2 Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.

Vragen Krul

Vragen van het lid Krul aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, over het bericht "Gemeenten: Problemen met arbeidsmigranten nemen alleen maar toe".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Als eerste zal het lid Krul vragen gaan stellen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Gemeenten: Problemen met arbeidsmigranten nemen alleen maar toe". Ik heet de minister van harte welkom. Dat geldt ook voor de leden, de mensen hier op de publieke tribune en iedereen die op afstand dit debat volgt. Het woord is aan de heer Krul.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. In een verantwoordelijke samenleving nemen ondernemers en uitzendbureaus samen met de overheid verantwoordelijkheid voor de problemen met arbeidsmigranten. Er zijn wel goede voorbeelden, maar de pijnlijke waarheid is dat dit onvoldoende gebeurt. Mensen die gedwongen in een verlaten casino slapen in Venlo, enclaves onder viaducten, groepen die rondom stations wonen: het is eigenlijk onmenselijk, maar wel de keiharde realiteit in Nederland. De mensen die wij hier vragen om arbeid te verrichten, worden als een stuk vuil bij het vuilnis gezet, ondanks rapporten zoals het rapport-Roemer, dat alweer vier jaar oud is. Wat heeft de minister gedaan om de gemeenten te helpen met problemen met arbeidsmigranten?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Van Hijum:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de gelegenheid om bij dit belangrijke onderwerp te blijven stilstaan met elkaar. De heer Krul wijst er denk ik terecht op dat de omstandigheden waaronder arbeidsmigranten in dit land soms werk moeten doen, maar ook worden gehuisvest, bijzonder slecht en zelfs inhumaan zijn. Het is — dat kan de heer Krul ook weten — echt een grote ambitie van dit kabinet en ook van mij persoonlijk om daar ook iets aan te doen, om grip te krijgen op migratie, om de verdienmodellen die ten grondslag liggen aan deze uitbuiting en deze misstanden aan te pakken, maar ook om een bredere en structurele discussie te voeren, ook met uw Kamer, over hoe de economie en de arbeidsmarkt van morgen eruitzien. Ik heb eerder toegezegd — dat doe ik ook deze week nog gestand — dat ik u in een brief nader zou informeren over de beleidsambities van dit kabinet en de uitwerking daarvan, mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie-Roemer, die hierover een aantal behartigenswaardige adviezen en aanbevelingen heeft uitgebracht. Die brief ontvangt u deze week. Ik zie ernaar uit om de discussie met uw Kamer over die ambities en over de uitwerking daarvan in volle omvang voort te zetten.

De heer Krul (CDA):

Ik vind het fijn dat de minister een beeld schetst over de toekomst en hoe hij als het ware een bronaanpak gaat uitvoeren, maar ik vraag hem nogmaals wat hij vandaag kan betekenen voor gemeenten, zoals Venlo, waar arbeidsmigranten onder inhumane omstandigheden verblijven in een verlaten casino. Wat kan hij vandaag voor hen betekenen?

Minister Van Hijum:

De samenwerking met gemeenten is voor mij een belangrijk uitgangspunt in die aanpak; laat ik dat toevoegen. Gemeenten mogen erop rekenen dat dit kabinet en ook ik als minister naast hen staan in de aanpak van problemen. Wij zullen in de brief concreet ingaan op hoe we dat doen. Dat gaat over zaken als registratie van mensen. We moeten zicht krijgen op de vraag waar de mensen zitten en over wie het gaat. Dat is een punt dat al vaak met deze Kamer besproken is. Het gaat over de opvang van daklozen. De heer Krul weet dat er in 2025 nog middelen beschikbaar zijn voor de pilot opvang. Daar gaan we ook mee door. We zullen ook met gemeenten kijken wat de effectieve aanpak is om mensen niet alleen op te vangen, maar ook te laten terugkeren naar werk, of, als dat niet kan, om hen te laten terugkeren naar het land van herkomst. De eerste uitkomsten van die pilot lijken toch behoorlijk positief.

Het laatste voorbeeld dat ik noem is dat wij gemeenten ook echt zullen helpen bij kritischer worden over welke bedrijven, en daarmee ook welke arbeidsmigranten, zij nog in hun gemeente willen toelaten. Er is een nadrukkelijke vraag van gemeenten om meer ruimte te krijgen in een afwegingskader waarover zij willen kunnen beschikken en ook over de huisvestingsvragen die daarbij horen. Ik kan ze nu alleen oppervlakkig aanraken, maar ik kan u echt verzekeren dat hier nog meer achter zit. Ook dat debat ga ik graag met de Kamer aan.

