Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 33, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 33, item 13 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het Voorstel van wet van de leden Hammelburg, Bromet en De Hoop houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond ( 35741 ).
De voorzitter:
Aan de orde is het debat over het Voorstel van wet van de leden Hammelburg, Bromet en De Hoop houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond, Kamerstuk 35741. Dit is de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik heb mezelf als vrijwilliger opgegeven om dit debat te mogen begeleiden. Het initiatiefwetsvoorstel werd in 2010 door de leden Van der Ham, Azough en Timmer bij de Eerste en Tweede Kamer ingediend. Uiteindelijk werd het in februari 2021 door de Eerste Kamer aangenomen, waarbij de leden Özütok, Van den Hul en ondergetekende het voorstel hebben verdedigd. Het is erg mooi dat het nog lukt om voor het kerstreces de eerste termijn van de kant van Kamer te doen. Het is een grondwetswijziging. Die vraagt om twee lezingen. We zijn nu bezig met de tweede lezing.
Ik heet de initiatiefnemers van harte welkom. Zij worden in vak-K ondersteund door de heer Sijtsema, beleidsondersteuner van D66. Hartelijk welkom ook aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zij is hier in de rol van adviseur. Nogmaals, vandaag is de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De voortzetting wordt zoals gebruikelijk in overleg met de initiatiefnemers vastgesteld. Ik ga ervan uit dat dat na het kerstreces is. Ik wens de initiatiefnemers veel plezier. Dit is natuurlijk alleen maar luisteren, maar toch is het spannend.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks voor haar inbreng in de eerste termijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het is altijd bijzonder als collega-Kamerleden in vak-K een initiatiefwet verdedigen. Je zou kunnen zeggen dat deze initiatiefwet nog iets specialer is, omdat het hier de tweede lezing van een wijziging van de Grondwet betreft. Ik wil de drie initiatiefnemers en hun medewerkers daarmee complimenteren. Via hen breng ik vanaf deze plek ook graag de complimenten over aan de drie voorgangers: collega Vera Bergkamp en oud-collega's Nevin Özütok en Kirsten van den Hul. Zij hebben de eerste lezing van deze grondwetswijziging met veel passie en succes door beide Kamers geloodst. Nog los van de inhoud van deze wet, is dat een groot compliment waard. Ook speciale dank aan de heer Van der Ham. Hij is toch eigenlijk de initiatiefnemer van deze wetswijziging. Hij is vandaag aanwezig. Ik wens de nieuwe initiatiefnemers in vak-K veel succes bij de tweede lezing van het voorstel.
Voorzitter. Dan ga ik nu naar de inhoud van de wet. Het betreft hier een tweede lezing. De meest inhoudelijke argumenten zijn in de eerste lezing in beide Kamers de revue gepasseerd, maar het is goed dat wanneer we onze Grondwet aanpassen, we hier dan in een tweede lezing opnieuw bij stilstaan. Het is immers niet wenselijk dat we de Grondwet, ons belangrijkste constitutionele document, te gemakkelijk eventjes wijzigen. De tweede lezing is bedoeld om er na de verkiezingen als parlement opnieuw goed naar te kijken, onze gedachtes op een rij te zetten en de grondwetswijziging nog een keer goed te overwegen.
Voorzitter. GroenLinks wil graag dat Nederland een vrije, tolerante en inclusieve samenleving is, waar iedereen zichzelf moet kunnen zijn. Ik heb het over een samenleving waarin niemand wordt gediscrimineerd. Artikel 1 van onze Grondwet regelt dit en is daarmee een van de meest fundamentele principes waarop onze samenleving is gebouwd. Vandaag spreken we over het initiatief om artikel 1 aan te passen. In de huidige tekst van artikel 1 worden een aantal specifieke gronden genoemd en daarnaast een soort algemene restcategorie. In het voorliggende initiatiefwetsvoorstel wordt voorgesteld om naast discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras en geslacht ook discriminatie op grond van handicap en seksuele gerichtheid op te nemen. GroenLinks vond dit in de eerste lezing een goede explicitering van het artikel en vindt dit in de tweede lezing nog steeds een goed voorstel.
Het voorstel is niet bedoeld om twee nieuwe gronden toe te voegen aan het artikel van de Grondwet. Het is bedoeld om ze expliciet te benoemen, omdat deze twee non-discriminatiegronden in de afgelopen jaren, sinds het moment dat de huidige vorm van artikel 1 is ingevoerd, in de samenleving steeds meer aandacht hebben gekregen. Met dit voorstel expliciteren we dat er aandacht nodig is voor mensen die vanwege hun seksuele gerichtheid of vanwege hun handicap met extra drempels en weerstand in de samenleving te maken kunnen krijgen. Daarmee is de heldere boodschap van deze grondwetswijziging dat in Nederland je seksualiteit en je fysieke beperkingen geen grond mogen zijn om belemmerd te worden in je functioneren en deelnemen aan onze samenleving. Met het benadrukken van die boodschap onderstrepen we hier vandaag vooral de normstelling. De Grondwet heeft een sober karakter en vraagt daarom altijd om uitwerking in onderliggende wetten, zoals de Algemene wet gelijke behandeling.
