en ook korte antwoorden. Afrondend.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Als mevrouw Van der Plas een motie indient met de oproep dat we allemaal erwtensoep moeten eten, is dat ook binnen de kaders, maar dat slaat dan nergens op. In deze motie wordt gesteld dat er een asielnoodstop moet komen, of een tijdelijke asielnoodstop. Maar mevrouw Van der Plas weet heel goed dat daar wetgeving voor nodig is en dat dit veel langere tijd vraagt dan de tijd die de deze Kamer überhaupt nog bijeen is tot de verkiezingen. Wat mevrouw Van der Plas hier doet, is een groetjes-aan-de-achterbanmotie indienen, die heel veel teweegbrengt in dit land en die het kabinet weer aan het werk zet met allerlei onzin, terwijl het kabinet die laatste weken ook zou kunnen gebruiken om allerlei dingen voor elkaar te boksen voor dit land. Dan moet u niet zeggen dat dit binnen de kaders is. Dan moet u zeggen dat dit de verkiezingskaravaan is.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik vind dat mevrouw Bikker de kiezers en de mensen in Nederland heel erg onderschat als zij het instrument dat ik nu wil gebruiken vergelijkt met een motie voor het eten van een kopje erwtensoep of voor het doen van groetjes aan de achterban. Dan onderschat mevrouw Bikker de kiezer, maar dan onderschat zij ook serieus de zorgen van mensen in Nederland; de mensen die dagelijks geconfronteerd worden met overlast of geweld, of met het feit dat hun kind geen woning kan vinden en geen gezin kan stichten. Dat is echt een onderschatting van de kiezer.

De voorzitter:

Een punt van orde dat echt een punt van orde moet zijn.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb hier de hele tijd aangegeven, in alle debatten, dat ik die zorg van de kiezer donders goed ken en dat ik ook aan de slag wil met het beperken van de migratie, op welke manier ook. Maar dan wel met maatregelen die kunnen en die werken. Daar gaat mijn punt over en daar gaat mevrouw Van der Plas niet op in. Ik krijg alleen een jij-bak te horen over wat ik allemaal niet doorheb in dit land. Dat is dikke onzin. Inderdaad, u mag allerlei moties indienen, maar niet alle moties zullen werken. Dat hebben de kiezers thuis prima door.

De voorzitter:

Afrondend, want dit gaat heel lang duren.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dit is geen jij-bak. Mevrouw Bikker vergeleek het met een kopje erwtensoep en een groetjes-aan-de-achterbanmotie. Daar heb ik op gereageerd. Ik heb daar gewoon antwoord op gegeven.

De voorzitter:

Helder, helder.

De heer Dijk (SP):

Wij hebben hier iedere week debatten over asiel en migratie gehad. Iedere week. Iedere week was er weer iets in de coalitie waardoor men ruzie over asiel en migratie had. Iedere week. Dit debat gaat over rechts-extremistisch geweld, over fascisten in onze straten. En dan komt mevrouw Van der Plas bij dit debat met dit voorstel. Vorige week kwam, ook als een stuk rood vlees, het verbod op antifascisten. Twee dagen later lopen de fascisten in onze straten. Ik had van mevrouw Van der Plas verwacht dat zij in dit debat bijvoorbeeld met een verbod op Defendgroepen zou komen. Hoe haalt u het in uw hoofd om bij dit debat dit voorstel te doen, in plaats van het te gaan hebben over extreemrechts en fascisten in onze straten? Dit is meer dan populisme. Dit is als een magneet willen zijn voor al die mensen die boosheid en woede hebben, uit electoraal gewin. Mevrouw Van der Plas, ik vind dit echt beschamend. Ik heb dit nog nooit zo tegen u gezegd, maar nu gaat u echt veel en veel te ver.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat mag de heer Dijk vinden. Ik heb genoeg duiding gegeven van waarom ik deze motie indien. Ik voel me dus niet geroepen om dat te herhalen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik twijfel tussen mevrouw Van der Plas een vraag stellen en haar gewoon feliciteren. Volgens mij heeft zij, waarschijnlijk onbedoeld, precies geïllustreerd wat het gevaar is van wat zij doet. Dat is rechts-extremistisch geweld, antidemocratisch geweld, fascistisch geweld en antisemitisch geweld belonen met een voorstel om de parlementen buitenspel te zetten. Dat is mensen nog verder ophitsen en mensen nog verder wijsmaken dat mensen die gevlucht zijn voor oorlog en geweld het probleem zijn voor de woningnood. En dan zegt ze hier, wat is het ultieme bewijs is: ik heb het heel netjes geformuleerd, dus dit voorstel om de parlementen buitenspel te zetten mag ik gewoon doen. Dat wil zij doen vanwege een nepprobleem.

De BBB heeft de minister van Wonen geleverd. Als mevrouw Van der Plas populistisch gaat doen, dan kan ik het ook. Dat is een minister die voor zichzelf een villa heeft laten bouwen. Ik hoor mevrouw Van der Plas "nounounou" zeggen, maar dit is waar. Toen er plannen waren om daar een zorgcentrum te bouwen voor mensen die in de laatste fase van hun leven zitten, zei die minister niet: daar draag ik graag aan bij, want we hebben echt nieuwe woningen nodig. Toen ging zij procederen. Stikstof zou een probleem zijn. Ze had gewoon geen zin in iets wat haar uitzicht zou verstieren, iets wat haar miljoenen aan overwaarde zou belemmeren. Toen ineens was stikstof een probleem. Ik ben het niet vergeten, hoor. Dat is de minister die met een stalen gezicht heel Nederland op ieder moment dat ze krijgt, voorliegt dat jongeren geen woning kunnen krijgen vanwege asielzoekers. Ze kan wel op televisie zitten en niet aanwezig zijn bij een debat over dakloosheid.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De minister waar het hier over gaat, zit niet in deze zaal en kan zich niet verdedigen. Ik vind dit heel lelijk om te doen, en ik kies ervoor ... Ik hoor mevrouw Ouwehand iets zeggen, maar ik was aan het woord, voorzitter. Er is weliswaar excuses voor aangeboden, maar vorige week werd ik ervan beschuldigd dat ik het niet erg zou vinden dat baby's werden doodgeschoten. Net als vorige week kies ik er nu ook voor om hier niet op te reageren.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, afrondend.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het was reuze onfatsoenlijk van mij; daar heeft mevrouw Van der Plas gewoon een punt. Maar wat moeten we tegen dit soort gevaarlijk populisme? Het is gewoon gevaarlijk. De NCTV heeft hiervoor gewaarschuwd. Dit heeft gevolgen voor de nationale veiligheid. Ik ben het met de heer Bontenbal eens dat Wilders dan tenminste eerlijk is. Die zegt gewoon letterlijk: wat heb ik aan dat rapport van de NCTV; wat kan mij dat schelen. Maar partijen zoals die van mevrouw Van der Plas en van mevrouw Yesilgöz proberen hier te doen alsof ze de nationale veiligheid heus belangrijk vinden. "Nee, ik wijs rechts-extremisme echt wel af. Dat geweld vind ik afschuwelijk." Vervolgens gaan ze gewoon doodleuk door met mensen opstoken en ophitsen. We zijn gewaarschuwd dat je daarvan dit geweld krijgt. Het probleem is niet de mensen die zijn gevlucht voor oorlog en geweld. Het probleem is dat de zittende macht — daar hoort mevrouw Van der Plas bij — niks doet om de woningnood op te lossen. Dat is het probleem.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Om geen escalatie van het debat te krijgen, kies ik ervoor om hier ook niet op te reageren. Ik laat die woorden aan mevrouw Ouwehand.

De voorzitter:

U had nog een motie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat opzettelijk geweld tegen hulpverleners tijdens demonstraties en rellen vaker voorkomt en op geen enkele manier geaccepteerd mag worden;

verzoekt de regering wetgeving voor te bereiden waarin minimumstraffen worden ingevoerd voor opzettelijk geweld tegen hulpverleners, met inachtneming van het opzetvereiste,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 790 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering het wetsvoorstel inzake het verbod op voorrang voor statushouders uiterlijk volgende week naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 791 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het demoniseren van individuele politici een gevaarlijke trend is;

overwegende dat Pim Fortuyn gedemoniseerd is en mede als gevolg daarvan in 2002 is vermoord door een extremist;

spreekt uit dat het persoonlijk verantwoordelijk houden van politici voor maatschappelijk geweld een vorm van demonisering is en kan leiden tot gevaarlijke situaties voor individuele politici,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 792 (28684).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Waren dat ze allemaal? Ik hoor dat dat het geval is.

De heer Jetten (D66):

Ik heb nog een vraag over de vorige motie, die gaat over dat wetsvoorstel dat volgende week moet komen. Klopt dat het mevrouw Van der Plas net in antwoord op iemand anders zei dat ze eigenlijk dagelijks met de minister praat en heel vaak met haar kopjes koffie drinkt?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb het niet over kopjes koffie gehad. Daar hebben wij allebei geen tijd voor. Wij zijn hartstikke druk. Maar wij spreken wel vaak met elkaar, net zoals de heer Jetten heel vaak met zijn eigen fractiegenoten sprak toen hij minister was.

De heer Jetten (D66):

Oké. Maar kunt u dan misschien het parlement niet lastigvallen met dit soort bizarre moties? Als u Mona Keijzer spreekt, kunt u haar dan gewoon even vragen om dat wetsvoorstel naar de Kamer te sturen, in plaats van na een urenlang debat over rechts-extremisme in Nederland zo'n bizar overbodige motie in te dienen? Echt, het is gewoon om je kapot te schamen dat een Tweede Kamerlid, een fractievoorzitter van een coalitiepartij, het nodig vindt om dit soort moties in te dienen. Je zou bijna voor het motiequotum van Bontenbal zijn, als dit het niveau is waarop BBB hier politiek moet bedrijven.

