Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 52, item 27 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 52, item 27 |
Voorzitter: Van Vroonhoven
Toekomst samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp
Aan de orde is het tweeminutendebat Toekomst samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp (CD d.d. 29/01).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat over de toekomst van de samenwerking met maatschappelijke organisaties in de ontwikkelingshulp. Een warm welkom aan minister Klever.
We hebben een aantal verzoeken. We gaan wat sprekers ruilen. Het woord is aan mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag ruilen, zodat ik als tweede spreker kom te staan. Dank overigens aan mevrouw Beckerman.
De voorzitter:
Helder. Dat is akkoord. De heer Bamenga en mevrouw De Korte zullen ook ruilen. Dan gaan we het in een heel andere volgorde doen, maar dat is prima. Meneer Ceder, aan u het woord.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank voor het debat. Wij hebben twee moties. De eerste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 42% van de humanitaire hulp afkomstig is van USAID, maar dat president Trump heeft besloten het werk te staken en verdere afbraak dreigt;
overwegende dat zowel op de korte als op de lange termijn de allerarmsten ter wereld hieronder lijden en het tevens vanuit diplomatiek en geopolitiek oogpunt een onverstandig besluit is;
verzoekt het kabinet de Amerikaanse regering aan te spreken op het besluit om de hulp via USAID te staken;
verzoekt de regering tevens om binnen EU-verband te verkennen hoe de Europese Unie méér kan investeren in internationale samenwerking en ontwikkelingshulp om zo snel mogelijk bij te dragen aan het oplossen van de ontstane acute noden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Hirsch, Bamenga en Boswijk.
Zij krijgt nr. 56 (36600-XVII).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan ten aanzien van de situatie in Congo.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Unie in 2024 het memorandum van overeenstemming over duurzame grondstoffenwaardeketens heeft gesloten met de Rwandese regering;
overwegende dat experts vermoeden dat een groot deel van de verhandelde grondstoffen op onrechtmatige wijze is verkregen uit Oost-Congo en dat dat momenteel bijdraagt aan de humanitaire ramp die momenteel plaatsvindt aldaar;
verzoekt het kabinet om in Europees verband met spoed de Rwandese regering op te roepen om onafhankelijke Europese waarnemers toe te laten om de oorsprong van de grondstoffen die zij in het kader van het memorandum van overeenstemming over duurzame grondstoffenwaardeketens leveren aan de Europese Unie te verifiëren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Bamenga en Boswijk.
Zij krijgt nr. 57 (36600-XVII).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Ik kijk even rond, want ik krijg signalen dat dit niet echt aan de orde is geweest bij het commissiedebat. Wordt dat gevoelen gedeeld of zit ik er helemaal naast?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij hebben we een rondje wereld gedaan, waaronder Congo en Sudan. We kunnen het nagaan, maar ik denk dat de Kamer kan bevestigen dat dit ...
De voorzitter:
Als ik zo rondkijk, zie ik verder geen bezwaren van de kant van de Kamer.
De heer Boswijk (CDA):
Ik vind het een geweldige motie. Mag ik eronder? Dank u wel.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Als u hem steun geeft, zeker.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij is het inderdaad wel benoemd, alleen werd er in dat debat ook al gezegd dat het eigenlijk niet in het debat paste, omdat het ging over het kader voor maatschappelijke organisaties. Ik ga het ook niet per se tegenhouden, maar ik wil de heer Ceder er wel op wijzen dat we binnenkort een commissiedebat hebben over specifiek dit onderwerp. Dat heeft volgens mij de heer Bamenga aangevraagd.
De voorzitter:
Ik hoor u en ook de steun van verschillende kanten, dus we gaan gewoon door met deze motie. Dan is nu het woord aan mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties. Daar gaat ie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het nieuwe beleidskader het financiële drempelcriterium verschuift van 25% naar 50% niet-BZ-inkomsten voor maatschappelijke organisaties;
constaterende dat het huidige kader meet aan de hand van de financiën van de afgelopen drie jaar;
overwegende dat organisaties zich de afgelopen drie jaar hebben ingesteld op het gebruik van subsidies voor een dekking van hun kosten, die in sommige gevallen hoger zal zijn dan 50%;
overwegende dat het niet wenselijk is als die subsidie nu wegvalt en organisaties abrupt activiteiten moeten stopzetten die in het verleden goed werkten;
verzoekt de regering om pas vanaf het ingaan van het nieuwe subsidiekader te meten voor het nieuwe drempelcriterium,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Kamminga, Dobbe, Bamenga en Ceder.