De heer Krul (CDA):

Ondanks de inzet die de minister wil plegen voor gemeentes, is de realiteit dat zo'n 70% van de gemeentes aangeeft behoorlijk veel of zeer veel problemen te ervaren met arbeidsmigranten. Bij 47% van de gemeentes neemt dat probleem zelfs sterk toe. Als gemeentes wel verantwoordelijk gemaakt worden, maar we ze niet genoeg ruimte geven om echt te handelen, dan gaat het mis. Er bereiken ons signalen dat er meer gedaan kan worden in de afstemming tussen het ministerie en de gemeentes. Ik vraag de minister of hij bereid is om op zeer korte termijn in gesprek te gaan met de VNG, maar ook met individuele gemeentes waar deze problemen zo nijpend zijn, zoals een gemeente als Venlo.

Minister Van Hijum:

Jazeker, maar ik kan de heer Krul verzekeren dat ik ook geregeld bij gemeenten ben. Ik was onlangs bij een van de pilotgemeenten, de gemeente Den Haag, op bezoek om te zien hoe de daklozenopvang werkt bij het Leger des Heils, samen met instellingen als Barka. Ik heb vier keer per jaar een bestuurlijk overleg met de gemeenten over arbeidsmigratie. Het eerstvolgende staat gepland op 12 december. Daar staan concrete dingen op de agenda, zoals de vragen waar ik het net over had: Hoe gaan we om met de opvang van daklozen? Hoe gaan we om met zo'n afwegingskader waar gemeenten behoefte aan hebben? Hoe gaan we om met de woningbouwopgave? Dat laatste is voor een deel een regionaal vraagstuk, namelijk: hoe vang je de grote aantallen arbeidsmigranten in je regio concreet op? Het antwoord op uw vraag is dus ja, meneer Krul. Ik wil echt naast gemeenten staan en met ze samenwerken. Ik heb zeer frequent contact met ze om dat handen en voeten te geven.

De heer Krul (CDA):

De minister sprak ook over registreren. Dat is een ambitie waarvan we al meer dan vier jaar geleden hebben vastgesteld dat er echt verbeteringen moeten plaatsvinden. Via de BRP gaat het moeizaam en ook de RNI kent grote beperkingen. Wat kan de minister concreet en op korte termijn doen om de registratie van arbeidsmigranten te verbeteren?

Minister Van Hijum:

Deze vraag is ook aan de orde gekomen in het commissiedebat over arbeidsmigratie dat ik met uw Kamer heb gehad. Toen heb ik, in reactie op een vraag van mevrouw Van Dijk, meen ik, maar ook van de heer Ceder en anderen, toegezegd dat ik voor de behandeling van de Wtta in de Kamer met een brief naar uw Kamer zou komen — ik kom zo dadelijk op de timing — over de registratieplicht. Er ligt namelijk een amendement voor die wet voor. Ik heb toegezegd dat ik goed op een rij zou zetten hoe we met die registratieplicht zouden kunnen omgaan. Er kan namelijk al heel veel op basis van vrijwilligheid. Ik zie gemeenten daar ook echt werk van maken, door zelf actief naar bedrijven en bedrijventerreinen te gaan om adresgegevens op te halen, zodat zij arbeidsmigranten goed van informatie kunnen voorzien. Ongeveer 85% van de arbeidsmigranten registreert zichzelf vrijwillig, want ze zien het belang daarvan ook. Het probleem hebben we daarmee nog niet helemaal getackeld. Ik zeg u toe dat we voor het spoeddebat over dit onderwerp met die informatie naar uw Kamer toe komen. Dat hier een belangrijk aandachtspunt ligt, zie ik ook.

De heer Krul (CDA):

Fijn dat de minister ook hier aangeeft in de toekomst met concrete punten te kunnen komen. Tegelijkertijd geef ik hem wel mee dat zaken als mobiel registreren natuurlijk al jaren oud zijn en de bron van het probleem niet weten op te lossen.

De minister sprak ook al over de Wtta, de wet tegen de malafide uitzendbureaus. Die is weer vertraagd. Het loopt de gemeenten over de schoenen. Waarom lukt het niet, vraag ik de minister klip-en-klaar, om deze wet per 1 januari 2026 in te voeren en met de handhaving te beginnen in 2027?

Minister Van Hijum:

Die vraag begrijp ik goed. De wet is overigens niet vertraagd, zoals u weet, meneer Krul: hij ligt gewoon hier in de Tweede Kamer. We werken keihard door om de inwerkingtreding zo spoedig mogelijk te kunnen verzekeren. U hebt onlangs een pakket met onderliggende regelgeving, het hele handhavingskader dat erbij hoort, kunnen ontvangen. Maar ik zeg u eerlijk dat ik tot mijn eigen ongenoegen heb moeten constateren dat er voor de uitvoering van de wet tot nu toe onvoldoende geregeld is. Er is heel lang geleund op één mogelijke uitvoerder. Die is niet in staat om de hele wet naar behoren uit te voeren. Als we deze wet effectief willen maken, zoals u en ik willen, dan moet het een wet zijn die tanden krijgt. Dat betekent dat je niet alleen aan de voorkant kunt beoordelen of een uitzendbedrijf al dan niet aan de voorwaarden voldoet. Nee, je zult dat ook tijdens de werkzame periode moeten kunnen vaststellen. Je zult moeten kunnen optreden en de markt op een effectieve manier moeten kunnen ordenen. Dat vraagt echt iets van een uitvoeringsorganisatie. Ik wil dat die uitvoeringsorganisatie werkt. Ik zeg het u nogmaals: ik heb er tot mijn eigen ongenoegen best een aantal lelijke woorden aan gewijd, maar ik heb het er wel mee te doen. We moeten ervoor zorgen dat die uitvoeringsorganisatie wordt opgetuigd, zodat die wet zo snel mogelijk in werking zal treden.

