2 Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.

Vragen Boswijk

Vragen van het lid Boswijk aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht "Rode Kruis ziet 'onzichtbare ramp' in Afghaanse wintermaanden".

De heer Bosma (PVV)

De voorzitter:

Wie ook een dichter is, is natuurlijk de heer Derk Boswijk, van de fractie van het CDA. Hij heeft in ieder geval de gave van het woord, in ieder geval nu. Hiermee open ik namelijk tevens het mondelinge vragenuurtje. Ik geef hem graag het woord. Hij gaat een vraag stellen aan de minister van Buitenlandse Zaken, die speciaal voor ons een vliegtuig later heeft genomen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA)

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter. Na deze introductie ga ik, denk ik, iedereen teleurstellen, maar dank. Ik herinner mij een van mijn eerste debatten hier in de Tweede Kamer. Dat is inmiddels bijna drie jaar geleden. Dat debat ging over Afghanistan en het terugtrekken uit Afghanistan. Een van de vragen die we toen als CDA hebben gesteld aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, is: laten we Afghanistan hiermee niet aan zijn lot over? Het antwoord toen was: nee, we laten Afghanistan niet in de steek. Dit is inmiddels bijna drie jaar geleden en de taliban hebben inmiddels al ruim tweeënhalf jaar de touwtjes stevig in handen. Wat bij mij het meest op het netvlies gebrand staat, zijn de hartverscheurende beelden van de vrouwen en de meisjes die niet meer naar school mogen en soms letterlijk uit het straatbeeld van Afghanistan verdwijnen.

Deze beelden lijken erg op wat er in de jaren negentig in Afghanistan is gebeurd. De internationale gemeenschap lijkt opnieuw dezelfde strategie als toen te kiezen, namelijk: we negeren Afghanistan en kijken collectief de andere kant op. Ondertussen voltrekt zich een stille ramp. Gisteren luidde het Internationale Rode Kruis de noodklok omdat meer dan 28 miljoen Afghanen dringend humanitaire hulp nodig hebben. Na de machtsovername door de taliban is het land geteisterd door aardbevingen, aanslagen, strenge winters, hoge werkloosheid en wijdverbreide honger. Ondertussen zet Pakistan 1,7 miljoen gevluchte Afghanen terug de grens over. Terwijl wij als westerse landen wegkijken, zien we vooral dat China, Rusland en regionale machten in het vacuüm springen. We zien hoe, net zoals Al Qaida in de jaren negentig voet aan de grond kreeg in Afghanistan, de Afghaanse afdeling van IS vorige week nog de verantwoordelijkheid opeiste voor een aanslag in Iran.

Ook nu zien we dat een land op 5.000 kilometer afstand invloed heeft op Nederland. 8% van de vluchtelingen die in Nederland komen, komt namelijk uit Afghanistan. Aandacht voor Afghanistan moet wat het CDA betreft uit een humanitair oogpunt, maar is uiteindelijk ook in ons eigen belang; denk aan veiligheid en migratie. Daarom heb ik de volgende vragen. Op welke manier kunnen wij als Nederland het leed van de Afghaanse bevolking verzachten? Klopt het wat het Rode Kruis stelt, namelijk dat doordat er geen diplomatieke banden zijn met de taliban, noodhulp slechter terechtkomt bij de Afghaanse bevolking? Zo ja, klopt het dat Japan recent zijn ambassade heeft geopend zonder de taliban te erkennen? Zou dit kunnen helpen bij het verbeteren van de noodhulp en het verzachten van het leed van de Afghaanse bevolking? Spreken wij Pakistan aan op het feit dat het 1,7 miljoen Afghaanse vluchtelingen, waarvan veel mensen direct gevaar lopen, zonder pardon de grens overzet?

Tot zover.

De heer Bosma (PVV)

De voorzitter:

Heel goed. Het woord is aan de minister.

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, dank u wel. Het is zeer terecht dat de heer Boswijk aandacht vraagt voor de situatie in Afghanistan. Deze Kamer en haar leden hebben zich jaren ingezet om bijvoorbeeld de positie van vrouwen en hun rechten in Afghanistan te verbeteren. Daar is op ingezet. Ik herinner me uit een debat waar ik toentertijd zelf niet bij was dat de Kamer ook gezegd heeft dat het van belang is om de kwetsbare mensen in Afghanistan te blijven steunen. Dat is iets anders dan de taliban. Nederland zet zich dus ook in Afghanistan in om de bevolking te ondersteunen, door noodhulpverlening en door basisnoden zoals gezondheidszorg te ondersteunen. Er wordt ook steun geboden aan het maatschappelijk middenveld, voor zover dat er nog is. Dat ziet vaak ook op de positie van vrouwen, want die verslechtert inderdaad heel erg snel en is ook al heel erg snel verslechterd. De omstandigheden van de afgelopen periode, met de aardbevingen, zijn ontzettend naar. Dat is klap op klap voor een land dat al kwetsbaar is. Dat betekent ook dat we vorig jaar vanuit Buitenlandse Zaken nog een keer 25 miljoen extra hebben bijgedragen aan het Afghanistan Humanitarian Fund van de VN. Bovendien is de Dutch Relief Alliance actief met een tweejarig programma van 12 miljoen euro. Deze hulp komt boven op alle hulp die al wordt geboden via het Rode Kruis en de Verenigde Naties, die ze zelf kunnen inzetten. Dat betekent tegelijkertijd niet dat we daarbij stilzitten, maar wel dat Nederland een van de grootste ondersteuners is van alles wat er in Afghanistan gebeurt. De verschillende maatschappelijke organisaties en hulporganisaties daar blijven we ook steunen.

De heer Boswijk vraagt daarbij heel nadrukkelijk: hoe kunnen we dat beter doen? We zien nu namelijk dat we een situatie hebben waarin andere landen, zoals Rusland en China, misschien geopolitiek voor ons uit gaan om onze positie in te nemen, terwijl daarbij naast hulp natuurlijk ook altijd weer een ander verhaal komt kijken. Hoe zorgen we ervoor dat wij daar nog steeds vooraan staan? Het betekent dat we Afghanistan niet in de steek laten, zoals ik aangaf. We geven grote bedragen aan hulporganisaties om ervoor te zorgen dat ze de hulp op de vloer, bij de mensen zelf, kunnen brengen. Dat doen we via vertrouwde en goede hulporganisaties. Die hulp wordt onafhankelijk en neutraal verleend, zonder tussenkomst van overheden. Dat is heel erg belangrijk, want je wilt niet dat de hulp blijft liggen bij de taliban, maar dat die rechtstreeks bij de mensen terechtkomt. Het is wel zo dat humanitaire organisaties te maken hebben met restricties, bijvoorbeeld op de inzet van vrouwelijke hulpverleners.

Dan de volgende vraag. Japan heeft de ambassade geopend; waarom doet Nederland dat niet? Nederland erkent de taliban niet als vertegenwoordiger van de Afghaanse bevolking. Dat is ook in lijn met de motie-De Roon die toentertijd door de Kamer is aangenomen. We gaan dus geen officiële banden met het regime aan. Als we daar een ambassade openen, kan daar het idee van uitgaan dat we ze wél erkennen. Ik zou dat niet willen doen. Ik zou die stap dus niet willen zetten. Tegelijkertijd zien we wel dat de situatie verslechtert. De heer Boswijk zegt terecht dat Pakistan op dit moment bezig is om mensen terug de grens over te duwen. Ik kan tegen de heer Boswijk zeggen dat we alles op alles zetten, ook bij de Pakistaanse autoriteiten, om erop aan te dringen dat ze dat niet doen, dat ze een pas op de plaats maken en dat ze er uiteindelijk voor zorgen dat er goede opvang en hulp is.

Betekent dat dan dat we niet op zoek zijn naar nieuwe wegen waarmee de hulp beter terechtkomt? Nee, dat doen we wel. We kijken samen met andere landen hoe we die kunnen versterken en verstevigen.

De heer Boswijk (CDA)

De heer Boswijk (CDA):

Dank aan de minister voor de antwoorden. Dank ook voor het lijstje met de steun die wij ook via de ngo's aan de Afghaanse bevolking bieden. Tegelijkertijd moeten we concluderen dat het verre van voldoende is. Het Rode Kruis luidt natuurlijk niet voor niets opnieuw die noodklok. Ik stel toch nogmaals de volgende vraag. Ik ben het ermee eens dat we de taliban niet moeten erkennen en dat we daar terughoudend mee moeten zijn. Maar, nogmaals: Japan erkent ook de taliban niet en heeft wel de ambassade geopend, net zoals de Europese Unie inmiddels ook een kantoor heeft geopend. Het Rode Kruis stelt zelf in het persbericht dat het gebrek aan vertegenwoordiging wel de noodhulp belemmert. Ik stel dus nogmaals de vraag aan de minister of ze bereid is om daar toch eens naar te kijken; ik snap dat het misschien meer tijd nodig heeft dan hier in het vragenuurtje. Is de minister ook bekend met het rapport dat afgelopen november is opgeleverd door de VN waarin staat dat "uit onderzoek blijkt dat meer interactie met de taliban vrouwenrechten in Afghanistan doen verbeteren"? Kent de minister dit rapport en wat is haar mening daarover?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Allereerst het volgende. Zoals de heer Boswijk ook eerder heeft gevraagd, heeft het kabinet aangegeven de mogelijkheden van terugkeer naar Kabul te inventariseren met like-minded countries, met gelijkgezinde landen. Maar terugkeer kan alleen als de veiligheidssituatie voor ons land dat toelaat. Bovendien mag het openen van de ambassade, zoals ik aangaf, niet betekenen dat we daarmee het regime erkennen. Dat maakt ook dat op dit moment niet voldaan is aan die twee voorwaarden, dus aan de veiligheidssituatie en het niet willen erkennen van het regime. In lijn met wat de heer Boswijk zegt, oefent Nederland wel druk uit op het talibanregime via de Europese Unie en de Verenigde Naties. Die hebben wel allebei kantoren in Afghanistan. Die voeren ook diplomatieke missies uit zonder dat zij het talibanregime erkennen. Martin Griffiths, de VN Emergency Relief Coordinator, was meerdere keren naar Afghanistan om de taliban te wijzen op hun verplichtingen richting de Afghaanse bevolking. Op die manier zetten we er als Nederland dus toch druk op. Tegelijkertijd blijven we ook kijken naar mogelijkheden van terugkeer, maar aan die voorwaarden is niet voldaan.

Het rapport van de Verenigde Naties waarover de heer Boswijk het heeft, suggereert inderdaad dat we roadmaps inzetten met de internationale verplichtingen voor Afghanistan, bijvoorbeeld mensenrechten, rechten van vrouwen en meisjes, en de noodzaak van een inter-Afghaanse politiek; dat zijn de uitgangspunten. Het rapport biedt een basis, maar eigenlijk zijn er nog vrij veel stappen onduidelijk wat betreft hoe we dan verder moeten gaan om toch een bepaalde mate van contact te hebben, hoe je dat op een fatsoenlijke en goede manier kan doen. Ik heb begrepen dat de Verenigde Naties daar in de komende periode verder aan gaan werken. Het lijkt mij in ieder geval van belang, ook gezien de nadruk die de heer Boswijk daarop legt, dat wij als Nederland samen met gelijkgezinde landen zoals Duitsland en Noorwegen, die hier ook actief op zijn, dat proces nauwgezet volgen om te kijken of daar lessen uit te leren zijn.

De heer Boswijk (CDA)

De heer Boswijk (CDA):

Tot slot. Is de minister bereid om ons proactief op dit dossier te blijven informeren? Stel dat er weer een vervolg op dit rapport komt, krijgen we dit dan ook als Kamercommissie, met bijgesloten de mening van het kabinet?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Ik ben het met de heer Boswijk eens dat het belangrijk is om geopolitiek ook naar Afghanistan toe te denken, om niet alleen vrouwen en meisje ontzettend te ondersteunen, maar om ook te begrijpen dat daar waar wij ruimte laten, andere landen die ruimte weer oppakken. Dat betekent dat ik zeker bereid ben de Kamer te informeren, mochten er eventuele vervolgstappen zijn.

De heer Boswijk (CDA)

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel.

De heer Bosma (PVV)

De voorzitter:

U bedankt.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

De humanitaire situatie in Afghanistan is verschrikkelijk te noemen. 28 miljoen mensen dreigen echt onder de ondergrens te zakken. Die hebben geen verblijf, geen warme plek in de winter. De minister somde op wat Nederland doet: vorig jaar 25 miljoen en in een periode van twee jaar 12 miljoen gecommitteerd. Maar het Rode Kruis geeft eigenlijk aan dat het ondanks dat Nederland inderdaad een van de grootste gevers is, niet voldoende is. Kan de minister nu aangeven of er namens Nederland in voorzien is dat daar iets bij gaat om meer mensen te kunnen helpen in Afghanistan, of dat het financieel hierbij blijft?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Het mooie van de manier waarop wij en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het Rode Kruis maar bijvoorbeeld ook de VN-organisaties financieren, is dat wij hun grote bedragen geven die zij zelf zo goed mogelijk kunnen besteden. Los van de bedragen die ik noemde en die we nog extra besteed hebben naar aanleiding van de aardbevingen, kunnen het Rode Kruis en VN-organisaties dus ook zelf weer meer geld richting Afghanistan alloceren. Voor 2024 geldt dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nog met een brief naar deze Kamer komt om aan te geven waaraan hij komend jaar zijn ondersteuning en steun wil verlenen. De Kamer kan daarbij kijken of dat voldoende ten goede komt aan Afghanistan.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

Het antwoord op de vraag of Nederland extra geld gaat committeren, komt dus nog in die brief, als ik het goed begrijp.

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Nederland heeft zich al aan extra geld gecommitteerd. Het gaat om 25 miljoen voor het Afghanistan Humanitarian Fund van de VN en 12 miljoen extra. Maar voor 2024 komen er natuurlijk nieuwe hulpbedragen. Daar wordt eerst de Kamer keurig over geïnformeerd, zodat de Kamer zich daarover kan uitspreken.

De heer Baarle van (DENK)

De heer Van Baarle (DENK):

De minister viel mij even in de rede, maar dat vond ik niet erg, want dat was volgens mij goed om de beantwoording scherp te krijgen. Met uw welnemen, voorzitter, wil ik daar nog een tweede vraag achteraan stellen. De minister geef aan dat het Rode Kruis lopende de activiteiten zelf de vrijheid heeft om het budget te alloceren, maar het Rode Kruis geeft juist aan dat het onvoldoende heeft. Los van de brief en de vraag wat Nederland nog gaat doen, welke inspanning levert de minister in internationaal verband om ook andere landen te vragen extra bij te dragen om de mensen in Afghanistan te helpen? En welke resultaten levert dat op?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Boven op wat wij doen, sporen we natuurlijk ook internationaal onze collega-landen aan. Dat ben ik helemaal met de heer Van Baarle eens. Dat doen we ook wat betreft Pakistan, door met landen samen te werken en te kijken hoe we de Pakistaanse autoriteiten kunnen overtuigen om Afghanen niet over de grens terug te zetten. Ik weet zeker dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en ik meer dan bereid zijn om andere landen te motiveren om extra in te zetten voor Afghanistan.

De heer Tuinman (BBB)

De heer Tuinman (BBB):

Ik heb met Afghanen geleefd, ik heb met hen gelachen en ik heb ook met hen gevochten. Eén ding is mij bijgebleven, namelijk dat de Afghaanse bevolking ontzettend weerbaar is. Dat geldt ook voor de Afghaanse mensen in Nederland. Daar gaat mijn vraag over. In hoeverre maakt u gebruik van de Afghaanse mensen, van de kennis en kunde en van de netwerken van de Afghanen in Nederland om ingangen te vinden en om de voorraden, de ondersteuning en de hulp daadwerkelijk in Afghanistan te krijgen bij de mensen die het nodig hebben om de noden voor deze winter te verlichten?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Allereerst wil ik de heer Tuinman bedanken voor het werk dat hij heeft gedaan in Afghanistan, voor de bijdrage die hij daar heeft geleverd. Maar juist daarom werken we samen met de Dutch Relief Alliance in Nederland, omdat die organisaties goed de verbinding kunnen leggen met een land als Afghanistan. Denk daarbij ook aan de kennis en kunde van Afghanen in Nederland.

De heer Veldkamp (NSC)

De heer Veldkamp (NSC):

Dank voor uw gedicht, voorzitter. Dank aan de heer Boswijk voor zijn vraag en dank aan de minister voor haar antwoorden. Vanuit de NSC-fractie zal ik niet meteen het aangaan van diplomatieke betrekkingen en het openen van ambassade met de taliban willen bepleiten. Ik hoor dat u werkt en blijft werken aan humanitaire hulp in Afghanistan. Hoe kan worden gewaarborgd dat de hulp ter plaatse niet in verkeerde handen valt?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Wat je daarin ziet, is het volgende. Het klinkt een beetje als een tegenstrijdigheid, maar gezien de brede achtergrond van de heer Veldkamp kan ik mij indenken dat hij het vanuit zijn diplomatieke ervaring herkent. Door het feit dat er nu geen oorlog meer is — helaas is er wel een regime dat we niet erkennen, en terecht — kan de humanitaire hulp wel beter verstrekt worden dan in de situatie daarvoor. Er is namelijk relatief meer stabiliteit in het land, ondanks het gegeven dat ik het echt heel tragisch vind hoe de positie van vrouwen eigenlijk gewoon … "Gemarginaliseerd" is niet eens het juiste woord voor de situatie van de vrouwen in Afghanistan.

Mevrouw Dobbe (SP)

Mevrouw Dobbe (SP):

De positie van vrouwen: daarvoor kwam ik ook naar voren. Wij maken ons daarover enorm zorgen, net als de meeste mensen hier. Zij zitten nu in een enorm kwetsbare positie. Dat geldt extra als er een humanitaire crisis is. Als er honger ontstaat en humanitaire nood, zijn het vrouwen en meisjes die daarvoor vaak een hoge prijs betalen. Amnesty heeft een rapport gepubliceerd waarin bijvoorbeeld staat dat er meer gedwongen uithuwelijkingen zijn. Er wordt uitgehuwelijkt omdat er anders geen eten is. Er wordt zelfs geruild voor eten. Daar maken wij ons ernstig zorgen over. Het is heel goed dat wij als Nederland humanitaire hulp geven, maar in hoeverre wordt er dan rekening gehouden met en gewerkt binnen de humanitaire hulp om de positie van vrouwen te versterken?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Daarbij is het allereerst van belang om te zeggen dat de hulpverlening — dat zeg ik ook nog in antwoord op de vraag van de heer Veldkamp — van Nederland niet via de autoriteiten loopt, maar via de VN-organisaties en de non-governmental organisaties. De humanitaire partnerorganisaties van Nederland richten zich inderdaad op de meest hulpbehoevenden, de meest kwetsbaren. Daar zitten veel vrouwen en meisjes tussen, precies zoals mevrouw Dobbe beschrijft. Zij worden bijvoorbeeld voorzien van opvang en bescherming. Maar ze krijgen ook voedselhulp en hulp bij de ondersteuning van de dagelijkse gang van zaken. Nederland ondersteunt alleen projecten in Afghanistan die vóór en dóór vrouwen geleverd worden. Dat is ook een van onze voorwaarden voor zowel het leveren van hulp voor basisnoden als het leveren van hulp voor het maatschappelijk middenveld. Daarom steunt Nederland ook enkele projecten die zich specifiek richten op vrouwen, waarbij de focus ligt op het versterken van zowel de economische empowerment als de sociale inclusie van vrouwen.

We doen dat niet alleen in Afghanistan. Ik ben zelf bijvoorbeeld ook in Indonesië geweest. Daar ben ik in gesprek gegaan met Afghaanse vrouwen die, onder andere door steun vanuit Nederland, de mogelijkheid krijgen om te studeren op een buitenlandse universiteit.

Mevrouw Dobbe (SP)

Mevrouw Dobbe (SP):

Dat is goed om te horen. Zou u ons willen informeren over de voortgang op het gebied van het verstrekken van de humanitaire hulp? Ik heb het dan over die 25 miljoen waar u het eerder over had. Dan weten wij in hoeverre dat ook bijdraagt aan de positie van vrouwen en meisjes in Afghanistan.

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gaat over humanitaire hulpverlening. Zij geeft de Kamer natuurlijk elk jaar informatie over hoe dat allemaal gaat. Dat staat dus ook in de reguliere rapportages.

De heer Brekelmans (VVD)

De heer Brekelmans (VVD):

Ik steun de lijn van de minister om de taliban niet diplomatiek te erkennen en om daar ook geen stapjes in te zetten, zoals het openen van een diplomatieke post. Het is volgens mij heel goed dat ze dat duidelijk aangeeft naast, natuurlijk, het veiligheidsargument. Het is ook goed dat wij onze humanitaire steun via internationale organisaties verlenen, want de situatie in Afghanistan is enorm schrijnend voor miljoenen mensen. Nou biedt dat natuurlijk ook een mogelijke context, en een voedingsbodem, waarin er meer terroristische activiteiten kunnen plaatsvinden, waardoor partijen als Al Qaida en IS weer sterker kunnen worden. Mijn vraag is als volgt. Wat is op dit moment de inzet vanuit het Westen — de VS staat daarbij voorop, mogelijk met internationale partners zoals Nederland — om, zij het op afstand, iets te doen tegen de mogelijke opkomst van meer terrorisme?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

Wij blijven natuurlijk internationaal samenwerken, bijvoorbeeld ook in VN-verband, op het gebied van counterterrorism. De anti-ISIS-coalitie is ook nog steeds actief. De dreiging van jihadistische aanslagen is gewoon reëel. Er is sterke internationale samenwerking nodig om die zo goed mogelijk te kunnen weerstaan.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Ik wil graag nog even doorvragen over de inzet richting Pakistan. Wij hebben net op meerdere manieren gehoord hoe afschuwelijk de situatie in Afghanistan is. Het is ook helemaal terecht dat het Rode Kruis daar echt onze aandacht voor vraagt. Dat maakt het natuurlijk extra schrijnend dat een land als Pakistan massaal mensen terugstuurt, met name vrouwen en meisjes. De VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten zegt daarover dat die juist grote risico's lopen. Kan de minister iets specifieker zijn over de inzet richting Pakistan? Is die inzet bilateraal of gebeurt dit ook in multilateraal verband? Is er daarbij extra aandacht voor de zorgen rondom de rechten van vrouwen en meisjes?

Mevrouw Bruins Slot

Minister Bruins Slot:

De zorgen daarover zijn gewoon groot, omdat het een hele onwenselijke situatie is dat er op dit moment, zeker in de winterperiode, zo veel mensen worden teruggestuurd. We hebben ons hier in de afgelopen periode hard voor ingezet. Naar aanleiding van de motie van mevrouw Piri en de heer Van der Lee over de aanpak van de bescherming van vluchtelingen in de regio, buiten Afghanistan, hebben we een bedrag van 30 miljoen euro beschikbaar gesteld ten behoeve van Afghaanse vluchtelingen en hun gastgemeenschappen in Pakistan. Dat gebeurt via de UNHCR en via UNICEF, omdat er ook heel veel kinderen tussen zitten. In de komende periode hebben we nog meer geld beschikbaar gesteld voor de Afghaanse regio. De minister voor BHOS zal naar voren brengen hoeveel dat in 2024 is.

In Pakistan proberen we via verschillende samenwerkingsverbanden invloed uit te oefenen op de Pakistaanse autoriteiten. Dat doen we met gelijkgezinde landen. We dringen er bij de autoriteiten echt op aan om te stoppen met de verplaatsingen, om een pas op de plaats te maken en om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Dat doen we bilateraal en samen met de Europese Unie en de Verenigde Naties. We zijn ook vicevoorzitter van een platform. We proberen het geld dat we besteden aan het opvangen van Afghaanse vluchtelingen te gebruiken als pressuremiddel om zo druk te zetten op de Pakistaanse autoriteiten. We krijgen nu vooral als reactie terug: we zetten alleen mensen uit die geen papieren hebben; Afghanen die wel papieren hebben om hier te verblijven, blijven hier. Maar goed, het zijn allemaal heel kwetsbare mensen. De situatie in Afghanistan zelf is ook verschrikkelijk. Het levert nog niet de gewenste resultaten op, maar we zetten er wel druk op, zowel bilateraal als multilateraal, bijvoorbeeld in EU-verband.

De heer Bosma (PVV)

De voorzitter:

Dank u wel. Dank aan de minister. Tot zover dit onderwerp. Fijn dat u bij ons was. Dank voor uw aanwezigheid.

Naar boven