Zij krijgt nr. 58 (36600-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet pleiten en beïnvloeden in Nederland én op internationaal niveau niet meer wil financieren uit het nieuwe beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties;
constaterende dat het kabinet daarentegen onverminderd werk wil maken van het beschermen én promoten van mensenrechten;
overwegende dat het kabinet inzet op het versterken van zuidelijke organisaties;
overwegende dat internationaal pleiten en beïnvloeden noodzakelijk is voor bijvoorbeeld het bevorderen van vrouwenrechten en het tegengaan van schadelijke praktijken zoals meisjesbesnijdenis en kindhuwelijken;
verzoekt de regering om pleiten en beïnvloeden op internationaal niveau als instrument in het beleid voor samenwerking met maatschappelijke organisaties op te blijven nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Bamenga en Dobbe.
Zij krijgt nr. 59 (36600-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het nieuwe beleidskader voor maatschappelijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking een drempelcriterium hanteert van 50% niet-BZ-inkomsten voor Nederlandse organisaties én zuidelijke organisaties;
overwegende dat door omstandigheden in zuidelijke landen fondsenwerving voor organisaties in bepaalde gevallen onmogelijk kan zijn;
overwegende dat het juridisch mogelijk is om onderscheid te maken tussen zuidelijke en Nederlandse organisaties als dit een legitiem doel dient, zoals het beschermen van kwetsbare organisaties in zuidelijke landen;
verzoekt het kabinet om het 50%-criterium niet te hanteren voor kleine zuidelijke organisaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Stoffer, Ceder en Bamenga.
Zij krijgt nr. 60 (36600-XVII).
Dank u wel. Een hele trits! Ik geef vervolgens het woord aan de heer Ram van de PVV-fractie.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel. Ik heb drie vragen en twee moties. De PVV heeft een groot aantal ngo's onderzocht. We hebben geconstateerd dat ngo's geen jaarrekening of financiële jaarverslagen openbaar publiceren op hun websites. Het is dan ook niet te controleren door de Kamer of door burgers hoe financieringsstromen lopen. Mijn drie vragen luiden als volgt. Is de minister bereid om verplichte transparantie te eisen van de gesubsidieerde ngo's met betrekking tot het ontvangen van de doorgestorte financiering en het doorstorten van rijksmiddelen naar andere ngo's? Kan de minister onderzoek doen naar de financieringsstromen binnen allianties zoals JISRA en Power of Voices, met nadruk op de herkomst van de uiteindelijke bestedingen en middelen? Vindt de minister ook dat de ngo's in de jaarverslagen en de jaarrekeningen specifiek de ontvangers moeten benoemen, inclusief de bedragen van partnerorganisaties, en dat deze jaarverslagen en jaarrekeningen openbaar dienen te worden?
Voorzitter. Dan de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om het openbaar maken van de financiële jaarverslagen en jaarrekeningen expliciet op te nemen in de subsidievoorwaarden en contracten met ngo's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.
Zij krijgt nr. 61 (36600-XVII).
De heer Ram (PVV):
De tweede motie gaat over het bestrijden van antisemitisme.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om ontbindende voorwaarden te stellen aan ngo's, waaronder het erkennen van de staat Israël en het bestrijden van antisemitisme,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.
Zij krijgt nr. 62 (36600-XVII).
De heer Ram (PVV):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Ik geef het woord aan de heer Bamenga van D66.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het subsidiekader voor maatschappelijke organisaties eind 2025 afloopt en er nog veel onduidelijkheid is over het nieuwe instrument dat in 2026 van start moet gaan;
overwegende dat een te korte tijd tussen publicatie en implementatie van het nieuwe subsidiekader de programma's, gewenste resultaten en de doelen van het ministerie in gevaar kan brengen;
verzoekt de regering het nieuwe subsidiekader voor maatschappelijke organisaties voor de zomer van 2025 te publiceren, maatschappelijke organisaties uiterlijk in oktober 2025 zekerheid te geven over financiering vanuit het subsidiekader, zodat er voldoende ruimte blijft voor eventuele aanpassingen aan het kader vóór de implementatie, en een overbruggingsfonds in te stellen als dit niet mogelijk blijkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Hirsch en Ceder.
