8 Discriminatie, racisme en mensenrechten

Discriminatie, racisme en mensenrechten

Aan de orde is het tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten (CD d.d. 26/01).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 26 januari. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Ik heet de leden uiteraard van harte welkom en de mensen die dan wel vanaf de publieke tribune dan wel thuis dit debat volgen. We hebben van de zijde van de Kamer vier sprekers, met als eerste spreker de heer Van Baarle namens DENK, die ik uitnodig om zijn inbreng te doen.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Slechts een derde van de mensen die discriminatie ervaren, geeft aan dit ook te melden. Dat is te weinig. Dat heeft te maken met het feit dat onze antidiscriminatievoorzieningen nog niet bekend genoeg zijn en dat mensen vaak ook nog niet bekend zijn met überhaupt de mogelijkheid om te melden. Daar moeten we wat aan doen. DENK vraagt daarom al langere tijd om een publiekscampagne. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onderzoek wordt uitgevoerd door Berenschot over de vraag hoe de antidiscriminatievoorzieningen versterkt kunnen worden;

constaterende dat de antidiscriminatievoorzieningen voorts zullen gaan opereren onder een naam, om de vindbaarheid te bevorderen;

verzoekt de regering om na de versterking van de antidiscriminatievoorzieningen en na het gaan opereren van de antidiscriminatievoorzieningen onder een naam, een publiekscampagne te starten die de meldingsbereidheid van discriminatie en de vindbaarheid van de antidiscriminatievoorzieningen ten goede komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Dekker-Abdulaziz.

Zij krijgt nr. 330 (30950).

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Al jarenlang weten we dat veel gemeenten geen antidiscriminatiebeleid voeren, dat slechts een derde van de gemeenten dat doet. De gemeente is de overheid waar mensen vaak het eerste contact mee hebben. Dus het is juist van belang dat ook die overheid mensen daarin helpt, mensen die gediscrimineerd worden ondersteunt en ook signaleert dat de eigen organisatie niet discrimineert. Want we hebben de toeslagenmisdaad met elkaar meegemaakt en een nog kleiner aandeel van de gemeenten heeft beleid om discriminatie in de eigen organisatie te voorkomen. Daar moeten we dus concrete afspraken over gaan maken. DENK wil eigenlijk een wet om dit te gaan verplichten, maar we zien dit als de eerste stap die we in ieder geval moeten zetten. En daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat te veel gemeenten al jaren geen lokaal antidiscriminatiebeleid voeren en geen beleid voeren om discriminatie binnen en door de eigen organisatie te voorkomen;

overwegende dat in de jaren tussen de twee laatste monitors nauwelijks vooruitgang is geboekt;

verzoekt de regering om samen met gemeenten tot concrete afspraken te komen over hoe gemeenten toewerken naar het voeren van lokaal antidiscriminatiebeleid, hierbij een tijdpad te schetsen waarna de monitor wordt herhaald, en aan te geven hoe gemeenten hierbij worden ondersteund,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Dekker-Abdulaziz.

Zij krijgt nr. 331 (30950).

De heer Van Baarle (DENK):

Ik dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle namens DENK. Dan is nu het woord aan mevrouw Podt namens D66. Zij vervangt mevrouw Dekker-Abdulaziz, die deelgenomen heeft aan het commissiedebat.

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel, voorzitter. Zoals gezegd vervang ik inderdaad mijn collega Dekker-Abdulaziz. Haar boodschap in het commissiedebat was volgens mij heel helder. Het is goed dat het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme er is, maar het is nog te vrijblijvend. Het kan niet zo zijn dat pas bij een volgend programma concrete doelstellingen worden opgesteld, zoals de minister eerder in het debat aangaf. Daarom heb ik een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme deels bestaat uit staand beleid, deels uit voorstellen die zijn overgenomen door het kabinet en deels uit suggesties van de nationaal coördinator, waar geen tijdpad bij gecommuniceerd is en waar geen doelstellingen of streefcijfers aan gekoppeld zijn;

