6 Rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen

Rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen

Aan de orde is de voortzetting van het debat over het rapport "Groningers boven gas" (35561) met de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het debat met de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen over het rapport "Groningers boven gas". In de eerste termijn van de kant van de Kamer geef ik het woord aan de heer Van Wijngaarden en hij zal spreken namens de VVD.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter, leden van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. De VVD is de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen zeer erkentelijk voor haar rapport dat zij op 24 februari jongstleden presenteerde op een symbolische plek, in Zeerijp, tussen, aan en voor de inwoners van Groningen. Ik had hier ook kunnen zeggen "midden in het bevingsgebied", maar dit gebied is veel meer dan alleen een bevingsgebied. Wat zich hier heeft afgespeeld gaat veel verder dan door gaswinning veroorzaakte aardbevingen alleen.

Voorzitter. Ik heb vier blokjes, zeg ik even voor het overzicht. Na mijn inleiding ga ik in op een recht op een veilig thuis. Daarna gaat het over schadeherstel en versterking. Vervolgens sta ik stil bij de rol van de politiek en tot slot sta ik stil bij het perspectief dat Groningen geboden zou kunnen worden.

Voorzitter. Het causale verband tussen de gaswinning en de schade werd eerst ontkend en door de NAM in 1986 nog afgedaan als flauwekul. Toen er in 1993 wel een relatie tussen gaswinning en schade werd erkend, werden gevolgen hiervan als gering geschat, zeg maar onderschat. Na de beving bij Huizinge in 2012 met een magnitude van 3,6 op de schaal van Richter explodeert het aantal schademeldingen van enkele tientallen naar duizenden per jaar. De afhandeling hiervan verloopt, net als de preventieve versterking van huizen, tergend langzaam en met structurele terughoudendheid in de erkenning van schades." Voor veel mensen ontstaat een leven in de wachtstand." Dat is wat de VVD betreft een kernzin uit het rapport. Laat ik een voorbeeld noemen van wat, toen we vorige week met een aantal leden van de commissie in het bevingsgebied waren, diepe indruk op mij heeft gemaakt. Dat was een gesprek met jongeren waarbij je zag wat dat leven in die wachtstand aan onzekerheid teweeg heeft gebracht voor die ouders. Want dat is niet alleen maar wachten totdat er weer een brief komt, het gaat om jaren en jaren van onzekerheid, wat grote weerslag heeft gehad op die gezinnen, inclusief scheidingen en bijna-scheidingen. Wat mij daarvan bij is gebleven, is dat je de tijd die daarmee verloren is gegaan voor de gezinnen met alle ellende die dat daar heeft veroorzaakt achter die muren, niet meer ongedaan kunt maken. Tijd kun je niet compenseren. Dat is ook waarom het zo goed is dat we hier vandaag dit debat voeren.

Het verdriet van Groningen zit niet alleen in gas, geld en de Groningse grond. Het verdriet zit in de bureaucratische hel die voor veel mensen is ontstaan. Juist die hel heeft de commissie in haar rapport geschetst, wat op velen van ons een diepe indruk heeft gemaakt. Ik heb er nog wel een aantal vragen over. De historie van de Groninger gaswinning is, zoals de commissie terecht schrijft, grotendeels het nare verhaal van twee werelden die zo wezenlijk van elkaar verschillen dat ze elkaar maar nauwelijks raken terwijl ze in werkelijkheid nauw zijn verweven en op elkaar ingrijpen. De ene wereld is de wereld van onder meer de beleidsmakers, politici, bedrijven en toezichthouders met onder andere wetten, afspraken en begrotingen. De andere wereld is die van de bewoners van Groningen met zorgen over onder andere veiligheid, rompslomp, schade en gezondheidsklachten.

Dan kom ik bij een recht op een veilig thuis. Dit rapport gaat over veel meer dan bevingen in de grond en scheuren in huizen. In je huis moet je jezelf ook thuis kunnen voelen. Een Groninger heeft net zo veel recht op een veilig huis als andere Nederlanders. Ik verwijs dan naar de NEN-normen voor aardbevingsbestendigheid. Dat principe is geweld aangedaan. De ondoorgrondelijke papierwinkel en trage uitvoering kwamen daar vervolgens overheen. Niets kan de verloren tijd in de levens van mensen nog doen terugkomen. Zoals ik al zei: tijd kun je niet compenseren. Daarmee is een deel van de schade onherstelbaar. Het enige dat we nu kunnen betrachten, is de morele opdracht die op ons wacht zo goed mogelijk ten uitvoer brengen.

Tijdens dit verantwoordingsdebat heb ik nog een reeks inhoudelijke vragen aan de commissie. Zo oppert de enquêtecommissie om qua veiligheidsnorm voor versterking bewoners te laten kiezen tussen de oude en de nieuwe norm. Denkt de commissie niet dat dat de verschillen tussen versterkte woningen juist zou kunnen vergroten en dat het juist zou leiden tot minder draagvlak in plaats van meer draagvlak, zo vraag ik de commissie.

Dan kom ik bij schadeherstel, versterking en ontzorgen. De VVD wil namelijk dat dit rapport een keerpunt wordt in de wijze waarop Nederland omgaat met Groningen. Het is cruciaal dat het kabinet in de eerste plaats met de Groningers zelf in gesprek gaat en blijft over deze vraag, zeker ter voorbereiding op de kabinetsreactie op dit rapport. In gesprek gaan en blijven met de Groningers is ook een van de aanbevelingen van de enquêtecommissie. Dat is aanbeveling 11. Wat vindt de enquêtecommissie van alle reacties en suggesties die tot nu toe op haar rapport zijn verschenen? Momenteel zien we dat het ministerie van staatssecretaris Vijlbrief en de staatssecretaris zelf nadrukkelijk en met hoge frequentie zichtbaar aanwezig zijn in Groningen. Zou de commissie het idee toejuichen om dit voorlopig voort te zetten? De Kamer heeft Kamerbreed een motie van de VVD aangenomen waarin we spreken van een ereschuld en pleiten voor een "Conferentie voor het Noorden". De commissie verwijst hier ook naar. Kan de commissie nader ingaan op welk gewenst resultaat die conferentie zou moeten hebben en wat daarvoor nodig is?

De voorzitter:

Bent u aan het einde van uw eerste thema, vraag ik voor de zekerheid.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Zou ik dit nog even mogen afmaken?

De voorzitter:

Ja, maakt u dat af. Dan heeft de heer Van Haga een interruptie.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. Prioriteiten een, twee en drie zijn voor de VVD het vereenvoudigen van het schadeherstel en het versnellen van de versterkingsoperatie. Het kabinet moet de werkwijze en de organisatie van zowel IMG als NCG daarom anders gaan organiseren door een einde te maken aan de huidige ondoorgrondelijkheid van procedures. Als we de schadeafhandeling inderdaad menselijker, milder en makkelijker willen maken, moet het strakke juridische kader van het aansprakelijkheidsrecht deels losgelaten worden en moet er meer worden uitgegaan van vertrouwen in plaats van regels. De vraag aan de commissie is: in welke mate zou je het aansprakelijkheidsrecht moeten loslaten? Zou het in de ogen van de commissie helpen als we de tekenbevoegdheid van projectleiders bij NCG zouden uitbreiden, evenals het mandaat van de bewonersbegeleiders? Wat vindt de commissie van het voorstel van het Instituut Mijnbouwschade om de schadeafhandeling te versnellen door te gaan werken met forfaitaire bedragen? Ziet de commissie ook heil in een strakkere aansturing vanuit het kabinet op resultaten richting NCG en IMG? Verwacht zij dat dan tevens de informatiepositie van de Kamer verbetert ten aanzien van de resultaten die deze organisaties boeken?

Ik ben aan het einde van mijn blok.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik ben benieuwd wat de VVD vindt van de enorme waarde die we laten zitten in de grond in Groningen. Is dat goed afgewogen tegen het sluiten van het Groningengasveld en de belangen van de Groningers?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik vind eerlijk gezegd dat wij het op dit moment even niet meer moeten hebben over wat de waarde is van wat daar in de grond zit. Een van de lessen in dit rapport van deze commissie is volgens mij juist dat de fixatie op de waarde van wat daar in de grond zit veel te lang veel te groot is geweest. Dat is een van de dingen die we uit dit rapport halen. Ik denk juist dat wij met z'n allen er niet omheen konden en nu al helemaal niet meer kunnen dat er een causaal verband is tussen gas uit de grond halen in Groningen en bevingen veroorzaken, zoals het SodM ook heeft aangetoond. Zoals ik al heb aangegeven, hebben Groningers net zo veel recht op een veilig thuis als andere Nederlanders. Het gaat niet zomaar om een huis of een stapel stenen. Het gaat om een thuis. Het staat de heer Van Haga uiteraard vrij alle vragen te stellen die hij wil stellen. Dat mag hij ook. Maar als ik dan kijk naar dit rapport, dan denk ik: dit is niet het moment om dat soort vragen te stellen.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

De fixatie op emotie vind ik ook een rare, met name omdat inderdaad uit dit rapport blijkt hoe ongelofelijk slecht de overheid en wij hier met z'n allen hebben geacteerd. Als we dan die waarde gewoon maar laten voor wat het is, dan is dat een heel slecht punt. Ik zat zelf in de VVD-fractie toen dit besluit werd genomen. Ik was daar fel tegen. Op dat moment stond er nog 800 miljard kuub op de balans bij de NAM en was de gasprijs €0,60. Dat was 480 miljard euro die we zomaar afschreven. Nu praten we met een naar beneden gestelde hoeveelheid over 250 miljard. De causaliteit tussen de gaswinning en de aardbeving is er natuurlijk. Maar dat komt omdat we op de verkeerde manier gas hebben gewonnen. Dus als u meeneemt dat we op een andere manier gas zouden kunnen winnen, namelijk met het op peil houden van de druk in het veld door bijvoorbeeld gasinjectie, stikstofinjectie of waterinjectie toe te passen, komt de VVD dan tot hetzelfde oordeel?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Er is eerder een motie van de heer Van Haga aangenomen waarin het kabinet wordt gevraagd om deze methode, die hij inderdaad al langer bepleit, uit te zoeken. Daar is uitgekomen dat die methode onvoldoende zicht biedt op veiligheid. Dus daarmee is er op dit moment geen veilige variant van gaswinning in Groningen denkbaar.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik maak bezwaar tegen de onderzoeken die gedaan en geëvalueerd worden door mensen die niet ter zake kundig zijn. Dit is een techniek die overal ter wereld wordt toegepast. David Smeulders is een hoogleraar die omstandig heeft betoogd dat het allemaal wel kan. En met een sausje van emotie — en terecht hoor, want die Groningers zijn natuurlijk ongelofelijk gepakt door ons en door de overheid — wordt dan 250 miljard euro weggewuifd, terwijl het technisch mogelijk is om veilig gas te blijven winnen in Groningen. Daar zouden de Groningers van kunnen profiteren. En de VVD voorkomt dat. Dat vind ik ontzettend jammer.

De voorzitter:

Meneer Van Wijngaarden, u heeft hier al op geantwoord. Dan de heer Kops van de PVV.

De heer Kops (PVV):

Ik heb even zitten luisteren naar de heer Van Wijngaarden. Ik vraag me toch af wat ik met zijn betoog aan moet. In het begin had hij een tranentrekkend verhaal. Nou, terecht. En nu is hij verwikkeld geraakt in heel veel inhoudelijke vragen aan de commissie. Touché! Er zitten goede vragen tussen. Maar ik vraag me dan toch af: waar is de zelfreflectie? Als ik de heer Van Wijngaarden zo hoor, zou je haast denken dat hij niet van de VVD is. Maar dat is hij wel. Hij zei net in zijn bijdrage dat dit een verantwoordingsdebat is. Nou, dat treft. Gaat de VVD dan nu verantwoording afleggen? En hoe? Want het is wel de VVD die al jarenlang in dit land aan de knoppen zit. We kunnen wel zeggen dat het de VVD is die grotendeels verantwoordelijk is voor de ellende in Groningen. Het is de VVD die er grotendeels voor verantwoordelijk is dat het maar niet wordt opgelost en dat het dus inderdaad tot een parlementaire enquête heeft moeten komen, met een vernietigend rapport. Dus waar blijft die zelfreflectie van de VVD, die deze problemen grotendeels zelf heeft veroorzaakt?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Nou, dat treft, want dat zit in mijn volgende blokje. Zoals ik al heb aangekondigd, is mijn derde blokje de rol van de politiek. Daar zit die zelfreflectie in. Dus misschien kunnen we afspreken dat we elkaar dan hier weer zien?

De voorzitter:

Is dat goed, meneer Kops?

De heer Kops (PVV):

Misschien kan de heer Van Wijngaarden het nu doen, aangezien ik het er nu over heb?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Er zijn nog andere interrumpanten. Misschien hebben zij ook nog iets?

De voorzitter:

De heer Van Wijngaarden wil zich aan zijn opbouw houden. Zo vertaal ik dat. Dan gaan we naar mevrouw Den Haan van de fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Het is mooi dat de heer Van Wijngaarden spreekt over veiligheid en over het recht op een veilig thuis. Sinds wanneer is duidelijk bij de VVD dat dat ook echt een issue is voor de Groningers?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik ga nu niet speculeren over wanneer precies iets bij iemand duidelijk is geworden. Ik kom zo op de zelfreflectie. Dit rapport en dit debat moeten wat mij betreft echt het keerpunt worden in hoe we omgaan met Groningen. En daar wil ik het bij laten.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dan toch nog even terug naar die veiligheid. In het rapport staat dat de minister-president in 2019 uitvoerig excuus heeft gemaakt. Hij heeft toen aangegeven dat veiligheid in het gaswinningsgebied nooit een rol heeft gespeeld, omdat de overheid de ernst van de situatie veel te lang heeft onderschat. Tegelijkertijd zie ik een artikel uit 2013 van RTL4 waarin staat: de premier begrijpt de angst onder bewoners heel goed en doet er alles aan om die ongerustheid zo veel mogelijk weg te halen. Hij wijst op concrete mogelijkheden en maatregelen, met name in het kader van de veiligheid. Er wordt zelfs 100 miljoen extra voor uitgetrokken. Maar tegelijkertijd zegt hij dat de gasboringen te belangrijk zijn om ermee te stoppen. Dat is geen optie, want de schatkist verdient jaarlijks een slordige 11 miljard aan de gaswinning in het noorden van Nederland. Wat vindt collega Van Wijngaarden hiervan?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik sluit mij aan bij wat de commissie daarover heeft gezegd. De commissie heeft gezegd dat het belang van geldelijk gewin jarenlang heeft geprevaleerd boven de veiligheid van Groningers. Dat is onderbouwd met allerlei citaten en voorbeelden uit het rapport: vandaar ook hun conclusie.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Maar dat is toch een beetje een makkelijk antwoord? De heer Van Wijngaarden geeft aan dat veiligheid een belangrijk issue is. Ik vind dat ook. Men heeft recht op een veilig thuis; daar ben ik het helemaal mee eens. De minister-president zegt: dat was voor mij niet helemaal duidelijk. Tegelijkertijd heeft hij in 2013 uitgesproken dat het wél duidelijk was dat het heel erg belangrijk was, maar dat het financiële gewin, het verdienmodel, prevaleerde boven de veiligheid en het recht op een veilig thuis van de Groningers. Vindt de heer Van Wijngaarden dat een juiste verklaring en had hij dat zelf anders gedaan?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Als mevrouw Den Haan vragen heeft over waarom de minister-president dat zo heeft gedaan, moet ze die denk ik aan hemzelf stellen. Ik denk dat dat de juiste volgorde der dingen is.

De heer Van Houwelingen (FVD):

De heer Van Wijngaarden zegt zojuist dat veilig gas boren niet kan. Ik heb de volgende vraag. De sterkste beving was in Huizinge in 2012, met 3,6 op de schaal van Richter. In Japan is het mogelijk om aardbevingsveilig te bouwen tot 7 op de schaal van Richter. We hebben hier ook allerlei technieken, zoals spiraalankers en spouwdonuts. U kent ze ongetwijfeld. Ik stel mijn vraag in aanvulling op de vraag van de heer Van Haga. Is de heer Van Wijngaarden echt van mening dat het onmogelijk is om de situatie in Groningen, als die niet al veilig is, zodanig veilig te maken dat die gasboringen kunnen worden hervat?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Het staat de heer Van Houwelingen helemaal vrij om deze vraag te stellen. Hij verwijst naar Japan. Maar als we kijken naar de zorgvuldigheid waarmee deze commissie te werk is gegaan, hoeveel tijd hierin is gestopt en wat dat allemaal heeft opgeleverd, dan vind ik dat het ook goed is om te proberen het debat met dezelfde mate van zorgvuldigheid te voeren. Even vooropgesteld: ik ben geen seismoloog of geoloog. Maar één ding weet ik wel, ook door bezoeken aan Groningen: de ondergrond is daar totaal anders dan in Japan. Dat kan ik de heer Van Houwelingen wel vertellen. Dit wekt de suggestie "daar kan het, dus het kan in Groningen ook". Ik denk dat het antwoord op die vraag ontkennend luidt.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Het is jammer. Ik krijg geen antwoord op een hele redelijke, inhoudelijke vraag. Volgens mij is het ook een zorgvuldige vraag. Ik heb de stukken uiteraard ook gelezen. U heeft gelijk: de ondergrond in Japan is anders. In Japan is die van rots, in Groningen gaat het om lei en kleem. Dat betekent inderdaad dat de aardbevingen daar wat sterker worden gevoeld. Dat staat ook in de stukken. Als je dat omrekent, dan komt het hoogstens tot niveau 5, 5,5 op de schaal van Richter. Maar het komt niet op niveau 7. En tot nu toe is er ook niemand overleden in Groningen als direct gevolg van een aardbeving. Laten we dat ook niet vergeten. Ik stel u dus een hele inhoudelijke vraag. Met de huidige gasprijzen zit daar voor waarschijnlijk meer dan 1.000 miljard in de grond. Het herstel gaat enorm veel geld kosten. De Groningers hebben wat ons betreft niet alleen recht op compensatie, maar ook op aandelen in die gaswinning. Ze zijn enorm gepakt. We hebben inderdaad een ereschuld. Ik zou niet weten waar we het geld anders vandaan moeten halen. Als u het weet, moet u het zeggen. Waarom is de VVD zo faliekant tegen het hervatten van de gaswinning?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Woorden schieten bijna tekort. Het standpunt van Forum is mij bekend: het is Qatar aan de Noordzee; geef iedereen maar een Lamborghini. In die zin zou ik hier dus niet verbaasd moeten zijn. Maar voor het pleidooi ook nog de argumentatie aanvoeren dat je maar zou kunnen doorgaan met de gaswinning in Groningen omdat er nog niemand is overleden, vind ik eerlijk gezegd niet kunnen. Ik zou de heer Van Houwelingen willen uitnodigen om dat toch even te nuanceren.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat is een goedkope opmerking van de heer Van Wijngaarden. Hij heeft natuurlijk geen antwoord. U kunt eigenlijk niet met droge ogen zeggen dat het niet veilig kan. Als u nu zegt "het kan niet veilig", dan zou je ook moeten zeggen dat we geen goederenlijnen meer kunnen aanleggen en kerncentrales meer kunnen bouwen, want dat is ook gevaarlijk. Dat is de logica. Alles heeft risico's. Natuurlijk zijn er risico's in Groningen. Die zijn er bij elke industriële activiteit die je doet. Maar zeker als er aardbevingsbestendig wordt gebouwd — dat kan; dat is het inhoudelijke punt dat ik nu probeer te maken — zijn de risico's wat ons betreft acceptabel. Alleen zo kunnen we de schade van de Groningers vergoeden en kunnen we ze een aandeel geven in de gaswinning. Want zij zijn inderdaad enorm gepakt. U gaat hier inhoudelijk niet op in. Blijkbaar heeft u geen enkel verweer. Zo kennen we de VVD weer.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik wil daar nog kort op reageren. Zijn vraag is: denkt u dat dat veilig kan? Het korte antwoord daarop is: nee. Daarom hebben wij in het coalitieakkoord afgesproken dat we dat gasveld willen sluiten. Dat moet dicht. Het Staatstoezicht op de Mijnen is echt de wettelijke toezichthouder. Krachtens de Mijnbouwwet hebben we daar allerlei experts en toezichthouders voor. Die hebben daar hele duidelijke adviezen over gegeven. Daar zit geen woord Spaans bij. Ik vind dat wij, als Kamerleden, dat soort adviezen serieus te nemen hebben. Ik denk dat dat een van de lessen is van het rapport dat voor ons ligt: hadden we dat maar eerder gedaan.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ben blij om te horen dat we veiligheid en die adviezen serieus nemen. Ik vind het echt ongelofelijk pijnlijk en stuitend dat hier serieus wordt gesuggereerd dat we moeten doorgaan met pompen omdat er anders geen schadevergoedingen betaald kunnen worden of geen huizen versterkt kunnen worden. Dat is echt een absurde veronderstelling.

Mijn vraag gaat over die afweging tussen veiligheid en economisch gewin. Daar schrijft het rapport natuurlijk veel over. Is het de opvatting van de heer Van Wijngaarden dat de veiligheidsrisico's wel bekend waren bij het kabinet, bijvoorbeeld in 2013, maar dat er een bewuste afweging is gemaakt om te zeggen: nee, we stellen financieel belang voorop? Of waren de veiligheidsrisico's niet bekend?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dat is natuurlijk in een geleidelijk proces doorgedrongen, maar dat is te laat en te langzaam doorgedrongen. Ik denk dat dat het genuanceerde antwoord is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dan herhaal ik toch het citaat uit 2013, dat collega Den Haan net aanhaalde. De premier zei op dat moment: mensen moeten zich veilig voelen en daar gaan we alles aan doen, maar het is zo belangrijk om te blijven winnen. Daar blijkt toch uit dat op dat moment die afweging al heel bewust werd gemaakt? De veiligheid was dus wel degelijk bekend en was deel van een afweging.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik kom bij mijn volgende blokje op de rol van de politiek en de bewindspersonen. Misschien mag ik die vraag dan beantwoorden.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

De commissie is verbaasd dat voormalig minister Kamp het niet kunnen informeren van de Kamer over het minimale niveau van leveringszekerheid niet heeft erkend. Zoals de commissie aangeeft, is het ernstig dat het debat in de Tweede Kamer niet op de juiste manier gevoerd kon worden. Kamp had daar, als lid van het kabinet, een aandeel in. De informatie was aanwezig op het ministerie, maar werd helaas niet met hem gedeeld en er werd ook niet op doorgevraagd. Klopt het dat de verbazing van de commissie over het handelen van minister Kamp vooral zit op zijn reflectie naar aanleiding van het verkeerd informeren, en dus niet op het verkeerd informeren van de Tweede Kamer zelf? De commissie constateert dat de minister-president niet tijdig heeft ingegrepen in het beleid van de vakminister, terwijl besluiten over de gaswinning sinds 2013 wel in de ministerraad plaatsvonden. Wij hebben niet de inzage in de notulen van de ministerraad die de enquêtecommissie wel had. Daarom kunnen en willen wij niet anders dan afgaan op het oordeel van de enquêtecommissie. Ook de Kamer of de rest van het kabinet greep niet in. Achteraf kun je zeggen: hadden we dat maar wel gedaan. Dat trekken wij ons ook als fractie aan. Wij hadden, terugkijkend, scherper moeten zijn op het belang van veiligheid. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan een moment midden in de economische crisis in 2014, toen er een motie voorlag om het advies van het SodM, het Staatstoezicht op de Mijnen, op te volgen en de gaswinning te verminderen. Onder andere de VVD stemde tegen die motie. De commissie stelt vast dat de minister-president niet tijdig heeft ingegrepen in het beleid van de vakminister en voor Groningers niet het verschil heeft gemaakt. Hoe ziet de commissie het ingrijpen van de minister-president voor zich? Welke concrete acties had de minister-president wel kunnen ondernemen en welke juist niet, naast wat hij volgens de notulen, die de commissie heeft gezien, gedaan heeft?

De commissie stelt dat de frisse blik van minister Wiebes destijds heeft geholpen om uiteindelijk te besluiten de gaswinning te beëindigen. Tegelijkertijd heeft die frisse blik de versterkingsoperatie vertraagd. De VVD erkent dat de voortvarendheid van minister Wiebes hier een schaduwzijde had. Tegelijkertijd heeft deze minister voor een doorbraak weten te zorgen. In het coalitieakkoord dat enkele maanden daarvoor werd gesloten, stond immers dat de verwachting was dat in 2021 nog ongeveer 20 miljard kuub gas gewonnen zou worden. Wiebes heeft de deur geopend op weg naar sluiting van het Groningenveld. U geeft aan dat Wiebes onvoldoende aandacht had voor de signalen uit de regio dat de gekozen versterkingsaanpak net op gang leek te komen. Tegelijkertijd geeft u aan dat Wiebes bij zijn aantreden geconfronteerd werd met een schadeafhandeling die grotendeels stillag en een versterkingsoperatie die niet van de grond kwam. Kan de commissie duiden welke signalen minister Wiebes kreeg en hoe deze hem het vertrouwen hebben moeten geven dat de toen al ingezette versterkingsaanpak toch goed zou gaan uitpakken?

Voorzitter. Het perspectief … O, er is een interruptie. Dit was inderdaad het blokje politiek.

Mevrouw Beckerman (SP):

Echt, was dit het blokje zelfreflectie? Dus die zelfreflectie bestaat alleen maar uit: we hadden misschien in retroperspectief beter voor één motie over veiligheid kunnen stemmen? Dat was het? Dit was uw zelfreflectie?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik ben volgens mij net heel helder geweest. Ik zie aan mevrouw Beckerman dat zij meer had willen horen. Maar ik denk dat ik net ook heb aangegeven dat wij als fractie scherper hadden moeten zijn. Ik heb een motie als voorbeeld genoemd, een motie waar wij destijds tegen hebben gestemd. Er zijn nog meer voorbeelden van dat soort moties. De commissie verwijst daar ook naar. Het betreft niet alleen onze fractie; het betreft ook andere fracties. Maar ik heb het nu over mijn eigen fractie. Wij hebben er destijds voor gekozen om tegen die motie te stemmen. Overigens was het een motie van mevrouw Agnes Mulder. Ik heb die motie ook bij me. We hebben daartegen gestemd, maar we hadden wat dat betreft gewoon scherper moeten zijn.

Mevrouw Beckerman (SP):

Vooropgesteld: het gaat mij absoluut niet om de heer Van Wijngaarden zelf. Laat ik trouwens even beginnen bij de woorden waar de heer Van Wijngaarden mee begon, over de jongeren waarmee we spraken en dat dat hem geraakt heeft. Mij heeft het ook geraakt dat jongeren zeggen: mijn broertje heeft een woedeprobleem en ik heb een slaapprobleem. En dat ze zeggen: ik durf niet verder te kijken dan de middelbare school. Als ik zoiets hoor, denk ik: wat had ik kunnen doen? Wat hadden wij moeten doen? Wanneer hebben wij het verkeerd gedaan als Kamer? Het gaat dus niet alleen over moties waar je wel of niet voor hebt gestemd. Dit gaat over iets veel fundamentelers. Dit gaat over de rol en de taakopvatting van onze Tweede Kamer. Volgens mij kunnen wij dat niet afdoen met een paar zinnetjes.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik ben dat in heel grote mate met mevrouw Beckerman eens. Dat is ook een van de aanbevelingen die deze commissie doet. De commissie doet natuurlijk niet alleen maar aanbevelingen die betrekking hebben op het kabinet. De commissie doet ook aanbevelingen die betrekking hebben op hoe wij als Kamer onze rol invullen. Ik denk dat de manier waarop wij dat als mijnbouwwoordvoerders in de afgelopen periode hebben trachten te doen, door inderdaad naar Groningen toe te gaan en met Groningers in gesprek te gaan, daar een ontzettend belangrijk onderdeel van is. Ik vind ook deze enquêtecommissie, dus het inzetten van parlementaire instrumenten, daar een ontzettend belangrijk onderdeel van. Ik vind het wat dat betreft ook symbolisch dat de commissie het rapport in Zeerijp heeft gepresenteerd en dus buiten de muren van dit gebouw, iets wat bij mijn weten nog niet eerder is voorgekomen. Ik denk dat dat een voorbeeld is dat ons moet aanzetten tot nadenken en bezinning — dat zegt mevrouw Beckerman in feite ook en daarom ben ik het ook met haar eens — en tot een bezinningsproces op hoe wij onze rol als Kamer invullen, ook in reactie op dit rapport. Ik zeg daarbij ook, als ik zo vrij mag zijn, dat ik denk dat dit iets is om in de Kamer met elkaar over door te denken, langs de kanalen die we daarvoor hebben.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

We hebben hier eindeloze debatten gehad over funderingsschade in Groningen en eindeloze aansprakelijkheidsdebatten. Ik denk soms dat dat een symbool is, dat wij ook funderingsschade hebben in onze democratie en dat die ook niet onder de aansprakelijkheid valt, in de zin van: kiest u maar een nieuw leuk behangetje.

Voorzitter. Ik hoor de heer Van Wijngaarden bijna optimistisch — het is mooi als hij dat kan zijn — zeggen dat dit debat een keerpunt moet zijn. Maar ik heb hier vaker gestaan. Ik heb hier gestaan in 2019. Toen kwam de premier met drie keer excuses. Excuses voor de onveiligheid die niet onderkend was, voor de schadeafhandeling en versterking en het derde excuus was voor de juridificering. Op al die drie punten zijn we niet veel verder gekomen. Dat erkent de woordvoerder van de VVD ook. Ondertussen zijn wel twee wetten hier in de Kamer geweest en talloze wetswijzigingen die ik heb ingediend. De VVD stemde voor die wetten en tegen heel veel van die wijzigingen. Daarom durf ik niet te geloven dat wij op een keerpunt zijn, als we niet echt aan zelfreflectie doen en zelf met voorstellen komen die ervoor zorgen dat niet alleen de fundering in Groningen, maar ook de fundering onder onze democratie wordt hersteld.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dat zijn grote woorden. Dat mag natuurlijk ook en dat past ook bij een groot onderwerp als dit. Ik heb net ook gezegd dat ik het eens ben met mevrouw Beckerman dat we ook naar onze rol als Kamer moeten kijken en dat daar een bezinningsproces voor op gang moet komen. Ik denk ook dat dat kan. Dat heeft ook te maken met hoe wij als commissies te werk gaan. Laat ik het even beperken tot de commissie Mijnbouw en daarna één ander voorbeeld noemen. Ik vind het goed dat wij als mijnbouwwoordvoerders proberen veel vaker en meer in Groningen aanwezig te zijn. Wij wonen daar niet allemaal, maar gaan daar gewoon naartoe, omdat je merkt dat als je onderaan de streep praat met mensen die echt de ontvanger zijn van de uitvoerende kant, de ontvanger zijn van de overheid — en dat zijn dus de inwoners van Groningen in dit geval — je dan tot heel andere inzichten komt dan wanneer je alleen maar spreekt met mensen die als het ware het lobbyfilter doorkomen. Dat bedoel ik op geen enkele manier denigrerend, want dat zijn gewoon belangenbehartigers die hier in de Kamer komen. Ik denk dat het heel belangrijk is om niet alleen met bestuurders en met professionele belangenbehartigers te spreken, maar vooral ook met de ontvangende kant, met de mensen zelf. Dat is een van de lessen van dit dossier.

Dat zou je ook breder in de Kamer kunnen toepassen. Denk bijvoorbeeld aan een debat over het gevangeniswezen. Ik ben oud-justitiewoordvoerder. Misschien zou het ook goed zijn om te trachten zo'n commissiedebat een keer in een gevangenis te laten plaatsvinden en daar ook te spreken met zowel gedetineerden als bewakers en mensen die hen begeleiden. Ik heb daar zelf als justitiewoordvoerder ook ontzettend veel profijt van gehad. Zo versta ik dus ook de oproep van mevrouw Beckerman, die zegt: durf nou breder na te denken en breder te reflecteren op onze rol als Kamer; we moeten ook over dat soort dingen nadenken, net zoals deze commissie heeft gedaan door dat rapport in Zeerijp te presenteren.

De heer Kops (PVV):

Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik hier nou hoor. Dus wat de heer Van Wijngaarden te zeggen heeft over zelfreflectie, heeft hij allemaal gezegd. Volgens mij moet hij daar nog mee beginnen, want ik heb geen woord van enige zelfreflectie gehoord. Ik heb hem gevraagd wat de VVD de afgelopen jaren heeft gedaan of heeft nagelaten. De heer Van Wijngaarden heeft het dan over de rol van de Kamer en zegt dat hij tien jaar geleden misschien anders had moeten stemmen bij een motie. Nee, ik vroeg hem naar de VVD. Het is de VVD die in dit land al jarenlang aan de knoppen zit. We hebben VVD'er Kamp gehad, die er een puinhoop van heeft gemaakt. VVD'er Wiebes heeft er ook een puinhoop van gemaakt. Allemaal onder leiding van VVD'er Rutte is er één grote puinhoop van gemaakt. In 2013, toen de gaswinning naar een recordhoogte ging, heeft de VVD dat gedaan. Nog maar één jaar geleden, in februari 2022, stemde de VVD tegen een motie die alleen maar zegt: gaswinning niet verhogen. Dit is een VVD-probleem. Een VVD-probleem! Ik wil graag een reflectie op de vraag of de heer Van Wijngaarden dat erkent, in plaats van met allerlei vaagheden te komen als "de rol van de Kamer", "motie dit" en "motie zo".

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Het is ook nooit goed bij de heer Kops. Ik heb net een aantal dingen over de VVD gezegd. In 2013 was er ook een motie van het lid Van Gerven, die de regering verzoekt om gehoor te geven aan het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen om de winning van gas zo snel als contractueel mogelijk te temporiseren. Daar hebben wij ook tegengestemd. Ik heb net ook gereflecteerd op ons stemgedrag bij een andere motie. Daar ben ik achteraf, terugkijkend, niet trots op, met dit rapport dat hier voor ons ligt. Maar de heer Kops, zijn partij, zijn fractie, stemde destijds ook tegen precies diezelfde motie. En het is goed, hoor; hij mag mij hier op van alles de maat nemen. Maar ik hoop dat hij dat dan straks in zijn eigen bijdrage ook bij zichzelf doet. De heer Kops zegt: de VVD nam verantwoordelijkheid. Ja, dat klopt, wij nemen verantwoordelijkheid. Een land is gebaat bij partijen die verantwoordelijkheid durven nemen. We weten allemaal hoe de verantwoordelijkheid van de partij van de heer Kops eruitziet. Dat is namelijk weglopen als het moeilijk wordt.

De heer Kops (PVV):

Durft de heer Van Wijngaarden in dit debat, een heel belangrijk debat over een zeer belangrijk rapport, werkelijk te zeggen dat dit land gebaat is bij een partij als de VVD, die de Groningers niet alleen in de steek heeft gelaten, maar jarenlang keihard kapot heeft gemaakt, terwijl het wat betreft de veiligheid allang duidelijk was? De ellende was allemaal al duidelijk en de VVD besliste gewoon: nee, we gaan die gaswinning naar recordhoogte verhogen. U wist het en u hebt het bewust gedaan. U hebt de Groningers kapotgemaakt.

Voorzitter. Andere vraag. De kindertoeslagenaffaire. Toen werd er geconcludeerd dat er sprake is van systeemfalen. Is de VVD het ermee eens dat er toen sprake was van systeemfalen?

De voorzitter:

Ik stel voor dat we wel bij het onderwerp blijven. Het gaat nu niet over het toeslagenschandaal, hoe erg ook. Het gaat hier vandaag over het rapport …

De heer Kops (PVV):

Het is wel een debat, voorzitter. Ik mag best even een inleiding geven voor mijn vraag. Kom op.

De voorzitter:

Jazeker, maar ik bepaal ook de afbakening ervan.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Misschien is het handiger als de heer Kops gewoon zijn vraag stelt, want anders gaan we het nu hebben over een ander rapport van nota bene een parlementaire onderzoekscommissie waar ik zelf in zat, dus dat vind ik niet zo heel handig.

De heer Kops (PVV):

Kun je nagaan hoeveel ellende er is en hoeveel parlementaire enquêtes onder leiding van de VVD. Misschien moet u daar dan eens over nadenken.

Maar mijn vraag is als volgt, voorzitter. Bij de kindertoeslagenaffaire was sprake van systeemfalen. Het kabinet is toen afgetreden. En nu is dat weer het geval: weer systeemfalen. Erkent de heer Van Wijngaarden dat dat ook systeemfalen is, hier bij Groningen?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Vooropgesteld: ik denk dat je voorzichtig moet zijn in leed met leed vergelijken. Ik denk dat het ook voor de zorgvuldigheid van het debat goed is om die twee verschillende zaken — het een was een parlementaire ondervraging en dit is een parlementaire enquête, maar ze hebben inderdaad allebei een indringend rapport opgeleverd — niet op één hoop te gooien. Dat zou ik voor de zorgvuldigheid hier ook niet willen doen, eerlijk gezegd. De conclusies van de commissie liggen er. Wij hebben ingestemd met die commissie. Mijn collega Tielen heeft daar als vicevoorzitter aan deelgenomen. Daarvoor zijn we haar ontzettend erkentelijk, net als de andere leden van de commissie. De conclusies van de commissie liegen er niet om. Als de heer Kops nu vraagt — dat is waarschijnlijk zijn vervolgvraag — welke politieke gevolgen dit allemaal moet hebben … Hij geeft aan dat dit inderdaad zijn vervolgvraag is. Laat ik die meteen beantwoorden. Kijk, ik vind dit echt het verantwoordingsdebat voor de commissie, waarin wij de commissie bevragen op de inhoud van haar rapport. Als ik zo kijk naar dit vak — dat heet "vak-K", wat staat voor "vak-Kabinet", voor wie dat niet weet — zie ik het kabinet daar niet zitten. Ik vind dat soort vragen over politieke gevolgen voor leden van het kabinet ook echt voor het debat met het kabinet zelf. Laten we ook eens even de kabinetsreactie afwachten, want daar heb ik zo ook nog iets over.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Kops.

De heer Kops (PVV):

Kun je nagaan hoe kwalijk het is dat die kabinetsreactie er nog niet is. Die hadden we bij dit debat kunnen betrekken. Maar ik ga toch de vraag stellen. Bij de kinderopvangtoeslagenaffaire was het systeemfalen. Het kabinet is toen opgestapt. Hier wordt overduidelijk weer geconcludeerd: het is systeemfalen. Dan moet de heer Van Wijngaarden het toch met mij eens zijn dat ook hier de enige mogelijke conclusie opstappen is?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Nee, die vraag vind ik gewoon niet aan de orde bij dit debat. Dat is mijn antwoord daarop. Dat heb ik ook net uitgelegd.

De voorzitter:

Mevrouw Den Haan, Fractie Den Haan.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Sorry, voorzitter, ik wil er nog één ding aan toevoegen. Het duurt lang voordat de kabinetsreactie er is, gaf de heer Kops aan. Een van de aanbevelingen van de commissie is natuurlijk ook om met de Groningers in gesprek te gaan. Ja, ik mag hopen dat het kabinet deze tijd goed benut om dat ook te doen en dat we dit dus ook terugzien in de kwaliteit van de kabinetsreactie, die nog onze kant op moet komen. Dat schept wel verwachtingen.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank aan de heer Van Wijngaarden voor de zelfreflectie. Het is ook fijn dat u aangeeft dat u hoopt dat hier vandaag zeg maar het kantelpunt plaatsvindt dat we het anders gaan doen. Maar toch nog heel even. Niet inhoudelijk, maar wel even over een conclusie uit dat rapport over de kinderopvangtoeslagenaffaire. Daarin staat ook al flinke kritiek op de rol van de Tweede Kamer en met name over de informatiepositie en de informatievoorziening aan en van de Tweede Kamer. U gaf zelf al aan dat u onderdeel was van die parlementaire enquêtecommissie. Wat heeft de fractie van de heer Van Wijngaarden zelf concreet gedaan om die positie van de Tweede Kamer ten aanzien van de informatievoorziening te versterken?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Wat denk ik sowieso goed is om hier te markeren, is dat de commissie hier ook iets over zegt. Dat gaat niet specifiek over mijn fractie natuurlijk, maar de commissie geeft aan: wij kunnen ons voorstellen dat het kan helpen om bij bepaalde vraagstukken, dilemma's van nationaal belang, meerdere beleidsopties voor te leggen aan de hele Tweede Kamer. Ik vind dat een hele interessante. Dat moeten we denk ik onderdeel laten zijn van dat bezinningsproces hoe we onze rol als Kamer beter kunnen pakken. Ik hoop ook dat ik mevrouw Den Haan daarbij aan mijn zijde vind. Als het gaat om hoe je je rol invult, is dat ook iets waarbij we als Kamerleden allemaal individueel moeten stilstaan. Ik weet ook dat veel collega's dat doen. Als ik naar mijzelf kijk: ik heb mij bijvoorbeeld in mijn tijd als justitiewoordvoerder echt niet altijd er iets aan gelegen laten liggen of een motie ontraden werd, ook niet door een bewindspersoon van mijn eigen partij. Maar dat is wel iets wat iedereen voor zichzelf moet bepalen.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Als het gaat om de conclusie en de aanbevelingen van deze commissie, vindt u mij zeker aan uw zijde. De kinderopvangtoeslagenaffaire was twee jaar geleden. Daar werden ook al conclusies en aanbevelingen gedaan op dit specifieke onderwerp. Ik mag wel hopen dat de VVD niet nog een keer twee jaar wacht om te werken aan de informatiepositie en de versterking van de positie van de Tweede Kamer.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Volgens mij werken we daar met elkaar via verschillende commissies, ook de commissie voor de Werkwijze, al ontzettend hard aan. Ik denk dat we dat nog een extra impuls zouden kunnen geven naar aanleiding van een van de aanbevelingen die hier vandaag wordt gedaan. Als je kijkt naar onze werkwijze, zie je ook dat daar al verschillende aanpassingen in zijn gedaan. Wat daar verder nog in mogelijk is, moeten we vooral niet nalaten.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Tot slot. Ik vind het toch een beetje jammer dat u verwijst naar toekomstige zaken en naar de commissie voor de Werkwijze, maar dat u niet aangeeft wat u zelf de afgelopen twee jaar heeft gedaan. Dat vind ik jammer.

De voorzitter:

De heer Van Wijngaarden. Nee? Dan gaan we naar de heer Boutkan.

De heer Boutkan (Volt):

Ik vroeg mij af of de VVD misschien later in het betoog nog gaat reflecteren op de liberalisatie van GasTerra in 2005.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Nee, dat heb ik niet in mijn verhaal zitten.

De heer Boutkan (Volt):

Ik zal daar straks wel wat over zeggen. Als ik het rapport lees, valt het me op dat er bijvoorbeeld toch rapportcijfers worden gegeven over de winning en dat de productie in 2010 wordt opgeschroefd om de eerdere winning onder het plafond te compenseren. Als ik mij niet vergis, gaan we straks bij de Voorjaarsnota een debat hebben over de motie die volgens mij mevrouw Marijnissen heeft ingediend samen met de heer Segers, die juist over die liberalisatie van de energiemarkt gaat. Ik vroeg me dus af of hier alvast een beetje reflectie op kan komen van de VVD.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik wil niet vooruitlopen op het debat over de liberalisatie van de energiemarkt. Dat lijkt me ook weer een ander debat, dat we nu niet met enquêtecommissie hoeven te voeren. We doen tenslotte al een groot beroep op hun kostbare tijd. Maar wat betreft die reflectie kan ik wel het volgende zeggen met het oog op dat hele gasgebouw. Je had die overheidsagent die heel lang bijna als een soort satelliet van het ministerie heeft gefunctioneerd. Ja, daar heeft de commissie natuurlijk hele kritische dingen over gezegd. Dat heeft ook tot een onvoldoende informatiepositie van de Kamer geleid. Dat kan ik zeggen op het punt van reflectie.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik denk dat het onderscheid tussen de coalitie en de oppositie best relevant is, maar ik vind niet dat je dat moet absoluteren. Ik hoor hier namelijk ook oppositiepartijen, zoals Forum voor Democratie en Groep Van Haga, ervoor pleiten om die gaskraan maar helemaal open te zetten. Dat is ook de oppositie, maar luister daar als coalitie vooral niet naar, zou ik zeggen. Maar er moet mij wel wat van het hart. We zijn nu zo'n beetje halverwege het debat. Ik zie ook oprecht de wil bij coalitiepartijen om het te verbeteren, maar als ik eerlijk ben, heb ik ook niet het gevoel dat die de burger moed zal geven. Begrijpt u dat?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik begrijp dat. Ja. Ik weet dat — daar hintte ik daarnet al een beetje op — er een snoeihard rapport ligt, waar ik zeker niet voor wegloop, zoals u ook al heeft gehoord. Daar loopt de VVD niet voor weg, maar dat wekt ook wel verwachtingen ten aanzien van de kabinetsreactie die straks komt. Ik denk dat dat debat, de reactie die we daarin zien en de mate van concreetheid daarvan met betrekking tot hoe de inwoners van Groningen concreet geholpen gaan worden … Ik heb aangegeven dat schade herstellen en huizen versterken prioriteit een, twee en drie zijn. Ik heb daar een aantal suggesties voor gedaan. Ik vind echt dat we daarmee moeten beginnen, om een einde te maken aan die bureaucratische hel, zoals ik die noemde. Vervolgens moet er perspectief komen, maar dat komt ook aan bod in mijn volgende blokje.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat was ook mijn belangrijkste punt. Ik heb Susan Top bijvoorbeeld gezien, die zegt dat het fundamenteel anders moet omdat het anders helemaal misgaat en dat we dus niet zo kunnen doorgaan; u heeft dat ongetwijfeld ook gezien. Ik heb zelf echt geprobeerd om op een paar punten te zeggen: hartstikke goed werk van de commissie, maar we moeten echt nog wel verder gaan. Mevrouw Beckerman heeft dat zeer indrukwekkend betoogd. Ik mis dat een beetje. U bent nu de derde coalitiepartij die spreekt. Er komt nog een vierde en ik wil niemand tekortdoen, maar zo komen we er niet.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik begrijp het toch wat zwaardere gemoed van de heer Nijboer op dit punt. Ik begrijp zijn kritiek en zijn zorgen heel goed. Die kan ik ook heel goed plaatsen met dit rapport en de geschiedenis die de commissie heeft opgeschreven, nog los van de tijd die dit in beslag heeft genomen. Dat legt ook een zware morele opdracht op ons. Die voelen we ook.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik hoorde in de bijdrage van meneer Van Wijngaarden van de VVD-fractie best wat reflectie. Ik hoorde in ieder geval een begin daartoe, en volgens mij is dat goed. Het is een goed begin. Ik wil een vraag stellen specifiek over de rol van minister Wiebes. Daar ging meneer van Wijngaarden ook al op in. Ik heb daar in mijn bijdrage ook naar gevraagd. Het was toentertijd een mooie actie van hem om de gaskraan dicht te draaien, en daar heeft hij in Groningen veel goed mee gedaan. Maar tegelijkertijd liep de versterkingsoperatie in het honderd. Hoe reflecteert de VVD op dat specifieke gebeuren?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dat heeft de commissie natuurlijk in heel mooie taal opgeschreven. Het komt erop neer, zoals ik zonet ook aangaf, dat die voortvarendheid een schaduwzijde had. En die schaduw viel wel over Groningen heen. Ik herhaal dus wat ik zonet zei, en daarbij wil ik het op dit moment laten met mijn reflectie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Met de woorden van de heer Nijboer in mijn achterhoofd zeg ik dat dit wel een punt is waarop we wellicht nog veel verbetering kunnen bewerkstelligen in de komende tijd. Ik neem aan dat de VVD daar ook aan wil werken. Het begint namelijk met reflectie en de reacties van de commissie en van het kabinet, maar volgens mij is dit wel een punt waarop extra gedrukt zal moeten worden.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Als het gaat om de versterkingsoperatie, absoluut. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik denk ook dat het zit in de manier waarop we met elkaar samenwerken. Dat was ook het punt van mevrouw Beckerman. Dat deel ik dus, ja.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. Het perspectief moet in de eerste plaats bestaan uit de versnelde versterking en uit een schadeafhandeling die menselijker, milder en makkelijker wordt. Groningen heeft behoefte aan nieuw economisch perspectief. Het regionale bedrijfsleven is gekomen met het plan De Toekomst van Groningen, en ziet Noord-Nederland als motor voor de nationale energietransitie. De VVD deelt dat. Hoe zit deze commissie hierin? Zouden bijvoorbeeld de aanlanding van wind op zee in de Eemshaven, een corridor voor de kabels en leidingen hiervoor, en betere verbindingen via de N33 en Eelde Airport kunnen helpen om de kansen voor werknemers en bedrijven in de regio sterk te laten toenemen? Aan welke andere ideeën van Groningen denkt de commissie om de kracht, kennis en schoonheid van Groningen — daar is al terecht aan gerefereerd — beter tot hun recht te laten komen? Wat vindt zij bijvoorbeeld van een Healthy Ageing Campus of het stimuleren van meer recreatie in de Groningse ommelanden? Ik wijs met name de commissie en de rest van de Kamer — maar laat ik het beperken tot de commissie — op het belang van op tijd zijn met de aanlanding van windenergie in Groningen zelf. Voor bedrijven liggen daar immers hele grote kansen. Dat is niet alleen maar leuk voor de bedrijven, maar vooral vanwege de banen die dat op kan leveren voor Groningen. Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat we daarbij niet de boot missen, want het is echt nu of nooit voor Groningen op dat punt.

Voorzitter, tot slot. Na dit verantwoordingsdebat zal de Kamervoorzitter op enig moment — ik denk dat het bij de volgende vergadering is — decharge verlenen aan de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. Het debat met de staatssecretaris Mijnbouw en de minister-president volgt dan voor het zomerreces. Laten we het als onze opdracht zien om het nare verhaal van Groningen van de twee werelden die naast elkaar bestaan, tot een goed einde te brengen. Laten we die twee werelden zo veel mogelijk bij elkaar brengen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zag mevrouw Beckerman nog staan. Er is nog een interruptie van de heer Omtzigt? Ja. Gaat uw gang.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ook ik heb het verhaal beluisterd. Dank voor de reflectie op een aantal moties en het handelen in 2012, 2014. Ik denk dat we daar als Kamer met terugwerkende kracht dingen anders hadden willen doen. Maar we hebben nu inderdaad de parlementaire ondervraging rond het kinderopvangtoeslagschandaal gehad — die kent de woordvoerder van de VVD als geen ander — en we hebben deze gezien. Is het zo dat wij als Kamerleden alleen ons werk beter moeten doen of misschien iets minder met de waan van de dag bezig moeten zijn? Of zijn er dingen die echt niet functioneren in de Tweede Kamer en die we echt anders moeten doen, zodat dit soort dingen, zoals die met Groningers of toeslagenouders gebeurd zijn, niet weer zo kunnen gebeuren?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik vind het zeer terecht en begrijpelijk dat de heer Omtzigt die vraag aan mij stelt, en eigenlijk aan alle collega's. Dat is precies de vraag die we onszelf allemaal moeten stellen. Het zou nogal — hoe zeg je dat? — pretentieus zijn als ik zou zeggen dat ik even een makkelijk antwoord op die vraag heb. Eén ding is mij wel opgevallen bij dit onderwerp en ook bij het andere onderwerp, de kinderopvangtoeslagaffaire of het kinderopvangtoeslagschandaal, zoals de heer Omtzigt het altijd terecht noemt. Ik merk hoe indrukwekkend en belangrijk het altijd is om gewoon — eigenlijk is het jammer dat ik dat moet constateren als iets bijzonders — met mensen te spreken die helemaal aan het einde van het systeem zitten, dus niet met de bestuurders aan het begin, maar juist met de mensen aan de andere kant van het systeem. Als je met die mensen spreekt, je die werkelijkheid goed tot je laat doordringen en je dat als Kamer maar ook als commissies vaker doet, denk ik dat dat ontzettend veel verschil kan maken. Ik noem dat zelf "de macht van het sleutelgat". Je loopt dit gebouw in. Dit gebouw heeft zijn eigen dynamiek. Als ik deze zaal rondkijk, zie ik dat er geen ramen in zitten. Je kan niet naar binnen kijken, maar ook niet naar buiten. Ik denk dat dat iets is wat we onszelf moeten aantrekken en dat dat in ieder geval een begin van een oplossing zou kunnen zijn. Maar zoals ik al aangaf, we zijn er dan nog lang niet.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Deze oplossing werd al voorgesteld in de tijden van een illustere liberale voorganger van de heer Van Wijngaarden: Samuel van Houten. 160 jaar geleden beweerde iedereen hier dat ze niet wisten dat er kinderen in de fabrieken werkten. Maar als je in Twente, Maastricht of Leiden — daar hield hij die spreekbeurt — de fabrieken in ging, zat het daar vol met kinderen onder de 10 jaar. Zelfs toen was het: we moeten beter kijken. Beter kijken gaat dit probleem niet oplossen. Wij weten dat er een vorm van coalitiedwang is. Wij weten dat coalitie-Kamerleden, als ze een keer wat anders willen, onder enorme druk worden gezet om vooral níet af te wijken van het regeringsbeleid. We weten — en dat is wel het verschil tussen Groningen en het toeslagenschandaal — dat er na de beving in Huizinge helemaal geen ongekend onrecht was. Het was niet heel moeilijk om een keertje naar Groningen te gaan. Een keer kijken? Je hoefde de televisie maar aan te zetten. Er waren ook VVD-afdelingen en CDA-afdelingen in Groningen die de noodklok luidden. Is er in de ogen van de VVD-fractie niet meer nodig dan enkel het besef dat we iets meer moeten doen, het besef dat we hier af en toe misschien een aantal regels moeten veranderen die ervoor zorgen dat je er dan wél door komt?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik gaf net al aan dat je er daarmee nog niet bent. Ik heb een aantal voorbeelden genoemd: zoek meer de uitvoeringspraktijk op en de mensen aan de andere kant, aan het einde van het systeem, in plaats van alleen maar met bestuurders en lobbyisten te praten die dit gebouw binnenkomen. Maar dat is zeker niet dé oplossing. Ik denk dat dit rapport — nou ja, dat is niet alleen wat ik denk; het staat er gewoon — een opdracht is aan ons allemaal, aan de Kamer, om te komen tot een bezinningsproces en na te gaan hoe wij onze rol als Kamer beter kunnen vervullen. Ik nodig de heer Omtzigt van harte uit om daaraan bij te dragen. Dat kan hij, weet ik, als geen ander. Formeel hebben we daar de commissie voor de Werkwijze voor. Die kan daarover meedenken, maar ik denk dat we dat nog breder moeten doen. De heer Omtzigt begon over coalitiedwang. Dat kwam eerder ook al langs, maar dan drijven we in dit debat met de commissie heel erg af van het rapport. Ik stel voor om dat niet te doen.

De voorzitter:

De heer Omtzigt, tot slot.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Daar kom ik zo nog wel op terug, maar het staat eenieder vrij om dat hier wel of niet te berde te brengen. Ik moet wel toegeven dat dit van de regeringspartijen de eerste is die nu tenminste met een voorstel komt. Er moet een interne zelfreflectie plaatsvinden en die moet gestructureerd plaatsvinden. Ik raad u aan dat niet in de commissie voor de Werkwijze te doen en niet alleen omdat die niet heel vaak bij elkaar komt, zo zeg ik tegen de Voorzitter, die ook voorzitter is van de commissie voor de Werkwijze. Ik zou het heel fijn vinden om in de tweede termijn van de VVD-fractie te horen op welke gestructureerde manier dat proces vormgegeven zou kunnen worden. Dat zou de grootste partij in dit huis ook sieren. Zonder nou te beginnen met het afvangen van vliegen: hoe doen we het beter? Dat is dus de eerste uitdaging.

Het tweede wat ik gehoopt had, was dat er een of twee voorstellen gedaan zouden worden. Ik zal straks bijvoorbeeld het voorstel doen dat via het Reglement van Orde aan een inspectie die zich niet gehoord voelt door het kabinet, de mogelijkheid wordt geboden om zich bij de Kamervoorzitter te vervoegen en te zeggen: ik wil graag iets aan de Kamer meedelen; mag ik ontvangen worden in uw commissie? Ik wil voorstellen dat elke inspecteur-generaal die bevoegdheid krijgt. Dat had bij de SodM kunnen gebeuren, maar het volgende schandaal kan zich net zo goed in de zorgsector voordoen of bij de Belastingdienst. Dus ook de andere inspecteurs-generaal, op de desbetreffende departementen, moeten die bevoegdheid hebben. Dat is geen silver bullet, dus maakt u zich niet druk. Maar ik had gehoopt van de VVD op basis hiervan een of twee voorstellen te horen, zo van "nou, we zien dat die macht en tegenmacht zo is in die sector". Of noem het maar; maak er een ander iets van.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik waardeer de betrokkenheid van de heer Omtzigt op dit punt enorm. Wij gaan al langer terug en ik weet dat hij hierover zinvolle ideeën heeft. De eerste uitdaging legt hij alleen bij mij neer, namelijk om meteen in tweede termijn met een voorstel te komen voor het gestructureerd inrichten van dat bezinningsproces. Dat vind ik iets te veel eer. Dat vind ik wel heel ambitieus. Kijk, zoals de heer Omtzigt weet, ben ik hier niet in mijn eentje. Ik heb me ook nog te verhouden tot collega's, en ik vind het ook wel netjes om dat met hen te bespreken. Ik hoop wel dat we hierin samen kunnen optrekken en ik denk zeker dat we moeten gaan nadenken over dat bezinningsproces: wat kunnen we anders doen? De heer Omtzigt doet daar net een interessant voorstel voor: introduceer voor een inspecteur-generaal die aan het hoofd van een inspectie staat een soort sluiproute— dat is niet het goede woord — of een soort noodventiel waardoor hij zich kan vervoegen bij de Tweede Kamer. Ik denk dat het een interessante gedachte is, ook om er een reactie op te vragen van deze commissie in relatie tot haar rapport, maar ook aan het kabinet. Ik neem aan dat ze meeluisteren; dan kunnen ze dit meteen meenemen in hun reactie.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Zelfreflectie, samenwerken en betere gesprekken zijn natuurlijk cruciaal, maar we moeten die bureaucratische hel stoppen. Ik werd toch weer een beetje geïrriteerd, nu ik de heer Van Wijngaarden meer concrete dingen hoor zeggen over een kabel voor windmolens, over hoe we die bureaucratische hel, die het werkelijk is, écht gaan stoppen. Ik zou aan de heer Van Wijngaarden willen vragen of hij het met mij eens is dat, als je naar het toeslagenschandaal kijkt en naar dit schandaal en deze ramp, de grote overeenkomst is dat de overheid burgers en inwoners wantrouwt, en hen als potentiële fraudeur ziet. Dat zit tot op de dag van vandaag in voor elke euro in de maatwerkaanpak schadevergoeding nog eens een hoger bedrag uitgeven, puur om mensen te wantrouwen en hun het leven, nou ja, tot een hel te maken.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Mevrouw Beckerman verwijst opnieuw naar het rapport van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag, waar ik zelf ook in zat. Wij hebben destijds als commissie een rapport opgeleverd, en daar sta ik uiteraard nog steeds volledig achter. Maar als we het over dit onderwerp hebben ... Ik heb ook net aangegeven dat als het gaat om schade en versterken, ik vind dat daar die bureaucratische hel in zit. En ik heb ook getracht om juist wel concrete voorstellen te doen, inderdaad als het gaat om veel meer uitgaan van vertrouwen. En het klinkt misschien wat technisch, maar het is wel heel belangrijk: je moet eens kijken in welke mate je dat hele civieljuridische aansprakelijkheidsrecht als een soort dwangbuis waar ze nu in zitten, kan loslaten. Ik heb dat ook gevraagd aan de commissie. Ik denk dat je dat deels móét loslaten, dat je veel meer moet uitgaan van vertrouwen. En dat betekent dus ook het mandaat en de tekenbevoegdheid van de betrokken ambtenaren in Groningen uitbreiden. Dus meer uitgaan van vertrouwen. Nou, volgens mij zitten wij daar hetzelfde in. Daarnaast kan je denken aan nog andere voorstellen, die ook het Instituut Mijnbouwschade heeft gedaan, die ik nu ter wille van de tijd buiten beschouwing laat. Maar ik denk juist dat we daar zéker concreter in moeten worden. En dat verwacht ik ook van het kabinet, in zijn reactie.

Mevrouw Beckerman (SP):

Kijk, het grote probleem waarom ik niet zomaar hoopvol ben dat dit een keerpunt is, is door die ervaring met het toeslagenschandaal. Want ook daar werd dat gezegd, in zo'n debat. En we weten dat ook daar die ouders voor een heel groot deel nog steeds in die hel zitten. Heel concreet. Ik heb een voorbeeld genoemd — en u was daarbij — van die vader met zijn twee dochters die prinsesje spelen, die eindelijk denkt "mijn huis wordt versterkt". Dan wordt ie gebeld, en het ligt weer stil. Dat lossen we niet op als we niet fundamenteel anders naar schade en versterken gaan kijken. En "tekenbevoegdheid" is echt weer zo'n woord uit het systeem. Dat kan vast voor een deel helpen, maar het gaat om die fundamentele oplossing.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ja, alleen ... Ik ben dat voor een heel groot deel met mevrouw Beckerman gewoon eens. Alleen, als je zegt dat het gaat om die fundamentele oplossing: we hebben hier ook niet — en dat is hier al eerder door iemand anders genoemd — een soort silver bullet, van "als we dat doen, dan is het ook in één keer allemaal opgelost". Ik denk dat het uiteindelijk ook te maken heeft met de mensen die daar zitten bij het Instituut Mijnbouwschade, en ook bij de NCG. Ik twijfel niet aan hun goede bedoelingen, maar wij moeten dan ook beginnen met hen in de positie stellen en ook het vertrouwen geven om menselijker, milder en makkelijker te werk te kunnen gaan. En dan heb je het inderdaad toch wel ook over bevoegdheden, vertrouwen en vrijheid. Maar dit is ook iets waar wij samen bij zijn, en volgens mij is onze ambitie op dit punt dezelfde.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Wijngaarden. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kröger, GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Groningers boven gas. Groningen boven gas. Drie simpele woorden die staan voor een wereld aan pijn en verdriet. Het is de glasheldere en keiharde titel van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie. Vandaag bespreken wij als Kamer dat rapport. Ik wil de commissie, en haar ondersteuning uiteraard, allereerst bedanken voor dit rapport en voor al die uren, dagen en weken van verhoren, die uiteindelijk hebben geleid tot meer dan 2.000 pagina's waarin 60 jaar aan geschiedenis voor ons zo glashelder uiteengezet wordt.

Die simpele titel zegt eigenlijk alles: Groningen en de Groningers waren minder belangrijk dan het gas dat onder de grond gewonnen werd. De belangen van burgers zijn structureel genegeerd, tegengewerkt en geschaad. De overheid heeft daarmee haar grondwettelijke zorgtaak verzaakt. Het publieke belang, zoals de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van Groningers, werd benaderd vanuit damagecontrol, beschrijft de enquêtecommissie. Er moest vooral voorkomen worden dat het economische belang van de gaswinning erdoor gehinderd zou worden. Met de schade van die damagecontrol worstelt Groningen nog iedere dag: huizen, wijken, dorpen, relaties en levens zijn onherstelbaar beschadigd. De belangen van mensen legden het dus altijd af tegen de belangen van het grote geld.

Voorzitter. Er is al heel veel emotie getoond in dit debat. We hebben de woede, het verdriet, de angst en de onmacht gezien tijdens de openbare verhoren, maar ook tijdens de gesprekken die wij als Kamerleden individueel en als commissie tijdens werkbezoeken hebben gevoerd. Die maken zo pijnlijk duidelijk wat al die jaren aan onrecht hebben veroorzaakt bij mensen. "Ja, je huis dat stuk is, is één ding. Maar als je niet zeker weet of je kinderen veilig wakker zullen worden als er iets gebeurt, dát is een heel ander verhaal." Dat komt uit het openbare verhoor van Frouke Postma-Doornbos. En dan wordt die oerangst, want dat is het, nooit echt serieus genomen en moet je eindeloos vechten om gehoord te worden, tegen twee van de grootste oliebedrijven ter wereld! De overheid schaart zich daarbij niet aan de kant van haar burgers, maar consequent aan de kant van die bedrijven. Het is eigenlijk gewoon niet voor te stellen dat zoiets al jaren speelt in Nederland. Recht doen aan Groningen betekent recht doen aan deze getuigenissen en die centraal stellen in het debat dat we vandaag hebben. Het betekent ook dat deze Kamer en het kabinet perspectief moeten bieden aan Groningen.

Voorzitter. Over recht doen gesproken: het is moeilijk om in dit debat recht te doen aan die 2.000 pagina's waarin in zo veel detail en met zo veel volledigheid 60 jaar geschiedenis beschreven staat. Ik wil de commissie graag naar een aantal specifieke elementen uit het rapport vragen. In de eerste plaats gaan die over de relatie tussen de oliebedrijven en de overheid. In het rapport wordt beschreven hoe die belangen vermengd werden en verstrengeld raakten: gezamenlijke diners voorafgaand aan een vergadering, de bedrijven die meeschrijven aan de antwoorden op Kamervragen en de brancheorganisatie die bij het sollicitatiegesprek voor de nieuwe inspecteur-generaal zit. Zoals de heer Kockelkoren het in zijn verhoor samenvatte: vier handen op één buik. Hoe kijkt de commissie naar de relatie tussen de Staat en de olies? Was de overheid nou grenzeloos naïef door te denken dat ze binnen de NAM ooit in een gelijkwaardige relatie met twee van de grootste en machtigste oliebedrijven ter wereld kon functioneren? Of was het financiële belang ook voor de Staat zo groot dat die gelijkwaardigheid niet eens nagestreefd werd? Dus was het naïviteit, of was het puur opportunisme?

Ik vraag de commissie welke lessen we hieruit moeten trekken. Want ook op andere plekken zien we dat onze overheid en bepaalde bedrijven zeer nauw verweven zijn en dat omwonenden ook daar slachtoffer zijn. In de energietransitie gaan we wellicht ook nog andere samenwerkingsverbanden zien tussen overheid en bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm van staatsdeelnemingen. Hoe kan voorkomen worden dat er ooit nog een dergelijke belangenverstrengeling optreedt? Hoe kunnen we die rollen structureel beter scheiden en de belangen van burgers echt borgen? Hoe kijkt de commissie naar de bestuursrechtelijke constructie die ooit gekozen is, het stille vennootschap? Hierover was zo lang zo weinig duidelijk, ook voor deze Kamer. In hoeverre is transparantie over dergelijke constructies fundamenteel voor de Kamer om altijd haar rol uit te kunnen oefenen? Moeten we daar dan niet veel fundamenteler een uitspraak over doen? Was er een totaal gebrek aan transparantie, omdat de oliebedrijven angstig waren dat overheden in andere landen anders ook een deel van de inkomsten zouden willen hebben? Klopt dat beeld?

Er is gesproken over oneindige vergunningen. Wat heeft dat gedaan met de rechtspositie van de Staat om ook eisen te kunnen stellen aan de exploitanten? Ook spreekt de commissie haar grote zorgen uit over de rol van de toezichthouder, met name voor 2012. Er was onvoldoende expertise en men hield zich te afzijdig. Ook dat zien we natuurlijk in een heleboel dossiers, waarin de toezichthouder onvoldoende in staat is om de belangen van omwonenden, van burgers, te behartigen. Er is gewoon te lang en te vaak bezuinigd op toezichthouders. Maar ik zou ook willen vragen naar de inhoudelijke expertise bij de ambtenarij. Met weinig toezicht en topambtenaren die vooral management skills hebben, hebben bedrijven vrij spel. Dat beleid zien we in verschillende dossiers terug. Welke specifieke aanbevelingen heeft de commissie daarvoor? Wat is er nodig om de machtsbalans in de huidige relatie met de olies te veranderen? Bijvoorbeeld in de onderhandelingen is de Staat nog steeds afhankelijk van de kennis en de informatie die door hen wordt aangereikt over bijvoorbeeld de hoeveelheid gas die nog in het veld zit. Moet hier niet een onafhankelijke toetsing op komen?

Voorzitter. Dan wil ik de commissie graag vragen over de periode na de grote beving in Huizinge, het cruciale jaar waarin besloten werd dat de gaswinning juist nog meer werd opgehoogd en daarmee definitief het vertrouwen van de Groningers werd beschadigd. In deze periode speelt met name dat de Kamer onvoldoende, onzorgvuldig en onjuist is geïnformeerd. Een belangrijk element in deze periode is, zoals de commissie schrijft, de leveringszekerheid als een rookgordijn. Hoe had de Kamer hier beter op kunnen controleren? In hoeverre moet een begrip als "leveringszekerheid", wat we ook het afgelopen jaar bij een aantal grote besluiten in de energiecrisis hebben gezien, niet veel transparanter en objectiever worden gedefinieerd? Zo wordt leveringszekerheid ook als een vorm van veiligheid gedefinieerd. "U wilt toch immers niet dat bejaarden bevriezen?", zo citeer ik. Dit terwijl de optie dat grootverbruikers konden worden afgeschakeld volstrekt buiten beeld bleef. De veiligheid van Groningers stond op dat moment volstrekt niet op het vizier en als het al op het vizier stond, werd dat volstrekt ondergeschikt gemaakt aan de economische belangen. Om te citeren: "Het was geen onderdeel van de ambtelijke cultuur om veiligheid van bewoners als overheidsbelang te zien." Het is onvoorstelbaar, dat veiligheid van de burgers, gewoon een grondwettelijke taak van deze overheid, niet deel was van de ambtelijke cultuur.

Voorzitter. Nadat eerst de veiligheid was geofferd, voltrok zich daarna het volgende drama. Een overheid die procedures, regels en afspraken stelt boven de menselijke maat. Het is een thema waar we het in deze Kamer helaas al veel vaker over hebben gehad. De parallel met het toeslagenschandaal, al door diverse collega's genoemd, dringt zich hierbij natuurlijk op. Het contrast tussen een zorgethiek waarbij een overheid haar burgers vanuit vertrouwen en zorg benadert versus een totaal gejuridificeerde relatie tussen overheid en burgers. In plaats van de belangen van burgers centraal te stellen en de afhandeling van schade en het uitrollen van de versterkingsoperatie, is er veel en veel te veel focus op juridische aansprakelijkheid. Ik citeer uit het openbaar verhoor van Herman de Muinck: "U moet zich voorstellen: de zitting is daar. Dan zitten daar drie advocaten van de Zuidas namens Shell. Dan zit er nog een advocaat namens de Staat. En dan zit er één gedupeerde met zijn of haar advocaat aan de andere kant. Het huis is total loss, echt total loss. Dan durft een advocaat van de Zuidas nog tegen de rechter te zeggen: maar wie zegt mij dat er niet ook een achtergebleven granaat uit de Tweede Wereldoorlog in de kelder is afgegaan? Als je op dat niveau bij deze zware zaken zulke opmerkingen maakt als advocaat, dan breekt er bij mij iets." Die juridische realiteit, dat heeft mensen kapotgemaakt.

Nadat de gaswinning mensen hun huizen en levens heeft ontwricht heeft de opstelling van de NAM dat nog eens dunnetjes overgedaan. In gesprekken die wij als vaste Kamercommissie afgelopen week nog in Groningen hadden, kwam duidelijk naar voren dat mensen zo verschrikkelijk veel behoefte hebben om gezien te worden in wat ze nodig hebben. Niet meer en niet minder, werd letterlijk gezegd. Wat hebben mensen, gemeenschappen, dorpen nodig? Wat heeft Groningen nodig?

Dat brengt mij op misschien wel de belangrijkste aanbeveling van de hele enquêtecommissie. Er is een ereschuld die ingelost moet worden. Ik wil de commissie vragen om toch meer te duiden wat ze bedoelen met de term "ereschuld". Waarom die specifieke term? Wat betekent dat meer nog dan alleen een financiële vergoeding of compensatie en genoegdoening? Hoe moet die ereschuld vorm krijgen en wat betekent dat voor ons als Kamer? Ik moet daarbij denken aan Cody uit Appingedam die we als commissie afgelopen week spraken. Hij is samen met andere jongeren in zijn dorp actief om een skatebaan voor elkaar te boksen. Wat hem vertrouwen terug gaat geven, is die skatebaan. Onze ereschuld naar Cody is een plek waar hij en 40 andere jongeren gewoon jong kunnen zijn zonder zorgen, een plek die maakt dat hun dorp weer van hen is. Hoe zorgen we dat aan de ereschuld die we hebben aan alle Groningers, individueel en collectief, recht gedaan wordt? Hoe zorgen we dat het niet grote projecten hoogover worden, maar juist dichtbij en met de menselijke maat? Van alle gesprekken die we tijdens dat werkbezoek hebben gevoerd, maakte op mij persoonlijk het gesprek met de jongeren het allermeeste indruk. Een hele generatie groeit op met een diep cynische blik op de overheid: "die is er toch niet voor mij", "wij zijn tweederangsburgers" en "we doen er niet toe". Daar is iets kapotgegaan dat maatschappelijk zo ongelofelijk ontwrichtend is. Volwassenen die jaren hebben geleden onder de schadeafhandeling hebben tenminste nog de herinnering aan hoe het daarvoor was en wat de overheid voor hen betekende, maar nu hebben we een hele generatie jongeren die opgroeiden in onveiligheid, fysieke onveiligheid, maar ook de onveiligheid als burger dat je weet dat jouw rechten niet beschermd zijn. Hoe gaan we hen ooit weer volwaardige burgers laten voelen? Wat is daarvoor nodig, vraag ik de commissie.

Voorzitter. Dan de schadeafhandeling. De commissie doet belangrijke aanbevelingen: milder, makkelijker en menselijker. Tijdens een van de werkbezoeken die we als commissie hebben afgelegd, ging het vaak over de "bestuurlijke spaghetti". De aanbeveling van de parlementaire enquêtecommissie is om nu geen grote structuurwijzigingen door te voeren. Kennelijk vertrouwt de commissie erop dat deze bestuurlijke spaghetti kan worden opgelost met heldere afspraken. Ik wil de commissie vragen om dat vertrouwen te onderbouwen. Bij de debatten over de toeslagenaffaire hebben we gezien hoe gruwelijk moeilijk het is om een cultuur — in dit geval bij de Belastingdienst — te veranderen. Als er geen structuur- maar een cultuurverandering nodig is, hoe zorgen we er dan voor dat mensen weer vanuit vertrouwen benaderd worden in plaats van vanuit wantrouwen? Wat is daarvoor nodig? Is meer mandaat voor de mensen die direct te maken hebben met bewoners hierin het cruciale element? Hoe vinden we de balans tussen aan de ene kant maatwerk en aan de andere kant noodzaak voor gelijke monniken, gelijke kappen en een gevoel van gelijkwaardige behandeling? Welke verbeteringen ziet de commissie van de besluiten die tijdens het schrijven van het rapport door de staatssecretaris in de afgelopen periode genomen zijn?

Voorzitter. Naast de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie is het definitief dichtdraaien van de gaskraan natuurlijk een heel belangrijk besluit dat genomen moet worden. De discussie over het stoppen van de gaswinning is het afgelopen jaar zeer actueel geweest. In het midden van een gigantische energiecrisis door de brute inval van Rusland in Oekraïne heeft het kabinet toch besloten het te doen. Er zijn partijen in deze Kamer die blijven pleiten, ook tijdens dit debat, voor het opendraaien van de gaskraan. Dat is wat mij betreft volstrekt gevoelloos en ongepast richting alle mensen in Groningen en Drenthe die lijden onder de gevolgen van decennia aan gaswinning. Ik wil de commissie heel graag expliciet vragen om te reflecteren op de veiligheidsrisico's van verdere winning. Ik wil ook vragen hoe zij kijken naar de oproepen vanuit bepaalde partijen.

Voorzitter. Tot slot wil ik heel graag stilstaan bij de rol van de Kamer zelf. Er ligt een rapport van 2.000 pagina's over een systeemfalen van ongekende proporties, maar wij zijn als Kamer uiteraard ook onderdeel van dat systeem. Mijn voorganger op dit dossier, Liesbeth van Tongeren, zei tijdens haar verhoor voor de commissie: ik heb gefaald. Als lid van een kleine oppositiepartij is het ook haar niet gelukt om de grote verandering te krijgen die nodig was. Voor haar en na haar hebben individuen de vragen gesteld en problemen aangekaart. Dit heeft helaas nooit tot de meerderheid geleid die nodig was om de besluiten te nemen die nodig waren. We hebben als politiek gefaald. Als volksvertegenwoordigers is het ons niet gelukt om voor de burgers op te komen, waar we voor gekozen zijn. Het is ons niet gelukt om naast de mensen te staan terwijl ze vermalen werden door het systeem. De afstand tussen zij die het beleid maakten — dat zijn wij natuurlijk ook — en de mensen die geraakt worden door datzelfde beleid is simpelweg te groot. Dat moeten we ons als Kamer aantrekken, niet alleen op dit dossier maar op alle dossiers waarin de overheid zich als een groot, anoniem moloch keert tegen individuen. Ik hoop dan ook dat wij ons als Kamer dat motto "milder, menselijker en makkelijker ten opzichte van burgers" zelf ook aantrekken en daar werk van maken.

Voorzitter, tot slot. De parlementaire enquêtecommissie doet een groot aantal aanbevelingen die mijn fractie omarmt, waarbij wij uitkijken naar een stevige kabinetsreactie die recht doet aan die aanbevelingen. Ik sluit af met de woorden waarmee ik dit betoog begon: Groningers boven gas. Dat zijn drie woorden die staan voor alle keuzes uit het verleden, waarbij gas altijd ging boven de Groningers. De ereschuld die wij moeten inlossen, is dat Groningers bovenaan komen te staan.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Dan geef ik het woord aan de heer Boutkan. Hij zal spreken namens Volt.

De heer Boutkan (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik namens Volt de parlementaire enquêtecommissie en de ambtelijke ondersteuning bedanken voor de bergen werk die zij hebben verzet. Natuurlijk wil ik ook waardering uitspreken voor iedereen die eraan heeft meegewerkt, en met name de Groningers zelf, om de waarheid boven tafel te krijgen en het beeld zo volledig mogelijk te schetsen. Ik heb veel van de verhoren gevolgd. Sommige kwamen erg hard binnen.

Voorzitter. Dit is mijn allereerste plenaire inbreng. Hoewel ik vandaag mijn maidenspeech had kunnen houden, met bloemen en handen schudden, vond ik dat niet gepast. Vandaag horen er geen bloemen in deze zaal. Ik zeg dit uit respect voor de Groningers. Het draait om hen.

Voorzitter. Bij het lezen van dit rapport vroeg ik mij continu af: hoe kan een overheid zó tekortschieten in haar meest basale taak? Dat is het dienen van het publieke belang. Hoe kon het gedurende zo'n lange tijd, na zo veel waarschuwingen — of nee, eigenlijk noodkreten — van de OVV, de VN en natuurlijk de Groningers zelf zo vaak mis blijven gaan? Ik ben echt geschrokken van hoe mensen en hun veiligheid jarenlang ondergeschikt zijn gemaakt aan de financiële belangen van de Staat en een aantal bedrijven. Samenwerkingsafspraken moesten koste wat het kost geheim blijven. Onderzoeksrapporten werden terzijde geschoven. Maatregelen om de veiligheidsrisico's door de gaswinning te beperken, werden afgezwakt, uitgesteld of afgesteld. Daarnaast werd gaswinning onder het mom van leveringszekerheid verder opgeschroefd.

Voorzitter. Het lijken haast Amerikaanse toestanden: de macht van het grote geld, die de democratie uitholt en burgers aan financiële belangen ondergeschikt maakt. Winst boven welzijn, boven transparantie en boven het recht op inspraak. Winst boven menswaardigheid. Als je dat accepteert, dan handel je niet meer als een overheid maar als een bedrijf.

Voorzitter. Dan wil ik nu graag naar de inhoud van het rapport, de concrete gebeurtenissen, de conclusies en de aanbevelingen. Ik wil graag beginnen bij de eerste beving in 1986. We lezen dat het jaren duurde voordat door de NAM en het ministerie van Economische Zaken erkend werd dat er een verband bestond tussen de onttrekking van het gas uit de Groningse bodem en de aardbevingen in het gebied. Dit terwijl onderzoek uit 1974 het verband tussen de gaswinning en de aardbevingen al aantoonde. Zoals de commissie zelf aangeeft: er is van alles aan het zicht van de buitenwereld onttrokken. In het rapport valt te lezen dat de samenwerkingsafspraken geheim moesten blijven en dat de regeringsvertegenwoordigers binnen het gasgebouw autonoom en op afstand functioneren. En toch vraag ik me af hoe het kan dat de bewindspersonen hier niet een iets actievere grip op hebben gehouden. Binnen het departement waren toch verschillende afdelingen verantwoordelijk voor verschillende onderdelen van het beleid, waaronder dus ook het veiligheidsaspect omtrent de gaswinning? Ik vraag de commissie naar een verklaring hiervoor.

Voorzitter. We lezen in het rapport dat de schade als gevolg van de gaswinning te lang onderschat is. Hetzelfde geldt volgens de commissie voor de versterkingsoperatie. De commissie tilt hier terecht heel zwaar aan. Het voorzorgsprincipe is in het geval van de Groningers stelselmatig verwaarloosd. Als de problematiek eerder serieus was genomen, had veel ellende simpelweg voorkomen kunnen worden. Terwijl de Groningers wel de enorme lasten droegen, kregen zij niet de enorme lusten. Een paar jaar later werd er een fonds opgericht dat gevuld werd met de gasbaten, het Fonds Economische Structuurversterking. Het ging om een enorm fonds, waarmee ook grote projecten zijn gefinancierd, maar deze projecten waren nauwelijks in het voordeel van de Groningers. Op welke manier werden de Groningers eventueel betrokken bij de investeringen uit dit fonds? Heeft de commissie hier enig inzicht in gekregen? En ik vraag mijzelf dan vooral af welke rol wij hier als Tweede Kamer in hadden moeten spelen.

Voorzitter. In 2006 neemt het aantal schokken flink toe vergeleken met de jaren daarvoor: een overduidelijk signaal aan de Staat en de NAM om de gaswinning wat terug te schroeven. Dat zou je tenminste zeggen. Maar in plaats daarvan liet de Staat zich door de NAM overtuigen om de gaswinning niet zo flink terug te schroeven als aanvankelijk de planning was. Hoe wist de NAM de Staat te overtuigen? Wat is hierover het oordeel van de commissie, juist ook richting de overheid? Hoe kan het volgens de commissie dat de NAM zich niets aantrok van de vele schadeclaims die mogelijk in het verschiet lagen? We lezen in het rapport namelijk dat de NAM structureel bereid is om geld te investeren in het weerleggen van claims, zelfs als de schadeclaim lager is dan de kosten die gemaakt moeten worden om de vordering te weerleggen.

Voorzitter. Het argument of, beter gezegd, de drogreden van leveringszekerheid deed alle andere belangen en overwegingen om de gaswinning terug te schroeven of te stoppen compleet teniet. Er werd eerder niet zo veel gas gewonnen als in 2013. Bovendien werden de verkoopprestaties van GasTerra in 2013 met een 10 beoordeeld. Hoe kon het argument van leveringszekerheid volgens de commissie zo veel ruimte krijgen op het ministerie? Blijkt uit opgevraagde documenten of gesprekken ook waarom ambtenaren verzuimden de minister op de hoogte te brengen, zoals we lezen in het rapport? Ik zou daar graag een reactie op willen. Het ministerie van Economische Zaken was verantwoordelijk voor het veiligheidsaspect van de bewoners, maar "het zat niet in de ambtelijke cultuur om dit als overheidsbelang mee te wegen". Zijn er dan geen enkele geluiden geweest binnen het ministerie om dit aspect wel te benadrukken? Dat lijkt me toch niet mogelijk, zeker wanneer je bedenkt dat er ook een alarmerend advies van het Staatstoezicht op de Mijnen lag inzake het doorbreken van de winningsstrategie. Ook diverse partijen binnen en buiten het Groningse gasgebouw riepen daartoe op. Kan de commissie wat inzicht geven in wat ze hierover hebben gehoord?

Voorzitter. In de woorden van het rapport heeft zich in Groningen een ongekend systeemfalen voltrokken. De belangen van Groningers zijn niet of nauwelijks meegewogen. Zij hadden geen stem in het geheel. Welke gevolgen van dit handelen ziet de commissie? Hoe zit het met het vertrouwen in de democratie in de verschillende lagen van de Groningse bevolking? Wat moet er volgens de commissie aan gedaan worden om dit enigszins te herstellen?

Voorzitter. Dan de vraag hoe het nu verder moet. Wat staat de Groningers nog te wachten qua bevingen in de toekomst en dus qua verdere schade en onveiligheid? Gaat de NAM verantwoordelijkheid nemen en het belang van de Groningers vooropstellen? Als je puur en alleen kijkt naar de geleden schade tot nu toe en als je die tegenover de opbrengsten van de gasbaten door de jaren heen zet, wat is volgens de commissie dan de minimale schadevergoeding die Groningers geboden zou moeten worden?

Voorzitter. We lezen ook dat de commissie het onthutsend vindt dat ten tijde van het schrijven van dit rapport nog altijd niet duidelijk is welke huizen nu wel en niet veilig zijn. Ook is het nog niet zeker dat dit eind 2023 wel het geval is, terwijl dat wel beloofd is. Wat is er nou nodig om echt te garanderen dat dit in 2023 wel het geval gaat zijn? Er is volgens de commissie namelijk nog maar weinig zichtbaar van de belofte van verbetering. Volgens de commissie zijn excuses alleen van waarde als er in de praktijk ook iets verandert. Daarom heeft Volt nog wat vragen over wat er volgens de commissie nu concreet moet gebeuren met de volgende aanbevelingen.

Allereerst over het bieden van duidelijkheid. Hoe staat het met de capaciteit? Is er wel voldoende capaciteit? Het doel is om de operatie in 2028 af te ronden, maar we zien overal in de samenleving enorme arbeids- en capaciteitstekorten. Hoe realistisch is het doel van 2028? Wat is er volgens de commissie precies nodig om het toekomstperspectief voor de Groningers in de regio verder te verbeteren? Heeft zij concrete ideeën? Dan bedoel ik dus niet alleen een financiële schadevergoeding. Hoe kan een rechtvaardige bijdrage van gasbedrijven gegarandeerd worden? Hoe zorgen we ervoor dat de NAM haar aandeel gaat betalen? Waar denkt de commissie dan concreet aan? Wat valt volgens de commissie onder de bijdragen en het schuldherstel dat deze bedrijven moeten leveren? Wat stelt de commissie concreet voor om de kloof tussen Den Haag en de regio, waar in dit geval duidelijk sprake van is, te verkleinen voor de toekomst?

Voorzitter, tot slot. Wat stelt de commissie voor om de positie van de Groningers in de afhandeling van de verdere schade stevig te verankeren? Hoe stelt de commissie zich voor dat er niet over de Groningers zonder de Groningers gesproken zal worden?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boutkan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Agnes Mulder, CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik heb een verklaring meegenomen vanuit Groningen, maar die zal ik straks laten zien.

Voorzitter. De woorden die collega Van der Lee op 24 februari in Zeerijp sprak, hebben diepe indruk gemaakt, op de mensen in de zaal en op de mensen in het land. Hij begon — dat deed hij terecht — met de jongeren en de kinderen in Groningen en de effecten van de aardbevingen op hun leven, op hun toekomst. Het was de erkenning van het leed waar zo veel Groningers al zo lang op wachtten. Ik dank de voorzitter en de leden van de commissie en al hun medewerkers voor het werk dat zij hebben verricht. De conclusies zijn snoeihard. Samen met de aanbevelingen wijst de commissie de richting aan voor een omslag in denken en handelen van politiek en overheid. Dat legt een hele zware verantwoordelijkheid bij de Tweede Kamer, bij ons, en bij het kabinet. De CDA-fractie onderschrijft deze conclusies en aanbevelingen.

Voorzitter. Vorige week maandag waren we met de commissie EZK in Groningen. Wij hebben daar, net als de enquêtecommissie, met jongeren gesproken. Een van hen stuurde ons een verslag waarin stond hoe zij het werkbezoek had ervaren en hoe zij naar de toekomst kijkt. Ik wil daar graag, ook met haar toestemming, uit citeren. "Er is veel gepraat. Er is veel gehuild. Er is veel gereisd. Er is veel gedaan. Resultaten waren een zestal dikke boeken waar niet naar wordt gekeken. Er is een advies uit getrokken en de persoonlijke benadering is weg. Ik hoop dat er wat gaat gebeuren, iets wat deze stresssituaties in Groningen eindelijk zal veranderen. Ik hoop dat ik hier mijn toekomst op kan bouwen, geen last meer te hebben van huiselijke problemen, zowel economisch als sociaal."

Voorzitter. Hier gaat het om, om de zorgen, de gezondheidsklachten en de stress achter de voordeur, om de veiligheid van je eigen huis, om het leed dat de Groningers iedere dag ervaren. Dat lossen we niet op met een zuiver juridische benadering en uitvoering. Het gaat om erkenning en maatwerk. Milder, makkelijker, menselijker. Het praten over geld voelt alsof we het nu willen afdoen of afkopen. Het praten over een toekomst voelt voor heel veel mensen als een ander tijdvak. Het gaat om nu, het gaat om mensen. Ik wil dat hier heel expliciet genoemd hebben.

Voorzitter. Onze Groningse provinciale en gemeentelijke volksvertegenwoordigers hebben hun reactie op het rapport gegeven in een stampvolle zaal in Delfzijl. Ik heb hun verklaring meegenomen en ik wil deze graag met u delen, zodat het kabinet expliciet kan ingaan op hun reactie op de parlementaire enquêtecommissie. Dit is de verklaring die wij kregen, in een stampvolle zaal met allemaal volksvertegenwoordigers en gewone inwoners, iedereen was erbij. Ik wil daar toch een paar dingen uit opnoemen. "Wij eisen dat Groningers recht wordt gedaan. Stop het wantrouwen, stop de juridische en administratieve strijd tegen onze inwoners. Bied snel duidelijkheid over de versterking. Bied gelijkheid in de behandeling van onze inwoners en ontzorg gedupeerden financieel en mentaal. Compenseer alle leed dat onze inwoners is aangedaan. Investeer in onze gemeenschappen, in onze wijken, in onze dorpen. Investeer voor generaties in veilig wonen en in brede welvaart. Geef regie en vertrouwen aan onze inwoners. Luister en werk samen met de inwoners van Groningen, met ondernemers en maatschappelijke partijen, met gemeenten en provincie."