Zij krijgt nr. 63 (36600-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet diverse bezuinigingen doorvoert op het ODA-budget en de BHO-begroting en onduidelijk is wat de gevolgen daarvan zullen zijn;
overwegende dat de gevolgen van deze bezuinigingen voor de meest kwetsbare groepen in ontwikkelingslanden aanzienlijk kunnen zijn en dat goed bestuur inhoudt dat de effecten van bezuinigingen eerst in kaart worden gebracht alvorens de bezuinigingen worden doorgevoerd;
verzoekt de regering om de gevolgen van de voorgenomen bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking te onderbouwen met een doorrekening en de resultaten hiervan uiterlijk met Prinsjesdag met de Kamer te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Hirsch en Ceder.
Zij krijgt nr. 64 (36600-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is om voor de periode 2026-2030 een budget tussen de 390 miljoen euro en 565 miljoen euro te reserveren voor versterking van het maatschappelijk middenveld;
overwegende dat maatschappelijke organisaties een steunpilaar zijn bij het bevorderen van waarden zoals democratie en mensenrechten;
verzoekt de regering om binnen de bandbreedte het genoemde bedrag van 565 miljoen euro te reserveren voor de versterking van het maatschappelijk middenveld voor de periode vanaf 2026,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Hirsch en Ceder.
Zij krijgt nr. 65 (36600-XVII).
Dank u wel. Mevrouw De Korte van de NSC-fractie, u mag nu.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. We hebben in de commissie uitgebreid gesproken over het belang van maatschappelijke organisaties. Daar hebben we één motie over.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet heeft gekozen voor een grotere nadruk op lokaal eigenaarschap en het verhogen van de eigen bijdrage van maatschappelijke organisaties;
constaterende dat hierdoor een grote transitie plaatsvindt wat betreft de rol van Nederlandse maatschappelijke organisaties voor ontwikkelingshulp;
overwegende dat deze organisaties vaak langdurige, unieke expertise en netwerken hebben opgebouwd die bijdragen aan strategische samenwerkingen en de internationale positie van Nederland;
verzoekt de regering in de uitwerking van het nieuwe beleidskader te borgen dat de strategische kennis, stem en langdurige expertise van Nederlandse maatschappelijke organisaties ook in het nieuwe kader worden aangewend, onder andere door samenwerking en kennisuitwisseling met lokale partners te stimuleren, en na twee jaar te evalueren wat de voortgang is van het nieuwe beleidskader, inclusief de veranderende rol van de Nederlandse maatschappelijke organisaties voor ontwikkelingshulp,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Korte.
Zij krijgt nr. 66 (36600-XVII).
Dank u wel. Mevrouw Beckerman van de SP, het is uw beurt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang mijn collega Sarah Dobbe. Zij is ziek. Ik wens haar wederom van harte beterschap. Ik heb twee moties meegenomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is het drempelcriterium voor subsidies vanuit de BHO-begroting te verhogen van 25% naar 50% niet-BuZa-inkomsten;
overwegende dat met name voor organisaties die zich voor vrouwenrechten en SRGR inzetten, deze maatregel het werk onmogelijk maakt vanwege de gevaarlijke culturele context waarin deze organisaties moeten opereren;
verzoekt de regering af te zien van de verhoging van het drempelcriterium voor organisaties die werkzaam zijn op het gebied van vrouwenrechten en SRGR,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Dobbe en Hirsch.
Zij krijgt nr. 67 (36600-XVII).
Mevrouw Beckerman (SP):
Er staat Dobbe/Hirsch onder, maar ik geloof dat ik wel even mijn eigen naam moet toevoegen, omdat ik mevrouw Dobbe vervang. Dat ga ik bij dezen doen, voorzitter. Dat hoop ik snel op te kunnen schrijven, zodat ik nog tijd heb voor mijn tweede motie. Dat is zo.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat door het ontmantelen van USAID door Donald Trump en Elon Musk onder andere een van de grootste aidsbestrijdingsprogramma's ter wereld gevaar loopt;
constaterende dat mondiale gezondheid door de minister als een speerpunt wordt omschreven;
overwegende dat het wegvallen van dit aidsbestrijdingsprogramma desastreus is voor de inwoners van landen die met het programma worden geholpen en een direct gevaar vormt voor de Nederlandse volksgezondheid;
verzoekt de regering de gevolgen van het wegvallen van USAID voor aidsbestrijding in kaart te brengen en dit voor de Kamer inzichtelijk te maken;
verzoekt de regering zich er in Europees verband voor in te spannen de negatieve gevolgen van het wegvallen van USAID voor de aidsbestrijding financieel op te vangen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Dobbe.
