3 Circulaire economie

Aan de orde is het tweeminutendebat Circulaire economie (CD d.d. 11/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Circulaire economie. De eerste spreker is gearriveerd, dus we kunnen van start gaan. Ik geef graag het woord aan mevrouw Hagen van de fractie van D66, die nog even op adem wil komen, denk ik.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de oorlog in Oekraïne en andere geopolitieke ontwikkelingen de leveringszekerheid van bepaalde grondstoffen onder druk zetten;

overwegende dat deze grondstoffen een cruciale rol spelen bij belangrijke maatschappelijke transities, waaronder de energietransitie;

overwegende dat de overgang naar een circulaire economie kan helpen om grondstoffen beter veilig te stellen door bijvoorbeeld hergebruik en recycling;

verzoekt de regering de strategische onafhankelijkheid van Nederland te vergroten door met de daarvoor relevante ministeries een grondstoffenstrategie te ontwikkelen, waarbij het strategisch versnellen van de circulaire economie, een groene-industriepolitiek en het veiligstellen van cruciale grondstoffen voor de energietransitie centraal staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen, Haverkort en Agnes Mulder.

Zij krijgt nr. 192 (32852).

Mevrouw Hagen (D66):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de UPV textiel per 2023 zal ingaan en daarmee kansen biedt om de mode-industrie te verduurzamen en circulair te maken;

overwegende dat meerdere onderzoeken hebben laten zien dat bestaande UPV-systemen onbenut potentieel hebben om hoger op de R-ladder te komen en toe te werken naar een écht circulaire economie;

overwegende dat hierbij vooral een sterkere tariefdifferentiatie om hoger op de R-ladder te komen en het structureel borgen van ketengesprekken werden genoemd als verbetering;

verzoekt de regering in het UPV-systeem voor textiel een versterkte samenwerking met andere spelers in de keten, zoals tweedehandswinkels en gemeenten, juridisch te borgen en een materiaalverlies- en afvalverminderingsdoelstelling op te nemen;

verzoekt de regering tevens steviger in te zetten op een tariefdifferentiatie binnen de UPV textiel, die stimuleert om hoger op de R-ladder te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen, Van Esch en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 193 (32852).

Mevrouw Hagen (D66):

Ten slotte wil ik mijn aangehouden motie over grondstoffenvoorzieningszekerheid opvoeren. Het dictum daarvan luidt: "verzoekt de regering in 2022 de volgende punten in de UPV te verwerken: een stimulans om producten te ontwerpen conform de R-ladder, een stimulans om de kwaliteit van producten te verhogen, en checks-and-balances zodat alle schakels van de grondstoffenketen gelijkwaardig invloed hebben op de inrichting van de keten."

Deze motie is inmiddels ook ondertekend door mevrouw Van der Graaf. Wilt u daarvan nog het nummer hebben, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, dat willen we wel.

Mevrouw Hagen (D66):

Het gaat om de motie op stuk nr. 182.

De voorzitter:

De naam Van der Graaf is toegevoegd?

Mevrouw Hagen (D66):

Ja.

De voorzitter:

De motie-Hagen (32852, nr. 182) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Hagen en Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 202, was nr. 182 (32852).

Dan is onze administratie weer op orde, dank u wel.

Mevrouw Hagen (D66):

Tot zover.

De voorzitter:

Dan mevrouw Van Esch van de fractie van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Voorzitter. Ik heb vier moties, dus ik ga heel snel praten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er via pakketpost jaarlijks 87 miljoen kilo aan verzendmaterialen wordt bezorgd, dat dit een grote belasting voor het milieu vormt en dat een groot deel van deze verzendmaterialen onnodig is;

overwegende dat het mensen een doorn in het oog is dat wanneer ze online een klein product kopen, ze vervolgens een doos krijgen thuisgestuurd waar een halve bank in past;

overwegende dat er pas over een aantal jaren een Europese richtlijn is waar het terugdringen van onnodige verzendmaterialen onderdeel van is;

verzoekt de regering niet te wachten op de Europese richtlijn, maar zelf alvast zo veel mogelijk te doen om de grote hoeveelheid onnodige verzendmaterialen terug te dringen en zo veel mogelijk in te zetten op herbruikbare verzendmaterialen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Bouchallikh, Hagen, Thijssen, Agnes Mulder en Beckerman.