De heer Krul (CDA):

Dit is gewoon onvoldoende. De minister uit er enerzijds zijn ongenoegen over en beschrijft hoe in de ideale situatie zo'n uitvoerder eruit zou moeten zien, maar de realiteit is dat die er niet is. Ik vraag hem dus gewoon klip-en-klaar: wie gaat dit uitvoeren en wanneer kan de minister daar uitsluitsel over geven?

Minister Van Hijum:

Nou, met alle respect, dat staat in de brief. Daarin staat dat wij nu aan het uitwerken zijn dat dit binnen de overheid zelf wordt opgepakt en uitgevoerd. Net zoals een provincie of een andere overheid een afdeling vergunningverlening heeft, zullen wij moeten kijken of we binnen deze overheid een eenheid kunnen optuigen die de beoordeling en de handhaving voor haar rekening neemt en die ook verzekert dat de marktordening effectief is. Dat zijn we op dit moment aan het uitwerken. In de brief heb ik aangegeven dat ik u in januari over het definitieve tijdpad hoop te informeren. Maar in de brief staat volgens mij klip-en-klaar dat dit de richting is.

De heer Krul (CDA):

Even voor de helderheid: het is niet meer de vraag óf Sociale Zaken het gaat uitvoeren, maar Sociale Zaken gáát het uitvoeren. Dat is wat de minister net aangeeft.

Minister Van Hijum:

Ja, daar reken ik op. Mocht dat anders worden, dan hoort u dat ook. Maar ik ga daarvan uit. Uiteraard willen wij een wet die werkt, die effectief is en die de rotte appels uit de uitzendsector weet te pikken en dat ook zo weet te houden.

De heer Krul (CDA):

Goed. We hebben in de brief van de minister ook gelezen dat hij van plan is om extra geld beschikbaar te stellen voor de Arbeidsinspectie. Dat is mooi, maar wat ons betreft is dat alleen niet voldoende. Ziet de minister een mogelijkheid om nog een extra kortetermijninvestering te doen? Dat hoeft niet eens geldelijk, zeg ik erbij, maar ziet de minister mogelijkheden om meer te doen om gemeenten met dit probleem op korte termijn te ontlasten en lucht te geven?

Minister Van Hijum:

Die vraag begrijp ik natuurlijk ook. In die zin heb ik zelf dus ook geen genoegen willen nemen met enkel de constatering dat de inwerkingtreding van deze wet weleens later zou kunnen plaatsvinden dan gehoopt, namelijk op 1 januari 2026. Ik heb dus gezegd dat ik op korte termijn andere dingen wil kunnen doen. Dat gaat inderdaad onder andere over een verdere uitbreiding van de Arbeidsinspectie. Daarmee kunnen we misstanden in de uitzendsector gericht opsporen en aanpakken. Dat betreft een verhoging van de boetes en verdere differentiatie van de boetes, waarmee je bij ernstige vergrijpen en verwijtbaarheid gewoon hogere boetes kunt opleggen. Ook hopen we op korte termijn te kunnen beginnen met de strafrechtelijke aanpak van de uitzendsector. Daarvoor ligt hier een wetsvoorstel. Op het moment dat dit wordt aangenomen, kunnen we zaken ook strafrechtelijk beter aanpakken. U weet ook dat ik een uitzendverbod overweeg. Daarvoor voeren we een studie uit waarmee we u begin volgend jaar kunnen vertellen of en onder welke voorwaarden we dat instrument kunnen gebruiken. Tot slot verken ik de komende weken met de uitzendsector en de Nederlandse Arbeidsinspectie hoe we vooruitlopend op die wet toch de benodigde samenwerking en de handhavingspraktijk die we zullen moeten organiseren, al kunnen vormgeven. Als de wet dan ingaat, hoef je niet meer aan elkaar te wennen en vorm te geven aan de uitvoering, maar ben je daar al helemaal op voorbereid en werkt het op die manier al een beetje.

De heer Krul (CDA):

Iedereen is het erover eens dat we iets moeten doen aan die malafide uitzendbureaus. Gemeenten zijn er de dupe van, maar vooral de arbeidsmigranten zelf zijn hier de dupe van. Als het gaat over de uitvoering van de wet die daar iets aan moet doen, komen we tot nu toe niet verder dan: in januari komen we met een tijdpad. Ik wil de minister toch aansporen om daar geen genoegen mee te nemen. Probeer alles op alles te zetten om helderheid te verschaffen, want het loopt de gemeentes over de schoenen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Dan graag de minister nog.