Zij krijgt nr. 68 (36600-XVII).
Aldus aangepast.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. De heer Boswijk van de CDA-fractie.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp nu bezig is met de uitwerking van het drempelcriterium van 50% externe financiering;
overwegende dat bij een acute implementatie er maatschappelijke organisaties, en daarmee doelgroepen in het mondiale Zuiden en hun achterban in de Nederlandse samenleving, buiten de boot vallen omdat zij zich nog niet hebben kunnen aanpassen;
overwegende dat maatschappelijke organisaties ongelijksoortig zijn en het kabinet het van belang acht dat er maatwerk voor specialistische organisaties is;
verzoekt de regering om, conform het principe van behoorlijk bestuur, Nederlandse en zuidelijke maatschappelijke organisaties de ruimte te geven om te voldoen aan het drempelcriterium, en de Kamer te informeren over hoe een opbouwpad naar 50% externe financiering praktisch en uitvoerbaar kan worden opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk en Hirsch.
Zij krijgt nr. 69 (36600-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit talrijke onafhankelijke evaluaties blijkt dat het maatschappelijk middenveld een bewezen effectief bestedingskanaal is voor het behalen van Nederlandse beleidsdoelen op het gebied van ontwikkelingshulp;
constaterende dat de minister van zins is desondanks fors en disproportioneel te gaan bezuinigen op het maatschappelijk middenveld;
constaterende dat in 2023 en 2024 ongeveer 25% van het ODA-budget werd gealloceerd via het maatschappelijk middenveld;
overwegende dat voorkomen moet worden dat zorgvuldig opgebouwde kennis en netwerken onnodig verloren gaan door onduidelijkheid over het beschikbare budget voor de komende jaren;
verzoekt de regering om in ieder geval 25% van het ODA-budget via maatschappelijke organisaties te blijven besteden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Hirsch en Ceder.
Zij krijgt nr. 70 (36600-XVII).
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Er zijn al een aantal moties ingediend die raken aan het besluit van de nieuwe Amerikaanse regering over USAID en de vrij abrupte bezuiniging die daarop plaatsvindt. Ik zou graag een wat bredere reflectie van de minister hierop willen horen. Deelt zij de zorgen van veel van onze Kamerleden? Hoe denkt zij dat Nederland hieraan invulling kan geven? Ik heb gezien dat de minister al een en ander in het publieke domein heeft gezegd, maar wellicht kan ze ook hier in de Kamer haar bespiegelingen delen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel veel dank. Ten slotte mevrouw Kamminga van de VVD-fractie.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Voorzitter. Dank aan de minister voor het debat. Ik heb in dat debat gezegd dat het voor de VVD een beetje ontijdig was, want we hebben deze brief en dit beleidskader eigenlijk en marge van de begrotingsbehandeling al behandeld. Toen heb ik al een aantal zorgen van de VVD-fractie gedeeld, waar de minister in mijn ogen ook een aantal toezeggingen op heeft gedaan. Ik zie die onderwerpen nu terugkomen in een aantal moties, maar ik heb dus zelf geen motie, omdat ik de minister wil vertrouwen en de toezeggingen die zij heeft gedaan in deze Kamer. Ik zal uiteraard blijven kijken naar de moties die straks voorliggen, waarvan ik er één mede heb ingediend omdat dat voor mij een nieuw punt was. Dat zag toch een beetje op de terugkijkperiode. De VVD steunt namelijk de ophoging van het drempelcriterium naar 50%. Sterker nog, wij waren een van de initiators daarvan. Maar tegelijkertijd moet het dan niet zo zijn dat we uitgaan van de situatie van drie jaar geleden, toen de drempelwaarde nog 25% was. Dat zou wat mij betreft een oneerlijke uitkomst zijn. Wat mij betreft beginnen we dan dus met vooruitkijken. Vanaf dan mag het maximaal 50% zijn.
Daar wou ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk naar de minister. Zij heeft gevraagd om tien minuten schorsing om zich voor te bereiden op de beantwoording. Dan schors ik de vergadering tot 16.55 uur.
De vergadering wordt van 16.45 uur tot 16.56 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We zijn toe aan de beantwoording van de vragen en de appreciatie van de moties door de minister. Aan u het woord, minister.