Zij krijgt nr. 194 (32852).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Frankrijk een wet is aangenomen waarmee refill in de supermarkt wordt gestimuleerd;

overwegende dat refill-mogelijkheden het gebruik van eenmalige verpakkingen in de supermarkt drastisch zullen reduceren;

verzoekt de regering in navolging van Frankrijk ervoor te zorgen dat supermarkten met meer dan 400 vierkante meter oppervlakte hun klanten moeten gaan voorzien van refill-mogelijkheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Van der Graaf, Bouchallikh, Thijssen en Beckerman.

Zij krijgt nr. 195 (32852).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

De derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het budget voor de circulaire economie de komende jaren kleiner wordt, van €40 miljoen per jaar naar €30 tot 35 miljoen per jaar vanaf 2025;

constaterende dat uit de voortgangsrapportage van het PBL juist blijkt dat de ontwikkeling van de circulaire economie stokt en dat intensivering van het beleid nodig is;

verzoekt de regering het budget voor de circulaire economie de komende jaren minimaal op hetzelfde niveau te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 196 (32852).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

En de laatste. Ik haal het makkelijk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wegwerpluiers zorgen voor een afvalberg van 150 miljoen kilo per jaar en dat dit kan worden verminderd wanneer meer (aanstaande) ouders overstappen op wasbare luiers;

overwegende dat wasbare luiers onderaan de streep goedkoper zijn dan wegwerpluiers, maar dat de kosten zich concentreren aan de voorkant en dat niet elke (aanstaande) ouder deze kosten even makkelijk kan dragen;

verzoekt de regering een nationale subsidieregeling voor wasbare luiers op te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Esch.

Zij krijgt nr. 197 (32852).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Met tien seconden over.

De voorzitter:

Ja, wat doet u daarmee?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Aangeven dat de staatssecretaris mijn moties allemaal oordeel Kamer mag geven.

De voorzitter:

Kijk, dat zal indruk maken. Mevrouw Bouchallikh van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De afgelopen periode hebben we vaak gesproken over statiegeld. Ons blijkt onder andere uit rondetafelgesprekken dat een innameplicht voor verkooppunten echt noodzakelijk is om het systeem in goede banen te leiden en het draagvlak in de samenleving zo hoog mogelijk te houden. Daarom zal ik een eerder aangehouden motie in stemming brengen, samen met de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren en de SP. Het nummer is 35925.

Dan heb ik een motie over textiel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op textiel een belangrijke stap is om de milieu-impact van de textielindustrie terug te dringen, maar dat er in de huidige uitwerking nog te weinig prikkels zitten om duurzaam en circulair textiel te stimuleren;

constaterende dat er nog geen overkoepelende recyclingdoelstelling voor textiel is en nog niet alle categorieën textiel onder de UPV textiel vallen, waardoor producenten bijvoorbeeld niet verantwoordelijk zijn voor schoenen, tassen, bedspreien en onverkochte voorraden;

verzoekt de regering om een ambitieuze overkoepelende recyclingdoelstelling voor textiel in de UPV textiel op te nemen;

verzoekt de regering om al in 2025 in plaats van 2028 de UPV textiel te evalueren en te besluiten of deze wordt uitgebreid naar alle categorieën textiel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh en Van Esch.

Zij krijgt nr. 198 (32852).

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Dan mevrouw Agnes Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, dank. Laat ik beginnen met de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het rapport Bestemming Parijs op duidelijke wijze de concrete beleidsopties, scenario's, kosten en overwegingen voor het aanscherpen van het Nederlandse klimaatbeleid in beeld heeft gebracht;

constaterende dat een dergelijk inzicht in de te maken keuzes voor het behalen van de doelen op het gebied van circulaire economie richting 2030 en 2050 momenteel ontbreekt;

constaterende dat het voor een goede afweging van belang is om de kosten in de keten en de kosten voor de maatschappij, die nu te vaak op het bord van de gemeenten en hun inwoners terechtkomen, beter in beeld te brengen;

constaterende dat tevens de routes die mogelijk zijn om de doelen te halen scherper in beeld moeten worden gebracht zodat de Tweede Kamer een goede afweging kan maken;

verzoekt de regering om naast het concretiseren van circulaire-economiedoelen ook de concrete beleidsopties, routes, afwegingen en (maatschappelijke) kosten die gepaard gaan met het behalen van deze doelen, in kaart te brengen, en de Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Hagen, Haverkort, Bouchallikh, Van Esch, Beckerman, De Hoop en Grinwis.

Zij krijgt nr. 199 (32852).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. We hebben in het commissiedebat een uitgebreide discussie gehad met de staatssecretaris juist over deze kosten en het feit dat dat nu allemaal nog niet inzichtelijk is. Dat heeft ook een beetje met de periode en de aard van de periode waarin we nu zitten richting de circulaire economie te maken. Tegelijkertijd is Nederland van oudsher goed geweest in die circulaire economie. Hierin kunnen wij excelleren. Op het moment dat wij dit goed aanpakken, heeft ons bedrijfsleven ook wereldwijd een goede kans. Natuurlijk zal er ook altijd moeten worden gekeken wat er op Europees niveau kan worden gedaan, zodat het eerlijke speelveld wordt behouden maar er tegelijkertijd ook heel veel banen in Nederland worden gecreëerd. Want daar doen we het allemaal voor, zodat gezinnen voor hun eigen inkomen kunnen zorgen en een mooi leven hier in Nederland kunnen hebben, in een mooi milieu.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Haverkort van de VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Tijdens het debat hadden we het over een eventueel andere definitie van circulaire economie. Ik ben het wel met de staatssecretaris eens dat we het veel meer moeten hebben over het grondstoffenbeleid. Hoe zorgen we ervoor dat we voldoende grondstoffen beschikbaar hebben voor onze ondernemers? Hoe zorgen we ervoor dat we producten ontwerpen met zo min mogelijk grondstoffen? Hoe zorgen we ervoor dat we hergebruik en reparatie stimuleren? Hoe zorgen we ervoor dat we grondstoffen recyclen, zodat we onafhankelijk van landen en de aarde worden? Laten we de grondstoffen die onze inwoners nu als afval wegdoen, weer veel beter gaan gebruiken.

Voorzitter. De VVD is blij met de toezegging van de staatssecretaris in het debat over de mogelijkheid om gebroken puin weer hoogwaardig in te zetten in nieuw beton. We zien het overzicht met de beloofde grondstoffen uiteraard met belangstelling tegemoet.

Voorzitter. Ik heb nog één vraag en één motie. De vraag is: wil de staatssecretaris nog eens toelichten op welke manier zij het bedrijfsleven betrekt bij het opstellen van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie dat dit najaar komt?

Voorzitter. Dan de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voedselveiligheid een groot goed is in onze samenleving;

overwegende dat innovatief hergebruik van grondstoffen het gebruik van natuurlijke nieuwe grondstoffen beperkt;

overwegende dat regelgeving op het gebied van voedselveiligheid belemmerend kan werken bij het hergebruik van grondstoffen;

verzoekt de regering te onderzoeken welke regelgeving in het kader van voedselveiligheid belemmerend werkt voor het hergebruik van grondstoffen;

verzoekt de regering deze belemmeringen zo veel mogelijk weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Haverkort, Agnes Mulder en Hagen.

Zij krijgt nr. 200 (32852).

De heer Haverkort (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Grinwis van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Collega Van der Graaf, de woordvoerder circulaire economie namens de ChristenUnie, heeft een verplichting elders. U zult het dus met mij moeten doen; het is niet anders. Ik heb één motie meegebracht. Sorry voor de techniek. De motie is dit keer gelukkig niet extreem lang.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Integrale Circulaire Economie Rapportage blijkt dat recycling alleen niet voldoende is om de circulaire doelen van Nederland te halen;

overwegende dat de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV's) een positieve verandering teweeg heeft gebracht en voor meer hoogwaardige recycling heeft gezorgd, maar dat deze UPV's nog veel meer kansen bieden;

verzoekt de regering om in de uit de UPV's voortvloeiende ministeriële regelingen en AMvB's ook doelen op te nemen die hoger op de R-ladder staan, zoals het makkelijker en aantrekkelijker maken van reparatie door goed productontwerp en het faciliteren van een goede reparatie-infrastructuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Van der Graaf, Hagen en Agnes Mulder.

Zij krijgt nr. 201 (32852).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Dan heb ik ook nog gevraagd om een toezegging over microplastics. Afgelopen zaterdag las ik een uitgebreide rapportage in Trouw over het feit dat microplastics inmiddels ook in ons bloed te vinden zijn. Ik weet dat er op dit onderwerp veel zaken lopen, zoals onderzoeken en een verbod op het bewust toevoegen van microplastics. Het grootste gedeelte komt echter door onbewuste toevoeging in ons leefmilieu. Mijn vraag is: wil de staatssecretaris kijken welke maatregelen er mogelijk zijn? Is zij bereid om maatregelen te nemen, zoals het stellen van hogere eisen aan de kwaliteit van plastics, zowel op Europees als op nationaal gebied? Dat is mijn vraag.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Dan is het woord aan de heer De Hoop van de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. Mijn collega Thijssen heeft bij het debat duidelijk gemaakt hoe de Partij van de Arbeid aankijkt tegen de circulaire economie. Het is noodzakelijk om klimaatverandering te stoppen, om natuur te behouden en om de negende planetaire grens niet te overschrijden. Het is goed en mooi dat Nederland doelen heeft voor 2030 en 2050. Het is ook goed dat de staatssecretaris die doelen bevestigt. Helaas gaan we volgens het PBL deze doelen met het huidige beleid niet halen. We kijken dus reikhalzend uit naar het actieplan van de staatssecretaris, inclusief dwang en drang, inclusief inzichten van gedragsexperts over wat marketing doet met onze honger naar niet-circulaire producten en inclusief de mogelijkheid om bedrijven op te leggen dat ze niet meer stuks plastics mogen verkopen, omdat die aantallen moeten dalen.

Voor nu heb ik nog één vraag. Die stond nog open in het debat. In het vierde kwartaal komt de staatssecretaris met haar volledige actieplan. In januari komt het PBL met zijn volledige rapportage over de circulaire economie. Kan het PBL het actieplan van de staatssecretaris nu al meenemen, zodat we in januari, doorgerekend en wel, weten of we de doelen gaan halen? Dan weten we onder andere ook of we de Nederlandse bijdrage aan de plasticsoep kunnen gaan stoppen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed. De heer De Hoop was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Ik schors voor vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris. Volgens het schema moet ik over zes minuten aan het volgende debat beginnen, dus ik hoop dat we dat redden. Het woord is aan haar.

Staatssecretaris Heijnen:

Voorzitter. Een aantal moties waren vrij technisch van aard.

Ik wil verzoeken om de motie op stuk nr. 192 van Hagen, Haverkort en Mulder aan te houden. Ik deel het belang van een grondstoffenstrategie om leveringsrisico's te verminderen. Een circulaire economie kan inderdaad helpen om grondstoffen veilig te stellen en de afhankelijkheid te verminderen. Gezien de breedte van de vraag zou ik het wel eerst met mijn collega's van EZK en BHOS willen bespreken. Dat is ook de reden waarom ik vraag de motie aan te houden.

De voorzitter:

Mevrouw Hagen heeft geknikt. Daarmee wordt de motie-Hagen op stuk nr. 192 aangehouden.

Op verzoek van mevrouw Hagen stel ik voor haar motie (32852, nr. 192) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mevrouw Mulder. Kort.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Als mede-indiener vraag ik me af wanneer we daar een brief of een reactie op krijgen. Anders kan het wel een halfjaar duren.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb aangegeven dat ik het eerst wil bespreken met de collega's. Dat kan in principe relatief snel. Ik hoop dus dat dat nog vóór de zomer lukt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Zodat ook vóór de zomer het oordeel duidelijk is en wij over de motie kunnen stemmen?

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, dat lijkt mij wel.

De voorzitter:

De zomer begint op 21 juni, dacht ik.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat is wel heel snel, voorzitter!

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Laten we de staatssecretaris de tijd geven. Mijn verzoek is dat we hier in de laatste week vóór het reces over kunnen stemmen.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ga het proberen, maar ik ben ook afhankelijk van de agenda van mijn collega's. Ik zal in elk geval zelf flexibel zijn.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 193.

Staatssecretaris Heijnen:

Dan de motie op stuk nr. 193 van Hagen, Van Esch en Bouchallikh over de UPV textiel. Ik ontraad deze motie. Allereerst kom ik op het eerste dictum, over het juridisch borgen van de samenwerking. De kern van de producentenverantwoordelijkheid is dat de producenten verantwoordelijk zijn voor hun producten in de afvalfase. Daarbij krijgen ze ambitieuze doelstellingen voor hergebruik en recycling opgelegd. De producenten zijn ook verantwoordelijk voor het maken van afspraken in de keten. Daarmee is samenwerking in feite geborgd. Zoals ik mevrouw Hagen in het commissiedebat heb toegezegd, heb ik de producenten verzocht nader in overleg te gaan met andere ketenpartijen. Zij hebben toegezegd dit verder te doen.

Dan over het tweede dictum. Het is niet goed mogelijk om producten via de UPV algemene doelstellingen voor materiaalverlies en afvalvermindering op te leggen. Met de UPV textiel wordt circulariteit natuurlijk wel gestimuleerd. Zo wordt indirect bijgedragen aan afvalvermindering. Wat betreft het dictum over tariefdifferentiatie schrijft het UPV-systeem voor dat er de mogelijkheid bestaat om tariefdifferentiatie in te stellen. Dat gebeurt ook binnen de meeste UPV-systemen. Het is aan de producenten om dat vorm te geven. De geldende doelstellingen zijn ambitieus. Daar gaat een stimulans van uit om hoger op de R-ladder te komen. De motie op dit punt voegt daarom op dit moment weinig toe.

De voorzitter:

Dus de motie is ontraden?

Staatssecretaris Heijnen:

Ja.

De voorzitter:

Heel goed. Dan de motie op stuk nr. 202.

Staatssecretaris Heijnen:

Dan de motie op stuk nr. 202 van mevrouw Hagen en mevrouw Van der Graaf, ook over de UPV. Die moet ik helaas ontraden omdat een UPV maar beperkt kan bijdragen aan een ontwerp conform de R-ladder en het verhogen van de kwaliteit van producten. De mogelijkheden die er zijn, benut ik. Maar om daar werkelijk effect van te hebben, zijn andere instrumenten nodig, zoals Europese productregelgeving. Die ligt nu op tafel. De sectorale voorstellen komen er ook nog aan. Ik kan wel toezeggen dat we bekijken hoe gemeenten ondersteund kunnen worden, naast dat we de UPV inzetten om de juiste prikkels te geven binnen de beperkingen van het instrument en we inzetten op ambitieuze productregelgeving naast de UPV. Die toezegging doe ik u, maar de motie zoals die nu is geformuleerd, moet ik helaas ontraden.

Mevrouw Hagen (D66):

Voorzitter. Er is nu een beetje verwarring, want in ons stapeltje zit deze motie niet. Gaat dit over mijn opnieuw ingediende motie?

Staatssecretaris Heijnen:

Ja.

Mevrouw Hagen (D66):

Oké. Dan heb ik toch nog wel een vraag. In verschillende rapporten ...

De voorzitter:

Waar gaat uw vraag over?

Mevrouw Hagen (D66):

Over de ontraden motie die is aangehouden.

De voorzitter:

Dat is de motie 32852, stuk nr. 182?

Mevrouw Hagen (D66):

Er is maar één motie aangehouden en opnieuw ingediend toch, voorzitter?

De voorzitter:

Het is de motie waarin het dictum begint met: "verzoekt de regering in 2022 de volgende punten in de UPV te verwerken".

Staatssecretaris Heijnen:

Mijn reactie ging over de eerder aangehouden motie.

De voorzitter:

En mevrouw Hagen wil nu een oordeel hebben over die motie?

Mevrouw Hagen (D66):

Het oordeel is dus net gegeven.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja.

Mevrouw Hagen (D66):

Mijn vraag is hoe dat zich dan verhoudt tot de eerder ingediende motie van onder andere het lid Mulder en van mij over die weglekeffecten binnen die UPV. Want dit is hier juist een antwoord op. "Gemeenten helpen" vind ik een beetje vaag. Dus ik zou graag ook willen horen hoe dat dan specifiek ingevuld gaat worden. Want er is echt iets nodig.

Staatssecretaris Heijnen:

Zoals aangegeven, kan een UPV maar beperkt bijdragen aan het ontwerp conform de R-ladder en het verhogen van de kwaliteit van producten. Ik kan wel toezeggen om nog eens een keer in een gesprek met mevrouw Hagen te kijken waar we nog dingen extra kunnen doen. Ik ben zelf ook ambitieus als het aankomt op circulaire economie. Ik denk ook dat we moeten kijken wat we kunnen doen om de regels die we hebben zo optimaal mogelijk te benutten. Maar je moet ook kijken wat er binnen een UPV bijvoorbeeld mogelijk is. De mogelijkheden die er zijn, proberen we zo uitgebreid mogelijk ook toe te passen. Maar als er nog verdere mogelijkheden zijn, sta ik daar altijd voor open.

Ik kom op de motie van mevrouw Van Esch cum suis op stuk nr. 194, over het terugdringen van onnodige verzendmaterialen. Die motie wil ik graag oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 194 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Heijnen:

Gezien de tijd zal ik daar verder geen toelichting op geven, als dat akkoord is.

De motie op stuk nr. 195 van mevrouw Van Esch gaat over refill naar Frans voorbeeld. Ik verzoek mevrouw Van Esch om die motie aan te houden. Een transitie naar hergebruik van verpakkingen vind ik ook heel erg belangrijk. Ik heb tijdens het commissiedebat ook al toegezegd dat we gaan kijken hoe we dat kunnen gaan stimuleren, en dat ik daar voor de zomer nog bij de Kamer op terug zal komen. Daarbij kijk ik naar mogelijkheden op nationaal niveau, en ook naar mogelijkheden op Europees niveau, bijvoorbeeld in het kader van de herziening van de Europese Verpakkingenrichtlijn. En ik kijk ook naar wat andere landen op dit vlak doen. Dat heb ik toegezegd, en deze motie loopt daarop vooruit. Vandaar het verzoek om haar aan te houden.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik vind het prima om de motie aan te houden, maar dan doe ik wel hetzelfde verzoek als mevrouw Mulder net deed. Ik wil dan namelijk nog wel de mogelijkheid hebben om over deze motie voor de start van het zomerreces te stemmen, indien dat voor de indieners nog gewenst zou zijn.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb toegezegd om hier nog voor de zomer bij de Kamer op terug te komen. Het lijkt me dus prima om dat parallel te laten lopen, mits er nog ruimte is op de agenda. Over dat laatste ga ik niet.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Esch stel ik voor haar motie (32852, nr. 195) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik kom op de motie op stuk nr. 196 van mevrouw Van Esch. Die gaat over het budget voor de circulaire economie. In de motie staat dat dat budget minimaal op hetzelfde niveau moet blijven. Dat klinkt mij uiteraard als muziek in de oren. Het budget gaat flink omlaag en gaat zelfs naar 0, terwijl de ambities, die ook hier in uw Kamer worden geuit, vrij aanzienlijk zijn. Als er helemaal geen budget meer is, gaat dat iets doen met de ambities die we hebben. Maar ik wil mevrouw Van Esch wel vragen om de motie aan te houden, omdat ik niet kan vooruitlopen op de begroting. Daarom wil ik haar vragen om de begroting van Prinsjesdag af te wachten. Maar dit onderwerp heeft mijn bijzondere aandacht.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat is altijd een lastige. Vooruit dan maar. Het zou misschien nog terug kunnen komen in de Voorjaarsnota? Die tip geef ik de staatssecretaris. Maar anders komt het op Prinsjesdag. Ik hoop echter dat we hierop vooruitgaan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Esch stel ik voor haar motie (32852, nr. 196) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik kom op de motie op stuk nr. 197 van mevrouw Van Esch. Die gaat over de subsidieregeling voor wasbare luiers. Het gebruik van wasbare luiers draagt bij aan minder afval, en dat stimuleren we dan ook graag. Zo zijn er in 2021 uit de subsidie Circulaire ketenprojecten twee projecten ondersteund voor het stimuleren van het gebruik van wasbare luiers. Dus er zijn subsidiemogelijkheden beschikbaar. Daarom ontraad ik de motie. Ik vind het wel heel erg van belang om in de gaten te blijven houden hoe het aandeel van luiers in het afval zich ontwikkelt. Mocht dat niet voldoende zijn, dan is het wel belangrijk om daarnaar te kijken. In de bredere brief die we daarover gaan sturen zal ik daar ook nog op terugkomen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Heel kort. De subsidieregelingen die er zijn, zijn niet voor ouders, maar voor bijvoorbeeld bedrijven. Ik vind dat wel degelijk een verschil. Ik snap niet zo goed hoe het zit — ik ben benieuwd naar dat antwoord — met het monitoren van de afvalberg. De afvalberg is gigantisch. Welke stappen worden er gezet om dit specifiek te reduceren? Die zie ik nog niet zo goed.

Staatssecretaris Heijnen:

Op het moment dat je subsidieregelingen beschikbaar stelt, hoop je natuurlijk dat dit iets doet met het type luiers dat gebruikt gaat worden of de manier waarop die hergebruikt kunnen worden. Dit betekent dus ook dat je heel goed in de gaten moet houden of dat ook het gewenste effect heeft. Ik kom zelf uit de gemeentepolitiek. Wij hadden op een bepaald moment bijvoorbeeld ook lokale stimuleringsregelingen voor wasbare luiers, om inwoners van onze stad te wijzen op de mogelijkheden daaromtrent. Daarbij kunnen we ook partnerschap vinden bij lokale overheden.

De voorzitter:

Dan de volgende motie.

Staatssecretaris Heijnen:

Dan een motie van mevrouw Bouchallikh (35925-XII, nr. 47). Die gaat over de inname van de plastic flesjes en blikjes. Het is de wettelijke verantwoordelijkheid van producenten en supermarkten om het inzameldoel van 90% te realiseren. Zij moeten ook zorgen voor voldoende passende verkooppunten. Ik reken hen ook af op het behalen van hun inzameldoel. Voor flesjes heeft dit geleid tot een goedwerkend systeem. Het is nu aan de producenten om ook voor de blikjes tot een goedwerkend systeem te komen. De regelgeving is op dit moment een feit. Aanpassing daarvan zou ook echt leiden tot vertraging. Ik wil dat in elk geval niet, maar volgens mij wil niemand dat. Er is een evaluatie voorzien in 2024. Dan wordt de regelgeving in alle facetten bekeken. Dat is ook de reden waarom ik de motie ontraad.

Dan de motie van mevrouw Bouchallikh en mevrouw Van Esch op stuk nr. 198 over de ambitieuze overkoepelende recycledoelstelling voor textiel. Die motie wil ik ontraden. Het voorstel voor de UPV textiel bevat een ambitieuze doelstelling voor recycling. De motie is op dat punt dus overbodig. Als mevrouw Bouchallikh een doelstelling wenst voor textielproducten die nog niet onder de UPV vallen, is dat juridisch niet mogelijk. We kunnen niet iets regelen voor producenten die niet onder de werkingssfeer van het besluit vallen. Ik ben …

Sorry, voorzitter, ik dacht dat u mij onderbrak.

De voorzitter:

Nee, gaat u door.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ben niet voor een evaluatie in 2025, want het streven is dat de UPV per 2023 ingaat. In 2025 moeten producenten aan de doelstellingen voldoen. Ik vind het echt te vroeg om dan direct al te gaan evalueren. De invoering van de UPV textiel is een enorme ingreep in het huidige stelsel. Er is tijd voor nodig om dit goed op poten te zetten. Een evaluatie binnen vijf jaar past daar ook beter bij. Die is dan in 2028.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik had eigenlijk ook iets te zeggen over mijn vorige motie, maar gezien de tijd heb ik dat niet gedaan. Toch even kort iets over de motie op stuk nr. 198. De staatssecretaris geeft aan tijd nodig te hebben, maar in 2030 moeten we al de reductiedoelstelling van 50% hebben bereikt. 2028 is dus echt te laat. Bij de UPV single-use plastics was het wel mogelijk om het nu in te voeren en over twee jaar te evalueren. Waarom kan dat niet bij textiel? Dan heb ik het nog ruim genomen met drie jaar.

Staatssecretaris Heijnen:

Omdat het echt een enorme ingreep is in het huidige stelsel. Ik heb dat net proberen toe te lichten. Ik snap de noodzaak om tussentijds te kijken of het beleid voldoende werkt en of aanscherping nodig is. Maar ik zei al eerder over de hele omslag die we aan het maken zijn naar een circulaire economie dat dit niet iets is wat je even doet. Dit is echt een systeemverandering. Dat betekent ook dat je daarbij alle partners in de keten op een goede manier moet meenemen. Op bepaalde punten kost dat nu eenmaal tijd, soms meer dan wijzelf graag zouden zien.

De motie van mevrouw Mulder c.s. op stuk nr. 199 geef ik graag oordeel Kamer. Net als mevrouw Mulder vind ik het belangrijk dat er inzicht is in de beleidsopties, de routes, de afwegingen en de kosten. Ik ga snel door, want ik word aangespoord door de voorzitter om dat te doen.

De motie op stuk nr. 200 over regelgeving die belemmerend werkt voor het hergebruik van grondstoffen, van Haverkort, Mulder en Hagen, geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 201 over de UPV's en doelen opnemen die hoger op de R-ladder staan, van Grinwis, Van der Graaf, Hagen en Mulder, wil ik ontraden. De motie spreekt over productontwerp en eisen daaromtrent. Dat moet via productregels, waar ook in Europees verband aan wordt gewerkt. Dit kan niet via een UPV. Maar als ik de motie zo mag lezen dat we via prikkels hoger op de R-ladder proberen te komen en dat we reparaties stimuleren, dan kan ik de motie wel oordeel Kamer geven. Als u insisteert op productontwerp en eisen daarvoor en op eisen ten aanzien van reparatie en de infra daarvoor, dan moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Meneer Grinwis. Nou, zeg het maar.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik heb heel snel geschakeld met collega Van der Graaf. Maar niet heus. Ik ga mee met de interpretatie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Heel goed.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Maar deze motie is breder. Daar wil ik ook nog even op wijzen. Die gaat ook over de reparatie-infrastructuur, niet alleen over productontwerp as such. Maar: prima. Dank.

De voorzitter:

En dus wordt de motie-Grinwis c.s. op stuk nr. 201 bij dezen aangehouden. Dat waren de moties. Dan nog een korte vraag van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ja, een korte vraag, om te weten of we voor of tegen de motie op stuk nr. 200 kunnen stemmen. Ik weet niet zo goed welke belemmeringen de staatssecretaris dan gaat wegnemen. Ik wil dat graag weten. De staatssecretaris heeft de motie oordeel Kamer gegeven. Welke belemmeringen gaat ze dan wegnemen? Ik vind voedselveiligheid een risico als er belemmeringen worden weggenomen waar ik geen zicht op heb.

Staatssecretaris Heijnen:

Wacht, ik moet heel even de motie erbij pakken. Het is voor marktpartijen niet altijd duidelijk hoe bij het toepassen van recyclaat en voedselverpakkingen tevens aan de hoge eisen van voedselveiligheid kan worden voldaan. Maar er is een hoop in beweging wat betreft de regelgeving, zowel voor plastic als voor papier en karton, om het gebruik van recyclaat toegankelijker te maken en daarover meer duidelijkheid te bieden. Dit is het beleidsterrein van VWS, maar ik ben bereid om samen met mijn collega naar de raakvlakken van die wetgeving te kijken en die nader in beeld te brengen, en om daarover met de betreffende sectoren in gesprek te gaan. Bij dat alles blijft de voedselveiligheid natuurlijk wel een hoofdvoorwaarde. We willen altijd dat voedselveiligheid niet ondergeschikt is aan recycling van grondstoffen. Als ik de motie zo mag lezen, dan geef ik haar oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik heb een fout gemaakt bij de motie op stuk nr. 201, de motie-Grinwis c.s. Ik zei dat die was aangehouden. Dat is niet zo. Die motie krijgt oordeel Kamer. Dat was een foutje mijnerzijds.

De heer Haverkort (VVD):

De staatssecretaris kan die motie letterlijk zo lezen, want in de eerste overweging …

De voorzitter:

Sorry. Welke motie?

De heer Haverkort (VVD):

De motie op stuk nr. 200, waar het net over ging bij mevrouw Van Esch. In de eerste overweging staat precies dat voedselveiligheid van groot belang is.

De voorzitter:

Oké. Dan is dat ook weer opgehelderd.

Waren er nog vragen die u moest beantwoorden, staatssecretaris?

Staatssecretaris Heijnen:

Ja. Ik had nog drie vragen, voorzitter. Er was de vraag van de heer Haverkort op welke manier het bedrijfsleven betrokken wordt bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma circulaire economie. Voor de uitvoering daarvan zijn natuurlijk alle partijen nodig, dus we spreken met een scala van partijen. Dan moet u denken aan VNO-NCW, maar ook grote bedrijven. Er viel mij wel iets op, iets wat ik toch nog wel heel even ook gezegd wil hebben. Een tijdje geleden was ik in Davos, bij het World Economic Forum. Je ziet daar dat Nederland echt wordt gezien als een voorloper op het gebied van circulaire economie. Aan de ene kant is dat heel fijn. Aan de andere kant is dat ook wel een extra uitdaging. Wij hier in de commissie zien ook al hoeveel uitdagingen er zijn.

Ik zal doorgaan met de andere twee vragen, voorzitter. Er was nog de vraag van de heer Grinwis of de regering wil onderzoeken hoe microplastics die onbewust worden toegevoegd aan onze leefomgeving, kunnen worden tegengegaan. Ik kan toezeggen dat ik me op Europees niveau vol inzet om dit te regelen. Ik wil vragen om het BNC-fiche daarover af te wachten. Dat komt begin 2023. Maar uiteraard is dit wel een punt dat we met veel aandacht volgen.

De heer De Hoop had nog een vraag over het uitvoeringsprogramma, namelijk of dat in januari 2023 kan zijn doorgerekend. Het PBL is zeker betrokken bij het maken van het programma. Het doorrekenen van het hele programma is dan nog niet mogelijk. Maar ik zal, met het PBL, wel kijken wat zij kunnen doen.

De voorzitter:

Prima. Wil de heer De Hoop nog interrumperen? Dat kan altijd. Nee. Weet u het zeker? Oké. Dan was dit het einde van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag gaan we stemmen over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven