3 Slachtofferbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Slachtofferbeleid (CD 1/6).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Slachtofferbeleid, naar aanleiding van een commissiedebat van 1 juni jongstleden. Ik heet de minister voor Rechtsbescherming van harte welkom, net als de mensen die op afstand meekijken en natuurlijk de Kamerleden, in het bijzonder zij die deelnemen aan dit eerste debat. Ik heb als eerste spreker op de lijst mevrouw Mutluer staan van de fractie van de PvdA. Aan u het woord.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het is heel erg belangrijk dat wij slachtofferrechten blijven borgen. Op dit moment wordt 40% van de zaken afgedaan met een strafbeschikking. Met drie moties wil ik de rechten van slachtoffers weer borgen, zoals ook in 2017 het geval was.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor slachtoffers niet mogelijk is om aanwezig te zijn bij het OM-hoorgesprek waarbij door het OM een strafbeschikking wordt opgelegd, ook bij misdrijven die wettelijk gezien niet via een strafbeschikking mogen worden afgedaan;

van mening dat slachtoffers van alle spreekrechtwaardige feiten het recht hebben om hun spreekrecht uit te oefenen en altijd in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun recht ook bij een OM-hoorgesprek uit te oefenen, desnoods via een videoverbinding;

van mening dat een strafbeschikking voor spreekrechtwaardige feiten pas mag worden opgelegd nadat het OM slachtoffers gevraagd heeft of zij van hun spreekrecht gebruik willen maken;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat slachtoffers van spreekrechtwaardige feiten altijd in de gelegenheid worden gesteld bij het OM-hoorgesprek te spreken en dat voorafgaand aan een OM-hoorgesprek altijd aan hen wordt gevraagd of zij gebruik willen maken van hun spreekrecht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 92 (33552).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij een behandeling van een strafzaak door een strafrechter slachtoffers een eventueel verzoek tot schadevergoeding mondeling kunnen toelichten;

van mening dat dit ook mogelijk zou moeten zijn in het geval het OM een zaak door middel van een strafbeschikking wil afdoen opdat slachtoffers kunnen reageren op verweren van de wederpartij;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat slachtoffers ook in het geval van een OM-strafbeschikking een verzoek tot schadevergoeding mondeling moeten kunnen toelichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 93 (33552).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dan de laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat slachtoffers die slachtofferhulp nodig hebben die hulp aangeboden moeten kunnen krijgen;

van mening dat Slachtofferhulp Nederland slachtoffers van misdrijven die vervolgd worden zelf actief moet kunnen benaderen met de vraag of zij hulp nodig hebben;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat Slachtofferhulp Nederland, met inachtneming van de privacywetgeving, de benodigde persoonsgegevens en relevante strafvorderlijke gegevens van het Openbaar Ministerie krijgt om slachtoffers in de vervolgingsfase actief te kunnen benaderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 94 (33552).

Dank voor uw bijdrage, mevrouw Mutluer. Een uitstekende timing! Ik geef graag het woord aan mevrouw Helder namens de fractie van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed commissiedebat gehad. De minister gaat heel veel gesprekken voeren. Dat vindt allemaal zijn weerslag in de voortgangsbrief. Ik heb nu al stukken in mijn agenda geblokt om dat boekwerk te kunnen lezen. Ik wil toch een motie indienen, omdat dit een principieel punt voor mijn fractie is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Aanwijzing OM-strafbeschikking is opgenomen dat ernstige spreekrechtwaardige feiten, zoals ernstige mishandelings- en zedenzaken, waarbij het slachtoffer of familieleden van het overleden slachtoffer te kennen hebben gegeven van het spreekrecht gebruik te willen maken, gelden als contra-indicatie voor afdoening met een strafbeschikking;

van mening dat ernstige mishandelings- en zedenzaken behandeld dienen te worden door een meervoudige kamer van de rechtbank en niet met een strafbeschikking door het Openbaar Ministerie mogen worden afgedaan;

van mening dat het afdoen van dergelijke zaken door het Openbaar Ministerie in strijd is met de verschijningsplicht van de verdachte en het spreekrecht van slachtoffers dan wel nabestaanden tijdens de zitting, omdat er via deze weg geen zitting bij een rechtbank zal zijn;

verzoekt de regering om te bevorderen dat de Aanwijzing OM-strafbeschikking zodanig wordt aangepast dat ernstige mishandelings- en zedenzaken niet via een OM-strafbeschikking worden afgedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder.

