3 Rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen

Rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen

Aan de orde is het debat over het rapport "Groningers boven gas" (35561) met de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen.

De voorzitter:

Aan de orde is vandaag het debat met de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen over het rapport "Groningers boven gas".

Ik heet de voltallige parlementaire enquêtecommissie van harte welkom: de heer Van der Lee, voorzitter, mevrouw Tielen, de heer Kwint, mevrouw Kuik, mevrouw Van der Graaf, mevrouw Kat en mevrouw Kathmann. Van harte welkom. Zij zouden dit rapport vandaag natuurlijk niet hebben kunnen presenteren zonder de ondersteuning, die ik ook van harte welkom heet. Zonder volledig te zijn, noem ik een aantal namen die ik heb doorgekregen: Martijn Barth, Jeanine Verhoef, Arno Segeren, Ilse Zeemeijer, Niels Kruithof, Timon de Groot en Ramer Hakim. Natuurlijk heb ik net ook de andere onderzoekers van harte welkom geheten. Ook heet ik hier van harte welkom de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de vele mensen — dat weet ik zeker — die thuis dit debat volgen, en natuurlijk met name de mensen uit Groningen.

Het is een belangrijk debat. Vandaag doen we de eerste termijn van de kant van de Kamer. Morgen vervolgen we het debat. Er zijn geen beperkingen qua aantal interrupties, maar ik wil aan de leden vragen om die kort en bondig te houden. Dan kan iedereen tot zijn recht komen.

Ik geef eerst het woord aan de heer Nijboer. Hij zal spreken namens de Partij van de Arbeid.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ruim 40 jaar geleden ben ik geboren in het "academisch", zoals dat toen nog heette, het ziekenhuis in de stad Groningen. Ik kwam met de keizersnede, dus ik was toen al een beetje een dwarsligger. Vanaf de eerste dag ben ik opgegroeid aan de Blinkerdlaan 51 in Ten Boer. Voor de mensen die daar bekend zijn: dat is tegenover het zwembad de Blinkerd. Het afgelopen jaar stond dat huis er niet meer. Het was een hoekhuis met een bitumen dak. Het moest vanwege sloop-nieuwbouw verdwijnen. Naast ons was er een pleintje, waar ik altijd speelde. Daarachter lag de Ommelanderstraat. Daar is de afgelopen tijd heel veel over te doen geweest. Ook voor die huizen gold: sloop-nieuwbouw. Toen ik een jaar of 4 was, mocht ik met mijn fiets niet van de stoep, want dan moest ik de straat over. In Ten Boer kon een 4-jarige nog wel veilig over de stoep fietsen, maar de straat over mocht ik niet. Aan de andere kant van de Ommelanderstraat stonden ook huizen. Die huizen werden slechts versterkt; geen sloop-nieuwbouw. Ook een enorme ellende. Mijn basisschool was De Fontein. Daar is nu het Centrum Veilig Wonen. De kerk waar mijn ouders nog ter kerke gaan, zucht elke dag nog onder de aardbevingen. Die zucht eigenlijk letterlijk, want als je er na een of twee weken komt, dan zie je daar gewoon het stof uit de voegen op liggen. Op zichzelf is het een prachtige romanogotische kerk uit de dertiende eeuw. Hij houdt eigenlijk best wel goed stand.

Dit is het dorp Ten Boer, maar welk dorp je ook noemt, of het nou Woltersum, Sint Annen, Loppersum, Zeerijp, Garrelsweer, Bedum of Onderdendam is: in de dorpen bij Groningen is het verhaal overal hetzelfde. Overal is de ellende niet te overzien. Overal zijn er mensen die in gelijke situaties verschillend behandeld worden en die enorm zijn vastgelopen in eindeloze procedures.

Voorzitter. Ik vind dat de commissie in haar bewoordingen en analyses recht heeft gedaan aan wat er in Groningen is gebeurd. Ik vind dat ze dat goed heeft verwoord. Ik zeg tegen de voorzitter: u heeft die niet helemaal in Groningen, maar gewoon in Groningen, in Zeerijp, gepresenteerd, waar het hoort. Ik vind ook dat de waarheidsvinding — hoe heeft het zó ver kunnen komen dat Groningers de afgelopen jaren zo hebben geleden? — door deze commissie goed is gedaan. Dat was de opdracht van de Kamer. Ik denk dat zij recht heeft gedaan aan hoe de besluitvorming heeft kunnen lopen en dat zij daaraan woorden heeft gegeven — "rampzalig voor de Groningers", "onthutsend wat er is gebeurd" — die passen bij de situatie die in Groningen is aangericht.

Dat betekent niet dat ik geen vragen heb over de aanbevelingen van de commissie of de analyses van de commissie. Daar wil ik nu op ingaan. En dat doe ik in volgorde van prioriteit, dus het belangrijkste zeg ik als eerst. Schade en versterking vind ik het belangrijkst, en dat vindt de commissie ook het belangrijkst. Dat is helemaal vastgelopen. Gisteren was weer in het nieuws: van elke uitgekeerde euro — en dat was eerst 72 en 74 cent — is het nu €1,42 geworden, buiten de 5.000 euroregeling om. Dat toont maar aan dat alles nog steeds naar processen gaat en niet bij mensen terechtkomt. De commissie kraakt daar harde noten over — terecht. Maar ze zegt ook: schade en versterking hadden nooit gescheiden moeten worden; dat is een fout geweest, maar dat willen we eigenlijk niet herstellen of terugdraaien. Ik vraag de commissie waarom ze daartoe is gekomen. Mijn partij, en ook de SP, heeft tegen twee van die wetten gestemd, precies om deze reden, omdat we dit helaas voorzagen. Waarom zegt de commissie nou "ga maar door op deze voet en verbeter wat"? Ik vraag de commissie ook te reageren op alle aanbevelingen van het Instituut Mijnbouwschade. We hebben het al eerder gevraagd. We hebben 236 antwoorden gekregen. De commissie zegt: dat is aan de Kamer. Dat vind ik te makkelijk. Deze commissie is door de Kamer ingesteld, heeft zich hier een à anderhalf jaar in verdiept. Ze doet zelf ook een aantal aanbevelingen, ook inhoudelijke aanbevelingen, op het gebied van schade en versterking, dus ik vind dat zij ook over de inhoud van die aanbevelingen van het IMG, het Instituut Mijnbouwschade — waar de PvdA-fractie ver in kan meegaan en waarin ik heel veel goede voorstellen zie — wat kan zeggen, anders dan dat de Tweede Kamer daar uiteindelijk over beslist, want dat is met bijna alles in het leven, hier in Den Haag.

Dan kom ik op het punt van leefbaarheid, en dat ligt nog een beetje met schade en versterking in elkaars verlengde. Want de PvdA-fractie is altijd groot voorstander geweest van een gebiedsgerichte aanpak: de dorps- en wijkvernieuwing. Als je zo de boel overhoophaalt, zoals bijvoorbeeld in Ten Boer, waarover ik begon ... Daar zie je gewoon een lege vlakte, één grote bouwkeet, overal wisselwoningen. Het kan dan niet anders dan dat je een visie hebt op de dorpen, op de wijken, voor waar het naartoe moet. En dan niet alleen maar individueel per huis dat onveilig is, maar dat je een visie hebt op: waar komen de scholen; waar komen de huisartsposten; waar komen het gemeente- en het dorpshuis; hoe doe je dat samen; en hoe wil je dat ingericht hebben? Die aanpak zie ik nog niet helemaal terug in wat de commissie aanbeveelt. Die zegt: je moet eigenlijk niet alleen maar naar al die huizen kijken. "Hou nou eens op met die objectgerichte en die gebiedsgerichte discussie", zegt die commissie eigenlijk. Maar ik zou toch wel willen kiezen voor die dorps- en wijkvernieuwing, juist om de leefbaarheid en de toekomst van Groningse dorpen goed vorm te geven.

Ik denk dat voor Groningers, naast versterken en schadeafhandeling — en eigenlijk niet "naast"; het is echt het allerbelangrijkste — de leefbaarheid een van de belangrijkste punten is. Misschien wel het belangrijkste punt. En die kachelt gewoon achteruit. Voor de voorzieningen die er al zijn, moet gestreden worden. Kinderhartcentrum: eindeloze discussies. Het zwembad in Finsterwolde dreigt te sluiten. Bushaltes verdwijnen. Huisartsenposten gaan dicht. Ziekenhuizen worden samengevoegd. Tja, als het alleen maar achteruit kachelt in het gebied, dan is er geen houden meer aan. Dus dat moet eerst stoppen. Onderschrijft de commissie dat? Want de commissie pleit ook voor investeringen in leefbaarheid. En onderschrijft de commissie ook de prioriteit van schade en versterking en leefbaarheid als belangrijkste onderdelen om ook het draagvlak in Groningen en de ereschuld recht te doen?

Dan kom ik op het derde punt: de ereschuld verder vormgeven. De commissie zegt: misschien moet er een opslag komen op het Provincie- en Gemeentefonds om dat te doen. Ik vraag de commissie daar een nadere argumentatie voor; waarom is daarvoor gekozen? Want er zijn natuurlijk tal van andere opties: je kunt ook een fonds vormen, je kunt het anders doen; je kunt van alles en nog wat bedenken. En ook een meer inhoudelijke duiding daarbij. Wat betreft de PvdA-fractie is het echt onbestaanbaar dat die voorzieningen zo achteruit zijn gekacheld — daar moet in geïnvesteerd worden — maar ook dat de onderwijsachterstanden zo groot zijn. En dat in de provincie waar het meest energie is weggehaald, de energiearmoede het allergrootst is. Overigens ook in een deel van Drenthe, maar die is van Nederland dus het allergrootst. Dat is toch onbestaanbaar? Zou het niet de hoogste prioriteit moeten hebben om daar wat aan te doen?

Voorzitter. Dan de duur. De commissie zegt dat het structureel moet, maar ik ken Financiën een beetje en structureel is meer dan vijf jaar. Zou de commissie de gedachte kunnen omarmen dat er, na Groningen 60 jaar als wingewest te hebben gebruikt, ook een 60-jarig commitment moet zijn om die ereschuld in te lossen? Dat vind ik structureel. Ik ben namelijk echt bang dat het anders in een fonds wordt geplaatst en dat iedereen na vijf jaar zegt: er komt toch niet zo veel van de effectiviteit van het fonds terecht. Of het komt bij het Gemeentefonds en het Provinciefonds terecht en dan worden er weer andere dingen uit betaald. Dan wordt het op één grote hoop gegooid en dan is het weg, en dan is de kans verkeken.

Voorzitter. De commissie kraakt harde noten over de opstelling van de olies, Shell en Exxon, en terecht. Het is echt schandalig … Nee, dat schrijven ze niet. Ik heb de term vanochtend nog opgezocht. Nou ja, in ieder geval vindt zij het helemaal niks hoe die Shell en Exxon zich opstellen en opgesteld hebben. Ze procederen nu nog steeds. Shell en Exxon procedeerden eerst via de NAM tegen de inwoners van Groningen en nu op alle mogelijke manieren tegen de Staat: over de kosten van de schade, over de kosten van versterking en over de waarde van wat nu nog in de grond zit. Nadat er is besloten de gaswinning versneld te minderen, willen zij dus nog compensatie hebben. Dat is een gotspe. Dat is echt ongekend.

De commissie is daar hard over. Zij doet een morele oproep aan de oliebedrijven om dat recht te zetten. Ik denk niet dat deze bedrijven gevoelig zijn voor een morele oproep, zelfs niet van een zeer gewaardeerde enquêtecommissie. Waarom worden daar dus niet veel hardere aanbevelingen over gedaan? Waarom is er niet gezegd dat zij zich zo misdragen hebben dat wij er via een heffing voor willen zorgen dat ook die olies bijdragen aan het voldoen van de ereschuld aan Groningen? Want mijn stelling is dat ze dat niet vrijwillig zullen doen. Sterker nog, wat ze moeten doen van de wet, namelijk schade en versterking vergoeden, doen ze al niet eens. Waarom is daar dus niet voor gepleit? Waarom heeft de commissie het gelaten bij een oproep en harde woorden over hun opstelling?

De commissie raakt ook het punt van de garanties. De garanties voor de betalingen van schade kunnen natuurlijk tot in lengte van jaren doorgaan met de aardbevingen in Groningen. Die houden op bij het stoppen van de gaswinning, dan wel in 2035. Het stoppen van de gaswinning is al snel. Ik vind dat niet goed geregeld, want we weten hoe enorm de schade is. Kijk bijvoorbeeld nu alleen al naar de proceskosten die gepaard gaan met de afhandeling van schade en de versterking. Dat is dan niet goed geregeld. Hoe kijkt de commissie daartegen aan? Wat zou het kabinet daaraan moeten doen?

Voorzitter. Dan kom ik op het laatste punt. Daarmee is de prioriteitstelling niet meer gemoeid, want dat gaat over de politiek zelf. Daarover kraakt de commissie ook terecht harde noten. Het had voorkomen kunnen en moeten worden door het kabinet én de Kamer. Beide hebben het tij niet gekeerd. Dat is bijzonder ernstig, want daardoor is de ellende waarmee ik begon, ontstaan. Noch achtereenvolgende kabinetsleden, noch de Kamer hebben afgedwongen dat dit moest worden voorkomen of afgewend. Dat is bijzonder ernstig.

Voorzitter. Ik onderschrijf deze conclusies, maar ik heb nog wel een aantal vragen over hoe dat is gegaan en ook over hoe de commissie tot haar oordelen is gekomen. Allereerst, ik denk dat nu glashelder vaststaat hoe het in 2013 heeft kunnen gebeuren met die schandalige 54 miljard kuub. Dat was echt een grote vraag. Ambtenaren wisten het. Minister Kamp was er niet over geïnformeerd. De Kamer was er, ondanks veel doorvragen, niet over geïnformeerd dat er minder gewonnen had kunnen worden, maar daar is niet toe besloten. Ik vind wel dat de commissie hierbij veel verantwoordelijkheid bij de ambtenaren laat en relatief weinig bij de minister. De minister beweerde hier in de Kamer met droge ogen dat verzorgingshuizen en ziekenhuizen dichtgingen en dat dit nodig was voor de leveringszekerheid, maar dat bleek niet waar te zijn. Sterker nog, 20 miljard kuub minder, op 54 miljard kuub, dus net niet de helft minder, had gekund. Had daar niet een harder politiek oordeel bij gehoord? Niet alleen over de ambtenaren, waar ik het zeer mee eens ben, want die hadden de minister moeten informeren, maar ook over de minister zelf, die de Kamer had moeten informeren. Want het is niet zo dat de Kamer er niet naar gevraagd heeft. Ik zat toen in de Kamer. Ik zie mevrouw Mulder ook zitten. Die was er toen ook. Er is eindeloos naar gevraagd. En er is eindeloos beweerd in deze Kamer dat het niet kon vanwege de leveringszekerheid. Dat bleek onjuist. Dat is echt bewust fout informeren van de Kamer. Daarmee had de Kamer — dat is dus niet gebeurd — kunnen ingrijpen. Die mogelijkheid is toen niet aangegrepen. De grootste en sterkste aardbevingen hebben ook plaatsgevonden in de jaren daarna, na die hoge winning.

Voorzitter. Dan kom ik op het oordeel over het handelen van de premier. In 2018 was hij zich er echt bewust van. Ik heb het verhoor natuurlijk bekeken. Ik heb het verslag ook gelezen. Dat vindt de PvdA-fractie ongeloofwaardig. De Pauw-uitzending in Loppersum was al geweest. In de verkiezingscampagne van 2017 is het er ook over gegaan. Ik vraag de commissie daar ook een oordeel over, want het blijft nu meer bij een vaststelling, in de zin dat de premier het wel heeft gezien maar het tij niet heeft kunnen keren, maar het is ook aan een enquêtecommissie om oordelen te geven over dat handelen. Dat zie ik wel bij andere besluiten van het kabinet, bijvoorbeeld het winnen van 42,5 in plaats van 40. Dat is een terecht hard oordeel, want dat had niet moeten gebeuren. Ik vind dat het aan de commissie is om dan ook over de premier een oordeel te geven en dat wil ik de commissie dan ook vragen om te doen.

Voorzitter. Je kunt maar op een moment met de conclusies, aanbevelingen en resultaten van het zwaarste instrument van de Kamer, het enquêterecht, voort. Dat moment begint voor de Kamer nu. Dat begint voor het kabinet eind mei, maar dat begint voor de Kamer nu. Ik voel en vind dat er een enorm dure plicht en grote verantwoordelijkheid op ons allen rust om nou eindelijk eens aan de Groningers die zo hebben geleden, recht te doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nijboer. Dan geef ik het woord aan de heer Kops die zal spreken namens de PVV.

De heer Kops (PVV):

Dank u wel, voorzitter. En dank aan de enquêtecommissie voor haar werk en haar lijvige rapport. 2.246 miljard kuub gas is er in Groningen gewonnen. En wat heeft dat opgeleverd? 363 miljard euro maar ook 1.615 aardbevingen, honderdduizenden schademeldingen en nog altijd zo'n 12.000 onveilige adressen. De conclusies in het rapport zijn dan ook snoeihard. En dat kon ook niet anders. De hoofdconclusie luidt: de belangen van de Groningers zijn structureel genegeerd. De ernst van de problemen is onderschat. De veiligheid is genegeerd. Het ging alleen maar om geld. Er was sprake van een gebrekkige schadeafhandeling en een zwalkende versterkingsaanpak en ga zo maar door. Kortom, de Groningers zijn door de overheid keihard in de steek gelaten.

En eigenlijk wisten we het allemaal allang. De kabinetten, de premier, de vakministers, de Kamer, ze wisten het allemaal. En als er toch iemand was die het niet wist, dan had die het kunnen en moeten weten. Dat maakt het des te pijnlijker dat er nooit echt is geluisterd naar de Groningers, dat er nooit echt iets is gedaan om de Groningers te helpen. Integendeel zelfs. Kijk naar 2012, de zware beving bij Huizinge. Het was toen allang overduidelijk dat de gaswinning aardbevingen veroorzaakte en overduidelijk dat die aardbevingen schade veroorzaakten, overduidelijk waarom het Staatstoezicht op de Mijnen toen adviseerde de gaswinning dus zo veel en zo snel mogelijk terug te brengen. Maar wat is er daarna gebeurd? Er is niet besloten de gaswinning heel veel te verminderen, ook niet om de gaswinning een beetje te verminderen, ook niet om de gaswinning gelijk te houden, ook niet om de gaswinning een klein beetje te verhogen. Nee, er is toen, uitgerekend toen, besloten om de gaswinning heel veel te verhogen, naar recordhoogte. Omkleed met schandalige smoezen over leveringszekerheid draaide het dus alleen maar om zo veel mogelijk geld binnenharken en hadden feitelijk de veiligheid en de gezondheid van de Groningers geen betekenis. En dat is ongehoord en onacceptabel.

Voorzitter. Ik zei net: de overheid heeft de Groningers keihard in de steek gelaten. Herstel, de Groningers zijn eigenlijk gewoon kapotgemaakt. En nog steeds, vandaag de dag, sleept het Groningse drama zich voort. Nog steeds zitten de Groningers in diepe onzekerheid. Nog steeds moeten ze eindeloos wachten op schadeherstel en versterking. Het is een patroon van voornamelijk falende VVD-bewindspersonen van de afgelopen jaren. VVD'er Kamp, VVD'er Wiebes, onder leiding van VVD'er Rutte, allemaal hebben ze er de afgelopen jaren in Groningen een ongelofelijke puinhoop van gemaakt.

De commissie schrijft in haar rapport dat de premier de ernst en de urgentie lange tijd heeft onderschat, niet tijdig heeft ingegrepen en voor de Groningers niet het verschil heeft gemaakt. Ik herhaal: hij heeft de urgentie lange tijd onderschat. Dat is nogal een understatement, want de Begeleidingscommissie Onderzoek Aardbevingen waarschuwde al in 1993. Dat is 30 jaar geleden. Ook het Staatstoezicht op de Mijnen waarschuwde herhaaldelijk. Kortom, men wist het. Hoe kun je spreken van "onderschatten" als je het al die tijd wist, maar het bewust negeerde?

Hoe kijkt de commissie terug op de excuses die de premier in 2019, alweer vier jaar geleden, heeft gemaakt en de beterschap die hij toen heeft beloofd? Zijn er sinds 2019 verbeteringen te zien? Nee. Het is eigenlijk alleen maar erger geworden. De conclusie is dus: die excuses zijn in de praktijk helemaal niets waard gebleken.

Vandaag de dag is er nog altijd geen reactie van het kabinet op het rapport. Kun je nagaan! De schade-afhandeling en de versterking gaat trager dan traagst. Zelfs het sturen van een brief met een reactie laat eindeloos op zich wachten. Dat is tekenend. Wat vindt de commissie daar eigenlijk van?

Voorzitter. Tijdens een persconferentie erkende de premier dat er sprake is van systeemfalen. Exact dat hebben we eerder gehoord. Hoogleraar staatsrecht Paul Bovend'Eert heeft de rapporten van de enquêtecommissies over Groningen en over de kindertoeslagenaffaire met elkaar vergeleken en ziet forse gelijkenissen. Hij zegt: toeslagen was systeemfalen en dat is het nu weer. Ziet de commissie die overeenkomst ook?

De vraag aan de commissie is: welke politieke consequenties moeten er volgens haar aan de conclusies in het rapport verbonden worden? Deelt de commissie de mening dat dit rapport voor de premier, die het afgelopen decennium als een soort rode draad door het Groningse drama liep, maar één ding kan betekenen, namelijk: wegwezen?

Voorzitter. De vraag is: hoe nu verder in Groningen? Over de schade-afhandeling beveelt de commissie aan: maak het milder, makkelijker en menselijker, pas het bewijsvermoeden soepeler toe et cetera. Natuurlijk. Maar waarin zit dan precies de versnelling en het herstel van het systeemfalen? Over de versterking beveelt de commissie aan: geef bewoners snel duidelijkheid en organiseer de versterking van onderop. Natuurlijk. Allemaal prima. Maar opnieuw de vraag: waarin zit dan precies de versnelling en het herstel van het systeemfalen?

Voorzitter. Volgens het Staatstoezicht op de Mijnen moet de versterkingsopgave drie keer zo snel gaan om de deadline van 2028 te kunnen halen. De commissie schrijft dat er scenario's denkbaar zijn waarbij die deadline van 2028 gehaald wordt, maar dat er wel rekening gehouden moet worden met mogelijke tegenvallers. Aanwijzingen voor die tegenvallers heeft de commissie dan weer niet. Wat is het nu? Is dat niet tegenstrijdig, zeker gezien het feit dat de schadeafhandeling en de versterking al jarenlang van tegenvallers aan elkaar hangen? Onderschat de commissie dit dan niet, juist omdat zij zelf geen fundamentele voorstellen doet om dat door haar geconstateerde systeemfalen op te lossen?

Voorzitter. De commissie komt namelijk met allemaal procedurele aanpassingen — prima — maar stelt bijvoorbeeld niet voor om het IMG en de NCG samen te laten gaan als één organisatie. Hier is het in de Kamer in heel veel debatten al eindeloos over gegaan. Ik zou zeggen: als er toen naar was geluisterd, was het inmiddels al geregeld. De commissie erkent zelf dat het niet verstandig is geweest schadeafhandeling en versterking uit elkaar te trekken, maar het alsnog integreren van deze twee trajecten zou een "onwenselijk oponthoud betekenen". Hoeveel oponthoud is dat dan precies, afgezet tegen de versnelling die dat uiteindelijk mogelijk juist kan brengen? Kan de commissie dat toelichten? Kortom, waarom zetten we deze fout, die we eigenlijk allemaal erkennen, niet alsnog recht? Graag een reactie.

Voorzitter. In het rapport van het onderzoeksteam Gronings Perspectief van de Rijksuniversiteit Groningen staan trieste conclusies. Een derde van de deelnemers, inwoners, met negatieve verwachtingen geeft namelijk aan nauwelijks op verbetering te rekenen. Een vijfde van de mensen met negatieve verwachtingen is ronduit negatief over de overheid en gebruikt zelfs termen als "incapabel", "corrupt" en "onverantwoordelijk". Wat vindt de commissie daarvan? Hoe ziet de commissie dit veranderen, verbeteren, op korte termijn nu haar eigen rapport er ligt?

Voorzitter. Dan heb ik het nog niet eens over de gezondheidsklachten van de Groningers. Stress, angststoornissen, depressies, slapeloosheid, hartkloppingen; het komt allemaal voor. Uit onderzoek van Gronings Perspectief blijkt dat er hierdoor jaarlijks mogelijk zestien mensen vroegtijdig overlijden. Voorheen werd dat aantal geschat op vijf. Het neemt dus toe. De commissie concludeert dan dat er pas recent vanuit de politiek meer oog is gekomen voor de gezondheidsschade. Hoe kan het dat dat pas recent is gebeurd? De impact van de schadeafhandeling en de versterking is natuurlijk niet nieuw. Het loopt al jarenlang. Wat heeft er dan voor gezorgd dat er nu opeens wel aandacht voor is? Hoe ziet de commissie dit opgelost worden?

Voorzitter. Dan nog even over de NAM. De commissie heeft nu al geconcludeerd dat de verantwoordelijke partijen, te weten de Staat, Shell en Exxon, meer zullen moeten gaan betalen dan waar zij tot dusverre vanuit zijn gegaan. Hoe kansrijk verwacht de commissie het dat de verantwoordelijken, en dan met name de private partijen, werkelijk zullen betalen voor alle schade? Hoe beoordeelt de commissie in dit licht het voornemen van Shell en Exxon om de NAM te verkopen? Welke problemen verwacht zij voor het verhalen van de schade indien de NAM werkelijk verkocht gaat worden?

Voorzitter. Ik zei het al: ondertussen heeft de gaswinning 363 miljard euro opgeleverd. Dat is ontzettend veel geld. Ervoor zorgen dat de Groningers in een fatsoenlijk en veilig huis kunnen wonen, is echter al die jaren te veel gevraagd geweest. Dat is natuurlijk schandalig en onacceptabel. De commissie schrijft dat 5 tot 10 miljard euro voldoende is om de kosten voor schade en versterking tot 2028 te betalen. Kun je nagaan! Als je dan gaat rekenen, is dat eigenlijk maar een schijntje van wat er al die jaren aan Groningen is verdiend. De regio vraagt om 30 miljard euro voor het inlossen van de ereschuld. Wat vindt de commissie hiervan? Kan zij reageren op die plannen? Hoe ziet zij de invulling van de ereschuld in de praktijk voor zich, dus buiten de schadeafhandeling en de versterking om? Want het invullen van de ereschuld gaat natuurlijk niet alleen over de juridische verplichtingen, maar ook over "morele verplichtingen", zoals erkenning van het leed, meer politieke en maatschappelijke aandacht en toekomstperspectief voor de hele regio, aldus de commissie. Kan de commissie dit concreet maken? Hoe ziet zij dit voor zich? Hoe ziet zij überhaupt het toekomstperspectief voor Groningen voor zich? Kan zij daar wat meer over vertellen? Wanneer verwacht de commissie dan dat het hele Groningse drama, tot aan de laatste cent aan schadeafhandeling, tot aan de laatste steen aan versterking, tot aan het laatste woord van erkenning en tot aan de laatste hartkloppingen en angststoornissen, volledig is afgerond en opgelost?

Ik kijk uit naar de beantwoording. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kops. Er is nog een interruptie van de heer Van Haga van de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

De heer Kops haalt terecht het moment van de aardbeving in Huizinge aan — een beving van 3,6 op de schaal van Richter — waarna het SodM met de aanbeveling kwam om wat minder te gaan produceren. Henk Kamp zei: nee hoor, dat gaan we niet doen; we gaan naar 53 miljard kuub. Maar er lag op dat moment natuurlijk ook een andere optie op tafel. Dat was in plaats van in te zetten op drukdepletie, waarbij je gewoon gas wint zonder de druk in het veld op peil te houden, juist wel de druk in het veld op peil te houden door bijvoorbeeld waterinjectie of stikstofinjectie toe te passen. Vindt de heer Kops het namens de PVV niet raar dat de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen op geen enkele wijze heeft gekeken naar wat daar fout is gegaan, omdat het technisch juist mogelijk is om veilig door te gaan met winnen? Daarbij zouden we misschien nog wel 250 miljard euro uit de grond kunnen halen, waarvan die Groningers juist ongelofelijk zouden kunnen profiteren.

De heer Kops (PVV):

De heer Van Haga vraagt mij of ik iets wat de commissie wel of niet heeft onderzocht wel of niet vreemd vind. Ik zou dan eigenlijk willen zeggen: stel die vraag aan de commissie. Ik wil niet flauw doen, maar de heer Van Haga heeft deze vraag natuurlijk al in heel veel andere debatten aan mij en aan woordvoerders van andere partijen gesteld. Hij heeft gevraagd wat wij van stikstofinjectie vinden. Ik heb iedere keer hetzelfde antwoord gegeven: nee, daar zijn wij geen fan van. Wij hebben in het verleden heel vaak gepleit voor het afbouwen van de gaswinning naar uiteindelijk nul, omdat die gaswinning tot de aardbevingen en tot de schade leidt. Dat hebben wij in eindeloze debatten gezegd en daar blijven wij bij.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dat is natuurlijk juist. Als er aardbevingen zijn, als er seismische activiteit is, dan leidt dat tot trillingen en dan komen er scheuren in huizen. Dat is op een onfatsoenlijke manier behandeld door de Nederlandse overheid. Dat is waar. Maar technisch is het mogelijk om op een andere manier te produceren, bijvoorbeeld door water- of stikstofinjectie toe te passen. Dan moet de PVV toch af kunnen stappen van het rare politieke standpunt van "goh, we gaan naar nul; het maakt niet uit wat het kost en de Groningers kunnen vrijwel barsten, want die worden dan voor de derde keer belazerd"? Dan moet het toch mogelijk zijn om die technische manier van produceren te omarmen, waardoor we gewoon door kunnen gaan? Dat is in het belang van Nederland maar ook in het belang van de Groningers. Maar dat is blijkbaar niet in het belang van de PVV. Ik verbaas me daarover, omdat de PVV over het algemeen kiest voor ongecompromitteerde oplossingen.

De heer Kops (PVV):

Dan zou ik de heer Van Haga toch willen vragen om die vraag aan de commissie te stellen. Voor mijn part stelt hij die vraag ook aan de Groningers. Ik kan mij herinneren dat hij een tijdje geleden met een motie is gekomen voor een referendum in Groningen. Aan de Groningers moest de vraag worden gesteld: wilt u wel of geen gaswinning; wat wilt u? Dan zou ik aan de heer Van Haga willen voorstellen om daar dan ook de vraag aan toe te voegen: wilt u wel of geen stikstofinjectie? Of hoe de Van Haga het ook wil doen. Ik vind het allemaal prima. Dat moet dan gebeuren in plaats van hier nu te pleiten voor bepaalde zaken. De heer Van Haga heeft zelf voorgesteld om het eerst voor te leggen aan de Groningers. Ik zou zeggen: doe dat, wacht het antwoord af en dan praten we verder.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Natuurlijk, dat ga ik doen. In mijn eigen bijdrage zal ik opnieuw het referendum te berde brengen. Ik zal opnieuw pleiten voor technisch solide oplossingen, waardoor we wel door kunnen gaan. Het punt is alleen dat ik me verbaas over het feit dat de PVV dit soort technische oplossingen niet omarmt, maar meegaat in het politieke narratief dat we naar nul moeten, omdat het niet anders kan. Terwijl het wel anders kan.

De voorzitter:

De heer Kops, tot slot.

De heer Kops (PVV):

Dan kijk ik uit naar de bijdrage van de heer Van Haga, waarin hij dat uiteen gaat zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Voorzitter, beste burgers van Nederland en in het bijzonder die uit Groningen en het hele aardbevingsgebied. Ik ga het vandaag niet hebben over "de Groningers" en ik roep iedereen hier op om die aanduiding zo veel mogelijk te vermijden. Gedupeerde Frouke Postma-Doornbos zei het in haar openbaar verhoor terecht: "Ik ben geen arme Groninger. Ik ben een inwoner van Nederland. Ik ben gewoon Nederlands staatsburger en ik heb er recht op dat de overheid mij beschermt." Zo is het precies. Vandaag gaat het over door de Nederlandse overheid zwaar gedupeerde eigen ingezetenen, die in dit geval toevallig in Groningen wonen en voor een deel in Drenthe en Friesland, maar eerst en vooral Nederlanders zijn, met dezelfde plichten maar zeker ook dezelfde rechten als andere Nederlanders.

Twee werelden. De titel van de allereerste paragraaf van de kleine 2.000 pagina's tellende rapportage luidt: Een verhaal van twee werelden. In die eerste titel heeft de commissie meteen de kern van de kwestie neergezet. Het had eigenlijk ook de titel van het hele rapport kunnen zijn. Een verhaal van twee werelden. Enerzijds is er de wereld van het geld, van de politieke bestuurscultuur en van rekenmodellen en conceptuele wetenschap. Anderzijds is er de wereld van het verlies, van een rauwe dagelijkse realiteit en van tot wanhoop gedreven burgers, zelfs zo erg dat sommige mensen psychische klachten hebben opgelopen of een einde aan hun leven hebben gemaakt. Ze zijn kapotgebeukt door de overheid, door een overheid die er voor burgers hoort te zijn.

De minister-president vroeg zich na de verkiezingen hardop af: zijn wij er wel voor alle Nederlanders? Er was een verkiezingsuitslag waarmee de coalitie een flink pak op de broek kreeg voor nodig om de minister-president zichzelf deze vraag te laten stellen. Het is beschamend dat je jezelf deze vraag pas stelt zodra je partij niet meer de grootste is en de meerderheid van de coalitie in de Eerste Kamer decimeert, en niet wanneer duizenden burgers al jaren schreeuwen om hulp en gerechtigheid. De vraag was: zijn wij er wel voor alle Nederlanders? Het antwoord is: nee. En we waren er zeker niet voor de mensen in Groningen en in het hele aardbevingsgebied. Dat we er niet zijn voor alle Nederlanders mag geen verrassing zijn.

Voorzitter. In de wereld van het geld, de politieke overlevingsdrang en de te duiden wetenschappelijke inzichten wist men elkaar te vinden. In die wereld speelde men elkaar de bal toe, vulde men elkaar aan en werd er samengewerkt. In die andere wereld werden de burgers tegengewerkt, uit elkaar gedreven en weggespeeld. Twee werelden. Het is onze taak en zware verantwoordelijkheid om die twee werelden weer bij elkaar te brengen.

De tien hoofdconclusies van dit rapport zijn stuk voor stuk schokkend. Voor wie het niet gelezen heeft, noem ik ze op. Een: de ernst van de problemen in Groningen is structureel onderschat. Twee: geld is dominant bij besluiten over gaswinning. Drie: leveringszekerheid is gebruikt als rookgordijn. Vier: de onveiligheid in Groningen duurt onacceptabel lang. Vijf: oliemaatschappijen profiteren van rolvermenging op het ministerie van Economische Zaken. Zes: het star en gesloten gasgebouw heeft weinig oog voor belangen van de buitenwereld. Zeven: gebrekkige schadeafhandeling brengt schade toe aan Groningers. Acht: zwalkende versterkingsaanpak is fnuikend voor gedupeerde inwoners. Negen: regionale bestuurders zijn niet bij machte om de belangen van mensen in Groningen werkelijk te behartigen. Tien: de kennisontwikkeling over het Groningenveld is doelbewust beperkt gehouden.

Een overheid faalt wanneer er sprake is van gebrekkig optreden, van het negeren van belangen, van rolvermenging, van rookgordijnen, van zwalkend beleid of van het doelbewust beperkt houden van kennisontwikkeling. Op het dossier gaswinning Groningen gebeurde het allemaal tegelijkertijd en jarenlang. "Overheidsfalen van on-Nederlandse proporties" noemde voormalig minister van Economische Zaken Eric Wiebes het al in 2018. Terecht werd er tijdens de verhoren de vraag opgeworpen hoe on-Nederlands dit intussen eigenlijk nog is. Veel mensen, ook hier in de Tweede Kamer, stonden erbij en keken ernaar. Hoe is dat mogelijk? Misschien zou dat de centrale vraag moeten zijn: hoe heeft het zover kunnen komen?

De commissie heeft het over "Het doorbreken van een patroon". Dat is de titel van hoofdstuk 4, boek 1. Zij doelt daarmee op het patroon van het doen van beloftes en het maken van excuses, waar in de praktijk niets van waar blijkt te zijn. Staat dit patroon op zichzelf? Is dit uniek voor dit dossier? Of is dit patroon niet de oorzaak maar juist het gevolg van de huidige politieke bestuurscultuur in Den Haag? We hebben nog een aantal enquêtes te gaan om daarachter te komen. De aanbevelingen van de commissie gaan in ieder geval niet deze richting op. De enige aanbeveling die raakt aan het functioneren van het politiek bestuurlijke systeem is aanbeveling 7: "Versterk de positie van de Tweede Kamer". De uitwerking is helaas te dun. Het kabinet moet de informatieplicht naar behoren vervullen. De brugfunctie moet beter worden vervuld, afwegingen moeten beter worden gepresenteerd enzovoorts. Het gaat niet over wat de Tweede Kamer zelf anders of beter had moeten doen of welke elementen in de bestuurlijke context verhinderen dat deze, met alle respect, toch vanzelfsprekende zaken kennelijk niet vanzelfsprekend zijn. Is het een gemiste kans? Houd mij ten goede, ik verwijt de personen in de parlementaire enquêtecommissie of de Kamerleden persoonlijk niets. Maar moeten we toch niet eens wat vaker reflecteren op het functioneren van de Tweede Kamer? Elke debataanvraag die ik hiervoor doe, wordt namelijk keer op keer terzijde geschoven.

Ook de overige aanbevelingen zijn, met alle respect, niet zo schokkend als de conclusies. Waar al jaren beloftes zijn gedaan voor "beter", "sneller" en "ruimhartiger", geeft de commissie er nu nieuwe woorden aan: "milder", "makkelijker" en "menselijker". Maar waar zit de crux? Het mislukken van het beter, sneller en ruimhartiger afhandelen van de schade wordt door de parlementaire enquêtecommissie verklaard uit het feit dat ook het IMG de wettelijke opdracht heeft om bij de schadeafhandeling de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek toe te passen. Het IMG kan alleen een schadevergoeding uitkeren als aangetoond is dat de NAM wettelijk aansprakelijk is voor de schade. Die aansprakelijkheidsclausule en gebondenheid aan het Burgerlijk Wetboek leiden tot een strikte toepassing van de wet en beperken in de praktijk een vlotte en coulante afhandeling van alle schadegevallen. "Door deze strikte juridische benadering los te laten en vanuit het morele perspectief naar de schade te kijken, ontstaat ruimte om schades op te lossen met minder rompslomp voor bewoners." Dat staat op pagina 90 van boek 1. De parlementaire enquêtecommissie stelt dat dit bereikt kan worden door óf uitbreiding van de wettelijke bevoegdheid, óf door het mogelijk te maken om naast de wet aanvullend beleid te maken. Hoe ziet de parlementaire enquêtecommissie dit precies voor zich? Hoe moet de uitbreiding van de wettelijke bevoegdheid eruitzien? Gaan we dan eenzijdig bepalen dat de aansprakelijkheid van de NAM veel groter is dan tot nu toe werd aangenomen, en door wie wordt dat dan bepaald? Of gaan we dan vastleggen dat het IMG naast schade waarvoor wettelijke aansprakelijkheid geldt, ook nog andere schade mag vergoeden? Zijn er in dat laatste geval niet nog steeds causaliteitsrapporten nodig om de twee delen te scheiden? Oftewel: voor welk deel is de NAM aansprakelijk en welk deel komt voor rekening van het Rijk?

Voorzitter. Tijdens de openbare verhoren werd opnieuw pijnlijk duidelijk dat de problemen in Groningen zichtbaar konden ontsporen zonder dat iemand zich daar verantwoordelijk voor voelde. Het was niet zo dat die ramp zich helemaal in stilte en in het donker voltrok. Alle betrokkenen zagen het voor hun eigen ogen gebeuren, maar iedereen kon zich achter een ander verschuilen. De Nationaal Coördinator Groningen leverde niet, de regio had een andere agenda, Den Haag heeft onvoldoende geld, enzovoorts. Of men kon zich verschuilen achter niet toereikende wettelijke bevoegdheden of achter onduidelijke wetenschap of achter een slechte uitvoering. Maar eigenlijk was helemaal niemand aanspreekbaar op het probleem of de ontsporing daarvan. Een probleem van velen is een probleem van niemand. Hoe waar sommige clichés kunnen zijn. Toch komt deze elementaire analyse niet of nauwelijks aan bod in het rapport van de parlementaire enquêtecommissie. Is de commissie van oordeel dat het eigenaarschap voldoende was belegd? Waar was dit belegd? Waar werd het ook zo gevoeld? Of waar had het eigenaarschap belegd moeten worden c.q. had het ten minste gevoeld moeten worden? Is degene die politieke verantwoordelijkheid draagt ook daadwerkelijk de probleemhouder?

Voorzitter. De commissie stelt dat de Tweede Kamer onjuist, onvolledig of onzorgvuldig is geïnformeerd door het kabinet, en dit gebeurde volgens de commissie niet alleen herhaaldelijk, maar zelfs vaak. Normaal zijn dat doodzondes, maar nu, nu dat politiek niet zo goed uitkomt, is het een losse opmerking in het rapport. Of wordt straks wel verantwoordelijkheid genomen? Kamp profileert zich intussen als eerste minister die de gaskraan naar beneden bijstelde. Wiebes wil de geschiedenisboeken in als degene die besloot de gaskraan dicht te draaien en Vijlbrief, met alle respect voor het werk wat hij doet in Groningen, als degene die hem niet weer opendraaide. Maar wie gaat zich profileren op het aanpakken en oplossen van de problemen in Groningen en het aardbevingsgebied?

De minister-president is kennelijk een soort chef van een wekelijks overleg, die met de inhoud verder niet zo veel te maken heeft. Zijn verantwoordelijkheid reikt blijkbaar niet veel verder dan dat hij op gezette tijden een bewindspersoon aan het jasje trekt om wel zijn best te doen. Misschien moeten we iets doen aan de functieomschrijving van de minister-president. Een ceremonieel figuur uitsluitend voor de empathie hebben we al, namelijk de koning. En een technisch voorzitter kunnen we goedkoper krijgen.

Ik bedoel: hoe kan het dat Rutte in maart 2017 in een tv-uitzending van Pauw & Jinek geconfronteerd wordt met een groep woedende mensen uit Groningen, maar er na eigen zeggen pas begin 2018 achter komt waarom ze in de kern zo boos zijn? Of het feit dat in 2013, toen er al een advies lag om zo ver als mogelijk terug te gaan met de winning, juist een recordhoeveelheid is gewonnen. Witheet was Groningen toen dat in de loop van 2014 naar buiten kwam. Rutte wist het niet, of pas vier jaar later. Onder welke steen leef je dan? Maar ook staatssecretaris Vijlbrief laat geen gelegenheid onbenut om te vertellen dat hij geen idee had waar hij aan begon toen Ollongren hem benaderde voor de portefeuille Mijnbouw. We spreken inmiddels over eind 2021. Zat hij onder diezelfde Haagse steen?

Terug naar Frouke Postma-Doornbos, de vrouw die zo terecht stelde geen "arme Groninger" te zijn, maar een Nederlands staatsburger. Hoeveel Nederlanders hebben de afgelopen jaren niet gedacht, en Randstedelingen soms ook hardop gezegd: als dit óns was overkomen, dan hadden wij dat niet gepikt. Zij realiseren zich vast niet dat ze daarmee mensen als Frouke eigenlijk een trap na geven, zo van: ergens is het toch ook je eigen schuld. Maar ze realiseren zich al helemaal niet dat het domweg niet klopt, dat ze zichzelf voor de gek houden. Het kan namelijk iedereen overkomen, met een verkeerde achternaam, een verkeerd formulier, of op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Het gros van de bevolking gaat er nog steeds van uit dat je veilig en beschermd bent in Nederland, maar dat is niet meer vanzelfsprekend. Daar moet hard voor geknokt worden.

Voorzitter. Net als de heer Nijboer vraag ik de commissie een oordeel over de minister-president. De minister-president die op 24 februari van dit jaar stelde dat hij nog weken nodig had voor een reactie, omdat hij de 2.000 pagina's moest lezen. De minister-president is de enige van alle betrokkenen in het kabinet die er al die jaren met de neus bovenop heeft gezeten. Hij had het rapport kunnen schrijven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik het woord aan mevrouw Beckerman, SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Op 20 april 2017 hield ik mijn maidenspeech in de Tweede Kamer, in een debat getiteld "Het toegenomen aantal aardbevingen in Groningen". Er zat in die woordvoering eigenlijk slechts één constatering en één vraag, namelijk de constatering dat het de politiek, de Tweede Kamer is die het laat gebeuren. Het is de politiek die het laat gebeuren dat het droomhuis van Hanneke van 33 tot de grond toe is afgebroken, het huis waar ze trouwde en kinderen kreeg. Het is de politiek die het laat gebeuren dat Annie niet weet hoe het verder moet. Zij en haar man hebben een woonwinkel in Loppersum: omzet weg, veiligheid weg, pensioen weg, en een koffertje bij de deur voor als de grote klap komt. Het is de politiek die laat gebeuren dat Sijbrand Nijhoff hier in de Tweede Kamer de verhuiskaart van zijn vrouw ronddeelde. Na 46 jaar huwelijk hebben ze een latrelatie, niet omdat ze niet van elkaar houden, maar omdat zij niet meer in hun onveilige huis durft te wonen. Het is de politiek die laat gebeuren dat Rozemarijn van 6 met een fakkel door Groningen loopt. Het is de politiek die laat gebeuren dat haar huis en haar school onveilig zijn. Het is de politiek die het laat gebeuren dat mensen het gevoel hebben er niet meer toe te doen, dat mensen de controle kwijt zijn over hun eigen leven, dat mensen geen vaste grond meer onder de voeten hebben, dat mensen het gevoel kwijt zijn toekomst te hebben.

Zes jaar geleden stelde ik slechts één vraag: Tweede Kamer, laten we dit nog langer gebeuren? De Tweede Kamer heeft het laten gebeuren. In het rapport heet het enigszins eufemistisch: "De Tweede Kamer heeft relatief weinig kunnen betekenen voor de Groningers." Laten we het zeggen zoals het is: de Tweede Kamer heeft gefaald. De Grondwet geeft de Tweede Kamer belangrijke taken. De Tweede Kamer heeft twee hoofdtaken: de regering controleren en wetten maken. De Tweede Kamer heeft dit onvoldoende gedaan, deels omdat ze daar onvoldoende toe in staat werd gesteld doordat de Kamer onvoldoende, onjuist of onzorgvuldig werd geïnformeerd door het kabinet — een politieke doodzonde — of omdat aangenomen voorstellen door het kabinet niet werden uitgevoerd, en deels omdat coalitiebelangen keer op keer boven de belangen van gedupeerden gingen. Het enquêterapport laat zien dat er een hele serie van voorstellen door de oppositie werd gedaan, waarna die voorstellen werden weggestemd met slechts enkele stemmen verschil. Dit falen van de Tweede Kamer is zeer ernstig. Het is niet de eerste keer of het enige dossier waarop dit gebeurt. Ook in het rapport over het toeslagenschandaal werd geconstateerd dat de Tweede Kamer bij herhaling ontijdige, onvolledige en onjuiste informatie kreeg. Om te kunnen vertrouwen in de parlementaire democratie is het noodzaak dat de parlementaire democratie er voor iedereen is. Keer op keer worden de belangen van gedupeerde Groningers, maar ook van gedupeerden in het toeslagenschandaal en helaas van vele anderen, opgeofferd.

Vrijdag was ik in Overschild, waar ik schrijver Martin Hillenga ontmoette. Hij schrijft terecht: "Er is een atlas van afgehaakt Nederland. Maar dat is geen juiste naam. Afgehaakt is een gevolg. De oorzaak is iets anders. De oorzaak is afgedankt zijn, afgedankt door de politiek. Wel honderden miljarden verdiend, maar jarenlang in diepe ellende worden gestort." Als de Tweede Kamer haar taken niet beter gaat uitvoeren, kunnen we rapporten blijven schrijven, maar weten we niet of deze ramp ooit wordt opgelost. Terecht zijn de conclusies van de parlementaire enquêtecommissie snoeihard: ongekend systeemfalen. Groningen had altijd gelijk.

Wat pijn doet de afgelopen weken zijn twee dingen. Eén. De conclusies zijn terecht, maar niet nieuw. Twee. De totale stilte van de minister-president, die al twaalfenhalf jaar verantwoordelijk is. De tien conclusies zijn stuk voor stuk terecht. Maar waarschuwde de commissie-Meijer ons niet al in 2013 dat mensen zich niet serieus genomen voelen door het Rijk en de NAM, dat hun veiligheid en hun kwaliteit van leven ondergeschikt zijn aan de economische en financiële belangen van Rijk en NAM? En waarschuwde de OVV ons niet al in 2015 dat veiligheid geen rol speelt bij de gaswinning in Groningen? En waarschuwden de kerken ons niet al in 2015 dat er niet alleen schade is aan huizen, maar ook aan mensen? En waarschuwde de OVV ons in 2017 niet opnieuw dat er geen recht wordt gedaan aan de bedoeling van zijn aanbeveling over het organiseren van tegenmacht? En waarschuwden de Verenigde Naties ons niet al in 2017 dat Nederland maatregelen moet nemen om de fysieke veiligheid en de mentale gezondheid te waarborgen, alsook de veiligheid van woningen?

Wat nieuw is en wat we nu zeker weten, en wat Groningen eigenlijk al jarenlang wist, is dat de gaskraan in 2013, het jaar na de aardbeving bij Huizinge, heel bewust is opengezet, dat onze veiligheid heel bewust is opgeofferd voor winsthonger, dat er 20 miljard kuub minder gewonnen kon worden, dat we heel bewust de vernieling in zijn geholpen, terwijl ons door de politiek elke keer werd wijsgemaakt dat oma in de kou zou komen te zitten als wij onze mond opentrokken.

Dat de conclusies niet nieuw zijn, is op geen enkele manier kritiek op de commissie. Het is kritiek op opeenvolgende kabinetten-Rutte en een politiek die het laat gebeuren dat deze conclusies nog steeds actueel zijn.

Voorzitter. Ik heb heel veel verhoren gekeken. De verhalen van gedupeerden gingen door merg en been, maar het meest ontwrichtende verhoor was dat van de minister-president. Wat een totale deceptie. Hóé kun je beweren dat je pas in 2018 doorhebt wat de impact was van de aardbeving van Huizinge en de torenhoge gaswinning het jaar erna? Je hebt oog in oog gestaan met mensen die door opeenvolgende kabinetten onder jouw leiding de vernieling in zijn geholpen. En je hebt het niet door. Na afloop van het verhoor kreeg Rutte de vraag hoe het ooit nog goedkomt met het vertrouwen. Hij antwoordde: "Door nu ons werk te doen." Wélk werk? Want het onrecht gaat nu nog net zo hard door als de dag voordat het rapport uitkwam. Na het rapport vroeg de premier de Groningers om even geduld te hebben. En daarna kregen we excuses — niet voor het onrecht, maar voor de slechte eerste reactie. En daarna werd het weer oorverdovend stil. Een échte reactie is er nog steeds niet. Ondertussen gaat het onrecht door. Hoelang, vraag ik opnieuw, laten we het nog gebeuren dat de minister-president zich zo kan opstellen.

Het is nu het moment om in te grijpen. Dit rapport moet de omslag zijn, maar op dit moment is het dat natuurlijk nog niet. Wij vinden een deel van de aanbevelingen niet ver genoeg gaan. De afgelopen jaren zijn er keer op keer wijzigingen doorgevoerd. De schadeafhandeling ging van NAM naar CVW naar TCMG naar IMG. De versterking ging van NAM naar CVW naar NCG. En elke keer kwamen er grote beloftes bij. "Nu wordt het helemaal anders." "Ruimhartig." Geen Groninger die dat woord nog kan horen. Er werden beloftes gedaan "dat de NAM nu helemaal uit het systeem was". Maar ondertussen was het simpelweg keer op keer een nieuw gordijntje, elke keer weer een leuk lapje ervoor. Achter dat gordijntje bleef elke keer die aansprakelijkheid van de NAM staan en ging het om geld in plaats van gedupeerden. Elke keer bleef achter dat gordijntje een overheid staan die mensen wantrouwt en ziet als potentieel fraudeur. Er is een systeem opgetuigd waarbij we duizenden euro's uitgeven om rapporten te maken om te voorkomen dat gedupeerden een cent te veel krijgen. Gisteren bleek dat opnieuw uit de jaarcijfers van het IMG. Voor elke euro schadevergoeding in de maatwerkaanpak komt er nog €1,42 bij, die opgaat aan uitvoeringskosten. Totale waanzin! Per schade €7.780 uitvoeringskosten, onder andere om een rapport te maken om vast te stellen dat de schade inderdaad komt door mijnbouw. Elke keer opnieuw, terwijl we dat al jaren weten. En dat is alleen schade. Bij de versterking — let wel, versterking betekent simpelweg dat je na een zwaardere aardbeving een halfuur hebt om levend je huis uit te komen; je huis is nog steeds total loss — zijn na al die jaren maar 3.000 van de 27.000 huizen op de lijst gedaan. Driekwart wacht nog.

Met al die veranderingen is een gigantische ongelijkheid ontstaan. Twee weken terug was ik in Uithuizen, aan de Aak. Daar staan 23 blokjes identieke woningen. 21 blokjes zijn onveilig verklaard en worden gesloopt, en 2 zijn veilig. Die bewoners krijgen niks. Dat is de waanzin van Groningen. Zo zijn en worden bewoners vernield. Na al die jaren is er nog geen oplossing voor huurders, voor kopers, voor funderingsschades, voor boeren — niet één lekke mestkelder is aangepakt — voor bedrijven, voor monumenten, voor mensen die net in de verkeerde postcode of contour wonen, die boven gasopslagen wonen of in gebieden met gestapelde mijnbouw. Het is een bureaucratisch gedrocht, een gedrocht met steeds nieuwe regels, regelingen, uitzonderingen en instanties die groter en groter worden. Steeds meer en meer en meer juristen.

Nooit werd er gekozen voor een aanpak waarin gedupeerden centraal stonden. Dit is onze grote angst met de nieuwe aanbevelingen. Het klinkt allemaal leuk: milder, menselijker, makkelijker en snel duidelijkheid over de versterking. Maar dat horen we al jaren. De reden dat het nooit goedkwam, is dat de aansprakelijkheid van de NAM weer achter dat gordijntje stond, en geld en het wantrouwen van gedupeerden. Bent u het met ons eens dat er geen oplossing komt als we weer ruimte laten voor eindeloze discussies over de aansprakelijkheid van de NAM over de ruggen van gedupeerden? Bent u het met ons eens dat we moeten stoppen met causaliteitsonderzoeken in het gebied waar al tot in den treure is vastgesteld dat schade door mijnbouw komt? Bent u het met ons eens dat we via een heffing moeten zorgen dat Shell en Exxon hun rechtvaardige deel betalen? Bent u het met ons eens dat er geen oplossing komt als we weer ruimte laten voor het wantrouwen van gedupeerden en hen zien als potentieel fraudeur? Bent u het met ons eens dat er geen oplossing komt als de Tweede Kamer haar controlerende en wetgevende taak niet serieus neemt? Bent u het met ons eens dat er alleen een oplossing komt als we deur voor deur aan gedupeerden vragen wat er is gebeurd, wat hen is aangedaan en hoe het nu verder moet? Bent u het met ons eens dat er alleen een oplossing komt als er per huis, per wijk en per dorp een plan komt, als we zorgen dat mensen niet langs allerlei instituten moeten, als we ons realiseren dat veel mensen de mentale klap pas krijgen als ze weer terug zijn na versterking of sloop-nieuwbouw, als we ons realiseren dat er een generatie opgroeit die niet anders kent dan een overheid die er niet voor hen is en hen afdankt, als we ons realiseren dat dit decennia gaat duren, als er eindelijk miljarden komen om te zorgen dat onze achtergestelde wingewest weer volwaardig onderdeel van Nederland wordt en als we dit nu wettelijk vastleggen, net als het sluiten van de gaskraan? Onderschat u niet hoe ontwrichtend dit is, vraag ik de commissie. Als we het boek Conclusies en aanbevelingen openslaan, zien we een infographic waarin staat dat er op circa 85.000 adressen meer dan één keer schade is geweest. Dit cijfer komt uit 2016! Het is zeven jaar oud! Bent u het met ons eens dat we er niet komen met een beetje bijsturen en dat een begin van een oplossing alleen mogelijk is met een fundamenteel andere aanpak en politiek?

Vorige week sprak een deel van de Tweede Kamer een vader. Na jaren wachten zit hij eindelijk in een wisselwoning. U weet wel, zo'n kleine woning waar je soms jarenlang in zit zonder je eigen spullen. Hij keek naar zijn dochtertjes. Die hadden prinsessenjurkjes aangetrokken. Hij luistert goed en hij hoort dat ze spelen dat er een aardbeving is en dat ze heel snel hun paleis uit moeten. Op dat moment belt de NCG, die zegt: we leggen de versterking van uw woning stil, want er is verzakkingsschade aangetroffen. Die man zegt: op zo'n moment breek je. Dit is het gevolg van een waanzinnig systeem, waarin je aan de ene kant een instituut hebt voor schade die jarenlang zettingsschade ontkent omdat de NAM die weigert te betalen en waarin je aan de andere kant een instituut hebt voor versterking dat ervan uitgaat dat het huis helemaal heel is aan de start van de versterking. Tussen beide instituten zit een gezin klem. Na jarenlang wachten ligt het weer stil. Dit systeemfalen kun je alleen aanpakken met een fundamenteel andere aanpak, maar dat zie ik nog niet terug in de aanbevelingen.

Voorzitter. Dit betoog kan eigenlijk alleen maar eindigen met waar ik in 2017 mijn maidenspeech mee begon: met de woorden van gedupeerden. Sijbrand Nijhoff zei in zijn verhoor dat hij soms niet meer wist hoe het verder moest. Hij zei: "Als de overheid zo met ons omgaat, is er geen plek meer voor eerlijke mensen in Nederland. Eerlijk waar, ik zat er zó doorheen." Veel dupeerden zijn afgehaakt als gevolg van een politiek die hen afdankt. Een oplossing komt er alleen als we stoppen met afdanken en starten met bedanken voor 60 jaar profijt van het wingewest en 60 jaar welvaart voor Nederland, terwijl bewoners zijn afgedankt.

De SP wil een fundamenteel andere aanpak, waarbij we eindelijk de belangen van gedupeerden vooropzetten, waarbij de gaskraan dichtgaat, waarbij we het ongelijke en waanzinnige bureaucratische gedrocht dat is opgetuigd, slopen, waarbij we stoppen met eindeloze juridische aansprakelijkheidsdiscussies over de ruggen van mensen en waarbij we Shell, Exxon en de Staat hun rechtvaardige deel laten betalen en waarbij er decennialang miljarden gaan naar de toekomst van ons prachtige gebied. Opeenvolgende kabinetten-Rutte hebben Groningen tot het merg uitgezogen. Ons recht is een ijdel woord. Dit betoog kan alleen maar eindigen met de vraag waar ik in 2017 mee begon: Tweede Kamer, hoe lang laten we het nog gebeuren?

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank voor een indrukwekkend betoog van een van de weinige Kamerleden die hier wél constant voor gewaarschuwd heeft. Zou mevrouw Beckerman erop kunnen reflecteren welke veranderingen in de werkwijze van de Tweede Kamer in haar ogen nodig zijn? Zij zegt immers terecht dat we dit hebben gezien bij het toeslagenschandaal en dat het daar misschien ongekend was, maar dat het bij Groningen vanaf 2012 overduidelijk was. Waar zit het volgens u? Wat doen wij hier als Kamer verkeerd?

Mevrouw Beckerman (SP):

Heel kort. Stemmen zonder last of ruggespraak is natuurlijk het belangrijkste punt. Maar een iets langer antwoord is het volgende. Ik ben opgegroeid met het idee dat de parlementaire democratie er voor iedereen is, dat het zijn van Tweede Kamerlid de hoogste volksvertegenwoordiging is die er in Nederland bestaat, en dat je, als het je niet aanstaat, mee kan doen en het verschil kan maken. En in de jaren hier, in dit debat, hebben we heel vaak gezien dat dat niet kan. Ik heb daar echt mee geworsteld. We hebben gezien dat al die voorstellen en aanbevelingen, állemaal, hier al zijn gedaan, maar dat coalitiebelangen er heel vaak voor zorgden dat die geblokkeerd werden. Ik denk dat daar ook echt de crux zit. Ik zie mevrouw Van der Plas staan. Zij noemde zonet hoe belangrijk het is dat we vooral de belangen van iederéén dienen. Ik denk dat het daarmee begint. Ik weet dat de heer Omtzigt nog heel veel andere voorstellen gedaan heeft om het formeel beter te regelen, maar het begint ermee dat de belangen van mensen boven de coalitiebelangen moeten kunnen gaan.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Hele ware woorden. Het is zonder last; ruggespraak hebben we uit de Grondwet gehaald. Je mag een fractievergadering houden.

Mevrouw Beckerman (SP):

Sympathiek.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ja, nou ja, je kunt het niet doen als je in je eentje bent, maar het kan. Ik wil nog even iets verder ingaan op "zonder last". Ik denk namelijk dat mevrouw Beckerman hele ware woorden spreekt, maar dan zullen we wel naar de bottom moeten gaan, want we hebben nog twee parlementaire enquêtes te gaan. Er waren Kamerleden uit Groningen, ook in de coalitie. Die hebben niet met de portefeuille op tafel geslagen. Ik kan u verzekeren vanuit mijn eigen ervaring dat ik ook nog begrijp waarom ze dat niet gedaan hebben. Wat zouden we moeten veranderen om ervoor te zorgen dat artikel 50 van de Grondwet — daarin staat dat we er voor de hele Nederlandse bevolking zijn — niet meer bedoeld is voor de hele Nederlandse bevolking behalve Groningen?

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik denk dat de heer Omtzigt terecht aanhaalt dat heel veel Kamerleden, ook uit Groningen, niet het verschil hebben kunnen of durven maken. Ik denk dat we twee kanten op kunnen. Ik weet dat de heer Omtzigt technische voorstellen daarvoor doet. Maar ik denk dat het ook bijna in een soort moreel zit. Mevrouw Van der Plas zei net: het kan iedereen overkomen. Voor een deel ben ik het daarmee eens, maar voor een deel geloof ik dat niet. We zien namelijk gebeuren dat een groep mensen door de politiek wordt afgedankt en vervolgens afhaakt en niet meer stemt, waardoor hun belangen ook veel minder op tafel liggen bij die coalitie. Hoe meer mensen afgedankt worden, hoe meer kans dat we van crisis naar crisis naar crisis gaan en hoe meer kans dat we ons niet hoeven afvragen wanneer we hier opnieuw staan, maar over welke crisis het zal gaan, omdat we zeker weten dat het keer op keer gebeurt. Het op tafel leggen van die belangen zullen we natuurlijk moeten regelen in formele zin, als we hier stemmen, als we hier spreken. Een heleboel van die debatten zouden we volgens mij makkelijk kunnen stoppen. We zouden moeten eisen dat de informatievoorziening verbeterd wordt. Ik zag in het rapport een voorbeeld langskomen dat ik een motie indien die niet eens een oproep is maar enkel een vraag om stukken openbaar te maken. Ik vroeg enkel om openbaar te maken hoe het zit met de contracten tussen de Staat, Shell, Exxon, dus de NAM, en hoe het zit met de rol van Nederland daarin, of het nou EBN is of Maatschap Groningen. Die werd weggestemd met één zetel verschil. Ik denk dus dat de heer Omtzigt gelijk heeft en dat we dat in technische zin moeten regelen, dus hoe we hier debatten voeren, hoe we dat hier organiseren en hoe we hier stemmen, maar het begint, denk ik, met erkennen hoeveel mensen er zijn afgedankt en dat die belangen hier niet meer op tafel liggen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dit is wel de kern van het rapport. De kern van het rapport is dat wij hier als Kamer gefaald hebben. De andere kern is dat de regering behoorlijk gefaald heeft, maar wij zitten hier nu als Kamer te debatteren. Het lijkt me dus verstandig dat wij het over dat eerste hebben. Dat doet mevrouw Beckerman ook. Ik kom er toch nog even op terug. In de verkiezingen van 2012 won een van de regeringspartijen in de provincie Groningen. Die had afgevaardigden uit de provincie Groningen. Hebben wij nagedacht waarom de politici in de coalitie, die weten wat er gebeurt, niet in staat zijn om het regeringsbeleid bij te sturen wanneer door dat regeringsbeleid de huizen van de Groningers instorten en zij, zoals mevrouw Beckerman in haar inleiding zei, sommige mensen zelfs scheiden, omdat ze niet meer in het huis durven blijven wonen van hun echtgenoot?

Mevrouw Beckerman (SP):

Misschien is het meest cynische dat dit nog niet eens één zetel in de Tweede Kamer was, om hoeveel mensen — het aantal gedupeerden — het nu ook gaat, en dat andere belangen op dat moment zwaarder zijn gewogen. Dat patroon: keer op keer, groepen mensen, op die manier, hun belangen. We kunnen het hebben over de grondbeginselen van onze rechtsstaat. Het is heel duidelijk dat die worden geschonden als niet al die belangen op tafel liggen. En die belangen lagen keer op keer niet op tafel. Ik heb dat punt niet voor niks aangehaald. In 2012 en in 2013, toen de gaswinning bewust veel hoger was, had de coalitie moeten ingrijpen, had de Tweede Kamer moeten ingrijpen. Wij zijn onvolledig en onjuist geïnformeerd. Dat is een politieke doodzonde. Maar op veel meer andere momenten is dat natuurlijk ook gebeurd. Ik noem het moment waarop we hier die wet hebben aangenomen. De commissie zegt nu: dat had nooit mogen gebeuren; het is historisch zo gegroeid. Historisch zo gegroeid? Het waren politieke besluiten. Die hebben ervoor gezorgd dat we een waanzinnig systeem hebben waarin versterking en schade apart zijn. Ik denk dat de heer Omtzigt heel terecht zegt: ook binnen de coalitie zouden al die belangen gewogen moeten worden en zou er gestemd moeten worden, zodat al die belangen hun plek krijgen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb eigenlijk geen vraag aan mevrouw Beckerman, maar ik ben zwaar onder de indruk van het betoog dat zij hier heeft gehouden. De echte, oprechte emoties klinken door en ik weet honderdduizend procent zeker dat die diep uit haar hart komen. Mevrouw Beckerman is een van de weinige Kamerleden die deze strijd al jaren voeren. Zo'n knetterharde strijder voor mensen in het aardbevingsgebied vind je niet snel. Ik wil mevrouw Beckerman hier eigenlijk alleen een hart onder de riem steken en haar daarvoor een compliment geven. Ze zit daar waarschijnlijk helemaal niet op te wachten, dat weet ik ook van haar, maar ik wil het wel gezegd hebben, want de Kamer staat er vaak niet fraai op. Ook in het land is het vertrouwen in de politiek minder. Maar als we in de Kamer meer mevrouwen Beckerman hebben, dan komt dat helemaal goed. Dat is eigenlijk het enige wat ik mevrouw Beckerman hier wil meegeven.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, uiteraard. Tegelijkertijd heb ik het gevoel dat het ook voor mij een worsteling is als ik zeg: de Tweede Kamer heeft gefaald. Ik probeer dat niet al te veel in emoties te laten doorklinken, maar als de heer Omtzigt die vragen stelt, dan kun je in je hoofd heel feitelijke dingen bedenken die moeten veranderen: in het Reglement van Orde, hoe stemmen we, welke debatten voeren we wel, hoe kijken we naar onszelf? Tegelijkertijd heb ik dat in al die jaren echt als een worsteling gezien. Je voert elke keer al die gesprekken. Vorige week: je spreekt die vader. Maar het geldt ook als je jongeren spreekt. Een meisje zegt tegen ons: mijn broertje heeft woedeaanvallen en ik heb een slaapprobleem. Alsof het gaat om het eten van een boterham, zo van "mijn broertje had kaas en ik had worst". Op die manier. Ze zegt: ik kan niet verder kijken dan de middelbare school. Dan denk ik: wij zijn daar als Tweede Kamer wel bij. Als we willen dat mensen nog vertrouwen hebben in de Tweede Kamer, in de hoogste volksvertegenwoordigers die we hebben, dan moeten we hun recht doen. Ik vind het echt heel zwaar om het de afgelopen jaren te zien: je probeert alles te geven, maar het is niet genoeg. We falen dus als Tweede Kamer, en dat moet erkend worden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dan heb ik toch één vraag. Gelooft mevrouw Beckerman nog in een goede afloop? Gelooft zij nog dat het uiteindelijk goed komt? Het liefst natuurlijk zo snel mogelijk, maar is het geloof er nog?

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja en nee. Mijn geloof, vertrouwen, in de parlementaire democratie is heel ernstig geschaad. Maar mijn geloof dat het goed komt, is er wel. Kijk, mevrouw Van der Plas zei iets over Froukje. Ik durf dat betoog niet aan te halen, ik vind dat zo emotioneel. Maar die zei: "Ik wil weer onderdeel zijn van Nederland; ik ben niet een zielige Groninger". Dat is zo mooi. Ik vind het gedicht "De sterken" prachtig. Ik zou iedereen aanraden om het op te zoeken. Als er iets is wat de afgelopen jaren wel gegroeid is, is dat mijn trots om in Groningen te zijn, mijn trots om daar te wonen en te zien hoe sterk Groningers zijn. En als we hun de zeggenschap geven, dan geloof ik zeker dat dit goed kan komen. Niet nu, niet morgen, en met heel veel oog voor wat al die mensen al die jaren door deze politiek is aangedaan, maar Groningers kunnen dit rechtzetten. Dat geloof ik.

De heer Drost (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik werd ook geraakt door de emoties en het hart waarmee mevrouw Beckerman hier sprak. En ik sluit mij helemaal aan bij de woorden van collega Van der Plas. Een van de dingen die mij enorm raakten in het rapport — ook persoonlijk, moet ik zeggen — was de constatering van de commissie dat het niet alleen de Tweede Kamer was, niet alleen de regering, maar eigenlijk heel Nederland. Ook de media hadden er geen aandacht voor. Nederland keek de andere kant op, of in ieder geval een groot deel van Nederland. Zelfs de afgelopen weken krijg ik nog appjes binnen of commentaar van mensen als: "ach, versterk die woningen"; "los die schade op, en dan komt het toch allemaal weer goed". Een beetje die luchtigheid. En de stuiptrekkingen van die meningen zie je zelfs bij een paar partijen hier in de Kamer nog terug. Is dat ook iets wat mevrouw Beckerman herkent bij zichzelf, of misschien bij haar partij of in haar omgeving? Het was uiteindelijk heel Nederland dat de Groningers in de steek liet.

Mevrouw Beckerman (SP):

Nee. Wat ik problematisch vind om dat zo te zeggen, is dat als iedereen verantwoordelijk is, niemand verantwoordelijk is. En als we zeggen "heel Nederland heeft Groningen in de steek gelaten", tja, wie is er dan nog verantwoordelijk? Volgens mij moeten we kijken naar degenen die de verantwoordelijkheid dragen. Vandaag kunnen we het hebben over onze eigen rol, en in het volgende debat kunnen we het hebben over de rol van het kabinet. Kijk, toen ik ooit begon met dit onderwerp, toen ik ooit als Statenlid in Groningen werd geraakt door de woorden van Liefke Munneke-Bos, dacht ik juist: wat kunnen wij toevoegen? De Groninger Bodem Beweging was er al, deed fantastisch werk, waarvan heel veel acties. Wij dachten: we gaan het land in; we gaan heel Nederland laten zien wat hier gebeurt, en dat we solidariteit en steun nodig hebben. En het heeft mij juist altijd geraakt ... Ik was bijvoorbeeld op de Afrikaandermarkt in Rotterdam, een van de armste plekken van Nederland. Het heeft me juist altijd geraakt hoe mensen misschien niet wisten wat het CVW was of de NAM of elke regeling, maar wel wisten wat het betekent als de overheid niet aan jouw kant staat. En volgens mij begrijpen veel te veel Nederlanders dat. Dus nee, ik geef niet de schuld aan "heel Nederland".

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik herhaalde wat de commissie heeft opgeschreven. En ik zei erbij "dat raakte mij persoonlijk", omdat ik het herken, ook bij mezelf. Ik was nog niet eens in Groningen geweest tot een aantal weken geleden. Ik kom daar zo in mijn eigen bijdrage nog op terug. En ook als Kamerlid ... Want ik denk dat dit helemaal een terecht punt van mevrouw Beckerman is, dat wij hier uiteindelijk in de Tweede Kamer, als mensen met het hoogste ambt in de volksvertegenwoordiging, over moeten spreken. Ik heb een aantal van mijn voorgangers gesproken de afgelopen weken, en gevraagd: "Hoe kijken jullie terug op die periode, waarin wij als partij ook onze inbreng brachten, en ook hebben gepleit voor het terugdringen van de gaswinning?". Ik merkte daar ook een stukje van de onmacht die er was bij die informatievoorziening. Die informatie was niet voorhanden, en daar werd volgens mij door mevrouw Beckerman maar ook door de collega's van mijn partij bij herhaling om gevraagd. Hoe gaat u daar dan persoonlijk mee om, ook als volksvertegenwoordiger?

Mevrouw Beckerman (SP):

De Tweede Kamer is natuurlijk onjuist, onvolledig, onzorgvuldig geïnformeerd op sommige momenten. "Een politieke doodzonde" heb ik dat net genoemd. En tegelijkertijd kunnen we ons niet enkel verschuilen daarachter. Want de Tweede Kamer heeft ook zelf beslissingen genomen, heeft ook zelf in meerderheid besloten om de gaswinning niet verder terug te brengen op de cruciale momenten. Ze heeft ook zelf in meerderheid besloten om een systeem op te tuigen waarin schade en versterken los staan van elkaar. Ze heeft ook in meerderheid besloten om — ik noemde het net al — een motie die ikzelf heb ingediend om inzicht te krijgen in alle contracten die er waren, weg te stemmen. Ik wil hier verder geen jij-bak van maken, maar ik denk dat we als Tweede Kamer echt moeten nadenken daarover.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman. Ik stel voor dat we even voor vijf minuten schorsen. Daarna gaan we verder met de heer Drost.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat met de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning. We zijn bij de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk even of iedereen er weer is. De voorzitter moet natuurlijk aanwezig zijn. Die heeft zijn plaats ingenomen. Dan geef ik het woord aan de heer Drost. Hij zal spreken namens de ChristenUnie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb iets meegenomen: deze plaat. Dit is de kerk in Loppersum. Ik kreeg deze plaat van de koster van de kerk onder de voorwaarde — dat zei hij er duidelijk bij — dat ik deze plaat in mijn kamer zou ophangen. Dat heb ik gedaan. Ik laat hem nu ook aan heel Nederland zien, dus ik denk dat ik mijn belofte aan hem zeker heb ingelost. U moet weten dat de kerk op dit moment in de steigers staat vanwege de aardbevingsschade. Ik was in die kerk op het moment dat Tom van der Lee namens de commissie zijn indrukwekkende speech uitsprak. Mensen naast mij waren in tranen. Dat waren mensen die ik in de weken daarvoor had gesproken, die mij hadden verteld wat ze hadden meegemaakt in de afgelopen jaren en hoe het hen had geraakt. Het waren niet zozeer tranen van verdriet of pijn, wellicht ook, maar het waren vooral tranen van erkenning. Zij zeiden tegen mij na de toespraak van de heer Van der Lee — dank je wel daarvoor; dat was de juiste man op de juiste plaats met de juiste woorden, denk ik — Nico, wij hebben geen nieuwe dingen gehoord, want wij wisten dit allemaal allang, maar het staat nu wel op papier en het is nu ook door de Tweede Kamer officieel gezegd.

Ik zei zojuist bij een interruptie al dat het mij raakte dat de commissie in dit dossier schrijft dat heel Nederland een ereschuld heeft aan Groningen. Ik herken dat bij mezelf, want toen ik op 25 januari van dit jaar werd beëdigd als Kamerlid …

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: zullen wij de plaat van u overnemen?

De heer Drost (ChristenUnie):

Nee, hoor. Ik hou 'm even vast. Ik leg 'm zo neer.

Toen ik op 25 januari van dit jaar werd beëdigd als Tweede Kamerlid, was ik nog nooit in het aardbevingsgebied in Groningen geweest. Ik was daar een week of twee weken voordat ik in die kerk was tijdens de presentatie, voor het eerst. Toen ik daarna in de trein naar huis zat, dacht ik: als je daar nog nooit bent geweest, nooit bij mensen aan tafel hebt gezeten en nooit in bijvoorbeeld Loppersum bent geweest, waar het hele dorp in de steigers staat, dan snap je niet wat het woord "ereschuld" betekent. De emotie van mevrouw Beckerman van zojuist ervaar je als je daar bent. Ik heb dat ervaren. Het raakt mij dus ook persoonlijk. Ik schaam me er ergens ook voor dat ik al zo lang wist dat er problemen waren. Ook in onze partij waren er veel discussies over. Kamerleden waren er ook altijd fors mee bezig. Dat meen ik echt. Maar ergens dacht ik: dat komt wel goed; we lossen de schade op en het wordt versterkt. Maar het was echt erg. Er was, zoals de commissie zegt, een ramp in slow motion gaande. Het raakt me ook als christen-politicus. Daarom is het ook wel symbolisch dat ik een afbeelding van een kerk vastheb. Ik geloof dat de overheid iets moet laten zien van de barmhartigheid en de genadigheid van onze God. Het is daar faliekant misgegaan. Lees het rapport er maar op na. Wat ons betreft moet het debat van vandaag ook gaan over wat de ereschuld precies is en hoe we die gaan inlossen.

Voorzitter. De Christenuniefractie wil de leden van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen en hun ambtelijke ondersteuning heel hartelijk danken voor het werk dat door hen verricht is. Er ligt een omvangrijk en diepgaand rapport over de aardgaswinning in Groningen en het leed dat de Groningers maar ook de mensen in Drenthe, in de zogenoemde buitengebieden, is aangedaan. De commissie heeft grondig werk verricht. Dat heeft het nodige van de leden gevraagd aan tijd en inzet, waarbij ze niet beschikbaar waren voor andere werkzaamheden. Dank jullie wel daarvoor. Een bijzonder woord van waardering voor mijn fractiegenoot Stieneke van der Graaf. Dank voor jouw persoonlijke inzet voor deze goede zaak.

Het rapport trekt harde conclusies over de situatie die is ontstaan als gevolg van de aardgaswinning. Er wordt een beeld geschetst waarin de rijksoverheid en de NAM de directe persoonlijke belangen van de Groningers ondergeschikt maakten aan economisch gewin voor de Staat en oliebedrijven. Er is een beeld van, zoals de commissie dat noemt, twee werelden, de Haagse werkelijkheid van wetten en regels, en vooral opbrengsten, en een Groningse werkelijkheid van aardbevingen, schade en gezondheidseffecten. De commissie noemt dat een ongekend systeemfalen, een beeld dat ook de Kamer aangaat. Hoewel de Kamer meer dan eens onvolledig en onjuist is geïnformeerd, heeft de Kamer, hebben wij, volgens de commissie onvoldoende het belang van de Groningers naar voren weten te brengen.

Voorzitter. Ik wil graag een aantal verdiepende vragen aan de commissie stellen. Ik gebruik daarbij steeds zo veel mogelijk de bewoordingen van de commissie zelf. Ik begin met de samenwerking in het gasgebouw en in het bijzonder de rol van de aandeelhouders en de NAM. De commissie concludeert dat die een blinde vlek had voor de belangen van Groningers, dat zij in hun verantwoordelijkheid hebben gefaald en hun zorgplicht hebben verzaakt. De commissie noemt het stuitend dat de oliemaatschappijen na het besluit in 2019 om de gaskraan dicht te draaien een claim bij de Staat hebben neergelegd. Kan de commissie nader ingaan op de rol van die oliemaatschappijen, met name de laatste jaren? Vraag aan de commissie en ook aan de collega's en het kabinet: hoe wegen zij de rol van de oliemaatschappijen Shell en ExxonMobil bij toekomstige projecten? Is er überhaupt nog een geloofwaardige samenwerking met de Nederlandse Staat mogelijk? Hoort daar niet eerst een uitgebreide reflectie en reactie op dit rapport aan vooraf te gaan? Zouden Groningers zelf er niet ook een stem in moeten hebben of deze partijen hun "license to operate" nog wel verdienen?

Voorzitter. Dan het autonome handelen van regeringsvertegenwoordigers, ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken. De commissie schrijft dat door dit handelen de strategie van het gasgebouw zich onttrekt aan het zicht van de minister en daarmee ook aan de parlementaire controle. Door deze handelwijze is de Kamer onzorgvuldig, onvolledig of onjuist geïnformeerd over belangrijke ontwikkelingen in het gasdossier. Wat zijn wat de commissie betreft deze belangrijke ontwikkelingen? Welke twee of drie voorbeelden zet de commissie daarbij bovenaan?

Dan over het Staatstoezicht op de Mijnen en het advies van januari 2013 waarin duidelijk wordt dat er slachtoffers kunnen gaan vallen als gevolg van de steeds zwaardere aardbevingen. De commissie schrijft dat dit tot geen enkel initiatief leidt om de gaskraan iets dichter te draaien. Kan de commissie aangeven of hier specifieke politieke besluitvorming aan ten grondslag heeft gelegen of daarmee gemoeid was?

Dan over het opschroeven van de gaswinning in 2014 vanwege de rijksbegroting. De commissie rapporteert dat het voorstel van de minister van Economische Zaken om een plafond van 40 miljard kubieke meter gas te introduceren werd overruled door de minister van Financiën. De commissie concludeert: "Het gemak waarmee de minister van Financiën de kwaliteit van de adviezen van de toezichthouder ter discussie stelt en de inhoud ervan naast zich neerlegt, kan niet tot begrip van de commissie leiden. Dat geldt evenzeer voor het kabinetsbesluit om het plafond vast te stellen op 42,5 miljard kubieke meter tegen het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen in." Kan de commissie hier wat dieper op ingaan? Waren er alternatieven en, zo ja, waarom is daarvoor niet gekozen in de ogen van de commissie?

De commissie schrijft dat zij van oordeel is dat alle partijen in het gasgebouw, de overheid voorop, te lang te weinig oog hebben gehad voor de veiligheid van Groningers. Na de beving van Huizinge heeft de minister van Economische Zanen onterecht het voorzorgsbeginsel niet toegepast. Dit beginsel had zwaarder moeten wegen dan het financiële belang van de Staat. Kan de commissie uitleggen wat dit voorzorgsbeginsel inhoudt en ook wat het specifiek in deze situatie had moeten betekenen voor Groningers?

De commissie concludeert dat de minister van EZK in januari 2013 door zijn ambtenaren onvolledig is geïnformeerd en niet alle informatie boven tafel heeft gehaald. Ik citeer het rapport verder: "Daardoor is het debat in de Tweede Kamer op onjuiste gronden gevoerd. De commissie beschouwt dit als een ernstige en verwijtbare tekortkoming en een grove schending van de belangen van Groningers." Kan de commissie de uitdrukking "ernstige en verwijtbare tekortkoming" verder duiden, zowel voor het ambtelijk handelen als voor het proces van politieke besluitvorming?

Schokkend is ook de constatering dat de minister van EZK met zijn besluit in 2018 om de gaskraan helemaal dicht te draaien ook de versterkingsoperatie sterk heeft vertraagd. Dit lijkt een bewuste keuze te zijn geweest. Kan de commissie hier wat dieper op ingaan? Hoe kijkt zij hiernaar?

Over de minister-president lijkt de commissie in veel mildere bewoordingen te oordelen dan in de rest van de conclusies het geval is. De minister-president heeft niet tijdig ingegrepen in het beleid van de vakminister en heeft voor de Groningers niet het verschil gemaakt. De commissie oordeelt dat het gezien zijn rol als minister-president wel op zijn plek zou zijn geweest. Ik heb daarover de volgende vragen aan de commissie. Kunt u nader ingaan op de rol van de minister-president van 2012 tot nu toe? Kiest u bewust voor mildere bewoordingen in uw rapport en, zo ja, waarom dan precies?

Dan over de rol van de Tweede Kamer zelf. De commissie schrijft: "Mede door dit structurele gebrek aan informatie heeft de Tweede Kamer haar controlerende taak onvoldoende kunnen uitoefenen. Tegelijkertijd ligt dit niet geheel buiten de eigen macht. Het lukt de Tweede Kamer ook slecht om door de coalitieafspraken heen te komen." Kan de commissie met name op dit laatste nog eens reflecteren? Wat heeft zij geconstateerd? Wat zijn haar suggesties om dit te verbeteren?

Ook een voorbeeld is het bewijsvermoeden. In de jaren negentig werden al pogingen gedaan dit vast te leggen. Die strandden echter in de Kamer. Meermaals heeft de Kamer niet doorgebeten waar dat wel moest. Groningse bestuurders kregen geen voet aan de grond in Den Haag. De Kamer heeft haar volksvertegenwoordigende taak hier verzaakt. Ik wil de commissie vragen hierop te reflecteren.

Dan over de juridische constructie met een stille maatschap. Dat is een voor de buitenwereld geheime constructie om te verzwijgen dat de baten van de Groningse gaswinning merendeels naar de Staat vloeien, om Shell en ExxonMobil tegemoet te komen. Ik citeer: "Het risico is anders dat andere landen een vergelijkbaar aandeel in de exploitatie gaan opeisen." Ik lees wel dat de commissie het onverstandig vindt dat de informatie over deze wijze van samenwerking zo lang en structureel geheim is gebleven. De strategie van het gasgebouw onttrekt zich buiten het zicht van de minister en de Tweede Kamer, die onvolledig en zelfs onjuist is geïnformeerd. Heeft de commissie hier ook een oordeel over? Trekt zij nu de conclusie dat deze geheime constructie nooit ingesteld had mogen worden?

Naast de Staat participeerden Shell en ExxonMobil in de NAM en het gasgebouw. Het eindrapport gaat uitvoerig in op de rol van de Staat en het ministerie en daardoor minder op de rol van deze bedrijven. We lezen bijvoorbeeld rond de casus van de stikstoffabriek dat door beide bedrijven flink wordt gelobbyd tegen deze fabriek, omdat ze bang zijn dat de bouw van de fabriek bijdraagt aan de kans dat uiteindelijk een deel van het gas niet gewonnen gaat kunnen worden. Kan de commissie aangeven in hoeverre zij vindt dat de minister of de Staat te veel de oren heeft laten hangen naar de oliemaatschappijen, in deze casus specifiek maar ook in het algemene, bredere perspectief?

Voorzitter. Net als de commissie vind ik het kwalijk dat de minister te vaak onnodig schermde met de negatieve gevolgen van te weinig gaswinning. Ik vond de uitspraak van een van zijn ambtenaren schokkend: "U wilt toch ook niet dat bejaarden bevriezen?" Daarmee werden verschillende groepen kwetsbare inwoners, ouderen en Groningers, op een harde manier tegen elkaar uitgespeeld. Dit vloeit voort uit de stelling dat leveringszekerheid van gas onderdeel was en is van de nationale veiligheid. Ook het Staatstoezicht op de Mijnen zat in dezen klem tussen hamer een aambeeld. Tegelijkertijd waren minister en Kamer in het ongewisse. Zij werden beperkt en soms zelfs foutief geïnformeerd. Dit roept de vraag op waarom hier zo onduidelijk over werd gedaan. Ik wil de commissie vragen waar nu de bron van het rookgordijn van de leveringszekerheid gevonden moet worden.

Voorzitter. Het gebrek aan expertise baart ook zorgen. Op het ministerie was er slechts één ambtenaar met een geologische achtergrond. Bij de bevingen bij Westeremden en Middelstum in 2006 had het Staatstoezicht niet de expertise in huis om een analyse over de bevingen te kunnen maken. Heeft de commissie kunnen achterhalen hoe zo'n gebrek aan essentiële expertise heeft kunnen ontstaan?

Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen, onder andere over de impact op jongeren en kinderen. De commissie gaat op een aantal momenten in haar rapport in op de gevolgen van de gaswinning voor het leven van kinderen en jongeren. De ChristenUnie is geraakt door deze passages, omdat het juist kinderen zouden moeten zijn die in een veilige omgeving opgroeien. Kan de commissie hierop ingaan en woorden geven aan hoe zij de impact op de levens van kinderen en jongeren ziet? Hoe kunnen we met elkaar borgen dat we het roer voor de jongeren en toekomstige generaties definitief omgooien?

Dan over het woord "ereschuld". Wat betekent dat nu precies? Hoe lossen we die in? De commissie noemt Groningen een "wingewest voor heel Nederland". Kan de commissie dat nogmaals onderbouwen?

De commissie schrijft dat de ereschuld veel aspecten omvat. Kunt u daar nog wat dieper op ingaan? Voor de ChristenUnie is een belangrijk deel van deze ereschuld van niet-materiële aard. Er zijn breuken geslagen in gemeenschappen, kinderen groeiden niet op in hun eigen straat, mensen gaan niet met elkaar om en dorpen zijn definitief veranderd.

Voorzitter. Wat als de gaskraan straks echt dicht is? Hoelang moeten we nog rekening houden met bevingen, schade en versterkingsoperaties? Uit het rapport van de commissie kunnen we opmaken dat dit nog behoorlijk veel jaren kunnen zijn. Ik zou de volgende vragen aan de commissie willen stellen. Hoe houden we de oliemaatschappijen hierbij betrokken tot het eind van de rit? Hoe borgen we dit politiek en besluiten we daarover?

Voorzitter. Er is nog veel en veel meer te zeggen over dit rapport. We zullen dat de komende dagen en weken politiek moeten wegen. Het debat met het kabinet volgt in mei. Ik sluit aan bij de commissie: de belangen van de Groningers zijn structureel genegeerd; het is nu zaak dat de belangen van de Groningers vooropgesteld worden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Drost.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank aan de heer Drost. Ik was eigenlijk niet van plan om te interrumperen, maar ik vond uw woorden, dat het lijkt alsof de commissie een milder oordeel velt over de rol van de minister-president dan over anderen, intrigerend. Welk oordeel zou u zelf vellen over de rol van de minister-president?

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik snap de vraag. In alle eerlijkheid, daarom heb ik die ook aan de commissie gesteld. Want het viel mij ook op. In het rapport staan pittige woorden over ambtenaren en over de minister van Economische Zaken, maar over de minister-president is het meer: het had beter gekund. De woorden over hem hebben die toonzetting. Ik heb daar nu geen oordeel over. Ik ben benieuwd of de commissie daar ook op die manier over denkt. Ik ben benieuwd wat daar dan de onderbouwing van is. En met die feiten, denk ik dat het terecht is om daar dan ook een oordeel over te hebben. Ik ga hier dus nu geen oordeel neerleggen, anders dan ik in het commissierapport lees en waar ik ook uit citeer. Ik zal dat doen aan de hand van de beantwoording van de commissie. Er komt ook nog een reactie van het kabinet. Daarover debatteren we hier met het kabinet en dan is, denk ik, deze vraag opnieuw aan de orde.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat dan die vraag aan de orde zal zijn, dat denk ik ook. De heer Drost zei ook: ik vraag me af of Shell, Exxon en de NAM nog wel hun license to operate verdienen. Dat is een vraag die hier vaak gesteld wordt. Het is ook makkelijk om over hen te oordelen, maar hoe zit het met het oordelen over ons? Wat moeten wij doen om onze license to operate, onze taak als volksvertegenwoordigers in dit hoogste orgaan, nu wel naar behoren, zoals de Grondwet dat voorschrijft, in te vullen?

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik vind dat een terechte vraag. Een makkelijk antwoord zou kunnen zijn — maar ik meen dat toch ook wel — is dat wat we hier nu doen, wel onze license to operate is en hoe wij dat normaal gesproken doen. Er is een parlementaire enquêtecommissie aan het werk gezet. Die heeft diepgravend en grondig onderzoek gedaan naar de periode vanaf 1963 tot nu. Er ligt een rapport — het ligt op mijn tafel — van ruim 2.000 pagina's, waar alles in beschreven wordt. Wij debatteren hier nu over en u stelt mij deze vraag. Ik denk dat dat de manier is waarop wij als volksvertegenwoordigers woorden moeten geven aan wat er fout gegaan is. Toen ik zojuist die plaat omhooghield, heb ik gezegd: ik ben er ook wel door geraakt. Mevrouw Beckerman gaf aan dat de totaliteit aan mensen die daardoor geraakt zijn, misschien niet eens één Kamerzetel vertegenwoordigen. Maar dat geeft de andere 149 alleen maar een extra verantwoordelijkheid om juist die belangen van de mensen achter die ene zetel te borgen. En dat is in ieder geval een roeping die ik voel, ook als volksvertegenwoordiger.

De heer Kops (PVV):

De heer Drost zei, als ik hem goed citeer, dat de Kamer heeft gefaald. Hij zei ook dat het moeilijk is om hier door coalitieafspraken heen te komen. Hij knikt, dus dat klopt. Dan vraag ik me het volgende af. De partij van de heer Drost is zelf al heel wat jaren onderdeel van die coalitie. Hoe kijkt hij daar eigenlijk op terug? We hebben hier al heel veel debatten gevoerd over Groningen, met heel veel moties. Er zijn honderden moties ingediend. Die worden ingediend door de oppositie en die worden dan door de coalitie met gesloten gelederen gewoon klakkeloos weggestemd. Hoe kijkt hij daarop terug?

De heer Drost (ChristenUnie):

Dat waren overigens niet mijn eigen woorden. Ik sprak ze uit, maar ik citeerde de commissie. Ik deed dat zelfs letterlijk. Ik las het voor. Ik heb het hier voor me liggen: "Het lukte de Tweede Kamer ook slecht om door de coalitieafspraken heen te komen." Ik weet het paginanummer niet, maar het staat letterlijk in het rapport. Ik vind dat een intrigerende opmerking van de commissie. Ik heb dus gevraagd: hoe bedoelt u dat; kunt u dat eens onderbouwen? Ik denk namelijk dat het heel goed is om daar met elkaar over te spreken.

De heer Kops (PVV):

Dan een heel korte vraag: is de heer Drost het ermee eens dat het moeilijk is om door coalitieafspraken heen te komen?

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik sta hier — volgens de Grondwet, zojuist geciteerd door een aantal van u — zonder last. Zo ervaar ik dat ook. En ja, er zijn gesprekken tussen coalitiegenoten en ook met andere collega's. No problem! Alleen, ik denk dat de volksvertegenwoordiging hier op haar strepen moet staan als dat nodig is. Dat doen we volgens mij ook in dit debat. Nogmaals, mij intrigeert de conclusie van de commissie dat het de Tweede Kamer slecht gelukt is om door die coalitieafspraken heen te breken. Ik vind dat we die spiegel dan wel voor onszelf mogen neerzetten. En als dat voor mij geldt, en voor mijn partij, dan vind ik dat we dat moeten doen. Absoluut!

De voorzitter:

Meneer Kops, tot slot.

De heer Kops (PVV):

Toch een beetje jammer wat de heer Drost nu zegt. Hij sprak op zich mooie woorden. Hij citeerde de commissie dat het moeilijk is om door coalitieafspraken heen te komen. Maar dan zegt hij hier niet duidelijk of hij het daar wel of niet mee eens is. En wat betreft die coalitieafspraken: dat geldt nog steeds, tot op de dag van vandaag. Dat gebeurt iedere keer opnieuw, in elk debat: als er door de oppositie moties worden ingediend met goede voorstellen, heel vaak redelijke voorstellen waar eigenlijk helemaal niets mis mee is, dan worden die gewoon klakkeloos weggestemd door de coalitie. Dat gebeurde ook recent nog. Ik heb hier bijvoorbeeld een motie van mijzelf van een jaar geleden. Er was toen sprake van dat de gaswinning in Groningen verhoogd zou worden. Ik diende een motie in die de regering verzocht de gaswinning in Groningen niet te verhogen. Er staat dus niet eens in dat de gaswinning afgebouwd moest worden of per direct naar nul moest; dat staat er niet eens in. Het ging gewoon om "niet verhogen". Dit is een jaar geleden. We zagen dat de hele coalitie tegenstemde. Zo'n motie is kansloos. De partij van de heer Drost, de ChristenUnie, is daar onderdeel van. Die stemt daar dus gewoon tegen. Die vindt het dus prima dat er een jaar geleden besloten had kunnen worden om de gaswinning toch te verhogen. Ik vraag de heer Drost dan toch echt, al zijn mooie woorden in zijn betoog ten spijt, hoe hij terugkijkt op die coalitieafspraken waar hij zelf onderdeel van is.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik snap de vraag van meneer Kops wel. Maar ik kan in ieder geval voor mijzelf en voor onze partij spreken: wij beoordelen iedere motie en stemming een voor een en voorzien die van een stemadvies. Het enkelvoudige argument dat de coalitie het geen fijne motie zou vinden, is voor ons geen doorslaggevend argument. Wij beoordelen iedere motie op haar merites, op de inhoud, op basis van de toelichting van de minister en op basis van de onderliggende stukken. Als ik inmiddels één ding heb geleerd — eigenlijk zijn het twee dingen — is dat ten eerste dat bijna alles in de politiek genuanceerd is en ten tweede dat er bij alle moties en stemuitslagen die je op sociale media vindt, of dat nou via coalitielijnen of andere lijnen verloopt, een verhaal te vertellen is waardoor mensen het beter begrijpen. Het gaat niet enkel om loze kreten als "de coalitie" heeft of "die en die partij" hebben tegengestemd. Er is altijd een breder verhaal.

De voorzitter:

De heer Kops, kort nog.

De heer Kops (PVV):

De heer Drost zegt dus dat hij elke motie die wordt ingediend op de inhoud beoordeelt en dat er een verhaal bij moet komen. Ten eerste zou ik zeggen dat het dan wel heel toevallig is dat de voltallige coalitie met gesloten gelederen iedere keer alles wegstemt; heel toevallig. Maar goed. Dan over de motie die ik net heb aangehaald over het niet verhogen van de gaswinning in Groningen. Die motie is nog maar van een jaar geleden. De heer Drost heeft in zijn betoog net zelf gezegd dat het onterecht was dat de minister in het verleden heel vaak schermde met de leveringszekerheid, in de trant van: de gaswinning kan niet omlaag, want dan komen ouderen in de kou te zitten enzovoorts, enzovoorts. Dat heeft hij zelf aangekaart. De minister schermde met die leveringszekerheid en dat deugde niet. Als hij dat zelf zegt — ik stel de vraag nogmaals — hoe kijkt hij dan terug op deze motie, waar hij een jaar geleden gewoon tegenstemde, terwijl er helemaal geen sprake van was dat de leveringszekerheid in het geding kwam? Daar was namelijk helemaal geen sprake van.

De heer Drost (ChristenUnie):

Twee korte dingen dan nog. Ten eerste is dat de afgelopen tien, twaalf jaar blijkbaar een aantal keer fout gegaan in deze Kamer. Daarom heeft de commissie dit ook opgeschreven. Blijkbaar lukt het de Tweede Kamer slecht om door coalitieafspraken heen te komen. Daar moeten wij dus over spreken.

Ten tweede zou ik de heer Kops willen toezeggen dat ik ga uitzoeken — we hebben nog even voor de tweede termijn — wat deze motie nou precies behelsde en waarom wij toentertijd hebben tegengestemd. Ik laat hem dat morgen weten.

De heer Nijboer (PvdA):

Mij is hetzelfde opgevallen als de heer Drost in het rapport van de commissie: de oordelen over sommige ambtenaren of bewindspersonen waren harder dan die over de premier. Mevrouw Van der Plas heeft daar ook een reactie op gevraagd. Ik heb dat zelf gedaan. Mevrouw Beckerman vroeg er zojuist ook naar. De heer Drost geeft vandaag nog geen oordeel; dat is duidelijk. Maar vindt hij het net als ik heel ongeloofwaardig dat de premier in dat verhoor zei — de heer Drost heeft dat ongetwijfeld gezien — dat het hem pas in 2018 echt begon te dagen? Toen had hij pas in de gaten dat er echt een probleem was. Daarvoor had hij het eigenlijk helemaal niet door! Vindt de heer Drost dat geloofwaardig?

De heer Drost (ChristenUnie):

Eerlijk gezegd denk ik dat we hem dat zelf moeten vragen. Dat gaan we ongetwijfeld doen. Nogmaals, ik wil het houden bij de vraag hoe de commissie voor bepaalde woorden heeft gekozen. Ik heb gevraagd wat ik heb gevraagd. Ik constateer dat ze over de minister-president zelf een ander oordeel vellen, met andere bewoordingen, dan over andere facetten. Als dat het eerlijke verhaal is, dan mag dat ook op tafel komen. Daarom stel ik ook eerlijk de vraag aan de commissie of dat bewust door haar gedaan is en of zij dat kan onderbouwen. Volgens mij moeten we dat antwoord afwachten. Dan kunnen we daar verder over spreken.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat vind ik een hele goede en terechte vraag. Ik vind het goed dat de ChristenUnie daarop doorvraagt richting de commissie. Maar u kunt toch zelf, als Kamerlid, zeggen of u het geloofwaardig vindt dat de premier zes jaar na Huizinge, na al die discussies in tv-programma's over Groningen, in Loppersum, met Jeroen Pauw, na ondervraagd te zijn, met tranen in de ogen, zegt: "Toen had ik het pas echt door. Toen ben ik pas echt begonnen."

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik ga dat nu niet recenseren. Ik hou me bij mijn woorden en bij de constatering die ik heb gedaan. Ik wil me vasthouden, in ieder geval voor de eerste termijn in dit debat, aan de woorden die de commissie daarover heeft opgeschreven in het rapport en die ze — dat neem ik aan — bewust heeft gekozen. Dat is volgens mij het onderwerp van het debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil even terugkomen op de moties. De heer Drost zegt: de ChristenUnie beoordeelt alle moties op de inhoud voor we bepalen of we wel of niet voorstemmen. Ik geloof dat niet. Sorry, maar dat geloof ik niet. Ik zat hier laatst in een tweeminutendebat. Dat is een debat waar moties ingediend kunnen worden. Daar hebben Kamerleden dan twee minuten de tijd voor. Het debat duurt dus geen twee minuten, maar elk Kamerlid krijgt twee minuten. Ik zat dus bij een debat. Ik stond hier ergens in de zaal. En toen had een Kamerlid ... Sorry, het was bij een stemming. Toen had een Kamerlid ...

De voorzitter:

Het was in ieder geval in de plenaire zaal.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het was in de plenaire zaal, ja. Ik moet even terugdenken. Het is nog niet zo lang geleden. Nee, excuses, het was bij een regeling van werkzaamheden; ik moet het even goed zeggen. Er werd een debat aangevraagd door iemand. Een van de mensen uit de coalitie ging akkoord met dat debat. Ik zag iemand anders uit de coalitie opveren dat dat helemaal niet de bedoeling was. Ik stond daar toevallig en ik kon het horen; ik heb niks afgeluisterd. Er werd door het ene Kamerlid tegen het andere Kamerlid gezegd: nee, we hadden afgesproken om daartegen te stemmen. "O, dat had ik even niet zo goed door." Er worden dus gewoon afspraken gemaakt. Dat is op zich helemaal niet erg. Je mag afspraken maken. Het is helemaal niet zo dat dat niet mag. Maar dan denk ik: wees daar gewoon eerlijk over. Het is wel opvallend dat de coalitie altijd eensgezind optrekt, ook bij stemmingen. Wij, en niet alleen wij, maar heel veel mensen in Nederland, krijgen weleens het gevoel dat er van tevoren even met elkaar wordt afgestemd dat ze allemaal tegen gaan stemmen.

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik zie namelijk maar heel weinig voorkomen dat een coalitiepartij toch even iets anders doet. Dat komt voor, maar op cruciale dingen komt dat weinig voor. Ik wil dus eigenlijk wel wat inzicht krijgen in hoe dat dan precies werkt.

De heer Drost (ChristenUnie):

Die laatste vraag is mooi, maar dat moeten we misschien niet hier bespreken. Om antwoord te geven op uw vraag vind ik het wel een slechte zaak als het enkelvoudige argument van een Kamerlid om tegen een debat te stemmen, zou zijn: het is een coalitieafspraak. Als dat het enkelvoudige argument is, als daar geen inhoudelijk argument naast ligt waarom dat debat niet nodig is of op een ander moment moet, dan vind ik dat net als u een slechte zaak. Ik ben het eigenlijk dus helemaal met mevrouw Van der Plas eens. Het enkelvoudige argument dat iets de coalitie of wat dan ook zou raken, vind ik geen doorslaggevend argument om tegen een motie of een debataanvraag te zijn.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Op mijn vraag hoe het nou precies werkt, zegt de heer Drost: ik denk niet dat we het hierover moeten hebben. Maar ik denk dat het cruciaal is dat we het hier wel over hebben. Ik wil niet helemaal een debat over de Tweede Kamer hebben, maar het gaat heel erg over vertrouwen in de politiek. Mevrouw Beckerman heeft het ook heel goed aangegeven. Dan heb ik het over die zin in de motie, waarmee zij eigenlijk niet eens om zo heel veel vraagt, maar toch ergens structuren wil loswrikken. Mensen in Nederland raken gedupeerd door dingen die wij hier wel of niet doen. Ik vind het dus wel belangrijk om antwoord te krijgen op die vraag. Hier wordt gedaan alsof elke partij afzonderlijk een motie beoordeelt, maar toch zie je vaak dat er een verbond gesloten wordt en dat er dan toch voor of tegen gestemd wordt.

De heer Drost (ChristenUnie):

Misschien mag ik een voorbeeld noemen. Het gaat om iets wat mevrouw Van der Plas en ik samen hebben meegemaakt. Het was tijdens mijn eerste plenaire debat, als ik het mij goed herinner, of mijn tweede. Dat ging over de kinderhartcentra. Mevrouw Van der Plas diende twee moties in waarvan de minister zei: ik ontraad die. Hij had daar een paar goede argumenten bij. Ik kan mij herinneren dat ik na het debat naar mevrouw Van der Plas toe liep en dat ik letterlijk tegen haar zei: beste mevrouw Van der Plas … Ik weet niet meer hoe ik u heb genoemd, maar ik zei: als u die en die zaken aanpast, dan zullen wij uw motie steunen. U heeft dat gedaan en wij hebben uw motie gesteund. Dat is een voorbeeld van hoe de samenwerking hier in de Tweede Kamer kan plaatsvinden: op basis van inhoudelijke argumenten en op basis van de inbreng van de minister samen tot een goed gedragen voorstel komen. Dan stemmen wij — in dit geval spreek ik voor onze fractie — voor uw motie.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is soms heel fijn, die samenwerking, want we kunnen elkaar soms ook versterken. Het is fijn dat je, als je iets kunt wijzigen in een motie, dan wel steun krijgt. Dat doen wij zelf ook weleens. Naar aanleiding van een appreciatie door de minister zeg je soms: als er nou zus of zo in zou staan, of als ik dat of dat zo kan interpreteren … Maar dat was niet mijn vraag. Laat ik er duidelijk over zijn. Ik zeg niet dat er allemaal spelletjes worden gespeeld, achter onze rug om, en dat er sprake zou zijn van ellebogenwerk en zo. Maar ik denk dat mensen in Nederland wel helder willen krijgen waarom het op deze manier gebeurt. Door te zeggen: wij als ChristenUnie zijn de enigen die beslissen of een motie wel of niet doorgaat en dat bekijken we op inhoud. Ik geloof dat er op inhoud wordt gekeken, maar dat er bij de uiteindelijke beslissing toch een blok wordt gevormd. Dat zeg ik niet om de heer Drost of de coalitie te betrappen, maar ik vraag hem om helder uit te leggen hoe dat dan werkt. Dat is wat ik graag zou willen.

De heer Drost (ChristenUnie):

Oké. Ik heb hetzelfde hart als mevrouw Van der Plas als het gaat om de parlementaire democratie en het tegengaan van de kloof tussen overheid en burgers. Daarom ga ik ook een antwoord geven dat misschien een beetje gevaarlijk is. Wat ook gebeurt — ik weet niet of mevrouw Van der Plas daaraan meedoet; ik heb het nog niet meegemaakt — is dat hier moties worden ingediend die zo zijn geformuleerd dat het voor een coalitiepartij heel erg lastig wordt om ertegen te zijn, maar waarvan je weet: als we dat zouden doen, dan maken we brokken, bijvoorbeeld in bestaand beleid. Dat staat even los van de coalitieafspraken. Dan voel je — althans zo voel ik dat persoonlijk — als coalitie-Kamerlid misschien wat meer verantwoordelijkheid voor de regering en het voortbestaan van het land dan een ander. Wat er dan gebeurt, is dat er feitelijk vanuit een andere hoek dan de coalitie een spelletje wordt gespeeld — zo ervaar ik dat wel, mevrouw Van der Plas — waarbij het heel lastig wordt om je positie te bepalen. Dat maakt het soms wel ingewikkeld.

Maar, voorzitter, ik wil even terug naar Groningen; voor mij is dat belangrijk. Blijkbaar heeft de commissie een aantal van die dingen geconstateerd, want zij schrijft niet voor niks op dat het de Tweede Kamer slecht lukte om door coalitieafspraken heen te komen. Laten we daar dan over spreken en laten we kijken of daar fouten in gemaakt zijn. Volgens mij mogen die dan ook hier besproken worden.

De heer Wassenberg (PvdD):

Mijn vraag sluit aan bij de vragen die de heer Nijboer stelde. Ik begin met een heel eenvoudige vraag: was de heer Rutte op 16 augustus 2012 premier van Nederland? Ik zal u even op weg helpen. Het kabinet in die tijd droeg de naam Rutte.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik weet de datum niet. U weet hem beter dan ik. Het was in 2012; dat weet ik. Maar welke datum het was, dat weet ik niet, meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Maar de vraag was: was Mark Rutte toen de minister-president?

De heer Drost (ChristenUnie):

Ja, ongetwijfeld, als het kabinet zijn naam droeg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Op diezelfde dag, op 16 augustus 2012, was die hele zware aardbeving in Huizinge. Dat was voor de Tweede Kamer maar ook voor het kabinet echt het moment dat iedereen zich realiseerde dat er iets aan de hand was. Is het dan geloofwaardig dat de minister-president zegt: bij mij vielen pas in 2018, zes jaar later, de schellen van de ogen? Is dat realistisch?

De heer Drost (ChristenUnie):

Dat is een vraag die ik feitelijk al heb beantwoord toen de heer Nijboer dezelfde vraag stelde. Ik heb niet voor niets de vraag gesteld aan de commissie die ik heb gesteld. Ik vind dat de feiten boven water mogen komen en ik vind dat ze ook eerlijk boven water mogen komen. Als het eerlijke verhaal van de commissie is: wij kiezen er bewust voor, omdat we op dat moment een andere rol aan de minister-president hebben toebedacht dan hijzelf misschien vond, dan is dat, denk ik, ook waar wij als Kamer over moeten spreken. Ik ga hier nu nog geen oordeel vellen over de vraag die de heer Wassenberg neerlegt. Volgens mij is dat in de komende maanden aan de orde. We krijgen morgen de antwoorden van de commissie, hopelijk ook op dit punt. We krijgen nog een kabinetsreactie, waarin ik me kan voorstellen dat er ook op dit punt wordt ingegaan, maar misschien moeten we daarom verzoeken. Dan kunnen we daar in mei met het kabinet over debatteren.

De voorzitter:

Tot slot de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik vraag geen oordeel over mijn vraag, ik vraag een antwoord op mijn vraag. Het enige wat ik zeg, is ... Ik heb inderdaad gehoord dat de heer Drost die vraag heeft gesteld aan de commissie. Dat zal ik straks ook doen. Die vraag is al verschillende keren gesteld. Maar dat vraag ik niet. Ik vraag: vindt de heer Drost het geloofwaardig — dat kan gewoon met ja of nee worden beantwoord — dat de heer Rutte bij de aardbeving in Huizinge nog van niets wist en pas zes jaar later ... Iedereen was ervan overtuigd, alle anderen in Nederland, dat hier iets aan de hand is en dat hier iets moet gebeuren, behalve de heer Rutte. Is dat geloofwaardig? Dat is mijn enige vraag.

De heer Drost (ChristenUnie):

Voor nu citeer ik opnieuw de commissie, die zegt: de minister-president heeft niet tijdig ingegrepen in het beleid van die vakminister en de commissie oordeelt dat dat wel op z'n plek was geweest. Dat is volgens mij wat er nu zwart-op-wit staat in het rapport van de enquêtecommissie.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik was van plan om mijn interrupties op de heer Drost milder, menselijk en makkelijk te houden, maar ik werd wel geraakt toen de heer Drost zei dat coalitie-Kamerleden misschien meer verantwoordelijkheid voelen voor het voortbestaan van dit land. Zou de heer Drost die woorden willen terugnemen?

De heer Drost (ChristenUnie):

Ja, vanzelfsprekend, mevrouw Beckerman. Dat heb ik niet op die manier bedoeld. Dat zei ik in het licht van de antwoorden die ik gaf aan mevrouw Van der Plas. Vanzelfsprekend durf ik die woorden niet in de mond te nemen, en zeker niet bij u, dus die neem ik dan ook terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Het staat in de Handelingen. Mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, maar ik zit ook met wat daaraan voorafging. De heer Drost zei: er worden hier weleens moties ingediend om een politiek spelletje te spelen. Dat zal allemaal best; het zal ook allemaal zo worden opgeschreven dat het de coalitie moeilijk wordt gemaakt om voor te stemmen. Maar dit gaat over iets veel fundamentelers dan dat. Ik wil u zeggen dat ik nooit een Groninger debat ben ingegaan met een houding van: leuk, nu gaan we even een spelletje spelen en het de coalitie moeilijk maken om voor of tegen te stemmen. Voorzitter, dit waren hele, hele oprechte wetswijzigingen en moties die wij keer op keer hebben ingediend. Ik vind het makkelijk dat de heer Drost zegt daar nu nog geen oordeel over te kunnen vellen. Maar leest u alstublieft nog eens na wat voor voorstellen hier mede door uw partij zijn tegengehouden.

De voorzitter:

De heer Drost, tot slot.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik ben het gewoon met mevrouw Beckerman eens. Ik vind wel dat zij mijn beantwoording enigszins uit haar verband trekt, omdat ik dat in bredere zin zei, in het algemeen over hoe het hier werkt in de politiek. Daar vroeg mevrouw Van der Plas mij een aantal zaken over en daar gaf ik in eerlijkheid antwoord op. Dat was niet bedoeld over voorstellen die van uw kant zijn gekomen in de afgelopen jaren op dit dossier.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Drost.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Boulakjar, D66.

De heer Boulakjar (D66):

Voorzitter, dank. Allereerst wil ik graag de enquêtecommissie en haar ondersteuning van ambtenaren en bodes bedanken voor hun harde werk en inzet. Het rapport bevestigt dat Groningers altijd gelijk hebben gehad: de financiële belangen gingen boven de terechte zorgen over de veiligheid van de mensen. Nu de harde feiten op tafel liggen, kunnen we hopelijk beginnen aan een debat over erkenning van het Groningse leed, een begin aan het herstel van vertrouwen en aan het bouwen van een nieuw perspectief voor Groningen. Ook wil ik alle Groningers bedanken die keer op keer hun verhaal hebben gedeeld met politici en de enquêtecommissie. Zonder die verhalen en zonder het ongekende doorzettingsvermogen van de Groningers hadden we vandaag niet zo'n compleet rapport gehad. Het waren uiteindelijk de Groningers zelf en niemand anders die de almachtige Staat en oliemaatschappijen hebben gedwongen om hun gulzige verlangen naar meer en snellere gaswinning te stoppen. Dit is ongekend en uniek in de wereld. Het verhaal van deze helden moet verteld worden en een prominente plek krijgen in de toekomst van Groningen.

Voorzitter. Het enquêterapport spreekt over een ramp in slow motion, structureel genegeerde belangen van Groningers, eindeloze onzekerheid over veiligheid en een politiek die geen vuist wist te maken tegen de belangen van oliemaatschappijen en beleidsmakers die vooral oog hadden voor zakelijke belangen. Niet altijd met kwade opzet, zoals het rapport onderschrijft, maar te lang is het sluimerende probleem vooruitgeschoven. Ook de gebrekkige solidariteit van de rest van Nederland met Groningen is een pijnlijke constatering van de commissie. Hopelijk draagt dit rapport bij aan meer begrip en kennis over de situatie in Groningen. Hopelijk haalt niemand het nog in zijn hoofd om te pleiten voor het verder opendraaien van de gaskraan in Groningen in ruil voor een zak geld of een Lamborghini. Veiligheid is niet te koop.

Voorzitter. 60 jaar gaswinning in Groningen heeft ons land veel gebracht. Heel Nederland profiteerde van het rijkelijk vloeiende gas in Groningen. Het bracht welvaart en vooruitgang. Maar uiteindelijk is het uitgelopen op een bron van ellende en zorgen voor de mensen in Groningen, zoals de commissie beschrijft. De verhalen en zorgen van de Groningers kwamen ruim aan bod in de openbare verhoren van de enquêtecommissie. De woorden die mij het meest zijn bijgebleven, zijn die van mevrouw Postma-Doornbos. Zij vertelde: "Onze jongste zoon is zwaar depressief geworden. Dat hadden wij helemaal niet door in het begin. Hij sloot zich op in zijn eigen wereld. Als je dat dan later merkt en ziet, denk je: ik heb gewoon gefaald, ik heb gewoon gefaald als moeder. Ik heb geknokt voor het huis, maar ik had er voor mijn kind moeten zijn." Dat ging bij mij door merg en been.

Voorzitter. Toen ik in januari 2021 de vraag van de fractie kreeg om als Kamerlid aan de slag te gaan met de versterking en het schadeherstel en perspectief voor Groningen, heb ik daar geen seconde over nagedacht. Ik wilde me graag inzetten voor het perspectief voor Groningers, met name de jonge generatie, dit vanuit mijn verleden en ervaringen als jeugdprofessional. Daarnaast ben ik zelf geboren in een klein dorp in Noord-Marokko, een dorp midden in een aardbevingsgebied, waar al decennia continu kleine bevingen zijn en eens in de zoveel tijd een grote beving. Zo ook in 2004, waardoor 1.000 mensen het leven lieten, waaronder drie jonge neefjes en nichtjes. De situatie in Groningen is anders dan in Noord-Marokko. In Groningen worden de aardbevingen namelijk veroorzaakt door menselijk handelen. Maar ik herken de onzekerheid van mensen, het gebrek aan perspectief en het wegtrekken van de jeugd uit het gebied.

Voorzitter. Een veilig thuis moet de basis bieden van het nieuwe perspectief voor Groningen. Zonder dit fundament kunnen we niet verder bouwen aan een sterker Groningen. Tijdens een van mijn vele werkbezoeken aan Groningen sprak ik met een gedupeerde, die uitkeek naar het moment dat hij een gewoon gesprek kon voeren met zijn buren, spontane gesprekken over het weer of over de hobby van de kinderen. In plaats daarvan praten ze nu alleen maar over versterken, complexe regelingen en trajecten voor schade en een niet-werkend systeem.

Voorzitter. Kinderen die geboren zijn vlak voor de beving in Huizinge, gaan straks al naar de middelbare school. Kinderen die deze beving bewust hebben meegemaakt, zijn nu bezig met de keuzes voor hun toekomst in de vorm van een mooie mbo-opleiding, hbo-opleiding of universitaire opleiding of door direct aan het werk te gaan. Deze jongeren weten niet beter dan dat aardbevingen, onveiligheid en onzekerheid onderdeel zijn van hun leven. Wat D66 betreft hebben we hier meteen de kern van het toekomstige Groningen te pakken. Een generatie die straks haar tas als inpakt voor een eerste dag op school of voor een eerste werkdag, moeten we alle mogelijkheden geven om een goed opgeleide, zorgeloze en perspectiefrijke generatie Groningers te worden, het liefst in de meest kindvriendelijke provincie ter wereld. Hoe zal de stem van jongeren worden meegenomen in het bepalen van de toekomst van Groningen? Kan de commissie reflecteren op haar gesprekken met de jongeren in Groningen?

Tijdens een werkbezoek in Warffum heb ik zelf gezien wat onderwijs en cultuur kunnen betekenen voor jongeren. Bij Vakland Het Hogeland kan iedereen terecht voor een cursus of opleiding. Door hun inzet doen jongeren en volwassenen die eerder aan de zijkant stonden, nu weer volop mee. Een prachtig initiatief. Welke rol ziet de commissie weggelegd voor dergelijke initiatieven, scholen en culturele instellingen? Wat D66 betreft is het duidelijk: het potentieel van Groningen ligt niet langer onder de grond, maar zit in de knappe koppen en de vaardige handen van al die jonge Groningers.

Voorzitter. De Groningers hebben het veel te lang moeten doen met mooie woorden in plaats van daden. Termen als "ruimhartig" worden door gedupeerden in de praktijk totaal niet zo ervaren. In plaats daarvan lopen ze vast in een juridisch moeras van typisch Nederlandse proporties. De eerste stap is hier al gezet door staatssecretaris Vijlbrief. De Staat gaat niet langer in hoger beroep tegen gedupeerden. Tijdens gesprekken die ik in Groningen voerde, werd me regelmatig meegegeven dat zij het woord "ruimhartig" totaal niet meer kunnen aanhoren. Mensen lezen het overal, maar merken er in de praktijk helemaal niets van.

In het rapport wordt gesproken over een ereschuld. Ook hier ligt het risico op de loer dat deze krachtterm een eigen leven gaat leiden. Er moet een duidelijke invulling gegeven worden aan deze term. Mijn vraag aan de commissie is dan ook: wat is uw visie op de invulling van het woord "ereschuld" en hoe voorkomen we verwatering van deze term? Wat D66 betreft zijn een aantal zaken belangrijk bij de invulling hiervan. Het begint allemaal bij een veilig thuis, zoals Remkes ook aangaf in zijn persconferentie. Prioriteit één, twee en drie zijn schadeherstel, versterken en het ontzorgen van Groningers. Daarbij moeten we niet vergeten dat herstel, versterken en ontzorgen levenslange opgaven zijn. Ondanks het stoppen met de gaswinning, zal de ondergrond nog lang blijven nabeven. Dat vraagt een langjarige en ferme verbintenis vanuit Den Haag met Groningen. De plannen uit Groningen zelf moeten centraal staan. Gebruik de kracht en de kennis die er zijn en ga niet het wiel opnieuw uitvinden. De plannen voor duurzame energie, kennis en sociale cohesie liggen al op de plank. Dat is wat ons betreft het uitgangspunt. De Groninger Bodem Beweging en het Groninger Gasberaad hebben goede reacties op uw rapport geschreven. Ook deze moeten wat mij betreft sturend zijn bij de kabinetsreactie.

Dan over jongeren. Zij vormen het potentieel en de toekomst van Groningen. Zij zijn straks de knappe koppen en de vaardige handen die onze energietransitie vorm moeten geven en zelfs moeten gaan leiden. Groningse jongeren verdienen alle hulp, materieel en immaterieel, om hun plek op te eisen in het toekomstige Groningen. Dit is wat mij betreft ook een onmisbaar deel van de kabinetsreactie.

Voorzitter. Een regio die decennialang Nederland en Europa heeft voorzien van warmte en energie, eerst in de vorm van turf en daarna in de vorm van gas, kunnen we niet in de kou laten staan wat betreft de energiearmoede. Een van mijn grootste frustraties in het dossier is dat in statistisch gezien een van de rijkste regio's ter wereld mensen te kampen hebben met energiearmoede, potverdorie in Nederland. Waar we miljarden hebben verdiend aan Gronings gas, hebben we staan toekijken dat slecht geïsoleerde huizen en hoge energierekeningen voor nog meer stress en ellende zorgen. Ik kan en wil dit niet uitleggen. Wat D66 betreft verdient Groningen voorrang en prioriteit om dit aan te pakken en op te lossen.

Voorzitter. Ik dank de commissie en haar ondersteuning nogmaals voor de belangrijke parlementaire taak die zij vervullen, een opdracht die zij vervullen met overtuiging en waardigheid. Bij de presentatie van het rapport van de enquêtecommissie in Zeerijp kwamen er veel emoties los. Mensen hadden tranen in hun ogen en waren gespannen. Het voelde als een historisch moment, een moment van erkenning en bevestiging, een bevestiging dat de Groningers altijd gelijk hebben gehad. De overheid moet nu, net als staatssecretaris Vijlbrief, naast de Groningers gaan staan. Zo bouwen overheid en Groningers hand in hand aan nieuw vertrouwen van de Groningers in de overheid. Groningen heeft alle potentie om koploper duurzame energie te worden en een bakermat van kennis en kunde.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Omtzigt. Of mevrouw Beckerman?

De heer Boulakjar (D66):

De heer Omtzigt van de fractie SP?

De voorzitter:

Gaat uw gang, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Er ligt een werkelijk waar vernietigend rapport over de rol van de Tweede Kamer hier. Het rapport is ook vernietigend over de rol van het kabinet, maar ik snap dat we die op een ander moment bespreken. Zou de D66-fractie willen reflecteren op het onvolledig en onjuist geïnformeerd zijn, op het niet doorvragen, op het de Groningers tien jaar in de kou laten staan of op, nou, eigenlijk het héle rapport?

De heer Boulakjar (D66):

Uiteraard heb ik de commissie bedankt voor het rapport, dat stevig is met ferme krachttermen zoals "ongekend systeemfalen", "laakbaar handelen" en "onrechtmatig". Dat zijn ferme termen die ik erin heb gezien. Daar dragen we met z'n alle verantwoordelijkheid voor. 60 jaar gaswinning betekent ook 60 jaar aan verantwoordelijkheden van verschillende regeringen, minister-presidenten, coalities en Kamerleden. Het rapport is heel helder. De overheid heeft te lang de financiële belangen laten prevaleren boven de belangen voor de veiligheid van Groningers. Dat is een verantwoordelijk die ik ook als Kamerlid, ook al zit ik hier net twee jaar, enorm voel. Dat trek ik me dus ook persoonlijk aan, ook als het gaat over de solidariteit van de rest van Nederland. Voordat ik Kamerlid was — we wonen in Breda, in het diepe zuiden — kreeg ik namelijk ook allemaal mee wat er gebeurde in Groningen, maar voor mij was het ook een soort van ver-van-mijn-bedshow, zoals de heer Drost ook aangaf. Nadat ik Kamerlid ben geworden en nu sinds anderhalf jaar op dit dossier mag zitten, ben ik zo vaak in Groningen geweest en daar geconfronteerd met de verhalen. Die hebben mij persoonlijk in ieder geval heel erg geraakt. Die verhalen zie ik ook terug in het rapport van de commissie.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik zie ook dat dat de heer Boulakjar raakt. Daar heb ik dan ook geen enkele twijfel over; laat dat volstrekt helder zijn. Maar dit rapport vraagt om bepaalde bestuurlijke conclusies. En D66 heeft een traditie als een partij die altijd duidelijke opvattingen over de rechtsstaat had en over de inrichting daarvan. Dit gaat niet om een individuele persoonlijke verantwoordelijkheid; dat snap ik. Maar ik ben eigenlijk benieuwd of de D66-fractie ook conclusies trekt over waarom dat ongekende systeemfalen heeft kunnen gebeuren en of D66 ook vindt dat dit een wijziging noodzakelijk maakt in de manier waarop wij als Tweede Kamer opereren?

De heer Boulakjar (D66):

Dat is misschien wel de kernvraag van de periode waar we nu in zitten, niet alleen voor dit dossier maar ook voor het dossier waar de heer Omtzigt vrij hard mee bezig is, namelijk het dossier van het toeslagenschandaal. Dit gaat over herstel van vertrouwen. Dit gaat over de kloof tussen Den Haag enerzijds en de regio anderzijds. De continue vragen die wij als politici moeten blijven stellen is hoe we die kloof kunnen verkleinen, ook al heeft niemand hier daar het antwoord op. Je probeert als Kamerlid zelf maar ook als fractie met rondetafelgesprekken, hoorzittingen en vele bezoeken in het land die kloof te dichten en daardoor je verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger te nemen en invulling te geven. Ik ben net als mijn fractie dagdagelijks bezig om dat te proberen, maar ik heb niet de silver bullet. Ik hoop die misschien van de heer Omtzigt wel te horen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik denk niet dat iemand hier een silver bullet heeft met één oplossing waarmee het morgen is geregeld, maar dat is ook niet de vraag die ik aan de heer Boulakjar stel. De vraag die ik de heer Boulakjar stel is de volgende. Er ligt een vernietigend rapport over hoe het in Groningen is misgegaan. Een van de grote gevaren die we hier in dit debat en ook straks in het debat met de regering hebben, is dat er wordt gezegd: "Het systeem heeft gefaald. Iedereen heeft gefaald. Niemand heeft dus gefaald. We gaan dus allemaal beter ons best doen." Dat is de off-ramp die ik zie. Dat is ook waarom ik zie dat de regering probeert om niet te reageren; ik heb nog nooit zo krampachtig geen reactie gezien van een minister-president. Het gaat vrij ver. De vraag die ik vandaag op tafel wil leggen, is dus: wat betekent het voor onze Kamer? Als wij informatie zo duidelijk niet krijgen en dit in meerdere dossiers gebeurt, verwacht ik van D66 dat het een voorstel doet voor een verbetering van de informatieplicht in artikel 68. Als we zien dat wij niet door hadden hoeveel gas nou noodzakelijk was voor de leveringszekerheid, verwacht ik dat er voorstellen komen om te zorgen dat het antwoord op een vergelijkbare vraag op een ander dossier in de toekomst wél boven tafel komt. Als we hier vragen hebben over coalitiedwang, verwacht ik een reflectie van D66 op de vraag of het die coalitiedwang ziet. Er is altijd overleg en ik ben niet van de zwart-witbenadering, maar die dwang is er hier wel degelijk geweest. In hoeverre moet je als Kamerlid kunnen opstaan als je echt denkt dat er groot onrecht aan de gang is? Ik zou de heer Boulakjar graag uitnodigen om eens drie minuten op deze punten te reflecteren. Dit is namelijk de plek om dat te doen. Dat is niet in een ander debat.

De heer Boulakjar (D66):

Drie minuten reflecteren? Specifiek over dit dossier kan ik het volgende zeggen. De heer Omtzigt heeft het over coalitiedwang. We hebben volgens mij vorige week een tweeminutendebat gehad over mijnbouw en de toekomstvisie op mijnbouwactiviteiten. Er waren elf moties van oppositie en coalitie, die allemaal oordeel Kamer kregen. Daar waren wij allemaal voor. In de anderhalf jaar dat ik dit werk doe, zie ik in commissiedebatten over mijnbouw een staatssecretaris die veel meer naast de Groningers staat, ook als het gaat over moties van mevrouw Beckerman, meneer Nijboer en anderen. Daarop reageert hij heel positief. Die verandering is dus zeker zichtbaar. Ik merk de coalitiedwang waar de heer Omtzigt het over heeft, totaal niet.

Als het gaat …

De voorzitter:

Ja, u gaat nog verder. Het waren een paar punten, inderdaad.

De heer Boulakjar (D66):

Dan de manieren en de instrumenten die wij als Kamer kunnen gebruiken tegen de almachtige Staat en de grote oliemaatschappijen. Het gaat over 60 jaar gaswinning. Blijkbaar hebben heel weinig Kamerleden in die tijd de scherpte gehad om precies te zien wat er speelde. Er was een contract, dat ergens in een dikke kluis achter slot en grendel lag. De heer Omtzigt loopt al wat langer mee dan ik. Hij heeft veel expertise. Volgens mij was ook voor hem het contract en die schimmige constructie niet zichtbaar. Anders had hij dat zeker allang aan de orde gesteld. Het is geen jij-bak, maar zeker wel een constatering. Ja, het rapport is vrij helder en stevig. Daar moeten wij met z'n allen wat mee, in de eerste plaats wij als Tweede Kamer, maar zeker ook het kabinet straks. Ik ben dus heel benieuwd of de kabinetsreactie net zo ferm zal zijn als dit rapport.

De voorzitter:

Laatste vraag, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Deze antwoorden vallen wat tegen. Ik zal twee punten aangeven die tegenvallen. Dat de Kamerleden van de regeringspartijen voor een motie stemden die oordeel Kamer gekregen heeft, is zo oud als de weg naar Rome. Daarvoor hoeven we elkaar niet op de borst te kloppen. Het gaat juist om wanneer dat conflict er is. Laat ik maar één voorbeeld geven. Twee amendementen van collega Beckerman over de versterkingsoperaties werden hier aangenomen met steun van D66. De regering weigerde ze uit te voeren en liet dat stuk van de wet niet ingaan. Toen was D66 er niet om te zeggen: hé, dat willen we alsnog doen. Hoe komt het dat wanneer er wél juridische rechten gegeven zouden zijn aan de bewoners om onafhankelijk advies te vragen over hoe het herstel van hun huizen zou plaatsvinden, dat later gewoon teruggedraaid is? Het tweede is — het valt me gewoon tegen; laat ik het ronduit zeggen — het vragen aan de regering hoe met deze conclusies omgegaan moet worden. Dat is sowieso aan ons als Kamer en al helemaal na een parlementaire enquête. Op het gebied van wat onze eigen rol is, wens ik het helemaal niet aan de regering over te laten om te vertellen hoe wij de regering moeten controleren. Op die twee punten zou ik een nadere reflectie willen hebben van de heer Boulakjar.

De heer Boulakjar (D66):

Volgens mij zei ik niet dat het aan de regering is om te bepalen hoe wij als Tweede Kamer ons werk inhoud geven en vormgeven, absoluut niet. Ik heb wel gezegd: het is een continue zoektocht. Ik ben twee jaar Kamerlid. Er lopen hier mensen rond die er heel wat langer zijn en die ook allerlei fantastische, goede voorstellen hebben gedaan. Het is ook een blijvende zoektocht voor ons als Tweede Kamer hoe we het controleren van het kabinet verbeteren en versterken, zeker waar het gaat om dit soort schimmige constructies. Volgens mij staat in het rapport de oproep aan ons als Kamerleden: laat u niet met een kluitje in het riet sturen. We nemen onze taak heel serieus. Zodra we horen of merken dat er iets niet klopt, moeten we stevig door blijven vragen. Dat is in ieder geval hoe ik als Kamerlid probeer te handelen en hoe mijn fractie in de wedstrijd zit.

Het eerste punt ging over het aangenomen amendement van mevrouw Beckerman waar D66 inderdaad voor heeft gestemd. Dat is uiteindelijk rechtgezet middels een novelle bij de Tijdelijke wet Groningen. Daar hebben we een paar maanden geleden over gestemd. Precies aan de wensen van mevrouw Beckerman, misschien niet helemaal, maar grotendeels — jawel, mevrouw Beckerman — is toegegeven en dat is uiteindelijk toch in uitvoering en in de praktijk gebracht.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat is nog niet in de praktijk gebracht. De heer Boulakjar zei net als sidenote even "dat rapport dat in een kluis lag". Precies over dat contract dat in een kluis lag, is een motie ingediend die mede met steun van D66 is verworpen. Mijn eerste vraag aan de heer Boulakjar zou de volgende zijn. Hij haalde heel terecht de woorden van Froukje aan die ik eigenlijk bijna niet durfde te herhalen. Die zei: ik heb gefaald als moeder. Waarom heeft de heer Boulakjar ervoor gekozen om in zijn betoog niks op te nemen over de rol van de Tweede Kamer? Want ik heb in mijn betoog juist gezegd: de Tweede Kamer heeft gefaald. Dat is de reden waarom Froukje niet anders kon dan wat zij ervaart als falen als moeder.

De heer Boulakjar (D66):

Dat is een terechte constatering van mevrouw Beckerman. Niet alleen de overheid is blind geweest, ook de rest van Nederland; volgens mij werden ook de landelijke media in het rapport genoemd. Ook wij als Tweede Kamer hebben inderdaad op cruciale momenten in het dossier — 2012, 2013 — niet lopen slapen, maar we zijn onjuist geïnformeerd. Waar de schuldvraag dan ligt? Ambtenaren die informatie achterhouden voor de minister? De minister die dan niet doorvraagt en ambtenaren niet vraagt om een stevig pakket aan informatie naar de Tweede Kamer te sturen, waardoor de Tweede Kamer weer in een sterke positie is om haar controlerende taak uit te voeren? Dat is op cruciale momenten niet gebeurd. Natuurlijk, je blijft leren, maar ik denk dat de Kamer nu, in 2023, veel verder is en dat soort situaties nooit meer zal laten voorkomen. Dat is hoe ik het duid.

Mevrouw Beckerman (SP):

2012-2013 was uiteraard een cruciaal moment, maar daarna waren er natuurlijk nog heel veel cruciale momenten. In 2012-2013 zat D66 niet in de regering, maar ook daarna zijn er veel van die cruciale momenten geweest. De heer Boulakjar zei net terecht: ik wil dat de woorden of de reactie van het Gasberaad, het GBB, leidend zijn bij hoe we verdergaan en leidend zijn in de reactie van het kabinet. Is de klip-en-klare aanbeveling op pagina 4 — de minister-president neemt zijn verantwoordelijkheid — dan ook leidend voor de heer Boulakjar?

De heer Boulakjar (D66):

Ik heb hier toevallig het document van het Gasberaad. Het stelt in punt één: "Wij vinden dat Haags gedoe in Den Haag moet blijven. Politieke afstraffing helpt de Groninger niet en leidt af van de echte problemen." Ik ken het zinnetje, de laatste zin in het rapport van de bodembeweging, ook: de minister moet verantwoordelijkheid nemen. Maar daarachteraan wordt niet gezegd wat dat dan is. Natuurlijk moet de minister-president verantwoordelijkheid nemen. Natuurlijk moet het kabinet — ik wijs de hele tijd naar vak-K, maar daar zit nu de gewaardeerde commissie; normaal zou daar het kabinet zitten — verantwoordelijkheid nemen, stevige verantwoordelijkheid. Absoluut. Daar ben ik het duizend procent mee eens. Maar over hoe die verantwoordelijkheid eruitziet, kun je natuurlijk anders denken. Ik ben heel benieuwd te horen hoe straks in de kabinetsreactie aan die verantwoordelijkheid vorm wordt gegeven.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Daar kun je verschillend over denken, maar op dit moment is er helemaal geen reactie van de minister-president. En daar heb ik in mijn betoog aan gerefereerd. Is dat dan verantwoordelijkheid nemen? Ik vond dat zelf echt gruwelijk. U was erbij. We waren heel emotioneel op die dag in Zeerijp. Wij beiden. Daar hoeven we ons verder niet voor te schamen. Aan het einde van die dag kwam er een reactie, waarin de minister-president zei: ik vraag de Groningers om nog even geduld. Sorry, maar op dat moment … Ik weet niet waar je het zoeken moet op zo'n moment. Dat hij dat zegt! En daarna zegt hij: ik bied mijn excuses aan; ik was een beetje moe. En vervolgens is er nog steeds geen inhoudelijke reactie. Hij heeft er vijf jaar over gedaan om zich te realiseren welke impact de beving door het verhogen van de gaswinning bij Huizinge heeft. Gaan we hem nog vijf jaar laten wachten voordat hij zich realiseert wat de impact van dit rapport is?

De heer Boulakjar (D66):

Nee. Eerst dat moment in Zeerijp op de dag zelf. Staatssecretaris Vijlbrief was iets verderop, in Garmerwolde, waar hij samen met de Groningers keek naar de presentatie van de commissie. En ja, ik heb ook een beetje met gefronste wenkbrauwen gekeken naar de eerste reactie van de premier. Maar goed, die laat ik volledig aan hem. Vraag het de beste man straks in het debat, zou ik zeggen. Maar ik kijk liever naar een staatssecretaris die vanaf dag één naast de Groningers is gaan staan en twee, drie of een aantal dagen per maand in Groningen aanwezig is. Ook op de dag van de presentatie in Zeerijp was hij daar om samen met de Groningers te luisteren naar de presentatie van het rapport. Die dag heeft hij meteen een heel ferme uitspraak gedaan: de Groningers hebben altijd gelijk gehad. Ik kijk liever daarnaar dan naar een premier die … Nou, goed.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

We voeren vandaag natuurlijk een ongelofelijk belangrijk debat over het rapport van de enquêtecommissie, maar ook over onszelf als Kamer en het falen van ons als Kamer. De enquêtecommissie doet daar duidelijke uitspraken over. Ik ben toch heel benieuwd welke lessen we daar volgens D66 uit kunnen trekken over wat er qua dualisme nodig is. En het ging net al over moties wel of niet, en coalitieafspraken. Maar vooral toch qua transparantie en informatie. Want er zíjn Kamerleden geweest die door de jaren heen aan die boom hebben geschud om informatie los te krijgen. Maar wij stonden alleen. Zou dat nou niet iets zijn waarvan we als Kamer breed kunnen zeggen, ongeacht coalitietoestanden, -rollen et cetera, dat we elkaar veel steviger moeten steunen bij dat recht op informatie? Dat is zeer belangrijk.

De heer Boulakjar (D66):

Ik weet dat de commissie een uitspraak heeft gedaan over coalitieafspraken. En de heer Drost heeft daar ook aan gerefereerd. Maar ik vind het wel jammer dat het nu, in dit debat dat gaat over 60 jaar gaswinning, lijkt te gaan tussen coalitie en oppositie. Ik sta hier als Kamerlid, niet als coalitielid. Als Kamerlid sta ik hier, als volwaardig collega van mevrouw Kröger. Dit op de vraag van mevrouw Kröger van "hoe kunnen we onze controlerende vraag veel beter uitoefenen?". Ik denk dat je in de periode hiervoor, tien of vijftien jaar geleden, misschien nog niet eens met duizend Kamerleden tegen dat gesloten bolwerk van die almachtige Staat samen met de almachtige oliemaatschappijen had kunnen boksen. Maar gelukkig is het door dit rapport veel helderder en duidelijker. Ik denk dat we dit soort situaties niet meer zullen pikken als Kamer.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dan is mijn vraag dus: wat is ervoor nodig? Want dit soort situaties staat in die zin niet op zichzelf. Er zijn meer gevallen waarbij het duidelijk is dat er informatie niet gegeven wordt terwijl er wel informatie is, en waar Kamerleden heel vaak als individuen iets proberen boven tafel te krijgen. Dan helpt het als je als instituut met elkaar zegt: "Nee, ongeacht de politieke weging zijn transparantie en informatie voor ons de basis om ons werk te kunnen doen." Ik hoopte eigenlijk op een reflectie van D66 daarop: welke lessen trekken we uit dit rapport voor hoe we ons als Kamer daarin opstellen?

De heer Boulakjar (D66):

Ik denk dat het een blijvende zoektocht voor ons allemaal is, niet alleen in dit dossier maar ook in het dossier toeslagenaffaire en misschien ook wel in toekomstige dossiers, dat we scherp blijven, dat we informatie blijven eisen. En dat het van het kabinet de intentie is om ook proactief, dus niet nadat wij eerst aan allerlei bomen hebben moeten schudden zoals mevrouw Kröger aangaf, informatie te delen. Daar moeten we als Kamer gewoon heel scherp op blijven, dat dat beleid de mores wordt hier in dit huis.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kröger. Voldoende? Dan mevrouw Den Haan van Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Ja, voorzitter. Dank aan de heer Boulakjar voor zijn bijdrage. Ik ben heel blij dat hij hier zegt: ik sta hier niet als coalitie of oppositie; ik sta hier als Kamerlid. Dat klinkt heel positief. En ik ben ook altijd van het positieve. Hoe zouden we nu als coalitie en oppositie, zeg maar partijoverstijgend, in de toekomst met elkaar kunnen gaan werken om echt de belangen van burgers te vertegenwoordigen?

De heer Boulakjar (D66):

Door zo veel mogelijk met elkaar op te trekken, zou ik zeggen. Dat klinkt plat, maar volgens mij is dat de realiteit. We hebben hier dagelijks debatten waarin we de samenwerking met elkaar blijven opzoeken. Gisteren was een heel mooi voorbeeld. Ik heb hier gisteren tot laat een woondebat gehad waarin het ging over de afschaffing van tijdelijke huurcontracten. Dat was een initiatiefwet van de heer Nijboer en coalitiegenoot de heer Grinwis, die samen een initiatiefwetsvoorstel indienden, waar ik als Kamerlid gewoon heel positief over ben. Dus je ziet die samenwerking zeker in de praktijk, ik denk veel meer dan voorheen. Dat gebeurt plenair, maar ook in de commissiedebatten. Ik werk heel veel met mevrouw Beckerman, met anderen. Dus ik denk dat we die samenwerking vorm moeten kunnen geven, samen, en uiteindelijk met in ogenschouw het belang van de mensen in Nederland, maar ook, in dit geval, in het belang van de mensen in Groningen.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dat klinkt heel mooi, maar we horen hier vandaag, en we zien het ook in het rapport, dat het toch lastig is om, zeg maar, het coalitieverbond te doorbreken. Hoe verklaart de heer Boulakjar dat dan?

De heer Boulakjar (D66):

Nogmaals, het lijkt nu tussen de coalitie en de oppositie te gaan. Maar kan mevrouw Den Haan even een specifiek voorbeeld noemen, zodat ik daar misschien op kan reflecteren?

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dat is op zich niet zo moeilijk. Kijk elke dinsdag bijvoorbeeld naar de stemmingen. Kijk elke dinsdag naar het aanvragen van debatten tijdens de regeling van werkzaamheden. Daarbij zie je toch vaak dat als de oppositie iets heel erg belangrijk vindt, de coalitie daar toch voor gaat liggen. Dat gebeurt ook als het gaat over de belangen van burgers, dus niet alleen over het systeem, de processen of misschien iets minder belangrijke onderwerpen, maar echt als het gaat over debatten aanvragen in het kader van het belang van burgers.

De heer Boulakjar (D66):

Ik ben het hier niet helemaal mee eens, want van al die honderden moties per week is misschien 60% à 70% een wirwar, een mix, van oppositie en coalitie. Een aantal moties inderdaad … Iedereen begrijpt dat Nederland een coalitieland is. Aan de voorkant van een regeerperiode maak je met elkaar belangrijke afspraken. Stel dat je bijvoorbeeld 1 miljard euro in het onderwijs steekt en dat er vanuit de Kamer een voorstel voor 1,2 miljard komt. Dat moet je dan wel heel goed met elkaar bespreken. Waar halen we het verschil vandaan? Hoe dekken we dat? Wat zijn de gevolgen? De politiek platslaan tot het wel of niet steunen van moties zonder onderbouwing … Ik hoop en verwacht dat mensen begrijpen dat het niet zo makkelijk is; dat is niet de politiek. De politiek is niet het wel of niet steunen van moties, maar gaat veel verder.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Tot slot. Nee, politiek is niet het wel of niet steunen van moties of het aanvragen van debatten. Politiek zou wel moeten zijn: samenwerking in het belang van de burgers in Nederland. Dat is hier niet gebeurd.

Eén vraag nog: hoe zou Kamerlid Boulakjar het anders hebben gedaan in de afgelopen periode?

De heer Boulakjar (D66):

Als ik dat antwoord had, was ik waarschijnlijk premier. Dat is lastig. Het gaat in dit dossier over 60 jaar gaswinning met hele schimmige constructies, grote belangen, geopolitieke belangen, grote partijen als Shell en een gesloten bolwerk. Terugkijkend, denk ik dat we op cruciale momenten — maar dat is "als, dan" en achteraf de wijsheid in pacht hebben — misschien iets meer scherpte hadden moeten hebben en door hadden moeten vragen.

De heer Kops (PVV):

Het debat is nu al een aantal uur bezig. De tweede coalitiepartij is nu aan het woord in dit debat. Dat kun je merken ook, omdat de bijdragen heel vaag worden. Ik hoor allemaal vaagheden. Vragen die worden gesteld door de oppositie worden eigenlijk niet beantwoord. Dan wordt er nota bene gesproken over dat hele coalitiegebeuren en over coalitiedwang. Je kunt ook in dit debat wel merken dat het nog altijd speelt en dat het een probleem, een dingetje, is. De heer Boulakjar heeft het over de toeslagen en over een woondebat dat hij gisteren had. Over het rapport zelf, dat hier voorligt, zegt hij: ja, er staan ferme termen, krachttermen, in. Dat kunnen we zelf ook lezen. Hij zegt ook: we moeten de kloof dichten en het vertrouwen gaan herstellen. Het is allemaal zo ontzettend vaag. Ik wil gewoon een lijstje hebben van de heer Boulakjar met voorstellen die hij nu zelf hier doet. Ik wil gewoon hele concrete voorstellen horen om dat systeemfalen op te lossen. Wat stelt hij voor?

De heer Boulakjar (D66):

Ik ben hier niet om de hele politiek te redden, maar ik ben hier om te kijken wat we stapje voor stapje kunnen doen, hoe we het beter kunnen maken voor de mensen in Groningen. Daar ben ik nu anderhalf jaar als woordvoerder dagdagelijks mee aan de slag. Ik probeer dat hier ook te doen in mijn bijdrage. De heer Kops heeft het over vaagheden, maar volgens mij sprak ik heel duidelijke taal over de positie van jongeren, over het aanpakken van de energiearmoede met voorrang en prioriteit en over het verhoor dat door merg en been ging. Als hij dat vaag noemt … De heer Kops lijkt alleen maar uit te zijn op coalitie-oppositiespellen. Dat laat ik volledig aan hem. Dit is voor mij een té waardig debat. Er ligt voor mij een te groot rapport, waar collega-Kamerleden keihard aan hebben gewerkt, om in dit soort coalitie-oppositiespellen mee te gaan.

De heer Kops (PVV):

Misschien had de heer Boulakjar beter acteur kunnen worden. Het komt niet heel erg over, maar goed. Hij laat het "voor mijn rekening" en weet-ik-veel-wat. En ja, jongeren en energiearmoede: allemaal prima, maar ik vraag naar concrete voorstellen. Kom nou gewoon eens met een lijstje, met vijf punten of voor mijn part drie punten. Wat stelt D66 nu concreet voor om dat systeemfalen — het is nogal wat — op te lossen? En kom dan niet met vaagheden en verhalen als: het gaat zo slecht; dit klopt allemaal niet en dat is erg. We wéten hoe erg het allemaal is. Daarom vraag ik dus naar voorstellen. Welke voorstellen?

De heer Boulakjar (D66):

Dit is precies dezelfde vraag. Ik kan flauw doen en precies hetzelfde antwoord geven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boulakjar.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij nu gaan schorsen voor de lunch en dat wij daarvoor ongeveer een halfuur nemen. Ik schors de vergadering tot 13.30 uur en dan gaan we weer verder met het debat.

De vergadering wordt van 12.56 uur tot 13.31 uur geschorst.

Naar boven