De voorzitter:

Kijk, een toezegging, meneer Bontenbal.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat mag de heer Jetten allemaal vinden. Ik hou het hierbij. Ik heb geen moties meer.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Wilders, PVV.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter, dank. Ook dank aan het kabinet voor de gegeven antwoorden. Ik zal me beperken tot een tweetal moties. De eerste gaat over het veroordelen van geweld. Om te benadrukken dat dat niet alleen extreemrechts, maar ook ander geweld is, heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit al het geweld, zowel uit extreemrechtse, extreemlinkse, jihadistische hoek, of waar dan ook vandaan, te veroordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders en De Vos.

Zij krijgt nr. 793 (28684).

De heer Wilders (PVV):

Meneer de voorzitter. De tweede motie gaat over mensen in Nederland die van plan zijn om geweldloos te demonstreren tegen een azc in hun dorp of stad. We moeten die mensen het signaal geven dat ze dat nog steeds gewoon kunnen doen. Misschien denken mensen na afgelopen zaterdag: nou, dat doe ik niet meer. Of misschien denken ze dat dat niet meer mag. Als je dat netjes en geweldloos doet, mag dat zeker. Het is belangrijk dat wij dat als Kamer ook uitspreken. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat steeds meer Nederlanders zich verzetten tegen de komst van een azc in hun dorp of stad;

spreekt uit dat iedere Nederlander het recht heeft om, geweldloos, in verzet te komen tegen de komst van een azc,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders en De Vos.

Zij krijgt nr. 794 (28684).

Mevrouw Yesilgöz, VVD.

Mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD):

Voorzitter. Dank aan het kabinet voor de beantwoording. Ons amendement over 75 miljoen euro extra voor de politie is ingediend. Ik ga direct door met de moties, die het pakket van openbare orde ondersteunen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering zo snel mogelijk over te gaan tot uitbreiding van de gewelds- en verdedigingsmiddelen van de ME en nog dit jaar een pilot in te richten met luchtdrukwapens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yesilgöz-Zegerius en Bikker.

Zij krijgt nr. 795 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat na de rellen van afgelopen zaterdag online foto's van agenten worden verspreid met het doel hen te intimideren;

verzoekt de regering onlineplatformen op te roepen om dit soort strafbare beelden voortaan zo snel mogelijk, het liefst binnen een uur, te verwijderen en daarvan melding te doen bij de politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yesilgöz-Zegerius, Van der Plas, Stoffer, Bikker, Eerdmans, Bontenbal en Van Hijum.

Zij krijgt nr. 796 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een wetsvoorstel wordt voorbereid waarin wordt geregeld dat burgemeesters meer mogelijkheden krijgen om de politie te bevelen meer gegevens te vergaren uit publiek toegankelijke bronnen over een dreigende verstoring van de openbare orde;

verzoekt de regering dit wetsvoorstel zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen en ervoor te zorgen dat de politie meer mogelijkheden krijgt om naast publiek toegankelijke bronnen ook undercover mee te kijken in besloten chatgroepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yesilgöz-Zegerius, Van der Plas, Eerdmans, Bontenbal en Van Hijum.

Zij krijgt nr. 797 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer in september 2024 heeft verzocht te komen met een wetswijziging om demonstreren met gezichtsbedekkende kleding te verbieden en het kabinet in april 2025 een verkenning heeft uitgevoerd;

verzoekt de regering het verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties nog dit jaar naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yesilgöz-Zegerius, Van der Plas, Stoffer, Eerdmans, Bontenbal en Van Hijum.

Zij krijgt nr. 798 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat rechts-extremistische en neonazistische organisaties een bedreiging vormen voor onze nationale veiligheid;

constaterende dat een aantal rechts-extremistische organisaties zoals The Base inmiddels terecht op Nederlandse en Europese terroristenlijsten zijn geplaatst;

overwegende dat er duidelijke signalen zijn dat bij de rellen van afgelopen weekend een aantal rechts-extremistische organisaties betrokken zijn geweest;

verzoekt de regering in overleg met het OM te bevorderen dat de rechts-extremistische organisaties die bij de rellen aanwezig waren zo snel mogelijk worden verboden en met gelijkgestemde landen te bezien of zij op de Europese terrorismesanctielijst worden geplaatst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Yesilgöz-Zegerius.

Zij krijgt nr. 799 (28684).

De heer Dijk van de SP.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Vanaf deze plek zou ik ook heel graag nog alle agenten, en ook hun gezinnen, willen bedanken die bedreigd zijn en van wie de gezinnen thuis zich hebben afgevraagd of hun vader of moeder nog heel thuiskwam. Dank voor jullie inzet voor onze veiligheid.

Het versterken van de politie is noodzakelijk. Er moeten extra middelen naar de politie. Maar tegen partijen die nu in één keer gaan pleiten voor even allerlei extra wapens zeg ik: daar zitten allerlei nadelen aan en daar zou ook een uitgebreid debat over gevoerd moeten worden. In plaats van meer wapens is de eerste noodzaak meer agenten, mensen die überhaupt met die wapens zouden kunnen gaan lopen. Dit debat had moeten gaan over de voedingsbodem voor extreemrechts geweld in Nederland. Daar is dit debat amper over gegaan. Grote bestaansonzekerheid, ernstig overheidsfalen waardoor mensen hard getroffen zijn, en een politiek die verdeeldheid en haat zaait op basis van afkomst en achtergrond. Ik wil deze coalitie en dit kabinet, en ook deze minister, die bij het vragenuur faliekant de fout inging, erop wijzen dat deze coalitie gebaseerd is op een zetelaantal van 32. Op het laatste moment, mevrouw Van der Plas, dit soort bommetjes droppen en stukken rood vlees in de arena gooien, geeft mij weinig vertrouwen. Ik moet dus echt goed gaan nadenken over wat ik met deze minister wil.

De voorzitter:

De heer Van Hijum, Nieuw Sociaal Contract.

De heer Van Hijum (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties die ik aan de Kamer zou willen voorleggen, met dank aan het kabinet voor de antwoorden op onze vragen, overigens. De moties gaan over de weerbaarheid van onze rechtsstaat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inlichtingendiensten al enige jaren waarschuwen voor steeds verdergaande radicalisering en dreiging van extreemrechts geweld;

constaterende dat verschillende ministeries, gemeenten en organisaties een rol spelen in het tegengaan van de verspreiding en de bestrijding van extreemrechts gedachtegoed;

overwegende dat radicalisering en extremisme de democratische rechtsorde en de open samenleving ondermijnen en vragen om een integrale aanpak, samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties;

verzoekt de regering om de lokale aanpak van radicalisering en extremisme te versterken door de inzet van gemeenten, ministeries en organisaties beter te coördineren en waar nodig hiervoor te putten uit de weerbaarheidsgelden op de begroting van JenV,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum en Bikker.

Zij krijgt nr. 800 (28684).

De heer Van Hijum (NSC):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de recente rellen in Den Haag opnieuw duidelijk maken dat Nederland kampt met een gezagscrisis;

constaterende dat het partijkantoor van D66 is aangevallen en eerder het partijkantoor van Forum voor Democratie is beklad;

constaterende dat journalisten bij de uitoefening van hun werk regelmatig worden geïntimideerd en bedreigd;

overwegende dat de wet de dragende organisaties en personen van de democratische rechtsstaat adequaat moet beschermen;

verzoekt de regering te onderzoeken welke strafverzwarende maatregelen in de wet effectief en passend zijn bij aanvallen op partijkantoren, politici, journalisten en andere gezagsdragende personen en organisaties om de gezagscrisis in Nederland te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum.

Zij krijgt nr. 801 (28684).

Mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD):

Ik vroeg me af of NSC met deze motie ook de politie bedoelt. Is NSC bereid om, volgens het wetsvoorstel van de VVD en JA21, bijvoorbeeld een taakstrafverbod in te voeren voor geweld richting politieagenten? Zullen we eerst opkomen voor onze politieagenten die voor ons in de frontlinie staan, en daarna misschien aan onszelf denken? Ik wilde vragen of we hiermee nu ook steun hebben van NSC voor strafverzwaring bij geweld richting de politie.

De heer Van Hijum (NSC):

Ik denk dat het heel belangrijk is dat we onze mensen in de frontlinie, dus hulpverleners, politie, brandweer en ambulance, adequaat beschermen. Ik moet zeggen dat ik de details van uw voorstel niet ken, maar ik ben uiteraard bereid daar goed naar te kijken. Wij zijn wat minder geporteerd van minimumstraffen, omdat we ook de ruimte voor de rechter belangrijk vinden. De motie die ik heb ingediend, is wel bewust breder. Uiteraard moeten we opkomen voor mensen in de frontlinie. Het gaat niet zozeer om onszelf, maar om de instituties die de rechtsstaat dragen. Dat zijn meer dan alleen de mensen in de frontlinie. Het gaat ook over rechters, journalisten en de gewone mensen bij de politieke partijen. Ik bedoel daarmee niet zozeer de actieve politici, maar ook de mensen die in de partijkantoren zitten. Dat hebben we met elkaar nodig om op te staan voor de rechtsstaat.

Mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD):

Natuurlijk, maar degenen die letterlijk en figuurlijk de rechtsstaat beschermen en die deze zaterdag beschermden, waren onze politiemensen en ME'ers. Ik was in de veronderstelling dat NSC in de afgelopen twee jaar niet voor een taakstrafverbod was, maar ik hoor nu een opening. Er kan toch weer gekeken worden naar een taakstrafverbod voor geweld richting politieagenten, brandweerlieden en ambulancemensen, die altijd voor ons in de frontlinie staan.