In de eerste lezing is onder anderen door mijn oud-collega Renkema gesproken over de wetsbehandeling begin jaren tachtig, toen deze discussie ook speelde, zowel over seksuele gerichtheid als over handicap. Mede in het licht van de tijdsgeest van begin jaren tachtig is er destijds voor gekozen om deze gronden niet expliciet in de Grondwet op te nemen. De bezwaren die toen speelden, zijn naar het oordeel van onze fractie niet meer hetzelfde. De samenleving is veranderd. Wat ons betreft zijn die bezwaren dus nu niet meer aan de orde. De initiatiefnemers hebben wat mijn fractie betreft in de eerste lezing goed toegelicht waarom dit voorstel nu constitutioneel rijp is. Voor de wetsgeschiedenis zou het, denk ik, wel goed zijn als zij ook in deze tweede lezing hier nog een nadere toelichting op kunnen geven.
Voorzitter. In juridische zin hebben we het met onze Grondwet behoorlijk goed geregeld. Als het voorliggende voorstel wordt aangenomen, wordt dat nog iets beter. De praktijk is evenwel natuurlijk weerbarstiger. Helaas moeten we constateren dat veel mensen het gevoel hebben er niet helemaal bij te horen omdat ze zich gediscrimineerd voelen. Als overheid moeten we daarom niet alleen via wetgeving, maar ook via concreet beleid proberen discriminatie zo veel mogelijk tegen te gaan. Ik zou graag aan de minister willen vragen hoe we ervoor gaan zorgen dat burgers ook in de praktijk gaan ervaren dat discriminatie effectiever wordt bestreden.
Voorzitter. Tot slot een vraag die mijn fractie nog aan de minister heeft. Die gaat over het facultatief protocol bij het VN-verdrag voor mensen met een beperking. In maart heeft het kabinet een brief gestuurd aan de Kamer waarin het aangaf dat het aan het nieuwe kabinet is om hiermee verder te gaan. Wat GroenLinks betreft sluit Nederland zich zo spoedig mogelijk aan bij dit facultatieve protocol. Ik kan me zomaar voorstellen dat de beantwoording van deze vragen pas plaatsvindt als er een nieuw kabinet zit. Daarom mijn concrete vraag of het kabinet ervoor gaat zorgen dat Nederland zich hierbij aansluit.
Voorzitter, ik sluit af. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger. Ook namens mij hartelijk welkom aan de heer Van der Ham. Ik had u niet gezien. Heel fijn dat u ook aanwezig bent. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Laan van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga niet met andermans veren pronken. Dat past niet bij mij. Het is ruim tien jaar geleden dat de leden Van der Ham, Azough en Timmer de aftrap deden voor deze grondwetswijziging. Daarna is het opgepakt door u, voorzitter, mevrouw Van den Hul en mevrouw Özütok. Vervolgens is het nu aan de leden Hammelburg, Bromet en De Hoop. Dank allen voor jullie inzet. Er is in die tien jaar een interessant maatschappelijk en parlementair debat gevoerd. Ik ben dankbaar en ook wel vereerd dat ik hier een bescheiden bijdrage aan mag leveren, want zo'n veertien jaar geleden is letterlijk de Grondwet mijn leven in gekomen. Tijdens mijn studie bestuurskunde moest ik voor het onderdeel staats- en bestuursrecht de Grondwet namelijk van voor naar achter bestuderen om die goed te kunnen begrijpen en toe te passen.
Voorzitter. Bescheiden, maar duidelijk. Er is al veel gezegd, maar het standpunt van mijn partij is overduidelijk. Wij zijn een groot voorstander van dit initiatief. De uitbreiding van artikel 1 van de Grondwet met de gronden handicap en seksuele gerichtheid is om veel redenen belangrijk, maar ik wil er specifiek één uitlichten. Artikel 1 van de Grondwet gaat niet enkel over het verbod op discriminatie, maar legt ook het recht op gelijke behandeling vast. Dit zijn twee kanten van dezelfde medaille. Toch leggen beide onderdelen een verschillend accent. Het verbod op discriminatie legt in de eerste plaats een negatieve verplichting op: iedereen moet afzien van het maken van onderscheid waar dat niet gerechtvaardigd is. Daarbij wordt een aantal gronden dus expliciet genoemd. Het principe van gelijke behandeling behelst ook een positieve verplichting: allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Dat vraagt iets van ons, van de manier waarop we onze maatschappij inrichten en hoe we een gelijk speelveld creëren. Ik moet helaas constateren dat dit speelveld nog niet gelijk is voor mensen met een handicap of een seksuele gerichtheid die afwijkt van wat de norm heet. Een op de vijf personen met een handicap ervaart discriminatie. Seksuele gerichtheid is na herkomst de aanleiding waarover de politie de meeste meldingen en aangiften ontving in 2020. Het speelveld is ongelijk; alsof je tegen de stroom in moet zwemmen en af en toe kopje-onder gaat. Je moet een stuk harder werken dan de rest. Dat is geen gelijke behandeling.