Zij krijgt nr. 95 (33552).

Dank voor uw bijdrage, mevrouw Helder. Dan zijn we aangekomen bij de heer Slootweg namens de fractie van het CDA.

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik beaam dat we een goed commissiedebat hebben gehad. In het debat toonde de minister zich echt stevig om het recht van slachtoffers zo veel mogelijk te borgen. Hij was daar zeer gemotiveerd voor.

Tijdens het commissiedebat is het ook kort gegaan over het doorrijden na een verkeersongeval. Nu is het zo dat als een doorrijder zich binnen een bepaalde tijd — soms is dat 12 uur, soms 24 uur — na de aanrijding bij de politie meldt, dit geen consequenties heeft voor de strafmaat. Omdat in zo'n situatie de alcohol binnen die tijd uit het bloed verdwenen is, is het een ideale manier om te verdonkeremanen dat men onder invloed was op het moment dat de aanrijding plaatsvond. Nu zou toch echt de norm moeten zijn, écht de norm moeten zijn, dat je gewoon niet doorrijdt na een ongeval. De Vereniging Verkeersslachtoffers geeft aan dat een overweging zou kunnen zijn om de periode te verkorten naar maximaal drie uur, maar wij vinden het toch wel heel belangrijk dat de norm terug gaat komen. Daarom deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat doorrijden na een aanrijding steeds vaker voorkomt;

overwegende dat het voor een beschonken bestuurder loont om door te rijden wanneer hij of zij zich maar binnen twaalf uur meldt, zodat alcohol de tijd krijgt om uit het bloed te verdwijnen en het alcoholgebruik dientengevolge niet meer mee kan wegen bij de strafmaat;

verzoekt de regering de uitzonderingsgrond in artikel 184 van de Wegenverkeerswet helemaal te schrappen of deze periode ten minste te verkorten naar maximaal drie uur met een verplichte bloedproef,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slootweg en Helder.

Zij krijgt nr. 96 (33552).

Dank voor uw bijdrage, meneer Slootweg. Dan zijn we aangekomen bij de heer Sneller, maar hij heeft nul minuten spreektijd opgegeven. Dan gaan we snel door naar de heer Ellian voor zijn bijdrage namens de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Twee moties van mijn zijde.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat slachtoffers en nabestaanden, of degenen die hen juridisch bijstaan, niet automatisch een afschrift krijgen nadat een rechter uitspraak heeft gedaan in de strafzaak waarin het strafbare feit tegen het slachtoffer is behandeld;

constaterende dat van slachtoffers en nabestaanden in de praktijk soms wordt verlangd dat zij gedetailleerd motiveren waarom zij een afschrift van het strafvonnis zouden moeten ontvangen, en vervolgens lang moeten wachten totdat dat afschrift is ontvangen;

constaterende dat het kabinet heeft besloten dat vanaf het eerste kwartaal van 2023 het sturen van afschriften van rechterlijke uitspraken aan slachtoffers een taak wordt die het CJIB moet uitvoeren;

verzoekt de regering in overleg met de rechtspraak, het OM, Slachtofferhulp Nederland en het CJIB te bewerkstelligen dat een slachtoffer, of diens advocaat of vertegenwoordiger, vanaf het eerste kwartaal van 2023 automatisch binnen een week een afschrift ontvangt van het vonnis of arrest in de strafzaak waarin het strafbare feit tegen het slachtoffer is behandeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.

Zij krijgt nr. 97 (33552).

De heer Ellian (VVD):

Voorzitter. Dan nog een motie over letselschadebehandelaars.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een Nationaal Keurmerk Letselschade bestaat waarmee kwaliteit gewaarborgd wordt van letselschadebehandelaars;

constaterende dat een substantieel deel van de letselschadebehandelaars niet is aangesloten bij dit keurmerk;

van mening dat het belang van het slachtoffer centraal moet staan voor een letselschadebehandelaar;

verzoekt de regering een onderzoek te doen naar kwalijke praktijken in de ongereguleerde praktijk van letselschadebehandelaars,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.

Zij krijgt nr. 98 (33552).