Minister Klever:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de vragen. Het lid Ram vroeg of ik bereid ben om verplichte transparantie te eisen van gesubsidieerde ngo's met betrekking tot de ontvangen financiering. Ik kan de heer Ram toezeggen dat ik zal kijken hoe ik deze informatie toegankelijker en transparanter kan maken onder het nieuwe kader. Ik zal uw Kamer hierover informeren in de brief over de uitwerking van het beleid, die in het voorjaar naar de Kamer gestuurd wordt.
De heer Ram vroeg mij ook of ik onderzoek kan doen naar de financieringsstromen binnen de allianties, zoals JISRA en Power of Voices. Deze informatie wordt al gerapporteerd, bijvoorbeeld via het International Aid Transparency Initiative. Dat is openbaar toegankelijk, bijvoorbeeld via het subsidieportaal voor ontwikkelingshulp.
De derde vraag van de heer Ram ging over transparantie in de jaarverslagen. Moeten deze ontvangers benoemen? Er zijn wettelijke bepalingen waar jaarverslagen aan moeten voldoen. Ik kan u wel toezeggen dat ik ga kijken of we als extra eis kunnen stellen dat alle ontvangers van financiering expliciet worden benoemd.
Dan de moties. De motie-Ceder c.s. op stuk nr. 56 verzoekt de Amerikaanse regering aan te spreken op het besluit om de hulp via USAID te staken. Die moet ik ontraden. We inventariseren de gevolgen voor de Nederlandse projecten. We blijven wel in gesprek met de EU, maar het is ook belangrijk om te zeggen dat dit nog maar een voorgenomen besluit is en nog geen definitief besluit.
Dan de motie-Ceder c.s. op stuk nr. 57 over Congo.
De voorzitter:
Excuus. De motie op stuk nr. 56 wordt ontraden. Sorry hoor, gaat u door.
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 57, over Congo, is ontijdig. Het overleg over de RBZ is donderdag. Dan kunt u dit bespreken met de minister van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 57 krijgt de appreciatie "ontijdig". Meneer Ceder sprint naar voren.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja voorzitter, omdat dit niet per se om het conflict in Congo gaat. Daar zullen we uiteraard donderdag over praten met de minister. Dit gaat om het handelsakkoord. Volgens mij is in het memorandum opgenomen dat de grondstoffen verifieerbaar en traceerbaar moeten zijn. Daarop is deze minister aanspreekbaar en niet minister Veldkamp. Ik denk dus dat het toch echt hier thuishoort. De heer Veldkamp kan als buitenlandminister weliswaar over het conflict gaan praten, maar daar heb ik het hier niet over. Ik heb het echt over gesloten handelsovereenkomsten.
De voorzitter:
De minister met haar reactie.
Minister Klever:
Dit debat gaat over het kader samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp, dus ik zie de link met Congo niet. Uiteraard veroordeelt Nederland het offensief en de presentie van Rwanda op Congolees grondgebied. Als u daar verder over wilt praten, moet dat echt in het commissiedebat RBZ, met collega Veldkamp.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wil geen ruzie maken, maar het gaat mij op dit moment niet om het conflict in Congo. Het gaat me om het akkoord over grondstoffen — dat betreft handelsbetrekkingen — waar deze minister, BuHa-OS, over gaat. Het gaat me erom of aan die overeenkomst wordt voldaan. Het heeft niets te maken met het conflict op de grond, maar het heeft te maken met controleren of aan de overeenkomst voldaan wordt. Dat is geen bevoegdheid van de heer Veldkamp. Mijn vraag is of de minister toch op grond van de overeenkomst deze motie wil appreciëren.
De voorzitter:
Een laatste poging van minister Klever.
Minister Klever:
Ik pak de motie er nog even bij. Daar staat: "verzoekt het kabinet om in Europees verband met spoed de Rwandese regering op te roepen om onafhankelijke Europese waarnemers toe te laten om de oorsprong van de grondstoffen die zij in het kader van het memorandum van overeenstemming over duurzame grondstoffenwaardeketens levert aan de Europese Unie te verifiëren". Dat is niet het maatschappelijk middenkader waar we het nu over hebben. Vandaar mijn oordeel "ontijdig". Ik wil daar graag met de heer Ceder over praten, maar deze motie komt een beetje uit de lucht vallen na het debat dat we twee weken geleden hierover hebben gehad. Vandaar dat ik zeg: ontijdig. U kunt in de RBZ daarover praten. Ik hoorde dat er een nieuw commissiedebat gepland is over bredere ontwikkelingshulp. Daarbij kunnen we hier ook over spreken. Bovendien komt binnenkort mijn beleidsbrief naar de Kamer. Daarop volgt ongetwijfeld ook een debat waarin we het hierover kunnen hebben. Maar op dit moment is het ontijdig.