Ik zie deze wijziging, als die er komt, ook als een opdracht aan de maatschappij, aan deze Kamer, om meer werk te maken van de gelijke behandeling van mensen met een handicap of een seksuele gerichtheid die afwijkt van de "norm". Het is een opdracht om barrières weg te halen, zodat iedereen op gelijke voet mee kan in de samenleving, en dat is in mijn ogen ten diepste een sociaalliberaal principe.
Voorzitter, ik heb nog wel twee vragen. Voor de bescherming van grondrechten zijn burgers in de praktijk vaak niet afhankelijk van de Grondwet maar van internationale verdragen. De discussie over mogelijke afschaffing van het toetsingsverbod heeft mede naar aanleiding van de toeslagenaffaire een vlucht genomen. Kunnen de initiatiefnemers reflecteren op wat deze Grondwetswijziging betekent in het licht van een mogelijke afschaffing van het toetsingsverbod in de toekomst?
De Grondwet kent een sterke symbolische betekenis en draagt de kern uit van de waarden waar dit land op is gestoeld. Een wijziging van die Grondwet verdient dan ook alle égards. Ik vraag de minister en de initiatiefnemers op welke manier zij voor zich zien dat er kenbaarheid wordt gegeven aan de eventuele nieuwe tekst.
Voorzitter, tot slot. Wij zijn blij met dit voorstel van de leden Hammelburg, Bromet en De Hoop. Ik dank u allemaal. Het was een proces van een lange adem, maar ik hoop dat dit voorstel nu spoedig realiteit zal worden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Werner van het CDA.
Mevrouw Werner (CDA):
Dank, voorzitter. Natuurlijk ook mijn complimenten aan de indieners en voor het initiatief.
Voorzitter. Verschillen zijn er om te verbinden. Verschillen zorgen dat we verhalen hebben, dat we inspireren en dat we hoop geven. Maar er is iets mis met verschillen als we mensen uitsluiten, beoordelen of negeren. Dan moeten we in actie komen en springen we ervoor in de bres, of je nu man of vrouw bent, homo of hetero, met rechte of scheve voeten.
Recht doen kan alleen als we de zekerheid hebben dat we voor de wet gelijk zijn, dat er een Grondwet is die ons beschermt als we door een van onze verschillen anders worden behandeld dan een ander in dezelfde situatie. En dat gebeurt nog te vaak als je een handicap hebt, of op basis van je seksuele geaardheid. Te vaak worden mensen dan buitengesloten, achtergesteld of anders behandeld: geen toegang tot onderwijs of openbaar vervoer, minder kans op werk op basis van uiterlijke kenmerken.
Het is essentieel om discriminatie op grond van een handicap te benoemen in de Grondwet, om hopelijk belangrijke stappen te zetten in de emancipatie van mensen met een handicap, om in te laten zien dat we de samenleving tekortdoen als we de talenten en capaciteiten niet benutten van mensen die sneller het doelwit zijn van discriminatie. En daarom hoort het in de Grondwet thuis, naast godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras of geslacht.
De Grondwet is de hoogst geldende Nederlandse wet. Door deze aanpassing voorkomen we dat verworven rechten voor mensen met een handicap en lhbti'ers in de toekomst worden teruggedraaid en geven we een strenge eis voor toekomstige wetten. Het moedigt aan om concreet beleid te maken dat discriminatie op deze gronden voorkomt. Artikel 1 in de Grondwet is het bekendste artikel. Om die reden zal het zorgen voor meer erkenning van mensen met een handicap en natuurlijk ook uit de lhbti-gemeenschap.
Voorzitter. Artikel 1 van de Grondwet gaat over gelijke behandeling en het verbod op discriminatie. Gronden benoemen geeft de urgentie aan. Het biedt een belangrijke basis voor de bestrijding van discriminatie in Nederland en het bevorderen van gelijke behandeling voor iedereen. Ik heb een vraag aan de indieners. Het is nu van belang dat seksuele gerichtheid en handicap in de Grondwet worden opgenomen; we moeten ze benoemen. Die zie ik, maar hoe zorgen we ervoor dat bijvoorbeeld discriminatie op leeftijd, iets wat ook niet mag, niet minder erg wordt gevonden omdat het niet letterlijk wordt benoemd?