Minister Van Hijum:

Ik heb die oproep goed gehoord. Ik kan de heer Krul en ook de andere collega's in de Kamer er hopelijk echt van overtuigen dat dit een onderwerp is dat de hoogste prioriteit van het kabinet en van mij als minister heeft. We nemen dus ook niet zomaar genoegen met dat uitstel. We kijken actief hoe we daadwerkelijk kunnen anticiperen op de invoering van de wet, want dat die er gaat komen, staat wat mij betreft niet ter discussie. Ik herhaal nogmaals, we kijken ook echt met gemeenten samen hoe we gemeenten in staat kunnen stellen om hun rol en verantwoordelijkheid in dit dossier waar te maken.

De heer Aartsen (VVD):

Dank voor de microfoon, voorzitter. Dank aan de minister voor zijn toezegging dat we deze week nog een brief krijgen over de beleidsambities. Beleidsambities zijn natuurlijk wel papier, en papier is geduldig. De heer Krul zei het al: op dit moment zijn er weet ik hoeveel gemeentes die kampen met overlast van verslaafde, dakloze arbeidsmigranten. Het is voor die mensen zelf verschrikkelijk en voor de mensen die er wonen ook. Wat gaan we daar nou aan doen? De minister refereerde aan de pilot. Dat is een zestal gemeentes. Dan zijn er nog 315 die dat niet hebben. Is de minister ook bereid om te kijken of we voor het jaar 2025 al iets voor de andere gemeenten kunnen doen en voor hoe zij met dit probleem kunnen omgaan? Over twee weken bespreken wij de begroting van deze minister. Is hij ook bereid om samen met de Kamer te kijken of we voor het jaar 2025 extra geld kunnen uittrekken voor dit probleem van dakloze arbeidsmigranten? Want er moet nu iets gebeuren.

Minister Van Hijum:

Ja, er moet iets gebeuren; er gebeurt in die zin ook iets. We hebben die middelen beschikbaar gesteld. We hebben ze ook verlengd beschikbaar gesteld voor 2024 en 2025. Dat is inderdaad voor een beperkt aantal gemeenten, maar dat zijn wel de gemeenten met de grootste urgente huisvestingopgave. Als de heer Aartsen vraagt wat je concreet moet doen om daar de problemen op te lossen, dan is opvang natuurlijk een belangrijk aandachtspunt en een belangrijke voorziening. Het begint natuurlijk met huisvesting zelf. Het begint met voldoende fatsoenlijke huisvesting voor migranten. Daar zullen gemeenten afspraken over moeten maken met elkaar, ook over de verdeling ervan. Je ziet dat nu gelukkig ook in Den Haag en de regio Haaglanden een beetje gebeuren, bijvoorbeeld ook in de richting van het Westland. Toch is er nog een grote mismatch tussen het grote aantal arbeidsmigranten in verschillende regio's aan de ene kant en de beschikbarheid van huisvesting aan de andere kant. Ook daarover zullen gemeenten met het Rijk afspraken moeten maken. Ik verwacht in dat opzicht ook veel van de Wet versterking regie volkshuisvesting, die we op dit moment in deze Kamer behandelen.

Een ander dingetje dat daarbij nog speelt, is het volgende. Dat is trouwens ook een punt dat de heer Van Kent geregeld opbrengt. Bedrijven moeten fatsoenlijk met hun werknemers omgaan. Als werknemers hun baan kwijtraken, moeten ze niet ook meteen hun huis kwijt zijn. Je zult moeten voorkomen dat dakloosheid ontstaat; daar hebben we eerder al over gesproken. En ja, we hebben te maken met mensen die op straat komen te staan, die afgedankt worden en geen perspectief hebben. Maar pas in derde instantie zul je met gemeenten naar effectieve manieren moeten zoeken om ze terug te leiden naar werk, of, als dat niet kan, in het land van herkomst weer een plek te laten vinden.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Het kabinet zegt migratie als een belangrijk thema te beschouwen. Er wordt een asielcrisis uitgeroepen zonder dat er een onderbouwing naar de Kamer wordt gestuurd. Op het gebied van arbeidsmigratie gebeurt dat niet, terwijl 70% van de gemeenten zegt dat zij te kampen hebben met winsten die naar bedrijven gaan en met de gevolgen die op de samenleving worden afgewenteld. Op asiel wordt een opt-out gepresenteerd en er wordt bij Europa aangeklopt, maar op arbeidsmigratie blijft het stil. Er komt geen spoedwetgeving naar de Kamer. De Wtta, waar we al jaren naar uitkijken, wordt zelfs uitgesteld. Ik kan niet anders dan concluderen dat arbeidsmigratie geen prioriteit is, terwijl het om meer dat 750.000 mensen in Nederland gaat en de manier waarop werkgevers met hen omgaan voor overlast zorgt.

Mijn vraag is de volgende. Er komt een tijdpad aan en dat vind ik goed. Maar mijn conclusie is dat met alles wat wij niet doen, het aantal arbeidsmigranten onder leiding van deze minister zal gaan groeien. De overlast zal ook groeien, want het geld voor opvang zal niet genoeg zijn. Over een aantal jaar zitten we dan met een nog groter probleem dan nu. Mijn vraag aan de minister is of mijn constatering klopt, namelijk dat alle punten die de minister noemt uiteindelijk niet zullen leiden tot een afname van de overlast door arbeidsmigranten.

Minister Van Hijum:

Het totale pakket dat wij met de Kamer willen bespreken, en waarover de brief gaat die we deze week zullen sturen, zal moeten leiden tot meer gerichte arbeidsmigratie en daardoor tot minder arbeidsmigranten. Dat gaan we niet alleen redden met het aanpakken van verdienmodellen over de ruggen van mensen. Ik denk dat we het er wel volstrekt over eens zijn dat daar een belangrijk startpunt ligt. Maar je zult ook de discussie moeten voeren over de economie en de arbeidsmarkt van de toekomst. Volgens mij heeft uw fractievoorzitter dat ook nog bepleit bij de Algemene Beschouwingen. De vraag daarbij is hoe je omgaat met arbeidsmarktkrapte in fundamentele zin. Arbeidsmigratie is daarop niet het zaligmakende en zelfs niet het belangrijkste antwoord, want die krapte los je niet op met arbeidsmigratie. Daarmee maak je het probleem op termijn eigenlijk alleen maar groter. Dat geldt ook voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Dat los je daar ook niet mee op. Wij zullen ons moeten gaan verhouden tot het vraagstuk van arbeidsmarktkrapte. Dat vraagt om heel andere maatregelen, bijvoorbeeld om het inschakelen van mensen die nog langs de kant staan, om innovatieve maatregelen en technologische en sociale innovatie. Dat vraagt om een heel breed pakket. Wij zullen daar ook een advies over vragen aan de Sociaal Economische Raad, omdat wij die discussie ook met de werkgevers en de vakbonden willen voeren, ook om een effectieve aanpak met elkaar te kunnen vaststellen.

Ik heb de heer Ceder hoog zitten, ook vanwege de inbrengen die hij hier in de Kamer levert, maar hij kan niet zeggen dat wij als kabinet op dit punt niets doen. Echt, ik denk dat wij hier de basis leggen voor een aanpak met concrete maatregelen die kunnen gaan werken. We zullen uw Kamer daar hard bij nodig hebben. Dat dit niet gepaard gaat met heel grote woorden, maar wel met concrete inzet, is hoe we het graag zouden willen doen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik zeg niet dat dit kabinet niets doet. Wat ik zeg, is dat de urgentie die er op asiel lijkt te zijn, met goede redenen, totaal afwezig blijkt op arbeidsmigratie. Dat is mijn punt. Dat is zorgelijk, want het gaat om meer dan 750.000 mensen en 70% van de gemeenten geeft aan dat ze last hebben van het gebrek aan beleid vanuit Den Haag. De minister heeft het gehad over opvang en over het feit dat er extra middelen beschikbaar komen. Daar ben ik natuurlijk hartstikke blij mee, maar de minister en ik weten beiden dat het onvoldoende is. Mijn concrete vraag is dan ook wat de boodschap is van de minister aan de gemeenten die geen extra middelen krijgen en die zeggen: wij trekken dit niet meer. Wat is uw boodschap de komende tijd? U zegt dat u als regering zij aan zij staat met deze gemeenten, maar wat kunnen zij concreet van u verwachten?

Minister Van Hijum:

Mijn boodschap is dat dit kabinet naast die gemeenten staat, om hun de instrumenten en middelen aan te reiken en om dit probleem te helpen oplossen. Zij zeggen terecht, ook in de richting van het kabinet: dan moet u een aantal dingen goed regelen; dat kun je niet op lokaal niveau. Maar er zijn een aantal andere dingen die je wel kunt doen op lokaal niveau. Daar kun je de gemeenten actief bij helpen en ondersteunen. Ik heb de voorbeelden genoemd van het afwegingskader, van wat we doen op het gebied van wonen en van wat we willen gaan doen op het gebied van registratie. Nogmaals, daar hoort inderdaad de kant van de verplichte registratie bij, maar ook het ervoor zorgen dat arbeidsmigranten goed geïnformeerd zijn over de rechten en verzekeringen die ze hebben. Dat ondersteunen wij actief met bijvoorbeeld het WorkinNL-project, waarmee we gemeenten en arbeidsmigranten in die gemeenten helpen op te komen voor hun eigen perspectief. Wij hebben de gemeenten dus hard nodig. Ik hecht daarom zeer aan het bestuurlijk overleg dat ik periodiek met ze heb. 12 december gaan we het ook weer over al deze zaken hebben. Dan zullen ze hopelijk ervaren — als dat niet zo is, dan komen ze vanzelf weer bij u terecht — dat het dit kabinet ernst is met die maatregel.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Het is goed dat de minister de komende tijd nog zo vaak in deze Kamer over dit onderwerp zal praten. Dan zullen we ook het fundamentele debat moeten voeren met elkaar. Mijn zorg gaat over het feit dat er in 82% van de gemeenten meer overlast ervaren wordt. Het gaat over mensen; het gaat over mensen die hier komen werken, arbeidsmigranten, en mensen die hun buren zijn, de mensen die naast deze arbeidsmigranten wonen en dagelijks ervaren hoe verschrikkelijk deze mensen behandeld worden. Het gaat steeds over de rechten van die mensen of over de mogelijkheid om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak. Het gaat soms over de uitzendbureaus, waarbij de hoop is gevestigd op de Wtta. Maar het gaat beperkt over de echte werkgevers, de inleners. U heeft het over de vleessector. Daar voert u gespreken mee. Daar wachten we …

De voorzitter:

Uw vraag?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Wat gaat u nou doen om die inleners, in brede zin, dus niet alleen in de vleessector, in de actiestand te zetten en om ervoor te zorgen dat zij hun eigen verantwoordelijkheid gaan nemen hierin?

Minister Van Hijum:

Ook daar gaat deze brief echt op in. Wij zullen met heel veel sectoren de discussie moeten voeren over het omgaan met arbeidsmarktkrapte en de rol van arbeidsmigratie daarin. Het gaat dan natuurlijk niet alleen om de sectoren die heel erg van arbeidsmigranten afhankelijk zijn; dat moet breed in de economie. We moeten het ook hebben over de alternatieve oplossingen die er zijn om in de behoefte aan werknemers, werkenden, te voorzien. Ja, daar hoort uiteindelijk ook de discussie over de inlenersaansprakelijkheid bij. Wij vinden dat werkgevers zich verantwoordelijk moeten opstellen. Ze moeten als het even kan ook in de cao opnemen dat ze met fatsoenlijke bedrijven omgaan. Ze hebben daar ook zelf een rol en een verantwoordelijkheid in. De Wtta is uiteindelijk het sluitstuk van dat geheel. Nogmaals, ik vind het heel vervelend dat we de inwerkingtreding moeten uitstellen. Maar die wet gaat er wel komen, om de rotte appels uit de mand te halen en de geordende markt te kunnen bieden, zodat de inleners hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Die dingen hangen uiteindelijk allemaal met elkaar samen.

De heer Van Kent (SP):

Eigenaren van uitzendbureaus worden multimiljonair. Bedrijven die met veel arbeidsmigranten werken, worden schathemeltjerijk. Ondertussen betalen de arbeidsmigranten, de wijken en de dorpen de rekening. Erkent de minister dat er op dit moment veel te veel arbeidsmigranten in Nederland zijn? Erkent de minister dat het oneerlijk is dat gemeenten en belastingbetalers de rekening moeten betalen van alle begeleiding en opvang? Gaat de minister ervoor zorgen dat de uitzendbureaus opdraaien voor alle kosten die gemaakt moeten worden om goed voor mensen te kunnen zorgen?

Minister Van Hijum:

In grote lijnen denk ik van wel. Ik constateer ook al langer dat heel veel sectoren te veel zijn gaan leunen op laagbetaalde arbeid en te afhankelijk zijn geworden van arbeidsmigratie. Dat is ook de reden om te zeggen: we vinden dat we daar selectiever in moeten gaan worden. We moeten de discussie aandurven over de vraag welke arbeidsmigranten we echt nodig hebben voor de toekomst en in welke sectoren we andere oplossingen moeten zoeken. Die discussie gaan wij met u aan. Ja, de consequentie daarvan is dat in te veel wijken en te veel gemeenten de rekening, de overlast en de leefbaarheidsproblemen worden afgewenteld op de samenleving. Die horen uiteindelijk gedragen te worden door verantwoordelijke werkgevers die op een verantwoordelijke, fatsoenlijke manier met hun mensen omgaan.

Mevrouw Podt (D66):

Ik wil toch proberen om het iets concreter te maken bij de minister. Het punt is namelijk een beetje dat hij op zich lovenswaardige dingen aandraagt, zoals de Wtta, de huisvesting en de registratie, maar dat dat geen dingen van dit kabinet zijn; met die dingen zijn we al heel lang bezig. Ik denk dat veel van die gemeenten zich afvragen: wat gaan we nou in de tussentijd doen? Dan is het heel mooi dat de minister zegt dat die opvangpilots nu lopen. Ik wil een dringend beroep op hem doen om te zorgen dat die ook na 2025 kunnen doorgaan. Maar mijn vraag gaat heel concreet over het feit dat het onbevredigend is dat gemeenten en het Rijk heel erg hard werken aan die opvang en dat bedrijven daar gewoon mee wegkomen. Nu vraag ik me het volgende af. Al meer dan een jaar geleden heb ik een motie ingediend om te zorgen dat bedrijven hun verantwoordelijkheid gaan nemen, ook financieel, voor de opvang van mensen die uiteindelijk op straat terechtkomen. Er werd ook geopperd om daar een fonds van te maken. Ik vraag me af wat de stand van zaken is met betrekking tot die motie.