De voorzitter:
Helder. U vervolgt uw betoog. De motie op stuk nr. 58.
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 58. Tijdens het commissiedebat dat wij op 29 januari hadden, heb ik al de toezegging gedaan aan mevrouw Kamminga dat ik goed zal kijken naar de periode waarop het drempelcriterium wordt gebaseerd en dat ik uw Kamer hierover vooraf zal informeren. We hebben het erover gehad dat drie jaar mogelijk één jaar moet worden. Maar vooruitkijken kan niet, want je weet niet wat voor inkomsten een organisatie gaat krijgen in een jaar. In ieder geval komt er in het voorjaar een brief en daarom is deze motie ontijdig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 58 krijgt de appreciatie "ontijdig".
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 59 verzoekt om pleiten en beïnvloeden op internationaal niveau op te blijven nemen. Op internationaal niveau zijn er voor de thema's in het nieuwe beleidskader afspraken gemaakt. Die moeten lokaal nageleefd worden. Daar zet ik met mijn nieuwe beleidskader op in. Daarom moet ik deze motie ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 59 wordt ontraden.
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 60 van mevrouw Hirsch verzoekt het kabinet om het 50%-criterium niet te hanteren voor kleine zuidelijke organisaties. Ik begrijp de overwegingen van mevrouw Hirsch en ik ben bereid om dit te doen, tenzij blijkt dat het juridisch echt niet mogelijk is. Deze motie kan ik dus oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 60 krijgt oordeel Kamer.
Minister Klever:
Met de motie op stuk nr. 61 vraagt het lid Ram om het openbaar maken van de financiële jaarverslagen en jaarrekeningen expliciet op te nemen in de subsidievoorwaarden en contracten met ngo's. Ik kan deze motie oordeel Kamer geven, mits ik het openbaar maken van financiële jaarverslagen breder mag interpreteren dan in deze motie verwoord. Ik kan namelijk alleen voorwaarden opleggen aan jaarverslagen als minimaal 50% van de totale inkomsten van de organisatie uit mijn begroting komt. Ik kan wel in de subsidievoorwaarden opnemen dat de informatie altijd wordt gepubliceerd via het International Aid Transparency Initiative. Dat is openbaar toegankelijk via het onlinesubsidieportaal. Als ik het zo mag interpreteren, kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 61 krijgt oordeel Kamer.
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 62 verzoekt de regering om ontbindende voorwaarden te stellen aan ngo's, waaronder de erkenning van de staat Israël en het bestrijden van antisemitisme. Dat is een complexe motie. Daar zitten juridische vraagstukken in gerelateerd aan de Algemene wet bestuursrecht. Ik wil de heer Ram vragen om die motie aan te houden totdat we een duidelijker beeld hebben van deze vraagstukken. Dan kan ik in een brief aan de Kamer daarop terugkomen.
De voorzitter:
De heer Ram zit op dit moment niet in de zaal. Als de motie niet wordt aangehouden, gaat u 'm ontraden, neem ik aan?
Minister Klever:
Als de motie niet wordt aangehouden, dan moet ik haar "ontijdig" noemen, want we moeten dit echt eerst uitzoeken.
De voorzitter:
Helder. Het verzoek van de minister is om de motie op stuk nr. 62 aan te houden. Wordt die niet aangehouden, dan krijgt die de appreciatie "ontijdig".
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 63 moet ik ontraden. Die motie vraagt een tijdschema en om zekerheid voor de maatschappelijke organisaties in oktober 2025. We willen het zorgvuldig doen en dat tijdschema is praktisch onhaalbaar. Vandaar dat ik de motie ontraad.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 63 wordt ontraden.
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 64 verzoekt de regering om de gevolgen van de voorgenomen bezuinigingen te onderbouwen met een doorrekening. Deze motie is ontijdig. Ik presenteer mijn nieuwe beleid op korte termijn aan de Kamer. Daar zitten ook de financiële gevolgen in, dus dat komt al op zeer korte termijn naar uw Kamer. Vandaar dat deze motie de appreciatie "ontijdig" krijgt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 64 krijgt de appreciatie "ontijdig".
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 65 verzoekt om binnen de bandbreedte het bedrag van 565 miljoen te reserveren. Dat gaat dus om de bovenkant van de bandbreedte. Ook deze motie is ontijdig. Ik kom in het voorjaar met een brief. Daarin wordt het budget per instrument aangegeven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 65 krijgt de appreciatie "ontijdig".
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 66 kan ik oordeel Kamer geven, mits ik onder "evaluatie" ook kan verstaan "een intern uitgevoerde appreciatie, waarbij uiteraard maatschappelijke organisaties worden gehoord". Dat stuur ik dan naar de Kamer. Als ik het op die manier mag interpreteren, kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 66 krijgt oordeel Kamer.
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 67 is ontijdig. Het drempelcriterium wordt nog uitgewerkt en komt in de brief in het voorjaar naar uw Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 67 krijgt oordeel Kamer.
Minister Klever:
De motie op stuk nr. 68 moet ik ontraden. Het betreft een besluit dat nog niet definitief is. We moeten dus eerst afwachten voordat ik daar conclusies uit kan trekken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 68 is ontraden.
Minister Klever:
Dan de motie op stuk nr. 69. Een stapsgewijze invoering van het drempelcriterium is niet uitvoerbaar. Het beleidskader start per 2026. Dan geldt het per direct. Daar kom ik in een brief nog op terug. Daarom ontraad ik de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 69 is ontraden.
Minister Klever:
Voorzitter, tot slot de motie op stuk nr. 70. Die moet ik ook ontraden. Wij sturen niet op kanalen, maar op beleidsdoelen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 70 is ontraden. Mevrouw Kamminga heeft hierover een vraag.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Eigenlijk gaat die over de motie op stuk nr. 58. Ik ben mede-indiener van die motie. De hoofdindiener — "hoofdindienster" moet ik in dit geval zeggen — is er niet, dus ik wil het toch nog even duidelijk hebben. Ik ken de toezegging. Daar was ik ook blij mee. Toen mevrouw Hirsch met deze motie kwam, dacht ik: dat ondersteunt het wel. Maar is een van de belangrijke overwegingen van de minister om nu "ontijdig" te zeggen: ik kan niet vooruitkijken, omdat ik nog niet weet hoeveel andere inkomsten een maatschappelijke organisatie in dat jaar heeft? Ik wil dat even snappen. Dan kunnen we misschien kijken of de motie iets aangepast kan worden, zodat die wel oordeel Kamer zou kunnen krijgen.
Minister Klever:
Ja, dat klopt. Ik heb in het debat aan mevrouw Kamminga toegezegd dat ik zal kijken naar het drempelcriterium, om te bekijken of we het met één jaar terugkijken kunnen regelen. Dat wordt nu onderzocht. Maar de motie vraagt om vooruit te kijken, en dat kan niet, want je weet gewoon niet hoeveel inkomsten een organisatie gedurende dat jaar zal krijgen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor die verheldering. Ik blijf het nog wel een puzzel vinden. Maar goed, ik ga even in overleg. Ik snap het dilemma van de minister ook. Het is goed om dat even uitgewisseld te hebben. Tegelijkertijd kan je dan nog steeds de situatie krijgen waarin een organisatie die we nu heel erg gesteund hebben en zelfs aangevuld hebben tot 75%, gewoon omdat dat kon, binnen dat geldende criterium volgend jaar bij voorbaat af zou moeten vallen, terwijl we wel vinden dat die belangrijk werk doet. Ik kijk er dus nog even naar en zal nog met mijn collega's overleggen wat we met deze motie gaan doen.
De voorzitter:
Helder.
Minister Klever:
Het is misschien ook goed om te weten dat de brief in het voorjaar komt. Daarin werken we dat uit. Dan kan de Kamer daar ook weer wat van vinden.
De voorzitter:
Dank, minister. Ik denk dat u daarmee alles beantwoord en geapprecieerd heeft. Dan kan ik dit tweeminutendebat afronden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Om 17.15 uur gaan we door met de tweede termijn van de Archiefwet. Tot die tijd sluit ik heel eventjes de vergadering. Ik zie u over vijf minuten weer.
De vergadering wordt van 17.10 uur tot 17.17 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-52-27.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.