De heer Van Hijum (NSC):

Ik ben bereid te kijken naar adequate bescherming van de mensen die in de frontlinie staan. Niet voor niks hebben we in het verleden voor een strafverzwarende grond gestemd, voor de mensen die aangevallen worden, waarvan we de daders actief en effectief moeten kunnen straffen. Ik kijk daar dus naar, maar ik beargumenteer ook waarom ik het belangrijk vind om de aanpak te verbreden.

Voorzitter. Als u het goedvindt, heb ik nog één korte motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de recente rellen in Den Haag opnieuw duidelijk maken dat Nederland kampt met een gezagscrisis;

overwegende dat een gezagscrisis niet alleen bestreden kan worden met flinke straffen maar ook vraagt om aandacht voor normen en waarden;

overwegende dat respect voor gezagsdragers mede wordt gevormd door bewustwording;

verzoekt de regering in gesprek met OM, DJI en reclassering ervoor te zorgen dat bij relschoppers die zich tegen hulpverleners, journalisten en andere gezagsdragende personen of organisaties keren, tijdens hun detentie expliciet wordt gewerkt aan het bijbrengen van respect voor gezag, onder meer door gerichte (gedrags)programma's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum, Bikker en Stoffer.

Zij krijgt nr. 802 (28684).

Mevrouw Bikker, ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben een intensief debat gehad dat nog steeds niet de schoonheidsprijs verdient. Maar het allerergste is dat we afgelopen zaterdag in Nederland rechts-extremistisch geweld hebben gezien zoals we dat niet kennen van de afgelopen decennia. Ik vind dat echt een bijzonder belangrijk waarschuwingssignaal. Ik heb van dit kabinet gehoord dat men met volle aandacht, vol commitment, normerend op zal treden op het moment dat er opnieuw geweld is. Ik vraag dat ook te doen met die belangrijke waarschuwingssignalen die onze veiligheidsdiensten geven. Woorden die wij spreken, doen ertoe. Het kabinet is er wel verantwoordelijk voor om in dit land de vrede te bevorderen. Dus heb het lef om u uit te spreken, zeg ik via de voorzitter, en dan zult u daar absoluut ook onze steun voor krijgen.

Voorzitter. Het is een tijd om op te staan, en elkaar niet alleen maar uit te maken voor van alles en nog wat. Dat wil de ChristenUnie doen, ook in de weken die voor ons liggen, ook als we het verschil gaan laten zien in verkiezingstijd, maar laat daarbij heel helder zijn: geweld is nooit en te nimmer oké. Ik hoop van harte dat deze verschrikkelijke rellen de allerlaatste waren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag het opnieuw, omdat we zojuist mevrouw Van der Plas een antidemocratisch voorstel hebben horen doen. BBB staat keurig onder de verklaring dat we rechts-extremistisch geweld veroordelen, maar vervolgens is hier toch de afdronk dat de BBB het geweld wil belonen door de parlementen buitenspel te zetten en een asielnoodwet in te voeren. Is mevrouw Bikker inmiddels niet toch overtuigd dat je door zo'n verklaring een mooi wit voetje kan halen alsof je dat geweld afwijst, maar dat er partijen onder staan die gewoon doorgaan met precies datgene waar de NCTV tegen heeft gewaarschuwd? Dan werkt dit toch averechts?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Nou doet mevrouw Ouwehand het weer. Ik leg een verklaring neer namens de ChristenUnie, waar partijen hun handtekening onder zetten. Vervolgens ben ik niet verantwoordelijk voor wat iedere partij ieder voor zich bijvoorbeeld al aan voorstellen in haar verkiezingsprogramma heeft staan die ik ongrondwettelijk acht of die ik anders zou inrichten. Voor mij gaat bijvoorbeeld godsdienstvrijheid zo ver dat ik nooit zou pleiten voor een verbod op rituele slacht waar de Joodse gemeenschap last van heeft. Maar als mevrouw Ouwehand een door mij opgestelde verklaring ondertekent, dan weet zij ook heel goed dat zij haar handtekening zet onder díé verklaring — en dat we het over een heleboel andere dingen nog vurig oneens zijn. Ik heb net bij mevrouw Van der Plas nogal duidelijk laten zien dat ik vond dat zij een enorme snertmotie heeft ingediend. We zijn het erover eens dat rechts-extremistisch geweld keihard moet worden aangepakt, niet meer en niet minder. Veegt u mij niet van alles aan wat andere partijen vinden. Wees liever zelf, net als ik, vurig voor die rechtsstaat. Volgens mij hadden wij elkaar daar aan het eind van dit debat ook in kunnen vinden in plaats van dat nu weer dit verschil wordt uitgelicht. Ik vind het belangrijk dat rechts-extremisme aan alle kanten krachtig wordt veroordeeld.

De voorzitter:

Afrondend, kort.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Op zichzelf zou mevrouw Bikker daar gelijk in hebben, maar we hebben wel een bredere verantwoordelijkheid. Ik heb haar er al in eerste termijn op gewezen dat ze hiermee de strategie van Wilders faciliteert om zich als een Milders te presenteren. Dat kunnen we nu ook van mevrouw Van der Plas zeggen. Ik weet nog niet of daar een alliteratie op is, maar die presenteert dus ook twee gezichten: wel keurig netjes op papier zeggen dat je rechts-extremistisch geweld veroordeelt en vervolgens doodleuk weer doorgaan met precies het creëren van het gevaar van dat geweld. Dan faciliteer je dat ze zich mild aan de samenleving kunnen verkopen, en dat is gevaarlijk als het fascisme aan het oprukken is.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Daartoe uitgedaagd moet ik in alle rust constateren dat juist doordat een aantal partijen op het allerlaatste moment, terwijl we het eens waren over de tekst, niet hebben meegetekend, er een ander beeld kan ontstaan over zo'n verklaring, terwijl glashelder is dat iedereen rechts-extremistisch geweld wil veroordelen. Op het moment dat iedereen deze verklaring zou hebben getekend, en dat kan nog steeds, kan je juist ook vragen: wat doet u daar dan aan? Het is niet oké als je woorden uitspreekt — ik heb zelf voorbeelden gegeven in mijn eerste termijn — die leiden tot geweld en bedreiging. Daar kunnen we het debat over voeren. Sterker nog, dat moeten we, dat is nodig, want democratie en onze rechtsstaat zijn kostbaar. Dat blijft niet vanzelf hetzelfde, en blijft ook niet hetzelfde als we alleen maar naar de ander wijzen en zeggen dat het niet deugt. Als het ons daar waar grenzen overschreden worden, lukt om in ieder geval gezamenlijk uit te spreken dat dit niet oké is en vervolgens het debat te voeren over hoe we juist dat kostbare kunnen beschermen ... Soms verschillen we daarover van mening. Geregeld trekken we samen op. Juist dan wordt ons land groter. Ik geloof in die verbinding, in plaats van in het voortdurend uitspreken van een oordeel, zoals mevrouw Ouwehand nu over mij doet. Ik sta hier om op te komen voor de democratie. Dat doe ik graag samen met haar, nog steeds.

De voorzitter:

De heer Timmermans, GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik dank de ministers voor hun antwoorden in de eerste termijn. Ik heb een tweetal moties en dan misschien nog een slotwoordje.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de politie nu reeds met personeelstekorten te maken heeft en deze tekorten verder zullen oplopen door oplopende begrotingstekorten;

overwegende dat de regioburgemeesters en het OM zich zorgen maken over dat de operationele slagkracht, opsporing en handhaving van de openbare orde daaronder zullen lijden;

van mening dat het zeer onwenselijk is als de onveiligheid in de samenleving toeneemt door tekorten bij de politie;

verzoekt de regering om het exploitatietekort bij de politie voor 2026 via een wijziging op de ingediende begroting weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmermans en Jetten.

Zij krijgt nr. 803 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zowel de AIVD als de NCTV al waarschuwt voor radicalisering en normalisering van extreemrechts en voor de risico's van extreemrechts geweld;

overwegende dat politici die ideeën verspreiden over omvolking en remigratie bijdragen aan de normalisering van extreemrechts gedachtegoed;

overwegende dat politici die steun betuigen aan burgercontroles en gewelddadige tegendemonstraties het risico op extreemrechts geweld vergroten;

overwegende dat de diensten stellen dat meer onderzoek naar de intenties van aanhangers van rechts-extremisme nodig is;

verzoekt de regering om in overleg met de diensten en deskundigen een gerichte strategie tegen rechts-extremisme op te stellen en de Kamer over de voortgang voor de aankomende begrotingsbehandeling JenV te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmermans, Ouwehand, Dijk, Van Baarle, Dassen en Van Hijum.

Zij krijgt nr. 804 (28684).

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, als u het mij toestaat nog een kort slotwoord van mijn kant. We hebben het veel over de toon van het debat en de gebruikte woorden gehad, maar ik stel vast wat er in deze Kamer in heel korte tijd is gebeurd. Eerst werd vorige week een motie aangenomen waarvan ik me niet had kunnen voorstellen dat de Kamer die ooit zou aannemen. De Kamer matigde het zich aan om een terrorismeoordeel uit te spreken over een organisatie waarvan we niet eens weten of die bestaat. Dat is in dit land aan de rechter voorbehouden. Vervolgens stelde vandaag een fractievoorzitter voor om een deel van de grondrechten buiten werking te stellen. Het staatsnoodrecht is zo'n beetje het allerzwaarste middel. Het is in een eerdere discussie gewogen en allang weer weggegooid, maar het is nu toch weer op tafel gelegd. En een minister van de Kroon kreeg van de Raad van State het duidelijke oordeel in strijd te handelen met artikel 1 van de Grondwet. Maar de minister zegt: dat kan wel zo zijn, maar ik dien toch mijn wetsvoorstel in. We kunnen het uren over de toon hebben, maar als wij zo achteloos omgaan met de democratische rechtsorde, dan hebben we een veel groter probleem dan de toon van het debat.

De voorzitter:

De heer Bontenbal, CDA.

De heer Bontenbal (CDA):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat rellende demonstranten vaak ongestraft blijven doordat er onvoldoende identificatie van relschoppers kan plaatsvinden;

constaterende dat uiteindelijk vaak om reden van privacy noodzakelijke maatregelen uitblijven waarmee we de veiligheid van politie en omstanders kunnen vergroten;

constaterende dat vanuit politie en veiligheidsdiensten al langer gevraagd wordt om meer mogelijkheden om online en in de publieke ruimte meer identificatiemogelijkheden te krijgen;

verzoekt de regering om versneld de mogelijkheden uit te breiden om in besloten socialmediakanalen mee te kunnen kijken, gezichtsherkennende camera's in te zetten en met voorstellen te komen die anonieme socialmedia-accounts onmogelijk maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bontenbal en Yesilgöz-Zegerius.

Zij krijgt nr. 805 (28684).

De heer Bontenbal (CDA):

Twee punten nog, voorzitter. Ik dacht dat het collega Jimmy Dijk was die het had over de agenten, de ME'ers. Daar wil ik me zeer bij aansluiten. Ik heb het in mijn eerste termijn niet genoemd, maar vanuit in ieder geval de CDA-fractie zeer veel waardering voor deze mensen, die namens ons dit werk voor ons doen, wetende dat ze ook gezinnen met kinderen thuis hebben zitten die graag willen dat ze terugkomen. Dus zeer veel waardering.

Tot slot nog iets over populisme. We zitten nu in de verkiezingscampagne. Deze rellen en de debatten die we nu voeren, laten volgens mij heel goed zien dat we populisme moeten bestrijden. Het is al een tijdje mijn stelling dat je populisme niet bestrijdt met de middelen van het populisme, maar door een beter verhaal neer te zetten. Ik hoop echt dat alle partijen de komende weken de poging gaan wagen om een antipopulistische variant neer te zetten en daarmee de problemen van Nederland ook echt op te lossen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U bedankt. De heer Dassen van Volt.

De heer Dassen (Volt):

Dank, voorzitter. We hebben een debat gehad waarin de gevolgen van het extreemrechtse geweld werden besproken. De NCTV was heel duidelijk: daar hebben wij als politici allemaal een rol in. "Ze voelen zich gesterkt als ze denken dat een leider of invloedrijk persoon net zo denkt als zij." Dat zei de NCTV. Prompt, aan het einde van het debat, komt de BBB met een motie die de geweldsplegers van afgelopen weekend eigenlijk precies beloont met wat ze wilden. Daartegenover staat dat er vorige week partijen in dit parlement waren die antifa wilden aanmerken als terroristische organisatie. Daar gaat de Kamer absoluut niet over. Dit is de manier waarop sommige partijen inmiddels met onze democratie en met de rechtsstaat omgaan. Dat is ongekend en onverantwoordelijk. Je ziet dat de desinformatie van dit weekend rechtstreeks volgt uit het aannemen van die motie.

Voorzitter. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat de Kamer niet willekeurig bewegingen moet willen verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dassen.

Zij krijgt nr. 806 (28684).

De heer Dassen (Volt):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dit is weer een geheel nieuwe stijlfiguur. Mevrouw Ouwehand, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De minister van Justitie wilde niet ingaan op mijn vraag of hij contact heeft gehad met de VVD-top voordat hij naar het vragenuur kwam. Misschien wil hij het nog een keer proberen.

Voorzitter. Het is niet toevallig dat we ook geweld tegen dieren hebben gezien, zeker niet nu we mevrouw Van der Plas zojuist hebben gehoord. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naast het geweld tegen mensen en gebouwen de extreemrechtse relschoppers ook geweld hebben gepleegd tegen politiepaarden, onder meer door het gooien van vuurwerk;

veroordeelt ook het geweld tegen deze paarden;

verzoekt het kabinet een onderzoek te starten voor een alternatief voor de inzet van politiepaarden bij rellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand.

Zij krijgt nr. 807 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer een motie heeft aangenomen die de regering verzoekt om ook in Nederland antifa als terroristische organisatie aan te merken;

overwegende dat antifa geen organisatie is, maar een parapluterm voor linkse activisten en dat uit het dreigingsbeeld van de NCTV vanuit deze hoek geen terroristische dreiging blijkt;

overwegende dat in een democratische rechtsstaat het niet aan de politiek is om een organisatie als terroristisch te bestempelen en dat het kabinet ook al meerdere malen heeft aangegeven dat dit niet aan de politiek is;

overwegende dat de rellen in Den Haag hebben aangetoond dat het van groot belang is dat de Kamer zich glashelder uitspreekt tegen fascisme, rechts-extremisme en antisemitisme;

verzoekt de regering geen uitvoering te geven aan de aangenomen motie op stuk nr. 47 (36800),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand.

Zij krijgt nr. 808 (28684).

We hebben nu een serie moties tegen moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja.

De voorzitter:

Het staatsrecht vernieuwt zichzelf constant.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als het goed is, zijn we allemaal antifascisten, voorzitter. Maar goed, we gaan het zien.

De voorzitter:

De heer Eerdmans, JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank. Eén opmerking. De motie van mevrouw Van der Plas vind ik ook enigszins offtopic. Dat wil ik best zeggen. Maar om dan weer te zeggen, zoals meneer Dassen: als je ergens de ruiten eruit gooit, dan krijg je je zin, want dan wordt er een motie voor je ingediend ... Dat vind ik weer van een vergaande ongerijmdheid. Laten we dat gewoon niet doen, zou ik tegen de heer Dassen willen zeggen.

De voorzitter:

Dan gaat meneer Dassen natuurlijk weer naar voren komen.

De heer Eerdmans (JA21):

Ja. Dat krijg je ervan.

De voorzitter:

Dan moet ik hem het woord geven.

De heer Dassen (Volt):

Het waren niet mijn woorden. Het was mevrouw Van der Plas zelf die aangaf dat de zorgen van de mensen die we afgelopen weekend op het Malieveld zagen en die vervolgens dat extremistische geweld pleegden, gehoord moeten worden. Ze gaf aan dat ze daarom die motie indiende. Dan kan de heer Eerdmans nu naar mij gaan wijzen, maar volgens mij moet hij naar mevrouw Van der Plas wijzen. Juist op het moment dat rechts-extreem geweld wordt gepleegd en de NCTV zegt dat je moet zorgen dat je normeert en het veroordeelt, is het niet heel verstandig om vervolgens een motie in te gaan dienen die precies datgene inwilligt wat rechts-extremistische geweldplegers afgelopen weekend wilden dat er gedaan werd.

De voorzitter:

Een korte reactie daarop, en dan uw eigen verhaal.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik moet helemaal niks, maar mevrouw Van der Plas heeft nergens gezegd dat die relschoppers gelijk hebben. Zij heeft alleen gezegd dat er een grote demonstratie was — dat heb ik ook in mijn verhaal verteld — van honderden vreedzame demonstranten die het opengrenzenbeleid zat zijn en die daar maatregelen tegen willen. Nou, daar kan je naar luisteren. Ik geloof dat jullie dat ook weleens doen als er demonstraties zijn in den lande. Ik bedoel, er worden hier heel vaak demonstraties bij gesleept in debatten. Van Extinction Rebellion moeten we van alles doen, zoals fossiele subsidies stoppen. Jongens, dat is oké, want demonstraties kunnen je op gedachtes zetten en kunnen je ook verder brengen, maar het gaat mij te ver om dan te zeggen: er wordt hier een motie ingediend omdat de relschoppers de ruiten eruit hebben gegooid of de politie hebben bekogeld. Dat gaat gewoon te ver.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Dassen (Volt):

Ik denk niet dat je naar demonstranten moet luisteren die "Sieg Heil" roepen, die met NSB-vlaggen door de straten lopen en die het Binnenhof bestormen. Ik denk dat dat iets te ver gaat, meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, daar ben ik het dus ook mee eens. Dat zei ik ook niet.

Voorzitter. Mijn motie gaat over iets anders.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vertrouwelijke informatie van de NCTV is gelekt naar de media;

verzoekt de regering aangifte te doen van het lekken van vertrouwelijke informatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 809 (28684).

De heer Eerdmans (JA21):

Dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Stoffer, SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de politie en de mobiele eenheid, zeker bij heftige rellen waarbij grof geweld wordt gebruikt, moeten beschikken over adequate geweldsmiddelen, zodat snel en effectief kan worden opgetreden;

constaterende dat de wetgever reeds heeft voorzien in de mogelijkheid om een "less lethal"-optie toe te voegen aan het instrumentarium van de politie;

verzoekt de regering op zeer korte termijn een groep experts te formeren op het gebied van de politieoperatie, politie-uitrusting/middelen en bewapening, met doorzettingsmacht teneinde de pilot met oud en nieuw mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 810 (28684).

De heer Stoffer (SGP):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat recente demonstraties die ontaard zijn in rellen geen losstaande incidenten zijn, maar dat er sprake is van een duidelijk patroon van georganiseerd zwaar geweld door grote groepen specifiek gericht op de politie;

overwegende dat deze rellen grote druk leggen op de schaarse capaciteit van de politie, tevens hebben geleid tot schade aan andermans eigendommen en dat deze kosten ten laste komen van de samenleving;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat relschoppers die het demonstratierecht misbruiken zullen opdraaien voor de kosten voor de samenleving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 811 (28684).

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik heb nog vijftien seconden. Die gebruik ik dan om de beide bewindslieden in dit toch pittige debat te danken voor de beantwoording van onze vragen. Sterkte bij alles wat hierna nog volgt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw De Vos ziet af van haar spreektijd. Dan is de laatste spreker van de zijde van de Kamer de heer Jetten van D66.

De heer Jetten (D66):

Voorzitter. Extreme woorden in de politiek legitimeren extreem gedachtegoed in onze samenleving. Het niet normeren van wat niet normaal is, leidt dus ook tot verdere aanwakkering daarvan en tot meer extreemrechtse uitingen, die voor onveiligheid zorgen voor agenten, journalisten, politici en onschuldige omstanders, zoals we afgelopen zaterdag zagen.

Dank daarom aan de minister van Justitie en Veiligheid dat hij in dit debat een hele heldere toelichting heeft gegeven en klip-en-klaar heeft benoemd dat het gaat om extreemrechts geweld. Van beide ministers heb ik gehoord dat het kabinet in de volle breedte aan de slag zal gaan om de voedingsbodem van rechts-extremisme in onze samenleving effectiever te bestrijden.

Er is een aantal voorstellen ingediend om agenten beter uit te rusten, zodat zij effectief hun werk kunnen doen in het veilig houden van onze samenleving en het bewaken van onze democratie. D66 zal een aantal van die moties straks steunen.

Voorzitter, tot slot. Er is één beeld van afgelopen zaterdag dat bij mij blijft hangen. Dat is dat van een jongeman met een Nederlandse vlag om zijn nek geknoopt, die wordt geïnterviewd door de NOS, net voordat de ME een charge uitvoert. Hij zei: ik kwam hier om te demonstreren, niet vanwege dit belachelijke geweld, maar omdat ik me zorgen maak en graag een betaalbaar huis wil. Ik vind dat we er ook moeten zijn voor de mensen die met die oprechte zorgen rondlopen. Mijn oproep aan deze jongeman en aan eenieder die zich daar ook door aangesproken voelt, is: als u met mij in gesprek wil, benader me, want dan ga ik graag dat gesprek met u aan.

Dank u wel.

De voorzitter:

En wat is uw 06-nummer?

De heer Jetten (D66):

Op de website kunt u de contactgegevens vinden.

De voorzitter:

Ik schors tot 16.45 uur. Dan gaan we luisteren naar de beide bewindspersonen.

De vergadering wordt van 16.27 uur tot 16.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen. Het woord is aan de minister.

Minister Van Oosten:

Er stonden nog twee vragen open. Het begrip "TOI" staat voor Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud.

Het antwoord op de vraag van mevrouw Ouwehand is: dat is niet het geval.

Dan de moties. Ik ga naar de motie op stuk nr. 788. Overbodig, moet ik even zeggen. Dat komt omdat het in het wetsvoorstel Strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme zit. Dat is in de maak. Nazisymbolen maken daar deel van uit.

De motie op stuk nr. 789 ...

De voorzitter:

En wat is het oordeel? Wat is de appreciatie van de motie?

Minister Van Oosten:

O, pardon. Sorry, ik dacht dat ik dat al had gezegd. Overbodig. Excuus.

De voorzitter:

Er is nog een vraag uit de zaal. Er is een aantal vragen gesteld; gaat u die beantwoorden?

Minister Van Oosten:

Ik heb de vragen net beantwoord. Dan heb ik uw vraag nog niet beantwoord, mevrouw Van der Plas. Ik hoop dat die dadelijk nog even heel snel aan bod komt.

De voorzitter:

De vragen heeft u al beantwoord?

Minister Van Oosten:

Ja. Ik had twee vragen openstaan. Ik dacht dus alle vragen te hebben beantwoord, maar dat heb ik blijkbaar niet gedaan. Neem me niet kwalijk, mevrouw Van der Plas.

De voorzitter:

Maar dan kent u mevrouw Van der Plas nog niet.

Minister Van Oosten:

Het is terecht dat ze daarop terugkomt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Misschien heb ik het gemist; het ging ook zo snel. Ik heb in de eerste termijn een vraag gesteld over de voorschotregeling. Ik heb gevraagd of ik er een toezegging op zou kunnen krijgen dat het kabinet gaat kijken of er een voorschotregeling gemaakt kan worden, zodat slachtoffers van schade in ieder geval gecompenseerd worden en de overheid het daarna gaat verhalen op de daders. En ik heb gevraagd of er een manier is om die schades dus effectiever en sneller op daders te kunnen verhalen. De minister had beloofd om daarop terug te komen in de tweede termijn.

Minister Van Oosten:

U heeft gelijk, mevrouw Van der Plas. We gaan onderzoeken of dat kan. U krijgt daar een berichtje over.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dus dat is een toezegging.

Minister Van Oosten:

Ja. Sorry.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 789. Die is van mevrouw Van der Plas. Ik geef u in overweging, mevrouw Van der Plas, de motie aan te houden tot in het debat dat u, naar ik begrijp, volgende week mogelijk heeft met de minister van Asiel en Migratie. Dat is de motie op stuk nr. 789.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas moet even bevestigen of ze de motie aanhoudt. De minister heeft zijn appreciatie net uitgelegd.

Minister Van Oosten:

Mevrouw Van der Plas, ik geef u in overweging om de motie aan te houden tot het debat dat u heeft met de minister van Asiel en Migratie. Naar ik begrijp, heeft u dat debat volgende week.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorlopig doe ik dat even niet. Mocht ik besluiten dat wel te doen, dan hoort u dat in een later stadium. Maar ik houd 'm nu niet aan.

Minister Van Oosten:

Dan moet ik de motie ontraden, want wat u vraagt, ligt echt bij een collega van mij.

De voorzitter:

Exact.

De heer Bontenbal (CDA):

Maar ook als het niet op de verkeerde plaats was, zou het volgens mij "ontraden" moeten zijn. Met een kabinet dat 32 zetels in de Kamer heeft, kun je volgens mij echt op geen enkele manier een motie indienen waarin even het staatsnoodrecht wordt ingeroepen. Je kunt dan niet een discussie van anderhalf, twee jaar geleden even zo overdoen. Volgens mij moet er heel snel een streep doorheen. Het zou sowieso "ontraden" moeten zijn, volgens mij.

De voorzitter:

De heer Jetten.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Ik had het woord gegeven aan de heer Jetten, maar als de heer Dijk gaat spreken, geef ik het woord aan de heer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Ik vertelde net tegen een aantal mensen de grap "zou het kabinet deze motie gaan ontraden of niet?" Bent u echt niet van plan om deze motie te gaan ontraden? En als die ontraden wordt, is de reden daarvoor dat er een debat volgt over een week?

Minister Van Oosten:

Ik heb de motie net ontraden.

De heer Dijk (SP):

Ja, omdat u graag een week wilt wachten, maar niet omdat u het gewoon een heel slecht idee vindt.

Minister Van Oosten:

Om te beginnen is dit een onderwerp dat behandeld wordt door de minister van Asiel en Migratie. Ik weet dat er volgende week een debat is met de minister van Asiel en Migratie. Ik gaf mevrouw Van der Plas in overweging haar motie daar te behandelen en dus daartoe aan te houden, maar mevrouw Van der Plas heeft tegen mij gezegd daar niet toe genegen te zijn — dat is dan maar even mijn vertaling — en dus ontraad ik de motie, want de motie hoort niet bij mij, maar bij mijn collega-minister.

De heer Dijk (SP):

Nog één keer, even voor de helderheid. Volgens mij ben ik net in mijn bijdrages ook vrij duidelijk geweest over hoe ik naar deze minister en dit kabinet kijk. U ontraadt de motie op dit moment dus niet op inhoud, maar omdat u liever heeft dat mevrouw Van der Plas 'm nog even aanhoudt?

Minister Van Oosten:

U heeft mijn reactie gehoord.

De heer Jetten (D66):

Hier staat nu natuurlijk niet de vakminister. Ik kan me voorstellen dat er vanuit het ministerie van Asiel en Migratie een advies naar dit debat is gekomen over het oordeel dat aan deze motie moet worden gegeven, zeker omdat de indiener continu contact heeft met die minister. Die wist dus dat deze motie eraan kwam. Als deze motie nu niet klip-en-klaar wordt ontraden, dan is mijn oprechte vraag aan het voltallige kabinet hoe het de komende tijd denkt zaken te doen met de Eerste Kamer. De overgrote meerderheid in deze Tweede Kamer reageert bijzonder fel op deze motie. Tegelijkertijd liggen de asielwetten in de Eerste Kamer en moet daar met veel pijn en moeite worden gezocht naar een politieke meerderheid. Als deze motie nu niet wordt ontraden, dan vraag ik me echt af: waar is het kabinet-Schoof mee bezig?

Minister Van Oosten:

Ik heb niet per se een vraag gehoord. Ik heb aangegeven wat het oordeel is. Dat is nu ontraden.

De heer Van Hijum (NSC):

Ik heb een beetje hetzelfde procedurele ongemak als collega Dijk. Om procedurele redenen is de motie ontraden. Niettemin is de motie op dit moment onderdeel van de beraadslaging. Ik heb dus toch ook wel behoefte aan een antwoord op de inhoudelijke vraag of het kabinet daadwerkelijk ruimte ziet voor het noodrecht om de asielstop, die mevrouw Van der Plas bepleit, in te kunnen voeren. Ziet de minister die juridische ruimte of niet? Is de motie op grond van dat argument ontraden of niet?

Minister Van Oosten:

Het argument waarom de motie nu ontraden is, is omdat mevrouw Van der Plas niet meegaat in mijn suggestie. Volgende week is er een debat met de minister van Asiel en Migratie die dit onderwerp in zijn portefeuille heeft, waarbij mevrouw Van der Plas hierover ook in discussie kan gaan met het betreffende lid van het kabinet. Ik heb haar in overweging gegeven om de motie aan te houden tot dat moment, maar haar antwoord is nee. Ja, dan ontraad ik de motie, want dit zit helemaal niet in mijn portefeuille.

De heer Van Hijum (NSC):

Dat is geen bevredigend antwoord. De uitspraak ligt momenteel voor aan de Kamer. Dan is het toch niet bevredigend dat het kabinet zegt: om procedurele redenen ontraad ik de motie, want dit valt niet binnen mijn portefeuille? Wij willen graag een inhoudelijk oordeel en een inhoudelijke appreciatie van deze motie, zodat wij weten waarom deze motie wel of niet navolging verdient.

Minister Van Oosten:

Ik begrijp de vraag van de heer Van Hijum zo dat hij meer informatie daarover wil, maar dit past bij de minister van Asiel en Migratie. Hij voert daar ook de discussie over met mevrouw Van der Plas. Ik heb het voorstel gedaan om de motie aan te houden. Dat wil mevrouw Van der Plas niet, dus dan ontraad ik de motie, want dit past niet in mijn portefeuille. Ja, daar ben ik dan maar even precies in.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik constateer in ieder geval dat heel veel ministers zeggen: dat is niet mijn portefeuille, dus ik verwijs dit door. Dat was ook zo toen NSC en PVV nog in het kabinet zaten. Dat is gewoon een normaal iets. Dat heeft de heer Van Hijum als minister ook gedaan. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Ik hoorde zojuist zeggen: hoe denkt het kabinet zaken te gaan doen met de Eerste Kamer, als dit soort moties worden ingediend? De Eerste Kamer is er om wetgeving die door de Tweede Kamer is goedgekeurd, te doorgronden en te toetsen. Dat moet volstrekt losstaan van moties die hier worden ingediend. Als de Eerste Kamer op die manier gaat opereren, dan kan dat gewoon niet. Dat moet hier gewoon los van staan. "We hebben wat nijd over een andere motie, dus we gaan niet meewerken met dat andere." Jongens, zo werkt het niet in een democratie. Is de minister het daarmee eens?

De voorzitter:

Nee, nee, niet naar elkaar gaan roepen, meneer Jetten! Niet naar elkaar roepen, want dan wordt het echt totaal onoverzichtelijk. Dit was een vraag van mevrouw Van der Plas aan de minister.

Minister Van Oosten:

Ik heb het gevoel dat ik een beetje op mijn woorden moet letten. In de Eerste Kamer moet de discussie met de Eerste Kamer gevoerd worden. Als het gaat om de discussie over wat mevrouw Van der Plas wenst, dan verwijs ik door naar de minister van Asiel en Migratie, want hij gaat daarover. Dat lijkt me helemaal geen vreemde procedure. Ik weet bovendien dat u volgende week met hem een debat daarover kan hebben. Ik ben helemaal niet precies op de hoogte van de volgorde van alle plenaire behandelingen, maar ik heb begrepen dat u die mogelijkheid heeft. Het was dus meer een suggestie. Die volgt mevrouw Van der Plas niet, dus dan blijft het oordeel op ontraden staan, want dit zit niet in mijn portefeuille.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het is het goed recht van de minister om dat op deze manier te doen. Ik hou de motie inderdaad niet aan, want er staat niet "om nu staatsnoodrecht toe te passen" of "om nu een noodwet in te dienen". Dat staat helemaal niet in de motie. In de motie staat: verzoekt de regering opnieuw te bezien of staatsnoodrecht toegepast kán worden via een noodwet. Deze minister maakt deel uit van die regering. Dus wat ik aan de regering vraag, is of zij wil beoordelen of er inderdaad een nieuwe situatie is ontstaan en of daar nu een dragende motivering voor is. Dat is gewoon een vraag aan het kabinet. Er wordt hier dus niet gesteld: voer het morgen in. Dat staat hier gewoon absoluut niet. Die overweging wil ik nog even aan de minister meegeven. Het is gewoon een verzoek. Dat kan hij gewoon in het kabinet met de minister van Asiel en Migratie en natuurlijk ook met de andere ministers bespreken.

Minister Van Oosten:

Nee, ik verwijs dit door naar de minister van Asiel en Migratie. Het voelt een beetje repeterend zo, maar hij gaat daarover, en dan kunt u de discussie met elkaar voeren. Ik blijf de motie dus ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We voeren dit debat omdat afgelopen zaterdag extreemrechts, fascistisch, neonazistisch, antisemitisch geweld in Den Haag heeft plaatsgevonden. De NCTV blijkt, niet voor het eerst, daarover te hebben gezegd: extreemrechts, xenofoob gedachtegoed moet je benoemen en niet normaliseren, want dat heeft gevolgen voor de nationale veiligheid. Daar gaat deze minister over. In dit debat komt mevrouw Van der Plas met een extreemrechtse, xenofobe motie die precies doet waar de NCTV tegen waarschuwt. En dan zegt de minister van Justitie: o, daar ga ik niet over; vraagt u dat maar even aan de minister van Asiel en Migratie. Hier past toch maar één antwoord op? Hier past alleen de reactie op: mevrouw Van der Plas, bent u misschien niet goed bij uw hoofd?

De voorzitter:

Nou, nou, nou, dat gaat mij dan weer echt te ver, hè.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, laat ík inderdaad degene zijn die te ver gaat hier, terwijl het fascisme hier oprukt. Ik zal het herformuleren.

De voorzitter:

Nou, dat gaat mij echt …

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik neem het terug! Ik neem het terug!

De voorzitter:

Dat gaat mij echt helemaal drie kilometer te ver, dat het fascisme hier ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik neem het weer terug! Ik neem het weer terug. Ik formuleer het anders. De enige reactie die hierop had gepast, is dat deze minister had gezegd: "Kijk, mevrouw Van der Plas, dit is precies waar de NCTV tegen waarschuwt. Dit is xenofoob gedachtegoed. Dit is zondebokpolitiek. Dit is mensen de schuld geven van de problemen in het land. En dat gaan we dus niet doen, want dat is gevaarlijk voor de nationale veiligheid."

Minister Van Oosten:

Ik blijf het toch zeggen. Volgende week heeft u hier met de minister van Asiel en Migratie een debat over. Ik heb een suggestie bij mevrouw Van der Plas neergelegd. Die volgt zij niet. Ik ontraad de motie. De discussie kan ook bij dat debat gevoerd worden.

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

De toepassing van het staatsnoodrecht, artikel 103 van de Grondwet, is zo'n beetje het zwaarste instrument dat bestaat. Daarbij kunnen grondrechten buiten haken worden gezet; de rechten van de Kamer kunnen daarbij worden beperkt. Een minister van Justitie heeft gewoon niet de luxe om te zeggen: ik laat dat over aan een andere minister, want die gaat in materiële zin over het onderwerp. Een minister van Justitie heeft zich te verhouden tot de vraag of hier staatsnoodrecht van toepassing zou kunnen zijn. Die discussie hebben we allang gehad. Dit is toen gewogen, en in mijn ogen is die discussie toen definitief beslecht. Ik zou de minister toch echt willen vragen om nu gewoon te zeggen: ik ontraad die motie, want staatsnoodrecht is niet de oplossing voor dit onderwerp. En als de minister daar niet toe bereid is, dan vraag ik hem om in ieder geval een schriftelijke kabinetsappreciatie te geven, want ik vind dat het kabinet zich hierover moet buigen en niet alleen de minister van Asiel en Migratie.

Minister Van Oosten:

Ten aanzien van dat laatste punt: als de minister van Asiel en Migratie de discussie voert, afhankelijk van waar mevrouw Van der Plas volgende week wel of niet mee komt, dan doet hij dat natuurlijk namens het kabinet. Wat ik gewoon niet wil doen, is op de stoel van de minister van Asiel en Migratie gaan zitten. Ik heb mevrouw Van der Plas die suggestie gegeven. Ja, die wordt niet opgevolgd, en dan ontraad ik de motie.

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

Nogmaals, de minister van Justitie heeft niet de luxe om zich niet uit te laten over ons grondrecht. Als iemand hier het voorstel doet om het staatsnoodrecht in te roepen — nogmaals, dat is een van de allerzwaarste instrumenten die bestaan, een instrument dat de rechten van deze Kamer inperkt — dan moet de minister van Justitie zich daartoe verhouden. En daarom zou het hem sieren als hij gewoon zegt: ik ontraad het, niet omdat ik er niet over ga, maar omdat dit niet de route is waarop we problemen in dit land kunnen oplossen.

Minister Van Oosten:

Ik versta de heer Timmermans, maar het verandert mijn oordeel niet. Waarom ik de motie ontraad: daar ben ik heel duidelijk over. Uiteindelijk gaat u zelf over de stemming die al dan niet volgt als mevrouw Van der Plas de motie nu niet wil aanhouden.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Bij mijn weten gaat de minister van Justitie over het staatsnoodrecht. Ik heb de ambtsvoorganger van deze minister van Justitie regelmatig gevraagd om een herijking van het staatsnoodrecht, die al lang ligt te wachten. Vanuit dat oogpunt en gezien de inhoud van de motie lijkt het me dat er, naast de formele reden, die ik me kan voorstellen, omdat er verder over asiel gesproken wordt, ook een inhoudelijke reden is voor deze minister om de motie nu te ontraden. Dat zou ik hem in overweging willen geven.

Minister Van Oosten:

Ik versta de woorden van mevrouw Bikker ook. Ik vind toch echt dat de minister van Asiel en Migratie zelf een discussie moet kunnen voeren over de inhoud, voor zover mevrouw Van der Plas daar nog op komt. Voor zover er dan nog een rol voor mij is, komt die daarna. Het gaat eerst wel over het onderwerp en daar moet de minister van Asiel en Migratie zich over uitlaten.

De voorzitter:

Is het punt niet gewoon gemaakt? We kunnen nog zes keer dezelfde vraag gaan stellen, maar dan krijgen we ook zes keer hetzelfde antwoord.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik hoop dat de Kamer deze motie wegstemt. Het ernstige feit eronder is dat het staatsnoodrecht niet voor niks in beheer is gegeven van het ministerie van Justitie, om dat te beoordelen in die hele heftige gevallen, bijvoorbeeld als er een dijkdoorbraak dreigt of de uitbraak van een ontzettend heftige ziekte. Juist op dat moment is het staatsnoodrecht van toepassing. Er is al veel gedoe over de vraag hoe je dat op een goede manier vormgeeft. Vanuit die juridische prudentie denk ik dat de minister van Justitie met nog meer kracht kan zeggen: ontraden, ook inhoudelijk, hoeft ook volgende week niet aan de orde te komen, snertmotie.

Minister Van Oosten:

Ik heb haar ontraden, dus dat staat. Ik kan niet gaan over wat mevrouw Van der Plas volgende week wel of niet in een debat opbrengt. De motie is ontraden. Dat staat. U kunt er zelf over gaan als u gaat stemmen.

De heer Van Hijum (NSC):

Op het gevaar af dat de voorzitter het een herhaling vindt: we constateren hier dat het een onderwerp is dat onder de verantwoordelijkheid valt van de minister van Justitie en Veiligheid, namelijk het staatsnoodrecht en de toepassing daarvan. Hij kan dus niet de verantwoordelijkheid voor de appreciatie van een motie naar een collega schuiven. Hij moet daar zelf een oordeel over vellen. Ik persisteer toch om voor we gaan stemmen een inhoudelijk oordeel van het kabinet over deze motie te krijgen.

Minister Van Oosten:

Ik heb de motie ontraden, dus het kabinet zegt: doe dit niet. Ik heb een suggestie gedaan. Ik heb haar nu ontraden. Dat is het.

De heer Dassen (Volt):

Ik vind het een terechte vraag van de heer Van Hijum. De motie is nu ontraden op procedurele gronden, maar de minister van JenV gaat wel degelijk over staatsnoodrecht en zou er dus ook een inhoudelijk oordeel over moeten vellen. Ik vind het wel belangrijk dat voor we gaan stemmen duidelijk is wat het kabinet en deze minister ervan vinden.

Minister Van Oosten:

Dan zeg ik toch nog een keer: asielwetgeving, waar dit een directe relatie mee heeft, is primair aan de minister van Asiel en Migratie. Daar verwijs ik dus ook naar. Ik loop helemaal niet vooruit op de discussie die daar dan gevoerd wordt, maar ik verwijs wel naar de minister van Asiel en Migratie, want die heeft dat debat te voeren.

De heer Dassen (Volt):

Misschien dat de minister van Binnenlandse Zaken daar dan zo nog wat over kan zeggen, want die is dan weer de hoeder van de Grondwet. Die vond in de vorige discussie ook het een en ander. Wellicht dat de minister van BZK hier zo dus wat over kan zeggen.

De heer Bontenbal (CDA):

Volgens mij is het een goed gebruik in de Kamer om moties over onderwerpen die in het debat helemaal niet aan de orde zijn geweest buiten de orde te verklaren. Ik zou zeggen: dit is helemaal geen onderdeel van het debat geweest. Er is opeens een motie ingediend over een heel groot ding. Het wordt nu opeens een discussie. We zouden ook gewoon kunnen zeggen: dit past helemaal niet bij dit debat; we gaan gewoon stemmen en deze motie is buiten de orde.

De voorzitter:

Ware het niet dat mevrouw Van der Plas dit heeft ingebracht. Toen ze het inbracht, dacht ik wel even: heeft dat iets met het onderwerp te maken? Maar ja, ze had toen een haakje. Ze koppelde het aan de gebeurtenissen waar het debat wel over gaat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Daar heeft u helemaal gelijk in.

De voorzitter:

Dank u wel. Fijn, fijn, fijn.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb dit inderdaad ingebracht in het debat, dus "gehoord de beraadslaging". Ik heb even een technisch puntje. Als een minister verwijst naar een andere minister, hoort de motie eigenlijk als ontijdig te worden beschouwd. Bij "ontraden" zou je haar op inhoud moeten beoordelen. De minister zegt nu eigenlijk dat ze bij een andere minister hoort. Dan zou het oordeel volgens onze eigen procedures ontijdig moeten zijn en niet ontraden.

De voorzitter:

Ja, daar heeft u gelijk in. Als de argumentatie op het terrein van een andere minister ligt, is ontijdig beter. Maar uiteindelijk gaat de minister er zelf over.

Minister Van Oosten:

Ik persisteer bij mijn oordeel.

De voorzitter:

We zijn al bij de vierde motie. We gaan er lekker doorheen met z'n allen.

Minister Van Oosten:

De motie op stuk nr. 790 over minimumstraffen is van mevrouw Van der Plas. Ik kan die oordeel Kamer geven, maar ik zeg er wel bij dat de discussie over minimumstraffen al jaren speelt. Er zitten allerlei aspecten aan, los van het wetsvoorstel over een taakstrafverbod. Dat betekent dat ik, als het gaat om een eerste stap, in contact ga treden met alle betrokken instanties. Ik hoop u daarover te rapporteren. Dan is het wel goed om daarna even met elkaar een gesprek daarover te voeren.

De motie op stuk nr. 792 is een spreekt-uitmotie. Daar hoef ik niets over te zeggen.

Dan de motie op stuk nr. 795 van mevrouw Yesilgöz. Ik kan die oordeel Kamer geven, maar ik wil er een duiding bij geven. Iemand een wapen geven, ook iemand van de mobiele eenheid, is niet zomaar iets. Ik zal met de politie nagaan of de bewapening nu voldoende is. Het is immers aan de korpschef om mij te verzoeken om een bepaald geweldsmiddel toe te passen. Ik wil dit in de juiste volgorde doen. In het kader van een lopend onderzoeksprogramma zal in een aantal pilots het effect van aanvullende geweldsmiddelen worden beproefd. Ik zal mij ervoor inzetten dat dit spoedig wordt uitgerold, indien mogelijk nog dit jaar. Afhankelijk van de uitkomsten van onderzoek en pilot volgt besluitvorming over aanvullende bewapening. Met deze kanttekening laat ik het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 796. Gelukkig is het al via de Digital Services Act mogelijk om platforms te verzoeken online strafbare doxing van politieambtenaren te verwijderen. Hoewel de termijn van één uur mij best moeilijk lijkt, zal ik het verzoek uiteraard doen bij de platforms. Met deze duiding krijgt de motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 797 krijgt oordeel Kamer. Aan de bevoegdheid dat politie informatie kan vergaren, wordt gewerkt, maar deze kan ik oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 799. Zoals uw Kamer weet, kan het kabinet personen of organisaties op de nationale sanctielijst terrorisme plaatsen als er voldoende aanwijzingen zijn dat personen of organisaties betrokken zijn bij terroristische activiteiten. Voldoende aanwijzingen kunnen onder meer zijn de instelling van een onderzoek, vervolging of veroordeling door de rechter of een ambtsbericht van de AIVD. Ik beschouw deze motie als een hoe-vraag: hoe kan dat dan? Ik zal erover spreken met het Openbaar Ministerie en de minister van Buitenlandse Zaken. Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 800 is van de heer Van Hijum en mevrouw Bikker. Die kan ik oordeel Kamer geven. Jaarlijks wordt met de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ruim 6 miljoen aan de gemeenten gegeven om de lokale aanpak radicalisering te versterken.

De motie op stuk nr. 801 is van de heer Van Hijum. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik in overleg ga met het Openbaar Ministerie over de vraag of er behoefte is aan andere of hogere straffen en dat ik hierop terugkom, krijgt de motie oordeel Kamer.

De heer Van Hijum (NSC):

Dat is akkoord. Kan de minister aangeven wanneer hij daarop denkt terug te komen?

Minister Van Oosten:

Nou, laat ik dat dit jaar doen. Daar ga ik mijn best voor doen. En anders hoort u dat. Maar ik ga mijn best doen om er urgentie op te zetten.

De heer Van Hijum (NSC):

Dan is het akkoord.

Minister Van Oosten:

Ja.

De voorzitter:

Dan krijgt de motie oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 802.

Minister Van Oosten:

De motie op stuk nr. 802 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 803 moet ik ontraden vanwege het ontbreken van een financiële dekking. Maar ik zeg er wel bij dat wij hierover ongetwijfeld komen te spreken bij de begroting, niet dit jaar, maar op een later te bepalen moment.

De motie op stuk nr. 804 is overbodig. Er is al een brede extremismestrategie met een looptijd van 2024 tot 2029 en die is onverminderd van kracht.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 805.

Minister Van Oosten:

De motie op stuk nr. 805. Deze motie, van de heer Bontenbal, moet ik even goed voorlezen. Twee delen van de motie kan ik oordeel Kamer geven, maar het derde deel echt niet. Als de heer Bontenbal ze uit elkaar trekt en er twee moties van maakt, kan ik ze oordeel Kamer geven, op voorwaarde dat de heer Bontenbal wil instemmen met het overige, omdat het dan in de Handelingen vastligt. Deze motie bestaat uit drie onderdelen. Eén. Besloten online groepen: oordeel Kamer. Er wordt al heel hard gewerkt aan de online bevoegdheden voor de politie, waaronder het meekijken met besloten groepen.

Twee. Camera's met gezichtsherkenning inzetten: oordeel Kamer. Ik snap de vraag, maar de inzet van realtime gezichtsherkenningstechnologie in de openbare ruimte is in de AI-verordening verboden. Daarop mag slechts in een beperkt aantal limitatief opgesomde gevallen in nationale wetgeving een uitzondering worden gemaakt. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik ga verkennen wat de mogelijkheden zijn binnen de AI-verordening, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

Drie. Anonieme accounts onmogelijk maken. Dat deel van de motie moet ik ontraden. Dit is namelijk aan de minister van Binnenlandse Zaken. Hij zit in de buurt, dus namens de minister van Binnenlandse Zaken kan ik het volgende zeggen. Een voorstel voor het onmogelijk maken van anonieme socialemedia-accounts is overbodig. Wanneer er strafbare feiten worden gepleegd, wordt de anonimiteit al doorbroken. Het verbieden van anonimiteit in algemene zin zou een niet-proportionele inperking zijn van ons recht op privacy. Anonimiteit kan ook een belangrijke functie hebben. Het beschermt bijvoorbeeld klokkenluiders en zorgt ervoor dat onderzoeksjournalisten veilig te werk kunnen gaan. Wat ik wel kan doen, is in gesprek gaan met toezichthouders en andere lidstaten over de naleving van de verplichting van grote platformen om risico's voor het publieke debat online te beperken, en anonimiteit daarbij betrekken.

De voorzitter:

Nou, dat lijkt me duidelijk. De volgende motie!

De heer Bontenbal (CDA):

Deze jongen probeert het aantal moties te beperken door meerdere dingen in één dictum te gooien. Dat zou toch eigenlijk gewaardeerd moeten worden.

De voorzitter:

Ja, het vereenvoudigt de zaak enorm. Dat is zonder meer waar.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik heb weleens een motie met vijf verzoeken gedaan. Dat werkte toen ook als een malle. Het tweede punt snap ik. Ik ga mee in de appreciatie van de minister. Dat wil ik honoreren. Maar het derde punt is dat voorstel om te komen tot voorstellen om anonieme socialmedia-accounts onmogelijk te maken. Ik heb bewust de woorden gebruikt "en met voorstellen te komen". Er staat niet dat de minister het direct onmogelijk moet maken. Er zit dus al wat ruimte in om er een eigen interpretatie aan te geven. Ik vraag dus niet om het onmogelijk te maken, maar ik vraag om met voorstellen te komen.

Minister Van Oosten:

Ja, ik hoor het, maar dit is aan de minister van Binnenlandse Zaken. Het is een beetje gecompliceerd dat u een motie heeft ingediend die op verschillende terreinen zit.

De voorzitter:

Hoe krijgt hij het voor elkaar? Het is echt ongelofelijk. En elke zin wordt door u op een andere manier geapprecieerd. Dat vind ik ook wel weer grappig.

Minister Van Oosten:

Ja, dus ik moet …

De heer Bontenbal (CDA):

Ik hoorde wel iets over dat u in gesprek wilt. U wilt het ter sprake brengen. Daar neem ik dan maar gewoon genoegen mee. We spreken gewoon af dat die andere twee punten erdoorheen komen. Dan hebben we het later nog wel eens over die accounts.

De voorzitter:

Oké.

Minister Van Oosten:

Ja, dus dan ontraad ik het derde punt, maar goed …

De voorzitter:

Nee, nee, dat kan niet. De motie krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Oosten:

Ik houd het op oordeel Kamer; u hebt gelijk.

De voorzitter:

We zijn eruit. Ga snel zitten, meneer Bontenbal, voordat u het nog moeilijker gaat maken.

Minister Van Oosten:

De motie op stuk nr. 807. Eigenlijk heb ik het al tegen mevrouw Ouwehand gezegd in het debat. In het kader van het goed uitrusten van de politie zijn politiepaarden van groot belang. Het oordeel is "ontraden".

De motie op stuk nr. 808 is ontijdig. Er wordt nog gekeken naar de motie die aanleiding geeft tot deze motie, als ik het zo mag uitdrukken.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, kort.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Volgens mij kan de minister ook oordeel Kamer geven, want dan hoeft het kabinet zich ook niet te vermoeien met de exercitie om naar die motie te kijken. Dat zou ook kunnen.

Minister Van Oosten:

Nee, dat kan niet. Ik moet namelijk eerst in het kabinet alle moties bespreken die zijn aangenomen en die waren ontraden. Dat ga ik nog doen, dus de motie is nu ontijdig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 809.

Minister Van Oosten:

Bij de motie op stuk nr. 809 wil ik even iets zeggen. Meneer Eerdmans, ik ontraad de motie, maar ik wil u wel zeggen dat interne informatie niet op straat hoort te liggen. De motie geeft een politiek signaal, maar in dit geval is het aan de sg om te beoordelen welke stappen ondernomen worden. Vanzelfsprekend wordt er nagegaan hoe journalisten kennis hebben kunnen nemen van de factsheet. Wanneer er voldoende aanleiding is om een melding of aangifte te doen, dan wordt dat uiteraard gedaan.

Dan de motie op stuk nr. 810, de een-na-laatste motie voor mij, van de heer Stoffer. Er loopt een onderzoeksprogramma openbare orde. In het kader van dit onderzoeksprogramma zou in een aantal pilots het effect worden beproefd. Ik zet mij ervoor in om dit uit te rollen. De motie krijgt oordeel Kamer.

Ten slotte de motie op stuk nr. 811. Deze motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister van Binnenlandse Zaken.

Minister Rijkaart:

Voorzitter, dank u wel. Er zijn twee moties ingediend die ik van een appreciatie moet voorzien. Allereerst de motie op stuk nr. 791, ingediend door mevrouw Van der Plas, over het wetsvoorstel inzake een verbod op voorrang voor statushouders bij de toewijzing van sociale huurwoningen. Deze motie is ontijdig. Het kabinet beraadt zich op dit moment op het advies van de Raad van State. De minister van VRO zal na beraadslaging in de ministerraad zo spoedig mogelijk het nader rapport daarover uitbrengen. Derhalve is de motie ontijdig.

Dan de motie op stuk nr. 798, van mevrouw Yesilgöz van de VVD. Daarin wordt de regering verzocht het verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties nog dit jaar aan de Kamer te sturen. Daarvan heb ik gezegd — ik heb mijn spreektekst er nog even op nageslagen — dat dit wordt ontraden. Het kabinet onderschrijft wel de inhoud van de motie en deelt de urgentie van de Kamer om met een wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties te komen.

De vraag die mevrouw Yesilgöz net stelde, kan ik ontkennend beantwoorden. Zij vroeg of we nog gingen wachten op het WODC-onderzoek. Nee, dat gaan we niet meer doen, om de snelheid erin te houden. Dat onderzoek passeren wij. Vervolgens gaat het wetsvoorstel aan het einde van het jaar in internetconsultatie. Dan volgt het hele traject. Dat kan ik helaas niet versnellen, want wij zijn afhankelijk van de geldende procedures. In verband met het onhaalbare tijdpad moet ik de motie op stuk nr. 798 dus ontraden.

De voorzitter:

Nog een dienstmededeling.

Op verzoek van mevrouw Van der Plas stel ik voor haar motie (28684, nr. 791) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rijkaart:

Nee, nee. Ik zou geen motie aangehouden kunnen hebben. Zei mevrouw Van der Plas dat? O, ik dacht even dat u zei dat ik de motie-Van der Plas ging aanhouden.

De voorzitter:

Nee, dat zou helemaal een staatsrechtelijke chaos worden. En we zitten al op het randje vandaag.

Minister Rijkaart:

Ik wil u daar niet toe bewegen, meneer de voorzitter.

Dan was er nog een vraag gesteld over de motie noodwet asiel. Daarvoor sluit ik mij gewoon aan bij de woorden van de minister van Justitie en Veiligheid. Het is aan de minister van Asiel en Migratie om een oordeel te geven over de inhoud van deze motie.

De voorzitter:

Prima. Dank u wel. Een korte vraag nog van de heer Van Baarle, want ik wil snel stemmen. U heeft geen vraag? Dan hoop ik dat we om 17.30 uur kunnen stemmen. We gaan achter de schermen ons best doen. Meneer Timmermans, u moet nog lang nadenken over de moties?

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

Nou, ik niet, maar ik moet wel met mijn fractie overleggen. Ik zou u dus willen vragen om ons tot 17.45 uur te geven.

De voorzitter:

Wat moet, dat moet.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb geen vraag aan de minister, maar wel een ordepunt voor de stemmingen. Mijn tweede motie, de motie op stuk nr. 788, houd ik aan. Ik wil nog even goed kunnen beoordelen in hoeverre die samenhangt met de wet die wordt genoemd.

De voorzitter:

Welk nummer is dat? O, de tweede motie.

Op verzoek van de heer Van Baarle stel ik voor zijn motie (28684, nr. 788) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering tot 17.45 uur. Dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 17.18 uur tot 17.45 uur geschorst.

Naar boven