Minister Van Hijum:

Ik meen dat ik ook in het vorige vragenuurtje heb toegezegd dat er een verkenning naar de Kamer komt over dit hele specifieke punt, namelijk de vraag of bedrijven op de een of andere manier gaan meebetalen aan die opvang. Daar zijn wij nog mee bezig, omdat dat ook de vraag oproept hoe dat dan moet gebeuren. Meer in algemene zin vroeg u wat je nu al meer concreet kan doen. Gemeenten vragen om een afwegingskader. Dat klinkt heel vaag en abstract, maar dat gaat om de vraag: als er een bedrijf van buiten naar jouw gemeente komt, ga je dan toetsen wat het effect van dat bedrijf op jouw gemeente is? Daarbij toets je dan niet alleen in termen van het aantal banen en het economische profijt dat je ervan hebt, maar ook bijvoorbeeld in termen van het aantal arbeidsmigranten dat het oplevert, de huisvestingsvraag die het met zich meebrengt, en hoe je dat oplost. Op dat moment kun je die rekening natuurlijk nadrukkelijk bij die bedrijven neerleggen. Er zijn inmiddels echt regio's en gemeenten waar ze al op die manier werken. Dat mag vrijblijvend zijn, maar je kunt daar ook keiharde afspraken over maken. Een provincie kan in een verordening opleggen dat je op deze manier een afweging maakt en veel bewuster met de kosten en baten van zo'n nieuwe vestiging omgaat. Er kan op dit moment natuurlijk ook al het een en ander. Dit zijn overigens precies de dingen die we in december met de gemeenten verder hopen te bespreken.

Mevrouw Podt (D66):

Het is alsof de minister mijn eigen motie aan mij voorleest, want hier hadden wij natuurlijk om gevraagd: die bedrijfseffectrapportage en het veel breder en dwingender inzetten daarvan. Ik hoop dus ook dat de minister daar vaart mee maakt, want ik ervoer in de loop van de discussie over die motie dat het allemaal wel heel moeilijk en ingewikkeld was. Ik hoop dus dat daar vaart mee wordt gemaakt.

Ten slotte kom ik met nog een voorstel dat wij al eerder hebben gedaan. Dat gaat erover dat er soms gewelddadigheden optreden bij de huisvesting van arbeidsmigranten. We hadden de minister gevraagd in kaart te laten brengen hoe vaak dat voorkomt. Mensen zitten natuurlijk in ellendige omstandigheden, zitten op elkaars lip en slaan elkaar dan in elkaar. Ook daar hebben gemeenten veel last van en ook daarbij zien we heel weinig voortgang.

Minister Van Hijum:

Mevrouw Podt vraagt nu hoe vaak het voorkomt. De feitelijke informatie heb ik niet tot mijn beschikking, dus als u vraagt om u daarover te informeren … Dat het soms een probleem is, zie ik ook. Maar dat heeft natuurlijk ook vaak te maken met een totaal gebrek aan door werkgevers beschikbaar gestelde vierkante meters en ruimte. Mede om die reden zijn er ook normen voor de huisvesting. Ik begrijp dat ik niet echt antwoord geef op de vraag, maar dan zou ik graag een verduidelijking krijgen.

De voorzitter:

De vraag was of u het in kaart wilde brengen, niet of u het al wist.

Minister Van Hijum:

O, in kaart brengen kunnen we zeker doen. Dan zouden we even moeten kijken of we dat in een volgend debat aan u kunnen meedelen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

De problemen met arbeidsmigratie nemen toe. Dat staat in het artikel. We waren onlangs met de commissie Sociale Zaken op werkbezoek in het Westland, waar ook heel veel arbeidsmigratie is. Toen zei de burgemeester tegen ons dat het een groot probleem is dat de Arbeidsinspectie niet in staat is om al het werk uit te voeren. Dat zei de minister ook al. Toen vroeg die burgemeester aan ons, en ik vond dat eigenlijk wel een goed idee: is het nou niet mogelijk om als gemeente Westland bepaalde bevoegdheden van de Arbeidsinspectie te krijgen, zodat we die taken zelf effectief en efficiënt kunnen gaan uitvoeren? Nu is mijn vraag aan de minister hoe hij daartegen aankijkt.