Dank, meneer Ellian. Dan zijn we aangekomen bij de laatste spreker. Dat is de heer Van Nispen, namens de fractie van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Twee moties van mij.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het vaker inzetten van herstelrecht in het strafrecht meer recht doet aan de positie van slachtoffers en tevens leidt tot het herstel van materiële en immateriële schade van slachtoffers;

constaterende dat een recht op toegang voor slachtoffers tot herstelrechtvoorzieningen in alle fasen van het strafproces in lijn is met de Venice Declaration inzake de rol van herstelrecht in strafzaken van de Raad van Europa en de Aanbeveling uit 2018, nummer 8, van de raad van ministers van de Raad van Europa betreffende herstelrecht in het strafrecht;

overwegende dat herstelrecht in de strafrechtketen thans onvoldoende is gewaarborgd en dat dit tevens onvoldoende is uitgewerkt in het meerjarenprogramma slachtofferbeleid;

verzoekt de regering het herstelrecht juist vanuit het perspectief van het slachtoffer nader uit te werken en er in ieder geval voor te zorgen dat slachtoffers het recht krijgen op zelfstandige toegang om te (laten) onderzoeken of toepassing van herstelrechtvoorzieningen, waaronder mediation in strafzaken, mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 99 (33552).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Meldpunt Sektesignaal door het vorige kabinet wegbezuinigd is en de taken van Sektesignaal nu bij de politie belegd zijn;

overwegende dat er knelpunten zijn in de huidige aanpak van sektes waardoor het voor de politie op dit moment erg lastig is om slachtoffers van sektes goed bij te staan, namelijk onder andere dat:

  • -het bij de politie bijvoorbeeld ontbreekt aan specifieke kennis;

  • -informatie niet voldoende uitgewisseld kan worden, zowel binnen de Nederlandse politie als internationaal om sektes en verbanden bloot te leggen;

  • -de politie pas in actie kan komen als er fysiek geweld in het spel is en het dus eerst mis moet zijn gegaan, voordat de politie handelend kan optreden;

tevens overwegende dat er een aangenomen Kamermotie ligt (35570-VI, nr. 54) die de regering oproept op zo kort mogelijke termijn te voorzien in een meldpunt voor slachtoffers van sektes en hun familieleden, waarbij de oprichting van dit meldpunt niet vermengd moet worden met de discussie rondom georganiseerd sadistisch misbruik;

verzoekt de regering bovengenoemde knelpunten, in samenspraak met de politie, aan te pakken, en de Kamer daarover te informeren;

verzoekt de regering tevens met de inrichting van het meldpunt voor slachtoffers van sektes en hun familieleden niet te wachten tot het onderzoek naar georganiseerd sadistisch misbruik is afgerond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 100 (33552).

Dank u, meneer Van Nispen. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De minister voor Rechtsbescherming heeft aangegeven tien minuten nodig te hebben. Ik schors de vergadering tot 10.35 uur.

De vergadering wordt van 10.25 uur tot 10.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het tweeminutendebat Slachtofferbeleid. We zijn aangekomen bij de beantwoording van de vragen en de appreciatie van de moties. Het woord is aan de minister voor Rechtsbescherming, de heer Weerwind.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Laat ik dit vooropstellen. Enkelen van u hebben gerefereerd aan het commissiedebat. En ook ik besef dat ik daarin heb aangegeven dat ik veel gesprekken voer rondom het zomerreces, en daarvan kond zal doen in uw richting.