van mening dat hierdoor onduidelijk is waar de regering zich aan heeft gecommitteerd en dat het nationaal programma zijn meerwaarde dreigt te verliezen;

overwegende dat het kabinet heeft aangegeven concrete doelstellingen en streefcijfers, zoals verzocht door de Kamer, "later uit te werken";

verzoekt de regering uiterlijk met Prinsjesdag voor elk van de in het actieprogramma benoemde beleidsterreinen minimaal een concrete en tijdgebonden doelstelling te formuleren per onderdeel van het programma (erkennen en voorkomen, herkennen en melden, bijstaan en beschermen),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Podt, Dekker-Abdulaziz en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 332 (30950).

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng namens D66, mevrouw Podt. Dan is het woord aan mevrouw Mutluer van de PvdA.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Geen moties van mijn kant, maar wel een aantal opmerkingen en één vraag. Ik moet bekennen dat ik deze minister in haar aanpak van discriminatie de goede dingen zie doen. Maar we zetten stappen, we zijn er nog lang niet. Tijdens het debat heb ik aangegeven dat wij ons enorme zorgen maken over de antidiscriminatievoorzieningen en over het feit dat de gelden voor deze voorzieningen niet geoormerkt zijn. Ze kunnen daarmee namelijk niet de dingen doen die wij willen dat ze doen. Ik ben heel benieuwd waar Berenschot mee zal komen. Ik ben heel benieuwd naar de scenario's, maar ik kan nu al aangeven dat voor ons één duidelijk scenario van belang is. Dat is dat die middelen gewoon geoormerkt worden en dat men binnen de gemeente het een en ander indexeert en niet onder het wettelijke tarief betaalt. Ik heb nu bewust geen motie ingediend, maar dit is voor ons een zeer principieel en belangrijk punt. Het is dus eigenlijk meer een waarschuwing. Ik geef het in ieder geval mee.

Voorzitter. Verder heb ik een vraag omtrent de meldingsbereidheid en wat er met meldingen over discriminatie wordt gedaan. Mocht de motie van mijn collega Van Baarle over een publiekscampagne het halen, dan zullen er meer meldingen komen. Dan is het ook de vraag in hoeverre het OM die meldingen en die aangiftes oppakt. Dat is nu onder de maat. Er worden nu met gemeenten en ADV's driehoeksoverleggen gevoerd. Kan de minister haar collega van JenV ertoe oproepen om hierop terug te komen in de voor de zomer toegezegde brief over de strafrechtelijke aanpak? Ik wil weten dat het overleg goed loopt. Men kan niet zomaar op een zelfevaluatie afgaan. Je moet daar eenduidige afspraken over maken.

Over de discriminatie van de groep Sinti en Roma wordt nog het een en ander onderzocht. Ik wacht dat af. We gaan heel kritisch naar alle voorstellen kijken.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mutluer namens de PvdA. Dan is het woord aan de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. We hebben het in het debat ook gehad over rechtsgelijkheid. In het debat heb ik aangegeven dat ik het bizar vind dat de mate waarin mensen kunnen meedoen en de mate waarin mensen met een beperking kunnen meedoen, afhangt van de gemeente waar ze wonen. Ik zie bijvoorbeeld voorbeelden voorbijkomen van mensen die een crowdfundingactie opzetten voor een rolstoel. Voor mensen die niet kunnen lopen, is een rolstoel net zoiets als mijn benen voor mij of voor de minister. Ik hoor van mensen die slechtziend zijn of niet goed kunnen horen dat ze soms ieder halfjaar opnieuw bij de gemeente moeten aantonen dat ze nog steeds slechtziend zijn of nog steeds doof zijn of nog steeds een arbeidsbeperking hebben. Dat levert ook ontzettend veel stress op, omdat je gewoon afhankelijk bent van de gemeente waar je woont. Dat zou niet zo moeten zijn.