Voorzitter. Insluiting, verbinding en begrip op alle fronten: daar moeten we met elkaar naar streven, altijd en overal. De inbreng van de CDA-fractie was misschien kort en wellicht hebben de initiatiefnemers het over het hoofd gezien, en daarom herhaal ik het volgende hier graag. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat discriminatie de samenleving tekortdoet, omdat burgers daardoor belet worden om hun talenten ten volle in te zetten. Dat is niet uit gunst, en ook niet uit luxe, maar omdat iedereen zo knetterhard nodig is. De samenleving is niet compleet als niet iedereen meedoet. Het CDA steunt het voorstel dan natuurlijk ook van harte.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Werner.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Kathmann van de PvdA.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dank u, voorzitter. De PvdA wil vooral de indieners en hun voorgangers graag bedanken voor het hele, hele vele werk. Het was een hele klus, maar dan heb je ook wat. Ik ben er natuurlijk ook hartstikke trots op dat mijn collega hier namens de Partij van de Arbeid zit met collega's van GroenLinks en D66.
De initiatiefwet die vandaag voorligt, stemt vrolijk en verdrietig tegelijk. Het begon allemaal in 2010. De voorgangers van de Kamerleden die vandaag hier zitten, meenden dat de reeks die is opgenomen in artikel 1 van de Grondwet niet voldoende was. Zij meenden dat de strijd tegen discriminatie onverminderd daadkrachtig moest worden voortgezet en, sterker nog, dat het grondrecht van gehandicapten om niet gediscrimineerd te worden niet genoeg geborgd was. Zij meenden dat niet gediscrimineerd worden om je seksuele gerichtheid niet voldoende geborgd was. Dat je opstaat om de Grondwet te willen wijzigen, dat is nogal wat. Als je je als Kamerlid geroepen voelt de Grondwet te wijzigen omdat groepen nog zo in de knel zitten, dan stemt dat verdrietig. Want die strijd voor gelijkheid en tegen discriminatie moet nog onverminderd hard gevoerd worden. Dat was in 2010 zo. Dat is nu zo. We hebben dus zaken te bewaken. Daarom steunt de PvdA dit voorstel en deze toevoeging, want hiermee kunnen we de zaken bewaken.
Ik zei het al: het stemt ook vrolijk. Wat stemt dan vrolijk? Vrolijk stemt de intentie van de indieners om juist de toevoeging van deze gronden aan artikel 1 te zien als een bevestiging, als een verankering van hetgeen reeds bereikt is in de strijd tegen discriminatie van deze groepen. Eigenlijk is het een soort tussentijdse bekroning op al het werk dat reeds verricht is.
De Partij van de Arbeid heeft ook een aantal vragen. Het valt op dat tijdens de schriftelijke ronde veel vragen over geslacht gingen, terwijl de initiatiefwet aan het begrip "geslacht" niets verandert, maar daar wel, en terecht, een brede uitleg aan geeft. Kunnen de initiatiefnemers, wellicht een beetje ten overvloede, daar nog eens op ingaan?
Deze grondwetswijziging dient ook als een aansporing om de gelijke behandeling van gehandicapten te bevorderen en discriminatie op basis van seksuele gerichtheid tegen te gaan. Hoe zien zowel de initiatiefnemers als de minister dat voor zich? Wat gaat de minister doen om deze vormen van discriminatie in de praktijk verder te bestrijden? Mijn collega van het CDA stipte dit ook al aan. Kunnen de initiatiefnemers nog eens uitleggen waarom verboden vormen van seksuele gerichtheid door de uitbreiding van artikel 1 geen extra bescherming krijgen? Dat is belangrijk, want hierover zijn veel vragen. Dat zie je als je het maatschappelijke debat een beetje volgt. Dan denk ik aan pedoseksualiteit en aan bestialiteit. Deelt de minister de mening dat het, door expliciet in de Grondwet vast te leggen dat discriminatie op grond van seksuele gerichtheid verboden is, moeilijker wordt om verworven rechten van lhbti'ers terug te draaien? Deze situatie zou zich onverhoopt voor kunnen doen als partijen die vanwege hun geloofsachtergrond de rechten van lhbti'ers niet bepaald hoog in het vaandel hebben staan, een hele dikke vinger in de pap zouden kunnen krijgen.
En als laatste, tot slot: delen de initiatiefnemers en de minister de mening dat, als de rechter voortaan wel mag gaan toetsen of wetten al dan niet in overeenstemming zijn met de Grondwet, de kracht van het antidiscriminatieartikel 1 in kracht zou kunnen toenemen? En wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat die constitutionele toetsing niet langer verboden wordt? Andere landen zijn immers vaak allang zover.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kathmann. Dan geef ik het woord aan de heer Ellian van de VVD.