De voorzitter:

Zullen wij zorgen voor verspreiding en daar even een kopie van maken? Graag.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik wilde dat deze inbreng vanuit de provincie ook hier gehoord wordt, in de Tweede Kamer. Daarom heb ik het meegenomen. We hebben het als woordvoerders allemaal gekregen, maar ik wilde dat het onderdeel uitmaakt van deze plenaire behandeling.

Voorzitter. Een absolute voorwaarde om aan de toekomst van Groningen te kunnen bouwen, is dat de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie snel worden afgerond. Om de situatie bij mensen thuis te verbeteren, heeft de commissie aanbevelingen gedaan ten aanzien van causaliteit. Dit geldt in het bijzonder voor de complexe schades die vooral bij mkb-bedrijven en ook bij agrariërs voorkomen. De enquêtecommissie wil die met voorrang oppakken en de CDA-fractie is het daar volkomen mee eens. Het IMG heeft onlangs een aantal goede suggesties gedaan om agrariërs te voorzien van één specialistische contactpersoon bij het IMG en om ook complexe situaties zoals dossiers die meer dan twee jaar lopen, eenvoudig te schikken met een coulant aanbod. Hoe kijkt de commissie naar deze suggesties en welke andere gedachten heeft de commissie over hoe met name complexe situaties kunnen worden opgelost of over hoe invulling te geven aan "milder, makkelijker en menselijker"? Vele collega's voor mij hebben dat ook al gevraagd. Zien zij het misschien anders? Hoe zou dat het beste in de praktijk kunnen worden gebracht?

Voorzitter. Vandaag gaat het ook over een boer zoals Leon bij wie wij als commissie op bezoek waren. Een paar jaar geleden heb ik hem ook gesproken. Hij liet ons vorige week als commissie de scheuren zien door de stal en de mestkelder heen. Naast de melkruimte was een gang tussen die ruimte en de mestkelder. Natuurlijk lag er water op de vloer. Dat water komt erin doordat er door de aardbevingen scheuren zijn ontstaan. Ik volgde hem door de smalle gang en toen ik te dicht bij de muur stond, waarschuwde hij. "Ga maar niet tegen de muur aan staan. Dat is zonde van je jas." Precies daar sijpelt de mest de ruimte in, iedere dag opnieuw. Leon is niet de enige. Daarom willen wij dat bedrijf voor bedrijf wordt gewerkt aan de oplossingen die voor die bedrijven nodig zijn, voor de schade zelf en ook voor de gevolgen daarvan. Ik vroeg aan zijn dochter hoe zij naar alles keek. Zij gaf aan dat zij graag het bedrijf zou willen overnemen, mits natuurlijk alles opgelost is. Wat zou het toch mooi zijn als we over 30 jaar terugkijken en zouden zien dat dat gelukt is, dat die omslag mede is gekomen door het werk van de parlementaire enquêtecommissie Groningen!

Voorzitter. Het aantonen van causaliteit speelt nog steeds, en dat heeft een veel te grote rol bij de snelle afhandeling van schades. De enquêtecommissie laat zien dat met name het oplossen van complexe en/of meervoudige schades daardoor erg bureaucratisch is, omdat het IMG op grond van de wet aansprakelijkheid moet vaststellen voor iedere schade. Bovendien leidt dat systeem tot gigantisch hoge uitvoeringskosten: geld waarmee schades kunnen worden hersteld, wordt nog veel te veel besteed aan rapporten en consultants. Ja, de berichtgeving van gisteren was natuurlijk weer bizar, hè? Wat wij op die manier aan het doen zijn is gewoon niet te bevatten, evenmin als dat serieuze bedrijven, die zichzelf ook internationaal serieus nemen, dit mede laten gebeuren. Ik kan me niet voorstellen dat je, als je dit als bedrijf ziet, als je ziet dat dit aan jou hangt, je dan niet zelf ook denkt "nou, het moet toch echt anders". Daar heeft de commissie natuurlijk ook het een en ander over gezegd.

De commissie beveelt, denk ik, zeer terecht aan om de eenzijdige focus op juridische aansprakelijkheid van de NAM los te laten en ruimer naar schade te kijken, zodat het IMG ook schade buiten de wettelijke aansprakelijkheid van de NAM kan vergoeden. Kan de commissie ingaan op hoe we de ruimte voor het IMG daadwerkelijk kunnen vergroten om een dergelijke werkwijze mogelijk te maken?

Het IMG stelt in zijn reactie voor om Groningers de mogelijkheid te bieden van het daadwerkelijke herstel van alle schade door aannemers de factuur in te laten dienen bij het IMG, dus herstel in natura. De overstap naar zo'n aannemersvariant en een meer persoonlijke benadering zal wel wat vragen van de uitvoering en dus van het IMG. Over eenzelfde soort aannemersvariant die al in Limburg wordt toegepast, hoorden we eerder van de staatssecretaris dat die heel moeilijk opschaalbaar zou zijn. Ja, kijk niet alleen naar Groningen, maar kijk ook naar die andere regio's in het land. Dat heb ik al die jaren ook gedaan en je ziet veel overeenkomsten. Ik hoop dat we toch ergens met zo'n aannemersvariant gaan komen, want een van de verhalen … Voorzitter, ik ga even iets meer tijd nemen, als u mij dat toestaat. Een van de mensen die wij vorige week spraken — maar dat is ook geen nieuw verhaal — had een schade van geloof ik van €8.500. Er was een aannemer die ernaar had gekeken en zei: dat is €8.500. Vervolgens kwamen er een stuk of vier mensen langs. Die schrijven een rapport voor €50.000 en concluderen: de schade is €8.500. Ja, hier moeten we dus zo hard vanaf! Mijn vraag aan de commissie is hoe zij aankijkt tegen dit voorstel. Wat is er voor nodig om het IMG in staat te stellen dit in praktijk te brengen? Welke andere gedachten heeft de commissie om in ieder geval bij schadeafhandeling tot een meer persoonlijke benadering te komen en te investeren in persoonlijke begeleiding en persoonlijk contact? Hoe kan het systeem van wantrouwen worden vervangen door een persoonlijke benadering vanuit vertrouwen?

Voorzitter. Het is moeilijk om echt met toekomstplannen bezig te zijn als je in een huis woont dat onveilig is. Helaas zijn er nog steeds veel woningen in Groningen waarvoor dat geldt en die nog niet versterkt zijn. De enquêtecommissie adviseert om geen grote structuurwijzigingen meer door te voeren in de versterkingsopgave. Ik ben het met hen eens. Dat zou nog meer vertraging opleveren en het helpt, denk ik, niemand.

Voorzitter. Andere collega's hebben het ook al gezegd. Een huis is meer dan een stapel stenen. Daarom is een van de belangrijkste aanbevelingen van de commissie het voorstel om de versterking van onderop te organiseren in een gebiedsgerichte aanpak. De versterkingsopgave is niet alleen een individueel vraagstuk, maar juist ook een vraagstuk van de gemeenschap. Daar ben ik het volledig mee eens. Maak van de versterkingsopgave één grote dorps- of wijkvernieuwing en vraag bewoners om mee te denken over de vraag wat hun buurt of dorp nodig heeft en hoe het eruit moet komen te zien. Hoe ziet de commissie zo'n aanpak? Alders had die aanpak eigenlijk. Die is gestopt, mede door het CDA. Ik heb daar grote spijt van. Als je het hebt over de punten die je anders had willen doen, dan was dit daar een van.

Voorzitter. Kan de commissie in dat licht nog aangeven hoe zij precies kijkt naar de bouwnormen waaruit gekozen mag worden, dit in relatie tot de bestuurlijke afspraken uit november 2020? Ikzelf heb die bouwnormen destijds ook ter discussie gesteld hier in de Kamer, want er kwamen te veel mensen bij me die zeiden: "Ik heb in 2016 een opname gehad en nu krijg ik de bouwnorm van 2018 of 2020. Hoe kan dat nou? Iemand anders bij mij in de buurt heeft dat weer anders." Ik dacht dat het om enkele tientallen inwoners ging. Het bleken er 10.000 te zijn. Ik denk dat wij op ieder moment hebben geprobeerd bij te sturen waar dat kon, maar het is ons gewoon niet allemaal gelukt. Ik heb daar ook in gefaald, en dat vind ik vreselijk.

Voorzitter. Nog een voorbeeld uit Uithuizen spreekt daarbij boekdelen. Volgens mij noemde Sandra het ook al. Een heel aantal van die bouwblokken worden allemaal gesloopt. Dan blijven er twee over. Die mensen zaten ook bij ons aan tafel. Zij hadden zelfs nog meer schade dan de mensen uit die andere huizen. Ja, wat moet je dan?

Voorzitter. De commissie spreekt van een ereschuld aan de Groningers. Ik denk dat dat terecht is. Een veilige toekomst, een veilig thuis, een toekomst zonder huiselijke, economische of maatschappelijke problemen als gevolg van de aardbevingen. Ik denk dan aan Appingedam, aan de hangende keukens boven het water. Die mogen niet verpest worden door nieuwbouw als vervanging voor die beschadigde huizen. Hoe behouden we Appingedam als prachtige stad voor bewoners, waar toeristen graag komen en jongeren economisch perspectief houden? Dat vraagt toch echt om een goed gesprek met de bewoners over hun toekomst, over wat zij nodig hebben. Daarom vind ik het zo ontzettend belangrijk dat de overheid laat zien dat de hele samenleving om Groningen geeft en dat er met langjarige financiering en vooral langjarige betrokkenheid wordt gewerkt aan een toekomst voor Groningen. Daarbij gaat het wat mij betreft eigenlijk nog meer om de echte betrokkenheid dan om het geld. De overheid moet een langjarig commitment laten zien dat zij naast de Groningers staat en dat zij er voor de Groningers is. Hoe kijkt de enquêtecommissie daarnaar? Wat is er volgens haar het meeste nodig om die ereschuld in te lossen? Waarom heeft de commissie gekozen voor de route van financiering via de provincie en het Gemeentefonds? Zijn ook andere opties overwogen en, zo ja, welke? En waarom zijn die het niet geworden? Collega Nijboer stelde die vragen ook al.

Voorzitter. Ik vind het mooi dat de enquêtecommissie in haar laatste aanbeveling een uitnodiging doet aan de Groningers om mee te denken over het invullen van de ereschuld. Kan de commissie wat meer vertellen over hoe zij dat ziet? Zou een burgerberaad van en voor Groningen een goed middel zijn om te zorgen dat we die dingen doen waar de Groningers ook echt iets aan hebben en wat hun ook een perspectief kan bieden voor de toekomst?

Voorzitter. De commissie geeft in de beantwoording van de schriftelijke vragen duidelijk aan dat Groningen daadwerkelijk werd gezien als wingewest. Het wás geen gevoel, het was een feitelijke constatering. Hier wil ik ook de commissie uitdagen tot een bredere reflectie — collega's hebben dat ook al gedaan — omdat haar bevindingen grote overeenkomsten vertonen met ons rapport Voor heel Nederland, dat mijn partij in februari presenteerde. Te lang hebben we in dit land alleen oog gehad voor de regio's die het al goed hadden. Te lang hebben we te veel het rendement leidend laten zijn bij grote investeringen, die daarom ook vaker in het voordeel van de Randstad uitvielen. De onvrede, de omgekeerde vlaggen, dat ging niet alleen over stikstof, maar ook over Groningen, over burgers elders, die zich niet of weinig gezien voelen door hun overheid. De commissie constateert terecht dat dit niet alleen geldt voor Groningen, maar ook voor Noord-Drenthe en delen van Friesland. Die verbreding is terecht. Kan de commissie nog een nadere duiding geven hoe ook Drenthe perspectief kan worden geboden?

Voorzitter. Hier komen een aantal zaken samen, problemen die wij als fractie ook benoemd hebben in ons rapport Voor heel Nederland. Het gevoel tweederangsburger te zijn. Je mag wel belasting betalen, maar krijgt een uitgekleed pakket aan voorzieningen. Het langjarig commitment heeft wat mijn fractie betreft betrekking op investeringen met een visie op de regionale economie van morgen, met de aanleg van nieuwe infrastructuur, met een nieuw spreidingsbeleid voor rijksdiensten en bedrijvigheid. De regio biedt de ruimte die de Randstad steeds vaker tekortkomt. Daarom heb ik de hoop dat dit kabinet bereid is om de netten aan de andere kant van de boot uit te gooien. Kom tegemoet aan dat waar de regio om vraagt en zie ook vooral wat de regio te bieden heeft. Laat ruimte aan de regio door niet alles vanuit Den Haag te bepalen. Of zoals Remkes het zei op een ander dossier: de provincie is geen uitvoeringskantoor van het Rijk. De provincie is een onmisbare bestuurslaag, dichter bij de burger en met een eigen democratisch mandaat. Dat de staatssecretaris een aantal dagen per maand in de regio is, en in zijn kielzog ook de ambtenaren, vinden wij een belangrijke stap. Het is een betekenisvol gebaar dat goed aansluit bij de aanbeveling die de commissie daarover gedaan heeft. Wij hopen dat het kabinet deze woorden omzet in kabinetsbrede acties. Mag ik aannemen dat de commissie dat ook op die manier bedoeld heeft, dat niet alleen de staatssecretaris naar het gebied komt, maar ook andere ministers, die ook hun zorgen in het gebied hebben? Is dat de bedoeling van de commissie? Graag een reactie.

Voorzitter. Ik rond bijna af. Het CDA wil een langjarig commitment vanuit het Rijk met de regio, voor boer Leon en zijn dochter, voor Appingedam, voor kinderen en jongeren in Groningen, maar bovenal voor die Groningers die zo lang wachten op erkenning van hun schade en hun leed. Laten we alles doen wat nodig is.

Dank u wel, voorzitter.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik hoor mevrouw Mulder een aantal keren echt heel duidelijk reflecteren op bepaalde keuzes of op bepaalde momenten waarop zij dacht: achteraf had ik dat anders kunnen doen of hadden wij dat als Kamer anders kunnen doen. Maar ik lees in het rapport toch ook een aantal aanbevelingen die veel meer gaan over het hart van hoe wij als Kamer functioneren. Wij mij betreft zijn transparantie, informatievoorziening en waarheidsvinding daarvan heel cruciale onderdelen. En zeker als het gaat om het hele gedeelte voor 2016, zeg maar het hele stuk dat er zo veel onbekend was over hoe het überhaupt zat met al die afspraken met de NAM en waarin individuele Kamerleden eindeloos aan die boom hebben lopen schudden om überhaupt een klein beetje informatie te krijgen: welke lessen moeten we daarvan leren?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik zag dezer dagen moties van mezelf terug, waarin ik om informatie vraag. Ik denk dus dat vragen om informatie niet alleen iets is van de oppositie, maar ook van de coalitie. Je wil gewoon goed geïnformeerd worden. Daar moeten we elkaar in steunen. Als we ons afvragen of iets een hele rare vraag is, moeten we benoemen waarom we het een rare vraag vinden, zodat we het er met elkaar over kunnen hebben en kunnen bepalen of het echt een rare vraag is. Maar alleen informatie om de informatie gaat mij soms ook wel wat ver. Ik vind dat dus een zoektocht. Laten we keer op keer met elkaar kijken waar die vraag precies zit en waarom je dat wel of niet doet. Laten we het daar gewoon in alle openheid over hebben.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat lijkt mij een hele belangrijke stap om onszelf, als Kamer, wat serieuzer te nemen in onze controlerende taak. Immers, waar begin je überhaupt als je die transparantie en informatie niet hebt? Ik ben wel benieuwd naar het volgende. In dit dossier gaat het heel erg over macht. Het gaat om twee grote oliebedrijven en de overheid, die zich als gelijkwaardige partner probeert neer te zetten in een constructie, wat achteraf volstrekt naïef of opportunistisch was. Hoe pakken wij, als Kamer, de tegenmacht op het moment dat de overheid in zo'n machtsconstruct zit? Hoe reflecteert mevrouw Mulder daarop?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dit is een van de meest lastige dingen. Dit gaat ook knijpen in 2013, en nog daarvoor, want een van de ambtenaren dacht: een demissionaire minister hoef ik niet te informeren. Verhagen hoort dus niks. Vervolgens gaat dat door met Kamp en weten wij niet dat er 20 miljard kuub minder te winnen is en dat dat ook heel veilig kan. Al dat soort dingen maken het voor ons heel moeilijk om daar op een goede manier mee om te gaan. Als Kamerlid worstel je er dan mee dat je gewoon onjuiste, onvolledige informatie krijgt.

Ik denk dat wij, als Kamerleden, overal waar veel geld in omgaat ... Dat kan je overal aanwijzen. Laat ik een voorbeeld geven van iets op een totaal ander vlak. Ik heb een aantal jaren geleden samen met GroenLinks en D66 een motie mede-ingediend over de Nord Stream. Dat is ook een dossier waar veel geld in omgaat en waar de belangen groot zijn. Ik vond dat we dat niet moesten doen. Dat werd mij niet in dank afgenomen. Daar heb ik heel wat telefoontjes over gehad, kan ik u vertellen. Dan wordt er flink wat druk op je uitgeoefend, zeker als coalitielid. Het was echt niet de bedoeling dat mijn naam onderaan die motie stond. Dan zeg ik: dat zal allemaal wel, maar ik vind daar wat van en ik kom daartegen in het geweer. Ik vind dat je dat moet doen. Je moet iedere keer bij jezelf te rade gaan: kan ik mijzelf nog recht aankijken in de spiegel. Kan je dat? Dan heb je waarschijnlijk de argumenten goed op de rit en dan weet je waarom je ergens ja of nee tegen zegt. Als je echt twijfels hebt, moet je het niet doen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dit is een mooi voorbeeld van hoe je een hele dualistische rol in kan nemen. Ik denk dat wij als Kamer in de breedte ons ertoe moeten verhouden dat onze overheid via allerlei staatsdeelnemingen en in allerlei staatssituaties betrokken is, in een soort partnerschap of als controleur maar tevens belanghebbende, met allerlei hele grote financiële belangen. Dat komt de transparantie niet ten goede, laat dit rapport zien. Maar ik denk dat we dit ook op andere vlakken zien. Ik zie dit bijvoorbeeld continu in het luchtvaartdossier. Voor mij is het wel een zoektocht hoe wij ons als Kamer veel steviger organiseren ten opzichte van deze belangen, in het belang van burgers, omwonenden en iedereen die wordt geschaad et cetera.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het helpt altijd om jezelf af te vragen waar je je informatie vandaan haalt. Wij krijgen natuurlijk als Kamerleden heel veel informatie uit het kabinet. Ik kijk nu wel die kant op, maar daar zit het kabinet vandaag niet. Maar het gaat er dus ook om waar je zelf als Kamerlid je eigen informatie vandaan haalt. Ik probeer die altijd zo veel mogelijk te halen in de regio bij de mensen die het betreft. Deze week gaan we dan ook naar Schoonebeek. Daar hebben we het twee weken terug over gehad in het debat. Binnen een aantal dagen moeten we toch weten hoe het daar zit en vervolgens kunnen we daar vervolgvragen over stellen. Doordat je die vragen ophaalt en die vervolgens in het debat kunt gebruiken, kan je kijken of we daar nou de goede kant opgaan of niet. Dat hebben we bijvoorbeeld ook bij de afvalwaterinjectie in Twente gedaan; daar hebben we als Kamer een streep door gezet. Dan kies je dus ook weer een andere koers ten opzichte van het geld; ik zeg het maar eventjes. Je moet daar iedere keer weer de afweging in maken.

Naast de vraag hoe je dat persoonlijk allemaal afweegt, is het de vraag hoe je dat als Kamer doet. Ik denk dat je je er altijd heel erg van bewust moet zijn dat er heel veel lobbyisten actief zijn wanneer er heel grote belangen zijn. Dat kunnen soms ook wethouders of volksvertegenwoordigers van je eigen partij zijn, zeg ik maar even. Iedereen die bij jou als Kamerlid aanklopt, heeft een belang; daar moet je je van bewust zijn. Dan moet je toch zelf je afweging maken hoe je daar verder mee omgaat. Tot slot wil ik zeggen dat we volgens mij op zoek moeten hoe we het benoemen als die belangen zo groot zijn. Dan zouden we moeten vragen of we dat met z'n allen zien en wat er nou plaatsvindt. Misschien zou je daar ook nog meer in de onderzoeksfunctie vanuit de griffies mee aan de slag kunnen. Dat is iets waar ik aan zit te denken.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Allereerst dank aan mevrouw Mulder voor de reflectie die ze hier laat zien. Ik denk dat zij heel mooi onder woorden brengt dat het niet alleen gaat over hoe je je positioneert als Kamer of als fractie, maar vooral ook hoe je je eigen rol pakt als individueel Kamerlid. Dat geeft zij ook mooi weer met een voorbeeld. Maar mijn vraag gaat over de verbindingen, die zij kort aanstipte. Het bedrijfsleven in Groningen heeft daar plan voor gepresenteerd. Ik heb dat hier bij me. Het heet De Toekomst van Groningen. Dat klinkt misschien wat hoogdravend, maar daar staan een aantal voorstellen in voor die aanlanding voor wind op zee in de Eemshaven, voor betere verbindingen over spoor en voor betere verbindingen per weg. Hoe zit mevrouw Mulder daarin? Is dat wat haar betreft ook een onderdeel van het perspectief?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb ermee geworsteld of ik dat onderwerp vandaag wel of niet naar voren zou brengen, omdat ik het echt wilde hebben over de causaliteit, in de zin van wat er bij mensen thuis gebeurt. Ik heb van zo veel mensen teruggehoord: joh, Agnes, het gaat mij niet direct om het geld en dat er maar snel een bedrag ergens ligt; het gaat mij erom dat ik weer veilig kan zijn in mijn eigen huis en dat kinderen hier een toekomst hebben. Natuurlijk heb je dan ook concrete initiatieven nodig, zoals dit voorbeeld dat collega Van Wijnbergen noemt.

De voorzitter:

Het is de heer Van Wijngaarden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Sorry, dat heb ik al een keer eerder verkeerd gezegd. Excuus, waarde collega.

Maar ik vind dus dat je serieus naar al die plannen moet kijken. Ik heb het zelf erover gehad of je dat middels een burgerberaad kan doen, waardoor je ook vanuit heel Groningen zelf ophaalt of dat ook is waar Groningen op zit te wachten, zodat het niet alleen een bestuurlijk iets wordt. Daar zou ik langjarig alle ruimte voor willen geven. Ik vind namelijk dat wij vanuit het Rijk en vanuit de Tweede Kamer een commitment moeten afgeven in de richting van Groningen.

De voorzitter:

Meneer Van Wijngaarden, was dat voldoende? Ja. Even kijken. Dan is mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het is een goed betoog. Het voorbeeld van die Nord Streammotie is natuurlijk mooi, maar als ik toch heel eerlijk ben, heb ik dat wel gemist in de afgelopen jaren, toen we bijvoorbeeld stemden over de schadewet en de versterkingswet. Alles waarvan iedereen nu namelijk zegt dat het een gedrocht is geworden, is hier natuurlijk in de afgelopen jaren wel langsgekomen. Erkent mevrouw Mulder dat?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik zie de worsteling van de enquêtecommissie, en dat is precies dezelfde als de worsteling die wij een paar jaar geleden hadden bij de behandeling van die wet. Wat doe je nou? Ga je het nou allemaal samenvoegen? Dat is altijd het betoog geweest van mevrouw Beckerman als het ging om IMG en NCG. Of doe je dat niet? En los je het daarmee dan wel of niet op? Daar hebben wij een andere visie op, mevrouw Beckerman, en dat mag.

Mevrouw Beckerman (SP):

Volgens mij gaat het helemaal niet over samenvoegen of reorganisaties, maar hebben we de afgelopen jaren gezien dat we van NAM naar CVW gingen, en van CVW naar TCMG naar IMG. En elke keer werd er bij zo'n wijziging beloofd: nu wordt het helemaal anders, ruimhartig, en nu komt het helemaal goed. Ik weet nog dat het CVW er kwam. Op dag één hadden wij kritiek omdat ze e-mailadressen met @shell hadden. Toen werd er gezegd: nee, ze zijn helemaal onafhankelijk. Na een halfjaar hadden we kritiek. Toen werd er gezegd: ze zijn pas net gestart, dus geef het even een kans en sta niet te roepen aan de zijlijn. Na een jaar hadden we kritiek. Toen zeiden mensen: ach, dat is wel een beetje terecht maar we komen met een verbeterplan. Na anderhalf jaar hadden we kritiek. Toen zeiden mensen: als je nu iets doet, ontstaat er vertraging! En na twee jaar werd er dan gezegd: hé, we doeken het op, want het was wel een ramp. We zitten nu de hele tijd in die cirkel zonder het fundamentele probleem aan te pakken, en daar raakt mevrouw Mulder wel aan met die aansprakelijkheidsdiscussie en het wantrouwen. Het voorstel dat wij keer op keer hebben gedaan, heeft helemaal niks te maken met structuur of met de drie letters die je erop plakt. Het begint bij mensen thuis. Het begint met vragen. Wat is u aangedaan? Wat is er nu nodig? En hoe gaan we verder? Per huis, per wijk, per dorp. Is mevrouw Mulder het daarmee eens?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Volgens mij heb ik al gezegd dat de aanpak van Hans Alders is stopgezet en dat dat echt een vergissing is geweest. Je komt nu dus weer op hetzelfde punt terecht dat je het per huis, met de huizen in de wijken, in de straten, in de gemeenten wil oppakken. Ik zit even te zoeken waar de overeenkomst zit. U zoekt misschien waar het verschil zit. Dat mag, hoor. Maar volgens mij heb ik dat daarover gezegd. Ik hoop dat dat nu wordt opgepakt.

Maar destijds — dat wil ik u nog wel meegeven — heb ik eigenlijk het SodM altijd in alles gevolgd. Ik heb er ook moties over ingediend dat adviezen van het SodM moesten worden opgevolgd. Als het kabinet dat niet deed, dan ging de regio vervolgens naar de Raad van State. Dan zei de Raad van State grosso modo: je had moeten doen wat het SodM heeft gezegd. Dat heb ik dus ook al die jaren allemaal in moties allemaal vastgelegd. Op die manier heb ik dat geprobeerd recht te doen. Vervolgens kom je op een moment dat er verschil van inzicht komt over welke huizen het meest onveilig zijn. Die wil je het snelst aanpakken. Ik noem P90 en allemaal dat soort getallen; laten we het er niet over hebben. Toen is gekeken: kan je nou de huizen die het meest onveilig zijn, als eerste aanpakken? Toen is afgeweken van de aanpak van Hans Alders. Als je nu terugkijkt, dan weet je dat er al die jaren stilstand is geweest. Vervolgens zijn de huizen die je dan als eerste had moeten aanpakken, ook niet goed geholpen. Dan had je dus net zo goed die andere aanpak kunnen doen. Nu hebben we een stilstand gehad en zijn we eigenlijk achteruit gekacheld. Dat moeten we nu constateren, ook met het onderzoek van de commissie.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Tegen Kamerleden die daarvoor waarschuwden, werd gezegd dat ze de veiligheid niet vooropzetten. Ze werden hier in de Kamer aangevallen. Het woord "pauze" mochten we niet gebruiken. De coalitie-Kamerleden zeiden: u mag dat niet zeggen, want wij zetten de veiligheid voorop; wij gaan eerst die huizen aanpakken. Dat is niet gebeurd. Daarvan geeft mevrouw Mulder hier rekenschap. Maar het punt is als volgt. Toen ik zei dat je per huis een plan moest maken, had mevrouw Mulder het direct over versterking. Maar we zien, na al die beloftes van "nee, geen structuurwijziging; die instituten gaan samenwerken", dat dat niet werkt. We hebben vorige week een meneer gesproken die zei: ik zit eindelijk in die wisselwoning; mijn dochters spelen prinsesjes die een aardbeving meemaken en ik krijg telefoon van de NCG dat het stilgelegd is omdat er verzakkingsschade is. Het werkt nog steeds niet. Ik zoek geen verschillen. Ik zoek een oplossing daarvoor. Ik denk dat het alleen maar op die manier kan.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Maar het voorbeeld dat mevrouw Beckerman geeft, betreft juist een woning die in de versterkingsopgave zit. Anders kom je niet in een wisselwoning terecht. Natuurlijk moet dat voor deze mensen worden opgelost. Het kan toch niet waar zijn dat ze naar een wisselwoning gaan en vervolgens te horen krijgen: uw probleem is niet ons probleem? Dat is toch niet wat we willen voor Groningen? Ik in ieder geval niet.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb even rondgekeken. Ik geloof dat alleen mevrouw Mulder en ik de afgelopen tien jaar in de Kamer hebben gezeten. Ik was in het begin geen woordvoerder gaswinning, maar ik heb toen wel bijna alle debatten bijgewoond als Groninger. Een heel groot punt van de Kamer was de leveringszekerheid: wat is daarvoor nodig, welke exportcontracten zijn er? Mevrouw Mulder heeft ernaar gevraagd, net als de heer Vos en mevrouw Van Tongeren. Er is heel lang en heel precies over gedebatteerd. Er werd steeds door het kabinet, door minister Kamp, gezegd: het is echt onverantwoord; ziekenhuizen sluiten en verzorgingshuizen gaan dicht. Toen ik die verhoren zag, voelde ik me bedonderd en bedrogen. Sterker nog, ik bén bedonderd en bedrogen. Ik vraag mevrouw Mulder hoe zij daartegen aankijkt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, dat ben ik ook.

De heer Nijboer (PvdA):

En dat is wel erg. Want die 54 miljard kuub heeft toen een enorme ontwrichting gegeven in Huizinge. De Kamer heeft een heleboel fout gedaan en daar hebben we het vandaag ook over, maar de hele Kamer zei: let op, het moet minder, maar we weten niet hoeveel. Het kabinet zei: kan niet. Dat blijkt dus gewoon gelogen te zijn. Dat stelt mevrouw Mulder met mij vast. Dat is wel ongekend in een democratie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, dat is het zeker. Over die hoge gaswinning in dat jaar hebben we het nog heel vaak gehad. Dan ben je toch wel verbaasd dat dat gewoon door een ambtenaar zomaar kan worden besloten in zo'n gasgebouw. Daarna kan je het ook niet meer terugdraaien. Ik vind dat echt heel heftig.

De heer Nijboer (PvdA):

Dit is zoals het is gebeurd. Een minister moet toch ook zelf precies weten hoe het zit? Dit is het belangrijkste punt, het belangrijkste debat voor minister Kamp. Een minister moet toch ook zelf precies weten hoe de leveringszekerheid is opgebouwd, welke grootverbruikers kunnen worden afgeschaald en hoe het zit met de exportcontracten en met al die andere zaken waarover mevrouw Mulder vragen heeft gesteld? Mevrouw Mulder was wel heel precies in haar vragen, maar ook Van Tongeren en andere collega's zoals indertijd Smaling van de SP hebben dat allemaal gevraagd. De minister heeft ook niet op het departement gezegd: "Hoe zit dat precies? Ik wil dat weten, want de Kamer wil dat weten. Wat is het minimum dat behaald kan worden?" Wiebes kon het in een halfjaar terugdraaien. Wiebes heeft heel veel fout gedaan, maar dit heeft hij wel gedaan. Hij kon het in een halfjaar terugdraaien. Het is toch onbestaanbaar dat we daar niet … De schuld in de schoenen van de ambtenaren schuiven vind ik te makkelijk. Dat heb ik ook tegen de commissie gezegd. Dat moet een minister toch ook zelf willen onderzoeken. Dat moet de Kamer toch weten om tot een fatsoenlijke besluitvorming te kunnen komen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De commissie heeft daarover gezegd dat het een rookgordijn was. Zie daar dan maar eens doorheen. Ik vind dat gewoon moeilijk. Ik heb daar zat vragen over gesteld. Dat heeft u hier allemaal bevestigd. Iedereen weet hoeveel vragen ik daar destijds over heb gesteld. Ik heb altijd de SodM gevolgd, maar er is ook een periode met de SodM geweest waarin je over de vlakke winning dacht: te snel naar beneden gaan is ook niet goed, want stel dat het een strenge winter wordt. Dat kwam ook nog helemaal terug in het rapport. Toen werd gezegd: er kan een strenge winter komen. Daarop zei ik: hoe snel heb je daar nou mee te maken? Denk aan auto's op een bevroren IJsselmeer. Ik heb het toen allemaal genoemd, hè. Ik weet het nog. Maar ik moet vaststellen dat je daar vervolgens toch niet doorheen komt.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Kijk, met die vlakke winning: dat heb ik gezien. Ah man, toen waren de belangen al zo groot dat je wist dat met een drogreden gekomen zou worden. Nou ja, het SodM was er ook nog, dus dat was lastig. Maar dit was evident. Je kon in Groningen 20 miljard minder winnen. Dat is geen kleine, maar een echt substantiële hoeveelheid. Dat had gekund.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, dat weten we nú.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, en wij wisten het niet.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Nee.

De heer Nijboer (PvdA):

De minister had het moeten weten en de Kamer had het moeten weten. Ik vind echt dat dit het kabinet heel zwaar is aan te rekenen. En dan zeg ik niet "een rookgordijn in het gasgebouw", maar gewoon: het kabinet zelf. Want de Kamer vroeg er meermaals om en had die informatie nodig om fatsoenlijke besluiten te kunnen nemen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De commissie spreekt in dezen ook over een zwaar verwijt. Ik heb dat gelezen en daar ben ik het mee eens.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, een zwaar verwijt. Zou het kabinet daarvoor ook verantwoordelijkheid moeten dragen? Ik zal de term "motie van wantrouwen" niet direct noemen, maar de kans is natuurlijk wel groot dat uiteindelijk een motie van wantrouwen wordt ingediend. Ik snap wel dat je niet vooruit gaat lopen op moties, maar hoe zwaar is dit het kabinet volgens mevrouw Mulder, volgens het CDA, aan te rekenen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De voorziening aan de Kamer is één, maar de ellende ligt vervolgens bij de inwoners en die vind ik veel zwaarder wegen. Ik zeg heel eerlijk dat dan voor mij de vraag geldt of je er vertrouwen in hebt dat bijvoorbeeld zo iemand als Vijlbrief, die echt vaak in de regio is en in de anderhalf jaar dat hij bezig is een goede reputatie heeft opgebouwd, het verschil kan maken. Ik vraag dan aan mijn eigen achterban in het Groningse: hoe kijk jij daartegen aan? Daar komt een wisselend beeld uit naar voren. Dat zeg ik hier in alle openheid. De meeste mensen zeggen tegen mij: ik wil graag dat Vijlbrief blijft. Maar enkele anderen zeggen: dan wil ik wel graag dat de premier opstapt. En dan zeg ik: die combinatie gaat natuurlijk niet. Ja, laten we daar heel eerlijk over zijn. Dan ga je dus toch na hoe men uiteindelijk tegen de oplossingen aankijkt. Heb je er dan vertrouwen in dat dit kabinet die oplossingen kan bieden? Ik hoop dat het kabinet vandaag heel goed meeluistert, mevrouw Van der Plas, en luistert naar alles wat ik hier heb gezegd en naar alles wat u en alle collega's hier hebben gezegd en dat het zich daar rekenschap van geeft in de brief die het naar de Tweede Kamer gaat sturen. En dan komt wel het moment om het wel of niet over een dergelijke motie te hebben, maar niet eerder.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Mag ik dit vragen aan mevrouw Mulder, omdat zij de woordvoerder is op dit dossier? Ik zie de hele tijd in de inbreng, maar ook nu in de antwoorden, dat mevrouw Mulder er echt heel erg geëmotioneerd over is, en boos. Maar hoe zwaar weegt de stem van mevrouw Mulder dan in het vervolgtraject, dus richting de oplossingen, maar ook richting wat er allemaal is fout gegaan, wat de mensen allemaal is aangedaan? Dit natuurlijk omdat zij woordvoerder is op dit dossier. Is de stem van mevrouw Mulder binnen het CDA dan doorslaggevend straks voor welke beslissing er genomen wordt over welke motie dan ook?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat is echt een afweging van de totale CDA-fractie. Daar zitten veertien mensen in, en die doen dat met hart en ziel, dag in, dag uit. Tja, zo werkt het bij ons in de club. Iedereen is woordvoerder op een aantal dossiers, en je bevraagt elkaar daarop in de fractie. Al die jaren hebben we dat ook gedaan. En je voelt je dan ook gesteund door je collega's, zodat je de positie kan innemen die je inneemt. Ik hoop dat er straks een pakket voor Groningen uit komt waar Groningen weer mee verder kan, en we over 30 jaar kunnen zeggen: hier is het verschil gemaakt. Dat is wat ik hoop en waarvoor ik ook bid.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ga ervan uit dat mevrouw Mulder daar binnen de fractie ook keihard voor zal strijden, als ik haar zo hoor. Maar toch blijft dit voor mij wel de vraag, want ik proef nu toch een beetje ... Kijk, ik hoef niet nu te zeggen dat het kabinet moet opstappen en noem maar op, maar in het licht van alles wat er in het verleden is gebeurd, ook op andere dossiers, is dit natuurlijk wel het zoveelste wat er weer gebeurt, en waarschijnlijk de zoveelste keer dat er weer beloftes worden gedaan, oplossingen worden aangedragen, terwijl we gezien het verleden eigenlijk niet de garantie hebben dat het dan ook allemaal goed gaat. Dus mijn vraag, of oproep, aan mevrouw Mulder, richting het CDA, zou zijn: controleer dit kabinet dan ook echt heel goed, en laat ze niet meer overal mee wegkomen. Ik heb vorige week mevrouw Hermans horen zeggen over — geloof ik — de spreidingswet, het asielbeleid en het klimaat: "Dit is de laatste keer dat ik het vriendelijk vraag". Ik vroeg me toen af: wat betekent dat dan, "de laatste keer dat je het vriendelijk vraagt"? Wat gebeurt er daarna dan? Gaan we dan toch weer gewoon door, of ...? Wat voor consequenties zitten daar dan eventueel aan?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik ben mevrouw Hermans niet, dus dat moet u aan mevrouw Hermans vragen. Ik heb net al gezegd wat ik daarover heb gezegd: wij nemen als fractie altijd onze besluiten, en daar staan we dan achter. En als we er niet achter staan, dan hebben we altijd de mogelijkheid om wat anders te gaan doen, hè? Ik zeg dat maar even, want iedereen moet dat voor zichzelf uitmaken. Wij nemen daarover een besluit. De afgelopen jaren hebben wij echt alles geprobeerd om het de goede kant op te krijgen, en het is gewoon niet goed genoeg gelukt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mulder. Dan geef ik het woord aan de heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Allereerst ook namens de Partij voor de Dieren heel veel complimenten en waardering voor het vele werk dat de commissie heeft verzet, en voor het lijvige rapport van bijna 2.000 pagina's dat daaruit is voortgekomen. Een rapport met harde conclusies, die eigenlijk niemand in Groningen hebben verbaasd. En het hoefde ook niemand in de Kamer te verbazen. Maar toch stonden er ook voor mij nog zaken in die schokkend waren, om ze zo zwart-op-wit te zien. Bijvoorbeeld hoe het bedrijfsleven op schoot zat bij de overheid. Of misschien moet ik zeggen: zoals de overheid op schoot zat bij het bedrijfsleven, wat nog erger is.

60 jaar geleden begon de grootschalige gaswinning uit het Groningenveld. 30 jaar later, begin jaren negentig, begonnen echt de eerste aardbevingen in het gebied. Die aardbevingen werden door de jaren heen frequenter en zwaarder. De relatie met de gaswinning was al heel snel duidelijk, maar er gebeurde niks. Met elke kuub gas die het Groningenveld verliet, stroomde het geld naar de NAM en naar het Rijk, en in het bulderende geraas van die geldstroom gingen alle waarschuwingen en alle noodkreten verloren. Het rapport van de commissie gaat diep in op de complexe publieke en private belangen en op de manier waarop er door de Staat en de oliebedrijven is omgegaan met de veiligheid en gezondheid van de Groningers. Het laat vooral zien hoe die belangen van de Groningers in 60 jaar gaswinning zijn genegeerd. De commissie heeft gedegen en doorwrocht onderzoek gedaan en mag echt trots zijn op het resultaat. Het is een rapport waarvan de Partij voor de Dieren hoopt dat het een ommekeer gaat betekenen in de wijze waarop Groningen en de Groningers zijn behandeld door de opeenvolgende kabinetten.

De gevolgen van de gaswinning worden wel een "ramp in slow motion" genoemd. We stonden erbij en we keken ernaar. De commissie omschrijft de gaswinning in Groningen als een verhaal over twee werelden. Enerzijds is er de wereld van beleidsmedewerkers, politici, commerciële bedrijven en toezichthouders. Dat is een papieren wereld, die bestaat uit protocollen, afspraken, wetten, begrotingen en vooral uit winst-en-verliesrekeningen. Het is een wereld die ver afstaat van de dagelijkse praktijk en van de Groningse werkelijkheid. Die papieren wereld is een wereld waarin die aardbevingen niet veel meer zijn dan getallen op papier. Anderzijds is er de wereld van de Groningers. Dat is een wereld met toenemende aardbevingen en met zorgen over de bodemdaling door die aardbevingen. Het is een wereld van stress en zorgen over veiligheid, over gebrekkige schadeafhandeling en over tegenwerking door bedrijven als de NAM. Het is een wereld vol frustratie en boosheid over de muur van wantrouwen waar Groningers tegenaan liepen als zij schade meldden. De wereld van de gaswinning en het grote geld versus de wereld van de aardbevingen, de onzekerheid en de angst.

De commissie is er goed in geslaagd om beide werelden te benoemen, om ze in beeld te brengen en vooral om ze over elkaar te leggen. De beleidsmedewerkers en bedrijven waren volkomen verblind door de lusten van de gaswinning. Ze hadden guldentekens en later eurotekens in de ogen. Ze zagen Groningen als een onuitputtelijke bron van geld, een wingewest, zoals ze eerder Limburg met zijn steenkool ook als een onuitputtelijke bron van geld zagen. Ze waren zo verblind dat ze de lasten, de aardbevingen — het waren er meer dan 1.600 in totaal — misschien wel zagen als cijfertjes in de spreadsheet, maar verder grotendeels negeerden. De lasten waren namelijk voor Groningen. Zelfs toen de aardbevingen niet meer te negeren waren, weigerde de regering maatregelen te nemen om de gaskraan dicht te draaien. Sterker nog, een jaar na de zware aardbeving in Huizinge in 2012 werd de gasproductie ópgevoerd door de regering, terwijl het verband met de aardbevingen toen allang duidelijk was, zelfs voor wie dat nooit heeft willen horen.

En daar bleef het niet bij, want de gedupeerden met schade — dat aantal neemt heel snel toe; de commissie noemt meer dan 250.000 schademeldingen — werden met wantrouwen bekeken door de overheid. Schade door een aardbeving? Bewijs dat maar eens, want experts van de NAM zeggen dat jouw schade niets te maken heeft met gaswinning. Je huis zal wel slechte fundamenten hebben, vandaar die verzakkingen. Of je hebt het verkeerde cement gebruikt of je hebt de boel niet goed onderhouden of er rijden zware vrachtauto's door je straat die trillingen veroorzaken. Ik verzin het niet. Al die smoezen zijn verzonnen door de NAM om maar weg te duiken voor de verantwoordelijkheid. Wat dat betreft bestaan er overeenkomsten met de toeslagenaffaire, of de toeslagenmisdaad, moet ik misschien zeggen. Ook hier werden mensen vermangeld door de overheid en werden slachtoffers verder in de ellende gestort. Je was in de eerste plaats een verdachte: wie een claim indiende, probeerde de boel natuurlijk te flessen. Dat was de eerste reflex van de overheid. Dat is buitengewoon pijnlijk en frustrerend, ook voor Groningen.

Als Tweede Kamer zijn we er ook niet in geslaagd om het tij te keren. In dat opzicht hebben we ook als Kamer volkomen gefaald. Vele honderden moties hebben we ingediend. Heel veel daarvan zijn aangenomen, maar ook die hebben geen verandering in het beleid kunnen bewerkstelligen. Dat is echt pijnlijk om te constateren, voor onszelf als Kamer, maar het is nog veel, veel pijnlijker voor de Groningers die getroffen werden door de aardbevingen en vervolgens in de steek werden gelaten door de overheid. Ze werden uit elkaar gespeeld. De ene buur in een twee-onder-een-kapwoning met een scheur in de gezamenlijke muur kreeg de schade wel vergoed en de andere niet. Je zou van minder cynisch worden.

We hebben als Den Haag een probleem gecreëerd dat generaties omspant. Uit onderzoek blijkt namelijk dat ook veel kinderen stress ervaren door de onzekerheid waarin hun ouders en zijzelf verkeren. Het onderzoeksprogramma Gronings Perspectief kijkt naar de psychosociale gevolgen van de schade door de gaswinning en laat zien dat er veel ernstige stressgerelateerde gezondheidsschade is ontstaan bij mensen in het aardbevingsgebied, vooral bij mensen die te maken hebben met meervoudige schade. Hierbij zie ik een overeenkomst met de aardbevingen zelf, want als wij nu stoppen met de gaswinning, ijlen die aardbevingen nog jarenlang door, met grondverzakkingen als een soort uitgestelde rente van het leegpompen van het Groningenveld. Met de psychische klachten is dat niet anders. Als morgen alle schademeldingen goed worden afgehandeld en alle huizen worden versterkt, zal het nog vele jaren duren voordat alle psychische wonden geheeld zijn. Als ik dat "een hele tijd" noem, bedoel ik dat eufemistisch.

De heer Nijboer zei in zijn mooie bijdrage dat Groningen, nadat er zo veel energie uit de grond is gehaald, de grootste energiearmoede kent. Datzelfde zie je in Zuidoost-Limburg, de regio Heerlen-Kerkrade, waar in de eerste helft van de vorige eeuw eindeloze hoeveelheden steenkool uit de grond werden gehaald en waar de energiearmoede nu, 50 jaar na dato, enorm is. Ik woon zelf in de mijnstreek in Zuid-Limburg en ik zie dat de wonden van de massale kolenwinning en de maatschappelijke ontwrichting 50 jaar na het sluiten van de mijnen echt nog steeds zichtbaar zijn. Nu, 50 jaar later, treedt nog steeds schade op die direct het gevolg is van de mijnbouw van destijds. Mijn vraag aan de commissie is: hoe is het mogelijk dat het kabinet kennelijk geen lessen heeft getrokken uit het verleden? We zagen hoe het 50 jaar geleden misging en we zagen hoe het de afgelopen decennia misging. Hoe kan het dat het kabinet kennelijk geen lessen getrokken heeft uit wat er fout ging in Limburg?

De commissie doet veel aanbevelingen. Het zijn er elf die ook nog zijn onderverdeeld in subaanbevelingen. Ook daarover heb ik een vraag. De zevende aanbeveling luidt: versterk de positie van de Tweede Kamer. Dan gaat de commissie in op de manier waarop de Kamer onjuist, onvolledig of onzorgvuldig is geïnformeerd. Helaas is dat vaker gebeurd — misschien kan ik hierbij zelfs het woord "structureel" in de mond nemen — en meestal was dat zonder consequenties. Maar wat er ook gebeurt, is dat het kabinet de Kamer negeert, dat het aangenomen moties niet uitvoert en dat de Kamer dat laat gebeuren. Mijn vraag aan de commissie is: wat voor nut heeft het om de positie van de Kamer te versterken als de Kamer dit allemaal laat gebeuren zonder consequenties daaraan te verbinden? Moet de Kamer, waaronder nadrukkelijk ook de coalitiepartijen, niet veel eerder consequenties verbinden aan het herhaaldelijk schofferen van de Kamer en het negeren van Kameruitspraken? Vooral omdat daarmee ook de Groningse bevolking werd en wordt geschoffeerd en genegeerd. Dus wat ik feitelijk vraag, is: is de commissie het met mij eens dat ze haar taak en verantwoordelijkheid maar vooral ook de haar toebedeelde macht serieuzer moet nemen? Zou dus de aanbeveling aan de Kamer niet moeten zijn: neem je eigen rol serieus, blaf niet alleen maar bijt ook als dat nodig is? Graag een reactie van de commissie.

Dan speelde bij mij nog de volgende vraag op. Als de NAM dadelijk verkocht wordt, wordt het verhalen van de schade mogelijk een stuk lastiger. Dat zie ik namelijk ook in Limburg, waar nu, 50 jaar na sluiting van de mijnen, nog steeds schade optreedt en de mensen niet of nauwelijks worden geholpen en niet of nauwelijks de schade kunnen verhalen op de veroorzaker, te weten de Staatsmijnen, want dat bedrijf bestaat niet meer. Er zijn echter ook rechtsopvolgers maar die geven niet thuis. Die zeggen: het is allemaal verjaard, we doen er niks mee. Uiteindelijk moet de regering tussenbeide komen om te zorgen dat er wel iets gebeurt. Ik ben bang dat zo'n scenario ook in Groningen niet ondenkbaar zal zijn. Wat als de NAM dadelijk in andere handen valt? Hoe voorkomen we dat de bewoners straks weer in eindeloze nieuwe procedures terechtkomen, zoals nu in Limburg gebeurt?

De commissie doet ook een aantal aanbevelingen om de langjarige meervoudige schades effectiever aan te pakken. Daarbij zeggen Groningers ook: gooi niet het hele stelsel op de schop, maar versnel en geef ons meer regie. Het wantrouwen moet uit het systeem. Daarover heb ik de volgende, heel praktische vraag aan de commissie. Op welke manier kunnen we dit volgens de commissie het beste voor elkaar krijgen, zonder dat er vertraging optreedt? Dus hoe halen we dat wantrouwen uit dat systeem en, vooral, welke rol kunnen en moeten wij als Kamer daarin spelen?

Ik sluit mij aan bij de Kamerleden die het oordeel van de commissie vroegen over het op cruciale momenten onzichtbaar blijven van de minister-president. De heer Nijboer, mevrouw Beckerman en mevrouw Van der Plas hadden het daar al over. Terwijl de ramp in Groningen zich voor een groot deel voltrok toen hij minister-president was, stond Rutte erbij en keek ernaar. Dit zeg ik eigenlijk verkeerd: hij stond erbij en keek er niet naar. Rutte was minister-president toen de aardbeving in Huizinge in 2012 plaatsvond, en ook toen het rapport van de commissie-Meijer en de OVV-rapporten in respectievelijk 2013, 2015 en 2017 uitkwamen. En toch zegt Rutte pas in 2018 van de ernst van de zaak doordrongen te zijn geraakt. Vindt de commissie dat geloofwaardig?

Voorzitter. Ik kan niet anders dan afsluiten met mijn hartstochtelijke wens dat het werk van deze commissie later gezien zal worden als een keerpunt, maar ik weet en begrijp dat Groningers zullen zeggen: eerst zien en dan geloven.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik heb een verduidelijkende vraag aan collega Wassenberg waar het gaat over de rol van de politiek. Ik ben het eens waar hij zei dat de commissie concludeert dat de Kamer onjuist en onzorgvuldig is geïnformeerd, maar hij zei ook dat er uitspraken van de Kamer aan de kant zijn gelegd. Ik meen dat ik die handvatten in het rapport niet heb gelezen, maar misschien heeft hij die wel gezien. Dat zou het namelijk nog extra ernstig maken.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja. Ik heb het volgende voorbeeld. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft in 2017 geconcludeerd dat het heel erg onwenselijk is dat alle belangen rond Groningen bij één ministerie waren belegd. Zowel de financiële belangen, dus de geldstroom naar de Nederlandse overheid, als de veiligheid van de Groningers waren bij het ministerie van Economische Zaken belegd, of hoe het daarvoor ook heette. De OVV zegt: haal dat uit elkaar; beleg de verschillende belangen bij een ander ministerie, dus het belang van de veiligheid bij een ander ministerie dan het belang van de financiën. Dat heeft de OVV gezegd. Ik heb daarop een motie ingediend met onder anderen collega's Beckerman en Nijboer om die aanbeveling van de OVV te implementeren. Toen heeft het kabinet doodleuk gezegd: "Dat doen we niet. We praten er heel veel over in het kabinet en elke minsterraad wordt erover gesproken, dus het is eigenlijk al bij verschillende ministeries belegd." Dat was natuurlijk onzin. Dat was een van die momenten waarvan ik dacht: de Kamer neemt een motie aan en die wordt niet uitgevoerd op een hele botte wijze; er gebeurt verder niks mee. Ik had toen misschien ook meer mijn tanden moeten laten zien. Dat is een van de voorbeelden die ik bedoel.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u wel voor dit voorbeeld. Ik sta hier met een open houding, hoor. Ik ben gewoon oprecht benieuwd waar de heer Wassenberg op doelt, dus ik zou het fijn vinden als de commissie daarop reageert. Wellicht zijn er nog meer voorbeelden. Dat is volgens mij precies waar we het met elkaar over mogen hebben.

De voorzitter:

Ik wil de heer Wassenberg bedanken voor zijn bijdrage. Ik stel voor dat we even kort vijf à tien minuten schorsen. Dan kunnen we even de benen strekken. Daarna gaan we weer verder met de heer Omtzigt.

De vergadering wordt van 15.57 uur tot 16.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat met de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. We zijn bezig met de eerste termijn van de Kamer. Het woord is aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank u wel, voorzitter. Achter mij komt waarschijnlijk een Grondwet te hangen. Voordat wij geïnstalleerd worden, leggen wij als Kamerlid de eed of gelofte af op de grondrechten. Dat doen overigens ook de ministers en de staatssecretarissen. Artikel 50 van de Grondwet luidt: de Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk. In Groningen zou het gevoel zomaar kunnen zijn dat zij de afgelopen 15, 20 of misschien wel 60 jaar even wat minder vertegenwoordigd geweest zijn dan de rest van Nederland. Het gevoel zou zomaar kunnen zijn dat zij feitelijk een soort tweederangsburgers geweest zijn wier belangen zeer ernstig en zeer langdurig geschaad zijn.

Die schade is niet veroorzaakt door onweer of door onheil van buiten, maar die schade is ontstaan door bewust handelen van de Nederlandse Staat. In de haast om zo veel mogelijk gas te winnen en om daarmee de Nederlandse verzorgingsstaat te betalen, zijn de belangen van een grote groep burgers structureel achtergesteld bij alle andere belangen. Daarbij heeft het niet geholpen dat de rest van Nederland zover van Groningen verwijderd is. Want, voorzitter, je reist niet af naar Groningen, maar Groningers reizen af naar Den Haag om onder de aandacht te brengen wat hun overkomen is.

Vandaag wil ik het eigenlijk vooral hebben over onze eigen rol als Tweede Kamerleden, want daarin zijn wij tekortgeschoten. Met de regering gaan we op een ander moment het debat aan. De conclusie is ontluisterend dat de volksvertegenwoordigers beter hadden kunnen luisteren, kritischer hadden kunnen zijn, een krachtiger weerwoord hadden kunnen geven en dat heel veel leed voorkomen had kunnen worden.

Graag wijs ik u erop dat dit de tweede parlementaire enquête in korte tijd is — de vorige was een ondervraging — waarbij de Tweede Kamer zich achter de oren moet krabben. Wij als Kamerleden wijzen het liefst naar ongeveer iedereen. Ons favoriete target is natuurlijk de regering, maar ik noem ook de ambtenaren, het Staatstoezicht op de Mijnen en de lokale bestuurders. En dan zijn er natuurlijk de NAM — niets anders dan de NAM — Shell en Esso. Maar laten we eens kijken wat we zelf anders hadden kunnen doen.

De eerste vraag, onder grote dankzegging aan de collega's onder leiding van de heer Van der Lee, is om per aanbeveling aan te geven welke zaken wij vandaag zouden moeten regelen. Wij hebben hier wel algemene vragen — en ik kom zo meteen met een aantal concrete voorstellen — maar het is wel zaak dat de aanbevelingen, die wat mij betreft goed zijn, worden omgezet in daden. Dat zeg ik omdat bij de parlementaire enquêtes die ik gezien heb, of dat nou de Fyra was of het onderwijs, er uiteindelijk niet zo veel terecht is gekomen van de aanbevelingen. Degenen die het rapport van de commissie-Dijsselbloem nog eens willen nalezen, wens ik veel sterkte met het aangeven hoe het daarna met de onderwijshervormingen gegaan is. En er rijden nog steeds geen snelle treinen tussen Brussel en Amsterdam.

Bij de toeslagenouders konden we misschien nog zeggen dat we het niet wisten. Maar we wisten dat ze er waren. Bij Groningen is dat echt anders. De aardbevingen en trillingen waren voelbaar. De vele fysieke schade was onmiddellijk zichtbaar. Hooguit zou je kunnen zeggen dat de psychische schade niet onmiddellijk voor iedereen duidelijk was. Maar ook die was duidelijk voor iedereen die met de mensen sprak die het betrof. Wat let wel — ik had het over de Grondwet — de elementaire rechten van Groningers zijn hard in het geding gekomen. Artikel 2 van het EVRM, het recht op leven, wordt door het Hof in Straatsburg als volgt uitgelegd: als er een onmiddellijke bedreiging voor dat leven is, moet de overheid daar actie op ondernemen. Zelfs door die ondergrens zijn wij gezakt wat betreft de onveiligheid van woningen. Dat wil wat zeggen. Keer op keer hebben wij allerlei toezeggingen gekregen en zijn de beloften weer verbroken. Keer op keer hebben we daar als parlement niet goed mee kunnen omgaan, waardoor de versterkingsoperatie eenzelfde zooi is als de hersteloperatie van de toeslagen.

Terug naar de rol van het parlement. In mijn ogen vraagt het om zelfreflectie — ik had er net een interruptiedebat over met collega Van Wijngaarden van de VVD — als een parlement niet is opgekomen voor de belangen van de burgers als het erop aankomt. Ik wil eerst eens even direct kijken naar hoe dat nou gaat. Ik kijk dan naar Groningse Kamerleden in coalitiefracties. Is het niet bij uitstek de taak van de Kamerleden die in coalitiefracties zitten en in die regio wonen om inzake deze portefeuille met de vuist op tafel te slaan wanneer het ertoe doet? Hoe heeft het kunnen gebeuren dat er een grote druk is ontstaan op deze Kamerleden om dat niet te doen en om in 2012, 2013 en 2014 toch over te gaan tot een zeer grote winning van gas? Het doet pijn om dat te moeten constateren. Daarom vraag ik ook aan de commissieleden of zij zich onder druk gezet voelen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Collega Omtzigt zegt hier dat mensen niet met de vuist op tafel hebben geslagen, maar hoe weet hij dat? Is hij bij die fracties geweest?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Het is het resultaat van het stemgedrag geweest. Uiteindelijk is het doorgegaan. Uiteindelijk is er geen nee geroepen door de aanwezige Kamerleden. Ik ben daar zelf ook bij geweest, dus ik wil hier niet over personen gaan praten, maar uiteindelijk is het ons niet gelukt om hier in 2012, 2013 of 2014 per motie of per wet te zeggen: wij gaan dit niet zo doen. Ik ben meer geïnteresseerd in het mechanisme dat daarachter ligt. Ik heb daar wel ideeën over. Ik denk namelijk niet dat dat deze Kamerleden zo hard aan te rekenen is. Ik denk dat dat de wijze waarop wij ons politieke bestel op dit moment hebben ingericht aan te rekenen is. De ministers, die in het kabinet zitten, kunnen feitelijk orders uitdelen aan hun Kamerleden. Ik heb daar zelf redelijk wat ervaring mee. Als de kieslijst wordt opgesteld, dan komt het Kamerlid dat dwarsgelegen heeft niet terug in de Tweede Kamer.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik begrijp nu, na mijn vraag, beter wat de heer Omtzigt bedoelt. Maar daarvoor vond ik het wel … Als je in een coalitiefractie zit en uit Groningen komt, zou je per definitie niet met de vuist op tafel slaan. Ik zou dat een nare constatering vinden als je die niet hard kan maken. De heer Omtzigt zegt dat hij het zo niet heeft bedoeld. Ik wil toch ook even naar een van die coalitiemensen toe. Dat is een oud-collega van de PvdA. Die heeft wel voor omkering van de bewijslast gezorgd. Laten we dus niet te gemakkelijk zeggen: dit doet een oppositielid en dit doet een lid van een coalitiepartij. Dat speelt er dit hele debat al een beetje doorheen. Ik merk dat ik daar wel wat moeite mee heb. Laten we puur kijken naar hoe het hier in de Tweede Kamer gaat en of wij daarvan ook kunnen leren, evenals van alles wat deze enquêtecommissie ons heeft meegegeven. Ik had er toch even behoefte aan om dit vandaag te vermelden, maar dank voor de toelichting van de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik wil het wel wat scherper zeggen. In 2015 had de VVD een collega genaamd Joost Taverne. Hij was de enige VVD'er die zich aan het verkiezingsprogramma van de VVD hield, namelijk het niet-uitkeren van het derde steunpakket voor Griekenland. De premier had dat persoonlijk beloofd. Er was hier in Den Haag niemand verbaasd dat Joost Taverne daarna niet meer op de kieslijst stond.

De volgende vraag die ik hier zal stellen, zal gaan over de commissieleden. Bij eerdere parlementaire enquêtes — ik noem de Bijlmerramp-enquête en mevrouw Augusteijn-Esser van D66 — kwamen leden klem te zitten met de moeilijke conclusies die ze getrokken hebben. Ik zal van mijn hart geen moordkuil maken, maar niet nu, en toegeven dat ik mij behoorlijk onder druk gezet gevoeld heb na het verschijnen van het POK-rapport om geen motie van wantrouwen te steunen. Dat ging in mijn ogen niet lichtzinnig. Ik wil dus aan de leden van de commissie die ook lid zijn van de regeringspartijen, vragen of zij de vrijheid hebben — dan gaat het niet om wat hun conclusie is; die moeten zij zelf trekken — om zonder last van de regering tot een eindafweging te komen van welke politieke conclusie uit dit rapport getrokken dient te worden.

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Omtzigt had het bij een interruptie op mevrouw Beckerman al over Groningse Kamerleden. Toen dacht ik: misschien bedoelt hij mij niet, want ik heb hier gewoon gestaan en het was mogelijk om mij te interrumperen en te bevragen, maar toen meldde hij zich niet. Nu heeft hij het er weer over. Ik snap echt wel dat de heer Omtzigt, gegeven hoe hij uit de CDA-fractie is gegaan, met 1 april en zo — dan heb je hier wel wat opgelopen — zegt: dit is onder druk gezet en zo werkt het overal. De PvdA heeft in de regering gezeten. Ik heb ook in de Kamer gezeten. Wij hebben ook fouten gemaakt. Lodewijk Asscher is als lijsttrekker zelf naar Groningen afgereisd om daar excuses aan Groningers aan te bieden. Dat hebben we dus allemaal gedaan. Maar ik wil wel verre van mij werpen dat ik de afgelopen tien jaar hier in de Kamer niets voor Groningen heb betekend, dat ik niets durfde, dat ik nooit mijn poot stijf heb gehouden of niks heb gedaan. Het is allemaal te weinig geweest, allemaal tot uw dienst. Maar ik heb mijn hele ziel en zaligheid ervoor over. Dat geldt ook voor andere collega's. Ik ben nog langer oppositie-Kamerlid dan coalitie-Kamerlid geweest. Dat is ook al jaren terug. Ik vind het wel echt vervelend dat dat een beetje hierboven … Tenminste, ik voelde me erdoor aangesproken en ik vind dat niet terecht.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik heb er — ik zeg het maar ronduit — ernstige bedenkingen bij of ons huidige politieke systeem opgewassen is tegen de druk die uitgeoefend wordt en tegen het handelen van onafhankelijke Kamerleden. Ik heb hier bewust geen namen genoemd, omdat ik weet hoe die druk kan werken. De enige namen die ik heb genoemd, zijn de heer Taverne en mevrouw Esser. Maar ik merk wel dat wanneer die druk er komt, we met z'n allen net doen alsof die er niet is. Ik ga het u hier gewoon vertellen: die druk is er, en hoe! Die heb ik op een aantal momenten zodanig mogen ervaren dat u het allemaal op mij mag betrekken en dat u het allemaal persoonlijk op mij mag plakken. Dat vind ik ook prima. At your service. Maar wij negeren hier dat het bestel dat wij hebben, met evenredige vertegenwoordiging, waarbij iedereen via een partijvoorzitter en een partijleider zijn plaats moet krijgen op de lijst, grote problemen kan opleveren op het moment dat je zeer fundamenteel vindt dat het beleid anders moet. We houden er dus wel rekening mee. Ik heb er in het verleden rekening mee gehouden in de besluiten die ik genomen heb; laat ik dat gewoon eerlijk zeggen. Het heeft heel lang geduurd. Het heeft tien, vijftien jaar geduurd voordat ik als Kamerlid een keer mijn poot stijf hield. Het is dus niet zo dat ik meteen zeg: iemand komt de fractie binnen en moet binnen een maand onder grote druk iets doen. Echt niet. Maar dit is wel de consequentie van het hebben van landelijke lijsten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Omtzigt. U heeft uw opmerking gemaakt en u heeft twee Kamerleden genoemd die zichzelf niet kunnen verdedigen tijdens het debat. Ik vind het dus belangrijk voor de Handelingen om die opmerking wel gemaakt te hebben.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter, dit vind ik een heel legitieme discussie. Natuurlijk is er druk, overigens is die er ook andersom. Als je in een coalitie zit, kun je ook bewindspersonen onder druk zetten om beslissingen een kant op te laten gaan. Sterker nog, als de Kamer in meerderheid voor je motie of je amendement stemt, dan kan dat ook. De omkering van de bewijslast is een voorbeeld daarvan, maar er zijn ook vele andere voorbeelden. Het is altijd zoeken naar evenwicht. Ik vind het goed dat de heer Omtzigt zegt: ik betrek het niet op personen, maar op het systeem. Daar kun je een heel debat over voeren, evenals over kieslijsten of regionale vertegenwoordiging. Dat vind ik ook legitiem. Als je net zoals de heer Omtzigt met voorkeursstemmen gekozen bent, geeft dat je wellicht ook een ander mandaat. Dat vind ik allemaal tot je dienst, maar de niet met name genoemde personen met de definitie "Groningse Kamerleden uit de coalitie" vond ik wel een beetje eng.

De voorzitter:

Dank. Het punt is gemaakt.

De heer Boulakjar (D66):

Ik wil helemaal niets afdoen aan de persoonlijke ervaring van de heer Omtzigt met kabinetsleden en met zijn eigen partij. Maar ik kreeg van twee opmerkingen toch een wat ongemakkelijk gevoel. Een daarvan heeft de heer Nijboer al geadresseerd, een soort van regionale profilering in de trant van: je kunt alleen maar voor Groningen opkomen als je uit Groningen komt. Of als je uit Groningen komt, moet je harder optreden. Terwijl we hier volgens mij Nederlandse parlementariërs zijn en opkomen voor ieder dorp, iedere stad en iedere wijk. Maar goed, dat heeft de heer Omtzigt al enigszins genuanceerd.

De tweede opmerking ging over een soort zweem over deze commissieleden. Hij gaat aan deze commissieleden, die dag en nacht hebben gewerkt aan het opstellen van dit rapport, de vraag stellen of zij wel volledig onafhankelijk zijn. Daarmee legt hij een soort zweem over hen. Als de heer Omtzigt dat zou willen nuanceren, ben ik tevreden.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik stel hier vast dat de luiken volledig dichtgaan als wij beginnen over partijpolitieke discipline, die in dit land sterker is dan in elk omliggend parlement waar dan ook. Ik leg geen zweem rondom Kamerleden. Ik zeg u heel bewust wat hier gebeurd is. Ik zeg dat dat gevolgen heeft voor hoe wij werken en ik vraag of we hier ontspannen mee kunnen omgaan. Die vraag stel ik open en als ik die vraag al niet mag stellen na alles wat er gebeurd is, dan vind ik dat vrij beledigend, en niet een klein beetje.

U weet heel goed hoe er achter de schermen jarenlang gesproken is over Kamerleden, hoe ze onder druk gezet zijn. En als ik dan de vraag stel "gebeurt dat?", dan zorg ik voor een zweem, terwijl iedereen hier de notulen van de ministerraad heeft kunnen lezen. Terwijl iedereen hier heeft kunnen zien dat de minister-president keihard loog over of hij over mij gesproken had. Kom dus alsjeblieft niet aan met dat ik dan deze buitengewoon relevante vraag niet zou mogen stellen. Dat werp ik verre van mij.

De heer Boulakjar (D66):

Ik begon mijn interruptie juist met dat ik niets, maar dan ook niets afdoe aan de persoonlijke situatie van de heer Omtzigt, aan wat hij heeft meegemaakt hier en rondom dit huis. Er waren duidelijke feiten die de heer Omtzigt uiteindelijk in het gelijk hebben gesteld. Maar nu is er geen enkele aanleiding, nul informatie, om straks de vraag aan de commissie te stellen of zij als commissieleden wel volledig onafhankelijk bezig zijn en of zij dat op die manier hebben gevoeld.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik heb gezegd dat ik buitengewoon veel respect heb voor de inhoud van het rapport. Ik heb ze ook allemaal persoonlijk verteld dat ze een geweldig werk gedaan hebben, maar ik stelde een andere vraag, namelijk of er druk uitgeoefend wordt. Die vraag heb ik niet per ongeluk gesteld. Daar wil ik een antwoord op en dat antwoord kan ja of nee zijn. Daar is helemaal niets raars aan. Na alles wat we hier gezien hebben, lijkt mij de vraag van een coalitie-Kamerlid om die vraag niet te stellen, op zich een zeer relevant vraag.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik wil helemaal niets afdoen aan collega's die hier zitten en die wel in coalities achter gesloten deuren met vuisten op tafels hebben geslagen. Tegelijkertijd wil je erkennen hoe cruciaal het was dat de heer Omtzigt bij het toeslagenschandaal het verschil heeft gemaakt. Ik moet eerlijk zeggen: ik weet niet hoe het is om hier in een coalitie te zitten. De heer Omtzigt zegt: "Er zit een mechanisme achter; ik denk dat dat groter is dan mijn persoon. Er wordt druk uitgeoefend; dat zal niet alleen bij mij gebeurd zijn." Ik zou dan toch wel graag willen weten: wat is die druk? Hij heeft natuurlijk al iets gezegd over plekken op kieslijsten, maar hoe ziet dat eruit?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik had het niet in dit debat willen doen, maar ik kan u twee voorbeelden geven. Ik zat in 2010 in een coalitie die ernstig iets wilde doen aan de bijstand. Ik had in de vergadering die ging over het regeerakkoord bezwaar gemaakt tegen die maatregel. Ik zat niet in de fractie; ik zat daar nog buiten. Ik zou daar als opvolger in komen. Ik heb toen gezegd: ik ben het er niet mee eens. Ik heb in die vergadering overigens niet ingestemd met het regeerakkoord. Toen dat wetsvoorstel kwam — dat ging over de kostendelersnorm— heb ik gezegd: ik heb daar niet mee ingestemd. Dat heb ik samen met een aantal andere collega's gedaan. Dat leidde tot groot gedoe achter de schermen. Hoewel ik een grote achterban had, kwam ik in 2012 niet meer op de kieslijst van het CDA.

Het tweede voorbeeld dat ik kan noemen, is het volgende. Dat was na het verschijnen van de POK. Na het verschijnen van het rapport van Van Dam, was de vraag die mij gesteld werd door alle CDA-ministers en -staatssecretarissen bij elkaar of wij gezamenlijk het besluit konden nemen of het kabinet kon blijven zitten of niet. Daartoe werd ik in de vergadering geroepen. Mijn antwoord was: "Dat is een zeer vreemde vraag, want de ministers en de staatssecretarissen gaan niet over mijn stemgedrag als Kamerlid. U heeft mij overigens ook nog wel een paar dingen uit te leggen." Toen ik duidelijk gemaakt had dat ik niet van tevoren wenste aan te geven dat ik niet zou meegaan met de motie van wantrouwen — ik heb overigens ook niet gezegd dat ik dat wel zou doen — is minister-president Rutte met een appel naar het paleis gefietst. Dat was toen omdat er een meerderheid was van 75 om 74 zetels; een van de FVD-zetels was onbezet. Daarmee was er een bepaalde angst.

De voorzitter:

Is er voldoende uitgewisseld, mevrouw Beckerman?

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik denk dat dit ervaringen zijn die fundamenteel zijn voor de rest van je persoonlijke leven. Ik kan me voorstellen dat anderen dat ook hebben. Ik merk gewoon dat dit debat, zeker over Groningen, ons allemaal raakt, ook in ons eigen bestaan. Ik ben heel erg benieuwd naar de oplossingen hiervoor van de heer Omtzigt.

De voorzitter:

Volgens mij zou de heer Omtzigt daar verder in zijn betoog nog aan toe komen. Klopt dat, meneer Omtzigt?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dat kan ik hier doen; dat vind ik niet erg.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat zeg ik juist omdat dit soort druk en dit soort machinaties ertoe kunnen leiden dat we hier niet voor de laatste keer staan met zo'n rapport en zulk soort aanbevelingen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik zal de rest later doen, maar in mijn beleving dient er in Nederland een ander kiesstelsel ingevoerd te worden, waarbij het meer de lokale afdelingen zijn die iemand hiernaartoe sturen. Dat was ook de oorspronkelijke bedoeling in de Grondwet van 1848. Daardoor ontstaat er meer binding tussen de bevolking van een regio. De vraag is of Groningen en Drenthe dan samen één district zouden zijn, maar dan kom ik op de techniek. Dan heb je ook een betere regionale vertegenwoordiging. Ik zal u een ander voorbeeld geven. Ik kom zelf uit Twente, zoals u weet. Na de verkiezingen kwam er uit Twente en de Achterhoek één Kamerlid, namelijk ondergetekende. Uit Amsterdam kwamen er 25. De gebieden zijn wat bevolkingsaantallen betreft buitengewoon vergelijkbaar. Ja, ik zie de heer Van der Lee lachen, want hij komt oorspronkelijk uit de Achterhoek. Maar ik heb het over de huidige woonplaats. Er zijn ook een heleboel Amsterdammers die daar behoorlijke import zijn, zeg ik er maar meteen bij. We letten altijd heel veel op diversiteit en inclusie, maar de diversiteit wat betreft de regio's is in Nederland beneden de maat. Dat heeft ook meegespeeld in dit dossier. Laat ik het zo zeggen: waren deze bevingen in Scheveningen geweest, dan hadden we dit debat vijf jaar eerder gevoerd.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Het is te respecteren dat de heer Omtzigt zijn persoonlijke ervaringen en zijn verhaal hier deelt. Ik vind het ook prima dat hij de vraag stelt zoals hij die heeft gesteld aan de commissie; dat kan gewoon. Wat ik alleen wat lastiger vind, waar ik enige moeite mee heb, is dat hij toch — hij is slim genoeg om te weten dat dat zo is — een drogreden gebruikt als het gaat om de heer Taverne, mijn oud-collega. Die kan zich hier niet verdedigen, daarom neem ik het toch eventjes voor hem op. De heer Omtzigt zegt: eerst gebeurde dit en toen gebeurde dat, dus daar zit een oorzakelijk verband tussen. Ik zou hem toch willen vragen om dat hier enigszins te nuanceren. Ik geef meteen toe dat zo'n lijstproces niet uitblinkt in transparantie, maar om zomaar te zeggen dat het hier een-op-een is, dat het een uit het ander volgt, vind ik ook wel erg kort door de bocht, zeker omdat de persoon in kwestie hier niet is.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik neem daar nota van. Ik neem er ook nota van dat mijn collega's en de voorzitter het opnemen voor afwezige Kamerleden; dat hoeft overigens niet voor het tweede lid dat ik genoemd heb, want dat lid heb ik geprezen. Maar ik wil er toch één nuancering bij geven, namelijk iets wat ik van u gemist heb. In de debatten in april die helemaal over mij gingen, is hier vijftien uur lang niemand naar de interruptiemicrofoon gegaan om te zeggen: zullen we het niet over de heer Omtzigt hebben? Als u vraagt wat diepe sporen heeft nagelaten, dan is mijn antwoord dat het dát is geweest. Dat heeft niet alleen diepe sporen nagelaten bij mij persoonlijk, maar ook in hoe ik mij tot bepaalde mensen verhoud. Maar ik hoor wat u zegt. Ik kan u alleen wijzen op een hele grote stapel krantenartikelen waarin het heel duidelijk is dat er in de zomer van 2015 in het geheim een groot aantal fractievergaderingen van de VVD is geweest, en terecht overigens, over het derde noodpakket. Daar stonden eerst wat meer mensen kritisch tegenover, maar na een interventie van de minister-president bleef er nog één over. Daar zijn harde discussies over gevoerd. Die kan ik bewijzen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we weer teruggaan naar het onderwerp. Ja, meneer Van Wijngaarden, op dit punt nog?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ja. Die woorden laat ik verder voor de heer Omtzigt, maar ik wil hier nog wel gezegd hebben dat ik hem persoonlijk in ieder geval nog steeds een aanwinst vind voor dit parlement en dat ik blij ben dat hij hier staat.

De voorzitter:

Daar hoeft u verder niet op te reageren, meneer Omtzigt.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Veel dank aan de heer Omtzigt voor zijn analyse, die wij grotendeels delen. Als ik het heel kort samenvat, constateert Omtzigt dat Kamerleden zowel door de partijen — vat ik u goed samen? — als door de coalitie en de regering onder druk kunnen worden gezet. Nou is mijn vraag: betreft dit in uw ervaring dan vooral coalitie-Kamerleden of hebben ook oppositie-Kamerleden hier soms last van?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik wil eigenlijk terug naar Groningen, maar ik zeg het maar, want dat was een terechte opmerking van de collega's: het betreft heel veel vaker coalitie-Kamerleden, omdat de regering nou eenmaal de steun nodig heeft van de coalitie-Kamerleden. Het kan een enkele keer een niet-coalitie-Kamerlid betreffen, maar er zijn gewoon minder instrumenten om invloed op hen uit te oefenen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Laatste vraag. De heer Omtzigt is al lang Kamerlid, al vijftien jaar volgens mij. Is het probleem dat u aankaart in de loop van de tijd groter geworden, sinds u Kamerlid bent? En zo ja, hoe zou dat komen?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik vind het lastig om een uitspraak te doen over de vraag of het groter geworden is. Daar wil ik een andere keer een analyse op loslaten, maar ik vind het lastig om dat uit de losse pols te doen.

De voorzitter:

Vervolgt u weer uw betoog.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Voorzitter. We gaan terug naar Groningen. Het gaat in het rapport dus over de zaken die de rol van de Tweede Kamer raken. In dit geval is het de rechter die de gaten opvult die de volksvertegenwoordigers laten liggen; dat is overigens een verschil met de POK. Het is uiteindelijk het OM dat dwingt om te onderzoeken of de NAM strafrechtelijk vervolgd kan worden. Dat leidt uiteindelijk tot een forse wijziging. Dat is de doorbraak geweest in dit rapport. Dat is door de enquêtecommissie op een heel nette manier feilloos boven tafel gebracht. De politiek had dat niet voor elkaar gekregen. Ik heb het primaat natuurlijk het liefst bij de wetgever en het parlement. Ik zou van de commissie willen weten hoe we dat kunnen doen, maar ik zou ook willen weten hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit eerder gebeurt. Ik merk daarbij op dat de Wet op de ambtsmisdrijven nog steeds niet vernieuwd is en dat we nog steeds niet naar de rechter kunnen als grondwettelijke rechten geschonden worden, terwijl de veiligheid van de Groningers hier wel langdurig zwaar onder druk heeft gestaan. Zullen we niet ook in die hoek moeten kijken naar oplossingen?

De Tweede Kamer is belemmerd in haar controlerende functie, schrijft de commissie, omdat een cruciaal element in de informatievoorziening ontbrak, zoals al door meerdere collega's is gezegd, namelijk het minimale niveau van leveringszekerheid. Hierover kon de minister de Tweede Kamer niet informeren; dat zei hij zelf, maar hij herkent dat niet. Is de commissie het met mij eens dat de Tweede Kamer hier een sterkere rol had kunnen en moeten spelen? En hoe had ze dat kunnen doen? Misschien kunnen we daarvan leren.

De complexiteit van de materie is wat mij betreft geen excuus. De commissie schrijft dat een gesloten cultuur en het frequente informele overleg tussen partijen in het gasgebouw, gecombineerd met de complexiteit van de materie, het voor de Tweede Kamer lastig maken om zicht te krijgen op wat er speelt. Dat kan lastig zijn, maar uiteindelijk zullen wij vaker lastige dingen moeten controleren; ik denk aan de veiligheidsdiensten. Er zijn allerlei dingen die per definitie lastig te controleren zijn, omdat je daar geen open debat over kunt houden, maar ze moeten toch gebeuren. Welk advies heeft de commissie aan de Tweede Kamer om in het vervolg wél door het cordon van het ministerie en de ambtenarij heen te kunnen breken? De Kamer kon de invloed niet laten gelden. Eén ding: we hebben niet te weinig vergaderd over Groningen. Het lag niet aan een gebrek aan vergaderuren. De regionale bestuurders hebben weinig invloed kunnen uitoefenen op de hoogte van de gaswinning, terwijl de hoogte toch zo bepalend is voor de veiligheid en het schadeherstel en de belangen van de inwoners. De Haagse politiek had geen boodschap aan ons, tekende de commissie op uit de mond van de regionale bestuurders. Dat de minister geen oog had voor de Groningers is al erg genoeg. Maar wat hadden we kunnen doen zodat die regionale invloed zich wél had kunnen laten gelden?

De Tweede Kamer was ook niet alert en aanwezig bij de afhandeling. De commissie zegt — en ik hoor dat bijna alle collega's nu zeggen — dat we dat patroon moeten doorbreken. Het is ook echt niet zo dat er hier iemand zegt: laten we eens minder snel zijn met die afhandeling; laten we het eens lekker blokkeren. Volgens mij wil geen van de 150 Kamerleden hier dat. Maar we zijn wel vrij machteloos in hoe dat gebeurt. Dan wil ik gewoon inzoomen op dat ene moment waar de commissie over schrijft. Dat is het moment dat er een schadesubsidieregeling wordt opengesteld. We wisten dat er 53.000 mensen recht op zouden hebben. We zien 's avonds de rijen en weten dat de helft van de mensen het niet krijgt. Waar is dat nou precies misgegaan? Zijn wij niet in staat om zelf de berekeningen te maken als Kamer? Het kan toch niet zo zijn dat we er met een factor twee naast zitten?

Voorzitter. Ik wil toe naar de aanbevelingen.

De heer Boulakjar (D66):

Ik had nog een vraag over de rol van de Tweede Kamer, voordat de heer Omtzigt naar een nieuw blokje gaat. Toen ik anderhalf jaar geleden aan de slag ging met dit dossier, stond ik te popelen met allerlei nieuwe plannen en ideeën. Ik lees terug in het rapport dat de commissie zegt: "Tegelijkertijd dragen de interventies van de Tweede Kamer bij aan het vergroten van de spreekwoordelijke bestuurlijke spaghetti. De dreiging van de Tweede Kamer die gespitst is op alles wat er speelt in Groningen blijkt haar weerslag te hebben op het handelen van het kabinet." We staan te popelen om met voorstellen en moties te komen om het beter te maken, maar dat leidt alleen maar tot een vergroting van die bestuurlijke spaghetti. Hoe kijkt de heer Omtzigt naar deze spagaat?

De voorzitter:

Meneer Omtzigt, spaghetti of spagaat?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Beide. Beide zaten daar terecht in. Volgens mij was dat niet eens een gezochte alliteratie. Dat is wat er gebeurt en wat je hier vaker in bestuurlijke processen ziet, wanneer jarenlang de regering onvoldoende geregeerd heeft en er dan jarenlang voorstellen van Kamerleden genegeerd zijn. Ik noem 2011, 2012, 2013, de commissie-Meijer. Op een gegeven moment verschijnen wij vanaf 2017 zelfs in rapporten van de VN. Dan is het in mijn beleving vaak zo dat coalitiepartijen heel lang ook wel met enig begrip zeggen: geef die regering de ruimte om te doen wat ze moet doen, want wij zijn altijd wat minder geduldig. En vaak zie je de coalitiepartijen heel lang zeggen: wacht nog even, dan komt het goed; wacht nog even, dan worden de maatregelen genomen en wordt duidelijk dat het werkt. Op het moment dat dan duidelijk wordt dat de operatie niet werkt, dat er bakken geld gaan naar de schade-experts en anderen, maar niet naar herstel en dat het herstel niet helemaal parallel loopt met de versterkingsoperatie, dan komen al die Kamerleden die drie, vier jaar lang gezegd hebben "ho, ik heb andere voorstellen gedaan" met: waarom gebeurt er dan niks? Dan krijg je inderdaad dit in een aantal bestuurlijke dossiers. Dat heb je bij het toeslagenschandaal gezien. Dat zie je op dit moment bij die 10.000 gezinnen die al zeven jaar onder het bijstandsniveau zitten. Als je dat ontdekt en je lost het binnen een aantal maanden op, dan is daar ook begrip voor in de Kamer, van: ja, het bestuur bestuurt niet. Dus in mijn beleving is het actie, reactie.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt weer uw betoog.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik heb al eerder de vraag gesteld — en ik zag alle collega's heel hard schrijven — hoe we die tien voorstellen nu ook echt gaan borgen. Dat is wat ik bij andere parlementaire enquêtes weleens gezien heb: grote en goede voornemens van iedereen, die daarna wegzakken. Ik wil hier een aantal voorstellen doen en ik wil daar graag een open discussie over hebben, want ik denk wel dat dit het moment is.

De inspectie moet een signaal afgeven. Ik zag de leden van de commissie al knikken, want dat hebben zij zelf voorgesteld, in nummer vijf. Dat heb ik niet voorgesteld. Dus ik snap waarom een aantal raar keek. Dat moet direct aan de Kamer kunnen. In mijn beleving zou dat niet moeten gaan om een systeem dat too big to fail is, maar om elk groot signaal dat een inspectie geeft. Ik noem eens wat: als de ILT vindt dat er een onmiddellijke ramp dreigt in de Rotterdamse haven, waarbij een groot bedrijf in de fik zou kunnen staan en er duizenden doden zouden kunnen vallen, dan is dat niet "too big to fail", maar dan is het een ander signaal, waarbij de inspecteur-generaal direct moet kunnen doorescaleren. Hetzelfde kan in de gezondheidszorg gebeuren; dat snapt u. Dus ik zou dat zinnetje eraf halen. Maar dat is klein bier.

Ik zou vandaag eigenlijk willen voorstellen om aan het Presidium te vragen om dit direct in het Reglement van Orde op te nemen. Als je dit in het Reglement van Orde zet, zit er weliswaar geen wettelijke verplichting op, maar dan weet de inspecteur-generaal dat hij hier terecht kan. Ik kijk dan naar de motie van collega Kuik uit april 2021. Wanneer de nieuwe Wet op de rijksinspecties er eindelijk komt, kunnen we daarin borgen dat zij wettelijk het recht hebben om te escaleren richting de Kamer. Ik zou graag van de collega's horen wat zij daarvan vinden.

Het tweede is artikel 68. Daar hebben we het hier vaak over gehad. Het gaat over het informatierecht. Dat is hier gewoon met voeten getreden. We hebben dat informatierecht laten versloffen tot een informatierecht van de meerderheid, maar het is ongeveer het enige recht van de Kamer, behalve het recht om een hoofdelijke stemming te vragen, dat expliciet in de Grondwet staat. Kunnen we nou niet een artikel 68-wet maken, waardoor wij met zijn allen het belang van de Staat, de uitzonderingsgrond die gebruikt wordt om werkelijk alles te blokkeren, inperken? Natuurlijk is er een belang van de Staat, maar als u leest wat Thorbecke in 1848 schreef, ziet u dat hij dat belang van de Staat niet in de Grondwet gezet heeft, maar dat het kabinet met Donker Curtius het erin gefietst heeft. Thorbecke waarschuwde toen in de zomer al: dit moet u niet doen, want dit gaat misbruikt worden.

Drie. De Venetië-Commissie heeft gezegd: geef de bevoegdheid van een parlementaire enquête- of onderzoekscommissie ook aan een minderheid. Dan hoef je niet te wachten tot een van de regeringspartijen om is. Dan moet je wel een grote minderheid hebben, dus niet een kleine partij. Ik zou zeggen: 50 of 55 leden van de Kamer. Dat vereist trouwens een grondwetswijziging, dus dat is niet zomaar klaar. Maar dit is wel zo geregeld in Noorwegen, Frankrijk of Duitsland. Daar zijn de onderzoeksbevoegdheden niet gekoppeld aan een meerderheid. Hoe kijkt de commissie daarnaar?

We hebben het al gehad over artikel 67 van de Grondwet, over het handelen zonder last. Dat is er ooit om een andere reden in gekomen, want leden waren afgevaardigden van een provincie. Maar ik zou weleens een discussie willen hebben over hoe wij dat "zonder last" nu invullen. Natuurlijk mag er een forse discussie in een fractie en in een partij zijn. Ik ben helemaal niet van die overleggen. Maar hoe doen we dat? Ik zou het voorstel willen doen — ik kijk ook naar de heer Van Wijngaarden — om een tijdelijke parlementaire commissie op te richten die naar deze voorstellen kijkt. We hebben na de POK de rechters gevraagd om aan zelfreflectie te doen. Dat heeft de Raad van State gedaan. Dat hebben de jeugd- en familierechters gedaan. Dat heeft de Eerste Kamer gedaan. De enige die dat niet zo structureel gedaan heeft na de POK, is de Tweede Kamer. Nu deze snoeiharde conclusie van de parlementaire enquête er ligt, zou ik willen kijken of we daaraan op die manier invulling zouden kunnen geven. Misschien kunnen we daar een aantal oud-Kamerleden voor vragen.

Voorzitter. Wat zou het mooi zijn als we over tien jaar het laatste debat over de gaswinning in Groningen zouden hebben, wetende dat de huizen hersteld zijn, dat er wellicht een snelle trein rijdt en dat Groningen is meegegaan in de vaart der volkeren en in de economische ontwikkeling die hier terecht door een aantal collega's genoemd is. Die ereschuld die hier genoemd is, mag en zal geen lege belofte blijven. Ik zoek nog naar een manier om dat te borgen, want dat zal nog twee of drie kabinetten duren. Collega Wassenberg had het terecht over de mijnen. De mijnen zijn vergeten en de energiearmoede is het allerhoogst in Heerlen, maar op plek twee, drie, vier en vijf staan Oost-Groningse plaatsen. Hoe gênant is het dat die plekken waar we alle energie uit de grond gehaald hebben, ook de plekken zijn waar de meeste mensen in de kou zijn blijven staan? Ook hier een vraag die ik aan de regering en aan ons wil stellen: hoe zorgen we ervoor dat, als we op deze manier met die energietransitie verdergaan, in ieder geval de huizen daar als eerste geïsoleerd worden?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat langjarige borgen houdt mij ook bezig. Collega Nijboer had het daar ook al over. Ik ben benieuwd hoe de heer Omtzigt er tegenaan kijkt dat je misschien een gedeelte of alles via het Gemeente- dan wel het Provinciefonds doet? Dat is het voorstel dat hier wordt gedaan.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Het is goed om dat via die manier te doen, maar ik merk dat het Gemeente- en Provinciefonds een zodanig moeilijke sleutel hebben om te bepalen waar het geld naartoe gaat en dat dit zodanig vaak veranderd wordt, dat ik wel zoek naar een goede manier om dat te borgen voor het aardbevingsgebied. Ik ben er nog niet uit of dat een permanente deltacommissaris wordt, maar dan een Oost-Groningencommissaris, omdat we daar een ereschuld op hebben, of dat we daar een extra bewindspersoon verantwoordelijk voor maken. Ik sta daar ook heel open in. Dus het mag op die manier, maar ik ben wel bang dat als de bevingen over een aantal jaren opgehouden zijn — als we geen gas winnen, zullen de bevingen afnemen in frequentie — en het niet meer op het nieuws komt, er nog steeds mensen met scheuren in de muur of met zwaar psychisch leed zitten, net zoals we ook Limburg vergeten zijn.

De voorzitter:

Dat was voldoende? Dank u wel, meneer Omtzigt. Dan geef ik het woord aan de heer Van Haga, Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter. Het Groninger gasveld begon als een bonanza: Nederland werd in één klap een soort klein Koeweit. Maar door een falende overheid staat het nu symbool voor wanbestuur, perverse belangen, incompetente bestuurders en mensen die het slachtoffer zijn geworden van een falende overheid. De overheid is verworden tot dader. Er zijn onvergeeflijke fouten gemaakt, er is bewust informatie achtergehouden, de Groningers zijn meerdere keren belazerd, er is technisch geblunderd en het belang van Nederland is niet gediend. Naar goed gebruik moeten de daders gestraft worden. Politiek gezien betekent dit minimaal dat het kabinet moet aftreden.

Voorzitter. BVNL onderschrijft een groot aantal van de conclusies en aanbevelingen die door de commissie zijn gedaan, waarvoor dank. Een aantal conclusies en aanbevelingen onderschrijven wij echter niet. Ook heb ik nog een aantal vragen voor de commissie, omdat ik niet begrijp dat de commissie uiteindelijk voor politieke aanbevelingen heeft gekozen in plaats van technisch onderbouwde oplossingen.

Voorzitter. De meeste fouten zijn gemaakt doordat bestuurders zich zonder enige technische kennis zijn gaan bemoeien met dit uitgesproken technische dossier. Henk Kamp was rechercheur bij de FIOD en werd daarna, zonder enige relevante opleiding of ervaring, achtereenvolgens minister van Volkshuisvesting, minister van Defensie, minister van Sociale Zaken en in 2012 minister van Economische Zaken in het kabinet-Rutte II. Hij kreeg toen het Groninger gasveld onder zich. In die laatste functie was VVD-minister Kamp verantwoordelijk voor het opschroeven van het productieniveau uit het Groninger gasveld tot maar liefst 53 miljard kuub per jaar. Hij negeerde daarmee het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen, na de aardbeving in Huizinge op 16 augustus 2012, om de productie te verlagen en daarmee het risico op aardbevingen te verkleinen. Deze aardbeving in Huizinge in 2012 had een kracht van 3,6 op de schaal van Richter. Dat is geen zware aardbeving, maar het gaf wel degelijk aan dat er iets aan de hand was. Vervolgens heeft minister Kamp willens en wetens adviezen genegeerd om de druk in het veld op peil te houden tijdens de productie.

Tijdens de productiefase van het Groninger gasveld is de druk in het veld, door de productie van aardgas gezakt van een initiële druk van 350 bar naar de huidige 80 bar. BVNL heeft al heel vaak gepleit voor waterinjectie of stikstofinjectie om de druk in het veld op peil te houden, maar het is lastig om dit soort zaken duidelijk te maken aan mensen die niet technisch zijn opgeleid. Voor de goede orde: dit zijn hele gebruikelijke technieken, die over de hele wereld, ook in Nederland, worden toegepast. Resumerend zijn het verhogen van de productie, het negeren van de adviezen van SodM en het niet op peil houden van de druk in het Groninger gasveld technisch gezien een doodzonde te noemen. Ook het niet instellen van een gasfonds, zoals de Noren hebben gedaan, maar het verjubelen van de opbrengsten, is niet anders te kwalificeren dan als compleet wanbeheer. Op al deze punten zijn de Groningers bewust belazerd door onze overheid.

Voorzitter. Met betrekking tot de versterkingsoperatie, de schadeafhandeling, de vertraging, het compensatiedrama en de communicatie met de Groningers onderschrijft BVNL de conclusies en aanbevelingen van de commissie. Het is een grote schande. Iedereen die hier bestuurlijk iets mee te maken heeft gehad, moet zich diep schamen en nooit meer een bestuurlijke functie vervullen. Zo veel levens zijn verwoest, zo veel verdriet, en zo onnodig. Bestuurlijke incompetentie die past in de lange rij van schandalen van de afgelopen jaren. Ik noem het toeslagenschandaal, de leugens van Hawija, de misstanden in de jeugdzorg en natuurlijk, het grootste schandaal van allemaal, het coronaschandaal. Maar zoals gezegd, onderschrijft BVNL de conclusies en aanbevelingen van de commissie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik vind het altijd moeizaam om deze betogen te horen, want het is bij elk debat hetzelfde en elke keer is er de oproep om meer gas te winnen, terwijl dat ongelofelijk pijnlijk en schofferend is. Maar op een specifiek punt. De heer Van Haga noemt hier het negeren van het advies van Staatstoezicht op de Mijnen een doodzonde van de minister. Hij noemt het negeren van dat advies een doodzonde en toch wil hij nu zelf datzelfde advies negeren, want Staatstoezicht op de Mijnen adviseert om te stoppen met winnen. Wat is nou de doodzonde?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Daar zit inderdaad een inconsistentie in. Ja, dat is waar. Uiteindelijk zijn veel van dit soort adviezen politiek gemotiveerd. In 2012 kwam het advies om minder te gaan winnen om de seismische activiteiten omlaag te brengen, en werd er ook gemoduleerd bij de NAM om bijvoorbeeld water- of stikstofinjectie toe te passen. Ik denk dat die adviezen opgevolgd hadden moeten worden. Het uiteindelijke advies om naar nul te gaan, is onder grote politieke druk gegeven. Dat advies verhoudt zich niet met de technische werkelijkheid.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ben blij dat de heer Van Haga zelf aangeeft dat hij niet consistent is. Ik denk dat het enige dat hier politiek gemotiveerd is, is dat hij totaal willekeurig het niet opvolgen van het ene advies van Staatstoezicht op de Mijnen een doodzonde vindt en het volgende zelf naast zich neerlegt en de Groningers schoffeert.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Nou, nee. SodM heeft op een gegeven moment gezegd dat 12 miljard kuub een veilig productieniveau zou zijn. Dat is het laatste apolitieke advies geweest. Ik denk dat dat een fatsoenlijk advies is geweest, ook technisch verantwoord, zeker als je nu bedenkt dat we dat makkelijk kunnen doen. We hebben voldoende stikstof waarmee we dat zouden kunnen doen. Het wordt gestaafd door allerlei hoogleraren die dat ook zeggen. Het is technisch mogelijk om veilig door te gaan met boren. Als de vraag aan SodM gesteld wordt — en ik denk dat dat het probleem is — hoe je het risico naar absoluut nul kunt reduceren, dan kun je niks doen. Dan moet je binnenblijven en jezelf in cellofaan wikkelen met een rietje eruit en in een bed gaan liggen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter. Op andere punten begrijpt BVNL de conclusies en aanbevelingen niet. Technisch gezien is het namelijk mogelijk om op een veilige manier door te gaan met het produceren van aardgas uit het Groninger gasveld, zoals ook wordt bevestigd door verschillende hoogleraren, bijvoorbeeld professor David Smeulders. We kunnen de druk in het veld op peil houden door gebruik te maken van waterinjectie of stikstofinjectie. Er is nota bene net een stikstoffabriek gebouwd met een productiecapaciteit van 8 miljard kuub per jaar. Volgens staatssecretaris Vijlbrief zit er nog 450 miljard kuub in het Groninger gasveld. Volgens mij klopt dat niet helemaal, want toen ik vijf jaar geleden in deze Kamer kwam, was het nog 800 miljard. We hebben nooit zo veel verbruikt. Maar goed, er zullen wel een paar putten dicht zijn, dus laten we uitgaan van die 450 miljard kuub. Bij de huidige gasprijs vertegenwoordigen die nog steeds een waarde van ongeveer 250 miljard. Dat is een niet te verwaarlozen hoeveelheid geld. Van deze 250 miljard zouden alle Nederlanders, ook de Groningers, kunnen profiteren.

Daarom stel ik een aantal vragen aan de commissie. Waarom doet de commissie geen aanbevelingen om door te gaan met de productie van aardgas uit het Groninger gasveld? Waarom adviseert de commissie niet om veilig te produceren op een productieniveau van bijvoorbeeld 12 miljard kuub per jaar in combinatie met bijvoorbeeld stikstofinjectie? Kan de commissie bevestigen dat dit een productiemethode is waarbij het technisch mogelijk is om veilig gas te produceren uit het Groninger gasveld? Heeft de commissie hier überhaupt onderzoek naar gedaan? Wat was de conclusie? Waarom heeft de commissie geen aanbeveling gedaan voor het inrichten van een gasfonds waaruit onder andere de Groningse schade kan worden betaald?

Door de snelle sluiting van het Groninger gasveld is Nederland in een energiecrisis terechtgekomen. Nederland heeft zijn energiesoevereiniteit opgegeven, is afhankelijk geworden van dure import uit het buitenland en is zeer kwetsbaar geworden voor de grillen van ondemocratische regimes, zoals Rusland en verschillende landen in het Midden-Oosten. Honderdduizenden mensen in Nederland kunnen daardoor hun energierekening niet meer betalen en zitten op dit moment in de kou. Heeft de commissie deze risico's en deze hogere energiekosten onderzocht en meegewogen bij het opstellen van de conclusies en aanbevelingen? Op welke wijze zijn deze risico's en andere nadelen afgewogen tegen de risico's van het op een verantwoorde en veilige manier doorgaan met het produceren van gas uit het Groninger gasveld? Waarom heeft de commissie niet geadviseerd om eerst alternatieve energieproductie te verzorgen door middel van bijvoorbeeld kernenergie, voordat het Groninger gasveld werd gesloten? Waarom wordt geadviseerd om het veld, de putten en de productie-installaties definitief te ontmantelen in plaats van te kiezen voor een waakvlamscenario of een mottenballenscenario, zodat we in elk geval de optie openhouden voor de toekomst?

Voorzitter. BVNL is voor energiesoevereiniteit. De sluiting van het Groninger gasveld zal de geschiedenis ingaan als de grootste blunder van het kabinet-Rutte IV. Het is technisch niet nodig, het is een financiële ramp en het is een catastrofe waarvoor de hardwerkende Nederlander de rekening betaalt. Het is niet alleen een blunder van het kabinet-Rutte IV, maar het is ook een gemiste kans van de parlementaire enquêtecommissie Groningen. Door de technische kant van de zaak te missen, oplossingen te negeren en met de politieke stroom mee te zwemmen, worden nu zowel de Groningers als de rest van Nederland nogmaals benadeeld.

Voorzitter. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft BVNL gepleit voor het houden van een referendum in Groningen over de gaswinning. We zijn er heilig van overtuigd dat ook de Groningers voor veilige gaswinning zullen kiezen als we kunnen laten zien wat hen dit oplevert zonder de fouten uit het verleden en met een flinke winstdeling voor de ontwikkeling van Groningen zelf. Daarom vinden wij ook dat de Groningers zich hierover dienen uit te spreken. Ik ben benieuwd wat de commissie van een referendum hierover vindt en of deze optie überhaupt is besproken.

Wat misschien nog wel interessant is om te delen, is dat in maart 2022 het Dagblad van het Noorden heeft gepeild dat 83% van de Groningers voor het openhouden van het Groninger gasveld was om bijvoorbeeld minder afhankelijk te zijn van Rusland. Dus met een goede compensatie is er waarschijnlijk voldoende draagvlak.

Voorzitter, tot slot. De overheid heeft een puinhoop gemaakt van de ontwikkeling en de productie van het Groninger gasveld. De overheid heeft in verschillende stadia de Groningers bewust en verwijtbaar belazerd. Het is terecht dat de commissie hier een vernietigend oordeel over uitspreekt. Alleen hierom zou het al terecht zijn dat het kabinet aftreedt. Maar het is een gemiste kans dat de commissie, net als het kabinet, haar ogen sluit voor technische oplossingen waarmee alle problemen op een veilige en verantwoorde manier kunnen worden opgelost. Deze commissie legitimeert hiermee een grote technische blunder. Dat mag de commissie zich aanrekenen. Ik zal niet speculeren over de motivatie van de commissie. Dat is al gedaan. Energiesoevereiniteit is de basis van onze vrijheid. Dat kan worden bereikt met behulp van ons eigen aardgas. Het Groninger gasveld moet daarom openblijven in het belang van de energiesoevereiniteit, in het belang van de leveringszekerheid, in het belang van de Groningers en in het belang van Nederland.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. Dan geef ik het woord aan de heer Stoffer, SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Als ik aan de gaswinning in Groningen denk, denk ik altijd aan die honderden jaknikkers die al die jaren vaten olie hebben opgepompt. Het Groningenveld leverde ons land en onze staatskas ruim 363 miljard euro op. Je kunt je haast niet voorstellen hoe groot zo'n bedrag is en wat er allemaal mee is gedaan. Achter deze enorme winsten voor de staatskas zit een enorme last voor de mensen die in Groningen wonen, uitmondend in uitzichtloosheid en alsmaar groeiend wantrouwen in de overheid, in ons. Want hoeveel van die miljarden is nu daadwerkelijk in Groningen geïnvesteerd? Ik zou het eigenlijk niet weten.

Voorzitter. Er ligt vandaag een snoeihard rapport van de parlementaire enquêtecommissie voor. Ik wil nadrukkelijk mijn dank uitspreken voor het harde werken en het resultaat dat hier ligt aan de mensen in het vak hier naast mij. Dank. Maar ik denk dat we geen recht doen aan de situatie als we niet eerst de hand in eigen boezem steken. Veel collega's hebben dat ook al gezegd. Want hoe heeft dit zo lang kunnen plaatsvinden? Waarom hebben we niet eerder ingegrepen? De wereld van beslissers lag letterlijk, maar ook figuurlijk, mijlenver van de wereld van de bewoners van Groningen. Het is al door collega's aangegeven: zou er niet eerder ingegrepen zijn als Groningen naast de Randstad zou hebben gelegen? Het past ons als we hierin zelfreflectie toepassen. Want hebben we niet met open ogen geprobeerd een redelijke afweging te maken en tegelijkertijd ingestemd met jarenlange gaswinning, met alle gevolgen van dien? Hebben we ook niet te veel op basis van rooskleurige rapporten, maar zonder met de inwoners te praten, een afweging gemaakt die voor de Groningers onevenredig nadelig heeft uitgepakt? Ik begon met de jaknikkers, maar zijn we in het parlement ook niet gewoon heel vaak niet veel meer geweest dan jaknikkers?

Voorzitter. Het rapport spreekt over schadeherstel en moreel herstel, een ereschuld, de erkenning van het leed dat Groningers ondervinden, meer politieke en maatschappelijke aandacht, de inzet van extra menskracht voor schadeafhandeling en versterking en middelen om die inzet mogelijk te maken, en bewustwording, ook buiten Groningen, van het leed dat Groningers ondervinden.

De SGP-fractie omarmt de aanbevelingen die ervoor moeten zorgen dat Groningen weer leefbaar wordt en dat er een duurzaam economisch perspectief geboden wordt aan de regio. In plaats van de regio te zien als wingebied, valt er juist veel te winnen voor de Groningers. We moeten in die regio investeren en zorgen dat de nieuwe generatie weer een toekomst voor zich ziet in Groningen en daarmee in Nederland. Mijn vraag aan de commissie is dan ook hoe zij een toekomst voor die volgende generatie in Groningen voor zich ziet. Zou zij daarop kunnen ingaan? Vindt de commissie dat de volgende generatie voldoende betrokken wordt bij de plannen? En hoe kunnen wij ervoor zorgen dat zij in de komende periode ook goed betrokken blijven? Is er voldoende oog voor het hele aardbevingsgebied? Dus niet enkel voor de plek van de winning, maar overal waar die scheuren in de muren en ook scheuren in het hart zitten?

Voorzitter. Het mag gezegd worden: we hebben een staatssecretaris die zich met hart en ziel inzet voor de mensen in Groningen. We hebben niet eerder een staatssecretaris gehad die daadwerkelijk regelmatig in Groningen kantoor hield, om zo met de Groningers samen naar oplossingen te zoeken. Maar we moeten ook zeggen dat de mensen in Groningen niets hebben aan enkel warme woorden. We moeten ook constateren dat die versterkingsoperatie uitermate stroef en onzorgvuldig verloopt. Ik heb hierover de volgende vragen aan de commissie. Hoe kunnen we ervan op aan dat de betrokken bestuurders en uitvoerende partijen nu wel in staat zijn om de noodzakelijke vaart te maken en de noodzakelijke daadkracht te tonen? Hoe zetten we die warme woorden nu echt om in daden? Want dat is toch wel het allerbelangrijkste. En hoe voorkomen we dat we met dit rapport onder de arm niet weer een nieuw schadeloket krijgen, maar zorgen we ervoor dat we alles bundelen zodat het voor de mensen die in Groningen wonen en leven overzichtelijker wordt?

Voorzitter. De hersteloperatie is in volle gang en die zal ook nog wel even duren. Ik denk dat we daar gewoon eerlijk in moeten zijn. Maar voor Groningen is het vooral van belang dat er perspectief komt. Dat gaf de commissaris van de Koning, René Paas, vorige week nog een keer nadrukkelijk aan. Door langjarige investeringen in de regio, waarbij ook rekening wordt gehouden met spoor- en wegenaanleg, zorgen we ervoor dat de regio weer echt kan gaan meedoen. We moeten voorkomen dat zich in de toekomst eenzelfde scenario voordoet, waarbij er onvoldoende naar de regio — maar dan breed, dus behalve Groningen ook Friesland en Drenthe — geluisterd wordt.

Dan gaat het niet alleen om gas. Het gaat vooral om beschaamd vertrouwen: telkens van het kastje naar de muur gestuurd worden en je niet gehoord voelen. Breng het bestuur dichter naar de burger en zorg dat die burger zich gehoord blijft voelen. We moeten terug naar die menselijke maat, waarbij we niet met ellenlange deskundigenrapporten onder de arm controleren of die scheur inderdaad wel bij de beving hoort. We moeten een schadevergoeding uitkeren op basis van vertrouwen en herstel. Laat we wat dat betreft bij de uitvoering van wetten ook kritisch blijven, want wie profiteert hiervan? Is er niet een onevenredig zware last voor omwonenden of betrokkenen?

Voorzitter, ik kom tot een afronding. Dit rapport laat zien wat 60 jaar Groninger gas teweeg heeft gebracht: hoge opbrengsten voor de staatskas en oliemaatschappijen, en heel veel ellende voor de mensen die in het gebied zelf wonen. Laten we hier lessen uit trekken, zodat we ook bij de toekomstige winning van wind- en zonne-energie en delfstoffen, waar dan ook, kijken hoe we samen met de regio afspraken kunnen maken. We moeten dat zo doen dat ze niet alleen de lasten maar ook de lusten hebben.

Voorzitter, ik wil afronden met een opmerking over de woorden van de commissaris van de Koning, René Paas. Daarmee loop ik misschien wel vooruit op het debat dat we met het kabinet gaan hebben, maar hij zei dus: wees nu gewoon eens schandalig royaal. Ik denk dat we die woorden echt moeten verinnerlijken en dat we dat met elkaar ook gewoon moeten laten zien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Er zijn niet zo veel ingenieurs in deze Kamer, maar de heer Stoffer is er wel een en nog wel een hele goede. Ik heb het al een paar keer uitgelegd, maar het is technisch mogelijk om veilig door te gaan met de gaswinning in Groningen. Zandsteen is poreus en heeft een bepaalde permeabiliteit. Je kunt er iets in pompen, water of stikstof, en zo de druk in het veld op peil houden. Als je dat doet, is het mogelijk om zonder grote seismische activiteit door te gaan. Is de SGP dat met me eens?

De heer Stoffer (SGP):

Ik ben inderdaad een ingenieur. Ik ben civiel ingenieur en dan kun je wegen en bruggen bouwen. Daar moet je je dan ook bij houden. Ik weet een heel klein beetje van andere techniek en technisch kan dat. Dat zijn we, denk ik, met elkaar eens. Genoeg vakgenoten zeggen dat dat zou kunnen, maar volgens mij hebben we — ik heb daar ook nadrukkelijk op gewezen — eerst de harten van de Groningers te repareren. Daar moeten we eerst met elkaar bij stilstaan en als dat ooit weer voor elkaar is, kunnen we weer naar de techniek kijken. Ik heb jarenlang gedacht dat je asfalt moet stampen en dingen moet doen omdat dat goed is voor het land, maar ik heb gemerkt dat je eerst met de mensen zelf bezig moet zijn, het sociale aspect. Laten we dat hier eerst doen en als dat allemaal voor elkaar is, gaan we weer eens naar de techniek kijken. Maar voor die tijd doen we dat als SGP niet.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dat vind ik een ontzettend mooi antwoord en de heer Stoffer waardig. De vraag is alleen of het niet parallel kan. En als de heer Stoffer denkt dat dat niet kan, moeten we dan niet een waakvlamscenario of een mottenballenscenario verkiezen boven het geheel ontmantelen? Als we dan later de harten van de Groningers hebben gerepareerd, kunnen we de Groningers ook vergoeden uit diezelfde 250 miljard, 500 miljard of met de huidige gasprijs misschien wel 1.000 miljard euro, die we er nog uit kunnen halen. Dat geld kunnen we dan delen met de Groningers.

De heer Stoffer (SGP):

Ik dacht dat het beter zou zijn om het rapport dat René Paas mij vorige week aanbood niet aan te halen, omdat dat te veel tijd kost, maar ik doe het nu toch. Het is dit groene rapport met de titel Herstel en perspectief voor Groningen. Hij heeft precies midden in dat rapport een financieel plaatje gezet. Daarin wordt gevraagd om 30 miljard. Laat ik het maar gewoon zeggen: ik ga in het debat met het kabinet vragen om langjarig neer te zetten wat dat gaat betekenen. Dan weet het kabinet dat alvast. Dan kunnen ze zich daar weken op voorbereiden! Ik denk dat we dat eerst moeten doen.

Dat is die 30 miljard. Alles wat daarna komt, vind ik prima, maar ik wil eerst stilstaan bij de mensen. Ik wil eerst die harten van de mensen repareren en vooral de volgende generatie weer perspectief geven. Wat het kost, dat kost het. Dat is dan maar zo, maar ik wil dat dat eerst gebeurt en ik wil dus niet over een parallelscenario spreken.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel. Dat is duidelijk.

De heer Drost (ChristenUnie):

Prachtig mooi, het repareren van harten. Volgens mij gaan we het er allemaal over eens zijn dat we daaraan moeten werken. Ik maak me er wel een beetje zorgen over dat we zo meteen gaan praten over allerlei gebiedsvisies en grote projecten. Ik hoor meneer Stoffer daar ook een beetje op hinten. Als we dat doen, dan missen we uiteindelijk de Groninger zelf, daar in dat dorp, in die straat en in die wijk, die daar woont. Ik zou ook met meneer Stoffer willen kijken of we niet op zoek kunnen naar programma's — laat ik dat woord maar gebruiken — waarbij we investeren in de samenleving en waardoor we die harten zo dicht mogelijk benaderen. Ga ik de heer Stoffer daarbij aan mij zijde vinden?

De heer Stoffer (SGP):

Ja, want ik vond het zo mooi dat in het rapport wordt gesproken over leefbaarheid en sociale cohesie. Ingewikkelde woorden, waar je soms misschien niet zo veel aan hebt, maar het gaat er inderdaad gewoon om dat de man en vrouw in de straat, en vooral ook de generatie daarna, de jonge kinderen van nu, het gevoel hebben dat ze straks gewoon weer goed en veilig kunnen leven. Daar moeten we inderdaad beginnen, maar we moeten denk ik onze ogen niet sluiten voor het volgende. Kinderen moeten straks weer perspectief hebben, in de zin dat je daar een bedrijf kunt hebben, dat de boel ontsloten is en dat er goede ov-verbindingen zijn. Ik zou zeggen: het is en-en. We moeten beginnen bij de mensen zelf, maar we weten ook dat die andere dingen lang duren, dus laten we die er gelijk bij pakken. Dus ik zou zeggen: en-en. Maar ik vond het heel mooi, en we hoeven er zelf niet eens zo veel over na te denken. In dit boekje, dat ik nog maar een keer laat zien, staat het allemaal. Dat kunnen we denk ik prima overlaten aan commissaris van de Koning René Paas en de mensen die achter hem staan; wethouders en burgemeesters enzovoort. Ik zou zeggen: laten wij ervoor zorgen dat de financiële randvoorwaarden er komen en laten wij een warm hart hebben voor die mensen. Vervolgens moeten we ervoor zorgen dat we het de mensen daar, die het hartstikke goed kunnen, laten doen. Volgens mij komen we er dan wel. Maar die harten repareren, dat is het belangrijkste. We moeten heel dicht bij de mensen beginnen en vandaaruit een beetje verder uit- en opbouwen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u welk, meneer Stoffer. Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst complimenten aan de collega's die deelgenomen hebben aan de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. Respect voor al hun werk, maar ook voor hun inzet en vasthoudendheid. Dat geldt natuurlijk evenzeer voor de staf die dit hele proces heeft ondersteund.

Ik ben geen woordvoerder op deze portefeuille, voorzitter, maar na het lezen van het rapport van de commissie ben ik ontzettend geschrokken. De conclusies zijn snoeihard. Dat is ook al eerder gezegd vandaag. Er zijn ook nog eens een keer 236 vragen gesteld aan de commissie. Die vragen en de antwoorden daarop heb ik ook gelezen. De meeste gaan over techniek en financiën en dat is natuurlijk absoluut heel erg belangrijk, interessant en relevant, maar los van die techniek en de financiën wil ik het eigenlijk over iets anders hebben vandaag, iets waar ik mij het meest druk maak, namelijk zaken die hier structureel misgaan. Zo ook als het gaat om Groningen, namelijk de communicatie, de informatievoorziening, de uitvoering en de betrokkenheid bij gedupeerden, of liever gezegd het gebrek daaraan. Gebrek aan communicatie en informatievoorziening richting het parlement, tussen de ambtenaren, tussen de departementen, richting de bewindspersonen, richting belanghebbende partijen en richting de Groningers. Gebrek aan de juiste afstemming als het gaat om de uitvoering in elke fase van het proces. Gebrek aan betrokkenheid bij burgers, in dit geval de Groningers, die niet alleen hun schade hebben gemeld, maar die ook hun gevoel van onveiligheid en hun kwetsbaarheid op tafel hebben gelegd. Ik ken veel Groningers. Ze zijn rustig, bescheiden en rechttoe rechtaan. Ze maken weinig woorden vuil aan hun eigen problemen. No nonsens: gewoon doorgaan, kop d'r veur! Daarom juist raakt hun emotie mij ook.

Het is niet één kabinet dat met deze zaken de mist is ingegaan. Het betreft ook niet één termijn van een Tweede Kamer die actief was en heeft gefaald. Het is niet één uitvoeringsorganisatie gedurende één bepaalde periode. Door de jaren heen zijn de problemen terug te voeren op een gebrek aan communicatie, informatievoorziening, uitvoering en betrokkenheid. Ik heb dat vorige week ook al gezegd tijdens het debat over de uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen. Ik heb daarom ook een aantal vragen aan de commissie.

In hoeverre is de commissie het eens met mijn overallanalyse? Op de vraag in de set aan vragen over hoe de commissie denkt over de informatievoorziening heeft de commissie een aantal suggesties gedaan. We kunnen dit dus onder andere lezen in de antwoorden op die vragen, maar ook in het rapport. Hoe denkt de commissie over de organisatiecultuur binnen de betrokken ministeries? Mevrouw Kröger van GroenLinks zei er ook al iets over. De organisatiecultuur binnen de ministeries en de uitvoeringsorganisaties is toch wel heel erg belangrijk.

Er is al heel vaak iets gezegd over de nieuwe bestuurscultuur. Hoe denkt de commissie dat wij meer partijoverstijgend kunnen gaan werken, coalitie en oppositie, in het belang van onze burgers? Zou hier nou niet juist eerst aan gewerkt moeten worden? Als we dit niet gezamenlijk aanpakken, verandert er eigenlijk nooit wat.

Er is vandaag een aantal keren gesproken over systeemfalen en dat is terecht. Maar ook onze ICT-systemen falen. Dat heb ik al vaker ter sprake gebracht. Dat werd overigens vaak als niet ter zake doende beschouwd, maar daar ben ik het echt hartgrondig mee oneens. We hebben ook van de uitvoeringsorganisaties zelf gehoord dat beperkingen van decennia oude ICT-systemen een goede afhandeling in de weg staan, zo ook hier. Hoe denkt de commissie hierover waar het de afhandeling van de schades van de Groningers betreft?

Voorzitter. De collega's hebben een veelomvattend rapport neergelegd, met aanbevelingen. Het debat hierover met het kabinet moet nog plaatsvinden. Ik ben zeer benieuwd welke aanbevelingen het kabinet gaat overnemen. Ik schaar mijzelf in ieder geval achter alle bevindingen en aanbevelingen uit het rapport.

Voorzitter, tot slot. Gaat de commissie nog iets doen met het monitoren van de opvolging van de aanbevelingen? Dat zou mij namelijk een heel lief ding waard zijn, want anders is het "we deden een plas en het blijft zoals het was." Dat zou zonde zijn van het werk van de commissie en, nog erger, dan worden er ook geen lessen voor de toekomst geleerd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan geef ik het woord aan de heer Eerdmans, JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil allereerst onze dank en waardering uitspreken aan de commissie en haar staf voor het harde, uitgebreide en degelijke werk dat is afgeleverd in het rapport Groningers boven gas.

Voorzitter. Met het bespreken van dit rapport blikken we terug op een heel roerige geschiedenis, die begon met het ontdekken van het Groninger gasveld bij Slochteren in 1959. Onder onze voeten bleek het grootste gasveld van Europa te bestaan. Dat heeft ons veel welvaart gebracht: 363 miljard euro is er verdiend met de gaswinning uit het Groningenveld, zo lezen we in het rapport. Dat is bijna 80% van de totale Nederlandse aardgasbaten. Zoals de commissie heel terecht opmerkt, vormde de gaswinning uit Groningen dus de financiële basis van de Nederlandse verzorgingsstaat; de welvaart en de bestaanszekerheid van hele generaties, ook Groningse generaties, zijn naar een hoger plan getild als gevolg van die enorme gasbaten. JA21 vindt het belangrijk om ook die kant van het verhaal te blijven benadrukken in een debat dat, begrijpelijkerwijze, natuurlijk en vooral in het teken staat van de nadelige gevolgen van die gaswinning in Groningen.

Maar de conclusies in het rapport zijn helder en JA21 kan zich in deze conclusies vinden. In de loop van de jaren is er veel te veel verkeerd gegaan. Risico's werden onvoldoende onderkend, waardoor deze niet gemitigeerd konden worden en de kennis van wat er onder de grond gebeurd, ontbrak te vaak. Details en feitenrelazen zijn vandaag ruimschoots voorbijgekomen en ik ga ze dus niet herhalen.

Ook de hoofdconclusie, dat de belangen van de Groningers uiteindelijk structureel zijn genegeerd, kunnen wij onderschrijven. Veel van wat zich heeft afgespeeld, was gelet op de tijdgeest waarin het gebeurde, de dagelijkse realiteit, zeker die eerste decennia. Neem de constatering van de commissie dat de gekozen constructie voor gaswinning en -verkoop in 1963 uitsluitend waardemaximalisatie tot doel had en dat andere publieke belangen geen aandacht kregen. Nederland verkeerde in de nadagen van de wederopbouw en juist in de beginjaren van onze verzorgingsstaat. Ook in de decennia daarna blijft het streven naar waardemaximalisatie, en daarmee welvaartsmaximalisatie voor de Nederlandse bevolking, natuurlijk begrijpelijk.

Maar waar Nederland de lusten had, kreeg Groningen steeds vaker en meer te maken met de lasten. Dat gaandeweg de balans is zoekgeraakt. Dat er jarenlang te weinig aandacht was voor de negatieve gevolgen, is dus een heel terechte constatering. Ik citeer de commissie, ik dacht op bladzijde 16 onderaan, of bladzijde 17: "Door een combinatie van adviezen van toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen, maatschappelijke druk uit de regio en uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State besluit het kabinet tot stapsgewijze afbouw. Uiteindelijk wordt zelfs de gaskraan dichtgedraaid, terwijl er nog veel winbaar gas in de grond zit. Dit alles had volgens de commissie anders kunnen verlopen als er eerder was geluisterd naar de Groningers." De commissie merkt daarbij nog terecht op dat toenmalig minister Wiebes al voorafgaand aan nieuw te verwachten adviezen de gaskraan nóg sneller dichtdraaide.

De conclusie is wat JA21 betreft dan ook dat dit hele dossier een dossier is van zoekgeraakte balansen; te lang wachten en vervolgens heel rigoureus acteren, met als gevolg dat ook Nederlanders honderden miljarden euro's in de grond hebben moeten laten zitten. En de Groningers zelf zijn er vooralsnog maar bitter weinig mee opgeschoten. De risico's verdwijnen ook niet, zo lezen we, met het stoppen van de gaswinning; aardbevingen zullen ook bij een gesloten gasveld blijven plaatsvinden, volgens sommige deskundigen, zoals de al genoemde professor Smeulders, nog wel 30 jaar.

De versterkings-, herstel- en schadeafhandelingsoperaties verlopen ondertussen tergend traag en zijn ook jarenlang getraineerd. Door onkunde zoals van minister Wiebes, die in 2018 de versterkingsoperatie pauzeert terwijl die net op stoom begon te raken. Of doelbewust, gelet op het wantrouwen waarmee gedupeerden door de betrokken partijen tegemoet worden getreden. Tekenend vond ik het verhoor van mevrouw Postma-Doornbos, die in 2015 maar liefst 60 inspecteurs op bezoek kreeg. Dat is, denk ik, wel exemplarisch.

Voorzitter. Wat JA21 betreft, is het jarenlange en naar obstructie neigende getreuzel met de herstel- en versterkingsoperatie de grootste schande in dit 60-jarige dossier. Deelt de commissie die conclusie? Hoe staat de commissie tegenover de techniek om de druk in het veld op peil te houden door stikstof- of waterstofinjecties, waar ook voorstanders van te vinden zijn? Die zeggen dat je daarmee de risico's verkleint. Of je nou wel of niet gaat boren, het zal altijd een dempende werking hebben op de bodem. Graag een reactie daarop, als het kan ook van de commissie.

Voorzitter. Tot slot nog de volgende vraag over de conclusies. De commissie stelt dat de leveringszekerheid jarenlang ten onrechte als excuus wordt aangevoerd; dat is het rookgordijn. Dat werd aangegrepen om elke discussie over het terugbrengen van het winningsniveau de kop in te drukken, terwijl de leveringszekerheid daardoor niet in gevaar zou komen. Hoe kijkt de commissie nu tegen deze argumenten aan, dus in de omstandigheden van nu? Onderschrijft de commissie dat de zorgen over de leveringszekerheid, gelet op het sluiten van het gasveld in combinatie met de oorlog in Oekraïne, ook nu wel degelijk legitiem zijn? Graag een reactie daarop.

Dan de aanbevelingen, voorzitter. JA21 kan die voor een groot deel steunen, met als disclaimer dat wij zoals bekend iets anders aankijken tegen het stoppen van de gaswinning. Over aanbeveling 6 zijn wij echter vrij kritisch. Daar wil ik even bij stilstaan. Die luidt dat ambtenaren op de departementen meer in het publieke belang moeten denken en dat er momenteel een te eenzijdige nadruk ligt op het plichtsgetrouw en nauwgezet vervullen van de aan hen opgedragen taken. Ook zouden er meer prikkels moeten komen om tegendenken binnen ministeries te bevorderen, niet alleen inzake Groningen begrijp ik, maar eigenlijk departementaal breed. Ik moet u zeggen dat ik daar toch wat moeite mee heb. Natuurlijk moeten ambtenaren op departementen zich in een veilige omgeving kunnen begeven en dus ook een kritisch geluid en zelfs tegenspraak kunnen geven. Maar wat verstaat u onder "verdere prikkels inbouwen"? Waar denken we dan aan? Het lijkt mij juist een probleem van uitvoering van beleid, waar we hier zo vaak over hebben, als we dan ook nog op departementen allerlei mogelijke obstructies gaan inbouwen met bedoelingen die misschien principieel heel juist zijn, maar het beleid juist kunnen frustreren. Daar loop ik even tegenaan. Hoe ziet de commissie de eenheid van beleid in het kader van deze aanbeveling?

Tot slot de ereschuld. Ik heb het debat gevolgd. Ik heb vele collega's daarover horen praten, en terecht. Maar de invulling wordt toch vooral weer overgelaten aan de commissie. Wat is nu die ereschuld en hoe moet die worden ingevuld? Ik kom daar niet achter. Ik ben ook zeer benieuwd hoe de commissie daarover denkt. De PvdA heeft het over 60 jaar doorzetten, structureel. Dat is inderdaad structureel; dat kan je wel zeggen. Dan hebben we het over de meest kindvriendelijke provincie ter wereld; ik dacht dat D66 dat zei. Het burgerberaad is langsgekomen. Kortom, aan ideeën geen gebrek, maar hoe gaan we dit nou vormgeven? Ik denk dat veel mensen daar toch een duidelijkere invulling van wensen.

Voorzitter. Daarmee rond ik af in deze termijn. Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Houwelingen, Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Allereerst wil ik de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen bedanken voor het op 24 februari opgeleverde kloeke onderzoeksrapport Groningers boven gas, waarin de Groningse gasaffaire — zo mogen we het inmiddels toch wel noemen — tot de bodem wordt uitgezocht. Wat ons betreft staat de hoofdconclusie als een huis: de belangen van de Groningers zijn structureel genegeerd. Het gas werd er weggehaald, waar Forum voor Democratie een voorstander van is, maar de compensatie en het aardbevingsbestendig maken van woningen bleven uit. Zoals de commissie in het rapport schrijft: "Bewoners raken de zeggenschap over hun eigen leven kwijt, omdat ze wachten op de afhandeling van hun schade." Verderop in het rapport lezen we: "Soms is niet eens de beschadiging van het huis zelf het vervelendste, maar de vaak zich herhalende rompslomp die deze met zich meebrengt. Schade melden en wachten op een reactie, op een opname, op een schaderapport, op vergoeding van de schade. (...) Het wachten geeft niet alleen onrust, het heeft ook voortdurend effect op beslissingen in het dagelijks leven. Het is niet logisch om de woonkamer te schilderen terwijl de schade nog niet is hersteld, of om te solliciteren naar een nieuwe baan ergens anders wanneer onduidelijk is of het huis verkocht kan worden. (...) De aanhoudende onzekerheid frustreert enorm."

De trage en bureaucratische wijze waarop de schade in Groningen wordt vergoed, is een groot schandaal. Ik denk dat we het daar vandaag allemaal over eens zijn in deze Kamer. We zijn het ook eens met de hoofdconclusie uit het rapport, namelijk dat Nederland een ereschuld heeft aan Groningen, die het moet inlossen. Nederland heeft in de afgelopen decennia immers flink geprofiteerd van de aardgasbaten uit het Groningenveld. Dat is al vaak genoemd. 363 miljard euro vloeide in de schatkist, terwijl 66 miljard euro als winst naar de aandeelhouders Shell en ExxonMobil ging. Groningen bleef achter met de lasten, met de schade, met het eindeloze uitstel van compensatie en met de daarbij behorende onzekerheid.

Wat Forum voor Democratie betreft worden de Groningers voor deze lasten op zeer korte termijn financieel ruimhartig gecompenseerd. Ik noem allereerst natuurlijk de 8,8 miljard euro voor het schadeherstel en de versterking van gebouwen. Daarbovenop zouden we makkelijk 100 miljard euro kunnen vrijmaken voor het aflossen van onze ereschuld aan Groningen. Dat is bijna twee ton per Groninger. Twee ton per Groninger! Daarvan kunnen zij bijvoorbeeld de langverwachte verbouwing van hun huis doorzetten of de toekomst van hun kinderen financieel veiligstellen. Waarom kan dat zo makkelijk? Omdat er — de schattingen verschillen — nog ongeveer 500 tot 700 miljard kuub gas in het Groningenveld zit. Met de huidige hoge gasprijzen is dat ruim 1.000 miljard euro waard. Dat is onvoorstelbaar veel geld. Groningen zit nog steeds boven op een gigantische gasbel en zou het Koeweit van Europa kunnen zijn. Over dit alles — laat ik het "de positieve kant van de zaak" noemen — lezen we echter niets in het rapport Groningers boven gas, dat misschien beter Veiligheid boven alles had kunnen heten.

De veiligheid van de Groningers is vanzelfsprekend ook voor Forum voor Democratie van groot belang, maar hoe onveilig is Groningen eigenlijk vanwege de gaswinning? Er is al die jaren niemand — ik herhaal: niemand — in Groningen overleden als gevolg van een aardbeving. Sterker nog, er is zelfs geen enkel gebouw ingestort als direct gevolg van een aardbeving. Hoogleraar Wim Derksen, directeur van het Ruimtelijk Planbureau en lid van de wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, schrijft hierover het volgende: "De Groningers hebben geen grote risico's gelopen. Er zijn geen doden gevallen. Er zijn geen huizen ingestort, er zijn huizen afgebroken. In 1953 kwamen 1.836 mensen om bij de Watersnoodramp. In 1962 kwamen 93 mensen om bij de treinramp bij Harmelen. In 1977 kwamen 583 mensen om het leven bij de vliegramp met het KLM-toestel op Tenerife. In 2000 kwamen 23 mensen om bij de vuurwerkramp in Enschede."

De heer Nijboer (PvdA):

De haren rijzen je te berge. Ik hoor: er zijn geen huizen ingestort. Het lijkt net alsof de heer Van Houwelingen nog nooit in Groningen is geweest. De ene muur na de andere viel eruit. Mensen zijn uit hun huis gegaan vanwege een acute onveilige situatie. Die huizen zijn misschien niet door één aardbeving ingestort, maar door heel veel aardbevingen na elkaar. Er is onderzoek gedaan naar stress en gezondheid. Er zijn mensen letterlijk ziek geworden en waarschijnlijk ook overleden als gevolg van de enorme procedures en ellende in Groningen. Daar zijn ook aantallen bij genoemd. Maar nog even los daarvan: wat is dat nou voor redenering? Moeten we als Staat pas ingrijpen om de veiligheid te waarborgen nadat er doden zijn gevallen? Is dat de redenering van Forum voor Democratie?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank voor uw vraag. Zoals ik zojuist heb gezegd, zijn er uiteraard huizen afgebroken. Dat weet ik ook. Maar er is niet direct na een aardbeving een huis ingestort. Geeft u mij maar voorbeelden waaruit blijkt dat iemand is overleden of gewond is geraakt. Anders had u die vast wel in dit debat genoemd. Ik probeer het niet te bagatelliseren, meneer Nijboer. Dat probeer ik allerminst. Ik probeer het alleen in perspectief te plaatsen. Als we het in perspectief zouden plaatsen, dan zouden we wellicht door kunnen gaan met de gaswinning, die ook de Groningers ten goede zou kunnen komen. Dat is het verhaal dat ik hier houd.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik kan u wel tien voorbeelden geven van huizen die op instorten stonden en die ingestort zijn. Soms gebeurde dat niet direct na een aardbeving. Soms stonden de muren na een aardbeving helemaal scheef, waarna de schuur instortte bij windkracht 6. Dat gebeurde bijvoorbeeld in Bedum, bij de buren van Annemarie Heite. Hiltje Zwarberg moest er acuut uit, omdat het onveilig was. Dat is gewoon gemeten. Ik noem ook mijn oud-aardrijkskundeleraar bij Fraamklap. Muren waren er helemaal uit. Daar kon je echt niet meer in wonen met goed fatsoen, hoor.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik heb het zelf zorgvuldig geformuleerd: "direct na". Ik heb daarover nagedacht, meneer Nijboer. Ik probeer het in perspectief te plaatsen. Ik herhaal mezelf: ik bagatelliseer het niet. U vraagt — dat hoorde ik net ook in interrupties — of we dan moeten wachten tot er iemand gestorven is. Nee, natuurlijk moeten we daar niet op wachten. Het punt dat ik hier wil maken, is het volgende. Als u zou luisteren, zou u dat ongetwijfeld begrijpen. Tot nu toe is er niemand overleden. We willen natuurlijk ook niet dat dat gebeurt, maar vaak is het zo dat het verleden een goede aanwijzing is voor de toekomst. Tot nu toe is dat niet gebeurd. De sterkste aardbeving is 3,6 op de schaal van Richter. Ik heb dat al gezegd in mijn interruptie. Je kunt daar dingen aan doen: je kunt versterken en je hebt daarvoor allerlei technieken. Collega Wybren van Haga heeft er al een aantal genoemd. We moeten dat in perspectief plaatsen. Als u zegt "we moeten geen enkel risico lopen", dan moet u consequent zijn. Dan moet eigenlijk heel Nederland de-industrialiseren en moeten we echt alles afbreken. Dan lopen we inderdaad geen enkel risico. Ik probeer het in perspectief te plaatsen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben het daar volstrekt mee oneens. Je kunt ook zien dat het aantal aardbevingen en alle ellende in Groningen breder is dan alleen maar instortings- en levensgevaar dat is afgenomen nadat de gaswinning verder is verminderd. Dat zal andersom ook weer zo zijn. Het jaar na Huizinge, waarin er heel veel werd gewonnen, zijn er de meeste aardbevingen geweest. Dat heeft daar een directe relatie mee en heeft enorm veel ellende veroorzaakt. De heer Van Houwelingen bagatelliseert de problemen van Groningers wel. Dat vind ik ernstig.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Heel kort. Ik ben het eens met de heer Nijboer als hij zegt dat de aardbevingen tot veel ellende hebt geleid en dat mensen bijvoorbeeld gezondheidsschade hebben opgelopen door de stress. Als dat is wat u bedoelt, dan zijn we het daarover eens. Er is vooral stress — dat is het punt van mijn betoog; daar zijn we het misschien ook wel over eens — door die belachelijke procedures en over onzekerheid. "Wanneer wordt m'n huis nou eens gerepareerd? Wanneer kan ik verder met m'n leven?" Dat is vooral de stress waarover ik in het rapport lees. Ik kan me ook voorstellen dat je stress krijgt van het idee dat er wat zou kunnen gebeuren, omdat iedereen het erover heeft hoe onveilig het is. Dat zou goed kunnen. Maar dat probeer ik nu in perspectief te plaatsen. Dat is dan ook …

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ja, nou, volgende vraag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Hoe waardeert Forum voor Democratie dan het advies van het SodM van de afgelopen jaren? Dat zegt gewoon: het is onveilig; daarom moet die gaswinning naar beneden. Ik heb in mijn termijn net al gezegd dat voor mij altijd het uitgangspunt was om het iedere keer bij te stellen en om die adviezen op te volgen. Ik wil het volgende toch even meegeven aan de heer Van Houwelingen. Een van de mensen die ik ken, wiens huis nu helemaal gesloopt wordt … De voorgevel blijft staan. Als je kijkt naar hoe die muren aan elkaar hingen, of eigenlijk niet, dan schrik je enorm van de effecten van die tikken. Dat is niet alleen die tik van die aardbeving van 3,6, maar er wordt keer op keer tegen je huis aan gebeukt, ook door kleinere aardbevingen. Dat heeft natuurlijk allemaal effect op de veiligheid van je huis. Hoe kijkt de heer Van Houwelingen daar dan naar? Ik vind het betoog van de heer Van Houwelingen eigenlijk best wel stuitend.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat advies — daar verwees ik net ook naar — is voor ons inderdaad onbegrijpelijk, omdat het veilig zou moeten kunnen zijn. Ik heb dat in mijn interruptie ook al gezegd. Laat ik dan een wedervraag stellen, als dat mag. Hoe kan het dan zo zijn dat er andere landen zijn waar er veel grotere aardbevingen zijn — ik noemde Japan — waar men blijkbaar überhaupt niet wakker ligt van een aardbeving van 5 op de schaal van Richter? Ik noem maar iets. Dat is toch heel vreemd? De situatie in Groningen is natuurlijk anders, omdat men het daar niet gewend is. Dat begrijp ik. Dat we daar dus veel voorzichtiger mee moeten omspringen, begrijp ik. Maar het hoeft niet gevaarlijk te zijn. Geeft u maar een voorbeeld van iemand die is overleden. Geeft u een voorbeeld van iemand die gewond is geraakt. Dat moeten we voorkomen, want het is natuurlijk niet zo dat we nu niks meer moeten doen omdat dat niet gebeurd is. Daar gaat de tweede helft van mijn betoog over, als ik dat zo kan afmaken. Maar u moet nu niet net doen alsof gaswinning totaal onmogelijk is omdat er daar op korte termijn allemaal mensen komen te overlijden als we daarmee doorgaan. Want dat is simpelweg niet waar.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wat ik nu net hoor van de heer Van Houwelingen is zo mogelijk nog stuitender. Ik zag iedereen al druk in de boeken bladeren, want over dit deel van uw antwoord staat van alles in het rapport, uitgebreid. Ik zou zeggen: lees het rapport nog eens. Het gaat hier om geïnduceerde aardbevingen; het is dus niet zoals in Japan.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ja, dat begrijp ik.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Fijn dat u dat erkent. Dat is één ding dat ik dan even afpel. Het andere wat in het rapport staat, is: door het type grond en ook door de plek in de grond waarin dat plaatsvindt, heeft dat een bepaalde versnelling die ook niet op andere plekken op de aarde voorkomt. Erkent u dat of ontkent u alles wat er in het rapport staat?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Nee, woorden ontkennen is vaak niet zo nuttig. Inderdaad, in het rapport staat dat de grond in Groningen anders is dan in Japan. Dat klopt; dat heb ik net ook al gezegd. De aardbevingen hebben daar dus een groter effect. Dat is zo; dat heb ik net ook al gezegd. Dat betekent dus inderdaad dat 3,6 op de schaal van Richter — dat was de zwaarste aardbeving; hopelijk zijn we het daarover eens — het effect heeft van 4,5. Dat lees ik in de stukken. Ik ben geen seismoloog, dus ik geloof het graag. Ik geloof dat allemaal. Alleen kun je aardbevingsbestendig bouwen tot en met 7. Er zijn allerlei technieken — de heer Van Haga verwees daar ook naar — die je zelfs aanvullend kunt inzetten, bijvoorbeeld die gaten opvullen met stikstof of met water. Er kan dus ontzettend veel, ook in de huidige situatie. De NAM heeft dat zelf trouwens ook al gezegd. De norm, de kans om te overlijden bij een natuurramp, is 1 op 100.000. Dus als je het vergelijkt met ... Dat moeten we steeds doen. Dat moeten we blijven doen. We moeten een beetje koel blijven. We moeten blijven kijken: wat zijn vergelijkbare situaties? Overal loop je risico's, in heel Nederland. Het is een drukbevolkt land. Als je naast een goederenspoor woont, loop je ook risico's. We moeten dat dus in perspectief plaatsen. Ik probeer dat hier te doen. Ik ben blijkbaar de enige die dat doet, dus het is blijkbaar nodig.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. Gaat u maar verder.

De heer Van Houwelingen (FVD):

"Gaat u maar verder." Oké. Ik ga door met mijn betoog. De zwaarste aardbeving in Groningen was de aardbeving bij Huizinge in 2012, met een kracht van 3,6 op de schaal van Richter. Is dit een zware aardbeving? Is dit gevaarlijk? Een aardbeving tussen de 3 en de 3,9 op de schaal van Richter wordt gekarakteriseerd als een lichte aardbeving. De gevolgen van zo'n aardbeving worden als volgt omschreven: "Veel mensen nemen trillingen als van een voorbijrijdende vrachtwagen waar; tegen elkaar staande glazen rinkelen; hooguit zeer lichte schade mogelijk, zoals losse dakpannen." Nou zal dat in Groningen erger zijn, denk ik, omdat die grond daar wat zachter is. Vooruit, maar dat is in principe wat een aardbeving van 3 tot 3,9 op de schaal van Richter is. De sterkste was dus 3,6. We lezen ook terug in het rapport dat vooral de afhandeling de onvrede veroorzaakt; daar gaan we helemaal in mee. Het gaat om het lang moeten wachten op verstevigingsoperaties en het uitstellen van een verbouwing of verhuizing. Dat is schandalig.

De meeste pijn is gecreëerd door een overheid die ofwel te incompetent ofwel te laks ofwel te lui is met het snel en ruimhartig compenseren van de Groningers. De oplossing moet dan ook worden gezocht in het schadeloosstellen van de gedupeerden, en snel ook. In compensatie dus. Bovendien is de veiligheid van de Groningers te garanderen, zeker als we beseffen dat in Japan — dat heb ik dus al gezegd — gebouwen gebouwd worden, iets wat we in het aardbevingsgebied in Groningen ook zouden moeten kunnen doen, die aardbevingsbestendig zijn tot en met niveau 7 op de schaal van Richter. Dat zijn geen lichte, maar zware aardbevingen. Misschien is het in dat verband wellicht nog aardig om op te merken dat ik in Hiroshima een aardbeving van 5 op de schaal van Richter heb meegemaakt, en wel midden in de nacht op de negende verdieping van een flatgebouw dat behoorlijk heen en weer zwiepte. Toen ik de gordijnen van mijn appartement opende, in de vaste overtuiging dat allerlei gebouwen vast ingestort zouden zijn, bleek alles nog overeind te staan. Geen enkel gebouw was ingestort. Niemand was overleden. Er was niets aan de hand. De Japanners waren er ook niet van onder de indruk.

Voorzitter. Ook in Nederland, zou je denken, kunnen we aardbevingsbestendig bouwen. In 2015 schreef de NAM een prijsvraag uit voor de beste technologie om Groningse woningen aardbevingsbestendig te maken. De winnaar was de zogenaamde "spouwdonut", een opblaasbare donut die — u begrijpt het — in de spouwmuur moet worden geplaatst. Deze donut is niet alleen uitstekend in staat om woningen tegen aardbevingen te beschermen; hij is ook goedkoop en eenvoudig aan te brengen zonder dat bewoners hun huis hoeven te verlaten. Dit is maar een van de vele technieken. Het is dus zonder twijfel mogelijk om veilig gas te winnen in Groningen. De conclusie dat de aardgaswinning in Groningen moet stoppen, staat echter al vast. Dat vinden we nou erg jammer, want de kansen die Groningen heeft, die wij als Nederland met z'n allen hebben, zijn enorm. Er zit voor meer dan 1.000 miljard aan gas in de grond die op een gecontroleerde, veilige manier uit de grond kan worden gehaald. Als er tot en met 7 op de schaal van Richter aardbevingsbestendig gebouwd kan worden in het aardbevingsgebied, vormt een toekomstige aardbeving van 4 of zelfs 5 — een nog sterkere aardbeving is uiterst onwaarschijnlijk — vanzelfsprekend geen enkel probleem. Het geld hiervoor is in overvloed aanwezig. De Groningers zitten immers boven op een schatkist vol gas ter waarde van meer dan 1.000 miljard euro. Na de benodigde versterkingsoperaties blijft er, als de gaswinning weer wordt hervat, dus meer dan genoeg geld over om van Groningen niet alleen de rijkste provincie van Nederland, maar ook het Koeweit van Europa te maken. Dat kan ook bijvoorbeeld door Groningers direct mee te laten profiteren van de gaswinsten die er dan wél zijn, als we gaan boren.

Voorzitter. Ik denk dat ook de Groningers dit weleens zouden kunnen zien zitten. Daar lijkt het belang van Groningen het best mee gediend te zijn. Dat deze optie in het rapport Groningers boven gas niet eens genoemd wordt, is dus veelzeggend, maar wekt ook geen verbazing. Want hoewel het rapport, vanzelfsprekend terecht, stelt dat het belang van de Groningers boven het belang van de gaswinning hoort te staan, lijkt de impliciete aanname onder het rapport te zijn dat het redden van het klimaat belangrijker is dan het belang van de Groningers. Wij denken dat de gaswinning daarom niet hervat mag worden, niet omdat met het hervatten van de gaswinning de veiligheid en het belang van de Groningers geschaad zouden worden — integendeel — maar omdat het klimaat gered moet worden. Zo dreigen de Groningers, nadat ze decennialang schandalig zijn behandeld door Den Haag, nu slachtoffer te worden van de absurde klimaatmystiek die onze tijd teistert.

Kort samengevat: Groningers boven gas? Ja, vanzelfsprekend. Klimaat boven Groningers? Nee. Laten we het gigantisch potentieel van het Groninger gasveld, het grootste gasveld van Europa, gebruiken om Groningen om te toveren tot de meest welvarende provincie van Europa. De Groningers hebben daar recht op. Alleen zo kunnen we onze ereschuld aan deze provincie inlossen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van de heer Drost, ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Mijn collega's zijn er schijnbaar aan gewend of zo, maar wat is dit voor een totaal van de werkelijkheid losgezongen bijdrage van Forum voor Democratie? Meneer Van Houwelingen staat hier in de veilige bunker in Den Haag te praten over de grond van Groningers, die dan maar aardbevingen moeten gaan accepteren die heviger zijn dan ze tot nu toe gewend waren, want we versterken hun huizen wel even. Je kunt het met zo'n rapport toch niet maken om dat hier zomaar hardop te zeggen? Dan ben je toch feitelijk aan het doen waar dat rapport precies over gaat? 60 jaar lang hebben we dit gedaan, niet eens in de extreme mate waarin meneer Van Houwelingen het nog een keer voorstelt. Dat gaan we toch niet herhalen? Dat kunnen we toch niet doen met elkaar?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik hoor eigenlijk weer niks feitelijks. Dit is weer dat hele debat. Ik begrijp dat er hoge emoties zijn. Dat is allemaal ook prima, maar het zou zo mooi zijn als er dan iets genoemd wordt; dat probeerde ik zojuist ook met mijn interruptie bij de heer Van Wijngaarden. Bijvoorbeeld: wat je daar zegt, klopt toch echt niet, want het is onveilig. Ik mag geen wedervraag stellen, maar je zou dan zo graag horen waarom het zo is dat we alleen in Nederland niet aardbevingsbestendig kunnen bouwen — dat is blijkbaar wat u zegt — en dat al die technieken niet werken. De heer Van Haga noemde dat ook al. De heer Stoffer, die ingenieur is, noemde zojuist ook een manier om veilig gas te winnen. Dus de heer Stoffer zegt van een van die technieken — ik noem nog een hele hoop andere technieken — dat die al voldoende is om veilig gas te winnen. Dus ja, we kunnen het allemaal schandalig noemen, maar u zult toch moeten proberen, zeg ik via de voorzitter, om aan te geven waarom het dan niet veilig zou kunnen als wij met allerlei voorbeelden komen van waarom het wel zou kunnen. Dus ik ben wel teleurgesteld.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Houwelingen. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We gaan morgen verder met het debat. Dan gaat de parlementaire enquêtecommissie de vragen beantwoorden. Dus morgen zetten we het voort. De planning is om dat morgen vanaf ongeveer 14.00 uur te doen. Ik dank de leden van de parlementaire enquêtecommissie en hun ondersteuning. Ik weet zeker dat ze vanavond nog gaan voorbereiden, dus heel veel succes daarmee. Ik dank de woordvoerders voor het mooie, goede debat over een belanghebbend onderwerp en ik dank de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier gevolgd hebben.

De vergadering wordt van 17.48 uur tot 18.45 uur geschorst.

Naar boven