Voorzitter. Daarover heb ik een motie, die ik bewust indien bij deze minister, want kunnen meedoen is wat mij betreft niet een zorgvraag, maar een vraag die gaat over participatie, een vraag die gaat over gelijkheid en gelijke behandeling. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nog geen kwart van de Nederlandse gemeenten de mede door de VNG ondertekende Wmo-richtlijnen volgt voor hulpmiddelen;

constaterende dat hiermee rechtsongelijkheid ontstaat voor mensen met een beperking omdat de ondersteuning afhangt van de gemeente waar iemand woont;

constaterende dat de Grondwet normen stelt voor gelijkwaardige behandeling;

constaterende dat het VN-verdrag Handicap stelt dat mensen met een beperking volwaardig mee moeten kunnen doen in de samenleving en de overheid verplicht is om maatregelen te nemen om dit mogelijk te maken;

verzoekt de regering om met de VNG en gemeenten te zorgen dat in alle gemeenten het beleid de landelijke richtlijnen volgt en de Kamer ruim voor de begrotingsbehandeling BZK hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld.

Zij krijgt nr. 333 (30950).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven dat ze gelijk door kan, maar we wachten even totdat alle moties uitgedeeld zijn. Dan vervolgen we. Ik schors voor een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de beantwoording door de minister van Binnenlandse Zaken van de resterende vragen en de appreciatie van een viertal moties die zojuist zijn ingediend tijdens dit tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten. Ik geef de minister het woord.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, dank u wel. We hebben enkele weken geleden een uitgebreid debat met de Kamer gehad om ervoor te zorgen dat we echt de strijd aangaan met discriminatie en racisme. Discriminatie en racisme zijn onacceptabel. De Kamer heeft ten aanzien van verschillende aspecten laten weten dat de richting van het kabinet een goede richting is. Maar het is inderdaad zo dat er heel veel werk aan de winkels is, zoals mevrouw Mutluer zegt, en de andere leden ook. Het is een lange strijd. Er wordt verwacht dat daarin ook voortgang zit.

Er zijn een aantal moties ingediend. De eerste motie is die op stuk nr. 330, van de heer Van Baarle en mevrouw Dekker-Abdulaziz. Daarin wordt de regering verzocht om na de versterking van de antidiscriminatievoorzieningen en na het gaan opereren van de antidiscriminatievoorzieningen onder één naam een publiekscampagne te starten om de meldingsbereidheid en de vindbaarheid te vergroten. Met de leden van de Kamer ben ik van mening dat de ADV's versterkt moeten worden en beter vindbaar moeten zijn. Eén naam kan daaraan bijdragen. Daar ben ik dan ook voorstander van.

Een campagne kan daar ook aan bijdragen. Dat is ook genoemd in het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme. Ik heb eerder ook al aan de Kamer gemeld dat eerst de herstructurering en versterking van de ADV's moet zijn afgerond, of in ieder geval de naamswijziging, voordat wij een campagne kunnen starten om de naamsbekendheid te vergroten. Op dat punt zit ik op één lijn met DENK. Campagnes zijn er in alle soorten en maten. Wat het beste werkt, zal ik de komende tijd uitzoeken. Hoe dan ook zal de naamsbekendheid van de ADV's vergroot moeten worden en dat zal ook gebeuren. Dat ga ik uit bestaande middelen doen. Dat betekent dat ik moet bekijken hoe ik een aantal andere zaken anders uitvoer, maar ik geef deze motie wel oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 330 krijgt oordeel Kamer. Er is een interruptie van de heer El Yassini, VVD.

De heer El Yassini (VVD):

Een heel kort punt. Ik hoor dat de minister op één lijn zit met de indieners en gaat doen wat in de motie staat. We hebben natuurlijk ook de mogelijkheid om moties over te nemen. Mijn vraag aan de minister is waarom zij als appreciatie "oordeel Kamer" heeft gegeven, in plaats van de motie over te nemen. Het is namelijk onderdeel van bestaand beleid.

Minister Bruins Slot:

Dat kan ook. Ik heb daarin eigenlijk geen voorkeur. Ik laat het aan de voorzitter, wat zij qua orde wil.

De voorzitter:

Het is aan de minister om de motie te appreciëren. Als zij zegt "overnemen", dan is het vervolgens nog weer aan de heer Van Baarle om dat al dan niet te accepteren, dus ik kijk heel even naar de heer Van Baarle, om te zien of hij zou kunnen leven met overnemen. Als ik de minister goed gehoord heb, dan zou dat ook tot de mogelijkheden behoren.

Minister Bruins Slot:

Zeker.

De voorzitter:

In algemene zin heeft de heer El Yassini gelijk. Als overnemen kan, scheelt dat ook weer een stemming. Maar nogmaals, de indiener moet zich daar wel in kunnen vinden.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik verschil wel met de heer El Yassini van mening over de vraag in hoeverre wat in de motie staat hetgeen is wat we met elkaar beoogd hebben. Dat is de reden waarom ik de motie heb ingediend. Maar het is mij om het even. Volgens mij maakt het materieel niet uit of een motie wordt overgenomen of door de Kamer wordt aangenomen. Het maakt mij niet uit. Als het een papierhandel bespaart, mag de motie ook worden overgenomen.

De voorzitter:

De motie-Van Baarle/Dekker-Abdulaziz (30950, nr. 330) is overgenomen.

Minister Bruins Slot:

Daarnaast heeft de heer Van Baarle samen met D66 een motie ingediend, op stuk nr. 331, om samen met de gemeenten tot concrete afspraken te komen over hoe gemeenten toewerken naar het voeren van lokaal antidiscriminatiebeleid. Deze motie verwijst ook naar de monitor lokaal antidiscriminatiebeleid die eind vorig jaar is verschenen. Ik heb gezien dat het aantal gemeenten dat antidiscriminatiebeleid voert echt nauwelijks is toegenomen de afgelopen vijf jaar. Omdat het voor mensen belangrijk is dat ook gemeenten antidiscriminatiebeleid voeren, heb ik eind december 2022 aan alle gemeenten een brief gestuurd met de aankondiging dat ik graag met hen hierover in gesprek wil en dat ik ook wil stimuleren dat ze dergelijk beleid ontwikkelen. Gunstig is wel dat 33% van de gemeenten aangaf bezig te zijn met het ontwikkelen van antidiscriminatiebeleid. Veel gemeenten willen dus wel, maar ze weten niet altijd hoe. Daarvoor heb ik trainingen laten ontwikkelen die we ook aan gemeenten gaan aanbieden. Die trainingen starten op dinsdag 21 maart, op de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie. Maar na praten moeten we ook aan de slag. Beleid moet er komen. Ik vind het dus belangrijk dat we die stappen gaan zetten en dat we monitoren. Gemeenten zijn natuurlijk autonoom, maar ik zie de oproep in de motie om te proberen tot concrete afspraken en een tijdpad te komen.

De voorzitter:

Dus dan krijgt de motie oordeel Kamer.

Minister Bruins Slot:

Ja, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zag de heer Van Baarle knikken dat hij met de toelichting kan instemmen. Dan noteren we "oordeel Kamer" bij de motie op stuk nr. 331.

Minister Bruins Slot:

Ja, voorzitter. Dan de motie van mevrouw Podt, mevrouw Dekker en de heer Van Baarle op stuk nr. 332 om te komen met minimaal één concrete en tijdsgebonden doelstelling per programmaonderdeel. Mevrouw Podt zegt wat mevrouw Dekker ook in het debat zei: we vinden wat de minister tot nu toe heeft toegezegd niet concreet genoeg. Ik vind het vooral heel belangrijk om dit op te pakken in samenwerking met de NCDR, omdat hij een van de belangrijkste personen is als het gaat om de verbinding van het beleid. Hij is bezig met de eerstvolgende actualisatie van het Nationaal Programma. Ik kan echter niet toezeggen dat die gelijk al met Prinsjesdag klaar is. Het is niet aan mij om een regeringscommissaris zomaar een deadline op te leggen, maar ik lees het wel zo dat die duidelijkheid er in het najaar moet zijn. Zo zou ik dat deel van de motie willen appreciëren.

Mevrouw Podt (D66):

Volgens mij zegt de minister nu twee dingen. Ze zegt enerzijds dat zij niet over de agenda van de Nationaal Coördinator gaat. Daar heb ik alle begrip voor. Anderzijds heb ik haar goed gehoord dat er in het najaar duidelijkheid moet zijn, toch?

Minister Bruins Slot:

Ja. Dat wil ik laten samenhangen met de actualisatie van het Nationaal Programma, waar de NCDR mee bezig is. Mevrouw Podt had het erover. Het Nationaal Programma kent nog onvoldoende concrete doelstellingen. De NCDR gaat dat actualiseren, dus dan zouden die daarin moeten landen.

Mevrouw Podt (D66):

Ja.

Minister Bruins Slot:

Dat wordt dan door het kabinet vastgesteld.

Mevrouw Podt (D66):

Maar dan gaan we voor die doelstellingen uit van het najaar.

Minister Bruins Slot:

Zeker. Maar Prinsjesdag kan ik niet direct toezeggen.

De voorzitter:

Met deze discussie in gedachten krijgt de motie op stuk nr. 332 oordeel Kamer.

Minister Bruins Slot:

Ja, voorzitter. Dan nog de motie op stuk nr. 333 van mevrouw Westerveld over de Wmo-richtlijn. Ik moet wel tegen mevrouw Westerveld zeggen dat ik, als het om de Wmo gaat, niets kan zonder de minister voor Langdurige Zorg en Sport. Daar ligt een belangrijke opdracht om mensen met een beperking te laten participeren in de samenleving. Overigens vind ik dat een opdracht voor ons allemaal. Niet alleen voor de minister, maar voor iedereen in de samenleving. Als ik de motie zo kan lezen dat ik voor de begrotingsbehandeling samen met haar met een brief kom over het nakomen van deze bestaande richtlijnen, kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik kijk eerst even naar mevrouw Westerveld. Ik zie ook nog een toelichtende vraag van de heer El Yassini. Mevrouw Westerveld, GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik begrijp goed wat de minister zegt over de Wmo. De Wmo valt inderdaad onder een andere bewindspersoon. Deze motie gaat over het nakomen van richtlijnen die door de VNG zelf in de gemeenten zijn ondertekend. Ik wil heel graag dat de eigen richtlijnen worden nagekomen. Mijn motie vraagt om ervoor te zorgen dat gemeenten zich daaraan houden. Als zij daar samen met haar collega met gemeenten gesprekken over kan voeren en ons voor de begroting wil informeren, leest zij mijn motie inderdaad goed.

Minister Bruins Slot:

Dat betekent dat het woordje "volgt" dat nu in het dictum staat … Als je dat letterlijk leest, zou dat ertoe leiden dat ik samen met de andere minister zeg: u moet en u zal. Maar dat is natuurlijk niet de verhouding met de gemeenten. Ik lees de motie zo — en zo probeerde ik het ook uit te leggen — dat wij het gesprek aangaan met de gemeenten om duidelijk te maken waarom het wel of niet gevolgd wordt, zodat de Kamer inzicht krijgt in hoe dat precies in zijn werk gaat.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Westerveld knikken. Met die toelichting krijgt de motie oordeel Kamer. Dan heeft de heer El Yassini een interruptie namens de VVD.

De heer El Yassini (VVD):

Ik weet dat het kabinet altijd met één mond praat. De minister doet dat namens het kabinet. Ik zou haar in dit specifieke geval, juist omdat het om de Wmo gaat en omdat het een complex dossier is, willen vragen om met deze interpretatie te kijken of we ook een appreciatie vanuit VWS kunnen krijgen, zodat we kunnen zien in hoeverre het überhaupt mogelijk is en welke complicaties en impact het kan hebben. Dat zorgt ervoor dat als we dinsdag gaan stemmen, we een betere afweging kunnen maken of we voor of tegen de motie kunnen stemmen. Ik zou graag ook een appreciatie van VWS willen hebben om er vanuit de zorgcomponent naar te kunnen kijken.

Minister Bruins Slot:

Mijn appreciatie, oordeel Kamer, is in ieder geval gezamenlijk met VWS. Maar de heer El Yassini heeft natuurlijk groot gelijk, en daarin volg ik hem ook, dat in de brief over de uitwerking van de motie de onderscheiden verantwoordelijkheden goed moeten terugkomen. Het Wmo-beleid is inderdaad aan de minister voor Langdurige Zorg en Sport. Mijn verantwoordelijkheid is breder als het gaat om het coördinerend beleid rond discriminatie en racisme en het tegengaan daarvan. Zo moet het uiteindelijk rondkomen.

De voorzitter:

Daarmee krijgt deze motie, de motie op stuk nr. 333, oordeel Kamer. Ik vermoed dat we nog niet aan het einde zijn gekomen en ik kijk even of er nog andere vragen zijn behalve die van mevrouw Mutluer.

Minister Bruins Slot:

Ja, de vragen van mevrouw Mutluer; iedereen is nog scherp. Het is een hele goede weergave van hoe mevrouw Mutluer met mij het debat heeft gevoerd: we zien een goede koers, maar probeer het tempo te versnellen. Op het punt van de strafrechtelijke aanpak van discriminatie en het Openbaar Ministerie wil ik een brief toezeggen, die ook voor de zomer komt. Het onderwerp dat mevrouw Mutluer ook naar voren bracht, te weten de meldingsbereidheid en de vraag wat daarmee wordt gedaan, zal ik doorgeleiden naar de minister van Justitie en Veiligheid.

Mevrouw Mutluer had nog een ander punt, het Berenschotonderzoek. Ik heb toegezegd dat ik het, zo gauw het klaar is, aan de Tweede Kamer toestuur. Daarin zitten die scenario's, ook met de verschillende financieringsvormen. Mijn inzet is om dat nog deze maand te doen. Ik doe dat wel zonder appreciatie. Eerder heb ik aan de Kamerleden meegegeven dat ik daarna ook nog gesprekken met mensen wil voeren om uiteindelijk tot een standpunt te komen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Voor wat betreft het laatste kent de minister nu ons standpunt. Ik hoop dus dat ze dat meeneemt. Mijn vraag heeft met name betrekking op de toezegging die nu wordt gedaan: wat komt er in de brief? Ik wil het even concretiseren, zodat we elkaar goed begrijpen. Ik wil graag dat in die brief ook wordt teruggeblikt op die driehoeksoverleggen met het OM en een ADV, waarin onder andere casussen aangaande discriminatie worden besproken. Zij evalueren zichzelf. Ik ben zoekende naar een eenduidige wijze van werken binnen zo'n overleg, zodat we straks niet alleen meer meldingen krijgen, maar we ook zien dat die daadwerkelijk worden opgepakt. Dat wekt ook vertrouwen bij onze burgers.

Minister Bruins Slot:

Mijn bedoeling is om datgene wat mevrouw Mutluer heeft uitgesproken ook zo over te brengen aan de minister van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van het tweeminutendebat over discriminatie, racisme en mensenrechten. Ik dank de leden voor hun inbreng en ik dank uiteraard ook de minister.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dan schors ik voor een enkel moment, zodat we verder kunnen met het initiatiefvoorstel van het lid Van Houwelingen, houdende splitsing van de gemeente Groningen en instelling van de gemeente Haren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven