4 Inburgering en integratie

Inburgering en integratie

Aan de orde is het tweeminutendebat Inburgering en integratie (CD d.d. 06/07).

De voorzitter:

Goedemiddag allemaal. Ik zou graag verdergaan met de vergadering. We beginnen met het tweeminutendebat Inburgering en integratie. Er zijn drie sprekers van de zijde van de Kamer. Welkom. Welkom uiteraard ook aan de minister. Er is een mooi volle publieke tribune. Dat is altijd goed om te zien, welkom allemaal. Zoals gezegd, zijn er drie sprekers. De eerste spreker is de heer Aartsen, van de VVD. Ik nodig hem graag uit voor zijn inbreng.

De heer Aartsen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van het debat dat we met elkaar gevoerd hebben, dien ik een drietal moties in namens de VVD.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland momenteel vijftien Turkse weekendscholen gefinancierd worden door de Turkse regering;

overwegende dat het onwenselijk is wanneer Nederlandse kinderen met financiering van een vreemde mogendheid onderwezen worden op een wijze die hun volwaardige participatie in de Nederlandse samenleving kan belemmeren;

constaterende dat kinderen op deze weekendscholen onder andere onderwezen worden in geschiedenis, godsdienst en maatschappijleer;

constaterende dat op dit moment een integraal transparant toezichtskader ontbreekt bij deze weekendscholen en de huidige vorm van toezicht nu louter is belegd in wederzijdse gemaakte afspraken met de Turkse overheid;

overwegende dat een toezichts- en/of visitatiestructuur essentieel is in het borgen van de onderwijskwaliteit en het bieden van voldoende transparantie hieromtrent;

verzoekt de regering een volwaardige toezichts- en visitatiestructuur op te stellen voor de Turkse weekendscholen, met het oogmerk te borgen dat het onderwijs op de weekendscholen niet strijdig is met de waarden en de kerndoelen van het Nederlandse onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aartsen.

Zij krijgt nr. 371 (32824).

Ik zie een interruptie.

De heer De Graaf (PVV):

Heeft de VVD in kaart op welke kernwaarden dan gelet moet worden tijdens die visitaties?

De heer Aartsen (VVD):

Ja. Ik denk dat je die niet te veel moet laten afwijken van twee dingen. Ten eerste moeten die niet te veel afwijken van de Nederlandse Grondwet, dus basiswaarden als de vrijheid van meningsuiting, de gelijkwaardigheid van man en vrouw en homo- en heteroseksuelen, en dat soort zaken. Ten tweede moeten die niet te veel afwijken van de Nederlandse normen en waarden zoals we die ook in het Nederlandse onderwijsstelsel hebben belegd. Ik denk dat dat twee keurige toetsstenen zijn voor zo'n structuur en toezicht.

De heer De Graaf (PVV):

En als er dan niet aan wordt voldaan, wat is dan de ultieme consequentie volgens de VVD?

De heer Aartsen (VVD):

Dan heb je een mogelijkheid om deze scholen te sluiten.

De voorzitter:

Gaat u door met uw volgende motie.

De heer Aartsen (VVD):

Dank u.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Divosa eerder heeft vastgesteld dat mannelijke nieuwkomers vaker vanuit de bijstand uitstromen naar werk dan vrouwelijke nieuwkomers;

constaterende dat uit onderzoek van het Kennisplatform Integratie & Samenleving blijkt dat gemeenten onbedoeld hun begeleiding meer richten op mannelijke dan op vrouwelijke nieuwkomers;

overwegende dat het onwenselijk is voor de integratie en gelijkheid van man en vrouw dat gemeenten vrouwen niet uitnodigen voor een arbeidsgesprek;

verzoekt het kabinet om samen met gemeentes concrete voorstellen te doen om werkgerelateerde aspecten van het inburgeringstraject meer te richten op vrouwelijke nieuwkomers en afspraken met hen te maken zodat vrouwelijke nieuwkomers worden uitgenodigd voor een oriënterend arbeidsgesprek, om zo hun maatschappelijke en financiële zelfstandigheid te vergroten, en hierover de Kamer uiterlijk in het eerste kwartaal van 2023 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aartsen.

Zij krijgt nr. 372 (32824).

De heer Aartsen (VVD):

Tot slot, voorzitter, mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks een enorm krappe arbeidsmarkt de arbeidsdeelname van statushouders achterblijft;

constaterende dat anderhalf jaar na het verkrijgen van de verblijfsvergunning nog bijna de helft van de nieuwkomers in de bijstand zit;

overwegende dat alle werkgevers met de krappe arbeidsmarkt op dit moment staan te springen om extra handjes;

overwegende dat tekortsectoren, zoals de bouw, techniek en zorg, vele kansen bieden voor nieuwkomers om zichzelf te ontplooien en iets bij te dragen aan onze samenleving;

verzoekt het kabinet met VNG, mbo-scholen en ondernemersorganisaties van tekortsectoren om de tafel te gaan en concrete afspraken te maken om nieuwkomers tijdens en na het inburgeringstraject actief naar werk of een leerwerktraject te begeleiden in tekortsectoren, en de Kamer hierover te informeren, graag in het eerste kwartaal van 2023,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aartsen.

Zij krijgt nr. 373 (32824).

Ik zie dat er een interruptie is van mevrouw Maatoug.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

Statushouders zouden heel graag willen werken — die signalen krijgen wij — maar die worden nu tegengehouden. Dat mogen ze niet. Hoor ik nou goed dat de VVD zegt: statushouders zouden meer moeten mogen werken en we gaan die regelgeving aanpassen?

De heer Aartsen (VVD):

Statushouders mogen werken in Nederland. Volgens mij verwart mevrouw Maatoug statushouders met asielzoekers.

De voorzitter:

Ik kijk even of dat een vervolgvraag oproept. Nee, dat is niet het geval.

De heer Aartsen (VVD):

Op het moment dat mensen een status krijgen in Nederland, krijgen ze net als iedere Nederlander een bijstandsuitkering en kunnen ze dus ook werken. En dat is ook mijn punt. We hebben een enorm krappe arbeidsmarkt. Men staat te springen om mensen. Dan is het verschrikkelijk zonde dat mensen na anderhalf jaar nog steeds in een bijstandsuitkering zitten. Volgens mij snijdt het mes aan twee kanten: het is goed dat mensen een bijdrage leveren aan de samenleving en je leert de Nederlandse taal en de Nederlandse normen en waarden toch het beste in de bedrijfskantine met collega's.

De voorzitter:

Omdat het antwoord wat langer was, geef ik mevrouw Maatoug gelegenheid tot een nadere interruptie.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

Volgens deze logica is er heel veel talent dat we niet gebruiken. Is het dan ook niet heel verstandig om het talent te gebruiken van mensen die nog in de asielprocedure zitten, aangezien we het zo nodig hebben?

De heer Aartsen (VVD):

Nee, om twee redenen. Als mensen hier niet mogen blijven, belemmert dit het uitzetten van mensen uit Nederland. Dat is kwalijk, want op dit moment loopt dat niet zodanig dat we kunnen zeggen: nou, daar hoeven we niks meer aan te doen. Dat is dus de eerste reden: mensen moeten Nederland op een gegeven moment verlaten als ze hier niet mogen blijven en als ze dan vóór die 24 weken gaan werken, is dat een belemmering. Ten tweede zou ik willen zeggen: first things first. We hebben op dit moment enorm veel statushouders die na jaren bijstand nog steeds niet aan het werk komen. Laten we dus eerst proberen om die mensen aan het werk te helpen. Als dat allemaal gelukt is, kunnen we altijd nog kijken naar andere doelgroepen. Maar ik zou zeggen: first things first. Laten we de statushouders aan het werk helpen op deze enorm krappe arbeidsmarkt.

De voorzitter:

Dank, meneer Aartsen. Ik nodig mevrouw Maatoug uit voor haar inbreng namens GroenLinks.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Voor de mensen op de tribune zeg ik dat we op 6 juli een debat hadden. Ik heb nog twee vervolgvragen en dan een wat lange motie. Ik ga proberen om die snel voor te lezen, maar niet zo snel dat het niet te volgen is.

Eerst mijn twee vervolgvragen. Is er al meer duidelijkheid over de structurele borging van de onderwijsroute? Daar hebben we toen veel over gesproken. Kan de minister er vandaag wat meer over zeggen? Mijn tweede vraag is wanneer we de kabinetsreactie kunnen verwachten op de aanbevelingen van de Nationale ombudsman over de financiële positie van statushouders.

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet inburgering 2013 op een aantal veronderstellingen is gebaseerd die in de praktijk niet of slechts gedeeltelijk realistisch bleken te zijn;

overwegende dat uit de wetsevaluatie in 2018 naar voren komt dat bij de ontheffing op basis van aantoonbaar geleverde inspanningen (AGI) in de praktijk de meeste knelpunten ervaren worden;

constaterende dat nieuwkomers die inburgeren onder de Wet inburgering 2013 op dit moment minimaal vier examenpogingen per onderdeel moeten afleggen om in aanmerking te komen voor een AGl-ontheffing;

overwegende dat bij een kleine groep al op voorhand duidelijk is dat ze alle vier examenpogingen per niet-behaald onderdeel niet gaan halen;

overwegende dat dat zeer demotiverend en frustrerend werkt;

overwegende dat de examencapaciteit beperkt is en beter kan worden ingezet voor realistische examenpogingen dan voor "ontheffingspogingen";

verzoekt de regering de Kamer voor 1 januari 2023 te informeren over een werkbare oplossing voor deze problematiek en bij deze oplossing een verlaging van het aantal examenpogingen te betrekken;

verzoekt tevens de regering om in overleg met DUO te bezien of deze oplossing zo spoedig mogelijk kan worden ingevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maatoug.

Zij krijgt nr. 374 (32824).

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

En dan nu een adempauze!

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was allemaal keurig binnen de tijd. U had zelfs nog tijd over. De volgende keer kunt u dus vaker ademhalen als dat nodig is. Ik nodig de heer De Graaf uit om namens de PVV zijn inbreng te doen.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Voor de afwisseling staat nu de zenmaster voor uw neus.

Ik heb één motie naar aanleiding van ons commissiedebat van voor het reces, die als volgt luidt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds weekendscholen in Nederland zijn waar onderwijs in de islam wordt gegeven;

overwegende dat veel van deze scholen worden gefinancierd door instellingen in landen die zijn aangesloten bij de Organisatie van Islamitische Coöperatie, ook wel de OIC;

overwegende het in de geschiedenis bewezen traumatiserende effect van onderricht in totalitaire ideologieën op minderheden of door deze ideologieën aangewezen zondebokken en door deze ideologieën als inferieur beschouwde groepen mensen;

van mening dat onze westerse leidende cultuur de basis dient te zijn van onderricht aan kinderen;

verzoekt de regering om alle financiering van scholen en weekendscholen afkomstig uit bij de OIC aangesloten landen onmogelijk te maken, te verbieden dan wel stop te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf.

Zij krijgt nr. 375 (32824).

De heer De Graaf (PVV):

Dat was 'm, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Graaf. Ik kijk heel even rond. Dit waren de drie sprekers die zich ingeschreven hadden. Ik zie wat andere woordvoerders, maar wellicht zitten die al enthousiast klaar voor een volgend debat. Dan komt hiermee een einde aan de termijn van de Kamer. Ik heb me laten informeren dat de minister heeft aangegeven dat ze ongeveer tien minuten nodig heeft voor een reactie op de vragen en een appreciatie van de moties. Ik schors de vergadering dan tot vijf over half.

De vergadering wordt van 14.26 uur tot 14.35 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord voor haar beantwoording en de appreciatie van de ingediende moties.

Minister Van Gennip:

Ik zoek even mijn lijstje met aantekeningen.

In de eerste motie, op stuk nr. 371, van de heer Aartsen, verzoekt hij ons een volwaardige toezichts- en visitatiestructuur op te stellen voor de Turkse weekendscholen, met het oogmerk te borgen dat het onderwijs op de weekendscholen niet strijdig is met de waarden en de kerndoelen van het Nederlandse onderwijs. Ik ben het met de heer Aartsen eens dat onderwijs op weekendscholen niet strijdig mag zijn met de waarden en de kerndoelen van het Nederlands onderwijs, of dat nu gaat om Turkse taalles, moskeeonderwijs of de gewone zondagsschool. Ik heb u in het debat en in de Kamerbrief al geschetst dat er geen aanwijzingen zijn dat wij ons zorgen moeten maken over de taallessen op die weekendscholen. U weet ook dat wij als overheid niet op één specifieke groep toezicht kunnen houden. En veel van de koepelorganisaties die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de brede informele scholing zijn bezig met kwaliteitskaders. We zijn voortdurend met ze in gesprek en dat is ook een gesprek over zelfregulering. Ik vind het ook passen bij een volwaardige rol van koepelorganisaties om echt een partner in de Nederlandse samenleving te zijn, om juist over dat soort zaken te discussiëren en om over zelfregulering na te denken.

Zoals u ook weet, maken wij daarnaast werk van de brede opdracht in het coalitieakkoord die over informele onderwijsinstellingen gaat. We zijn op dit moment binnen het kabinet in gesprek over hoe we daar invulling aan willen geven. U ontvangt hierover op korte termijn een brief van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, die hier eerste verantwoordelijke voor is. Ik zou u in dat licht willen vragen om de motie aan te houden totdat u de brief van het kabinet hebt ontvangen.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar de heer Aartsen of hij daartoe bereid is. Hij gaat erover nadenken. Dan toch graag de appreciatie, mocht de heer Aartsen besluiten de motie niet aan te houden.

Minister Van Gennip:

Dan zijn de regels: niet aanhouden is ontraden. Zo werkt het spel, volgens mij. Dus vandaar de vraag om de motie aan te houden en ons de tijd te geven dit in het kabinet goed te bespreken.

De tweede motie ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat is er eerst de heer Aartsen.

De heer Aartsen (VVD):

Ik ben wel benieuwd wanneer we die brief van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs dan kunnen ontvangen.

Minister Van Gennip:

Ik weet dat mijn collega hier in de zaal rondloopt, want die is dadelijk samen met mij hier om het debat over de krapte te voeren. Ik vermoed einde van het jaar of begin volgend jaar.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Aartsen dit meeneemt in zijn overweging.

Minister Van Gennip:

Want een kabinetsstandpunt kost, zoals u weet, ongeveer zes weken als je dat via de onderraden et cetera doet. Ik weet dat we er nu over in gesprek zijn. Als ik daar zes weken bij optel, dan zitten we eind december of begin januari.

De voorzitter:

De volgende motie.

Minister Van Gennip:

Ja. De motie op stuk nr. 372 van de heer Aartsen gaat over het arbeidsgesprek met vrouwelijke statushouders. Een interessante motie. Ik denk dat het ons allemaal aan het hart gaat ervoor te zorgen dat alle nieuwkomers goed aan het werk komen en dat we ons zeker willen inzetten als er een achterstand is bij vrouwelijke nieuwkomers. Ik kan me ook zomaar voorstellen dat er in de praktijk, in het praktische gesprek, soms wat meer aandacht gaat naar het mannelijke gezinslid dan naar het vrouwelijke gezinslid om werkzaamheden te doen. Dat zou natuurlijk niet zo moeten zijn. Het is natuurlijk ook zo dat er in die nieuwe Wi21 een oriëntatiegesprek bij hoort, waarbij de arbeidsmarkt onderdeel van het gesprek is. Maar al met al zou ik deze motie graag oordeel Kamer willen geven en dan gaan we die dus uitvoeren. Ik zie dit echt als een ondersteuning van wat we voor deze mensen willen bereiken. Ik zal het gesprek met VNG hierover aangaan en we gaan het monitoren. Oordeel Kamer dus.

Dan de derde motie van de heer Aartsen, op stuk nr. 373. Die gaat over kraptesectoren. Hier ligt inderdaad een grote kans. Ik ben het hierover eens met de VVD, en overigens met velen van u die dit ook in het debat hebben opgebracht. Ook hier zien we dat de participatie van statushouders achterblijft en dat sectoren zitten te springen om personeel. We zien overigens wel dat het na een jaar of vier, vijf bijtrekt. Er is tijd voor nodig, maar dan wordt die participatie ook steeds hoger. Juist voor de krappe sectoren zoals zorg en techniek, waar statushouders al vaak een soort basisopleiding in het land van herkomst voor hebben, is dat natuurlijk een win-winsituatie. Het is goed voor de statushouders zelf om aan het werk te komen, voor de organisaties die mensen nodig hebben en voor de samenleving. Dus ook deze motie is oordeel Kamer.

De vierde motie, op stuk nr. 374, is van mevrouw Maatoug en gaat over het aantal examenpogingen. Dat is een bekend knelpunt. De vraag is hoe vaak je mensen examen moet laten doen voordat je zegt: u mag naar een makkelijkere, andere route. Daar is op dit moment onderzoek naar gaande. Ik wil u graag informeren over wat een werkbare oplossing voor de problematiek is. Daar zullen we ook zeker de verlaging van het totaalaantal eindexamenpogingen bij betrekken. We zullen ook met DUO kijken wanneer dit zou kunnen, gezien de hoeveelheid werk die DUO op zijn bordje heeft. Tevens is het van belang dat je aan de ene kant mensen niet wil demotiveren, maar aan de andere kant mensen wel wil motiveren om die examens te halen. Dus oordeel Kamer.

Dan heb ik de motie op stuk nr. 375, van de heer De Graaf. Ik zoek even in alle papieren. Ik doe het even uit mijn hoofd. Het korte oordeel is dat ik de motie wil ontraden. Waarom? Omdat wij die financiering natuurlijk niet stop kunnen zetten. Dat is al eerder onderzocht. Mijn collega Weerwind doet momenteel een onderzoek om te kijken hoe de transparantie van financiering van allerlei maatschappelijke organisaties beter kan. Daar vallen deze organisaties natuurlijk ook onder. Dat gaat dus mee in dat bredere onderzoek. Maar ik ontraad het om nu alle financiering sowieso te verbieden.

Mevrouw Maatoug had nog twee vragen. Met betrekking tot de structurele borging van de onderwijsroute weet u dat tot 2025 financiering is toegezegd. Tot en met de eerste helft van 2023 zijn we bezig om de onderwijsroute en de bijbehorende financiering vorm te geven. We hebben eerder toegezegd om u daar voor de zomer van 2023 over te informeren.

U had ook nog een vraag over wanneer wij met onze reactie komen op de financiële positie van statushouders, zoals door de Ombudsman is vastgesteld. Dat zal in november of december zijn.

Voorzitter. Dan ben ik door de moties en de vragen heen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie geen verdere vragen. Dan dank ik de minister voor de beantwoording en de appreciatie. Ik dank de leden voor hun aanwezigheid.

We zijn aan het einde gekomen van deze beraadslagingen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag. Dan wil ik nu graag doorgaan met een korte mededeling en een korte regeling van werkzaamheden.

Naar boven