De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Ik beschouw het als zeer eervol dat ik hier vanavond mag staan. En waarom? Toen ik studeerde — ik heb rechten gestudeerd aan de VU — moest ik tijdens wat ik toen nog het taaie vak staatsrecht vond artikel 137 van de Grondwet bestuderen. Dat artikel bepaalt hoe de Grondwet uiteindelijk gewijzigd kan worden. Toen had ik eerlijk gezegd niet durven dromen dat ik ooit een grondwetswijziging in tweede lezing zelf zou mogen meemaken - laat staan die behandelen. Dus voorzitter, dit is een mooi moment voor mij persoonlijk, maar ook een mooi moment natuurlijk voor de Kamer. Helemaal mooi — en dat heeft een aantal collega's al gememoreerd — is natuurlijk dat het initiatief tot wijziging van de Grondwet van onze eigen collega's komt. En hun namen zijn al gepasseerd, maar voor de Handelingen wil ik ze toch maar ook een keer noemen: Van der Ham, Azough, Timmer, natuurlijk uzelf, voorzitter, mevrouw Bergkamp, Van den Hul en Özütok. Er is hard gewerkt door deze leden aan dit initiatiefvoorstel tot wijziging van de Grondwet.
Voorzitter. Er zijn al veel belangrijke en mooie dingen gezegd. Ik kan me bij veel woorden van vorige sprekers aansluiten, dus ik houd het verder ook kort vanaf deze plek. In mijn fractie werd wel de vraag gesteld: zou je de bepaling eigenlijk tekstueel niet moeten versmallen, omdat er immers staat "op welke grond dan ook"? Maar een handicap of seksuele gerichtheid is zó fundamenteel een onderdeel van wie je bent, van je identiteit, van je mens-zijn, dat het eigenlijk helemaal niet gek is om dat te expliciteren in artikel 1 van onze Grondwet.
In eerste lezing zijn veel argumenten gewisseld, en alle voorgangers van de initiatiefnemers hebben al veel toegelicht, dus mijn fractie heeft geen nadere vragen hier in tweede lezing. En natuurlijk wens ik de huidige initiatiefnemers heel veel succes toe bij de verdere behandeling van dit initiatiefvoorstel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Elian. Dan geef ik het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Het is best bijzonder om het vandaag te hebben over een aanpassing van de Grondwet. Dat gebeurt niet elke dag. Daarom neem ik het ook niet licht, ook al gaat het inmiddels alweer om de tweede lezing. En zoals eerder aangegeven, zijn er vele jaren overheen gegaan om tot dit moment te komen. En ik zie ook een oud-indiener achterin zitten, ik zie de voorzitter, ik zie de huidige indieners. Wat mooi en wat bijzonder.
En voorzitter, heb ik heel veel vragen? Nee, omdat de vragen al gesteld zijn in de eerste lezing en in het schriftelijk overleg voorafgaand aan dit debat. Maar daarom wil ik toch even de tijd nemen om stil te staan bij de Grondwet, en het doel ervan, ook in relatie tot vrijheid, en waarom we dat zo moeten koesteren. Ik hoop dat de indieners daar ook op willen reflecteren. Er leven namelijk veel gedachten over de rollen van wetten, en de Grondwet in het bijzonder, in onze samenleving. Laat ik beginnen met het gegeven dat, hoe gek het ook klinkt, er een tijd was in dit land dat er geen grondwet was, en dat er vandaag de dag ook nog landen zijn zonder grondwet, waar het overwegend prima gaat. De Grondwet kan daarom niet het richtinggevend fundament zijn waar onze maatschappij op gebouwd is, maar op zijn best een stevige en belangrijke verankerde uiting van dat fundament.
Maar waar komt onze richting dan wel vandaan? Als we hoe we met elkaar omgaan en leven, wat we belangrijk vinden en wat we beschermwaardig vinden, zoals de twee toevoegingen van vandaag, niet per se kunnen ontlenen aan de Grondwet maar aan iets diepers, wat is dan wel de rol? Waar ontlenen we onze richting dan wel aan? In het christelijk-sociaal gedachtegoed wordt verondersteld dat de wet an sich niet tot vrijheid leidt maar wel een uiting van die vrijheid is, en ook een belangrijk schild en een bescherming kan zijn van de vrijheid die we als samenleving menen te hebben.
Maar waar komt de vrijheid die daarachter zit dan vandaan? In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens heeft men geprobeerd dat in woorden te vatten. De preambule begint met de volgende woorden. "Overwegende, dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is" — daar heb je dat woord: grondslag — "voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld". Er wordt gesproken over de inherente menselijke waardigheid. We gaan er dus van uit dat ieder mens van waarde is, en niet op grond van wie iemand is of wat iemand doet, of op grond van of iemand een handicap heeft of niet, of op grond van geaardheid. Dat maakt allemaal niet zoveel uit. De inherente waardigheid bestaat, omdat de persoon er is. Dat is ook de grond en het fundament waarop we onze samenleving bouwen. Daar is de Grondwet een uiting van, en alle besluiten en wetten die daaruit voortvloeien vervolgens ook.
Voorzitter. De ChristenUnie is er ten diepste van overtuigd dat die waardigheid, die inherente waardigheid, niet plotseling is ontstaan een paar eeuwen terug, maar er altijd is geweest. Die is dus niet geschapen door de mens, maar gegeven door een liefdevolle schepper. Daarvan zouden de preambule, de Grondwet en alle andere wetten die daaruit voortvloeien, een uiting van moeten zijn. Ik zeg bewust: zouden moeten zijn. Want de geschiedenis leert dat dat met materiële wetten helaas niet altijd het geval is. Maar juist daarom zijn momenten als deze zo belangrijk. We geven juist uiting aan hetgeen wat wij ten diepste belangrijk vinden. Laten we daar ook bij stilstaan. Laten we daar waar nodig, daar waar we vinden dat het versterkt zou moeten worden, als medewetgever de tijd nemen om dat te verankeren.
Voorzitter. Mensen hebben de vrijheid gekregen om vanuit hun diepste geloof en overtuigingen keuzes te kunnen maken in het leven. De ChristenUnie gelooft dat we geroepen zijn om elkaar in deze vrijheden te laten delen: gelijkwaardigheid, naastenliefde, verdraagzaamheid, zorgen voor de schepping en geloofsvrijheid. Dat vertaalt zich ook in de verschillende grondwettelijke vrijheidsrechten, zoals geloofsvrijheid, vrijheid van meningsuiting, onderwijsvrijheid en het recht op gelijke behandeling. Deze vrijheden zijn ons dierbaar. Deze vrijheden hebben wat ons betreft dan ook geen rangorde en zijn stuk voor stuk van waarde. Je zult altijd in de praktijk, zoals we ook in deze Kamer het debat voeren, een weging moeten maken tussen deze verschillende vrijheden, die soms kunnen botsen. Deze vraag aan de indieners heb ik al eerder gesteld, maar ik daag ze toch uit om erop in te gaan: de weging van die grondrechten. Is artikel 1 de kapstok waaraan je alles hangt? Of neem je de Grondwet als geheel, waarin je de grondrechten, zonder rangorde maar juist stuk voor stuk, ziet als onderdeel van de totale vrijheid, de uiting daarvan en daarmee ook de bescherming daarvan? Ik hoor graag hoe de indieners daarnaar kijken.
Voorzitter. Die vrijheid is overigens niet vrijblijvend, maar vraagt om een gevoel van verantwoordelijkheid, van bescherming. We hebben die vrijheid niet gekregen om de ander te kwetsen of om onvrijheid te vestigen, we hebben haar en dus ook de Grondwet gekregen om elkaar op te bouwen. Ik ben blij dat de indieners dat ook doen door middel van deze inbreng en deze toevoeging, die overigens ook in ons verkiezingsprogramma staat.
Voorzitter. Ik had één vraag, maar die is al gesteld door GroenLinks. We zijn namelijk nog niet in staat geweest, of we hebben in elk geval nog niet de stap gezet, om het VN-verdrag omtrent mensen met een handicap volledig te implementeren en te ratificeren in Nederland aan de andere kant van de oceaan, de BES. Daar wil ik toch ook bij stilstaan, omdat deze grondwetswijziging niet alleen wat betekent voor Nederland in het Europees gebied, maar ook overzees. Ik zou graag aan de indieners willen vragen hoe zij daarnaar kijken. En hoe kunnen we ervoor zorgen dat we ook de BES-eilanden hierin meenemen? Hoe kijken zij aan tegen de ratificatie van het VN-verdrag? En hoe zien zij het tijdpad voor zich?
Ik mag geen amendementen indienen, maar volgens mij wel een motie, voorzitter. Dus afhankelijk van het antwoord en hoe de Kamer daarnaar kijkt, hoop ik dat we daar nog een extra stap en een duw in de goede richting kunnen geven.
Succes, en dank jullie wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Dan geef ik het woord aan mevrouw Leijten van de SP.
Mevrouw Leijten (SP):
"Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan." Dit eerste artikel van onze Grondwet is in 1983 aangepast. Het volgde toen uit een alreeds bestaand non-discriminatiebeginsel in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa. De heer Ceder had het hier ook al over. Dat verdrag is in werking getreden in 1953. Dit verdrag is dwingend recht: het gaat boven onze nationale wetten. Artikel 14 van het verdrag zegt dat het genot van de rechten en vrijheden die het vermeldt, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status. Ondanks het geldend recht van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en dus ondanks dit artikel 14 besloten regering en parlement in 1983 na lang beraad om onze Grondwet een specifieke toevoeging te geven op artikel 1, die destijds stamde uit 1885. Dat artikel luidde toen: "Allen die zich op het grondgebied bevinden, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen." Dat werd dus: "Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras of geslacht, is niet toegestaan." Bij amendement van deze Kamer, te weten van Marcus Bakker, voegde de Kamer daaraan toe "op welke grond dan ook", in lijn met de tekst van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Discriminatie is helaas niet iets van vroeger. Te vaak worden mensen slachtoffer van ongelijkwaardige behandeling. Melding van discriminerende algoritmen heeft onlangs nog plaatsgevonden door Amnesty International bij de Verenigde Naties. Zij presenteerden daar het rapport "Xenofobe machines: Discriminatie door ongereguleerd gebruik van algoritmen in het Nederlandse toeslagenschandaal". Zij wijzen terecht op het onterechte gebruik, het discriminerende gebruik, van nationaliteit. Dat leidde tot een megaboete aan de Belastingdienst van de Autoriteit Persoonsgegevens, zoals we deze week zagen. Ik denk dan om heel eerlijk te zijn: wat hebben al die mensen die gediscrimineerd zijn daaraan? Maar goed, dat is een ander debat. Dat zal ik deze indieners niet vragen. Ze wijzen er in dat rapport ook op dat het systeem van selecteren zichzelf steeds verder verdiepte, waardoor ook bijvoorbeeld mensen met lage inkomens steeds vaker naar boven kwamen als risico en je met een hoog risico juist uit de risicoselectie viel.
Discriminatie is van alledag. Het kan iedereen overkomen in Nederland. Als het toeslagenschandaal iets heeft laten zien, is het dat dat zo is. Dan heb ik toch een gewetensvraag aan de indieners. Vinden zij dat het behoren tot een economische klasse of het hebben van een nationaliteit ook moet worden opgenomen in artikel 1 van onze Grondwet, gezien de afgelopen onthulling van het toeslagenschandaal, wat er allemaal achter weg is gekomen, het advies van de Venetië-Commissie en noem het allemaal maar op? Zou dat eigenlijk met dezelfde argumentatie als waarover dit wetsvoorstel in tweede lezing gaat, ook te rechtvaardigen zijn? Is "op welke grond dan ook" dan eigenlijk niet afdoende? Biedt dat niet voldoende bescherming?
Voorzitter, u zult het zelf herkennen: de SP heeft dit in eerste lezing ook opgebracht. Waarom zeg ik dat tegen deze voorzitter? Zij was toen de verdediger van dit wetsvoorstel. Zij was niet de indiener. Dit wetsvoorstel gaat terug tot 2010. Ik zie de heer Van der Ham zitten. Het waren de leden Azough van GroenLinks en Timmer van de Partij van de Arbeid die dat toen samen met de heer Van der Ham indienden. En het waren de leden Bergkamp van D66, Özütok van GroenLinks en Van der Hul van de Partij van de Arbeid die het twee jaar geleden weer oppakten en toch — dat was een knappe prestatie — door de Tweede Kamer en Eerste Kamer wisten te loodsen. Toen hebben wij deze vragen ook al opgeworpen, zowel in deze Kamer als in de Eerste Kamer.
Deze tweede lezing lijkt een formaliteit, maar dat is het natuurlijk niet. Een grondwetswijziging — vele leden hebben het al gezegd — is geen sinecure. Dat gebeurt niet voor niets. Daar moet een verkiezing overheen gaan. Ik hoop hier binnenkort ook te staan met een grondwetswijziging in tweede lezing. Ik hoop dan natuurlijk ook op u aller warme woorden en steun. Maar wij hebben destijds gezegd dat wij, ondanks dat we denken dat de zinsnede in de Grondwet "op welke grond dan ook" aan eenieder in Nederland bescherming biedt tegen discriminatie, toch sympathiek tegenover dit voorstel staan. Het heeft een symbolische waarde en daarom hebben we het gesteund. Dat zullen we in tweede lezing ook doen, maar dat neemt niet weg dat wij ons er zorgen over maken, want je kunt altijd gerechtvaardigde redenen hebben, zoals ik net betoogde, om de lijst van gronden waarop je gediscrimineerd kan worden, uit te breiden, maar dat zegt niets over het al dan niet belangrijk vinden van de discriminatie die plaatsvindt. Ik hoop op een reflectie van de indieners. Ik wens hun veel succes met de verdediging in tweede lezing, zowel in deze Kamer als in de Eerste Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Tot slot geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Mevrouw de voorzitter, zeer bedankt voor het woord. Alle wetsvoorstellen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld, maar ja, er zijn nu eenmaal wetsvoorstellen die een beetje meer gelijk zijn dan andere. Daar hoort een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet in elk geval bij. Het is belangrijk om elk wetsvoorstel zorgvuldig te bekijken, maar juist omdat het om de Grondwet gaat, is het een hele goede zaak om dat wetsvoorstel in tweede lezing nog eens goed onder de loep te nemen. Ook de Eerste Kamer heeft daar een belangrijke rol in. We zijn daarom blij dat we vandaag opnieuw inbreng mogen leveren over de wijziging van artikel 1 van de Grondwet. De SGP spreekt haar waardering uit voor de bereidheid van de initiatiefnemers, de overgeërfde initiatiefnemers zal ik maar zeggen, om die taak op zich te nemen en zo het proces verder te brengen.
Voorzitter. Gelukkig is er geen verschil van mening over de norm dat alle mensen in gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. De uitwerking van die norm kan wel tot legitieme verschillen van inzicht leiden, want wat zijn nou eigenlijk precies gelijke gevallen? Dat is geen wiskunde. De weging van de feiten hangt voor een belangrijk deel ook af van je levensbeschouwelijke overtuiging.
Voorzitter. De SGP heeft in tweede lezing een aantal vragen gesteld over de discriminatiegrond geslacht. De regering en de initiatiefnemers wijzen er vervolgens op dat dit thema eigenlijk niet aan de orde is. Natuurlijk, dat klopt; dat snap ik ook. De SGP zou de wetsbehandeling ook het liefst beperkt hebben tot een discussie over seksuele gerichtheid en handicap, maar wij zien ook dat door andere fracties al eerder juist vragen gesteld zijn over geslacht, en dat die vragen ook zijn beantwoord. In de Eerste Kamer gebeurde dat overigens ook. De SGP vindt vooral dat het vraagstuk van geslacht en genderidentiteit in de Grondwet echt meer doordenking eist. Het lijkt alsof dat voor iedereen helder en duidelijk is, maar wil je dat juridisch borgen, dan moet er nog wel even een denkslag gemaakt worden. Overigens waardering voor de bijdrage die de initiatiefnemers hieraan in de beantwoording leveren. Daar is serieus een begin mee gemaakt en dat is een goed stukje werk. Waardering daarvoor. Tegelijk maakt het ook wel duidelijk dat de beantwoording en de uitwerking nog niet zo heel erg eenvoudig zijn.
De SGP wijst erop dat het College voor de Rechten van de Mens zich primair richt op de Algemene wet gelijke behandeling. Dat hoeft niet hetzelfde te zijn als de uitleg van de Grondwet, zoals de regering en de initiatiefnemers ook onderkenden. Ook wijs ik erop dat Europese jurisprudentie tot op heden eigenlijk alleen gaat over situaties van geslachtsaanpassingen en geslachtsregistratie. Dat is toch echt iets anders dan over de volle breedte de onverkorte bescherming van genderidentiteit te veronderstellen. Mijn vraag aan de initiatiefnemers is of zij dit verschil onderkennen.
Dat lijkt me temeer relevant omdat we zien dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens unaniem kritisch was over een volstrekt subjectieve definitie van genderidentiteit. Ik heb daarbij een specifieke vraag aan de minister. Zij haalde de definitie van de WHO aan, de World Health Organization: genderidentiteit betreft een diepgevoelde individuele beleving die al dan niet overeenkomt met het geboortegeslacht. Ja, die definitie kennen we. Maar de vraag die hierdoor opgeworpen wordt, is: waar zijn hierin dan de objectiveerbare kenmerken? Of blijft het alleen maar de subjectieve beleving? Dat is vanuit maatschappelijk oogpunt en vanuit juridisch oogpunt een niet onbelangrijk punt. Ik zou daar graag de reactie van de minister op horen. Aan de initiatiefnemers zou ik willen vragen wat zij zich voorstellen bij de door hen benoemde toets door de rechter of een beroep op genderidentiteit terecht is. Wat voor procedure, wat voor overwegingen, wat voor afwegingen mogen we dan verwachten?
Mevrouw de voorzitter, tot slot. In ons land blijft het hardnekkige misverstand de kop op steken dat sommige grondrechten, met name die in artikel 1, meer gelijk zouden zijn dan andere grondrechten. Zoals we allemaal weten, klopt dat natuurlijk niet. Het is eigenlijk een vorm van juridisch nepnieuws. Grondrechten vragen namelijk een zorgvuldige afweging, waarbij niet op voorhand absolute voorrang aan een bepaald artikel bestaat. Ik begrijp wel hoe die onjuiste gedacht ontstaat en blijft bestaan, want ze krijgt op allerlei ongelukkige manieren telkens bevestiging. Dat gebeurt niet alleen door het aanbrengen van plaquettes en monumenten voor artikel 1. Ook de plaatsing van gelijke behandeling als artikel 1 lijkt dat al in de hand te werken, maar de keuze voor artikel 1 is eigenlijk meer toeval dan opzet.
Voorzitter. Ik wil mij vermeten een wat gewaagd voorstel te doen. Soms is het goed om de kussens wat op te schudden. Door vergaderdeskundigen wordt weleens het advies gegeven om niet altijd op dezelfde stoel te gaan zitten, maar eens van stoel te veranderen. Dat voorkomt in elk geval dat je in een bepaald perspectief vastroest. Zou het niet nuttig zijn om de inhoud van artikel 1 eens te verplaatsen naar een ander stoeltje? Ik zou daar graag de reactie van de minister op willen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik dank de initiatiefnemers. Succes met de voorbereiding op het vervolg. Ik dank de ondersteuners. Ik dank de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik dank de kijkers. Er wordt een nieuwe datum vastgesteld in overleg met de initiatiefnemers.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-33-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.