9 Uitvoering sociale zekerheid

Voorzitter: Michon-Derkzen

Uitvoering sociale zekerheid

Aan de orde is het tweeminutendebat Uitvoering sociale zekerheid (CD d.d. 30/03).

De voorzitter:

We gaan verder met het tweeminutendebat Uitvoering sociale zekerheid. Ik heet de bewindslieden van SZW van harte welkom; fijn dat u er bent. Ik heet ook iedereen op de publieke tribune en iedereen die dit debat anderszins volgt van harte welkom. We beginnen gelijk, want we hebben iets vertraging. Mevrouw Palland, mag ik u als eerste het woord geven?

Mevrouw Palland (CDA):

Voorzitter, dank. Van mijn kant twee moties naar aanleiding van het commissiedebat dat we hebben gehad. Daar ging eerder al een rondetafelgesprek aan vooraf over het thema rondkomen. Daarin werden we onder anderen door de heer Caminada vrij indringend met de neus op de feiten gedrukt: we zijn onvoldoende effectief in het bereiken van kinderen in armoede. Hij deed een suggestie en daar gaat de volgende motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland een relatief rijk en egaal land is waar toch sprake is van kinderarmoede, met name in gezinssituaties met meerdere kinderen;

overwegende dat Nederland niet effectief is in het bereiken van kinderen in armoede met verschillende beschikbare tax-/benefitregelingen;

overwegende dat het belangrijk is om inzicht te hebben in het effect van beleid, waaronder inkomens- en fiscale en kindregelingen, op kinderen en ontwikkelingen daarin te kunnen volgen;

verzoekt de regering

  • -periodiek inzicht te geven in de samenstelling van referentiebudgetten van sociale minima (inkomsten en uitgaven);

  • -bij het opstellen van de jaarlijkse koopkrachtplaatjes tevens de gevolgen voor kinderen specifiek en afzonderlijk in beeld te brengen, op basis van het bereik en beschikbaarheid van kindregelingen (in fiscale en inkomensregelingen), in verschillende gezinssituaties met bijvoorbeeld een, twee, drie of vier kinderen, zodat de effecten van het beleid op kinderen beter gevolgd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Palland en Stoffer.

Zij krijgt nr. 698 (26448).

Mevrouw Palland (CDA):

Dan de tweede motie over de situatie van tienduizenden gezinnen die onder het bestaansminimum zakken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een groep van circa 10.000 gezinnen in 2023 onder het bestaansminimum uitkomt door een samenloop van fiscale en inkomensgerelateerde uitkeringen zoals WIA en WW;

overwegende dat voor een deel van de groep het niet meetellen van de aanvullende bijstandsuitkering voor het toetsingsinkomen een oplossing is welke om aanpassing van wetgeving en dus ook enige tijd vraagt;

overwegende dat deze gezinnen zo spoedig mogelijk weer ten minste op een bestaansminimum (vergelijkbaar aan een paar met bijstand en toeslagen) moeten kunnen rekenen;

verzoekt de regering

  • -bij de uitwerking van de oplossingsrichtingen te borgen dat ook tijdens wetgevingstrajecten een tijdelijke (tussen)oplossing wordt geboden aan deze groep, bijvoorbeeld via gemeenten, het UWV en Toeslagen, al dan niet naar voorbeeld van de gemeente Nijmegen;

  • -te voorkomen dat mensen die dit betreft via de rechter hun recht moeten halen door te bewerkstelligen dat deze mensen proactief worden opgespoord en dat zij zich kunnen melden bij een uitvoerder voor een (tussen)oplossing die ten minste het bestaansminimum borgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Palland, De Kort, Stoffer, Van Beukering-Huijbregts, Westerveld, Ceder, Van Baarle en Kathmann.

Zij krijgt nr. 699 (26448).

Dank u wel. Exact binnen de tijd. We gaan luisteren naar de tweede spreker in dit tweeminutendebat en dat is mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb ook twee moties, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat, ondanks dat er een sociaal minimum is vastgesteld, huishoudens toch hieronder zakken omdat (inkomens)regelingen niet goed op elkaar aansluiten;

constaterende dat het kabinet werkt aan een oplossing, maar verschillende gemeenten deze huishoudens nu al compenseren via de bijzondere bijstand;

van mening dat er een oplossing moet komen voor alle huishoudens die te maken hebben met deze problematiek en dat dit niet afhankelijk moet zijn van de al dan niet actieve houding en/of financiële positie van de betreffende gemeente;

verzoekt de regering toe te zeggen dat gemeenten worden gecompenseerd voor de extra uitgaven aan bijzondere bijstand om deze huishoudens te kunnen ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Kathmann.

Zij krijgt nr. 700 (26448).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Een paar weken geleden promoveerde János Betkó in Nijmegen op een onderzoek naar de effecten van verschillende sociale regelingen op mensen. Dat ging niet alleen over de effecten van die regelingen, maar ook over het welzijn en de participatie van deze mensen, en over andere belangrijke zaken. Waar hij, maar ook andere onderzoekers tegen aanlopen, is dat de Participatiewet eigenlijk te weinig ruimte biedt om dit soort experimenten goed te kunnen doen of goed te kunnen voortzetten. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er verschillende, wetenschappelijk onderbouwde trajecten lopen naar nieuwe vormen van bestaanszekerheid, waarbij niet alleen de effectiviteit van de regelingen, maar ook vertrouwen in de overheid, participatie en welzijn van bijstandsgerechtigden worden onderzocht;

constaterende dat onderzoekers worden beperkt door wet- en regelgeving, terwijl gemeenten graag ruimte willen hebben voor verder onderzoek;

van mening dat deze initiatieven en experimenten bijdragen aan het herstel van vertrouwen en het verbeteren van de uitvoering van onze sociale zekerheid;

verzoekt de regering om de experimenteerruimte in de Participatiewet uit te breiden, zodat verder wetenschappelijk onderzoek naar inkomen en inkomensondersteuning op basis van de Participatiewet mogelijk wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Kathmann.

Zij krijgt nr. 701 (26448).

Dank u wel. Daarmee komen we bij de derde spreker van het debat. Dat is de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank u wel, voorzitter. De eerste motie gaat over die 10.000 gezinnen. Die wachten al zeven jaar op een oplossing. Ik vind dat zij daar met een standaardformulier aanspraak op moeten kunnen maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister in antwoord op de schriftelijke vragen die elf Kamerleden gezamenlijk gesteld hebben, erkent dat 10.000 gezinnen al jarenlang leven van een inkomen onder het niveau van een bijstandsuitkering omdat de regelingen niet op elkaar aansluiten;

constaterende dat dit probleem al zeven jaar bekend is en de hoogste rechter geoordeeld heeft dat mensen met terugwerkende kracht recht hebben op compensatie;

verzoekt de regering, na overleg met de gemeentes, binnen twee weken op de website van het ministerie een formulier te publiceren waarmee deze gezinnen met terugwerkende kracht een aanvraag kunnen indienen voor waar zij recht op hadden, zodat hun inkomen in ieder geval op het bijstandsniveau (inclusief toeslagen) lag en blijft liggen;

verzoekt de regering de Kamer hierover binnen drie weken te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Teunissen, Van Kent, Dassen, Den Haan, Ephraim, Van der Plas, Stoffer, Van Baarle en Léon de Jong.

Zij krijgt nr. 702 (26448).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gezinnen van wie een partner een inkomen had uit een werknemersverzekering, WIA of WW, en de andere partner nauwelijks of geen inkomen had, jarenlang onder het bijstandsniveau geleefd hebben;

constaterende dat het de bedoeling van de Toeslagenwet was om bij deze mensen het inkomen aan te vullen tot bijstandsniveau zonder de eisen van de Participatiewet;

verzoekt de regering de Toeslagenwet en andere wetten zodanig aan te passen dat mensen met een loongerelateerde uitkering een aanvulling krijgen tot het bijstandsniveau, inclusief het recht op toeslagen, zonder de eisen van de Participatiewet, maar dan wel met uitzondering van de sollicitatieplicht voor beide partners,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Teunissen, Van Kent, Den Haan, Ephraim, Van der Plas, Stoffer, Van Baarle en Kathmann.

Zij krijgt nr. 703 (26448).

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Stoffer. Hij spreekt namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Er staat op het display dat ik moet afronden. Niet? Ik heb twee moties. Dat zijn hele goede, dus die lees ik graag voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 10.000 gezinnen in armoede zijn beland, onder andere als gevolg van de arbeidskorting en de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting;

overwegende dat de hardvochtige effecten hiervan met name uitkeringsgerechtigden en alleenverdieners raken;

constaterende dat de Tweede Kamer door middel van het aannemen van de motie-Van der Staaij/Omtzigt (Kamerstuk 35925, nr. 79) heeft uitgesproken dat de kloof in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners verkleind dient te worden;

verzoekt de regering bij het Belastingplan 2024 maatregelen te nemen om de kloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen, in lijn met de genoemde motie;

verzoekt de regering daarnaast te verkennen of en hoe een andere vormgeving van de heffingskortingen dergelijke hardvochtige effecten kan voorkomen, en daarbij de verzilverbaarheid van de heffingskortingen te betrekken, en de Kamer hierover na ommekomst van de evaluatie van de heffingskortingen te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Omtzigt.

Zij krijgt nr. 704 (26448).

De heer Stoffer (SGP):

Dan de volgende motie. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de oplopende wachttijden bij het UWV de WIA-claimbeoordeling niet tijdig kan plaatsvinden;

constaterende dat bij werknemers met een beperking daardoor sprake is van een aanzienlijk verlate toekenning van de no-riskstatus;

overwegende dat het zo snel mogelijk aanbieden van een no-riskpolis de baankansen voor de betrokken werknemers verhoogt;

verzoekt de regering een generieke beleidslijn te verkennen voor de situatie waarbij werknemers aanspraak willen maken op een no-riskstatus tussen het einde van de wachttijd en de uitgestelde WIA-claimbeoordeling;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven over de reikwijdte en rechtszekerheid van deze beleidslijn, en dit beleid in te zetten en proactief te communiceren richting betrokken werkgevers en werknemers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 705 (26448).

De heer Stoffer (SGP):

Dat waren ze, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Keurig binnen de tijd. Waar u aan het begin al wilde afronden, heeft u dat dus binnen de tijd gedaan. De volgende spreker in dit debat is mevrouw Van Beukering-Huijbregts. Het woord is aan haar. Zij spreekt namens D66.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):

Voorzitter, er staat "afronden s.v.p."; grappig.

Voorzitter. Ik wil even terugkomen op het commissiedebat dat we hebben gehad en de toezeggingen die de ministers hebben gedaan om heel hard aan de slag te gaan met oplossingen voor de 10.000 huishoudens waar het al eerder over is gegaan. Ik dien daarom ook geen moties in. Ik heb de motie van mevrouw Palland medeondertekend. Ik zal zo ook nog de motie van de Partij van de Arbeid ondersteunen. Ik wil hier vooral nog even benadrukken dat ik het belangrijk vind dat er een snelle oplossing gaat komen, maar dat het niet alleen door SZW opgelost kan worden. Volgens mij zijn er veel meer partijen bij betrokken. Als ik de ministers goed heb begrepen, zijn ze ook in gesprek met hun collega's. Misschien kunnen ze dadelijk nog even terugkomen op hun planning, want "voor de zomer" is nog best wel lang. Ik ben dus benieuwd wat de laatste stand van zaken is.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende spreker in het debat is meneer De Jong. Hij spreekt namens de PVV. Laat u niets gelegen liggen aan wat er op het scherm staat. U heeft twee minuten de tijd.

De heer Léon de Jong (PVV):

Super. Hartstikke bedankt, voorzitter.

Voorzitter. Het gaat om 10.000 gezinnen die door overheidsfalen in grote problemen zijn gekomen en wellicht ook in armoedesituaties terecht zijn gekomen of in situaties waarbij ze BKR-registraties kregen of op andere manieren in de financiële problemen zijn gekomen. Ik zou de ministers dus willen vragen om dat uit te zoeken en te bekijken wat, buiten het feit dat deze gezinnen niet gekregen hebben waar ze recht op hadden, de additionele problemen zijn. Wat mij betreft moet dus onderzocht worden welke additionele en financiële problemen er zijn. Die moeten wat mij betreft ook worden gecompenseerd. Wij hebben de motie van de heer Omtzigt ondertekend om ervoor te zorgen dat de mensen in ieder geval krijgen waar ze recht op hebben. Wij dienen ook een motie in om financiële compensatie te bieden met betrekking tot wat er naast het niet krijgen van de toeslagen is gebeurd. Want als mensen in de schulden zijn gekomen en dat aantoonbaar is gebeurd door overheidsfalen, dan vinden wij dat zij ook moeten worden gecompenseerd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ruim 10.000 gezinnen door een fout van de overheid moeten rondkomen van een bedrag onder het sociaal minimum met schrijnende armoedesituaties tot gevolg;

overwegende dat dit probleem al sinds zeker 2016 speelt en dat er dringend een oplossing moet worden gevonden voor deze gezinnen;

verzoekt de regering een oplossing te bieden met als doel de ruim 10.000 getroffen gezinnen financieel te compenseren voor het door overheidsfalen ontstane onrecht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Léon de Jong en Edgar Mulder.

Zij krijgt nr. 706 (26448).

Dank u wel. De laatste spreker in dit debat is mevrouw Kathmann. Zij spreekt namens de PvdA.

Mevrouw Kathmann (PvdA):

Dank, voorzitter. Echte sociale zekerheid is natuurlijk gewoon de lonen omhoog laten gaan naar ten minste €14 en afstappen van al die flutcontracten die veel te veel mensen in Nederland hebben waardoor ze hun leven niet kunnen betalen. Maar dat regelen we niet in dit debat. We hebben van deze ministers wel een aantal mooie toezeggingen gehad die voor mensen het verschil kunnen maken. We kunnen vandaag nog meer het verschil maken voor die 10.000 gezinnen die door overheidshandelen in ernstige problemen zijn gekomen en onder het sociaal minimum leven. Die zijn dus gewoon in de armoede gezakt. Daarom zal de Partij van de Arbeid daar waar dat kan zaken steunen en meedoen om deze gezinnen zo snel mogelijk te helpen.

Dan heb ik twee moties. Eén gaat over niet-gebruik, waar mevrouw Palland het ook over had. Veel regelingen zijn er wel, maar weten de mensen niet te bereiken. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het niet-gebruik van sociale regelingen hoog is en dat dit leidt tot armoede;

overwegende dat in Vlaanderen een geïntegreerd inkomensondersteuningspakket bestaat voor kind en gezin waarin een reeks van toeslagen en uitkeringen samengebracht zijn, waarbij men met één druk op de knop alle regelingen aanvraagt via een geautomatiseerd proces op basis van gekoppelde profiel-, inkomens- en vermogensgegevens van mensen;

overwegende dat in de gemeente Utrecht eveneens een succesvolle pilot loopt met een Virtueel Inkomensloket waar mensen met één druk op de knop inzicht krijgen in de regelingen waar ze recht op hebben en deze regelingen direct kunnen aanvragen;

overwegende dat een dergelijk geautomatiseerd proces niet-gebruik fors kan terugdringen;

verzoekt de regering om te onderzoeken in hoeverre een geautomatiseerd proces waarbij mensen in één keer een overzicht hebben van alle sociale regelingen waar zij recht op hebben landelijk opgezet kan worden binnen de kaders van de privacywetgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann en Van Beukering-Huijbregts.

Zij krijgt nr. 707 (26448).

Mevrouw Kathmann (PvdA):

Dan de volgende motie. Er hangen bezuinigingen in de lucht. Maar in dit vaarwater, met die 10.000 gezinnen en met het Rode Kruis dat de voedselhulp opschroeft, kan dat natuurlijk niet. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer Nederlanders moeite hebben om rond te komen;

overwegende dat het kabinet bezuinigingen bij de Voorjaarsnota niet uitsluit;

verzoekt de regering te garanderen dat er niet wordt bezuinigd op armoede- en schuldenbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann en Westerveld.

Zij krijgt nr. 708 (26448).

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de termijn van de Kamer. De bewindslieden hebben gevraagd om een schorsing van tien minuten. Ik stel voor dat we dan om stipt 13.45 uur gaan luisteren naar de reactie van de bewindslieden.

De vergadering wordt van 13.36 uur tot 13.45 uur geschorst.

De voorzitter:

We hebben de schorsing nuttig besteed, zeg ik richting een aantal leden. Goed om te zien. Dank voor de belangstelling.

We gaan luisteren naar de beantwoording van de zijde van het kabinet. Ik geef als eerste het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Van Gennip:

Voorzitter. Ik zal de moties op stukken nrs. 698, 704, 705 en 707 beantwoorden. Dan weet u waar u aan toe bent.

De motie op stuk nr. 698 van mevrouw Palland en de heer Stoffer verzoekt om periodiek inzicht te geven in de samenstelling van de referentiebudgetten van sociale minima en bij het opstellen van onze jaarlijkse koopkrachtcijfers ook de gevolgen voor kinderen en grote gezinnen specifiek in beeld te brengen. Ik wil de motie graag als volgt uitleggen. Eén. We treden in contact met het Nibud over de beschikbaarheid van de referentiebudgetten. Daarbij is het goed om te weten dat de kindregelingen meelopen in de Commissie sociaal minimum, ook voor grotere gezinnen. Twee. Als u in augustus de koopkrachtplaatjes krijgt, zijn de boxplotten representatief, op basis van steekproeven, voor heel Nederland. De voorbeeldplaatjes geven ook een goed beeld van Nederland. We willen graag onderzoeken of de voorbeeldhuishoudens nog representatief zijn, of dat er inderdaad andere huishoudens bij moeten. Daarbij gaan we ook expliciet kijken naar de inkomenspositie van grote gezinnen. Die grote gezinnen kunnen we ook explicieter meenemen in de weergave van de armoedecijfers. Kindregelingen worden uiteraard regelmatig geëvalueerd. Dan hebben we het over het kindgebonden budget en de kinderbijslag. Mede naar aanleiding van de vorige evaluatie, die overigens alweer van een tijdje geleden is, is het kindgebonden budget voor grote gezinnen de afgelopen jaren fors verhoogd. Er lopen op dit moment al verschillende onderzoeken om een beter zicht te krijgen op het effect, het bereik en de toereikendheid van de kindregelingen, bijvoorbeeld de alleenstaande-ouderkop, om er maar even één te noemen. Ik wil de motie dus graag oordeel Kamer geven, als ik die op deze manier mag interpreteren: we gaan met het Nibud in gesprek over de beschikbaarheid van de referentiebudgetten, we onderzoeken de representativiteit van de voorbeeldhuishoudens en we gaan explicieter in op de inkomenspositie van de grote gezinnen, die we ook meenemen in de armoedecijfers.

Mevrouw Palland (CDA):

Dat is logisch als het gaat om Nibud, referentiebudgetten en dergelijke. We weten dat de Commissie sociaal minimum loopt. De minister zei op het laatst ook iets als: we geven al periodiek inzicht in de kindregelingen. Daar gaat het mij specifiek over. Het moet geen zoekplaatje zijn, maar het zou in beeld moeten worden gebracht op een logisch moment, bijvoorbeeld in die koopkrachtplaatjes. Het is natuurlijk mooi dat daar al een stap in is gezet. We willen eigenlijk de effectiviteit ervan monitoren. Dat betekent dat je dat goed moet kunnen volgen. Dat is eigenlijk mijn oproep. Ik denk dat ik kan leven met de interpretatie, maar ik wilde nog even ter verduidelijking de wens schetsen die hieraan ten grondslag ligt.

De voorzitter:

De minister met een reactie daarop.

Minister Van Gennip:

Die verduidelijking kunnen we geven. We kunnen het ook gewoon wat leesbaarder maken. Ik geef u daar wel bij mee dat we al weten dat de variatie in grote gezinnen vrij groot is. Wat is een groot gezin? Nou, drie, vier of meer kinderen. Maar daarbij heb je alleenverdieners, minima en hoge inkomens. We moeten dus even zoeken naar een manier waarop we dat goed kunnen vormgeven. Vandaar dat ik het ook over de voorbeeldhuishoudens had. Ik heb ook vier kinderen, maar ik denk niet dat u mij terug wilt zien in die plaatjes.

Mevrouw Palland (CDA):

Niet per definitie, maar het gaat vooral om het bereik van de kinderen. Het staatje van de heer Caminada was heel inzichtelijk. Via de AOW zijn we bijvoorbeeld best effectief in het uit de armoede halen van ouderen. Voor de kinderen is dat eigenlijk maar 1%. Dat betekent niet dat ik wil dat er 36 variaties komen in al die verschillende gezinssamenstellingen, maar ik wil wel op hoofdlijnen weten wat we doen voor kinderen in een aantal referentiegezinssamenstellingen. Zo kunnen we dat goed volgen.

Minister Van Gennip:

Daar wil ik het volgende aan toevoegen. Het gaat mij niet alleen om "uit de armoede halen", zoals u zei, maar ook om de middeninkomens met meer kinderen, die meer risico hebben dan middeninkomens met minder kinderen om in de armoede terecht te komen. Dat heeft een doorlopend effect op die kinderen, want dat betekent misschien dat ze minder naar sportclubs gaan en dat ze minder bijles krijgen dan kinderen die uit een kleiner gezin komen. We weten dat natuurlijk allemaal niet zeker; het zijn hypotheses. Maar dat is de dynamiek waarnaar we, denk ik, beiden op zoek zijn.

De voorzitter:

We zijn dan bij de motie op stuk nr. 704.

Minister Van Gennip:

Dus de motie op stuk nr. 698 krijgt dan oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ja, de motie op stuk nr. 698 is oordeel Kamer.

Minister Van Gennip:

De motie op stuk nr. 704 van de heer Stoffer bestaat eigenlijk uit twee delen. Eén is een verzoek aan de regering om bij het Belastingplan al maatregelen te nemen. Ik vind dat wat vooruitlopen op de discussies, want dat Belastingplan moet er natuurlijk nog komen. Sowieso is mijn collega Van Rij daarvoor natuurlijk allereerst verantwoordelijk. Het tweede deel van de motie heeft twee verzoeken. Dat betreft eigenlijk ondersteuning van beleid, want dat zijn allebei verkenningen, evaluaties en onderzoeken die al lopen. U vraagt de regering eigenlijk om te verkennen of de heffingskorting op een andere manier ingevuld kan worden. Dat is een bestaande, lopende evaluatie. Het onderzoek naar de verzilverbaarheid daarvan loopt mee in de verkenningen van de toekomst van de toeslagen. Daarom zit ik dus een beetje met het dilemma dat de tweede helft van uw motie eigenlijk ondersteuning beleid betreft en dus oordeel Kamer kan krijgen, maar dat de eerste helft van de motie echt vooruitloopt op de besluitvorming. Dus wat betreft de eerste helft van de motie moet ik u vragen om deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Ik kijk naar de heer Stoffer. We zijn in afwachting van zijn reactie.

De heer Stoffer (SGP):

Ik snap de vraag wel, maar aan de andere kant zitten we al tien jaar te wachten totdat er op dit punt wat gebeurt. Ik zal 'm dit keer dus niet aanhouden. Ik wil dat we zo langzamerhand gewoon een keer doorpakken. We hebben heel veel onderzoeken gedaan, enzovoorts. Ik snap het verzoek, maar het is nu hom of kuit geven. We moeten het gewoon gaan doen. Ondanks dat die motie nu ontraden wordt — dat weet ik — reken ik erop dat het kabinet bij het komende Belastingplan toch doorpakt. Ik denk dat collega Van Rij dat eindelijk wel gaat inzien.

De voorzitter:

Minister, als ik u goed begrijp, wordt de motie daarmee ontraden.

Minister Van Gennip:

Ja, dan moet ik 'm helaas ontraden. Dat is natuurlijk een optelsom van jarenlang beleid van verschillende kabinetten om arbeidsparticipatie te vergroten, en daarmee in te zetten op instrumenten om mensen juist aan het werken te krijgen en de marginale druk te verlagen. Daar is dit het resultaat van. Maar als u 'm niet wilt aanhouden, moet ik 'm helaas ontraden.

De voorzitter:

Dat is helder. We gaan naar de motie op stuk nr. 705.

Minister Van Gennip:

De motie op stuk nr. 705, eveneens van de heer Stoffer, heeft ook twee verzoeken aan de regering. Het eerste verzoek gaat over een generieke beleidslijn. Overigens wil ik allereerst even zeggen dat de heer Stoffer een punt heeft als hij zegt dat er voor werknemers en werkgevers in de praktijk toch behoorlijk wat onduidelijkheid is over die no-riskpolis. Zeker met de lange wachttijden leidt dit tot extra onduidelijkheid. Ik ben het dus zeer met de heer Stoffer eens dat we daar wat aan moeten doen. Mag ik het zo interpreteren dat ik eerst uitzoek in hoeverre de casuïstiek voldoende is om tot een generieke beleidslijn te komen? Ik wil daar echt eerst meer onderzoek naar doen. Het tweede deel vraagt om duidelijkheid te geven over de reikwijdte en de rechtszekerheid. Dat kan ik doen. Mijn voorstel is dat ik dat doe in de komende Kamerbrief over sociaal-medisch beoordelen, die in de pijplijn zit. We kunnen daarin dus het tweede deel van uw motie gelijk meenemen. Wat betreft het eerste deel van de motie: ik zou eerst even goed willen verkennen hoe het in elkaar zit. Als uit de verkenning komt dat het nodig is, lijkt het me logisch dat we het gaan doen. Met deze toelichting is die motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Met deze toelichting is de motie op stuk nr. 705 oordeel Kamer. Ik zie de heer Stoffer ook een instemmend gebaar maken. Dan komen we bij de motie op stuk nr. 707.

Minister Van Gennip:

De motie op stuk nr. 707 is van mevrouw Kathmann. We hadden een regeringsconsultatie met Vlaanderen — dat was twee maanden geleden, denk ik — waarbij dit een van de onderwerpen was die inderdaad ook uit de lange lijst van samenwerking en discussies naar voren kwamen. Ik kan wel met u meevoelen waar u naartoe wilt. Het zou heel fijn zijn als je inderdaad met één druk op de knop alle toeslagen kunt aanvragen. U weet dat het ibo voor de vereenvoudiging van de sociale zekerheid bezig is. Eigenlijk is die net afgerond. We zijn nu bezig met het voorbereiden van de kabinetsreactie daarop. Mijn voorstel zou zijn om in onze kabinetsreactie uw verzoek mee te nemen om te bekijken in hoeverre automatisering een rol kan spelen — dat moet ik natuurlijk ook afstemmen met mijn collega van Binnenlandse Zaken, die over de digitale overheid gaat — en op die manier duidelijkheid te geven over wat er kan en op welke manier dat kan. Dan zou ik die motie oordeel Kamer willen geven.

De voorzitter:

Ook mevrouw Kathmann knikt. De motie op stuk nr. 707 krijgt oordeel Kamer. Daarmee bent u aan het einde van gekomen van de appreciatie van de moties die uw portefeuille betreffen. Dan gaan we nu luisteren naar de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

Minister Schouten:

Ja, en ik zal ingaan op de overige moties en op een vraag. De motie op stuk nr. 699 van mevrouw Palland sluit aan bij de inzet zoals ik die ook geschetst heb in het commissiedebat. We zijn nu met de betrokken uitvoerders aan het kijken naar mogelijke oplossingen. Dat doen we breed met gemeenten, UWV en Toeslagen. Daarbij is het uiteraard de bedoeling om die mensen zo snel mogelijk te helpen. Daarbij zoeken we ook op de korte termijn naar de maximale ruimte, maar eerlijk gezegd zal het niet mogelijk zijn om iedereen even snel te bereiken. Ik lees de motie dan ook als een oproep om waar mogelijk ook tijdens wetgevingstrajecten ondersteuning beschikbaar te stellen voor de mensen die hierdoor gedupeerd zijn. Verder is het uiteraard de inzet om te voorkomen dat mensen zelf naar de rechter moeten stappen. Of het lukt om die hele groep proactief te benaderen, is onderdeel van de oplossingsrichtingen die we nu in kaart brengen. Dat heeft dan bijvoorbeeld te maken met gegevensdeling en hoe dat dan zou moeten. Dus tussen de in de motie genoemde uitersten, te weten het proactief benaderen en het naar de rechter gaan, zitten natuurlijk heel veel andere mogelijkheden, zoals de optie dat mensen zichzelf melden bij een uitvoerder. Maar met deze uitleg kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we bij de motie op stuk nr. 700.

Minister Schouten:

Dat is de motie van mevrouw Westerveld. Hoewel ik de bedoeling van haar motie snap, loopt die nog een klein beetje vooruit op de oplossingsrichting die wij op dit moment aan het zoeken zijn. We zijn nu namelijk alle opties in kaart aan het brengen. Dus het wil helemaal niet zeggen dat het bijvoorbeeld per se via de gemeenten gaat lopen. Uiteraard zijn de gemeenten een van de oplossingsrichtingen, een van de wegen die wij met elkaar bekijken. Ik zou mevrouw Westerveld dan ook willen vragen om deze motie aan te houden totdat ik de Kamer in de volgende brief — dat is voor 1 juni — heb geïnformeerd over de oplossingsrichtingen die wij zien en welke wij het meest kansrijk achten. Dat lijkt mij ook het goede moment om die discussie verder te voeren.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, bent u bereid de motie op stuk nr. 700 aan te houden?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ga er heel even over nadenken. We zullen het de minister dan ook laten weten.

De voorzitter:

Oké. Maar even voor onze administratie …

Minister Schouten:

Dan moet ik 'm ontraden; dat is natuurlijk de consequentie. Ik snap wat mevrouw Westerveld vraagt, maar het is net één stap te vroeg om 'm daar helemaal in te kunnen plaatsen.

Dan de motie op stuk nr. 701 van mevrouw Westerveld. Die motie vraagt om bij de komende wijziging van de Participatiewet ook het experimenteerartikel uit te breiden. We zijn natuurlijk bezig met de wijziging van de Participatiewet. Dat komt hier dus ook weer terug. Dat lijkt me op zich het meest geëigende moment om die discussie verder te voeren, maar in het algemeen wil ik zeggen dat inkomensbeleid toch echt voorbehouden is aan de rijksoverheid. Dat is ook zo om de consistentie tussen de gemeenten te bewaren. Anders krijg je namelijk de situatie dat er in de ene gemeente wel inkomensbeleid wordt gevoerd en in de andere gemeente niet, terwijl de discussie in deze Kamer ook altijd gaat over de vraag of we dat niet generiek moeten doen. Op grond hiervan moet ik deze motie nu ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 701 is ontraden. Mevrouw Westerveld heeft daarover nog een vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Als alleen dat inkomensbeleid het punt is, dan wil ik deze motie wel even aanhouden om te bekijken hoe we er wel kunnen komen. Het punt is natuurlijk dat gemeenten verantwoordelijk zijn gemaakt voor zaken als re-integratie en heel veel sociale regelingen. We weten dat heel veel van deze regelingen niet werken zoals ze ooit bedacht zijn. Dat blijkt ook uit een heel aantal onderzoeken die daarnaar zijn gedaan. Daaruit blijkt dat als je die regelingen op een andere manier zou inrichten, bijvoorbeeld door mensen meer vrijheid te geven, dat dan ook wat doet met hun welzijn, hun participatie en hun vertrouwen in de overheid. Ik ben dus op zoek naar een manier waarop we ervoor kunnen zorgen dat we onderzoekers en gemeenten die dat willen, door kunnen laten gaan met dit soort in mijn ogen nodige experimenten, die ook wetenschappelijk onderzocht worden. Misschien kan ik het zo met de minister afspreken: we houden deze motie aan om even te kijken waar we samen kunnen komen. Dat is mijn voorstel aan de minister. Ik denk namelijk dat we allemaal baat hebben bij dit soort onderzoeken.

De voorzitter:

Het is aan de indiener om een motie aan te houden.

Minister Schouten:

Zeker. Ik ga daar niet over. Hetgeen mevrouw Westerveld nu aanhaalt, gaat bijvoorbeeld over de arbeidsverplichting. In de wet zit al wel ruimte om daarmee te experimenteren. Dat is dus echt wat anders. In deze motie wordt gevraagd naar regelvrije inkomensondersteuning. Daarom maakte ik dat punt over het inkomensbeleid. Het is aan mevrouw Westerveld om de motie aan te houden, maar ik denk dat we deze discussie nog ten volle gaan voeren bij de herziening van de Participatiewet.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, kunt u ook voor de collega-woordvoerders aangeven of u deze motie in stemming brengt of haar aanhoudt? Mevrouw Westerveld zei buiten de microfoon — dat kwam door mij — dat ze haar aanhoudt.

Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (26448, nr. 701) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan komen we bij de motie op stuk nr. 702 van de heer Omtzigt.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 702 van de heer Omtzigt vraagt om binnen twee weken een formulier op de website te zetten waarmee huishoudens zich kunnen melden. In het debat heb ik al de toezegging gedaan dat wij … Ik heb gezegd dat het maar even de vraag is of de site van het ministerie nou de best geëigende plek is om mensen te informeren over wat er gaande is. Ik heb gezegd dat ik vrees dat niet iedereen elke dag op de site van het ministerie kijkt. Ik zou het iedereen aanraden, maar ik denk niet dat het gebeurt. Daarom ben ik ook in gesprek met het UWV, met de sociaal raadslieden en met de gemeenten om te bekijken wat nou de beste manier is om mensen te bereiken. We willen de oplossingsrichtingen ook nog bespreken, dus het gaat wat verder dan dat. De Landelijke Cliëntenraad willen we hier ook nog bij betrekken. Ik zou dus eigenlijk het volgende willen vragen. De motie moet ik in deze vorm ontraden, maar het is een beetje een rotmanier van ontraden, want ik wil wél graag dat we de mensen gaan benaderen. Alleen, de beste manier waarop we dat kunnen doen, wil ik nog bezien, ook in samenhang met de oplossingsrichting die we gaan kiezen. Als de motie zo gesteld wordt, dan moet ik haar ontraden.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank voor dat antwoord. Ik begrijp ook best wel wat overwegingen. We zijn het nu alleen al zeven jaar aan het onderzoeken. Ik vind het heel fijn dat de minister nadenkt over wat de beste plek is, over waar je het formulier het best kunt vinden. Als dat bij een voetbalwedstrijd zichtbaar is, zullen waarschijnlijk meer mensen het zien dan op de site van het ministerie van Sociale Zaken; dat besef ik ook.

Minister Schouten:

U onderschat ons, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik onderschat u niet, maar ik onderschat wellicht de aantrekkelijkheid van de website van het ministerie van Sociale Zaken. Daar staan niet heel veel bewegende beelden op. Dus ik wil het best veranderen, zodat de regering inderdaad kijkt waar die staat. Het gaat mij erom dat er een rechtelijke uitspraak ligt die zegt: je kunt met terugwerkende kracht aanspraak maken. Je moet dus niet te lang wachten met het neerzetten daarvan, zodat mensen als ze dat formulier invullen en gemeentes als ze dat ontvangen, weten welke acties ze kunnen ondernemen. Dan standaardiseer je dat proces. Voor sommige mensen weten we niet zeker of ze eronder vallen, want die regelingen zijn gewoon te ingewikkeld. Maar dat zou ik graag beschikbaar willen hebben. Als dat niet binnen twee weken maar wel binnen drie weken kan, dan hoor ik dat ook graag. Maar dit moet niet weer tot de zomer wachten. Dit zijn mensen die nu onder het bestaansminimum zitten. Sommigen zitten dat al jarenlang.

Minister Schouten:

Het kan zijn dat wij sommige mensen gewoon zelf proactief kunnen benaderen en dat zij zich dus niet hoeven te melden. Het punt is hier dat als wij er nu een formulier op zetten waarmee personen zich kunnen melden, het zo kan zijn dat best veel mensen zich gaan melden omdat ze niet per se weten of ze onder die regeling vallen. Dan moet ik nu heel veel tijd steken in het beoordelen van al die zaken, terwijl er misschien een veel effectievere manier is waarbij wij ze met datadeling en dat soort zaken veel meer zelf in beeld kunnen krijgen en kunnen gaan benaderen. Maar dat zijn precies de stappen die ik echt wil bespreken met de partijen die hierbij straks een taak hebben en daar werk uit krijgen. Ik wil voorkomen dat we straks alleen maar bezig zijn met heel veel beoordelingen, waardoor we juist niet bezig zijn met het benaderen van de mensen waar het wél om gaat. Het zit 'm dus niet alleen in de plek, maar ook in de vorm; laat ik het zo zeggen. Maar nogmaals, de intentie is natuurlijk wel om die mensen te bereiken. Daarmee zijn we nu ook bezig in gesprekken met alle uitvoerders.

De voorzitter:

Daarmee is het oordeel over deze motie, als ik de minister goed begrijp: ontraden.

Minister Schouten:

Ja.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 703.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 703. Ik zou u willen vragen om deze motie aan te houden. De Toeslagenwet is namelijk een van de mogelijke oplossingsrichtingen die we op dit moment tegen het licht aan het houden zijn. Ik wil hierbij alleen ook aanmerken — dat heb ik in het debat al gezegd — dat er geen 100%-oplossing is bij alle regelingen. Overal zit weer een nadeel aan. Bij de Toeslagenwet leidt dat bijvoorbeeld tot een hoger bruto-inkomen. Dat hogere bruto-inkomen werkt dan bijvoorbeeld ook weer door in de hoogte van de zorgtoeslag en de huurtoeslag. Je doorbreekt de loop waar we in zitten dus niet. Daarmee heb ik de Toeslagenwetrichting nog niet afgeschreven, want ik heb de luxe nog niet om één richting af te snijden. Maar als we dit doen, dan zitten daar ook weer consequenties aan vast. Dat wil ik juist allemaal in samenhang laten zien, zodat we straks met z'n allen een afgewogen keuze kunnen maken. Dus als ik nu bij deze motie al zeg "dat gaan we sowieso doen", dan zijn andere oplossingen misschien minder tegen het licht gehouden. Dus ik zou graag willen dat die wordt aangehouden, want het is wel een van de opties die we bekijken.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik bedoelde iets anders met deze motie dan wat de minister eronder verstaat, denk ik. Het maakt mij niet uit of het via de Toeslagenwet of een andere wet gebeurt en of de Toeslagenwet bijvoorbeeld zodanig wordt aangepast dat de toeslag ontvangen wordt door de partner. Die kan dan namelijk algemene heffingskorting daarop verzilveren, en dan is het probleem in één keer een heel stuk minder groot. Dus er zijn allerlei vormen. Er staat heel bewust "de Toeslagenwet en andere wetten". Deze motie gaat om iets anders. Er zijn namelijk mensen die nog wat spaargeld hebben en beneden bijstandsniveau beland zijn of die nog in hun eigen woning wonen, nog een paar jaar hebben totdat ze met pensioen gaan en net onder het bijstandsniveau zitten. Het hele idee van de Toeslagenwet en de loongerelateerde uitkeringen, de WW en WIA, was dat je niet aan de bijstandsnorm hoeft te voldoen, maar dat je aan de normen moet voldoen van de socialezekerheidswetten. Dat betekent dus een participatieplicht en een sollicitatieplicht; dat betekent een aantal dingen. Maar die zijn niet zo hard als de Participatiewet. Die is echt veel harder.

Minister Schouten:

Ik zie dat punt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Met deze motie wil ik ervoor zorgen dat de aanvulling die gezocht wordt niet onder het bijstandsregime, en zeker niet onder de vermogensnormen, gaat vallen, maar onder de werknemersverzekeringswetten. Daarop heb ik één uitzondering gemaakt. Dat is heel bewust. Die is dat ik vind dat je de partner die niet werkt of helemaal niet werkt, wél kunt vragen om te solliciteren. Dus die sollicitatieplicht kun je erin doen, maar al die andere dingen die aan de Participatiewet zitten, zijn zó hard voor deze groep. Dat was de portee van deze motie.

De voorzitter:

Wijzigt het oordeel van de minister met deze uitgebreide toelichting van de heer Omtzigt op zijn beknopte motie?

Minister Schouten:

Ik wil hem alsnog vragen om deze aan te houden, ook al snap ik zijn redenering wel. Het is dan ook echt een van de wegingen die we hierin mee moeten nemen. Maar nogmaals, ik heb de luxe niet om het via één manier te doen. Als ik het namelijk op één manier doe, kan dat voor een andere manier weer nadelige gevolgen hebben. Dit moeten we precies met elkaar gaan wegen. Ik snap dus wat de heer Omtzigt zegt, maar ik zou hem toch willen vragen om ons heel even de ruimte te geven om te kijken wat de opties zijn.

De voorzitter:

Meneer Omtzigt, u wordt indringend aangekeken met het verzoek om de motie aan te houden.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dan hou ik 'm een weekje aan, maar het probleem is dat we dan in het reces zitten. Dan zou ik 'm dus vier weken aanhouden.

Minister Schouten:

Ik heb gezegd dat ik voor 1 juni een brief stuur waarin de verschillende oplossingsrichtingen worden beschreven. Daar zetten we ook de voor- en nadelen in. Hetgeen de heer Omtzigt hier aanhaalt kunnen we daar bijvoorbeeld ook in meenemen. Dan moeten we daar ook een weging in gaan maken. Ik zeg nogmaals dat we dat doen vanuit het idee dat een 100% fijne oplossing niet bestaat. Die weging moeten we juist hier in de openheid kunnen maken. Deze optie loopt dus mee in de verkenning; dat kan ik wel toezeggen.

De voorzitter:

Het verzoek is dus om 'm tot 1 juni aan te houden.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik houd 'm nu aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor zijn motie (26448, nr. 703) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Sowieso hebben we een aantal weken reces. We komen niet terug voor stemmingen. Dan heb ik wel even overleg. Maar ik neem aan dat de minister de wens heeft gehoord.

Minister Schouten:

Ik heb de wens gehoord.

Dan de motie op stuk nr. 706, van de heer De Jong. Die is nogal ruim geformuleerd. Die verzoekt de regering namelijk "een oplossing te bieden met als doel de ruim 10.000 getroffen gezinnen financieel te compenseren voor het door overheidsfalen ontstane onrecht". Dit heeft wel een hele brede scope. Ik heb net en in het debat ook gezegd dat ik eerst die lekkende kraan wil stoppen; wellicht is dat een beetje foute beeldspraak. Ik wil er dus in ieder geval voor zorgen dat niet meer mensen in deze situatie belanden. Daar is nu alle aandacht op gericht. Daarna bezien we wat we moeten doen met vraagstukken rondom compensatie et cetera. Dat is overigens niet makkelijk. Maar deze motie gaat eigenlijk nog veel verder. Die vraagt namelijk ook nog om compensatie in den brede, maar dat gaat echt veel te ver. Deze motie moet ik dus ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 706 is dus ontraden. Meneer De Jong wil daarop reageren.

De heer Léon de Jong (PVV):

Zeker, want het gaat hier om 10.000 gezinnen die er helemaal niets aan kunnen doen dat zij in een financiële situatie onder het bestaansminimum terecht zijn gekomen. Die situatie heeft er wellicht ook voor kunnen zorgen dat die mensen een BKR-registratie of schulden hebben gekregen. Mijn verzoek is dus toch om op z'n minst te onderzoeken hoe groot die groep is. Mensen hebben dus niet gekregen waar ze recht op hadden, maar wat zijn de gevolgen daarvan? Is de minister bereid om daar onderzoek naar te doen? Dat is één. Is ze dan ook bereid om dat leed op een of andere manier te compenseren? Het gaat er namelijk niet alleen over dat je niet hebt gekregen waar je recht op had; je situatie is ook veranderd, waardoor je bijvoorbeeld in schulden terecht bent gekomen. Daar is de overheid dan natuurlijk ook voor een deel verantwoordelijk voor. Kan de minister daarop reageren?

Minister Schouten:

Dit geeft precies aan hoe ingewikkeld dit vraagstuk is. Wat is namelijk het causale verband tussen het feit dat je deze regeling niet hebt gehad en allerlei andere zaken? Als je dat op die manier wil gaan doen — ik wil de vergelijking eigenlijk niet helemaal maken — dan kom je ongeveer bij een soort Commissie Werkelijke Schade uit. Je ziet hoe ingewikkeld en moeilijk het daar al gaat. Ik ga dit op deze manier dus niet toezeggen, meneer De Jong. Ik heb de volgorde aangegeven waarin ik de dingen doe, maar dit is zo breed en zo veelomvattend dat ik dit niet op die manier ga doen.

De voorzitter:

Ja, meneer De Jong, we stemmen daarover. Het oordeel van de minister is helder. Ik zit een beetje naar alle collega's te kijken die op hun volgende debat aan het wachten zijn, maar ik begrijp dat u nog een korte reactie wil geven.

De heer Léon de Jong (PVV):

Zeker. Dit is namelijk ook pas mijn eerste vraag, terwijl er volgens mij net collega's vijfenhalve minuut stonden te praten. Volgens mij is het dan heel logisch dat ik ook nog mag reageren, want ik had een vraag gesteld waar ik geen antwoord op heb gekregen. Ik vroeg namelijk of de minister bereid is om te onderzoeken hoe groot die schade is, zowel materieel als immaterieel. Ik wil dus weten welke gevolgen het heeft gehad voor de groep die niet heeft gekregen waar die recht op had. Denk aan BKR-registraties of schulden. Hoe groot is die groep? Ik kan me nog herinneren dat er bij de toeslagenaffaire ook is gekeken naar waar de overheid in had gefaald en wat de gevolgen daarvan zijn geweest voor die gezinnen. Dit is ook een geval van overheidsfalen. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er hier alleen maar wordt gefocust op het compenseren van waar ze recht op hadden, terwijl er niet wordt gekeken wat de verdere gevolgen nog zijn geweest. Mijn vraag is specifiek: is de minister bereid — dan ga ik voor de rest bekijken wat ik met de motie doe — om te onderzoeken wat de werkelijke schade bij die mensen is geweest? Het gaat dus om het aantal BKR-registraties en schulden — noem het maar op — om te kunnen bekijken welke oplossingen we die mensen daarvoor kunnen bieden.

Minister Schouten:

Volgens mij heb ik daar zonet wel antwoord op gegeven. Het antwoord is dat ik dat niet ga doen. Daarom ontraad ik ook deze motie.

De voorzitter:

Dan komen we bij de motie op stuk nr. 708.

Minister Schouten:

Ja, de motie op stuk nr. 708. Ik dank mevrouw Kathmann en mevrouw Westerveld dat zij zo begaan zijn met onze begroting. Dat waarderen wij altijd zeer. Alleen, deze is net een beetje prematuur. De discussie over de hele voorjaarsbesluitvorming en de keuzes die daarbij worden gemaakt, is nu gaande. Uw Kamer wordt daar op het geëigende moment over geïnformeerd. In dat licht zou ik deze motie willen ontraden, al draag ik het idee een heel warm hart toe, zoals u zult begrijpen.

Dan was er nog een vraag van mevrouw Van Beukering over de planning. Ik heb net gememoreerd dat ik de Kamer voor 1 juni informeer over de aanpak.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn aan de zijde van het kabinet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We stemmen aanstaande dinsdag 18 april over deze moties. Na de schorsing gaan we door met het debat met de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen.

De vergadering wordt van 14.15 uur tot 14.20 uur geschorst.

Naar boven