Minister Van Hijum:

Om te beginnen ben ik ervoor dat als een organisatie, zoals de Arbeidsinspectie, taken en bevoegdheden heeft, er middelen bij geleverd worden om de taken uit te voeren. Dat is ook de reden waarom we de Arbeidsinspectie uitbreiden, waarom we de boetes verhogen, waarom we de mogelijkheden voor strafrechtelijke aanpak verruimen en waarom we een verdere uitbreiding vanaf volgend jaar gaan vormgeven. Ik geloof er wel in dat de samenwerking met gemeenten en overigens ook met cao-partijen — denk aan informatie-uitwisseling — bijvoorbeeld tot een effectievere handhaving kan leiden. Als er concrete suggesties zijn om bepaalde dingen effectiever te kunnen doen namens de Arbeidsinspectie, ben ik er niet tegen om die te verkennen. Maar nogmaals, ik wil geen problemen afwentelen op gemeenten. Het vermoeden zou snel kunnen zijn: er is te weinig geld bij de Arbeidsinspectie, dus laat gemeenten het dan maar doen. Zo moet het niet aangevlogen worden, vind ik.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Het is heel fijn om dat te horen. Ik denk dat de burgemeester heel blij is om die bevoegdheden te krijgen. Daar was het hem om te doen. Het ging niet zozeer om meer geld, maar het ging erom dat hij zelf dingen kan gaan regelen.

Dan mijn laatste vraag. Dit probleem komt natuurlijk ook grotendeels door de instroom. Daar hebben we nauwelijks controle op binnen de Europese Unie. Ik wil de minister tot slot vragen of het misschien mogelijk is — daar hebben we eerder ook al een debat over gehad — om de instroom te beperken door aanvullende eisen te stellen aan arbeidsmigranten. Dan denk ik specifiek aan een taaleis, aan een bepaald niveau Nederlands, waardoor de instroom waarschijnlijk minder wordt. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Minister Van Hijum:

Die taaleis kun je op de werkvloer tot op zekere hoogte stellen. We hebben vaker een discussie gevoerd over de verplichting tot inburgering, die nu eenmaal ontbreekt voor EU-ingezetenen. Gelukkig zie je daar in heel veel gemeenten goede voorbeelden van. Ik heb dat laatst ook gezien in het Laakkwartier in Den Haag. Wettelijk is die mogelijkheid er niet, denk ik. Maar gemeenten ondersteunen om organisaties in de gelegenheid te stellen om daarin een rol te spelen, doen we volop.

De heer Stoffer (SGP):

Qua arbeidsmigratie lopen we tegen de grenzen aan; dat is volgens mij zojuist ook weer duidelijk geworden. Als SGP willen we een quotum. Ik heb de heer Omtzigt ook altijd gehoord over een quotum; hij is van de partij van deze minister. Mijn hele concrete vraag is: kunnen we de discussie niet gewoon lostrekken? Ik zou daar graag een toezegging op willen. Ik bedoel dat we voor het eind van het jaar een paar scenario's neerleggen en zeggen: voor het quotum heb je deze aantallen, bijvoorbeeld 10.000, 30.000, 50.000 en misschien nog een of twee erbij, en dat heeft grofweg deze consequenties. Dan weten we met elkaar waar we naartoe gaan. Dan weten we ook wat het ongeveer wordt als we ergens voor kiezen. Dan kunnen we misschien begin volgend jaar echt zaken doen, keuzes maken en gaan sturen, want dat is heel hard nodig. Mijn vraag is dus: kunnen we aan het eind van het jaar een aantal scenario's voor een quotum neerleggen?

Minister Van Hijum:

Ook deze discussie hebben we al een keer gevoerd. Ik kan een tipje van de sluier oplichten: de brief die u deze week ontvangt, zal ook hier iets over zeggen. De discussie over een bandbreedte is zeker geen taboe, maar die moet wel zin hebben. Je moet die dan wel in de volle breedte kunnen voeren. Je moet iets kunnen zeggen over wat je doet met zo'n getal. Ik wijs er ook nog even op dat we in deze Kamer nog voor de kerst een debat krijgen over het advies van de commissie-Van Zwol, de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Die doet eigenlijk ook die suggestie en zegt: als je geen grip op migratie krijgt en het je laat overkomen, dan groeien we in het land toe naar 22 of 23 miljoen inwoners; als je dat niet wilt, zul je een discussie moeten voeren over welke maatregelen je neemt en welke getallen je aanvaardbaar vindt. De commissie doelt op de brede migratiestroom, dus asiel, arbeid en studie. Het lijkt mij zeer logisch als we daar de komende tijd met elkaar een discussie over voeren.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb in september een motie ingediend om inleners bij misstanden dezelfde boete te geven als de uitzendbureaus. De minister heeft toen gezegd: die motie is eigenlijk overbodig, want het loopt al; in de nieuwe Wtta gaan de arbeidsomstandigheden ook al gelden. Mijn vraag is hoe het daarmee staat. Kan de minister daar al iets over zeggen?

Minister Van Hijum:

Ik moet u eerlijk zeggen dat ik die vraag lastig te beantwoorden vind. Laat ik u het volgende toezeggen. Dit was kennelijk een discussie die we ook in het kader van de Wtta hadden willen voeren. Voor het spoeddebat dat we hierover hebben, zal ik u hier even over informeren.

De voorzitter:

Heel goed. Dan dank ik de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dank u wel.

Naar boven