Een negental moties heb ik ontvangen. Ik ga daar met een sneltreinvaart doorheen, meneer de voorzitter, met persmissie. Ik start met de eerste twee moties, die van de PvdA op de stukken nrs. 92 en 93. Ik heb tijdens het debat aangegeven dat ik de signalen van de Nationale ombudsman en Slachtofferhulp Nederland over de OM-strafbeschikking meer dan serieus neem. Ik heb ook toegezegd dat ik daarover op korte termijn in gesprek ga met betrokkenen, en dat ik daar ook kond van doe richting uw Kamer. Laat ik vooropstellen dat het bewerkstelligen dat slachtoffers mogen spreken tijdens het OM-hoorgesprek of hun verzoek tot schadevergoeding mondeling mogen toelichten, waar u, mevrouw Mutluer — via u, voorzitter — om vraagt, een fundamentele wijziging van die procedure zou betekenen. Ik heb in het commissiedebat aangegeven daar geen voorstander van te zijn. Ik vind het van groot belang dat de praktijk in overeenstemming is met het beleid zoals dat is afgesproken met het Openbaar Ministerie. En dat betekent dat ernstige spreekrechtwaardige delicten niet worden afgedaan met een OM-strafbeschikking, en dat slachtoffers in de gelegenheid worden gesteld hun schade schriftelijk te onderbouwen in die procedure. Overigens kunnen slachtoffers ook bij een OM-strafbeschikking altijd een slachtofferverklaring indienen. Daarnaast geldt dat het karakter van de buitengerechtelijke afdoening, wat naar mijn idee de OM-strafbeschikking is, ook een doel dient, en dat is het zorgvuldig maar wel met tempo kunnen afdoen van veelvoorkomende criminaliteit, en zo het ontlasten van de rechtspraak. Ik denk ook dat dat in het voordeel is van de slachtoffers zelf. Die hebben baat bij de snelle afdoening van hun zaak. Ik zal de Kamer dan ook beide moties, op de stukken nrs. 92 en 93, ontraden.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik heb toch een aantal vragen. Ik stel mijn vraag via u, voorzitter, aan de minister. Want wat gaat er dan voor? Is dat de wet, artikel 51 en verder van het Wetboek van Strafvordering, of is dat een aanwijzing van het OM? Door Trouw en door Slachtofferhulp zijn namelijk onderzoeken gedaan waaruit blijkt dat er regelmatig strafbeschikkingen worden opgelegd bij strafbare feiten waarbij dat eigenlijk niet mag worden gedaan. Het gaat dan om delicten of misdrijven waar een gevangenisstraf van zes of meerdere jaren op staat. Erkent de minister ook dat de slachtofferrechten op die wijze totaal niet worden erkend? Wat gaat er voor: de OM-aanwijzing of de wet?

De voorzitter:

Alvorens u antwoordt, meneer de minister, wil ik aan mevrouw Mutluer graag aangeven dat het natuurlijk niet de bedoeling is dat we hier uitgebreid argumenten gaan uitwisselen zoals we dat tijdens een commissiedebat doen. Het is de bedoeling dat u een korte vraag stelt over uw motie. De minister heeft gezegd dat hij die ontraadt. Het staat u vrij om een vraag te stellen, maar uw vraag is een brede vraag en die gaat niet alleen over de motie. Ik stel de minister in de gelegenheid om kort te antwoorden en ik wil u vragen om echt korte vragen naar aanleiding van de moties te stellen. Meneer de minister, het woord is aan u.

Minister Weerwind:

Bij Kamerlid Mutluer en bij mij gaat het slachtoffer voor. Daarnaast kijk ik naar hoe we het beleid hebben afgesproken. Ik heb net aangegeven welk beleidsuitgangspunt ik hanteer en daar ga ik het OM en het College van pg rondom de zomer ook op aanspreken. Ik ga hen duidelijk maken dat ik verwacht dat ze deze wettelijke regel ook nakomen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik zal me even richten op de moties, voorzitter. Volgens mij moet ik mijn vragen daar dan ook concreet op richten. Dat ga ik doen. Ik begin met de motie waarin ik vraag om de mogelijkheid tot het geven van een mondelinge toelichting bij die schadevergoedingen. Ik hoor de minister zeggen dat dat een enorme afwijking is van het beleid dat het OM heeft. Maar is de minister het met mij eens dat een schriftelijke reactie, zoals nu bijvoorbeeld de gang van zaken is, niet voldoende is? Het is namelijk belangrijk dat juist slachtoffers moeten kunnen reageren, ook op de verweren van een advocaat. Dat kan alleen maar mondeling. Eventueel kan dat via een videoverbinding. Dat hoeft maar vijf minuten te kosten, maar daarmee erken je wel de rechten van de slachtoffers. Ik begrijp dus niet precies waarom bijvoorbeeld die motie niet tot een "ja" van de minister kan leiden.

Minister Weerwind:

Ik kijk ook naar tempo en naar delicten. Hoe veelvoorkomend zijn ze qua criminaliteit en hoe kunnen we ze zo spoedig mogelijk afdoen? Dat is in het voordeel van het slachtoffer. Dat weegt bij mij zwaar.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer, tot slot.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dat is niet echt een antwoord op mijn vraag. Maar ik ga me dan op mijn andere motie richten. Misschien kan ik mijn collega's namelijk wel overtuigen. In die motie vraag ik namelijk om er toch naar te kijken om slachtoffers bij alle spreekrechtwaardige feiten een spreekbeurt toe te kennen. De wet kent namelijk geen ernstige spreekrechtwaardige feiten. Is de minister het daarmee eens? Bij delicten zoals bedreiging of mishandeling met zwaar lichamelijk letsel die op dit moment worden afgedaan met een strafbeschikking, kunnen slachtoffers geen gebruikmaken van hun spreekrecht. Met deze motie probeer ik dat juist voor elkaar te krijgen, in lijn met de wet.

Minister Weerwind:

Ik blijf bij mijn standpunt. Ik heb net aangegeven dat het gesprek met het College van pg voor mij heel bepalend is. Als ik dan constateer dat het in de praktijk anders is dan in de theorie, dan ga ik opnieuw heel nadrukkelijk kijken naar deze moties en naar het debat dat ik heb gevoerd, om te bepalen of ik de teugels hard moet aanhalen.

Tot zover, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer de minister. Meneer Van Nispen heeft ook een korte vraag over een van de twee moties. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Ik realiseer me dat het niet mijn motie is, dus ik zal het zo kort mogelijk doen. Deelt de minister het uitgangspunt dat we eigenlijk moeten kiezen? Enerzijds zijn er spreekrechtwaardige feiten of zaken waarin het gaat om schadevergoedingen, die niet bij het OM thuishoren als afdoeningsmodaliteit maar door de rechter beoordeeld zouden moeten worden. Maar als we daar niet voor kiezen, moeten we iets organiseren zodat slachtoffers tot hun recht komen in de OM-strafbeschikking. Deelt de minister dat uitgangspunt? Want wij moeten natuurlijk ook beoordelen wat we met die moties gaan doen.

Minister Weerwind:

Het voelt alsof ik in de spreekwoordelijke fuik aan het zwemmen ben. Dat is absoluut niet mijn bedoeling en intentie. Tegelijkertijd deel ik met de heer Van Nispen dat we gezien hebben dat het OM sommige zaken onterecht via een strafbeschikking afhandelt. In 2020 waren het 277 zaken. 4 daarvan bleken na nader onderzoek van het OM ten onrechte op die manier behandeld te zijn, in de lijn zoals u die aangeeft. Dus met die kleine maar werkelijke praktijkervaring ben ik genegen om te zeggen: ik deel dat met de heer Van Nispen. Maar tegelijkertijd zie ik een OM dat zich beseft dat het anders moet. In 2022 is er door de Nationale ombudsman ook weer gewezen op tekortkomingen. Daarom ga ik dat gesprek aan. Ik ga hier ook geen semantisch spel spelen. Ik ga duidelijk stellen: kijk naar het slachtoffer en naar zaken die goed behandeld moeten worden, om de slachtofferrechten goed tot uiting te brengen. Ik verzoek dus met klem: geef mij de tijd om de uitvoering te respecteren terwijl we de regels in dat kader hooghouden.

De voorzitter:

Dank. Dat lokt een vraag uit van de heer Ellian over deze twee moties.

De heer Ellian (VVD):

Om het even goed te begrijpen: deze twee moties krijgen het oordeel "ontraden" van de minister. Ik zie hem knikken. De minister beklemtoont dat er een gesprek komt met het College van pg. Is het een idee dat de moties dan worden aangehouden totdat gesprek is geweest en kan de minister ons dan per brief informeren? Dat maakt het oordeel wat makkelijker voor ons.

De voorzitter:

Dat is eigenlijk een verzoek aan de indienster, om de motie aan te houden. Ik zie dat ze daarover aan het nadenken is en ik denk dat ze nu met een oordeel komt.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Die moties zijn voor ons heel erg belangrijk. Als de minister daar, na het gesprek met de pg, met een uitgebreide reactie op terugkomt, kan ik daar eventueel mee leven. Dan ben ik, voor nu, bereid om ze aan te houden totdat de brief van de minister over die twee onderdelen komt. Ik hoop dat het niet dezelfde reactie zal zijn als die ik nu krijg, namelijk dat het een enorme afwijking van het beleid is. Daar gaat het niet om; het gaat om de inhoud.

De voorzitter:

Helder. Het Kamerlid zegt tegen de minister: ik ben, onder voorwaarden, bereid om de moties aan te houden. Dat betekent dat er op korte termijn een brief zal komen naar aanleiding van het gesprek met de procureur-generaal.

Minister Weerwind:

In reactie daarop: ik vind dit een zeer constructieve houding van het Kamerlid.

De voorzitter:

Dan hebben we een mooi één-twee-drietje.

Op verzoek van mevrouw Mutluer stel ik voor haar moties (33552, nrs. 92 en 93) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan gaan we in sneltreinvaart naar de andere moties.

Minister Weerwind:

Over de motie over de privacy van de slachtoffers kan ik kort zijn. Ik heb goed geluisterd naar het Kamerlid. De woorden "mits voldaan wordt aan de privacywet- en -regelgeving" heb ik gelezen en begrepen. Ik zoek even oogcontact, om zeker te weten dat ik het goed begrepen heb. Dan kan ik alleen maar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 94 krijgt oordeel Kamer.

Minister Weerwind:

Dan de motie op stuk nr. 95, van de PVV, van mevrouw Helder. Mijns inziens is die in lijn met de reactie die ik ook aan mevrouw Mutluer gegeven heb, namelijk bevorderen dat het OM ernstige spreekrechtwaardige feiten niet via een OM-strafbeschikking afdoet. Daar ben ik het volstrekt mee eens, dus ik zou de motie willen overnemen.

De voorzitter:

Mevrouw Helder geeft aan dat ze akkoord is met overnemen. Daarmee komt de motie dus niet in stemming.

De motie-Helder (33552, nr. 95) is overgenomen.

Minister Weerwind:

Dan de motie op stuk nr. 96, over doorrijden na een aanrijding in het verkeer, als ik het zo kort en kernachtig mag samenvatten. Ik kijk even naar de heer Slootweg. Ach, excuus, ik moet het via u doen, voorzitter; ik weet het. Doorrijden na een ongeval moet, zeker bij letsel of erger, streng worden bestraft. U en ik delen die opvatting; daar is geen discussie over mogelijk. Om die reden is dan ook per 1 januari 2020 de maximumstraf voor doorrijden na een geval verhoogd van drie maanden naar één jaar. Ook zijn de opsporingsbevoegdheden van de politie bij ernstige gevallen van doorrijden na een ongeval uitgebreid.

Laat ik vooropstellen dat niet iedereen die doorrijdt na een ongeval dit bewust of met kwade zin doet. Laten we ook de ogen daarvoor openen. Soms is een ongeval niet opgemerkt of ontstaat er paniek, met een vluchtreactie tot gevolg. Dat laatste keur ik ook niet goed, maar dat is wel menselijk. De 12 uurstermijn zoals die is opgenomen in artikel 184 van de Wegenverkeerswet — u noemde dat ook — is juist voor dit soort gevallen bedoeld. Het stimuleert mensen, als het besef komt dat er een ongeluk is geweest, om zich alsnog te melden. Dat is ook in het belang van de slachtoffers. Uitsluiting van vervolging voor doorrijden na een ongeval geldt expliciet niet voor die gevallen waarbij het slachtoffer in hulpeloze toestand wordt achtergelaten. Voor de liefhebbers: dat is artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Verder …

De voorzitter:

Wat is uw oordeel? U gaf aan dat u er best snel doorheen wilde, maar u heeft een vrij uitgebreide toelichting op elke motie.

Minister Weerwind:

Ik zal kort zijn. Gelet op deze argumentatie, meneer Slootweg, kan ik niet anders dan de motie ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 96 is ontraden. Dat lokt bij de heer Slootweg een vraag uit.

De heer Slootweg (CDA):

Ik zie dat de minister en ik heel veel delen. Alleen komt het er dan een beetje op aan wat de aanrijroute is, al is dat in dit verband misschien een wat ongelukkige metafoor. Ik denk dat het heel belangrijk is om de norm te stellen. Daarbij zullen er, zoals de minister aangeeft, gronden kunnen zijn waarom het niet plaatsvindt, maar dan denk ik: we hebben een rechterlijk apparaat om daarvan af te kunnen wijken; dat kan. Maar de norm moet zijn: je rijdt niet door. Ik vind dat je nu toch te veel ruimte geeft om van die norm af te wijken. Daarom zou ik de minister met klem willen vragen dat hij deze motie interpreteert als een steun in de rug om die norm te handhaven.

Minister Weerwind:

Ik waardeer de uitleg die de heer Slootweg geeft. Ik blijf bij mijn standpunt. De geest zoals ik die net heb uitgelegd is de geest die staat, en die houd ik overeind.

De voorzitter:

Dat betekent de motie op stuk nr. 96 ontraden.

Minister Weerwind:

De motie op stuk nr. 97 vanuit de VVD, van de heer Ellian, geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Kijk, dat is inderdaad met gezwinde spoed! De motie op stuk nr. 97 oordeel Kamer.

Minister Weerwind:

De motie op stuk nr. 98 zou ik gaan ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 98 ontraden.

Minister Weerwind:

Ik ga anders de argumenten uit het commissiedebat herhalen, voorzitter, dat moet ik niet doen, dus daarom houd ik het hierbij.

Ik worstel enorm met de motie op stuk nr. 99 over het herstelrecht, laat ik dat vooropstellen. Ik stuur nog voor het commissiedebat Arbitrage, mediation en herstelrecht van 22 juni een brief naar uw Kamer. Daarin ga ik in op maatregelen die worden verkend, voortgezet of in gang gezet om een inzet van herstelrecht te bevorderen. Tegelijkertijd heb ik ook het WODC gevraagd om onderzoek te doen. Dat onderzoek komt veel te laat, eind 2023. Dan heb ik pas die resultaten, maar ik wil in mijn voortgangsbrief voorafgaand aan het commissiedebat dit onderwerp juist ook behandelen en u alle informatie geven zodat we een goed gewogen oordeel kunnen geven. Daarom is mijn verzoek: houd de motie aan.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, wilt u de motie aanhouden tot de brief van 22 juni?

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk daar even over na, voorzitter. Dit is natuurlijk wel onderdeel van het debat geweest, omdat het ging over slachtofferbeleid en herstelrecht, dat juist vanuit dat perspectief benaderd moet worden. Dus ik dacht dat dit ook als een steun in de rug kan worden beschouwd of als een aansporing in die zin. Maar misschien hecht ik wel aan een Kameruitspraak dat we dit juist ook vanuit het perspectief van het slachtoffer belangrijk vinden. Ik denk daar nog over na.

De voorzitter:

Dank. Dat is uw goed recht. Dat betekent dan dat het oordeel ontraden is.

Minister Weerwind:

Correct.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 99 ontraden.

Minister Weerwind:

De motie op stuk nr. 100 gaat over het instellen van een meldpunt. De minister van Justitie en veiligheid heeft de commissie-Hendriks juist gevraagd om een advies voor het instellen van het sekte-meldpunt. Ik heb dat eerder aangegeven. Ik weet dat in het najaar van 2022 dat advies wordt verwacht. In maart 2022 is de Kamer daar schriftelijk over geïnformeerd. Er werd ook al gesteld hoe de procedure bij de politie, dan wel de Veiligheidshuizen verloopt. Ik kan niet anders dan de motie op dit moment ontraden. Eigenlijk wil ik verzoeken aan de heer Van Nispen om de motie aan te houden, maar mocht hij die niet aanhouden, dan zit ik op ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 100 ontraden en het verzoek om die aan te houden. Meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik licht graag kort toe waarom ik deze motie niet ga aanhouden. Omdat deze discussie al heel erg lang loopt, al van ver voor de tijd van de minister. Dat verwijt ik de minister niet. We hebben moties ingediend om te voorkomen dat het Meldpunt Sektesignaal zou verdwijnen. Dat is toen tegen de zin van de Kamer wegbezuinigd. We hebben moties ingediend om het zo snel mogelijk weer terug te brengen. De regering heeft die discussie onterecht vermengd met een heel ander onderzoek naar een heel ander onderwerp, dat nu ook nog eens vertraagd is. Dat is volgens mij alle reden om te zeggen: laten we nu wel snel een Kameruitspraak vragen.

De voorzitter:

Helder. De motie wordt aangehouden, het oordeel over de motie is ontraden. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de laatste motie en de appreciatie daarvan, en daarmee ook van dit tweeminutendebat Slachtofferbeleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de Kamerleden en de minister. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven