3 Begroting Buitenlandse Zaken 2022

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2022 ( 35925-V ).

De voorzitter:

Hartelijk welkom aan de minister van Buitenlandse Zaken, en hartelijk welkom aan mijn collega's. Wij gaan vandaag de begroting van Buitenlandse Zaken behandelen, in ieder geval de eerste termijn van de kant van de Kamer.

Maar voordat we beginnen, vraag ik kort de aandacht voor iemand tot wie ik het woord wil richten. En Theo, dat ben jij! Je schrikt je nu waarschijnlijk wezenloos, want in de schijnwerpers staan, dat doe jij liever niet, en jouw werk vindt natuurlijk vooral achter de schermen plaats. Maar dat ik nu toch kort het woord tot je richt, doe ik niet zonder reden. Ruim 35 dienstjaren in de Tweede Kamer. Je gaat deze week met pensioen, dus is dit ook jouw laatste begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken. Ik weet dat je vertrek je niet onberoerd laat, en dat doet het ons ook niet. Daarom wil ik hier namens de hele Kamer jou een welverdiend eerbetoon geven.

In 1987 kwam je in de Tweede Kamer werken. '87, dat is echt lang geleden. Je begon als wetenschappelijk medewerker bij de documentatiedienst en klom op tot plaatsvervangend griffier. Je werkte mee aan de Tijdelijke commissie besluitvorming militaire uitzendingen, en aan de parlementaire enquête over Srebrenica. Nu ben je al sinds jaar en dag griffier van de commissie Buitenlandse Zaken. En ik heb me laten vertellen dat jij hoogstpersoonlijk menig diplomatieke rel hebt weten te voorkomen. Welke dat zijn, zullen we dan ook nooit weten, want jouw werk vindt plaats achter de schermen. Heel soms komen ambtelijke medewerkers in de krant, en heel soms is dat de griffier van Buitenlandse Zaken. In het AD van 8 juli dit jaar zei je dat je de verhuizing naar B67 helemaal niet erg vond. Je zei nuchter, en zo kennen we je ook: "Op de nieuwe plek is vast ook koffie". Je bent, zoals ik al zei, een belangrijke man achter de schermen; alert, rustig, maar geen haantje de voorste. Behalve als we gezellig samen zijn met de collega's, dan sta je ineens vooraan. Je vertelt dan sappige anekdotes uit je lange carrière, in je onmiskenbare mooie Noord-Limburgse tongval, waar het woordje "worden" nog steeds, na al die Haagse jaren, verwordt tot "worren". "Worren"; ik zie het je zelfs nu zeggen.

Alle gekheid op een stokje, beste Theo, we gaan je missen. Namens de Tweede Kamer spreek ik mijn zeer grote dank uit voor al het werk dat je voor ons en voor de Tweede Kamer hebt verricht. Dank je wel!

Dan gaan we nu over tot de begrotingsbehandeling. Geniet er maar van!

(Geroffel op de bankjes)

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan de heer De Roon van de PVV.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik sluit me graag aan bij de warme woorden die u uitsprak voor onze griffier Buitenlandse Zaken. Ik onderstreep die en ik kijk uit naar zijn memoires!

Voorzitter, nu mijn inbreng in dit debat. Een Wit-Russische Erdogan; dat is meneer Loekasjenko. Net als de originele Turkse versie ook geboren in 1954. Een machtspoliticus die de zwakke plek van de EU nu feilloos weet bloot te leggen. Dus staan er tienduizenden migranten aan grenshekken te rammelen, op weg naar een verzorgingsstaat zoals die van ons, omdat ons land voor migranten de pot met goud is aan het eind van de regenboog. En dat is dan een resultaat waar jarenlang links beleid wél voor heeft gezorgd.

We zijn ook in deze migratiecrisis verzeild geraakt door de open grenzen en EU-politiek, en toch noemt het kabinet de EU essentieel voor onze welvaart en veiligheid. Maar het is precies andersom, zeg ik: de EU is onderdeel van het probleem. En de PVV kijkt ook met zorgen en wantrouwen naar de plannen voor een Strategisch Kompas, waarvan de naald alleen maar wijst naar meer EU. De plannen gaan concreet over een EU-leger of een EU-flitsmacht. Formeel zou die alleen inzetbaar zijn op grond van een unanieme beslissing van alle lidstaten. Dat is dus precies hetzelfde als wat we nu al hebben met die zogenaamde EU Battlegroups die ook in het geheel niet functioneel zijn. Het is dus niet logisch dat een EU-flitsmacht nu met hetzelfde manco zal worden opgetuigd. Er wordt dan ook, zo las ik in The Telegraph, linksom of rechtsom gezocht naar een geitenpaadje om die unanimiteit te omzeilen. Militairen die straks ingezet worden, zonder de unanieme steun van lidstaten, zal, naar ik vrees, een reële optie worden. De vraag is: wat vindt Nederland van dat idee? Gaat Nederland die plannen blokkeren of niet? Ik wil daar graag een reactie op van de minister.

Dan het mensenrechtenbeleid. Dat is een kernelement van het buitenlands beleid van de regering. Sancties moeten dat beleid ook verder vormgeven. Daarom wordt het sanctieregime van de EU door Nederland als iets heilzaams aangeprezen en vol trots een geopolitieke gereedschapskist genoemd. Maar die kist wordt bepaald niet in alle gevallen die zich daarvoor zouden lenen, opengemaakt en ook niet alle gereedschappen worden gebruikt. Wat blijkt? Nederland en de EU verstoppen zich achter de gordijnen als het bijvoorbeeld gaat om een man als president Raisi. En de vraag is waarom. Waarom wordt die president van Iran zo uit de wind gehouden? Waarom worden sancties tegen die massamoordenaar zelfs niet overwogen en wat doet dit dan met de geloofwaardigheid van het mensenrechtenbeleid? En ik kan zo nog wel doorgaan, hoor. Ook Erdogan ontloopt al jarenlang sancties en die wrede, oorlogszuchtige president van Azerbeidzjan idem dito.

Dat mensenrechtenbeleid werkt dus niet goed, het faalt zelfs soms hopeloos. Mijn voorstel is: noem het begrip "mensenrechtenbeleid" niet meer een kernelement van ons buitenlands beleid en wissel die laatste term in voor iets anders, bijvoorbeeld een kernelement dat wel 100% in het belang van Nederland is, namelijk het terugsturen van vreemdelingen zonder verblijfsstatus. Ik zal uitleggen waarom. Zoals iedereen ziet en hoort, schiet dat terugsturen voor geen meter op, omdat de landen van herkomst niet meewerken. En dat is een vicieuze cirkel die moet worden doorbroken. Maar dat gaat natuurlijk niet lukken als Nederland zich daar alleen maar zuinigjes mee bezighoudt en als we de hele problematiek alleen maar aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid overlaten. Het probleem is daarvoor te groot. Mijn voorstel is: zet weigerlanden zoals Marokko, consequent onder druk met meer aandacht dan ooit tevoren, achter de schermen, diplomatiek maar zo nodig ook in de spotlights van internationale bijeenkomsten. Dreig met maatregelen, zoals het sluiten van consulaten, het invoeren of verzwaren van visumplicht of de voorwaarden ervan, het verbieden van rechtstreekse vluchten tussen een weigerland en Nederland en voer die dreigementen zo nodig ook uit. Wacht niet op de EU. Op dit punt wil de PVV actie, actie, actie, om met onze minister-president te spreken, zeker van de buitenlandminister. Is hij bereid mijn oproep over te nemen en het uitzetten van vreemdelingen zonder status een nieuw en fris kernelement te maken van ons buitenlandbeleid?

Dan kom ik bij een ander onderwerp, namelijk het Midden-Oosten. Het punt dat ik wil aanroeren betreft de vluchtelingenorganisatie UNRWA. Nou ja, eigenlijk is het geen vluchtelingeorganisatie, want die is er niet om vluchtelingen te helpen om een nieuw leven op te bouwen, maar om ze als gijzelaars vast te houden voor politieke doeleinden van de Palestijnse Autoriteit. Terwijl bijvoorbeeld de echte vluchtelingenorganisatie UNHCR sinds 1950 zo'n 50 miljoen vluchtelingen heeft geholpen om tot een nieuw bestaan te komen en een nieuw leven op te bouwen zijn onder verantwoordelijkheid van die UNRWA zo'n 726 Arabieren waar het in 1949 nog over ging, uitgegroeid tot nu 5,7 miljoen personen die nog steeds gegijzeld worden gehouden door de UNRWA. Als de UNHCR-definitie van een vluchteling zou worden aangehouden door UNRWA dan zou het slechts gaan over 20.000 personen. In wezen is UNRWA — en dat zeggen ook anderen — het slechtste wat de Palestijnen ooit is overkomen. Doel van UNRWA is het probleem in stand te houden en dat moeten wij gewoon niet ondersteunen. Daar moeten we ook niet aan meebetalen, In plaats van UNRWA meer geld te geven, moet die worden opgeheven. Wij moeten dat politieke doel niet ondersteunen. Ik doe een klemmend beroep op de minister om UNRRA niet meer te steunen, op geen enkele manier. Die historische fout moet gewoon geannuleerd worden.

Dan Iran, voorzitter. Heeft de regering nog terecht vertrouwen in dat beoogde nucleair akkoord? We weten dat Iran kennis verzamelt, de voorraad verrijkt uranium steeds groter wordt en de waarschuwing van het Internationaal Atoomenergieagentschap wordt genegeerd door Iran. Mijn vraag is: hoe gaat Nederland deze zorgwekkende ontwikkelingen nou aankaarten? Wil de minister dit bijvoorbeeld aan de orde stellen in de EU, die immers partij is bij dat nucleair akkoord? En wil Nederland ook samenwerken met andere landen om nu een harde en duidelijke houding in te nemen in die onderhandelingen over dat nucleair akkoord?

Ik wil ook waarschuwen tegen de salamitactiek van de Iraniërs. Die is er alleen maar op gericht geld binnen te halen, sancties weg te krijgen en de totstandkoming van een echt akkoord te vertragen. En onder een "echt akkoord" versta ik natuurlijk een akkoord dat ook effectief het Iraanse bezit van ballistische wapens of hypersone raketten onmogelijk maakt. Graag wil ik op al deze punten een reactie van de minister.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder heeft een vraag. Ik ben net in alle commotie rondom de afscheidsspeech voor onze griffier vergeten te zeggen dat ik zes interrupties in eerste termijn wilde voorstellen. Dit wordt dus de eerste voor mevrouw Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik hoorde de heer De Roon van de PVV aan het begin van zijn betoog zeggen dat Europa niet nodig is, maar toen hij het aan het einde over Iran had, moest er wel worden samengewerkt in Europees verband. Hoe rijmt de heer De Roon dat met elkaar?

De heer De Roon (PVV):

Nou, dat is heel simpel. De EU is partij bij dat atoomakkoord. Dat zijn dus degenen die nu onderhandelen over of en hoe dat opnieuw tot leven moet worden gebracht, niet Nederland. Het is nou eenmaal een feit dat de EU daarbij op dit moment aan zet is. Daarom roep ik de minister op om dat instrument te gebruiken en zich binnen de EU ervoor in te zetten dat er een duidelijke, stevige en harde onderhandelingstactiek tegenover Iran wordt gehanteerd. We mogen ons niet in de luren laten leggen door de manier waarop zij meestal opereren. Dat is wat ik wil bepleiten.

Voorzitter. Wat totaal buiten beschouwing blijft in ons buitenlandbeleid, is de rol van statelijke actoren bij het financieren en aanjagen van islamitische terreur. Een coherente strategie om de landen die dat doen te veroordelen, laat staan aan te pakken, ontbreekt. Het Iranbeleid is daarvan een voorbeeld. Iran teistert het Midden-Oosten momenteel vrijwel ongehinderd, steeds vaker met drones die geleverd worden aan kwaadwillende milities en terreurgroepen, zoals Hamas, Hezbollah en houthi's, groepen die het Midden-Oosten enorm dreigen te ontwrichten met die drones. Het is dus ook in ons eigen belang om tegen de proliferatie van Iraanse drones op te treden. De Amerikanen doen dat al met sancties. Een dergelijke actie wil de PVV ook van Nederland zien. Kan de minister dat oppakken? Drones geven aan terroristen is gewoon hartstikke fout.

Voorzitter. Ik kom bij Afghanistan. Daar wil ik kort over zijn. Ik wil graag van de minister weten wat het standpunt is over de vraag van de taliban aan het westen om de Afghaanse banktegoeden vrij te geven. Wat de PVV betreft moeten we dat niet doen. We willen geen zakendoen met de taliban, dus dan moeten we ze ook geen knaken geven. Graag wil ik weten of de Nederlandse banken momenteel Afghaanse tegoeden vasthouden, en zo ja, om welke bedragen dat dan gaat. Houdt de Europese Centrale Bank eventueel ook Afghaans geld vast? En hoeveel dan? Ik vraag dit alles in het licht van mijn door deze Kamer aangenomen motie, die de regering verzoekt om de taliban niet als legitieme vertegenwoordiger van Afghanistan te beschouwen. Het lijkt me in het verlengde daarvan logisch om die illegitieme club ook geen toegang tot het geld te geven. Graag ook hier weer een reactie van de minister.

Voorzitter. Ik sluit af met Pakistan. De regering prijst dat land vanwege de evacuaties van Afghanen. Wat de PVV betreft zou de Nederlandse opstelling toch wel anders moeten zijn ten opzichte van Pakistan: niet prijzen, maar anders. Pakistan is misschien immers wel reden nummer één waarom dat twintig jaar lange avontuur in Afghanistan gruwelijk is mislukt. Terroristen worden in Pakistan regelmatig warm omarmd en vinden er een veilig thuis. Dat zien we ook weer in de afgelopen periode, want nu is Pakistan begonnen met het knuffelen en vrijpleiten van islamitische terroristen van de organisatie TLP. Er werden zelfs 2.000 van die griezels vrijgelaten uit de gevangenis. Ook werd Rizvi, de leider van die terreurgroep, van een Pakistaanse terreurlijst geschrapt. Even voor de Handelingen: meneer Rizvi is de terrorist die een fatwa heeft uitgevaardigd tegen Geert Wilders, waardoor moslims over de hele wereld hem nu willen vermoorden. In 2018 wilde Rizvi ook graag een atoombom op Nederland gegooid zien, vanwege een paar Mohammedcartoons. Dus bepaald geen fris figuur, zou ik zeggen. Ik wil graag weten hoe de minister deze ontwikkelingen in Pakistan beoordeelt. Ook wil ik weten wat volgens hem de implicaties op veiligheidsgebied zijn. Er zijn tenslotte 2.000 terroristen vrijgelaten. Met die fatwa nog vers in het geheugen lijkt mij dat een vrij problematische situatie, voor mijn fractievoorzitter natuurlijk, maar ook voor Nederland en de rest van de wereld.

Nou heb ik het alleen nog maar over de TLP gehad, maar een soortgelijk verhaal kun je houden over een andere terroristische organisatie in Pakistan, TTP. Die wordt nu ook weer warm omarmd en die krijgt weer toegang tot gesprekken met de regering. Al eerder kwam een Pakistaanse gek naar ons land om Geert Wilders te vermoorden. Hij werd gelukkig onderschept en tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar juist hierom verwacht ik extra alertheid van de regering op hetgeen nu in Pakistan speelt. Ik hoor graag van de minister of hij dat ook zo ziet, en niet alleen hij, maar alle instanties die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in ons land. Zijn die ook allemaal alert op wat er in Pakistan gebeurt?

Tot zover, voorzitter. Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank, meneer De Roon. Er is een vraag van de heer Sjoerdsma voor u.

De heer Sjoerdsma (D66):

Toch nog een vraag. Ik heb aandachtig geluisterd naar wat de heer De Roon allemaal heeft verteld, maar ik miste eigenlijk een paar elementen, en specifiek één element: Rusland. Ik miste eigenlijk elke opmerking over Rusland. Dat is natuurlijk iets wat de PVV kenmerkt sinds de heer Wilders zijn vriendschapsspeldje in het Kremlin heeft opgehaald: een volstrekt kritiekloze houding. We zien nu wat er in Belarus gebeurt, gesponsord door Rusland. We zien wat er aan de grens met Oekraïne gebeurt. We zien wat er hier in dit land gebeurt. Ik zou de heer De Roon willen vragen om namens zijn partij een keer duidelijk stelling te nemen over wat Poetin allemaal doet in ons land en in onze regio.

De heer De Roon (PVV):

Als het om Belarus gaat, zijn in eerste instantie Wit-Rusland zelf en Loekasjenko de acteurs die onheil aanrichten, die onheil stichten, en ons in wezen bedreigen. Er wordt vaak gesproken van een hybride oorlog. Ja, het is geen echte oorlog, want er worden geen wapens gebruikt, maar arme mensen, zielige mensen die een beroerd bestaan hebben elders in de wereld, worden gewoon gebruikt als instrument om het Westen aan te vallen. Dat is de kern van de zaak. Dat doet in eerste instantie dus Wit-Rusland, Loekasjenko, maar we kunnen allemaal vermoeden — dat doe ik ook — dat hij dat niet op eigen houtje doet. Daarvoor is wat Wit-Rusland aan acties heeft ontplooid om al die mensen in zo'n korte tijd aan de grens te krijgen … Het lijkt niet erg logisch dat Wit-Rusland dat op eigen houtje kon doen; het lijkt logisch dat het daar hulp bij heeft gehad. We weten nu ook al dat er ook veel vluchten via Moskou lopen. Ik denk dus, net als de heer Sjoerdsma en waarschijnlijk anderen, dat Rusland hier een rol in speelt. Dat is een kwalijke zaak en dat moeten we dus ten strengste veroordelen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Brekelmans van de VVD. Het is vandaag zijn maidenspeech. Ja, ja. Zonder interrupties, mevrouw Piri. Hele A4'tjes met Q&A's voor de VVD kunt u rustig tot een prop maken, want het gaat nu even heel stil worden. In de tweede termijn kunt u een hoop vuurwerk verwachten, meneer Brekelmans. Aan u het woord.

De heer Brekelmans (VVD):

Voorzitter. Precies acht maanden geleden was het een bijzondere dag. Het was namelijk de dag van de verkiezingen waarop ik en wij allemaal in de Kamer gekozen zijn. Toen ik de uitslag zag, veerde ik op vanuit mijn stoel in het ziekenhuis. Naast mij lag mijn vriendin. Zij was aan het herstellen van een ernstige zwangerschapsvergiftiging. Een paar zalen verderop lag een heel klein meisje. Zij was één dag oud, meer dan tien weken te vroeg geboren, ze woog maar 1 kilo en door alle slangetjes die in haar lichaam zaten, kon je haar eigenlijk amper zien liggen.

Vandaag zijn we acht maanden verder. Ik heb in de afgelopen maanden veel debatten gevoerd, moties ingediend en op allerlei plekken gesproken over alles wat er aan de hand is in de wereld. Maar in diezelfde periode heeft ons dochtertje Féline zelf leren ademen, zelf leren drinken, zelf leren eten, is ze acht keer zo zwaar geworden en heeft ze talloze mensen heel gelukkig gemaakt met haar lieve lach. Dat maakt mij enorm trots. En aan zo'n prestatie kan geen politicus tippen.

Een jaar daarvoor waren wij terugverhuisd naar Brabant, omdat ik onze kinderen en nu Féline net zo'n fijne jeugd gun als ik zelf heb gehad. Net als deze minister groeide ik op in Kaatsheuvel. Naast veel voetballen betekende dat natuurlijk vaak naar de Efteling. Als zoon van een basisschoollerares deed ik ontzettend mijn best op school. Ik merkte al snel dat hard werken beloond wordt en dat het ook steeds weer nieuwe kansen biedt. Ik kon als eerste in mijn familie gaan studeren. Eerst aan de Universiteit van Tilburg in een bekende omgeving, vervolgens in Londen en later zelfs aan Harvard. Van Kaatsheuvel naar Harvard; dat symboliseert voor mij het Nederlandse ideaal. Door je best te doen en in vrijheid keuzes te maken, kan iedereen in Nederland zijn ambities waarmaken.

Dat Nederlandse ideaal heeft in mijn leven een aantal keren onder druk gestaan. Eerst in de beginjaren 2000, toen de internetbubbel barstte en er sprake was van een beurscrash, en dat ook oversloeg naar een crisis in Nederland en ik als 16-jarige van dichtbij meemaakte hoe het bedrijfje van mijn vader hard getroffen werd. Vervolgens in 2009, toen er sprake was van een financiële crisis die ook oversloeg naar Nederland en waardoor het voor mezelf en veel van mijn studievrienden moeilijk was om op dat moment een baan te vinden. En natuurlijk de afgelopen anderhalf jaar met corona, waardoor iedereen vrijheden heeft moeten opgeven. Voor mij was het dieptepunt dat ik buiten op de gang moest wachten toen de arts tegen mijn vriendin zei dat ze een ernstige zwangerschapsvergiftiging had en ons kindje op dat moment nauwelijks aan het groeien was. Zo heeft ieder van ons de afgelopen anderhalf jaar wel zijn eigen momenten meegemaakt die erg zwaar waren.

Deze voorbeelden hebben gemeen dat als ergens in de wereld een crisis ontstaat of sprake is van een dreiging, het leven van gewone Nederlanders hard getroffen kan worden. Of het nu ondernemers zijn of mensen die een baan zoeken of iedereen die getroffen wordt door een pandemie. Ik noemde deze drie voorbeelden uit mijn persoonlijke leven, maar ik had net zo goed de vreselijke aanslag op MH17 kunnen noemen of de migratiecrisis in 2015. Als klein en open land zijn we kwetsbaar voor crises en dreigingen in de wereld. Ik vind daarom dan ook dat ons buitenlandbeleid erop gericht moet zijn om ons hiertegen te beschermen. Het moet niet zo zijn dat elf ministeries er dag in, dag uit mee bezig zijn om ons land mooier en sterker te maken en ons ministerie van Buitenlandse Zaken alleen gericht is op de rest van de wereld. Ook ons buitenlandbeleid moet ervoor zorgen dat Nederlanders veilig zijn, kansen hebben en in vrijheid kunnen leven. Een buitenlandbeleid voor de middengroepen, dat is nodig om het Nederlandse ideaal in stand te houden, zowel nu als voor de generatie van ons dochtertje.

Helaas is het meer dan voorheen nodig om onszelf te beschermen tegen buitenlandse dreigingen, agressie en instabiliteit. Nog niet zo lang geleden dachten we dat de wereld steeds verder zou globaliseren, dat we door meer onderlinge verbanden steeds meer dezelfde waarden zouden onderschrijven. We dachten dat we elkaars veiligheid minder zouden bedreigen en gezamenlijke opgaven als migratie en klimaat vanzelf wel samen zouden oplossen. Maar niets is minder waar. China ontwikkelt zich als grote systeemrivaal, Rusland intimideert en destabiliseert en de dreiging van terrorisme blijft bestaan. Tegelijkertijd worden het internationale recht en multilaterale instituties steeds minder geaccepteerd, richten de VS hun focus op Azië en is de Europese Unie te verdeeld om een vuist te maken in de wereld.

Dit allemaal is realiteit. Hier kunnen we niet omheen. Dit zet voor Nederlanders de veiligheid, welvaart en vrijheid steeds meer onder druk. Ons buitenlandbeleid zal zich hierop moeten concentreren en daar nieuwe antwoorden op moeten vinden. Mijn eerste vraag aan de minister is of hij deze analyse deelt en of hij hierop wil reflecteren. Ik zal nu in ieder geval deze drie thema's — veiligheid, welvaart en vrijheid — langslopen. En mensen mogen mij inmiddels interrumperen.

Allereerst veiligheid. De veiligheidsdreigingen voor Nederland zijn talrijk en divers. We zien nog steeds Russische tanks aan de oostgrens van Europa, zelfs steeds meer dan voorheen. Naar verluidt zijn er 100.000 troepen opgesteld aan de grens met Oekraïne, op een ongebruikelijk moment in het jaar. Mijn vraag is hoe de minister deze intimidatie duidt. Is de minister het met mij eens dat we als NAVO moeten laten zien dat we ons hiertegen kunnen verdedigen? Als we zwakte laten zien, zal Poetin dit verder uitspelen.

Dat brengt mij op Wit-Rusland. Wat we de afgelopen maanden hebben gezien, is echt onacceptabel. Migranten worden door het Loekasjenko-regime vanuit het Midden-Oosten en Afrika ingevlogen en over de grens met de Europese Unie geduwd. Mensen worden ingezet als politiek wapen, als onderdeel van hybride oorlogsvoering. Het is simpelweg afschuwelijk. Het treurige is dat we dit al vier maanden geleden zagen aankomen. Al in juli heb ik een motie ingediend om nieuwe sancties voor te bereiden tegen deze praktijken. En nu zijn we vier maanden verder, en moest het eerst tot een grote crisis aan de grens komen om de EU in beweging te krijgen. Afgelopen maandag is officieel aangekondigd dat er sancties komen, maar we weten nog niet welke dit concreet zullen zijn. Dit nieuwe pakket mag echt geen slappe hap zijn. Deze situatie aan de grens kan niet nogmaals vier maanden voortduren. We moeten het regime breed raken door gaten in bestaande sanctiepakketten weg te nemen, sancties vanuit de EU gelijk te trekken met die vanuit de VS en het VK en deze uit te breiden naar staatsbanken en telecombedrijven. Daarbovenop moeten we heel gericht sancties treffen tegen organisaties en personen die zich bezighouden met deze massale mensensmokkel. Om te beginnen: geen Europese vliegtuigen meer leasen aan de Wit-Russische luchtvaartmaatschappij Belavia, sancties treffen tegen alle luchtvaartmaatschappijen die hieraan blijven meewerken, zoals Turkish Airlines en het Russische Aeroflot. Wat de VVD betreft, zetten we tegen Belavia het zwaarste sanctiemiddel in, namelijk secundaire sancties. Hiermee bestraffen we niet alleen Belavia, maar kunnen we álle organisaties bestraffen die met hen samenwerken. Zo moeten bedrijven kiezen: óf zakendoen met Belavia, óf met de Europese Unie. We moeten Belavia isoleren en deze sloopkogel onder de sancties inzetten. Iedere dag dat deze crisis voortduurt is er een te veel. Ik vraag aan de minister of hij deze inzet deelt en zo niet, wat is zijn inzet in de Europese Unie dan wél? En wat gaat hij doen als de komende dagen blijkt dat het nieuwe sanctiepakket toch tegenvalt of de komende weken niet het gewenste effect heeft?

De voorzitter:

Dit is in principe een maidenspeech, dus…

De heer Brekelmans (VVD):

Nee, u mag interrumperen!

De voorzitter:

Maar de spreker geeft zelf aan dat hij heel erg hard zit te springen om interrupties. Ik weet niet of dat wijs is, maar ik geef mevrouw Piri dan het woord.

Mevrouw Piri (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik wilde natuurlijk de eerste zijn die de heer Brekelmans kon feliciteren met zijn prachtige maidenspeech. En aangezien hij ook uitnodigde tot vragen, een vraag over Belarus. Ik hoor hier een betoog voor keiharde sancties tegen dictator Loekasjenko en dat deelt mijn fractie. Vorige week werd toch bekend dat als je kijkt naar de handelsrelatie tussen Nederland en Belarus, ondanks vier sanctierondes die er al zijn geweest, de handelsstromen niet afnemen. Volgens mij ondermijnt dat juist het doel dat we hebben met sancties, het isoleren van deze man. Hoe kijkt de VVD daarnaar?

De heer Brekelmans (VVD):

Ik ben het met mevrouw Piri eens. Zij heeft daar eerder goede vragen over gesteld. Ik vind het heel vreemd dat het handelsvolume naar Nederland niet is afgenomen. Dat kan twee dingen betekenen: of dat de producten die we importeren niet onder de sancties vallen, of dat dat dat wel zo is maar dat er gaten zitten in het sanctiepakket dat wij hebben afgekondigd. Dat is ook wat ik in mijn betoog zei. Volgens mij is het niet de bedoeling dat als wij bepaalde sectoren willen raken, dan via constructies, via dochterondernemingen of via andere routes die producten toch geëxporteerd kunnen worden. Dus ik ben daar net zo kritisch op als mevrouw Piri.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik wilde graag de tweede zijn die de heer Brekelmans feliciteert. Van harte met zijn maidenspeech en ook met zijn persoonlijke insteek. Ik ben heel blij dat het goed gaat met zijn vrouw en vooral ook met zijn dochtertje. De heer Brekelmans, mevrouw Piri en ik mochten al best vaak met elkaar debatteren. We zijn ook samen op reis geweest in de Baltische staten. Dat was een waar genoegen. Maar vorige week was hij toch een beetje opgewonden over het feit dat een aantal fracties niet bereid waren om een brief mee te tekenen die was opgesteld door onder andere de Baltische staten en Polen. Iedereen mag natuurlijk opgewonden zijn, maar in die brief wordt ervoor gepleit om het juridische legal framework in Europa aan te passen. Hij zal misschien begrijpen dat mijn partij daar niet blind voor tekent. Mijn vraag aan de heer Brekelmans is dan welke juridische aanpassingen de VVD wil aanbrengen in hoe wij omgaan met vreemdelingen langs de grenzen van Europa.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik denk dat we nu met Wit-Rusland echt met een unieke situatie te maken hebben. We hebben natuurlijk eerder gezien dat vluchtelingen verre reizen afleggen, ook een gevaarlijke tocht om naar Europa te komen, daar ook veilige landen doorkruisen en dan pas asiel aanvragen in Europa. Dat was de afgelopen jaren het geval. Maar dat nu een land vluchtelingen invliegt en als drukmiddel inzet is echt een nieuwe situatie. Je ziet dat Loekasjenko dus ook de Europese asielregels misbruikt om op deze manier de Europese Unie onder druk te zetten. Dus ik vind het dan niet vreemd dat je ook gaat kijken naar de juridische kaders die je hebt om dit tegen te gaan. Wij zijn er als VVD natuurlijk voorstander van dat we afspraken maken met herkomstlanden over opvang in de regio of met landen rondom die herkomstlanden om dat te doen. Als je dat soort afspraken maakt, kun je ook zeggen: iemand meldt zich in Europa, maar we bieden diegene een veilige plek ergens anders buiten Europa. Dat soort constructies staan de huidige asielregels in de weg. Daarom pleiten wij al heel lang voor een herziening van het Europese asielstelsel.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik begrijp heel goed dat de VVD vraagt om hele harde sancties, net als GroenLinks en de PvdA. Heel veel partijen in deze Kamer doen dat. Daar staan wij ook achter en ik ben benieuwd om van de minister te horen wat er in het vijfde sanctiepakket komt te zitten, als hij dat al kan zeggen. Wat ik niet snap, is dat de VVD zich tegelijkertijd laat chanteren. We praten heel makkelijk over opvang in de regio. Het gaat vaak om miljoenen mensen, die buurlanden opvangen. Wij hebben in Europa gekozen voor een asielbeleid. Waarom laten we ons zo snel imponeren en intimideren door een dictator om dit onmiddellijk ter discussie te stellen?

De heer Brekelmans (VVD):

Wij stellen dat niet nu ter discussie op basis van wat er in Wit-Rusland gebeurt. Wij pleiten al jarenlang voor een hervorming van het asielsysteem. Volgens mij wil GroenLinks ook dingen in het Europese asielsysteem veranderen, zij het een andere kant op dan wij zouden willen. We zien dat een migratiecrisis zoals we die in 2015 hebben gehad, met mensen die massaal naar Europa komen, tot allerlei misstanden leidt. Als je kijkt naar onze asielopvang, maar ook naar het aantal woningen dat we hebben, dan zie je dat dit onze samenleving op deze manier te veel onder druk zet. Bovendien zijn de mensen die hier komen niet de meest kwetsbare vluchtelingen, want de meest kwetsbare vluchtelingen, waar GroenLinks zich vast ook veel zorgen over maakt, blijven achter in de landen van herkomst omdat ze niet die overtocht kunnen maken. Dus er zijn verschillende redenen om het asielsysteem aan te passen. Dat vinden we al jarenlang. Deze crisis is daartoe niet de aanleiding, maar een extra bevestiging dat het echt nodig is.

De voorzitter:

De heer De Roon. U ziet het, hè, u krijgt nu allerlei ...

De heer Brekelmans (VVD):

Ja, "be careful what you wish for".

De heer De Roon (PVV):

Ik sluit me graag aan bij alle gelukwensen die zijn uitgesproken ten aanzien van de heer Brekelmans voor zijn maidenspeech. Het was een mooie speech, dat vond ik ook. Ik zie uit naar meer van zijn overwegingen over buitenlands beleid. Ik heb nog wel een vraag over Belarus. Meneer Loekasjenko is als een soort puber die zich vernederd en beledigd voelt door de eerdere sanctiereeks. In plaats van terug te treden op de verkeerde ingeslagen weg, zegt hij: ik gooi er nog een schep bovenop. Als ik probeer in te schatten wat voor een meneer Loekasjenko is, voorzie ik dat dit zo blijft, vooral ook omdat hij dus achter zich iemand weet die deze lijn af en toe ook volgt en die hem niet onwelgevallig is. Er moet een oplossing komen voor het probleem waar Loekasjenko mee zit. Hij zit in een moeras. Hij heeft nu zelf tienduizenden mensen binnen zijn land waar hij ook geen kant mee op kan, anders dan te proberen om ze via Polen weg te krijgen. Als dat niet lukt, zit hij er dus mee. Ik denk dat er toch gezocht moet worden naar een oplossing die ertoe leidt dat dit probleem van hem ook weer kan verdwijnen, zonder dat hij een gigantisch gezichtsverlies leidt. Mijn vraag aan de heer Brekelmans hierover is of hij het wel met de PVV eens is dat de oplossing van het probleem in geen geval mag zijn dat die mensen alsnog vanuit Wit-Rusland Nederland binnenkomen.

De heer Brekelmans (VVD):

Dat ben ik met de heer De Roon eens. Ik ben het ook met hem eens dat is gebleken het niet zo is dat, als je sancties instelt, een dictator als Loekasjenko zijn gedrag meteen verandert. Ik pleit er daarom ook voor om, naast brede sancties, meer druk erop te zetten om deze mensensmokkel te stoppen. Volgens mij kun je daar zeker bij een land als Wit-Rusland wel een einde aan maken als je heel gericht harde sancties treft. Ik ben het met de heer De Roon eens dat, op het moment dat wij toch zouden besluiten om mensen tot Europa toe te laten en eigenlijk die deur open te zetten voor de instroom, dit een signaal is aan Loekasjenko dat hij hiermee kan doorgaan en dat hij dit op grotere schaal kan doen. Het is ook een signaal aan andere autocraten rondom Europa dat dit dus een manier is om de Europese Unie onder druk te zetten en dat, als je het maar lang genoeg doet, de Europese Unie uiteindelijk wel zwicht. Ik zou dat een heel gevaarlijk precedent vinden. Het is het probleem van Loekasjenko. Ik vind dus ook niet dat wij deze groep asiel moeten verlenen in de Europese Unie.

De heer De Roon (PVV):

Ik ben heel blij om dat te horen, het is een duidelijke stellingname. Ik ben het niet zo heel erg eens met de heer Brekelmans dat nog meer sancties zullen helpen bij iemand als Loekasjenko. Zijn gezichtsverlies is voor hem een heel moeilijke zaak. Ik ben zelfs van mening dat we moeten zoeken naar andere wegen om hem op dit punt uit zijn moeras te helpen.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer De Roon (PVV):

Ik geef dat nog mee aan de heer Brekelmans om daarover na te denken.

De voorzitter:

Het was een suggestie.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik neem die suggestie ter harte. Als reactie daarop denk ik wel dat meer druk nodig is. Wat ik ook interessant vond is dat Loekasjenko afgelopen vrijdag als dreiging zei "We gaan de gaskraan dichtdraaien", en dat Poetin daar vervolgens op reageerde door te zeggen "Dat steunen wij niet." In zijn strijd met de Europese Unie kan hij dus ook zijn hand overspelen. Maar ik vind wel dat we moeten laten zien dat we niet zwichten voor chantage, dat we wel stevige maatregelen nemen. In combinatie daarmee zul je ook in gesprek moeten blijven met Poetin en met Loekasjenko om te spreken over een uitweg hieruit. Dat kan achter de schermen, maar het betekent niet dat dat de enige oplossing is. Die druk en die sancties zijn ook nodig.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ook van mijn kant complimenten voor de maidenspeech. Ik wil over dit punt nog een vraag stellen. De heer Brekelmans kan leuk vertellen wat het standpunt van de VVD is over asiel en migratie, maar dat is eigenlijk helemaal niet meer zo relevant sinds vanochtend. Vanochtend hebben we het conceptregeerakkoord kunnen lezen in de Volkskrant, en daar staat dat zolang er nog inhumane situaties bestaan aan de grenzen van Europa zoals in Griekenland, maar wellicht ook in Polen, Nederland met een coalition of the willing dat land te hulp moet schieten. Dat gaat het nieuwe standpunt worden van de heer Brekelmans, als er ooit een coalitie komt, dat wel. Maar deelt de heer Brekelmans mijn mening dat het regeerakkoord op het gebied van asiel en migratie vanochtend in de Volkskrant staat, en dat hij dus zijn standpunt moet aanpassen?

De heer Brekelmans (VVD):

Ik ga natuurlijk niet in op gelekte concepten en op eventuele compromissen die gesloten worden. Ik sta hier als VVD-woordvoerder. Onze onderhandelingsinzet in de coalitie is het VVD-standpunt, en uiteraard worden daar compromissen op gesloten. Ik ben graag bereid om de heer Van Dijk nog jarenlang toe te lichten op het moment dat het regeerakkoord er ligt, maar ik ga niet reageren op concepten of dingen die in de krant gelekt zouden zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw maidenspeech, want dat is het nog steeds.

De heer Brekelmans (VVD):

Nog steeds, ja. Naast druk op Belarus moet de EU zich blijven inzetten op de herkomstlanden om ervoor te zorgen dat ook landen in het Midden-Oosten en Afrika deze mensensmokkel niet toestaan. We horen de afgelopen dagen positieve berichten dat steeds meer landen dit beginnen te blokkeren en dat Irak als eerste land bereid is om migranten terug te nemen. Mijn vraag aan de minister is of deze berichten kloppen. Leiden de inspanning van de EU al tot het gewenste resultaat, of worden er in de afgelopen dagen toch weer nieuwe migranten ingevlogen? Ook vandaag zien we immers dat er weer vluchten vanuit het Midden-Oosten op Minsk landen. Is de minister bereid om hardere drukmiddelen in te zetten tegen deze herkomstlanden als ze deze mensensmokkel niet willen blokkeren en geen onderdanen terugnemen, zoals bijvoorbeeld het stoppen van handelsvoordelen? We moeten als EU onze economische macht durven inzetten. Erdogan en andere autocraten rondom Europa kijken immers mee.

Dan ga ik naar een andere vorm van hybride oorlogsvoering en dat is cyber. Uiteraard moeten we ons volledig blijven inzetten om onze cybercapaciteiten verder te versterken, de internationale samenwerking te intensiveren en waar mogelijk tot regels te komen. Tegelijkertijd kunnen we er niet van uitgaan dat het genoeg is. We moeten voorbereid zijn op het ergste scenario. Wat gebeurt er als Nederland ontwricht wordt door een grote cyberaanval vanuit bijvoorbeeld Rusland of China? Weten we dan wat er moet gebeuren? Hoe reageert het ministerie van Buitenlandse Zaken op zo'n moment? Welke diplomatieke middelen worden er dan ingezet? En hoe zorgen we ervoor dat we binnen een mum van tijd tot een gezamenlijk antwoord met onze bondgenoten komen? Kortom, liggen er draaiboeken met verschillende scenario's klaar als dit gebeurt? Vinden er simulaties plaats en is Buitenlandse Zaken hier goed op aangesloten? We moeten voorkomen dat we worden overvallen door een cyberaanval en dat Buitenlandse Zaken pas in een crisissituatie gaat bedenken wat de juiste respons is.

De voorzitter:

De heer Dassen heeft een vraag.

De heer Dassen (Volt):

Allereerst natuurlijk felicitaties aan de heer Brekelmans. Ik wil toch nog even terug naar het vorige punt, omdat ik had verwacht dat de heer Brekelmans wellicht ook nog iets zou zeggen over de humanitaire crisis die daar nu plaatsvindt en hoe we daarmee om moeten gaan. Ik hoor hem natuurlijk wel over sancties. Ik ben het ermee eens dat we die goed moeten inzetten om te voorkomen dat mensen op deze manier misbruikt worden. Maar ik vraag me wel af wat de VVD wil doen om te zorgen voor een einde aan de humanitaire crisis die nu aan de grens met Polen aan de gang is. Vannacht zijn daar waterkanonnen op families gericht. Tegelijkertijd lezen we verhalen dat migranten opgezet worden tegen de grenspolitie. Dat kan ook uit de hand lopen. Ik ben wel benieuwd hoe de VVD daar dan naar kijkt.

De heer Brekelmans (VVD):

Natuurlijk is hier sprake van een dilemma. Dat ga ik niet ontkennen of wegwuiven, in de zin dat de situatie waar die mensen in zitten, erbarmelijk is. Alleen betekent dat niet dat wij als Europese Unie dat probleem nu op ons moeten nemen. Het is een probleem dat Loekasjenko zelf heeft gecreëerd, door deze mensen in te vliegen en ze richting de grens te brengen. Uiteindelijk is hij daarmee ook verantwoordelijk voor de humanitaire situatie die daar ontstaat. Ik vind dus niet dat wij dat probleem moeten overnemen en op die manier toch opvang bieden, want zoals ik eerder al zei in antwoord op de heer De Roon: als we dat gaan doen, dan weten we één ding zeker, namelijk dat die stroom nog groter gaat worden.

De heer Dassen (Volt):

Volgens mij zouden we de procedures ook zo kunnen inrichten dat we juist snel kunnen kijken met elkaar, binnen de Europese Unie, of iemand recht heeft op asiel, ja of nee. Vervolgens kunnen we mensen die hier recht op hebben, opnemen en mensen die hier geen recht op hebben, terugsturen. Volgens mij zou dat een prima oplossing kunnen zijn. Wat ik een beetje schrikbarend vind aan het antwoord van de heer Brekelmans is dat hij aangeeft "het is niet ons probleem, dus hoeven wij ons er ook niet mee te bemoeien", terwijl mensenrechten toch een van de kernonderdelen zijn van ons buitenlandsbeleid. Volgens mij hebben we hierin een heel groot probleem met hoe we omgaan met mensenrechten. Zouden we daar dan niet ook een omgang mee moeten vinden?

De heer Brekelmans (VVD):

Ik gaf aan het begin ook aan dat hier sprake is van een dilemma. Mijn grote probleem is dat, als wij de groep mensen die zich daar nu aan de grens bevindt, toch in procedure laten gaan en daar opvang voor bieden, dat we op die manier toch de deur openzetten. Dan blijft het niet bij die mensen en weet je gewoon vrijwel zeker dat er nog duizenden, tienduizenden en misschien ook wel nóg meer mensen zullen volgen. Ik maak mij ook zorgen om de mensen die eventueel daar nog achteraankomen. Volgens mij is nu gewoon de eerste prioriteit om ervoor te zorgen dat deze wantoestand stopt. Daarbij moet voor Loekasjenko duidelijk zijn dat het zijn probleem is. Je ziet overigens ook — volgens mij zei de heer De Roon dat net — dat mensen weer teruggaan naar Minsk en dat Loekasjenko nu zelf met het probleem zit wat te doen met de mensen die niet voor een derde of vierde keer een poging willen wagen om de grens over te steken. Uiteindelijk zal hij daar ook een oplossing voor moeten vinden en hopelijk afspraken maken met landen van herkomst, zodat er ook weer vluchten teruggaan daarnaartoe.

De voorzitter:

Gaat u verder, meneer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Verder wil ik, in lijn met mijn voorganger Sven Koopmans, blijven wijzen op de risico's van nieuwe massavernietigingswapens. Ik ben verheugd dat Nederland hier een voortrekkersrol in wil spelen en in 2022 een internationale conferentie organiseert over nieuwe technologieën en wapenbeheersing.

Dan tot slot onder het thema veiligheid: terrorisme. Terroristische aanslagen blijven potentieel een groot veiligheidsrisico voor Nederlanders. Het is daarom goed dat Nederland internationaal een contraterrorismebeleid voert, maar ik schrok van de conclusies uit de recente IOB-evaluatie van ons contraterrorismebeleid. Daaruit bleek namelijk dat we niet zo goed kunnen vaststellen wat het effect is van de projecten die we doen, en dat we niet zo goed weten wat wel en wat niet werkt. Op zo'n belangrijk thema vind ik dat zorgwekkend. Daarom vraag ik de minister ook om een reactie hierop.

In relatie tot terrorisme heb ik nog een specifieke vraag over Afghanistan. Ook na de terugtrekking hebben Nederland, de Verenigde Staten en de NAVO aangegeven dat het een belangrijke prioriteit blijft dat Afghanistan geen vrijhaven voor internationaal terrorisme wordt. Dit zou voortaan op afstand bestreden moeten worden, met zogenaamde "over the horizon"-capaciteit. Ik lees hierover echter niets in de laatste Afghanistanbrief. Wordt hier op dit moment nog wel concreet invulling aan gegeven, vraag ik de minister. Zo ja, hoe? En is dit voldoende?

Dan kom ik op de tweede prioriteit en dat is onze welvaart. Decennialang hebben we onze welvaart vergroot door wereldwijd steeds efficiënter te produceren. Steeds meer productie werd naar Azië verplaatst, met name naar China. In algemene zin was dit goed voor vrijwel iedereen. Producten werden goedkoper, waardoor iedereen ineens een smartphone kon betalen. Veel banen verdwenen naar China, maar daar kwamen ook veel banen voor terug. Denk aan banen op het gebied van handel, innovatie en onderzoek.

Maar dit economisch model staat steeds meer onder druk. Inmiddels is zo veel productie naar China verplaatst, dat we volledig afhankelijk van dat land zijn geworden. Tegelijkertijd investeert China volop in het buitenland, bijvoorbeeld in het verkrijgen van grondstoffen, waardoor die afhankelijkheid alleen maar toeneemt. Voor moderne producten zoals smartphones, elektrische auto's en windmolens zijn zeldzame grondstoffen nodig, die China voor meer dan 90% in handen heeft. Onze behoefte aan deze grondstoffen wordt alleen maar groter, de komende jaren wel vijf tot twintig keer zo groot.

Ik vind het onacceptabel om de komende decennia zo afhankelijk van China te blijven. Het voorkomt dat wij onze economische macht kunnen inzetten als China cyberaanvallen uitvoert, eventueel Taiwan zou aanvallen, onze bedrijven met staatssteun uit de markt drukt, of op grote schaal mensenrechten schendt. Het is alsof we als Europese Unie in de boksring staan en moeten vechten met één slappe militaire arm, en onze sterke economische arm op onze rug gebonden. Dan is het heel simpel: dan krijg je klappen en kun je zelf geen vuist maken.

De machtspositie van China zal de komende jaren alleen maar sterker worden. We kunnen dit niet tegenhouden, maar we kunnen wel zorgen dat we minder kwetsbaar worden. Daarom moet Nederland zo snel mogelijk vaststellen welke afhankelijkheden we niet langer accepteren en deze afhankelijkheden actief verminderen. Zo moeten we geopolitiek durven bedrijven om grondstoffen veilig te stellen. Dat doen we natuurlijk bij voorkeur in Europees verband, maar Nederland moet hier een voortrekkersrol in nemen.

Het afbouwen van deze strategische afhankelijkheden is geen gemakkelijke opgave. Het vraagt om verschillende acties tegelijkertijd: meer zelf produceren, waardeketens verplaatsen, grondstoffen veiligstellen, verduurzamen en strategisch investeren in sectoren waarin wij koploper willen zijn. Het vereist een brede agenda, een actief buitenlandbeleid, nauwe samenwerking binnen de Europese Unie en nieuwe partnerschappen met andere landen. Er zijn al initiatieven om onze afhankelijkheid van met name China te verminderen, zowel binnen Nederland als de Europese Unie. Maar het gaat veel te langzaam en te ongecoördineerd. Zoals de minister in een debat laatst zelf zei: stapje voor stapje. Maar China gaat niet stapje voor stapje. De Chinese trein dendert door. Voor 2025 heeft China een duidelijke "Made in China"-agenda. En in 2035 wil het land technologisch onafhankelijk zijn.

Om ook een duidelijke strategie te voeren en hierop meer actie te ondernemen, moet wat de VVD betreft een brede taskforce worden opgericht. Het doel van deze taskforce is dat Nederland binnen vijf tot tien jaar niet meer zo afhankelijk is van autoritaire grootmachten, en in het bijzonder van China. De taskforce stelt hiervoor een strategie op, coördineert deze en jaagt deze voortdurend aan binnen Nederland en de Europese Unie. Binnen Buitenlandse Zaken ondersteunt de taskforce ambassades in belangrijke internationale contacten, zoals handelsmissies en diplomatieke overleggen. De taskforce werkt nauw samen met andere departementen, en ook met het bedrijfsleven en met academici. Het helpt ervoor te zorgen dat we onze eigen kroonjuwelen beter kunnen beschermen en onze strategische kennis niet zomaar blijven weggeven aan China. Ik ben benieuwd wat de minister van dit voorstel van de taskforce vindt en of hij de noodzaak hiervan erkent.

Tot slot. We zien dat China steeds minder een partner, en steeds meer een systeemrivaal wordt. Dat vraagt om een systematisch antwoord en het betekent echt wat voor ons buitenlandbeleid. Een paar punten en komma's aanpassen is niet genoeg. Natuurlijk moet een volgend kabinet hier invulling aan geven, maar ik wil dat het nieuwe kabinet hierbij vanaf dag één een vliegende start kan maken, en dat er in de komende maanden al zo veel mogelijk voorbereidend werk gebeurt voor deze taskforce, zodat er een plan klaarligt en duidelijk is hoe deze taskforce eruit komt te zien. Om dit mogelijk te maken, zal ik een amendement indienen op de begroting.

Dan de derde en laatste prioriteit: het behoud van onze vrijheid. We hebben decennialang gedacht dat de wereld vanzelf vrijer en democratischer zou worden, maar deze trend is de laatste jaren omgekeerd. Veel landen worden steeds minder vrij, en de macht van autocratische grootmachten als China neemt toe. We zien ook dat in diverse landen binnen de Europese Unie vrijheden en de rechtsstaat steeds meer onder druk komen te staan. Maar dit is niet een probleem dat ver weg is. Deze onvrijheid sijpelt ook steeds meer door in onze Nederlandse samenleving. Zo breidt China zijn investeringen in Nederlandse bedrijven flink uit. We hebben alleen goed zicht op de grote overnames die plaatsvinden, maar we hebben maar heel beperkt zicht op de meer geleidelijke investeringen die China doet. Op deze manier krijgt de Chinese staat steeds meer voet aan de grond in Nederland, en kan China deze investeringen steeds meer inzetten als drukmiddel. Ik heb de afgelopen maanden met diverse Nederlanders gesproken die tegen mij zeiden dat ze zich niet meer durven uitspreken over China, uit angst het land niet meer in te mogen, of uit angst voor andere represailles vanuit Beijing. Ik wil de minister vragen of hij bereid is om samen met zijn collega's in het kabinet meer onderzoek te doen naar Chinese investeringen in Nederland.

Daarnaast zien we dat landen als Rusland en China steeds meer desinformatie en nepnieuws verspreiden om ons land te ontwrichten. Dat beïnvloedt de publieke opinie en besluitvorming, en daarmee beschadigt deze buitenlandse inmenging onze vrijheid. Op dit moment is er in Nederland geen mogelijkheid om de invloed van vertegenwoordigers van buitenlandse grootmachten als China en Rusland transparant te maken. We weten niet of iemand die zich neutraal voordoet, in feite werkt voor de Chinese staat. Australië heeft hier een oplossing voor gevonden: ze hebben een openbaar register voor zogenaamde agents of foreign influence. Ziet de minister dit ook als een goed idee voor Nederland? Zou hij willen inventariseren of de Australische oplossing ook in Nederland mogelijk is? Wil hij de Kamer hier op korte termijn over informeren?

Daarnaast weten we dat spionage een steeds groter probleem is. Het is daarom heel vreemd dat spionage nog niet strafbaar is in Nederland. Gelukkig heeft het kabinet dit eerder onderkend en ook aangekondigd met een wetsvoorstel te komen om spionage strafbaar stellen. Kan de minister aangeven hoe het hiermee staat?

Verder is de intimidatie en bedreiging van minderheden in Nederland door het herkomstland een groot probleem, of het nu gaat om Oeigoeren in Nederland, Wit-Russische journalisten, Iraanse oppositieleden of Turkse en Marokkaanse Nederlanders die te maken hebben met de lange arm van Ankara of Rabat. Zij worden geïntimideerd in onze straten. Dit tast onze vrijheid aan. Ik ben daarom verheugd dat de Kamer unaniem heeft ingestemd met mijn motie om deze vorm van buitenlandse inmenging onderdeel te maken van ons mensenrechtenbeleid. Graag hoor ik van de minister hoe hij hier invulling aan gaat geven.

De voorzitter:

Een vraag van de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Een goed punt dat de heer Brekelmans hier aanroert. Zijn vragen aan de minister onderschrijf ik. Maar ik vraag de heer Brekelmans of hij ook weleens heeft nagedacht over de risico's die Nederlanders lopen in het buitenland. Dan doel ik bijvoorbeeld op situaties waarin mensen op onheuse gronden worden vastgezet in een vreemd land, eigenlijk alleen met het doel om het land waar ze vandaan komen onder druk te zetten. We hebben dat meegemaakt met die Canadezen in China en het gebeurt ook met mensen die in Iran vastzitten. Zou er niet ook een beleid moeten komen van het departement van Buitenlandse Zaken om er luid en duidelijk voor te waarschuwen dat sommige landen in staat zijn tot dat soort zaken en dat je daar goed op bedacht moet zijn als je naar zo'n land toe reist? Moet er geen voorlichtingsbeleid komen?

De heer Brekelmans (VVD):

Ik vind het een goed idee dat mensen zich bewust zijn van de risico's als ze naar dit soort landen afreizen. In de reisadviezen wordt ook aangegeven hoe een overheid of een regime opereert en welke risico's je als Nederlander loopt in het buitenland en welke uitingen en gedragingen eventueel tot consequenties leiden. Ik vind zeker dat het een belangrijke consulaire taak is om hier aandacht aan te besteden en om Nederlanders te ondersteunen die in dat soort situaties terechtkomen. Wat ik alleen niet weet in dit soort strafprocessen of dit soort situaties — daar heb ik ook echt wel mijn bedenkingen bij — is of dat luid en duidelijk roepen tot de meest gewenste situatie leidt. Vaak leidt diplomatie achter de schermen of druk achter de schermen er eerder toe dat mensen vrijkomen of dat een regime op zijn handelen terugkomt. De heer De Roon gaf eerder het voorbeeld van Belarus. Het kan beter zijn om zo'n land geen gezichtsverlies te geven door openlijk allerlei dingen te roepen, maar achter de schermen te regelen dat een Nederlander in zo'n situatie vrijkomt.

De heer De Roon (PVV):

Dit is niet precies waarnaar ik op zoek ben en waar ik steun voor vraag van de heer Brekelmans. Het gaat mij om situaties waarin mensen, ik zal niet zeggen verblind, maar enorm gestuurd worden door het zakelijk belang dat ze denken te hebben in een land X of een familiebelang, zoals het bezoeken van hun oude moeder in land Y, en gewoon niet tot zich laten doordringen welke risico's ze daarmee lopen. Ik denk dat het dan goed zou zijn als Buitenlandse Zaken voor bepaalde landen duidelijk waarschuwt in de publiciteit: ga niet naar land X en als je toch wilt gaan, houd er dan heel goed rekening mee dat je zomaar ineens op oneigenlijke gronden in het cachot gegooid kunt worden, eigenlijk alleen maar om Nederland tot iets te dwingen.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik ben het in die zin eens met het pleidooi van de heer De Roon dat communicatie belangrijk is. Waar hij ideeën heeft om dat te verbeteren en reisadviezen niet voldoende zijn, sta ik daar uiteraard voor open. Ik denk op grond van de manier van vraagstelling dat de heer De Roon doelde op Afghanistan, dat het vreemd is dat mensen daar naartoe zijn gereisd, terwijl het land al zo instabiel was. Je zou verwachten dat mensen wisten hoe de situatie daar was. Dit toont aan dat het belangrijk blijft om hierover te communiceren, maar dat weerhoudt uiteindelijk niet iedereen ervan om toch te gaan. Maar ik kijk met veel interesse naar ieder voorstel of idee dat de heer De Roon daarover heeft.

De voorzitter:

Bent u aan het einde gekomen van uw maidenspeech?

De heer Brekelmans (VVD):

Ik heb nog een laatste punt ter afsluiting.

De voorzitter:

De heer Van Dijk heeft een vraag. Kan hij die nu stellen?

De heer Brekelmans (VVD):

Ja, doe maar nu, want het laatste is meer persoonlijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dan zal ik deze interruptie die ik voor de VVD had gereserveerd, nu plegen. De heer Brekelmans heeft het wereldbeeld van de VVD geschetst. Hij heeft het over dreigingen gehad. Dat kennen we ook van hem. Hij had het over Rusland, China et cetera. Maar ik vraag hem of hij ook de durf heeft om terug te kijken naar missies die we hebben gedaan, bijvoorbeeld de missie in Afghanistan: twintig jaar oorlog, met heel veel leed, heel veel doden en heel veel slachtoffers. Durft hij te erkennen dat de doelen daar niet echt zijn gehaald? Het terrorisme is niet echt afgenomen, laat staan dat de doelen zijn behaald met betrekking tot het hele verhaal over nationbuilding en het opbouwen van democratie. Durft de heer Brekelmans hier te zeggen dat de oorlog in Afghanistan een faliekante mislukking was?

De heer Brekelmans (VVD):

Die laatste term laat ik aan de heer Van Dijk. Volgens mij kun je in algemene zin zeggen dat toen wij in verschillende fases van onze betrokkenheid naar Afghanistan gingen, diverse partijen een ander beeld hadden van wat er mogelijk zou zijn. Mijn partij is altijd vrij realistisch geweest, in de zin dat ons primaire doel was om terrorisme te onderdrukken en de taliban zo veel mogelijk terug te dringen. Maar wij hadden niet het idee dat je ze volledig uit Afghanistan weg zou kunnen krijgen. Daarnaast zijn wij er altijd heel realistisch over geweest wat je van buitenaf in een land aan nationbuilding kan doen. Ik ben het wel met de heer Jasper van Dijk eens dat de afgelopen twintig jaren hebben laten zien dat ook met heel veel investeringen en grote aanwezigheid daar de situatie nog steeds heel fragiel blijft en het maar afwachten is wat daarvan uiteindelijk beklijft. Het lijkt mij heel logisch dat we lessen uit Afghanistan meenemen in besluiten over toekomstige missies, maar ik zou de conclusies wel heel zorgvuldig willen trekken. Wij hebben daarom ook zijn pleidooi gesteund voor een evaluatie van twintig jaar Afghanistan, even los van alle individuele onderzoeken die plaatsvinden over missies. Het lijkt me een hele belangrijke stap om terug te kijken op die twintig jaar, om te kijken wat we daarvan kunnen leren en om daar vervolgens kwalificaties aan te binden, en om niet op voorhand de woorden te gebruiken zoals die van de heer Jasper van Dijk.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Allereerst natuurlijk gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik heb een vraag. U heeft een betoog gehouden. U heeft de hele situatie in de wereld mooi beschreven. Ik heb u alleen niet gehoord over de situatie in Letland, als ik mij niet vergis. Wellicht bent u er bekend mee. We hadden het er gisteren ook over in het debat; de minister zal het weten. In Letland zijn de niet-gevaccineerde parlementariërs door de meerderheid het parlement uit gezet. Wat vindt u daarvan? En bent u ook bereid om de minister bijvoorbeeld op te roepen de Letse ambassadeur op het matje te roepen om daar flink iets van te zeggen?

De heer Brekelmans (VVD):

Ik vind dat dit soort gezondheidsvraagstukken en de vraag welke afweging ieder land daarin maakt per definitie aan een land zelf zijn. Hoe landen binnen de Europese Unie maar ook daarbuiten erop reageren en wat wel of niet acceptabel is, is ook heel erg ingegeven door cultuur. Ik vind niet dat wij onze Nederlandse norm — als wij die al gezamenlijk zouden hebben, want wij verschillen daar in deze Kamer ook over van mening — aan andere landen moeten opleggen en dat wij andere landen op het matje zouden moeten roepen over de manier waarop zij in hun parlement de regels bepalen. Volgens mij is dat echt aan landen zelf.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik zal mij beperken tot één vervolgvraag, en ik zal het vriendelijk houden. Het is interessant wat u zegt, want u zegt nu: het is aan landen zelf; ze hebben een eigen cultuur. Misschien kunt u — ik zal het u vriendelijk vragen — op het volgende reflecteren. Stel nou dat bijvoorbeeld Orbán — ik noem maar wat — zou zeggen: ik heb de meerderheid in het parlement; die groep bevalt mij niet en die ga ik het parlement uit zetten. Zou u dan ook zeggen dat het hun cultuur is, dat zij dat moeten weten en dat wij daar niet over gaan? Het is natuurlijk een andere lidstaat, maar ook Letland is natuurlijk lid van de Europese Unie. Zou u dat dan ook zeggen?

De heer Brekelmans (VVD):

Ik ga even mee in dit hypothetische geval, want de heer Van Houwelingen vraagt mij daarop te reflecteren. Als er in een land dat lid is van de Europese Unie groepen op basis van hun politieke overtuiging, etniciteit, geloof of wat dan ook worden uitgesloten van het parlement, dan zou ik mij daar fel tegen uitspreken. Wij hebben namelijk met elkaar democratische waarden afgesproken. Alleen, het voorbeeld van Letland dat de heer Van Houwelingen noemde, gaat over gezondheidsoverwegingen. Ieder land maakt er zijn eigen keuzes in hoe ze daarmee omgaan. Dat vind ik dus echt een ander voorbeeld.

De voorzitter:

Dat leidt tot nog een vraag van de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dit is de laatste en dan hou ik erover op. Ik zal er straks in mijn inbreng ook wat over zeggen. Het Letse parlement heeft zelf gezegd dat het geen gezondheidsoverwegingen zijn. Het ging ze om deze parlementariërs, die desinformatie zouden verspreiden. Daar komt het eigenlijk op neer. Deze parlementariërs zeggen dus iets wat hun niet aanstaat en daarom worden ze uit het parlement verwijderd; daar komt het op neer. Dat is wat daar gebeurd is. Misschien kunt u zich dus nog wat beter in die situatie verdiepen.

De voorzitter:

Een aansporing, meneer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Volgens mij is het niet zo dat in Letland of in welk Europees land dan ook per individu wordt gekeken wie wat gezegd heeft en dat dan gezegd wordt: u heeft geen toegang tot het parlement. Dit gaat echt over gezondheidsoverwegingen. Dat de heer Van Houwelingen daar politieke opvattingen aan koppelt, laat ik aan hem, maar dat is geen feitelijke beschrijving van de situatie.

De voorzitter:

U rondt uw maidenspeech af.

De heer Brekelmans (VVD):

Ja. Ik eindig met een hartenkreet. Ik begon mijn speech met het Nederlandse ideaal: je best doen en in vrijheid keuzes maken; dan moet iedere Nederlander zijn ambities kunnen waarmaken. Maar in de twee jaar waarin ik in de Verenigde Staten woonde, heb ik ervaren dat er nog een Nederlands ideaal is. Dat is onze democratie en onze politieke cultuur. Of het nou Amerikanen waren of mensen vanuit andere delen van de wereld, iedereen aan wie ik onze politieke cultuur uitlegde, reageerde hierop met jaloezie. In de Verenigde Staten is compromissen sluiten een zwakte, proberen politici elkaar zo veel mogelijk te beschadigen en worden verkiezingsuitslagen niet meer geaccepteerd. Laten wij niet langzaam die kant op glijden en laten wij onze eigen politieke cultuur hier in Nederland blijven koesteren. De uitdagingen die voor ons liggen, zijn al groot genoeg. Zoals president Kennedy zei: we moeten compromissen niet minachten, maar zien als een democratische deugd.

De voorzitter:

Dank aan de heer Brekelmans voor zijn bijzondere maidenspeech, een ietwat atypische, want u heeft het lef gehad om uw collega's uit te dagen tot interrupties. Dat getuigt van liefde voor het vak, zullen we maar zeggen. Ik schors voor enkele ogenblikken, omdat een aantal mensen u ongetwijfeld willen feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik wil graag het woord geven aan de heer Jasper van Dijk van de SP.

Waar is de minister? Dat is inderdaad even de vraag. Als u nou héél rustig richting het spreekgestoelte loopt, meneer Van Dijk … Ik hoor een deur kraken.

De heer Jasper van Dijk, SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank, voorzitter. Nogmaals felicitaties aan de heer Brekelmans voor zijn mooie toespraak, en dan noem ik met name de persoonlijke ontboezemingen. Toen ik daarnaar luisterde, kon ik niet anders dan het bekennen: VVD'ers zijn ook mensen. Dus: ga zo door!

Voorzitter. Heel veel dank ook aan Theo van Toor, die naast de voorzitter zit. Dank voor zijn inzet al die jaren. Ik heb ervan genoten. Ik heb al getwitterd hoeveel waarde ik hecht aan goede griffiers en ondersteuning. Want zonder ondersteuning kunnen wij vrij weinig.

Voorzitter. Afgelopen zaterdag organiseerde de SP een vredesdag in Amersfoort, een vredesdag waarop we spraken over oorlog en vrede, over Afghanistan, over de grote rol van Nederland in de wapenexport, over de Europese defensieplannen die vooralsnog alleen vertrouwelijk in te zien zijn, en over "de permanente oorlog", zoals wij hem noemen. Dat is die oorlog die feitelijk vanaf 2001 wordt gevoerd tegen allerlei landen en terreurgroepen. Hij wordt aan de overzijde van de oceaan ook wel "the war on terror" genoemd. Kijk naar de waanzinnige oorlog tegen Irak die daaruit is voortgekomen, en kijk naar de oorlog in Afghanistan die dit jaar ten einde is gekomen. Die heeft twintig jaar geduurd, onmetelijk veel slachtoffers gemaakt, meer dan 100.000, en, niet te vergeten, geleid tot miljoenen vluchtelingen. Voordat de regering zich opnieuw in een onbezonnen avontuur stort, zou ik zeggen: welke lessen zijn er nou uit die vreselijke oorlog geleerd?

Er komt een onderzoek. Dat is waar en dat is goed. Dat komt ook voort uit een motie van mijzelf uit april. Ik hoor graag of daar al de mensen voor zijn gevonden. Dat neemt niet weg dat we ook vandaag al conclusies konden trekken, en kunnen trekken, vind ik. We weten al heel veel. We weten bijvoorbeeld dat men er niet in is geslaagd om de doelen te bereiken. Er is niet minder terreur en er is ook geen democratie gekomen in Afghanistan. Sterker nog, de taliban hebben dat land bij wijze van spreken met twee handen in de neus overgenomen. Dat hebben we allemaal kunnen zien.

De voorzitter:

De heer Van der Staaij heeft een vraag.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Van Dijk vraagt terecht — ik kom daar in mijn termijn ook op terug — om een terugblik op wat er in Afghanistan is gebeurd en wat in de achterliggende jaren de inzet is geweest, ook van Nederland. Maar dat gaat niet alleen over het militaire spoor. Er is ook veel diplomatie en veel inzet op ontwikkelingssamenwerking geweest. Hoe kijkt de heer Van Dijk aan tegen het effect en succes daarvan?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is een heel terecht punt. We hebben altijd gezegd dat je Afghanistan natuurlijk niet volledig de rug moet toekeren. De bevolking daar heeft het op dit moment verschrikkelijk zwaar. Voor zover dat mogelijk is, voor zover dat verstandig kan, moeten we humanitaire hulp en ontwikkelingshulp blijven geven, want de bevolking in Afghanistan is het grootste slachtoffer van het grote drama dat zich op dit moment afspeelt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Zeker, maar los van de humanitaire hulp nu doel ik ook op de reflectie. Als je wilt terugkijken, wat ik steun, dan zou je die reflectie niet alleen op de militaire inzet, op de defensie-inzet, moeten richten, maar breder moeten doen. We hadden toch een 3D-beleid, met én de diplomatie én de ontwikkeling? Welk lessen ziet de heer Van Dijk en vindt hij dat we ook goed moeten kijken naar de lessen die we kunnen trekken uit de inzet op de andere sporen? Het gaat niet alleen om de defensie-inzet in de enge zin, om de oorlog, zoals de heer Van Dijk het noemt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zeer eens, al ben ik altijd wel wat argwanend geweest — laat ik het zo zeggen — over die 3D-benadering, defence, development en diplomacy. U weet het zelf ook nog: in 2006 zou Nederland een opbouwmissie uitvoeren in Uruzgan. Het bleek in de praktijk een vechtmissie te zijn geweest. Er zijn ongelofelijk veel slachtoffers gevallen daar, helaas ook aan de Nederlandse kant. Ik heb nog steeds Kamervragen bij de minister liggen over de slag bij Chora. Als je je daarin verdiept, dan zie je dat Nederland daar zwaar gevochten heeft. In Nederland kregen wij echter berichten over ontwikkelingshulp, opbouw et cetera. Later, toen de stofwolken wat waren opgetrokken, zagen we hoe hard daar is gevochten. Misschien is dit wederom een pleidooi om een goed en grondig onafhankelijk onderzoek uit te voeren, liefst niet door een oud-minister van Defensie, zeg ik erbij. Ik hoor graag wie daarvoor wordt gevonden.

Voorzitter. Kijk ook naar de kosten. Maar liefst 2.000 miljard dollar is uitgegeven aan de oorlog in Afghanistan. Het ging natuurlijk met name naar wapentuig om een afschuwelijke oorlog te voeren die per saldo niets heeft opgeleverd. Wat hadden we met dat geld kunnen doen? Dat hebben we beschreven in de Atlas van de wapenmacht. Die bied ik hier exclusief aan de minister aan. We hebben die zaterdag gepubliceerd. Ik geef die graag aan de minister. Ik moet u eerlijk zeggen: vanwege een beperkte oplage moeten de Kamerleden die even downloaden, maar de minister krijgt een geprint exemplaar. Als u wil, kan ik die ook nog signeren. Dat doen we dan later.

Voorzitter. Kijk eens naar de eerste grafiek op pagina 6 met de wereldwijde militaire uitgaven: 1.960 miljard dollar. Het is een gigantisch bedrag. De Verenigde Staten staan lonely at the top met maar liefst 778 miljard dollar. Op de tweede plek komt Europa met 316 miljard dollar. China en Rusland komen lang niet zover met respectievelijk 252 miljard dollar en 62 miljard dollar. Dat roept de vraag op of het dan werkelijk nodig is om nog meer miljarden in Defensie te investeren. Dat zijn dan miljarden die we niet aan andere zaken kunnen uitgeven, zoals zorg en onderwijs. Het zijn miljarden voor de wapenindustrie, die het al niet slecht doet, zeker niet in Nederland.

Kijk naar de grafiek op pagina 11. Dan zie je dat Nederland een grote wapenexporteur is. We staan wereldwijd op plaats 11 van wapenexporteurs. Ondanks de regels, de beroemde criteria, voor wapenexport, waaraan een bedrijf moet voldoen voordat het wapens mag exporteren, gaan er toch nog regelmatig wapens naar landen die mensenrechten schenden. Denk aan Egypte; we hadden er recent een debat over. Denk aan Turkije: daar worden wapens ingezet voor allerlei dubieuze zaken. Toch krijgt het bedrijf een vergunning. De naleving van de wapenexportcriteria moet dus veel strikter.

En dan is er het feit dat Nederland een financiële draaischijf is voor wapenbedrijven. Maar liefst 10 miljard euro van wapenbedrijven wordt door Nederland gesluisd, door allerlei fiscale constructies, zogenaamde "rulings". We moeten daarvan af. Wij zijn dan ook een petitie gestart om op deze drie punten actie te ondernemen, dus: de permanente oorlog, de wapenexport en Nederland belastingparadijs voor wapenbedrijven. De belangrijkste les uit die Vredesdag van afgelopen zaterdag, die u overigens kunt terugkijken op onze website, is dat we niet doorgaan in een hopeloze wapenwedloop, een Koude Oorlog 2.0. Na twintig jaar uitzichtloos oorlog voeren in Afghanistan wordt het tijd voor een andere koers. Ik vraag uiteraard om een reflectie van de minister op dat punt.

Voorzitter, enkele andere punten. Het drama aan de Pools-Wit-Russische grens. Een paar duizend migranten zijn daarnaartoe getransporteerd door dictator Loekasjenko. Ze worden nu met waterkanonnen weggehouden van de Poolse grens. Poolse hulpverleners worden in elkaar geslagen. Er zijn al tien doden gevallen. Het is mensonterend wat daar op dit moment gebeurt. Door diplomatieke inzet lijkt de instroom van migranten te stoppen. Vliegmaatschappijen stoppen met vluchten naar Minsk, ook aan terugkeer wordt gewerkt. Mijn vraag is: wat dan te doen met de groep die zich nu in het grensgebied bevindt? Dat zijn een paar duizend mensen. En als het zo is dat die instroom — zeg maar — opdroogt, er dus geen nieuwe mensen bij komen, dan is de vraag aan deze minister, aan Europa: wat doen we met deze groep mensen? Zullen we ze allereerst alsjeblieft humanitaire hulp verlenen, in plaats van ze in elkaar te slaan? Lees daarvoor vanochtend Trouw. En zullen we kijken of een fatsoenlijke asielprocedure mogelijk is? Er wordt gewerkt aan terugkeer, geen misverstand daarover; mensen die geen recht hebben op asiel, zullen moeten terugkeren. Maar mensen die wel recht hebben op bescherming, die kan Europa toelaten. Volgens mij is dat de essentie van het Vluchtelingenverdrag en de essentie van de boodschap die Europa wil uitzenden aan de wereld: dat je mensen die aankloppen voor bescherming, moet helpen. Hoe staat het met dat inzicht? Wil de minister dat ook aan zijn Poolse collega overbrengen?

Wat onderneemt de Nederlandse regering tegen het feit dat Israël recent zes ngo's op de terreurlijst heeft geplaatst? Is hij het met mij eens dat dat onaanvaardbaar is voor een democratie?

Mag ik een reactie van de minister op het bericht vanochtend over Afghanistan, namelijk dat bewakers van de ambassade niet naar Nederland mogen worden geëvacueerd? Volgens mij is dat niet in lijn met de motie-Belhaj. Graag een reactie daarop.

Voorzitter, en dan tot slot. Gisteravond is Nederland gekwalificeerd voor het WK. We hebben het kunnen zien: het was een beetje een lastminuteoverwinning, maar het was een overwinning. En dat brengt mij tot de motie-Karabulut: de motie van de SP die zegt dat er geen officiële afvaardiging naar het WK in Qatar moet gaan, geen koning, geen Rutte. En de regering heeft altijd gezegd: Van Dijk, we wachten eerst op de kwalificaties. Vanaf gisteravond kan de regering zich daar niet meer achter verschuilen, dus ik hoor graag van deze minister hoe hij de SP-motie gaat uitvoeren. Het WK in Qatar zal doorgang vinden. Ik hoop dat we een paar goede wedstrijden spelen. Maar wij willen daar niet een officiële afvaardiging naartoe laten leiden, want er is verschrikkelijk veel leed geweest met de bouw van stadions daar, meer dan 6.000 doden, en dat moet Nederland niet goedkeuren.

De voorzitter:

Dank aan de heer Van Dijk. Dan is nu het woord aan de heer Sjoerdsma, D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. Allereerst uiteraard mijn felicitaties aan collega Brekelmans, met zijn mooie, persoonlijke maidenspeech. En de trots die hij voelt voor zijn dochtertje: ik hoop dat hij later ook de trots ván zijn dochtertje mag voelen, als zij is opgegroeid en haar vader hier mag zien in het parlement als parlementariër van de VVD.

Uiteraard ook van mijn kant, in navolging van wat de voorzitter heeft gezegd, een aantal woorden voor onze griffier Theo van Toor, wiens laatste begrotingsbehandeling dit is. Ik heb negen jaar als Kamerlid mogen profiteren van zijn kennis, zijn ervaring en op gezette tijden ook van zijn relativeringsvermogen. Als ik weer iets te opgewonden was, wist hij mij altijd wel weer te vertellen dat de wereld niet meteen verging. Maar hij ging er vervolgens toch wel weer achteraan. Dat siert hem enorm. En zoals de heer Van Dijk ook al zei, is het moeilijk om afscheid te nemen van iemand in de ondersteuning die zijn hele leven, 35 jaar lang, in dienst heeft gesteld van niet alleen Buitenlandse Zaken, maar ook van de democratie. Ik wil hem ook vanaf hier enorm bedanken voor zijn bijdrage.

Voorzitter. Dan de begroting Buitenlandse Zaken. Dat is altijd een gelegenheid om een stap terug te zetten en van iets grotere afstand de wereld te beschouwen. In de vorige begroting heb ik stilgestaan bij het feit dat onder het presidentschap van Trump de alarmbellen zijn afgegaan in Nederland en in de Europese Unie. Hoe ons te verhouden tot een Amerika dat zich niet tot ons wil verhouden? Ik heb toen betoogd dat het van belang was om na zijn presidentschap, met het aantreden van president Biden, niet de snoozeknop in te drukken, te doen alsof het business as usual was en weer te vervallen in oude patronen.

Maar ik moet toch zeggen dat wij langzaam weer aan het vervallen zijn in die oude patronen. Natuurlijk moeten wij die relatie met de Verenigde Staten zo sterk mogelijk houden. Dat vindt D66 absoluut ook. Maar het is ook noodzakelijk, en misschien nog wel noodzakelijker, dat wij als Europese Unie zelfstandig leren te opereren op het wereldtoneel. Wij zijn een economische grootmacht maar een geopolitieke dwerg. Wij moeten een geo-economisch powerhouse worden.

Dat brengt mij bij mijn eerste punt, voorzitter. Ons buitenlandbeleid moet Europees beleid worden. Wij hebben daarvoor focus nodig. Wij hebben daarvoor slagkracht nodig. Wij hebben daarvoor een duidelijke taakverdeling nodig, en een langjarige inzet binnen de Europese Unie.

Misschien allereerst over die focus. Het is namelijk allemaal wel dat de Europese Unie een pacifistische strategie heeft. Dat moeten we ook hebben als grootheid. Maar tegelijkertijd heeft mijn fractie soms het idee dat wij onze eigen achtertuin, om het zo maar te noemen, veronachtzamen. Ik heb het dan over de Balkan, waar Bosnië uiteen dreigt te vallen door een opstandige president in Republika Srpska. Het is het grootste conflict sinds de oorlog daar, sinds de genocide daar. Ik heb het ook over Belarus, Oekraïne, waarover onze collega's ook al hebben gesproken, waar wij worden gechanteerd of waar men in ieder geval poogt ons te chanteren, met steun van Rusland, ter afleiding natuurlijk van de repressie die in Belarus zelf plaatsvindt en ter afleiding van de enorme Russische troepenmacht die zich samenbalt bij de grens van Oekraïne. Daar krijg ik graag een appreciatie van, van deze minister van Buitenlandse Zaken: hoe duidt hij de samenballing van die troepenmacht?

Voorzitter. Die focus zou ik ook graag gereflecteerd zien in de wijze waarop Buitenlandse Zaken zijn capaciteit en zijn mensen inzet. Ik vind dat wij meer moeten kijken naar de eigen regio. Traditiegetrouw hebben we het dan over "de brede ring van Europa", maar ik heb weleens het idee dat we dan zo breed kijken dat we vergeten dat er op de punt van onze schoen nogal het een en ander gebeurt. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ten tweede, slagkracht. Wij moeten als Europese Unie in staat zijn om meer op de mat te leggen. Dat betekent: snellere besluitvorming. Dat betekent: minder besluitvorming per QMV, per meerderheidsbesluitvorming. Ik vraag de minister welke mogelijkheden hij ziet om daarin de komende tijd stappen te zetten.

Het tweede is, en collega's spraken daar ook over, dat onze afhankelijkheden zullen moeten worden afgebouwd. Dat kan nooit helemaal, maar we moeten slimmer omgaan met de afhankelijkheden die wij nu hebben. In dat verband noem ik "gas en Rusland" en "olie". We moeten die afhankelijkheden zien af te bouwen. Ook daarop vraag ik de minister van Buitenlandse Zaken om een reflectie. Het bijt namelijk simpelweg dat we aan de ene kant kritisch willen zijn op bijvoorbeeld een Rusland, maar dat aan de andere kant een Rusland ons via het gas kan chanteren.

Dan het derde punt binnen die slagkracht. Traditiegetrouw is de Europese Unie sterk in soft power, maar de Europese Unie moet ook sterk worden in hard power. Dat is simpelweg onontkoombaar. In het Strategisch Kompas zien we dat ook. Daarin zien we dat de Battlegroups moeten worden omgevormd in een snellereactiemacht. We zien dat er pogingen gaan worden gedaan om langzaam stappen te zetten op het gebied van veiligheid. Wat mijn fractie betreft is het ook decadent, simpelweg decadent, dat de Europese Unie, Europa, afhankelijk is van de Verenigde Staten voor de beveiliging van het eigen grondgebied. Daarmee wil ik niet zeggen dat we uit de NAVO moeten of dat de NAVO obsoleet is, absoluut niet. Daar moeten we onderdeel van blijven. Maar dat wij afhankelijk zijn van de Verenigde Staten voor de beveiliging van ons eigen grondgebied, is decadent. Dat is uiteindelijk ook waarom mijn fractie zo hartstochtelijk pleit voor die stip op de horizon: een Europees leger. Graag een reactie op die plannen voor de Battlegroups en de Europese veiligheidsraad.

Voorzitter. Het vierde punt in de slagkracht is het mensenrechtenbeleid. Het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie moet tanden krijgen. Te vaak zijn het verklaringen vol veroordelingen. Het is belangrijk om die verontwaardiging uit te spreken, maar als er geen slagkracht achter zit, betekent het weinig. Daarom zou mijn fractie, gesteund door onder andere de VVD, het CDA en de ChristenUnie, graag willen bepleiten dat we de Magnitskywet, die er al is, voorzien van nieuwe input: een soort eenheid met mensenrechtendetectives. GroenLinks heeft daar eerder ook al voor gepleit. Daarbij gaat het om mensen bij Buitenlandse Zaken die achter die misdadigers aangaan, die bewijs proberen te verzamelen en die ook achter de brievenbusfirma's krabben om te zien waar de tegoeden allemaal worden verborgen, om ervoor te zorgen dat we die tegoeden, als we ze eenmaal scherp hebben, daadwerkelijk kunnen bevriezen en ze buiten de Europese Unie kunnen houden. Daarvoor heb ik een amendement ingediend. Graag een reactie daarop van de minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

De heer Van der Lee.

De heer Sjoerdsma (D66):

Misschien nog even twee punten hierbij. Mijn eerste punt is: wij hebben eerder gevraagd om nabestaanden en mensenrechtenorganisaties daarin een grotere rol te laten spelen. Ook hebben wij gevraagd om de lijsten die zijn opgesteld onder de Magnitskywet in de Verenigde Staten en Canada nog even goed te bekijken. Graag een reactie van de minister op wat daar precies mee is gebeurd.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Heel terecht dat de heer Sjoerdsma aandacht vraagt voor een grotere investering in een sanctie-unit bij Buitenlandse Zaken. Ik zou hem daar toch nog iets over willen vragen. Allereerst, goed dat er een amendement ligt. We hebben het er voor het debat al even over gehad dat het fijn zou zijn geweest als er ook even contact was geweest, maar dat hebben we rechtgezet. Ik wil daar wel de kanttekening bij plaatsen dat ik hoop dat de fractievoorzitter van de heer Sjoerdsma in de toekomst niet meer zal zeggen dat D66 de enige progressieve partij is die verantwoordelijkheid wil nemen, want er zijn andere partijen die dat ook willen en die ook voorstellen hebben. Daar vinden we elkaar dan op. Maar vindt de heer Sjoerdsma het ook niet vreemd dat het de regering niet zelf lukt om 1 miljoen structureel te vinden in een begroting?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, dat is een goede vraag. Dat vind ik zelf ook wel een klein beetje vreemd. Ik ben negen jaar Kamerlid. Ik heb zelf gemerkt dat een regering je soms kan verrassen met een voortvarendheid waarvan je denkt: nou, wat een welkome verrassing; die had ik niet zien aankomen. Maar ik heb ook geleerd dat er, waar dat niet gebeurt, soms nog een rol is voor ons als Kamerleden — gelukkig maar, zou ik zeggen — om de regering een beetje aan te sporen. Ik heb er wel begrip voor dat de regering zich in een demissionaire periode niet al te vrij voelt om allerlei grote veranderingen toe te staan of overal geld vandaan te halen, maar ik voel zeer met u mee. Gelet op het sentiment in de Kamer over sanctieregimes en hoe die in te zetten — dat heerst al jarenlang — had je hier misschien wat meer zelfredzaamheid verwacht; laat ik het zo zeggen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan nog kort een derde en vierde punt over het Europees buitenlandbeleid. Dat vereist natuurlijk ook een goede taakverdeling en een langjarige inzet. Wat dat betreft is de Europese Unie toch iets te vaak als een kleuter, of in ieder geval als iemand met de aandachtsspanne van een kleuter, die elke drie maanden wordt opgeschrikt door een andere crisis. Dan kijken de 27 landen daar weer naar, in plaats van dat het even netjes wordt verdeeld, zodat er een continue aandacht is voor datgene wat ons bezighoudt.

Voorzitter. Als je dat Europees doet, moet je daarna natuurlijk kijken naar wat Nederland zelf zou moeten doen, waar toegevoegde waarde ligt. Wat mij betreft is het buitenlandbeleid dan zo ingericht dat wij onze waarden en belangen zo goed vertegenwoordigen dat anderen daarvan kunnen meeprofiteren. Dat zou de kern moeten zijn van ons eigen buitenlandbeleid. Dan hebben we natuurlijk toegevoegde waarde in de manier waarop wij onze economische kracht en klimaatkennis inzetten, maar ik zou in het bijzonder ook willen stilstaan bij twee andere onderwerpen: de consulaire dienstverlening, dus de dienstverlening voor Nederlanders in het buitenland, en mensenrechten.

Over de consulaire dienstverlening — dat is met 1 miljoen Nederlanders in het buitenland een kerntaak van het ministerie van Buitenlandse Zaken; de allerbelangrijkste taak — heb ik deze vraag aan de minister. Wij hebben eerder gesproken over de digitalisering van de dienstverlening, voor het verkrijgen van paspoorten en rijbewijzen. Ik wil de minister nog een keer, voor zover hij dat nodig heeft, manen om daar tempo mee te maken.

Het tweede dat ik hem zou willen vragen, is om iets regelmatiger en desnoods vertrouwelijk terugkoppeling te geven over consulaire gevallen die echt langdurig spelen of die heel gevoelig zijn en heel ingewikkeld liggen. Daar heeft de Kamer toch af en toe slecht zicht op. Ik noem maar even de casus-Singh en eerder de casus-Van Laarhoven. Zo hebben we een aantal casussen gehad. Ik denk dat het goed zou zijn om daar wat vaker over van gedachten te wisselen met de Kamer. Op het gebied van mensenrechten kun je niet alles doen, maar mensenrechten gelden wel voor iedereen. Dus waar leg je dan die focus voor Nederland? Wat D66 betreft leg je die focus dan op die terreinen waar Nederland de grootste meerwaarde heeft, waar we een unieke stem hebben. Dat is het geval bij de verdediging en versterking van lhbti-rechten wereldwijd en bij de verdediging en versterking van de rechten van niet-gelovigen en journalisten.

In dat kader heb ik drie vragen aan de minister. Mijn eerste vraag gaat over het volgende. In 2017 heb ik samen met een groot aantal partijen een motie ingediend om een journalistiek noodfonds op te richten voor journalisten in nood in het buitenland. Ik wil de minister vragen of dat ook de komende periode wordt voortgezet. Is dat het plan of loopt het af? Mijn grote hoop is, natuurlijk ook, gelet op de stemming in de Kamer, dat dat wordt voortgezet.

Mijn tweede, korte vraag gaat over Polen. Daar kunnen vrouwen geen abortus meer krijgen. Zij kunnen niet zelf meer beschikken over hun lichaam. Ik zou willen vragen of het mogelijk is om met een financiële bijdrage vanuit Nederland het mogelijk te maken dat Poolse vrouwen als daar een wens toe is, elders die keuze wel kunnen maken, desnoods in Nederland.

Voorzitter. Dan Europa. Ons buitenlandbeleid is Europees. Onze eigen toegevoegde waarde ligt in een aantal unieke dingen. Onze eigen geloofwaardigheid hangt wat mij betreft ook heel erg af van hoe wij terugkijken naar en hoe wij verantwoordelijkheid nemen voor onze eigen daden. Ik vind dat we heel goed zijn in anderen de maat te nemen, en af en toe moet dat ook. Weinig landen doen dat. Wij moeten dat als Nederland ook doen. Maar dan moeten we ook eerlijk en duidelijk zijn over datgene wat wij ooit fout hebben gedaan. Ik noem maar Srebrenica, waar nabestaanden tot aan de Hoge Raad in Nederland hebben moeten procederen om een schadevergoeding te krijgen. Ik noem Indonesië, waar we nog steeds wachten op een structureel onderzoek van drie onderzoeksinstellingen, om eindelijk een soort van definitieve versie te krijgen van wat zich daar in postkoloniaal Indonesië heeft afgespeeld. En dan zou de regering zich daartoe verhouden. Dat onderzoek komt er, geloof ik, in februari volgend jaar. Ik vraag de minister op welke wijze de regering naar dat proces kijkt. Ik noem natuurlijk ook ons slavernijverleden, waarvan ik denk dat als je daar geen excuses voor durft te maken, dat niet alleen slecht is voor onze band met Suriname, maar toch ook wel bemoeilijkt dat wij andere landen aanspreken op datgene wat zij moeten doen. Of dat nou is misstanden rechtzetten of zich verzoenen.

Voorzitter. Tot slot dan nog een aantal vragen die zich niet leenden voor dit wat algemenere verhaal. Ik zie dat de heer Van Dijk aan komt lopen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb weer twee vragen over twee hele verschillende onderwerpen. Dus ik knip mijn interruptie in tweeën. Dat we ook naar onszelf moeten kijken, is wat mij betreft een volkomen terechte oproep van de heer Sjoerdsma. We moeten ook naar onszelf kijken. Toen noemde de heer Sjoerdsma een aantal voorbeelden, goede voorbeelden, maar ik miste Afghanistan in dat rijtje. Welke lessen heeft D66 uit deze oorlog geleerd? Ik zal de kwalificaties ditmaal even achterwege laten. Er komt nog een groot onderzoek, maar we weten ook al heel veel. Is de heer Sjoerdsma bereid om te bekennen dat deze oorlog — laat ik het zo zeggen — geen groot succes is geweest?

De heer Sjoerdsma (D66):

Laat ik dit opknippen. Ik hoop dat de voorzitter mij vergeeft dat ik dan wel iets langer praat, want dit is niet een vraag die zich leent tot een oneliner van 15 seconden, denk ik. Kijk, ik heb altijd betoogd dat onze aanwezigheid in Afghanistan veel te versnipperd is geweest. Wij zijn hink-stap-springend door het land gegaan: van Baghlan naar Uruzgan, van Uruzgan naar Kunduz en van Kunduz naar Mazar-i-Sharif. Als je ergens significant en serieus aanwezig wilt zijn, dan moet je op één plek aanwezig zijn. Dan moet je echt kiezen. Dat is een van de dingen die ik altijd heb betoogd.

Het tweede punt is dat je heel serieus moet kijken naar wat omringende landen nou eigenlijk voor invloed uitoefenen op Afghanistan. Ik vind in dat opzicht dat wij bijvoorbeeld het spoilergedrag van Pakistan heel lang hebben genegeerd. We hebben gewoon gedacht: nou ja, laten we proberen ons daar constructief toe te verhouden. Ik kan geen uitputtend antwoord geven, maar een van de meer pijnlijke lessen uit de evacuatie is dat wij als Nederland maar ook als Europese Unie niet in staat waren om zelfstandig een evacuatieoperatie op te zetten. Dat roept bij mij de vraag op wat dat betekent, niet alleen als het gaat om de wijze waarop je in Europees verband met je veiligheidsmechanismes omgaat, met je capaciteit, maar ook hoe dat in Nederlands verband gaat. Wij hebben ervoor gekozen om strategisch luchttransport te poolen. De vraag die op tafel ligt, luidt: was dat verstandig of niet? Ik moet eerlijk zeggen dat ik die vraag niet voor mijn collega van Defensie zal beantwoorden.

Dan de vraag van de heer Van Dijk: heeft het opgeleverd wat we hadden gehoopt? Ik denk dat het antwoord op die vraag evident "nee" is. Maar toch wil ik één ding zeggen, ook omdat ik zelf een jaar, in 2011-2012, in Kabul heb mogen werken. Los van de verschrikkelijke beelden die we altijd op televisie zien, staat mij ook altijd een beeld bij van de tijd waarin er parlementsverkiezingen waren. Toen zag ik daar kinderen spelen. Zij stonden in de rij voor een soort van huisje. Dan kwam er een kind vooraan in de rij, dat stond daar even stil en dat rende vervolgens heel vrolijk lachend weer weg met een beschilderde duim. En wat speelden die kinderen? Die kinderen speelden verkiezinkje. Mijn grote hoop zou zijn dat, ondanks alle ellende die daar nu is en ondanks alle tegenslag die we daar hebben gezien, we met de meisjes die daar onderwijs hebben genoten, met de kinderen en jongvolwassen die hebben kunnen zien hoe democratie daar enigszins heeft kunnen functioneren, een zaadje hebben gepland dat zo sterk is geweest dat het ook deze repressie van de taliban kan weerstaan. Of dat zo is en of dat zo zal zijn, dat durf ik niet te zeggen. Maar goed, die hoop zal ik in ieder geval voor mezelf koesteren.

De voorzitter:

Mevrouw Piri, dan de heer Brekelmans en dan de heer Eppink.

Mevrouw Piri (PvdA):

De heer Sjoerdsma refereerde net al aan het feit dat hijzelf ook ooit als diplomaat in Afghanistan was, in Kabul op de ambassade. Daar gaat mijn vraag over. Als er één belangrijke groep is, dan is dat het lokale personeel van een ambassade. Ook de heer Sjoerdsma heeft zich daar de afgelopen maanden, als we het hadden over Afghanistan, keer op keer voor ingezet. Nu lees ik tot mijn verbazing vanmorgen in de Volkskrant dat de lokale bewakers in de steek worden gelaten en niet worden geëvacueerd, omdat zij niet rechtstreeks in dienst waren van de ambassade. Wat vindt de heer Sjoerdsma daarvan?

De heer Sjoerdsma (D66):

Daar moet ik één voorbehoud bij maken: ik heb zelf dat bericht nog niet gezien. Dus voordat ik al te stevig reageer en al te categoraal in mijn uitspraken ben, moet ik even het voorbehoud maken dat ik niet heb gezien wat daar in dat bericht staat. Laat ik wél zeggen dat ik het, zeker ook vanuit mijn eigen ervaring daar aanwezig, van het állergrootste belang vind dat Nederland een betrouwbare werkgever is. Daar is Nederland ver in gegaan; Nederland heeft nog nooit lokaal personeel geëvacueerd en heeft dat nu wel gedaan. De Kamer is daar ver in gegaan en wat mij betreft zeer terecht, met de motie-Belhaj. Mijn eigen gevoel zou zijn, even in algemene zin, zonder al te specifiek op deze casus in te gaan, dat die motie-Belhaj moet worden uitgevoerd op de manier zoals die motie is beschreven en zoals die is beantwoord, ook in de brief van het kabinet tot uitvoering van die motie.

Mevrouw Piri (PvdA):

Dan ga ik ervan uit dat we steun krijgen van D66 om ook voor deze groep gewoon, zoals afgesproken, een uitzondering te maken.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik hoorde de heer Sjoerdsma kritisch over de missies in Afghanistan. We hebben onlangs ook een uitgebreid debat gehad over een missie in Mali. Daarover hebben we als Kamer gedebatteerd en daar hebben we mee ingestemd. De heer Sjoerdsma had daar een aantal hele kritische vragen, zeker over een kleine EU-missie die daar speelde. Hij was zo'n beetje de enige partij die zes mensen die wij daaraan bijdroegen wilde terugtrekken. Nou pleit hij ook voor een Europees leger. Betekent dat dan straks in zijn wensdenken dat in Brussel wordt bepaald dat er Nederlandse mannen en vrouwen worden uitgezonden en dat Nederlandse mannen en vrouwen hun leven riskeren, en dat we eigenlijk met al deze bezwaren en kritische vragen die wij aan de minister stellen bij zo'n missie buitenspel komen te staan?

De heer Sjoerdsma (D66):

In alle eerlijkheid, dit is vaak het schijndebat zoals het in deze Kamer wordt gevoerd. Dat werd ook gevoerd toen mijn collega Belhaj een initiatiefnota indiende over hoe je zo'n Europese krijgsmacht nou moet vormgeven. Toen werd het debat versmald tot deze vraag. Het antwoord van mijn fractie was toen heel duidelijk: nee, je kan niet de uitzending van Nederlandse militairen in handen leggen van Brussel. Dat kán niet. Maar wat je wel kan doen, zijn heel veel stappen die daarvóór liggen, namelijk gezamenlijk trainen, gezamenlijke missies, gezamenlijke inkoop, een militair hoofdkwartier, gezamenlijke capaciteiten, een gezamenlijke rapid response-inzet wanneer dat nodig is. Als dan de vraag komt "wil je meedoen?", dan heeft het Nederlandse parlement daar uiteindelijk natuurlijk zelf over te zeggen of je daaraan mee wilt doen. Als Nederland dan niet meedoet, kan de Europese Unie natuurlijk met ándere landen die dat wel doen, nog steeds onder de Europese vlag de inzet plegen. Dat is eigenlijk precies zoals de NAVO ook werkt, maar dan aan de Europese kant. Ik denk zelf dat dat ongelooflijk noodzakelijk is. Ik denk dat het ook noodzakelijk is dat we het denken hierover wat complexer maken en wat minder plat, als ik heel eerlijk moet zijn. Want de zorg van de heer Brekelmans snap ik goed, maar dát is niet het debat dat we nu moeten voeren.

De voorzitter:

De heer Eppink en dan de heer Van der Lee.

De heer Eppink (JA21):

Zonet viel hier al de naam van het land Qatar, of Qatr zoals je het uitspreekt. Ik zat te wachten op het einde van de toespraak van de heer Sjoerdsma om iets te horen over China. Nu heb ik onlangs een citaat van hem gezien waarin staat dat autocratische regimes het hardst geraakt worden als ze worden geraakt in hun reputatie. "Mogen wij ervan uitgaan dat er geen regeringsafvaardiging vanuit Nederland bij de Olympische Spelen in China zal zijn?" Nou is mijn vraag: hoe effectief is dat? Denkt u dat de leiders van China in hun reputatie worden geschaad en huilend op de grond vallen als Nederland niet komt? Ik denk eerder dat deze leiders dan zeggen: gelukkig, die komen niet, daar zijn we vanaf. Als u thuisblijft, kunt u ook niks zeggen. Volgens mij is het beter als een regeringsafvaardiging dan wél gaat en wel probeert punten aan de orde te stellen. Dank u.

De voorzitter:

Is de heer Sjoerdsma dat met mij eens?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, voorzitter, ik was inderdaad nog niet aan het einde van mijn termijn. Maar ik vind het winst dat de fractie van JA21 het belangrijk vindt dat we China aanspreken op de misstanden die daar plaatsvinden. Dat vind ik winst en dat vind ik ook belangrijk om te noteren. Als de heer Eppink aan mij vraagt of ik denk dat de Chinese overheid steil achterover zou slaan als er een vriendelijk briefje komt van de Nederlandse regering dat wij helaas geen regeringsafvaardiging sturen naar China, dan denk dat ook niet. Maar wat ik wel denk is het volgende. Nederland is niet een land dat in isolatie leeft. Op het moment dat, ik noem maar eens wat, de Verenigde Staten — waar nu ook een beweging lijkt te ontstaan om niet naar de Olympische Spelen te gaan, gezamenlijk met Europese landen en de Europese Unie waaronder Nederland — dit doet, dan denk ik dat dat wel degelijk een effect heeft, omdat niets autocraten zó hard raakt in hun eigen eergevoel als wanneer zij een enorm belangrijk feest willen vieren en daar ook heel veel geld aan uitgeven, om vervolgens in hun hemd staan omdat de rest van de wereld dat niet ziet als een feest. Meer moreel ... Daarover kunnen we van mening verschillen. Ik vind moraliteit ook in de buitenlandpolitiek belangrijk. Je kunt er ook van zeggen: dat vind ik niet. Ik vind het heel moeilijk uit te leggen dat deze Kamer uitspreekt dat er in China genocide gaande is op de Oeigoeren in Oost-Turkestan en dat we vervolgens zeggen: daar kunt u naartoe gaan. Ik kan dat voor mijzelf niet uitleggen. Dat is, meneer Eppink, waarom ik daar nog steeds voorstander van ben. Sterker nog, ik zal daarover een motie indienen.

De heer Eppink (JA21):

Mag ik misschien nog één suggestie doen, in dit geval, voorzitter? Zouden we niet een sterkere hefboomfunctie hebben als we ten aanzien van China zouden zeggen: als u daar- en daarmee doorgaat, dan gaan wij toegang tot de gemeenschappelijke markt in Europa beperken? Dat treft China in de kern van zijn economisch model en in de inkomsten die zij nodig hebben. Daardoor zou dit veel effectiever zijn.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank daarvoor. Ook dat is overigens een suggestie die ik zeer verwelkom en die ik kan steunen. Ik vond het zelf ongemakkelijk, maar ook onhandig, toen het Europees Parlement besloot om het investeringsverdrag tussen de EU en China te bevriezen wegens de sancties die op Europese parlementariërs werden gezet, onder wie ikzelf. Ik vind dat niet de juiste houding. Als je zelf een zo groot investeringsverdrag hebt — de heer Eppink wijst daar terecht op — zet dat dan in om duidelijke doelstellingen te bereiken, of om gelijke toegang voor Europese bedrijven tot de Chinese economie te bereiken, en/of voor het aankaarten en veranderen van de misstanden die China in eigen land of in andere landen veroorzaakt. Zo'n groot middel moet je eigenlijk niet zo'n manier "verkwanselen". Dus ik ben het zeer eens met de heer Eppink. Dat zouden we moeten doen. Als hij daar concrete voorstellen voor heeft, kijk ik daar zeer naar uit.

De voorzitter:

Dan is er nog een vraag van de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Op het punt van geen delegatie van Nederland naar de Spelen in China ben ik het helemaal eens met de heer Sjoerdsma. Wij zijn ook allebei lid van de Inter-Parliamentary Alliance on China. Maar ik heb een andere vraag. Daarmee borduur ik voort op de inbreng van mevrouw Piri. Het gaat over Afghanistan en de evacuatie van medewerkers, bewakers, die voor onze diplomaten hebben gewerkt. Ik hoorde in het antwoord de heer Sjoerdsma heel nadrukkelijk spreken over Nederland als werkgever. Geldt dat ook voor medewerkers in dienst van een bedrijf dat in opdracht werkt van Nederland? Werknemers van zo'n bedrijf hebben vele jaren Nederlandse diplomaten bewaakt.

De heer Sjoerdsma (D66):

Nogmaals, ik plaats hier weer het voorbehoud bij dat ik dat artikel niet heb gezien. Dus ik wil ook niet te categorisch zijn. Ik wil ook niet het gras voor de voeten van mijn collega Belhaj wegmaaien. Ik heb begrepen dat over de tussenstand rond de evacuatie nog een debat zal plaatsvinden. Laat ik er in algemene zin dit over zeggen. Volgens mij is dat de lijn zoals die is vervat in de brief van het kabinet. Diegenen die langjarig voor ons hebben gewerkt in posities die risico's met zich meebrengen voor de personen zelf of hun familie, zouden in aanmerking moeten komen voor evacuatie. Wat er precies in dat artikel staat waar u het nu over heeft, durf ik niet te zeggen, dus ik kan daar niet op reageren. Maar dat is in algemene zin hoe het is. Misschien iets meer persoonlijk: kijk, ik heb tijdens de evacuatie foto's gezien van de tuinman van de ambassade, die vast stond buiten het vliegveld. Ik ken hem heel goed. Ik noem ook een kok van de ambassade; ik ken hem heel goed. Sommige partijen zeiden: gaan we nu ook een kok ophalen die een keer een broodje voor ons heeft gemaakt? We moeten beseffen wat deze mensen voor ons hebben gedaan. Natuurlijk is niet elk van die posities even geprofileerd of even publiek bekend. Maar het gaat wel om mensen die stuk voor stuk naar eer en geweten voor ons door het vuur zijn gegaan en daarmee welbewust een risico hebben genomen. Dat is nu achteraf veel groter gebleken dan ze misschien ooit voor mogelijk hadden gehouden toen ze eraan begonnen. Ik denk dat wij hun grote dankbaarheid verschuldigd zijn, in algemene zin. Als ik kijk naar wat ze hierin Nederland van ons mogen verwachten, hoop ik dat ze een warm welkom hebben gehad en een nog warmer welkom zullen krijgen de komende maanden en dat ze hier in onze maatschappij worden opgenomen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter, dank u wel. Ik was gekomen bij onderwerpen die zich niet helemaal leenden voor een algemeen verhaal. Een paar specifieke vragen nog aan deze minister. Allereerst over het feit dat Israël een zestal gerespecteerde Palestijnse organisaties heeft aangewezen als terroristische organisatie. Even los van de bewijsvoering is het ongetwijfeld onderdeel van een oorlogsvoering tegen alles wat met mensenrechten en internationaal recht in dat gebied te maken heeft. Natuurlijk, op het moment dat er sprake zou zijn van terrorisme moet je ingrijpen. Maar laat ik heel helder zijn: dit is een poging tot delegitimatie van alles waar het maatschappelijk middenveld nog voor staat, zowel in Palestina als in Israël. Ik vraag deze minister naar een reactie van hem op die zet, ook omdat bijvoorbeeld de Democraten in Amerika furieus waren.

Tweede punt. In Rusland is met het maatschappelijk middenveld hetzelfde gaande: grote onderdrukking, grote repressie. Poetin hanteert daar de salamitactiek van telkens weer een stapje verder. Nu ook met de wet op de buitenlandse agenten zet hij journalisten uit, tot mijn afgrijzen ook Nederlandse journalisten. Maar als kers op de repressieve taart dreigt hij nu ook Memorial aan te merken als een buitenlandse agent, en daarmee alle kritiek en tegenspraak voorgoed uit te wissen. Ik zou de minister willen vragen het op te nemen voor deze gerenommeerde mensenrechtengroep en samen met bondgenoten duidelijk te maken dat wij pal staan voor hun recht om hun werk te doen om ervoor te zorgen dat dit niet ongemerkt en onvergeten gebeurt.

Voorzitter. Tot slot het onderwerp dat de heer Eppink aanraakte over China. Ik heb in een eerder commissiedebat gevraagd aan deze minister of het zo is dat er een uitnodiging is gestuurd aan IOC-leden en oud-IOC-leden. Ik hoor nog steeds heel graag of dat het geval is, of dat die uitnodiging wordt overwogen. Ik zou hem nog een keer willen vragen — ik blijf daarin volharden — om de toezegging te doen om geen regeringsdelegatie te sturen naar de Olympische Spelen in China.

Voorzitter. Dat was mijn betoog. Druk niet op de snoozeknop, ga voor een Europees buitenlands beleid, laat Nederland doen waar het echt goed in is en zorg ervoor dat wij onze geloofwaardigheid behouden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Blijft u nog even staan, want er zijn vragen De heer Van Houwelingen als eerste. Dan de heer Van Dijk en dan de heer Brekelmans.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Mijn vraag zal niet als een verrassing komen voor de heer Sjoerdsma. De heer Sjoerdsma is er niet vies van om andere landen de les te leren: Rusland, Polen, Hongarije enzovoort enzovoort. We hadden het er gisteren in het debat ook over dat in Letland parlementariërs het parlement zijn uitgezet. Ik wil even rechtzetten wat mijn collega van de VVD net zei: het heeft dus echt niets te maken met volksgezondheid. Het Letse parlement zegt het zelf. Het gaat om het beschermen van de geloofwaardigheid van het overheidsbeleid. Dat kunt u wellicht met me eens zijn. Ze mogen ook niet meer stemmen, ze krijgen geen salaris, ze zijn er echt uitgekieperd. Anders hadden ze online nog wel mee kunnen doen. Het heeft echt niets te maken met volksgezondheid. Mijn vraag is: stel u voor dat bijvoorbeeld Orban zou zeggen "weet je wat, VOLT in Hongarije ondermijnt mijn anti-lgbt-beleid, die smijt ik het parlement uit." Zou de heer Sjoerdsma dan ook zeggen "prima, daar ga ik mee akkoord", of vindt u dit een groot schandaal, wat ik hoop. Bent u bereid om de minister daarop aan te spreken, want in uw betoog heb ik u daar niet over gehoord.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil het antwoord in tweeën delen. Misschien allereerst de situatie in Letland en in meer algemene zin waar het gaat om parlementariërs. Mijn fractie is tegen het smoren van elke parlementaire stem, ongeacht de kleur of de opvattingen van die partij. Of je nou een Poetinist bent zoals veel van de Letse parlementariërs, of je nu een Koerdische parlementariër bent in Turkije, of je een Palestijnse parlementariër bent die vastzit, ik vind het onacceptabel dat een democratische stem wordt gesmoord, buiten spel wordt gezet of de toegang tot het parlement wordt ontzegd. Dat ben ik met de heer Van Houwelingen eens. Tegelijkertijd voel ik ook een heel groot ongemak bij wat de heer Van Houwelingen bij mij staat te betogen in dit parlement namens een partij die stelt dat de heer Hugo de Jonge bezig is met massamoord. Ik citeer even. Op 11 november zegt Baudet in een ledenmail dat ongevaccineerden de nieuwe joden zijn en dat wegkijkende uitsluiters de nieuwe nazi's en NSB'ers zijn. Dat geeft mij zo'n groot ongemak, omdat ik denk dat het niet alleen Forum onwaardig is. Ik vind het ook Kamerleden onwaardig dat ze dit soort uitspraken doen. Ik vind dat het ons parlement en onze democratie onwaardig is. En nee, ik wil u daarom niet uitsluiten, maar ik zou u wel willen vragen om dat terug te nemen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Even voor de kijkers thuis: dit is dus precies wat hier altijd gebeurt. Ik stel u een vraag, een inhoudelijke vraag, waar u natuurlijk geen antwoord op kan geven, omdat u volkomen klem staat. Dan haalt u er nu iets totaal anders bij. Het doet er helemaal niet toe wie die vraag stelt. Misschien kan de heer Bisschop straks dezelfde vraag stellen en dan zit u, denk ik, helemaal klem. Dus geef eens antwoord op mijn vraag, gewoon de vraag die ik u net stelde, in plaats van allerlei onzin erbij te halen. Bent u bereid — dat was eigenlijk de vraag — om de minister hierop aan te spreken, dat hij bijvoorbeeld de Letse ambassadeur op het matje moet roepen, dat hij volgende week bij de Raad Algemene Zaken Letland de les moet lezen? Bent u bereid om dat te doen?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zou zeggen: meneer Van Houwelingen, wees eens een man! Uw fractievoorzitter doet dat soort uitspraken, dat soort walgelijke uitspraken over de Tweede Wereldoorlog, over een minister, en beschuldigt hem ervan massamoord te begaan. Dan durft de heer Van Houwelingen niet te zeggen: "Ja, daar sta ik achter, ik neem dat niet terug". Ook durft hij niet, op aansporing van mij, het wel terug te nemen. Hij durft het gewoon niet te herhalen. Hij staat hier een beetje bedremmeld mij te beschuldigen dat ik geen antwoord heb gegeven. Maar ik heb hem antwoord gegeven. Klip-en-klaar. Ik ben het met u eens: wat in Letland gebeurt, kan niet en als de minister daar iets van wil zeggen in een Europese Raad, heeft hij mijn steun. Maar nu ú, meneer Van Houwelingen. U. Want het gaat hier over de waardigheid van het parlement, de waardigheid van onze democratie en ik wil van u weten: staat u achter die uitspraken, die verachtelijke uitspraken van de heer Baudet of niet en neemt u het terug?

De voorzitter:

Meneer Sjoerdsma, heel graag via de voorzitter. Dat haalt iets van de emotie eruit.

De heer Sjoerdsma (D66):

Via u, mevrouw de voorzitter.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Via de voorzitter zal ik deze Kamer een antwoord geven. U bent dus heel erg ontevreden met de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog. Oké. Met welke periode mogen we uw misdaden ...

De voorzitter:

Nee, niet "uw". Niet "uw"!

De heer Van Houwelingen (FVD):

Hij doet het toch ook?

De voorzitter:

Nee, ook niet "hij". Meneer Van Houwelingen: via de voorzitter!

De heer Van Houwelingen (FVD):

Mogen we uw misdaden dan wel vergelijken: het uitsluiten van miljoenen mensen uit onze samenleving, de invoering van die verschrikkelijke apartheidspas op basis van een grote hoax? Zegt u maar met welke periode u dan wilt dat we het vergelijken.

De voorzitter:

"Mevrouw de voorzitter, kan de heer Sjoerdsma aangeven welke vergelijking er kan worden gemaakt?" Zo doen we dat hier om het wat rustiger te krijgen. De heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Deze periode is niet makkelijk te vergelijken met een andere periode, want we hebben te maken met een pandemie van ongekende proporties. We hebben te maken met een wereldwijde ziekte, die miljoenen doden tot gevolg heeft gehad. En dan kan je — laat ik dat dan toch maar doen, mevrouw de voorzitter — zeggen dat die ziekte nep is, dat het een hoax is. Dan kan je insinueren dat je daarmee microchips ingespoten krijgt. Dan kan je een roman schrijven onder een pseudoniem dat half Hitler-verheerlijkend is, zoals de heer Van Houwelingen heeft gedaan. Dan kan je hier gaan staan en mij een vraag stellen, maar ik vraag het aan ú, meneer Van Houwelingen, en als u niet het lef hebt …

De voorzitter:

"Ik vraag het aan de heer Van Houwelingen ..."

De heer Sjoerdsma (D66):

Via de voorzitter: als de heer Van Houwelingen niet het lef heeft om die woorden hier te herhalen in het parlement of er afstand van te nemen, dan is de heer Van Houwelingen zijn titel als Kamerlid niet waard.

De voorzitter:

Meneer Van Houwelingen, voordat u interrumpeert: het is uw laatste interruptie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Het is mijn laatste, inderdaad. Het zijn natuurlijk walgelijke insinuaties zoals we van de heer Sjoerdsma gewend zijn. Inderdaad, u bent niet in staat om maar één antwoord te geven. U heeft ook geen enkele vraag van mij beantwoord en u bent ook niet in staat om een vergelijking te geven, en dat is ook logisch, want uw misdaad ...

De voorzitter:

Niet "uw"!

De heer Van Houwelingen (FVD):

Oké, via de voorzitter, de misdaden van de heer Sjoerdsma ...

De heer Sjoerdsma (D66):

De voorzitter is sowieso onschuldig.

De heer Van Houwelingen (FVD):

... zijn inderdaad niet te vergelijken met die periode, omdat ze onvergelijkbaar zijn. Ze zijn op een wereldwijde schaal, zoals we van een globalist zoals u kunnen verwachten. U moet zich diep en diep schamen. Uw tijd komt nog wel, want er komen tribunalen.

De voorzitter:

Dat zijn allemaal dreigementen, meneer Van Houwelingen. Ik vind het er niet fraaier op worden. Meneer Sjoerdsma, u heeft nog de ruimte om kort te reageren, en dan zou ik het laten.

De heer Sjoerdsma (D66):

Kijk, de uitspraken van Forum zijn natuurlijk een dieptepunt. Ik ben inmiddels ruim negen jaar Kamerlid. Maar ik moet wel eerlijk zeggen dat ik nog niet eerder in de plenaire zaal van deze Tweede Kamer heb meegemaakt dat een collega van mij hier aan de interruptiemicrofoon staat met een bedreiging. Hij zegt: uw tijd komt nog wel; u komt voor een tribunaal te staan. En ik zeg u, meneer Van Houwelingen: in deze tijd, waarin ik mij grote zorgen maak over de veiligheid en gezondheid van al mijn collega's in dit parlement, valt dat me niet licht en ik neem dat dreigement ook niet licht. Ik vraag u, meneer Van Houwelingen ...

De voorzitter:

U vraagt de heer Van Houwelingen, niet "u".

De heer Sjoerdsma (D66):

Als u, meneer Van Houwelingen, de uitspraken van uw fractievoorzitter niet wil terugnemen, dan vraag ik u om in ieder geval dít terug te nemen.

De voorzitter:

Goed, tot zover. De heer Van Dijk heeft een andere vraag over een ander onderwerp.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nou ja, voorzitter, het moet mij van het hart dat ik het eens ben met de heer Sjoerdsma. Ik vind het niet alleen zwak …

De voorzitter:

Helder.

De heer Jasper van Dijk (SP):

… ik vind het ook laf dat de heer Van Houwelingen geen antwoord geeft op de vraag. Als zijn politiek leider hier niet-gevaccineerden vergelijkt met Joden die op transport worden gesteld naar quarantainekampen, dan is dat niet anders dan walgelijk en verwerpelijk. Het is echt heel laf dat u hier niet op reageert, want u loopt weg bij de vraag die zojuist is gesteld.

De voorzitter:

Niet "u"! Ik vind ook nu weer dat de heer Van Houwelingen naar aanleiding van deze interruptie het recht heeft om daar kort op te reageren. Maar ik zou u allen willen vragen via de voorzitter te spreken. Anders zeg ik nu gewoon dat we hier nu stoppen met dit onderwerp, want dat gaat alleen maar leiden tot meer emotie en meer wijzen en meer u, u, u. Dus het gaat via de voorzitter, of niet.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Geachte voorzitter, zeg ik via de voorzitter. We hebben op onze website een uitgebreid stuk staan over de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog. Daar wil ik even naar verwijzen. Leest u dat eens. Het wordt daar helemaal historisch opgebouwd. De paralellen zijn angstaanjagend. Dus het geleidelijk aan uitsluiten van een groep moet u toch onderkennen. Je mag nu daar niet meer naartoe, straks … Ik begon toen met het bankje; daar was u ook zo boos over.

De voorzitter:

Niet "u"! Daar was de heer Van Dijk ook zo boos over.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Sorry. Ik begon, voorzitter ... Daar was de heer Van Dijk ook zo boos over, toen ik de vergelijking maakte met het bankje, in mei was dat volgens mij in een debat. Het gaat inmiddels, voorzitter, al veel verder. Wij ongevaccineerden kunnen al theaters niet in, allerlei … Dat debat over de coronapas is morgen. Wij gaan proberen om dat te filibusteren. Als dat wordt uitgebreid, kunnen mensen ook van hun brood beroofd worden. We krijgen duizenden mails van mensen die doodsbang zijn. Die krijgen andere Kamerleden als het goed is ook, want dat zie ik.

De voorzitter:

Oké.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Mag ik even? Ik word hier van van alles beschuldigd. We horen over kinderen die niet meer naar een festival kunnen, die zich buiten moeten afdrogen. We horen echt schandalige dingen, die ik nooit voor mogelijk had gehouden. Wij komen hier, "verdomme" zou ik bijna zeggen, op voor artikel 1 van de Grondwet. Daar komen wij voor op! Daar komen wij voor op! En dan krijg ik hier allerlei walgelijke insinuaties door de heer Sjoerdsma naar mijn hoofd geslingerd, zeg ik via de voorzitter. Wij komen hier voor artikel 1 op, en voor mensen die helemaal in de verdrukking zitten, zich geen raad meer weten. Dat is wat we doen. En we hebben in een eerdere periode ook gezien dat mensen de samenleving uit werden gedrukt op die manier. Dat gebeurde toen ook onder het voorwendsel dat ze besmettelijk zouden zijn voor anderen. Dus de paralellen zijn angstaanjagend. Lees dat stuk dus, in plaats van "o, o, o, wat is het erg" te doen. Het zou u sieren als u zich erin zou verdiepen.

De voorzitter:

De heer Van Dijk, tot slot, kort.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik stel vast dat ik geen antwoord krijg. De heer Van Houwelingen zegt niks over de tweets van de heer Baudet die zowel Sjoerdsma als ik hebben genoemd. Die tweets verwijzen direct naar de Holocaust en de Jodenvervolging. Helaas.

De voorzitter:

U had een andere interruptie?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, dan ga ik over naar mijn tweede interruptie van de heer Sjoerdsma. Die gaat over Wit-Rusland. Wil hij daar zelf nog iets over zeggen, of was hij klaar met zijn betoog?

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma moet weer even bij de les komen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Nou ja, om heel eerlijk te zijn: nee, ik ben niet bij de les. Er is hier net namelijk gewoon een bedreiging geuit aan mij. Dus nee, ik ben niet bij de les. Ik verwacht eigenlijk dat er nu gewoon wordt ingegrepen, of dat het wordt teruggenomen. Daar wacht ik even op.

De voorzitter:

Oké, dan ga ik kijken of het misschien een wijs besluit is om voor dit moment eventjes kort te schorsen, en even te bekijken hoe we dan verdergaan. Meneer Van Houwelingen, ik denk dat u genoeg aan het woord bent geweest. Ik wil de heer Van der Lee nog een korte interruptie toestaan, of een ordevoorstel laten doen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja, ik heb een punt van orde, voorzitter. Ik voel helemaal mee met de heer Sjoerdsma.

De voorzitter:

Oké.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Het gaat er nu niet meer om wie er buiten deze zaal wat dan ook heeft gezegd.

De voorzitter:

Nee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Het gaat om wat net in deze zaal is gezegd door een Kamerlid in de richting van een ander Kamerlid. "Uw tijd komt nog wel, de tribunalen komen eraan". Die woorden moeten worden teruggenomen! Het kán niet in de Nederlandse parlementaire democratie dat een Kamerlid dit tegen een ander Kamerlid zegt. Het moet nu gebeuren!

De voorzitter:

Meneer Van der Lee, ik liet u de ruimte om een ordevoorstel te doen. Ik zou willen voorstellen om even kort te schorsen om te kijken hoe we dit verder oplossen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de heer Van Houwelingen het woord.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Voor de goede orde: ik zei net dat er wat ons betreft op een gegeven moment tribunalen komen, omdat de misdaden die rond het covidregime plaatsvinden zo ontzettend groot zijn dat het alleen zo op te lossen is. Mijn opmerking is natuurlijk niet persoonlijk naar de heer Sjoerdsma bedoeld, want hij is een van de velen die tegen die tijd wellicht in aanmerking komen, dus hij hoeft het niet persoonlijk op te vatten. Maar hij maakte net wel een persoonlijke opmerking richting mij betreffende een roman, wat allang ontkracht is. Het zou de heer Sjoerdsma sieren als hij daar afstand van zou nemen.

De voorzitter:

Oké, meneer Van Houwelingen, dit is precies niet wat we net hadden afgesproken. Toch weer jammer. Ik herfraseer uw woorden. Dat doe ik nu bij uitzondering. Dat doe ik liever niet, want ik zou liever boven de partijen staan en me niet in een debat tussen u en de heer Sjoerdsma laten trekken. Maar wij spraken net af dat u inhoudelijk vindt dat er tribunalen aanstaande zijn en wij spraken net af dat dat geen persoonlijk dreigement aan het adres van de heer Sjoerdsma was. Ik zie u instemmend knikken. Dan laten we het hier nu bij. Maar besef dat woorden ertoe doen. Ja? Dan zijn we er weer. Ik kijk naar de heer Sjoerdsma, want hij was nog niet aan het einde van zijn betoog gekomen. Ik weet niet of u het af wilt maken?

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Ik ben meer dan aan het einde van mijn betoog gekomen. De collega's die nog inhoudelijke vragen aan mij willen stellen, zal ik uiteraard van harte van een antwoord voorzien. Daar hebben zij recht op. Zij hebben er het recht op om mij, als woordvoerder van D66, de tweede partij van het land, te bevragen, kritisch te bevragen. Daarom zal ik blijven staan. Maar ik moet wel opmerken, mevrouw de voorzitter, dat ondanks uw herfrasering, die ik op prijs stel, de heer Van Houwelingen die woorden niet terugneemt. Sterker nog, hij maakt ze misschien nog iets erger. Want waar de woorden eerst op mij alleen waren gericht, richt hij ze nu op iedereen die verantwoordelijk is voor het coronabeleid. Ik markeer dit nu in deze Tweede Kamer. Hij richt ze nu op iedereen die het coronabeleid in enige mate steunt. Ik zeg u dit, u kunt democratisch tot stand gekomen besluiten niet gelijkstellen met misdaden. U kunt parlementariërs geen misdadigers noemen, u kunt niet zeggen "uw tijd komt nog wel". Dat soort bedreigingen hebben geen pas in deze Tweede Kamer. Die waardigheid zullen wij allen moeten terugbevechten, zeg ik ook tegen de voorzitter.

De voorzitter:

Dat ben ik met u eens. We gaan dit punt echt even afsluiten, meneer Van Dijk. We kunnen hier overheen blijven gaan. Ik zie uw ergernis en ik deel die, maar dit is nu even wat het is.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik wil alleen maar zeggen dat ik mijn interruptie niet meer ga plegen, want het debat is ernstig verstoord door wat hier gebeurde. Ik vind het erg, heel erg teleurstellend dat de heer Van Houwelingen net aan u aangaf dat hij wilde zeggen dat het geen persoonlijk dreigement was, maar dat hij dit niet herhaalt voor de microfoon. Ongelofelijk laf!

De voorzitter:

Meneer Van Dijk ...

Er is nog een "normale" interruptie, om die zo te noemen. Meneer Brekelmans, aan u het woord.

De heer Brekelmans (VVD):

Mijn maidenspeech heb ik gebruikt om te eindigen met een hartenkreet, namelijk om onze politieke cultuur te koesteren en elkaar niet te veel te beschadigen. Ik zou die laatste woorden nogmaals willen herhalen, niet om dit debat opnieuw te doen, maar om ervoor te zorgen dat we elkaar een beetje heel houden en dat we respect hebben voor dit instituut, dat voor ons zo belangrijk is. Daarom neem ik de uitnodiging van de heer Sjoerdsma wel aan om hem een inhoudelijke vraag te stellen, want ik zou het heel jammer vinden dat zoiets belangrijks als ons buitenlandbeleid wordt verstoord en gekaapt door deze opmerking, hoeveel bezwaren alle overige partijen er ook tegen hebben. Ik ga dus toch proberen om dit debat weer wat richting de inhoud te brengen.

De heer Sjoerdsma heeft een pleidooi gehouden voor Europese slagkracht en ook gesproken over Wit-Rusland. Er was laatst een verzoek vanuit vier landen in Europa voor een steunbetuiging. Nu kan ik me voorstellen dat de heer Sjoerdsma het niet volledig eens was met alle bewoordingen in die steunbetuiging, maar het viel mij op dat hij die niet steunde, waardoor wij als Nederland die steunbetuiging niet hebben gesteund, terwijl verschillende andere Europese landen en het Europees Parlement dat wel hebben gedaan. Graag een reactie van de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank voor de inleiding van de heer Brekelmans. Ik kan zijn woorden zeer onderstrepen. Er is geen grotere eer dan Kamerlid zijn en er is geen grotere eer dan ons volk te mogen vertegenwoordigen in dit prachtige parlement en om daar zo veel mogelijk waardigheid aan te geven. Dat doen we misschien inderdaad het best door het debat weer terug te leiden naar de inhoud. De betreffende verklaring waar de heer Brekelmans naar verwijst, heeft mijn fractie inderdaad niet gesteund. Dat is niet omdat we de algemene lijn van die verklaring niet steunen — laat dat helder zijn. Dat is de algemene lijn van grote zorgen over hetgeen er aan de grens tussen Polen en Belarus plaatsvond en de wens en de noodzaak om daartegen op te treden, de noodzaak tot Europese eenheid. Maar er zaten inderdaad ook elementen in — ik denk dat collega Van der Lee die treffend heeft beschreven, net als collega Piri, volgens mij in de Volkskrant zelf — die het voor mij niet mogelijk maakten om die te steunen. Dat heeft ook te maken met een verschil van opvatting over bijvoorbeeld de wijze waarop het Europese asielrecht precies werkt en wat we daar wel en niet mee zouden moeten doen. Ik vind zelf dat we dit niet moeten bezien door de bril van asiel of migranten, maar door de bril van chantage, een poging tot afleiding van de repressie die in Belarus plaatsvindt en de grote Russische troepenmacht die zich samenbalt bij de grens van Oekraïne. Dat is wat mij betreft het debat. Ik vond dat in dat opzicht sommige voorstellen in deze brief daarvan afleidden. Was het een dilemma? Ja, dat was het absoluut, zo zeg ik tegen de heer Brekelmans.

De voorzitter:

Dank, meneer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Goed. Dan is nu het woord aan mevrouw Piri, PvdA.

Mevrouw Piri (PvdA):

Voorzitter. Ik had gehoopt dat u misschien een lunchpauze zou inlassen.

De voorzitter:

Ja, daar ben ik ook even over in overleg. Misschien na u.

Mevrouw Piri (PvdA):

O, na mij?

De voorzitter:

Om even de gemoederen weer wat te bedaren.

Mevrouw Piri (PvdA):

Mag ik proberen om het debat terug te brengen naar de inhoud?

De voorzitter:

Sorry dat ik u onderbreek, maar we hebben vandaag een best lang programma. Ik wil even kijken wat wijs is, maar dit was ook mijn gedachte.

Mevrouw Piri (PvdA):

Oké. Ik hoopte dat u voorafgaand aan mijn inbreng zou schorsen voor de lunch.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Na dit dieptepunt stel ik toch voor dat we nu schorsen voor een lunchpauze. Mevrouw Piri kan daarna gewoon weer verder. Want wat Forum voor Democratie hier vandaag heeft laten zien, is grof en schandalig.

De voorzitter:

Dat is goed; dat was mijn gedachte ook. Ik wilde alleen nog even ruggespraak houden met de plenaire griffie om te kijken of dat in de planning wijs was. Dan ga ik gewoon schorsen. Over drie kwartier hervatten we het debat, hopelijk onder een iets positiever gesternte.

De vergadering wordt van 12.24 uur tot 13.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik zou het woord willen geven aan de heer Van Houwelingen. Ik kan daar open over zijn. Ik heb expres iets langer geschorst omdat ik denk dat het goed is de gemoederen even iets meer tot rust te laten komen na alles wat er vanochtend is gebeurd. En dat niet alleen, ik heb de heer Van Houwelingen ook verzocht of hij nog een keer de woorden die echt gericht waren aan het adres van de heer Sjoerdsma in persoonlijke zin, zou willen nuanceren in die zin dat hij het niet bedoeld heeft als een persoonlijk dreigement. Daartoe is de heer Van Houwelingen bereid.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Inderdaad, om de gemoederen wat verder tot bedaren te brengen; dat zal duidelijk zijn. Ik hou het heel kort. Wij zijn van mening dat er grote misdaden zijn gepleegd en dat ze ooit juridisch onderzocht moeten worden, maar mijn woorden zijn natuurlijk nooit bedoeld als een of andere vorm van dreigement gericht aan de heer Sjoerdsma of wie dan ook. Dat spreekt voor zich.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik ben u er zeer erkentelijk voor dat u daartoe bereid bent.

Ik denk dat we daarmee snel terug moeten naar de inhoud van dit debat over de begroting van Buitenlandse Zaken. Ik zou mevrouw Piri het woord willen geven. Gaat uw gang.

Mevrouw Piri (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Toch fijn dat een langere schorsing ertoe heeft geleid dat die verschrikkelijke woorden en bedreigingen aan het adres van de heer Sjoerdsma hierbij zijn teruggetrokken. Daar ben ik blij om, maar die bedreigingen hadden natuurlijk nooit gemaakt mogen worden.

Voorzitter. Bij het debat over de wereld en de plek die Nederland daarin inneemt, zal het u niet verbazen dat ik mij in mijn betoog met name zal richten op de onderwerpen democratie en mensenrechten. De invloedrijke denktank Freedom House gaf dit jaar aan dat er nog nooit zo veel onvrije landen in de recente geschiedenis zijn geweest. De pijnlijke conclusie die door Freedom House wordt getrokken, is dat de democratie een crisis beleeft omdat haar meest prominente voorbeelden niet genoeg doen om haar te verdedigen. Dit mogen wij onszelf ook aanrekenen. Tot mijn teleurstelling komt het demissionaire kabinet naast alle mooie woorden net als in de afgelopen jaren met geen enkel eigen initiatief. Mijn fractie vindt dat we moeten laten zien dat we pal staan voor de bescherming van mensenrechten en democratie. We hebben een reputatie te verliezen als beschermer van de internationale rechtsorde. Bij gebrek aan initiatieven van de kant van de regering kom ik graag met een aantal suggesties.

Voorzitter. Vorige maand sprak premier Rutte zijn Poolse collega aan op de aanvallen op de rechtsstaat. Maar waarom doen wij nu geen boter bij de vis? Waar blijven de extra fondsen om strijders voor mensenrechten, de vrije pers en de onafhankelijke rechtsspraak te ondersteunen in landen als Polen en Hongarije? Samen met GroenLinks zullen wij een voorstel doen om hiervoor wél extra middelen vrij te maken.

Een ander heikel punt binnen Europa is de Istanbul Conventie, die geweld tegen vrouwen en meisjes moet voorkomen. Tien jaar na de ondertekening van dit belangrijke verdrag zijn er nog steeds zes EU-landen die het niet geratificeerd hebben. Is het kabinet bereid de Istanbul Conventie nieuw leven in te blazen? De Partij van de Arbeid vindt het de hoogste tijd om een offensief te starten om het tegengaan van geweld tegen vrouwen weer op de Europese politieke agenda te zetten.

Waar blijft de actie van dit kabinet als het aankomt op de mensenrechtensituatie in het Rifgebied in Marokko? Nog altijd zitten vreedzame demonstranten van de Hirakbeweging onterecht in de gevangenis. We wachten al een aantal maanden op de toegezegde brief van het kabinet waar onder andere in moet staan wat de Nederlandse inzet op dit onderwerp is. Wanneer komt die brief?

Terwijl we hier spreken, staan onschuldige mensen voor een rechtbank in Griekenland, waar hun een gevangenisstraf boven het hoofd hangt tot 25 jaar, omdat ze als hulpverleners mensen redden op zee. Dat zijn geen misdadigers, maar helden. Toon lef en ga achter deze mensen staan, zou ik tegen de minister willen zeggen.

Voorzitter. Dan het onderwerp waardoor de minister tegen zijn eigen verwachting in — dat neem ik aan — zit waar hij nu zit. Ik heb het dan over Afghanistan en de moeizame evacuaties. Binnenkort hebben we daar in deze Kamer een uitgebreid debat over. De voorpagina's haalt het niet meer, maar de schrijnende hulpkreten die nog steeds bij ons binnenkomen, zijn er niet minder erg door. Ik ben dan ook verbaasd om vanmorgen in de Volkskrant te lezen dat het kabinet zegt de beveiligers die de Nederlandse diplomaten in Kabul bewaakten, uit te sluiten van evacuatie. Dit moet een vergissing zijn. Aan de minister de kans om dat hier recht te zetten.

Een andere prioriteit is het verzamelen van bewijzen van mensenrechtenschendingen. Ik ben blij dat het kabinet zich daarvoor al inzet in de landen Belarus, Myanmar en Syrië. Misdaden tegen de menselijkheid mogen nooit ongestraft blijven. Is de minister bereid om ook een bewijzenbank te starten voor mensenrechtenschendingen door de taliban, die al zijn begonnen met executies en lijfstraffen? Want hoever het soms ook uit zicht lijkt, de voorbereidingen voor vervolging en berechting van misdrijven beginnen als ze gaande zijn. Ziet de minister net als de PvdA een belangrijke rol voor Nederland om niet alleen ad hoc maar ook structureler, bijvoorbeeld met een apart fonds, bewijzenbanken wereldwijd te gaan financieren?

Voorzitter. Ten slotte wil ik het hebben over Belarus. Daar is ook door mijn voorgangers, de collega's, al over gesproken. Dat onderwerp houdt ons sinds de gestolen verkiezingen van vorig jaar veel bezig. Nederland eiste in Brussel op hoge toon extra sancties tegen het regime van Loekasjenko. Laat er geen misverstand over zijn: de Partij van de Arbeid steunt keiharde maatregelen tegen deze dictator, maar tot verbazing van mijn fractie bleek vorige week dat de handel tussen ons land en het regime nog altijd floreert. Sterker nog, vier achtereenvolgende Europese sanctiepakketten hebben geen enkel zichtbaar effect gehad op ons handelsvolume met dat land. Hoe kan het dat wij zuurstof blijven geven aan Loekasjenko om zijn misselijke praktijken voort te zetten? Is Nederland dan de sancties aan het ontwijken? Zo nee, dan hoor ik graag de uitleg. Ik hoor ook graag wat het kabinet gaat doen om ervoor te zorgen dat de geldstroom stopt. Willen sancties als instrument echt effectief zijn, dan zullen we de mazen in de wet moeten dichten.

Voorzitter. Ik ben het kabinet dankbaar voor het feit dat het een plan van GroenLinks en de Partij van de Arbeid overnam om dit jaar 50 studiebeurzen voor Belarussische studenten in Europa te financieren. Graag hoor ik van de minister hoe het staat met de uitwerking van deze motie en wanneer de eerste studenten kunnen worden verwelkomd.

En dan de schrijnende situatie aan de grens van Belarus met de EU. De mensonterende inzet van migranten om buurlanden onder druk te zetten, is een nieuwe hybride vorm van oorlogsvoering, waarbij al acht doden zijn gevallen. Terwijl Polen en de Baltische staten nu overwegen om artikel 4 van het NAVO-verdrag in te roepen, moeten we erkennen dat dit met name de Europese veiligheid raakt en dat een militaire reactie wellicht niet het meest voor de hand ligt. De Europese Unie heeft haar eigen bijstandsclausule, maar die is gericht op traditionele dreigingen. De PvdA wil daarom dat het kabinet serieus werk gaat maken van de hervorming van dit zogenaamde artikel 42.7. Aan de Europese buitengrenzen is hybride oorlogvoering al jaren aan de orde van de dag. Het is dan ook de hoogste tijd om dit artikel, dat verplicht tot bijstand, ook van toepassing te verklaren op de dreigingen van de eenentwintigste eeuw en om duidelijk te maken welke middelen de EU beschikbaar stelt in geval van agressie. Is de minister bereid zich hiervoor op korte termijn in te zetten in Brussel?

Voorzitter, ik ga afronden. De wereld van vandaag stemt niet altijd vrolijk. De democratische recessie en de pogingen om internationale normen te vervagen en de wereld minder vrij te maken, zullen aanhouden. Maar de oproep van mijn fractie aan het kabinet is om niet bij de pakken neer te gaan zitten en om er, als het tegenzit, een schepje bovenop te doen, om moedige strijders voor mensenrechten te ondersteunen, waar ook ter wereld, en om zelf met initiatieven te komen om de wereld vrijer en democratische te maken.

De voorzitter:

Dank aan mevrouw Piri.

Dan is nu het woord aan mevrouw Mulder, CDA. Aan u het woord.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de heer Brekelmans voor de mooie maidenspeech die hij vandaag heeft gehouden. Dat is ook democratie.

Ook dank aan Theo van Toor, die zoveel voor onze commissie heeft gedaan. Daar ben ik hem dankbaar voor. Daar kunnen heel veel collega's veel van opsteken. En ik denk dat we dat ook met z'n allen doen.

Ik zou ook graag de demissionaire minister willen bedanken, want wij waarderen het toch best wel dat hij toch maar even voor deze klus is gaan staan. Dat is ook in deze tijd iets bijzonders en zeker geen vanzelfsprekendheid. Dat wil ik toch gezegd hebben. Dank daarvoor.

Voorzitter. Ik ben verkouden. U hoort het misschien aan mijn stem. Die klinkt een beetje nasaal. Ik heb me laten testen; het is geen corona. Dus een beetje goed slapen en dan kom ik er, hoop ik, weer van af.

Dan de begroting Buitenlandse Zaken. Het is een ogenschijnlijk overzichtelijke begroting, maar het is wel een begroting met een heel bijzonder grote opgave. Het merendeel van de uitgaven heeft betrekking op het wereldwijde postennetwerk en op het ministerie zelf. Dat worden "apparaatskosten" genoemd. En dan is er natuurlijk nog de afdracht aan de EU.

Als klein land hebben wij een direct belang bij een sterk Europa en andere internationale fora. Dat geldt zeker als wij een mondiaal aanjager willen zijn van onze Europese standaarden, als wij handelsbarrières willen wegnemen en van ons bedrijfsleven willen horen wanneer er behoefte is aan ondersteuning indien de verhoudingen ongelijk zijn als het concurreert met staten. Ga er maar aan staan. Daarmee helpen wij onze bedrijven aan een gelijk speelveld in het buitenland, en daarmee zorgen wij hier in Nederland voor banen, en dus voor welvaart en welzijn voor onze families.

Een van die standaarden is de stabiele internationale rechtsorde. Daarvoor is het van belang dat Nederland een betrouwbare internationale partner is. Nederland is een van de grondleggers van de EU. We hebben laten zien dat we voorop durfden te lopen met hervormingen, dat we aandacht hebben voor mensen van wie de mensenrechten worden geschonden en dat we deze schendingen keer op keer blijven benoemen en agenderen.

Vandaag vragen we aandacht voor de veranderende verhoudingen in de wereld en hoe wij daarop kunnen reageren. Wij willen het hebben over de situatie aan de buitengrenzen, zoals die van de Baltische staten. Onze grens houdt niet op bij Hazeldonk. Ook de situatie aan de grens tussen Polen en Belarus staat onder druk vanwege de verwerpelijke agenda van Loekasjenko. Verder wil ik het hebben over klimaat en het Midden-Oosten Vredesproces.

Voorzitter. De grote uitdagingen van dit moment zijn: klimaat, migratie, cyberaanvallen, desinformatie en economische instabiliteit. Veiligheid hangt samen met al deze thema's. Dit zijn de thema's waarmee we het internationale speelveld vormgeven. Bovendien is de wereld economisch gezien totaal ontregeld doordat grondstoffen schaars zijn, economieën ongelijkmatig herstarten en het mondiale systeem van zeecontainers uit balans is. Deze veranderingen zijn niet per se positief voor Europa. We moeten de wereld opnieuw bekijken en beoordelen op kansen en uitdagingen, en we moeten proactief zijn. Mondiale panelen zijn al een tijdje aan het schuiven. Covid maakt dat alleen nog maar duidelijker. Na ruim een jaar in lockdown — deze week is alleen maar duidelijker geworden dat we er nog steeds niet zijn — ontwaken we in een wereld waarin de opgaven alleen maar groter zijn geworden. Grote uitdagingen hebben bij uitstek een mondiaal karakter. Covid of haar opvolgers zullen de internationale ordening nog een tijd verstoren. Daarom vindt onze fractie het van belang dat wij de mondiale gezondheidszorg gaan versterken. Kan de minister aangeven wat op dat punt zijn agenda is? Graag een reactie.

Voorzitter. De afgelopen week was ik met een aantal collega's op de klimaattop in Glasgow. Ook het klimaat vraagt om een wereldwijd gedragen aanpak. De strijd tegen klimaatverandering verbindt ons met landen die net als wij onder zeeniveau liggen en die zich ook moeten aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Veel van die landen voelen zich niet gehoord. Europa komt zijn afspraken voor klimaatfinanciering na, maar de wereld schiet tekort. Met al onze kennis zouden we toch in staat moeten zijn om met technologische en innovatieve oplossingen te komen? De Europese Unie startte met kolen en staal. Laat ons in die traditie de volgende stappen zetten, juist op het gebied van klimaat.

Voorzitter. Voor onze fractie is de trans-Atlantische samenwerking de hoeksteen van onze westerse internationale orde. Tegelijkertijd zien we de aandacht van de VS verschuiven naar de Pacific. We zullen in deze wereld dus ook op zoek moeten gaan naar gelijkgestemde landen, waarmee we onze ambities waar kunnen maken op het gebied van economie, klimaat en geopolitiek. We zullen de relaties moeten aanhalen met de grootste democratie ter wereld: India. Dat zouden wij verstandig vinden. Wat ons betreft kan dat zowel in nationaal als in Europees verband. Wij zien kansen op het gebied van veiligheid, klimaat en economie. We hebben gezien wat er gebeurde met de slotverklaring op de klimaattop in Glasgow. Dan vraag ik me af: hoe hadden we hier aan de voorkant meer aandacht aan kunnen besteden? Welke kansen zijn er voor Europa en Nederland? Heeft Europa, met de heer Timmermans voorop, hier wel voldoende in geïnvesteerd aan de voorkant van het proces?

Voorzitter. Op 9 en 10 december zal de Amerikaanse president Biden de eerste twee digitale conferenties over democratie organiseren. Dit is een moment dat al deze gelijkgezinde landen samenkomen. Onze vraag is: wat zal Nederland inbrengen tijdens dit digitale congres? Wie zal er namens Nederland aan deelnemen? Ik wil de minister bovendien vragen om na deze conferentie met de Kamer te delen wat de Nederlandse opvolging is in 2022 en hoe wij dit Amerikaanse initiatief tot een succes kunnen brengen. Ik vraag de minister ook ...

De voorzitter:

Er is ...

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik ben bijna aan het eind van mijn alinea. Ik vraag de minister ook wat er volgens hem nodig is om dat tot een succes te maken. Kan hij aangeven hoe wij dat Atlantische verbond kunnen versterken?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik kom even terug op het gedeelte dat over het klimaat ging. Ik weet ook dat mevrouw Mulder in Glasgow bij de klimaattop aanwezig is geweest, al was ze er niet zo lang als ze had gewild, volgens mij. Ik hoor haar terechte vragen stellen. Die vind ik interessant. Maar ik heb ook een vraag aan het CDA. Op een aantal punten was het toch echt teleurstellend wat er in Glasgow is gebeurd. Zij refereert aan de grootste uitstoters. Je ziet in de dynamiek dat de discussies over klimaatfinanciering en over loss and damage echt een struikelblok zijn geweest. De volgende klimaattop vindt in Egypte plaats. Is zij met GroenLinks van mening dat dit kabinet, maar ook het volgende kabinet, zich meer moet inspannen om op het terrein van klimaatfinanciering tot grotere stappen te komen, zodat er in Egypte de noodzakelijke vooruitgang echt kan worden geboekt?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik deel met de heer Van der Lee de analyse dat dit belangrijke punten waren afgelopen week in Glasgow. Volgens mij was dat niet helemaal nieuw, maar we hebben ons toch laten verrassen. Ik denk dan wel: hoe kan dat dan? Waar zit de oorzaak nou? Dat India dat heeft gedaan ... Een aantal jaren geleden was ik bij een IPU-vergadering, dus van de Interparlementaire Unie. Daar zei mijn collega uit India dit al. Ik heb al in meerdere debatten ingebracht: weet dat dit financieringsvraagstuk een heel groot punt is; we zullen daar nieuwe coalities voor moeten vinden. En ik denk dat zeker een land als India, dat toch 4.000 kilometer betwiste grenzen heeft met China, zomaar een partner op ook andere vlakken voor ons zou kunnen zijn. Dan vind ik dat je gezamenlijk moet kijken naar hoe je ervoor kan zorgen dat de wereld, de westerse wereld die beloofd heeft om meer te doen, haar verplichtingen nakomt. Tegelijkertijd zeg ik ook: Europa doet dat, hè? Dus we moeten niet net doen alsof wij niks doen. Dat vind ik de andere kant van het verhaal. Maar wij moeten ook het gesprek onderling in westerse landen met elkaar aangaan: hoe kan er nog een stap bij; of kan je op een slimme manier nog meer investeren? Dat zijn ook allemaal vraagstukken die ik stel aan het kabinet. Dat heb ik ook gedaan in aanloop naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Toen heb ik ook hier vragen over gesteld, want je moet op al die voorraden gaan schakelen. Dat moet je doen als Nederland, maar dat moet je ook doen als Europa. En voor mijn gevoel wordt dat nu te veel overgelaten aan de minister van Economische Zaken en Klimaat van Nederland, en zijn staatssecretaris.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik ben blij om dat te horen, want op zich deel ik die analyse. Of Europa voldoende doet, daar kun je over twisten; het geldt niet voor alle lidstaten in ieder geval. Maar is het CDA dan ook met mij van mening dat een van de fora waar deze discussie veel nadrukkelijker zou moeten worden gevoerd, naast de fora die zij noemde, ook de OECD is? Want daar zitten de meeste landen, of eigenlijk bijna alle landen die geacht worden die bijdrages te leveren. En dat het ook belangrijk is dat er een helderdere afspraak komt over wat er wordt bedoeld met fair share, want nu mag ieder land dat voor zichzelf interpreteren, en dan kom je ook niet verder met elkaar.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Nou, daar moet zeker nog een slag in worden gemaakt, want anders blijf je op het punt waar je nu zit. En volgens mij is dat niet de afspraak die we hebben gemaakt in Parijs, en daar moeten wij dus ook voor opkomen. Een collega uit België gaf aan bij die IPU-bijeenkomst van de afgelopen week dat ze ook in de Raad van Europa hiernaar aan het kijken zijn. Daar zitten wij ook in, hè? Dus wij moeten op al die terreinen gaan schakelen, en zorgen dat wij dit voor elkaar krijgen. Want uiteindelijk hebben ze er ook in India baat bij dat we richting die 1,5 graad kunnen gaan. Nu doen ze net alsof ze heel wat kosten of budget hebben, dus wat langer door mogen, maar zijn weten toch ook dat het voor hun kinderen van belang is dat je het niet redt met die 1,5 graad als zij ook doorgaan op de weg waarop ze doorgaan. Dat geldt natuurlijk ook voor China. Dus iedereen heeft daar zijn aandeel in, en daar moeten we mensen gewoon op aanspreken, want anders ga je dat gewoon niet redden.

Voorzitter. Mondiaal, en ook in Europa, staat de rechtsstaat onder druk. En dan bedoel ik niet alleen de landen waar je het misschien van zou verwachten; ook landen die op de goede weg waren, lijken terug te vallen. Covid, klimaatverandering, migratiecrisissen, alles wordt aangegrepen om xenofobie en antisemitische sentimenten te versterken. En helaas klinken steeds vaker echo's uit het verleden; vandaag ook weer in ons parlement. Desinformatie speelt daarbij een grote rol. We moeten hier krachtig tegen optreden, want onze democratie staat onder druk. We bevinden ons eigenlijk bijna volcontinu in een cyberoorlog. Daar moeten we niet naïef in zijn. Dat werd onderstreept gisteren in ons gesprek met de heer Milov uit het team van Navalny. Ook zij verdienen onze steun.

Europa, en daarmee ook Nederland, ziet zich geconfronteerd met een nieuw front. Op de grens met Belarus worden migranten als politiek middel ingezet. Proactief buitenlandbeleid door naast de Baltische staten en ook Polen te gaan staan, vinden wij als CDA gewenst. Als commissie Buitenlandse Zaken hebben we dat zelf mogen ervaren bij ons werkbezoek aan de Baltische staten. De verhalen die we hoorden, gaan je niet in de koude kleren zitten. Het kabinet geeft aan dat binnen het thema effectieve Europese samenwerking de komende jaren een onderzoek geïnitieerd zal worden over de gevolgen van de integratie van Belarus en Rusland tot uniestaat, en wat dat betekent voor de EU en de NAVO. Onze vraag is: wanneer wordt dat onderzoek gedaan? Ook hoor ik graag een reactie van de minister op hoe en waar wij de Baltische staten kunnen ondersteunen, en dan bedoel ik ook heel specifiek de oppositie in Belarus. De Britten hebben onlangs mensen naar de Poolse grens gestuurd. Is dat ook een optie voor Nederland? En welke extra sanctiemogelijkheden ziet de minister?

De enorme troepenopbouw van Rusland aan de grens met Oekraïne vinden wij zeer, zeer zorgelijk. Is de minister op de hoogte van deze troepenopbouw? In hoeverre wordt hier in de NAVO over gesproken? Dit is ook van belang omdat de VS en Frankrijk hebben uitgesproken dat ze daar extra naar willen kijken. En dan vraag ik me af: hoe staat onze regering daar dan in? Zijn daar al afspraken over gemaakt in NAVO-verband? Mocht dat allemaal nog niet duidelijk zijn op dit moment, dan hebben we ook volgende week nog een debat, en dan kan de minister ons misschien een uitgebreide brief voor dat debat toesturen.

Voorzitter. Dan Israël en Palestina. In de begroting stelt de minister dat het conflict tussen Israël en Palestina onze blijvende aandacht vraagt. Dat deel ik. Daarom wil ik het nu ook bespreken. Het vredesproces gaat namelijk door, maar lijkt bij het grote publiek vooral in beeld te zijn wanneer het gewapende conflict oplaait en vrede juist ver te zoeken is. Er zijn op dit moment geen beschietingen, dus dan moet er juist ruimte worden gecreëerd voor een gesprek. Kan de minister aangeven wat er nu wordt gedaan om het vredesproces te faciliteren?

Voorzitter. Ik heb niet de illusie dat het conflict vanuit deze Kamer kan worden opgelost, maar we kunnen misschien wel de dialoog faciliteren, misschien wel beter dan we nu doen. En als partijen over de schreef gaan, aan beide kanten, dan moeten we dat durven te benoemen. Doet de minister dat voldoende, vindt hij? Ons valt op dat men gewoon doorgaat met de nederzettingen. Natuurlijk is het positief als er ook woningen worden gebouwd voor de Palestijnen, maar dat maakt het nog niet goed dat Israël doorgaat met de nederzettingen.

Voorzitter. Wij hebben ons hier al eerder over uitgesproken, in de motie-Van Helvert. Wij willen aan de minister meegeven dat we hier daarom nu misschien geen nieuwe moties over indienen, maar dat we wel van hem verwachten dat hij krachtig aan de slag gaat.

De heer Kuzu (DENK):

Ik wil het even in relatie plaatsen tot Rusland. Toen de Russische autoriteiten de politieke partij van onder anderen de heer Navalny bestempelde als een terroristische organisatie, had het CDA daar kritiek op. Nu zijn een zestal ngo's, die zich inzetten voor de mensenrechten van de Palestijnen, aangemerkt als terroristische organisatie. Wat vindt mevrouw Mulder van het CDA daarvan?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik verwacht van de minister dat hij navraag gaat doen over op basis waarvan dat dan tot stand komt. Wat zijn de argumenten daarvoor? Daar zijn ook prima vragen over gesteld door collega's. Ik ben gewoon heel erg benieuwd naar de beantwoording van die vragen. We weten van een paar van die organisaties ook dat er weleens wat loos is geweest. Het is dus ook niet zo dat er helemaal geen aanleiding is, maar dat moet wel op een rechtsstatelijke manier gebeuren en niet zomaar.

De heer Kuzu (DENK):

Ik zal de minister straks ook vragen wat hij daarvan vindt. Maar volgens mij heeft mevrouw Mulder van het CDA de informatie die wij hebben gekregen ook tot haar kunnen nemen, dus ik ben juist benieuwd naar het oordeel van mevrouw Mulder van het CDA, los van het antwoord van de minister. Hoe staat het CDA als politieke partij hierin? Dat was mijn specifieke vraag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het maatschappelijk middenveld is mij als CDA'er altijd lief. Daar zult u ons altijd over horen. Dat geldt net zo goed voor Israël of andere plekken. Daar zal ik mij altijd over uitspreken. Maar ook bij ngo's gebeurt het weleens dat het niet klopt. Dat zien we ook breder in ons buitenlandbeleid. Subsidies worden helaas niet altijd goed gebruikt. Dan moeten we daar kritisch op zijn, maar ik ben wel gewoon benieuwd hoe het zit en wat er precies aan de hand is. Ik heb nooit alle informatie. Die heeft de heer Kuzu, denk ik, ook niet. Maar ik vraag de minister wel heel duidelijk om hierop door te vragen. We hebben natuurlijk ook die Noorse minister gezien, die hier heel stevig op reageerde. Ik weet niet of dat de weg is, maar ik vind wel dat we dit aan de orde moeten stellen.

Voorzitter. We willen de minister meegeven dat wanneer beide partijen niet provoceren, niet dreigen en niet escaleren, we ons misschien wel in de luwte van het conflict bevinden. Wil hij dan ook stappen zetten richting vrede? Wil hij helpen om bruggen te bouwen tussen beide partijen? We vragen het kabinet om op die momenten de goede projecten te intensiveren. Een van de projecten die ons dan inspireert is bijvoorbeeld het project van Communication Middle East. Dat bestaat al 40 jaar. Dat organiseert al decennia dialoogseminars tussen jonge Israëliërs en Palestijnen op neutraal terrein. Kent de minister deze organisatie, afgekort tot COME? En ziet hij kans om dit goede voorbeeld verder te steunen? Want het begint altijd bij dialoog en elkaar kennen.

Voorzitter, tot slot. We horen berichten over escalatie aan de grens in het conflict tussen Azerbeidzjan en Armenië. Er zouden slachtoffers aan Armeense zijde zijn gevallen. Wij vragen de minister om daar ook op te reflecteren, want dit gaat niet de goede kant op.

Voorzitter, dank.

De voorzitter:

Dank. Er is nog een vraag van de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

We hebben de heer Sjoerdsma van D66 een vurig pleidooi horen houden voor het instellen van een EU-leger. Ik ben benieuwd hoe het CDA daarover denkt. De heer Sjoerdsma wil de EU — een organisatie eigenlijk met de aandachtsspanne van een kleuter — aan het hoofd van een leger zetten. Ik vraag aan de woordvoerster van het CDA: hoe kijkt u daar nou naar?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Die vergelijking die de heer De Roon van de PVV maakt, deel ik natuurlijk niet. We proberen altijd door goede samenwerking verder te komen in Europa. Dus ik ben blij dat we Europa hebben. We hebben als Nederland die internationale fora ook gewoon heel erg hard nodig. Ik ben meer gecharmeerd van de weg van de trans-Atlantische samenwerking met de NAVO. Dus ik zou in eerste instantie altijd kijken naar wat je onder de NAVO-vlag kan doen. Dat zou mijn route zijn.

En anders ga je misschien kijken of je ook zaken kan doen met een aantal collega-landen. We zien dat er nu al samengewerkt wordt. We zijn in de Baltische staten geweest. Daar waren we bij een oefening van een gezamenlijke club vanuit Nederland en Duitsland. Daar wordt echt intensief samengewerkt. Dat zijn prachtige voorbeelden. Daar laat ik mij graag door inspireren. Je zou misschien ook in Europees verband nog een paar stappen kunnen zetten om samen te werken, bijvoorbeeld via een hoofdkantoor, dat dan ook moet werken. Ik denk ik dat, op het moment dat die twee routes nog niet voldoende zijn, voor de toekomst niet uitsluit. Ik zou alleen altijd intrinsiek in eerste instantie voor de weg van de trans-Atlantische NAVO-route kiezen.

De heer De Roon (PVV):

Dat is duidelijk. Dank daarvoor.

De voorzitter:

Dit is uw laatste interruptie.

De heer De Roon (PVV):

Maar betekent dit nu dat mevrouw Mulder zegt: wij gooien de deur voor een EU-leger dicht? Of ik moet eigenlijk zeggen: die houden we dicht. Want u was daar altijd tegen. Is dat nog steeds zo?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja. Daar zijn we nog steeds tegen. We zijn tegen een EU-leger, maar we zeggen wel dat je soms weleens samen moet werken. Want die dreigingen zijn soms zo groot dat je het niet alleen kan, ook niet als Nederland. Daarom ben ik wel blij dat wij partners in de EU hebben. We hebben partners in het NAVO-overleg. Daar zou ik me graag op willen concentreren. Ik ben er eigenlijk best wel trots op dat we binnen de NAVO goed samenwerken met een partij als Duitsland. Zeker na de hele geschiedenis vind ik dat extra bijzonder. Het staat nog in mijn geheugen gegrift dat wij daar mochten staan op dat veld, 10 kilometer van de grens met Belarus.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ik hield in mijn betoog een pleidooi voor een bewijzenrechtbank voor de Taliban en de misdaden die zij nu al begaan. We houden natuurlijk ons hart vast voor wat er nog gaat komen in Afghanistan. Mijn vraag is eigenlijk simpel: is dat iets wat het CDA zou kunnen steunen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij hebben ook zo'n bewijzenrechtbank voor Irak. Daar zien we met die jezidi's dat het heel erg belangrijk is dat de bewijzen van de genocide die op hen is uitgevoerd goed worden verzameld. Soms duren die rechtszaken natuurlijk zo lang — dat kan wel tien jaar duren — dat het ook belangrijk is dat je mensen ter plekke hebt die mee kunnen helpen met het verzamelen van die bewijzen. Dat zijn ook organisaties van daar. Samen met mijn collega Anne Kuik, die zich bezighoudt met BuHa-OS, had ik een goed gesprek met de jezidigemeenschap. Het is nu al belangrijk dat je dat opbouwt. Als je dat daar doet, lijkt het me ook heel verstandig om dat nu ook al ten aanzien van specifieke groepen in Afghanistan te doen. Dus ik wil met een positieve blik kijken naar hoe we dat dan zouden kunnen doen. Maar zo'n bewijzenbank, om later goede zaken te kunnen voeren, lijkt mij redelijk essentieel.

Mevrouw Piri (PvdA):

Ik ben blij dat het CDA bereid is om daar met een open blik naar te kijken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Zeker.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mag ik mevrouw Mulder nog een vraag stellen over Wit-Rusland? Want het is afschuwelijk wat Loekasjenko doet. Daar bestaat geen misverstand over. Het lijkt er wel op dat de stroom van migranten richting de Poolse grens ophoudt, omdat de vliegmaatschappijen stoppen met het vliegen naar Minsk. Dat kan ertoe leiden dat er een groep overblijft die nu in erbarmelijke omstandigheden aan de grens bivakkeert. Er is geen eten, er is geen drinken, er is kou. Er zijn reeds tien doden. Wat moet er volgens mevrouw Mulder met die groep gebeuren? Als terugkeer niet lukt, moeten wij hen dan helpen? Hebben zij dan recht op een asielprocedure? Hoe kijkt het CDA daartegenaan?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank voor deze scherpe en natuurlijk ook heel moeilijke vraag. Dit gaat over mensen. Je zou er zelf maar staan! Tegelijkertijd zijn deze mensen allemaal op een toeristenvisum die kant op gekomen. Laat Loekasjenko ze weer terugbrengen naar waar ze vandaan kwamen. Loekasjenko heeft deze problemen op zich genomen. Hij heeft deze mensen afschuwelijk misbruikt. Het zou Loekasjenko sieren als hij de mensen gewoon terugbrengt naar waar ze vandaan komen.

De voorzitter:

Dank aan mevrouw Mulder. Dan is nu het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Allereerst nogmaals mijn hartelijke felicitaties aan de heer Brekelmans voor een prachtige maidenspeech. Ik bedank hem voor zijn bereidheid om onmiddellijk de discussie te zoeken en aan te gaan. En dat blijven we doen.

Ook ik wil heel erg graag Theo van Toor bedanken. Ik ben nog niet zo lang lid van de commissie, maar waardeer zijn rol daarin. Met hem deel ik vele jaren bewonerschap van het Binnenhof. Hij is voor mij altijd een vertrouwd gezicht geweest. Namens anderen die hier lang rondlopen, heel veel dank en veel geluk in de toekomst.

Wie ik eigenlijk ook wel wil bedanken, is de minister. Ik vind het bijzonder dat iemand bereid is om deze rol in deze onzekere tijden op zich te nemen. Ik bedank natuurlijk ook alle ambtenaren. Het zijn vreemde tijden. Als ik spreek over buitenlands beleid, dan ontkom ik er niet aan — ik ben van die generatie — om te denken aan G.B.J. Hiltermann, die 43 jaar de toestand in de wereld besprak. Dat gevoel overkomt mij nu ook als lid van deze commissie. Er is zo veel gaande in de wereld, zo veel onrust en conflicten. Maar er zit wel een rode draad in. En die rode draad is — collega Piri noemde het al — dat de ruimte voor democratieën, voor individuele rechten van mensen, voor organisaties van mensen, kleiner en kleiner wordt. Dat is helaas op heel plekken in de wereld het geval, zelfs ook binnen Europa. Dat betekent dat er veel kwesties zijn waar dit soort rechten, dit soort vrijheden, bevochten moeten worden. Nederland is een gezegend land, in de zin dat we welvarend zijn, een van de meest welvarende landen. We hebben ook economische belangen en die mogen we ook best verdedigen. Maar we hebben de grondwettelijke plicht om de internationale rechtsorde te verdedigen, om daar waar wij een bijdrage kunnen leveren op te komen voor democratische rechten, fundamentele rechten van individuen en hun organisaties. Daarom heb ik een aantal kwesties die ik dan ook aan de orde wil stellen.

Allereerst Afghanistan. Ik sluit me graag aan bij de terechte vraag van mevrouw Piri naar aanleiding van het Volkskrantartikel: hoe zit het nou precies met die bewakers die misschien niet direct in dienst waren van Nederland maar van een bedrijf dat voor Nederland werkte? Krijgen die nou ook het recht om nog naar Nederland te worden gehaald en hun ook een veilige toekomst te bieden? Ook ben ik een groot voorstander van het idee van een bewijzenbank voor Afghanistan.

Ook actueel, en daar spraken we al over, is de situatie in Belarus. Mijn partij heeft met anderen aangedrongen op extra sancties, een vijfde sanctiepakket. Daar is toe besloten, maar wat gaat het nou precies omvatten? Inderdaad zijn er ook terechte vragen gesteld door de heer Brekelmans over Belavia. Hoe gaan we daar nou precies mee om? Stevige sancties zijn dus hoe dan ook noodzakelijk. Tegelijkertijd vraagt mijn fractie ook aandacht voor het verlenen van directe humanitaire hulp aan mensen die gevangen zitten in de situatie bij de grens. Ook hier is Europese solidariteit gepast. Er is een asielprocedure noodzakelijk, ook voor deze mensen, en ook solidariteit als het terecht is, in de opvang voor deze mensen. Is de minister bereid zich daarvoor in te zetten?

Specifiek als het gaat om sancties ben ik blij dat gisteravond die brief kwam. Ik had ook al vaker gevraagd aan het kabinet of we onze inspanningen en onze kennis in de sanctie-unit niet moeten versterken, omdat slimme, intelligente sancties effectiever zijn. Sancties die breed waren en de bevolking raakten, versterkten soms zelfs de positie van autoritaire regimes. Dus je moet een ander type sancties invoeren. Daar hebben we stappen in gezet, maar dat vereist kennis en kunde, veel verschillende expertises. Het is goed dat daar nu aandacht voor is.

Wat ik dan heel vreemd vind, is dat het bedrag van 1 miljoen euro structureel niet te vinden is in de begroting. Gelukkig ligt er nu een amendement, ik had er zelf ook al een in voorbereiding en doe graag mee met de coalitie, maar ik zit nog wel met de vraag waarom dat niet rechtstreeks kon vanuit het ministerie.

Ook Europees zijn er meer stappen gezet in hoe we omgaan met sancties. Tegelijkertijd zie je ook wel dat landen er verschillend mee omgaan. Terecht vraagt collega Kati Piri aandacht voor het feit dat onze handel met Belarus niet significant gedaald lijkt te zijn. Maar ook bij andere landen zie je verschillende manieren hoe ze omgaan met sancties. Mijn vraag aan de minister is in hoeverre er nog meer harmonisatie mogelijk is binnen de Europese Unie in het sanctiebeleid. Kan hij zich daarvoor inspannen?

De vrijheid die ook onder druk staat is de persvrijheid. We zagen het recent bij de Nederlandse correspondent die werd uitgezet in Rusland. Ik lees net ook dat Ingeborg Beugel Griekenland verlaat omdat ze bedreigd wordt, omdat ze te kritisch was over pushbacks aan de Griekse grens. Maar we zien ook Belarus, de kidnapping in het vliegtuig van Roman Protasevitsj. Dat zijn allemaal acties die verwerpelijk zijn. Dat vraagt ook om extra inspanning en extra bescherming. Landen als Canada, Denemarken en Zweden bieden journalisten in levensgevaar die structurele bescherming.

Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Dassen/Van der Lee over het vergemakkelijken van noodvisa voor journalisten? Is de minister ook bereid om noodzakelijke stappen te zetten opdat Nederland jaarlijks bijvoorbeeld 50 journalisten en een deel van hun familie uit een levensgevaarlijke situatie zou kunnen redden en ook in Nederland onderdak te bieden?

Dan werd er terecht ook al veel gezegd over China. Het optreden wordt steeds zelfverzekerder, assertiever en richting specifieke etnische groepen steeds agressiever. Er zijn veel misstanden, daar spreken we vaak over, richting de Oeigoeren, de Tibetanen, de toenemende dreiging richting Taiwan en ook allerlei activiteiten in de Zuid-Chinese Zee. En nu specifiek ook nog het bericht dat Nederlandse DNA-kits gebruikt zouden worden om de uiterlijke kenmerken van Tibetanen en Oeigoeren op te slaan voor Chinese massasurveillance. Is de minister bereid om uit te zoeken wat hier aan de hand is en vindt hij niet met mij dat als daar sprake van is, dat ook in het kader van de dual use-goederen het beleid zou moeten worden aangescherpt? Het kan niet zo zijn dat Nederland bijdraagt aan systematische onderdrukking, vernedering en ook het martelen van bevolkingsgroepen in China. In dit kader vind ik met de heer Sjoerdsma dat er alle reden is om af te zien van een Nederlandse delegatie naar de Spelen in Beijing.

Dan de rechtsstaat. Die staat onder druk, ook in Polen. Ook daar spreken we vaak over. Ik zie dat er signalen zijn dat er toch een beweging lijkt te zijn om, zonder al te harde eisen te stellen, Polen een financiële bijdrage te geven uit het nieuwe herstel- en veerkrachtfonds. Er is een oproep gedaan door bijna het voltallige Europees Parlement, in ieder geval door de grootste fracties, op initiatief van de Groenen, om heel nadrukkelijk tegen de Commissie te zeggen: doe dat niet. Is dat nog steeds de positie van Nederland? Blijven we vasthouden aan de eis dat de rechtsstaat in Polen beter geborgd moet worden dan nu het geval is, voordat we instemmen met nieuwe overdrachten?

Dan wil ik ook even stilstaan bij Israël en Palestina. Het is terecht wat mevrouw Mulder daarover zei, namelijk dat het soms lijkt alsof we er alleen maar over spreken als er weer een escalatie van geweld is en er veel slachtoffers vallen. Het is een langlopend conflict en ik ben benieuwd wat de stappen zijn in het vredesproces. Hoe staat het met het onderzoek dat door de VN is geïnitieerd? Wat doet Nederland in reactie op het marginaliseren en eigenlijk criminaliseren van maatschappelijke organisaties die al jaren actief zijn? Zij worden als terroristische organisaties weggezet. Veroordelen we Israël daarom en zijn we bereid om deze organisaties bij te staan, diplomatiek en misschien ook financieel, om ervoor te zorgen dat ze hun rol kunnen blijven vervullen? Dit type gedrag kunnen we niet accepteren.

Ik wil ook graag aandacht vragen voor klimaatdiplomatie. Gelukkig begon mevrouw Mulder er al over. Ik denk dat het heel erg cruciaal is richting de volgende klimaattop in Egypte dat we veel meer werk maken van klimaatfinanciering en dat we ook de discussie over loss and damages serieus nemen. Daar hangt ook een enorme prijskaart aan. Nederland doet wat het beloofd heeft, maar dat is wel een eigen interpretatie. Er zijn anderen, ngo's maar ook andere landen, die het eerlijke aandeel anders berekenen. Ik hoop dat de nieuwe coalitie daar stappen in zet, maar ik roep het kabinet nu al op zich het komende jaar voor te bereiden op klimaatdiplomatie, om ervoor te zorgen dat tijdens de top in Egypte echt grote stappen vooruit worden gezet.

Tot slot nog iets over grondstoffen. Daarover hebben we het gehad tijdens het debat over Mali. De strijd om de grondstoffen is een heel belangrijke bron van conflicten. Ik denk dat het belangrijk is dat we kennis en kunde opbouwen om beter te kunnen analyseren hoe die strijd verloopt, zodat we beter kunnen voorspellen waar conflicten dreigen. Die kennis moeten we toepassen en gebruiken in ons buitenlands beleid, in ons ontwikkelingsbeleid en in de keuzes en de besluitvorming rond missies, als die noodzakelijk zijn.

Daar wilde ik het bij laten.

De voorzitter:

Dank aan de heer Van der Lee. De heer Brekelmans heeft een vraag.

De heer Brekelmans (VVD):

Met dat laatste pleidooi ben ik het zeer eens en ook ik vind dat we moeten bekijken welke rol Nederland en de Europese Unie daarbij zouden moeten spelen. Ik heb een vraag aan de heer Van der Lee. Hij begon terecht met te schetsen, net als mevrouw Piri, dat mensenrechten en democratie onder druk staan. Hij zegt eigenlijk: wat we vooral moeten doen, is dat nog meer aan de kaak stellen en instrumenten die we al jarenlang gebruiken nog meer inzetten. Ik zou hem willen vragen: als we beschouwen wat er in de wereld gebeurt, wat ligt hier dan onder? China en Rusland worden autocratischer en houden landen en regimes in stand die ook mensenrechten schenden. Wat zijn de onderliggende oorzaken die wij moeten aanpakken? Ik ben bang dat alleen nog meer mensenrechten benoemen en daar wat middelen tegenover stellen, zoals we in het verleden hebben gedaan, niet genoeg is.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank voor deze vraag, op een bijna filosofisch of misschien ideologisch niveau. Het is mijn overtuiging dat een groot deel van de conflicten in de wereld veroorzaakt worden door een combinatie van extreme ongelijkheid en het uitbuiten van onze omgeving. We zijn met een steeds groter aantal mensen op de wereld. Die groei zet door richting de 10 miljard. Dat komt eenvoudigweg doordat mensen langer blijven leven. Het aantal kinderen dat geboren wordt, is inmiddels gestabiliseerd. Dat leidt tot een strijd rond schaarse grondstoffen en over wie de macht en de middelen in bezit heeft. Daarom ben ik ook een GroenLinkser, omdat ik denk dat je dat soort fundamentele onrechtvaardigheden en ongelijkheden moet aanpakken om drijfveren voor conflicten weg te nemen. Ik zie ook wel dat dat enorm complex is, dat het veel idealisme vraagt om daar stappen in te zetten, en ook de bereidheid om soms een offer te maken. Hier heeft Nederland een bepaalde traditie in. We zijn een land van mensenrechten, we werken hier in de stad van vrede en recht. Maar we zijn ook heel erg gepreoccupeerd met onze eigen welvaart, met ons economisch verdienmodel, wij willen voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Dat gaat niet altijd samen. Soms moet je een offer brengen voor een hoger doel, en ook daartoe is mij partij bereid. Dat is niet iedereen in de wereld, en dat is jammer. Het vereist een permanente politieke strijd op democratische manier zonder geweld, en daarvoor wil ik me inzetten.

De heer Sjoerdsma (D66):

Veel van wat de heer Van der Lee zegt, is mij uit het hart gestolen. Hij strijdt dezelfde sociale strijd, daarin vinden we elkaar. Hetzelfde geldt voor Nord Stream 2, waar nu een nieuwe ontwikkeling is waarvan ik toch wel benieuwd ben waar GroenLinks de volgende stap ziet. We hebben er altijd samen tegen gestreden dat die pijpleiding er kwam, en nu heeft Duitsland de certificering stopgezet. Dat roept bij mij de vraag op welke volgende stap Nederland zou moeten nemen om ervoor te zorgen dat die Nord Stream 2 er nooit komt.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank voor de vraag. Als GroenLinks hebben wij ons er ook tegen verzet omdat het een nieuw geopolitiek wapen creëert. Het is niet noodzakelijk vanuit energiepolitiek, er liggen al pijpleidingen die voldoende gas kunnen transporteren. Ik denk dat die keuze in Duitsland terecht is gemaakt. Er is een schijnconstructie opgezet. Het eigendom van die pijpleiding is bij een dochter van Gazprom ondergebracht en dus nog in handen van Gazprom, en Gazprom wordt door Poetin aangestuurd. Dat is terecht on hold gezet, en ik roep de Nederlandse regering op om zodra het regeerakkoord met de nieuwe coalitie er ligt met Duitsland in gesprek te gaan over hoe we gezamenlijk kunnen optrekken om deze pijpleiding alsnog tegen te houden. Ik hoop dat mijn partijgenoten die in die coalitie gaan zitten — samen trouwens met de ideologische vrienden van de PvdA — hiertoe stappen zullen gaan zetten.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De heer Van der Lee had het net als ik over de klimaattop, en ik heb daarbij de cruciale rol genoemd van India. Ik vroeg mij af hoe de heer Van der Lee naar de rol en de positie van India kijkt en hoe wij met hen samen zouden kunnen werken.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik ben blij met deze vraag. India is qua aantallen mensen de grootste democratie ter wereld is, ook al staan daar rechten en maatschappelijke organisaties onder druk. Ik las toevallig vanochtend dat in Delhi ziekenhuizen en scholen zijn gesloten. En waarom? Omdat de smog van de kolencentrales zo groot is dat je nauwelijks adem kunt halen. India heeft een heel groot milieuprobleem. Het heeft ook een enorm armoedeprobleem. Het heeft duurzake energie nodig voor haar inwoners, en het is heel belangrijk dat wij onze kennis en kunde daar inzetten. We moeten bereid zijn daarin te investeren, en dat kan in een democratie, ook als het India is. We moeten helpen in die transitie, en tegelijkertijd vind ik wel dat we de druk moeten opvoeren op India, China en Amerika, want dat zijn de grootste uitstoters. Zij moeten niet te makkelijk kiezen voor het afzwakken van de ambities. Tegelijkertijd verlangen andere landen die wel meer willen dat wij onze beloftes waarmaken op klimaatfinanciering, en dat moeten we dan ook wel doen. Daarmee voeren we de druk op India ook nog op. Maar verder kan ik me goed vinden in de benadering van mevrouw Mulder.

De voorzitter:

En u was aan het einde van uw betoog.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat was ik. Dank voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Dan is nu het woord aan de heer Ceder, ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil beginnen met het feliciteren van de griffier. Ik wil hem danken voor zijn jarenlange werk en inzet. Ik wil ook de heer Brekelmans feliciteren, met zijn mooie en ontroerende maidenspeech.

Voorzitter. We leven in een wereld met veranderende machtsverhoudingen en instabiliteit. Deze ontwikkelingen vinden zowel wat verder weg als dichtbij plaats. Denk aan de verdere mondiale invloed van grootmachten als China en de mensenrechtencrisis in Jemen en Ethiopië. En denk aan ontwikkelingen dichtbij, zoals de huidige instabiele situatie aan de Poolse grens. Deze uitdagingen vragen om een robuust buitenlandbeleid, waarbij onze inzet zou moeten zijn om de wereld veiliger, welvarender, eerlijker en duurzamer te maken. Dat is een beleid waarin mensenrechten een prominente rol spelen.

Waarom zijn deze mensenrechten voor de ChristenUnie zo belangrijk? En waarom zijn die een belangrijk vertrekpunt voor het buitenlandbeleid? Omdat geen één mens mensenrechten op een of andere manier verdient. Mensenrechten zijn niet afhankelijk van, en gebaseerd op het deel van de wereld waar je wieg toevallig staat, maar mensenrechten zijn gebaseerd op het gegeven dat eenieder een inherente waarde en waardigheid heeft. Als ChristenUnie geloven we ook dat dat in het evenbeeld is van onze Schepper. Als we ernaar streven om eerlijk en integer om te gaan met onze medemens en deze te beschermen, bijvoorbeeld door zowel nationaal als internationaal gerechtigheid te zoeken voor onze medemens, dan is ook dat handelen op zich een reflectie van deze Schepper. Daarom zet ik me voor deze begroting ook echt specifiek in voor een aantal thema's waarbij mensenrechten prominent een rol spelen.

Zoals eerder aangegeven door collega's: deze mensenrechten staan in verschillende delen van de wereld onder druk, bijvoorbeeld niet zo ver hiervandaan aan de Poolse grens met Wit-Rusland. De situatie aan de grens tussen de Europese Unie en Wit-Rusland kun je met goede reden een vorm van hybride oorlogsvoering noemen. Op een verwerpelijke en toch ook cynische manier worden mensen als politiek wapen ingezet. Waarom zeg ik "cynisch"? Omdat snelle afspraken maken ten aanzien van migratie, opvang en terugkeer inderdaad een achilleshiel van de EU is. Andere landen weten dat en spelen daar nu ook op in.

Voorzitter. Er wordt ook ingezet op sancties. Ik heb mijn voorgangers daar ook over gehoord. Ik teken ook een aantal moties daarover. Maar ook ik wil vragen of het mogelijk is om Wit-Rusland uit het SWIFT-systeem, het bankensysteem, te zetten, juist ook om het systeem te raken waar het echt pijn doet. Er zijn een aantal partijen in het Europees Parlement die daarvoor pleiten. Ik zou ook hier graag een Nederlandse inzet voor willen vragen. Hoe kijkt de minister hiernaar? Ik overweeg een motie.

Voorzitter. Deze kwetsbaarheid laat ons opnieuw zien hoe belangrijk het is dat Nederland en vooral de EU-landen in gezamenlijkheid hun economische invloed aanwenden om de landen waarmee we ons verhouden te dringen of zelfs af te dwingen om mensenrechten na te leven. We zien namelijk dat regimes die mensenrechten schenden ons uiteindelijk reële schade berokkenen. Het doel om mensenrechten te bevorderen, wordt om die reden alleen al in strategisch opzicht een belangrijk belang en uitgangspunt op zichzelf. Wij pleiten daarom ook voor een stoplichtensysteem, zodat de mensenrechtensituatie van een land altijd betrokken wordt bij bijvoorbeeld missies. Denk ook aan een mensenrechtenparagraaf in overeenkomsten opnemen, het afschalen van de regeringsvertegenwoordiging bij evenementen of het heroverwegen of zelfs schorsen van afspraken en handelsdeals. Is de minister het met mij eens dat economische afdwingbaarheid ook een belangrijk middel kan zijn? En zo ja, hoe wil hij dan ook hieraan in de komende jaren uitwerking geven middels het buitenlandbeleid?

De situatie in West-Papoea is ook een concreet voorbeeld van een situatie waarin de mensenrechten onder druk staan. West-Papoea is een gebied waarmee Nederland een historische band heeft. Amnesty International heeft alleen al in de laatste drie jaar melding gemaakt van in elk geval 96 doden als gevolg van geweld door de Indonesische veiligheidstroepen of door de politie in Papoea. Maar journalisten en mensenrechtenorganisaties krijgen geen toegang tot het gebied. De Indonesische president heeft in 2018 beloofd dat de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN West-Papoea zou mogen bezoeken, maar helaas is dat tot op heden nog niet gebeurd. Nederland kaart de mensenrechten altijd wel bilateraal aan in gesprekken. Maar is de minister het met mij eens dat er weleens vooruitgang geboekt zou mogen worden op dit dossier? Misschien zouden we hier ook andere midden, economische middelen moeten inzetten. Ook op dit punt overweeg ik een motie. Ik hoor graag de inzet van de minister.

Voorzitter. Gisteren nog heeft Azerbeidzjan opnieuw een aanval uitgevoerd op Armeens grondgebied. Ook hier staan de mensenrechten onder druk. Ook zijn er berichten over de vernietiging van Armeens cultureel erfgoed in Nagorno-Karabach. Ik zou graag willen dat de minister zich op de hoogte stelt van de feiten van gisteravond en van de afgelopen dagen, en de Kamer daarover ook informeert. Ook zijn de Armeense krijgsgevangenen nog niet altijd en niet allemaal vrijgelaten. Welke gevolgen zou dit moeten hebben voor onze opstelling ten aanzien van Azerbeidzjan, vraag ik de minister. Zouden de opstelling van Azerbeidzjan in dit conflict, en ook die ten aanzien van de democratische vrijheden in eigen land, geen gevolgen moeten hebben voor de samenwerking met dat land, bijvoorbeeld in het Oostelijk Partnerschap? Ook hier vraag ik om een reflectie van de minister. Ik overweeg om ook hierop een motie in te dienen. Dat is afhankelijk van die reflectie.

Als we het over mensenrechten hebben, dan betekent dat ook: wereldwijd opkomen voor hen die vervolgd worden op grond van wat zij geloven. De keuze om te geloven of niet te geloven, staat ook onder druk. De bescherming en ondersteuning van slachtoffers van religieuze vervolging verdient wat ons betreft daarom een extra steun in de rug. Daarom willen wij ook een amendement indienen voor extra middelen voor het Protecting Belief Rapid Response Fund van Freedom House. Daarnaast zijn we blij met het werk van de Nederlandse geloofsgezant op dit gebied. We zien ook graag dat het werk wordt voortgezet, ook als de huidige gezant afscheid neemt. Hoe kijkt de minister naar de geloofsgezant in Nederland? De EU-positie van geloofsgezant is helaas weer vacant. Dat is jammer. Kunnen wij een inzicht van de minister verwachten dat deze EU-positie ook snel weer wordt vervuld? Ook het werk van VN-gezanten vinden wij belangrijk. Hoe staat het met de uitvoering van het eerder door ons ingediende amendement om de VN-gezant te ondersteunen met 2 miljoen euro extra? Hoe staat het met de inzet om tot een campagne te komen tegen de doodstraf op afvalligheid en blasfemie, waartoe de Kamer het kabinet eerder heeft opgeroepen?

Voorzitter. Tot slot het escalerende conflict in Ethiopië, waar de situatie steeds erger lijkt te worden. De VN hebben inmiddels aangegeven alle partijen te willen aanklagen voor oorlogsmisdaden. Ik zou de minister willen vragen hoe hij het conflict daar inmiddels duidt. Welke conclusies trekt hij uit het onderzoek naar het conflict door het VN Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten? Hoeveel ontheemden heeft deze uitbreiding van de strijd inmiddels veroorzaakt? Wat moet volgens de minister de opstelling van de EU zijn ten aanzien van de laatste ontwikkelingen? Er is ook kritiek, bijvoorbeeld dat de opstelling van de EU en de VS het TPLF aangemoedigd zou kunnen hebben om de strijd voort te zetten. Hoe kijkt de minister daarnaar, ook in de weging van de berichtgeving die we de afgelopen dagen hebben mogen lezen?

Tot slot, voorzitter. Mensenrechten en de verschillende andere thema's zijn, zoals ik eerder heb aangegeven, geen sluitstuk van ons buitenlands beleid. Wij vinden dit het vertrekpunt, waaruit onze strategische overwegingen en inzet zouden moeten voortvloeien als het gaat om het bevorderen van de internationale rechtsorde en daarbij de Nederlandse belangen. Ik hoop dat dit de komende periode ook mag doorklinken in de inzet van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank aan de heer Ceder. Dan is nu het woord aan de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u wel, voorzitter. Voor ons zijn dit soort debatten altijd een beetje wezensvreemd omdat wij, zoals u weet, natuurlijk uitgaan van nationale soevereiniteit. We zijn heel kritisch op supranationale organisaties en willen daar in principe uit. We zijn dus voor een nexit en tegen de Europese Unie. Wij vinden het vooral van belang dat wij eerst naar onszelf kijken. Dit is door één deelnemer aan dit debat genoemd. Mevrouw Mulder merkte op dat we allerlei landen terecht kunnen wijzen en dat we hen op mensenrechten kunnen wijzen en op een democratie die niet gewaarborgd wordt, maar het probleem zit natuurlijk in eerste instantie bij ons land zelf. Daarin is natuurlijk van alles mis, onder andere met onze democratie. Zoals u weet, zijn de laatste paar referenda-uitslagen genegeerd door het kabinet. Het referendum is zelfs afgeschaft. We zien in Nederland — dat is natuurlijk heel verontrustend — een versmelting van allerlei instituten. Wij noemen dat "de baantjescarrousel". Dat speelt bijvoorbeeld bij mensen die in het kabinet zitten. We zagen het bij voormalig minister Van Nieuwenhuizen, die als lobbyist is gaan werken op een portefeuille waarop ze minister was. Ze was minister van Energie en werd energielobbyist. We zien het bij de media. Politici gaan in de media werken en andersom. We moeten eerst maar eens naar onszelf kijken. Dat is het allerbelangrijkste. Dat geldt ook als het gaat om de rechtsstaat en de scheiding van de machten. Ik zal het één keer kort aanstippen: dit geldt natuurlijk ook voor de invoering van onder andere die misdadige apartheidspas. Die is helemaal het toppunt. Het past ons niet om met een vingertje te wijzen; dat is onze basishouding. We moeten respect hebben voor de soevereiniteit van andere landen.

Nu kom ik bij het punt dat ik al de hele tijd wil maken. Dat opgeheven vingertje hébben we natuurlijk in dit debat. Alle landen kwamen al langs: Ethiopië, Indonesië, Wit-Rusland, Rusland. Er is ook een ander land waar ik het met u over wil hebben: Letland. Letland is een land in de Europese Unie. We hadden het er gisteren ook over in het debat met de minister. Wat is daar gebeurd? Ik ga het toch even precies vertellen, want er is wat misverstand over, ook bij de heer Brekelmans, begrijp ik. In Letland hebben 61 parlementariërs — zij vormen een meerderheid, want er zijn 100 parlementsleden in Letland — hun 9 ongevaccineerde collega's uit het parlement gesmeten. Zij kunnen op geen enkele wijze meer meedoen aan de democratische beraadslagingen. Ze kunnen ook niet online stemmen, dus het heeft niks met volksgezondheid te maken. Ze krijgen geen salaris meer. Ze morgen nergens meer aan meedoen. Ze zijn er gewoon uit gesmeten. Dat is ook niet weer onder het voorwendsel van volksgezondheid gebeurd, zeg ik in de richting van de heer Brekelmans, maar vanwege het volgende. Ik zal het even voorlezen. Dit staat op Reuters. Het is één kort zinnetje. Het is weliswaar in het Engels, dus vergeef mij. Het was "necessary to promote public confidence in the government's policies to control COVID-19 infections". Met andere woorden: die parlementariërs waren blijkbaar wat te kritisch op het covidbeleid in Letland. Toen werd er gesteld: weet je wat, dat moeten we niet hebben; dat ondermijnt het vertrouwen in de overheid. Wat ons betreft kan er niet genoeg wantrouwen zijn, maar het nieuwe mantra is blijkbaar — dat zagen we ook in debat met De Jonge — dat je de overheid per saldo moet vertrouwen. En als je kritische vragen stelt en bijvoorbeeld ziekenhuisdata opvraagt, dan ben je als Kamer blijkbaar niet goed wijs, want dan vertrouw je de instituties niet. Dat mantra hebben ze daar blijkbaar ook. Zij waren wat te kritisch en zij zijn, zoals ik al zei, het parlement uitgeknikkerd.

Stel je nou voor dat dit was gebeurd in bijvoorbeeld — ik noem maar wat — Hongarije. Stel je voor dat de lokale afdeling van Volt daar wat kritisch is, bijvoorbeeld op het lhbt-beleid van Orbán, en dat Orbán dan zegt: "Dat is toch wel heel erg slecht voor onze publieke moraal. Dat kunnen we niet hebben. Dat vertrouwen moeten we behouden, dus die zetten we gewoon het parlement uit." Dat is dan een soort van vergelijkbaar argument. Dan was natuurlijk iedereen op z'n achterste benen gaan staan. Maar ik heb er in dit debat niemand over gehoord. Het is een EU-land. Dus waarom heeft niemand het hierover? Waarom is niet iedereen hier ontzettend verontwaardigd over? Dat is toch wel heel erg vreemd. Vindt u dat niet? Vindt de minister dat ook niet?

Nu is het even stil, begrijp ik. Iedereen mag naar voren lopen om hier wat over op te merken, maar dat gebeurt dus niet. En wat concluderen wij daar dan bijvoorbeeld uit? Dat het nogal hypocriet is. Dat het blijkbaar allemaal niet gaat om menselijke waardigheid, democratie en al die grote woorden en wat er allemaal wordt aangegeven, maar dat blijkbaar iets anders een rol speelt. Anders zouden wij hier nu natuurlijk heel verontwaardigd over geweest zijn. Dus blijkbaar — nou kom ik weer terug op mijn centrale punt — is het uitvoeren, het uitrollen, van het covidbeleid, die QR-code en injecties, binnen de hele Europese Unie belangrijker dan deze fundamentele principes. Anders was u nu wel naar voren gekomen. Dan had u nu wel iets gezegd, of toch op z'n minst protest aangetekend.

Dit vinden wij ontzettend griezelig. Dat is wat wij daarvan vinden. Dus wij komen met twee moties. Dan moeten we weer kleur bekennen. Dat zult u misschien ook weer niet leuk vinden. We hebben een motie waarin we de minister vragen om zijn Letse collega daar volgende week op aan te spreken en daar ook rapport van te doen, en een motie om de Letse ambassadeur op het matje te roepen. Dat is toch het minste wat er zou mogen gebeuren in deze situatie. Dus die moties komen eraan.

Dan heb ik tot slot ook nog — ik heb nog 30 seconden over — één vraag voor de minister. Ik zou het heel fijn vinden als hij daar antwoord op kon geven. Gisteren in het debat zei hij: daar kan ik geen mededelingen over doen; dat zijn de interne aangelegenheden van Letland. Goh. We hebben het hier de hele tijd over interne aangelegenheden van andere landen. Dat is zelfs geïnstitutionaliseerd. Dat noemen ze in de Europese Unie bijvoorbeeld de "rechtsstatelijkheidsdialoog". En nu kunnen we het er ineens niet over hebben. Ik ben dus heel benieuwd welke criteria de minister hanteert waardoor hij sommige onderwerpen wel als een interne aangelegenheid beschouwt en andere blijkbaar niet. Daar moeten iets van criteria voor zijn. Daar krijg ik graag antwoord op. Dat mag ook in briefvorm.

Dat is onze inbreng. Dank.

De voorzitter:

Dank aan de heer Van Houwelingen. Dan is nu het woord aan de heer Dassen van Volt.

De heer Dassen (Volt):

Dank, voorzitter. Allereerst nogmaals felicitaties aan de heer Brekelmans voor zijn mooie bijdrage, zijn mooie maidenspeech. En veel dank aan de heer Van Toor. Het is bijzonder dat u zo lang in dit huis de democratie van dienst bent geweest. Het is ook mooi om de ervaringen te horen die veel collega's met u hebben gehad. Ik had die helaas wat korter, maar desalniettemin veel dank daarvoor.

Voorzitter. We leven in een tijd van grote veranderingen. De internationale verhoudingen zijn in toenemende mate complex. De wereldwijde machtsbalans verschuift van west naar oost. De Verenigde Staten verschuiven hun focus van Rusland en het Midden-Oosten naar China en de Indo-Pacific. China ligt op koers om de leider van de nieuwe industriële revolutie te worden, en wordt militair steeds sterker. Oorlogsvoering verandert zelf ook. In plaats van boots on the ground zien we steeds meer drone- en cyberaanvallen. Nu de energietransitie niet snel genoeg gaat, worden we afhankelijker van Russisch gas en laten we ons door Poetin steeds verder uit elkaar spelen.

Dit stelt Europa voor grote uitdagingen, militair, digitaal en op het gebied van klimaat. Ze hangen allemaal met elkaar samen. We zullen onze plek in deze veranderende wereld moeten vormgeven. Want hoe blijven we economisch sterk wanneer het centrum van innovatie verschuift van west naar oost? Hoe bereiden we ons voor op de nieuwe economie, niet alleen maar tegen de achtergrond van de technologische ontwikkelingen, maar juist ook in het licht van klimaatverandering en de energietransitie die voor ons ligt? Hoe houden we vast aan Europese kernwaarden, zoals mensenrechten, nu vluchtelingen als wapen worden ingezet?

Voorzitter. Bereiden wij ons voldoende voor? In de begroting van Buitenlandse Zaken lees ik dat het kabinet ervan uitgaat nog steeds op Biden te kunnen rekenen. De Amerikanen zullen inderdaad een belangrijke bondgenoot van Europa blijven, maar zij trekken wel steeds meer hun eigen lijn. De gebeurtenissen in Afghanistan, die door mijn collega's ook al zijn genoemd, zijn hier een tragisch voorbeeld van. Dat betekent dat we als Europeanen er ook voor moeten gaan zorgen dat we meer voor onszelf kunnen opkomen. De Amerikaanse staatssecretaris voor Europese Zaken — ja, zij hebben er wel één — riep hier ook toe op. Ik ga even kort in op die staatssecretaris voor Europese Zaken. We zitten hier namelijk met de minister van Buitenlandse Zaken, die zelf ook staatssecretaris voor Europese Zaken is geweest. Wellicht kan hij er een reflectie op geven of het inderdaad nodig is dat we ook weer een staatssecretaris voor Europese Zaken krijgen, al begrijp ik uit de gelekte documenten dat er wellicht een minister voor Europese Zaken komt.

Voorzitter. We naderen het Franse voorzitterschap, een voorzitterschap waar gewicht in de schaal ligt. Het is nu zaak om dit voorzitterschap ook aan te grijpen om verder toe te werken naar die Europese defensiesamenwerking. De minister noemde gisteren in de Raad Algemene Zaken dat we 40% kunnen besparen wanneer we als lidstaten gezamenlijk inkopen. Het is natuurlijk belangrijk dat we de bestaande NAVO-structuren niet ondermijnen, want die blijven gegeven de relatief kleine defensiebudgetten in de EU voorlopig erg belangrijk. Maar laten we daarom wel beginnen met de gezamenlijke inkopen en laten we ook verder werken aan het opbouwen van een Europese defensiepijler onder de NAVO.

Voorzitter. Het Franse voorzitterschap zal ook verder invulling geven aan de strategische autonomie. Onze demissionair premier deed hier eerder dit jaar, met de Spaanse premier Sánchez, al een voorzet voor met de paper over het belang van deze Europese strategische autonomie. In de begroting zie ik dat er ook budget is vrijgemaakt voor het creëren hiervan, maar wat verwacht het kabinet van het Franse voorzitterschap op het gebied van deze strategische autonomie en hoe wil het kabinet deze discussie de maanden voor de Franse verkiezingen concreet verder brengen? En wat is nu vooraf al de inzet geweest van het Nederlandse kabinet voor de presentatie van het voorzitterschap straks in december?

Voorzitter. Europese veiligheid beperkt zich niet tot het fysieke domein. Ook in het digitale domein zijn we reeds bewezen kwetsbaar. Zie bijvoorbeeld Russische gijzelsoftware, het verspreiden van desinformatie over corona of bedrijfsspionage van bijvoorbeeld Booking.com of Gemalto. Willen we onze Europese waarden kunnen garanderen, dan zullen we ons ook digitaal moeten wapenen. Het Nederlandse internationale cybersecuritybeleid is echter te veel volgend, zo stelt de Cyber Security Raad. Dit beleid lijkt bovendien nog nooit geëvalueerd te zijn, lees ik in de begroting van Buitenlandse Zaken. De rechtsstaat, bedrijfseigendommen en kritische systemen in Nederland staan onder grote druk. Graag verneem ik dan ook van de minister hoe het kabinet gerichter en effectiever cyberbeleid zal gaan voeren en wat het tijdpad is van de evaluatie van het huidige beleid. Graag een reactie.

Voorzitter. Als je ziet voor welke uitdagingen we als Europeanen staan, dan is het logisch dat we meer gaan samenwerken om die uitdagingen aan te kunnen. Maar de EU laat zich ook tegen elkaar uitspelen, niet alleen door opkomende wereldmachten maar vooral ook door haarzelf, omdat we ons te veel richten op nationale belangen op de korte termijn, terwijl het Europese belang op de langere termijn juist ook ons belang zou zijn. Waarom laten we nog steeds toe dat het vetorecht de nodige vooruitgang tegenhoudt? Ik zie de heer Sjoerdsma inderdaad knikken. Hij stelde deze vraag ook, en terecht. Waar ziet de minister ruimte op het gebied van het afschaffen van het veto?

Voorzitter. Door niet verder te kijken dan nationale belangen hebben we ook een achilleshiel gecreëerd waar Loekasjenko en Poetin misbruik van maken. Bovendien tast de harde opstelling van lidstaten richting vluchtelingen die nu ook letterlijk in de kou staan, het imago van Europa als voorvechter van mensenrechten aan en daarmee ook onze internationale handelingsperspectieven met betrekking tot het beschermen van mensenrechten. We moeten karakter tonen en ook deze mensen proberen te helpen. Tegelijkertijd moeten we natuurlijk — dat is ook al eerder door collega's aangegeven — de Minsk-route een halt toeroepen. Daarom is het goed dat de minister maandag met zijn collega's heeft afgesproken om gerichte sancties in te stellen tegen betrokken bedrijven en personen. Ik sluit me ook aan bij de eerdere vragen die daarover zijn gesteld. Maar vannacht zagen we echter dat de Poolse regering waterkanonnen inzet tegen migranten en dat de situatie in hoog tempo aan het escaleren is. De hulporganisaties vrezen ook dat er de komende dagen en weken meer doden gaan vallen. Deze situatie is onacceptabel. Ik vraag me dan ook af wat de inzet van het kabinet op dat vlak is, op het humanitaire vlak. Want het is nu ook zaak dat we de crisis aan de grens helpen op te lossen, hulporganisaties toelaten en journalisten toegang geven om mensen in nood bescherming te bieden.

Voorzitter. Om onze Europese waarden te beschermen, moeten we ze niet alleen benoemen, maar vooral ook naleven. Want alleen dan staan we sterk bij het voorkomen van pogingen om de Europese rechtsstaat af te brokkelen. Het uitdragen van Europese waarden valt en staat bovendien bij het naleven van Europese verdragen en rechtsstaatconditionaliteiten. In navolging van de brief van het Europees Parlement aan Von der Leyen roep ik de minister dan ook op om voet bij stuk te houden bij het inhouden van de RRF-gelden richting Polen en daarmee ook aan de Poolse bevolking te laten zien dat we haar steunen in de strijd tegen de regering daar.

Voorzitter. Om een stevig democratisch geluid te maken dat steeds harder nodig is in deze wereld, dienen we bovendien de inperking van de persvrijheid stevig aan te pakken. Want dit jaar concludeerde Reporters Without Borders dat de persvrijheid door nepnieuws, intimidatie en tegenwerking op het hele continent onder druk staat. De heer Van der Lee noemde net al dat de journalist Beugel uit Griekenland is vertrokken wegens bedreigingen. Het komt dan ook goed uit dat Nederland in 2022 samen met Canada het voorzitterschap op zich neemt van de Media Freedom Coalition. In de aanloop naar het voorzitterschap vraag ik me inderdaad af — ik krijg nu even het gevoel dat ook dit stukje in de trein lag en dat de heer Van der Lee er al mee vandoor was gegaan — wat de opvolging van de motie van mijzelf en van de heer Van der Lee is. Ik sluit me aan bij zijn oproep om 50 journalisten en familieleden per jaar uit deze levensgevaarlijke situatie te redden, want zo kan de minister bij de start van het Nederlandse voorzitterschap meteen delen dat Nederland de daad bij het woord voegt wanneer we als voorzitter het belang van persvrijheid benadrukken. Het volgende stukje heeft de heer Van der Lee ongeveer verteld. Dat kan ik dus overslaan. Nog wel deze vraag: wat is de verdere inzet van het kabinet onder het voorzitterschap van de Media Freedom Coalition?

Voorzitter. Het systeem zit nog vaak vast door de focus op de korte termijn en nationale belangen, terwijl we ons geen stilstand meer kunnen veroorloven, of het nu om veiligheid, klimaat, digitalisering of mensenrechten gaat. Juist in een tijd waarin we meer moeten samenwerken, buitelen we nog te vaak met Europese lidstaten over elkaar heen. Ik zeg duidelijk "Europese lidstaten", want veel Europeanen zien dit wel anders. Zij willen meer samenwerking, in ieder geval betere samenwerking. Zij willen dat we opkomen voor onze Europese waarden. Zij zien dat de Europese samenwerking democratischer moet. Volt is het met de demissionaire premier eens dat de Europese Unie niet meer vast kan houden aan het vetorecht. Laten we bouwen aan een Europese parlementaire democratie waarin de nationale belangen van de korte termijn naar de achtergrond gaan en het algemeen belang van de Europeanen voorop komt te staan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik hoorde de heer Dassen hele verstandige dingen over defensie zeggen, over een Europese pijler onder de NAVO. Volgens mij is dat een heel realistisch verhaal. Hij pleit ook voor sancties tegen Wit-Rusland. Ik vraag mij af wat de heer Dassen zou willen doen richting herkomstlanden die eraan meewerken dat migranten door Wit-Rusland worden ingevlogen. Is hij ook bereid om de economische marktmacht die de Europese Unie heeft daarvoor in te zetten? En is hij bereid om bijvoorbeeld handelsvoordelen die dat soort landen hebben op te heffen als zij aan die mensensmokkel blijven deelnemen?

De heer Dassen (Volt):

Ik denk dat dit vraagt om een breed pakket. Ik denk dat we namelijk ook moeten gaan kijken naar legale migratieroutes. Maar ik ben ook zeker van mening dat op het moment dat landen niet bereid zijn om mensen terug te nemen we als Europese Unie met die landen in gesprek moeten om te zorgen dat dat wel gedaan wordt.

De voorzitter:

Dat was het korte antwoord. Dan gaan we nu naar de heer Eppink van JA21.

De heer Eppink (JA21):

Dank u, voorzitter. Ik spreek mede namens BBB, de BoerBurgerBeweging. Mijn buurvrouw, mevrouw Van der Plas, is er momenteel niet.

Voorzitter. Voormalig minister van Defensie Joris Voorhoeve vatte het Nederlands buitenlands beleid ooit samen met de woorden "peace, profits and principles". Dat is heel evenwichtig. Momenteel is echter zowel het beleid als het ministerie uit evenwicht. Er wordt te veel gelet op principles — lees: mensenrechtenbeleid — en te weinig op profits, oftewel het Nederlands belang. Deze week kregen we te horen dat Shell een Brits bedrijf wordt na 130 jaar koninklijk te zijn geweest. Dat is geen wonder na de Urgenda-uitspraak, die werd uitgelokt door Milieudefensie. Deze ngo wordt medegefinancierd door de Nederlandse overheid, met belastinggeld dus. Daarmee wordt het Nederlands belang onderuitgehaald. Op 1 november 2010 zei de minister, toen staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, dat ngo's minder afhankelijk moesten worden van de overheid. Mijn vraag aan de minister is: hoe staat het daar nu mee?

Soms heb ik het gevoel dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf een ngo is geworden, één grote echokamer. Neem de Adviesraad Internationale Vraagstukken. De samenstelling ervan is één groot ons-kent-onssysteem. Een vraag aan de minister: is er geen behoefte aan meer interne kritiek en discussie op het ministerie?

En dan, collega's, Europa. In 2018 zei de minister, toen CDA-senator, dat Nederland moet stoppen met tegenwicht bieden aan de Frans-Duitse as. Binnen de eurozone loopt het Nederlandse belang echter niet automatisch samen met het Franse. Wij zien het Herstelfonds als eenmalig, terwijl Frankrijk het ziet als permanent, op de weg naar een transferunie. Kijk ook naar de dynamiek binnen die as. Frankrijk ziet Duitsland als volgt: Deutschland ist das Pferd und wir werden es reiten. Frankrijk speelt vaak op het Duitse gemoed en op de historische schuldgevoelens om zijn zin te krijgen, en vaak lukt dat ook. Het is een uitgekookte strategie. Frankrijk kijkt naar mijn mening het meest strategisch naar Europa, maar verpakt daarbij het eigen belang in het sinterklaascadeaupapier van het Europees belang en geeft het vervolgens als cadeau aan Volt. Om een variant op een uitspraak van de Franse staatsman Charles-Maurice de Talleyrand te gebruiken: naïviteit, zij is erger dan een misdaad. Ik roep de minister uiteraard niet op om misdaden te begaan, maar wel om het Nederlandse belang in de gaten te houden. Zo niet, dan wordt de kaas van ons brood gegeten. En er is meer dan de Frans-Duitse as. In de noordelijke alliantie vinden wij coalitiegenoten die ongeveer hetzelfde denken als wij over de EU-begroting en over financiën.

En dan is er Midden-Europa. We spraken vroeger ooit over Midden-Europa als een cultureel begrip uit de Donaumonarchie, maar het is nu in Europa, in de EU, een politieke factor geworden. Wij kunnen er niet meer omheen. Midden-Europa is pro-NAVO en beschermt onze buitengrens. Dat deed Hongarije en dat doet Polen nu. Beide landen beschermen momenteel onze verzorgingsstaat; die zou massale immigratie namelijk niet aankunnen. Maar Nederland speelt in ruil moraalridder en wil beide landen straffen. Alsof Nederland zo perfect is. Trefwoord: toeslagenaffaire. Polen kan ook tegen de migranten zeggen: jongens, loop maar door; ga maar naar Duitsland en Nederland; de grens is open. Maar Polen staat pal, ook voor ons. Daarom zou ik zeggen: dziękuję bardzo, hartelijk dank. Hoe ziet de minister dit?

Voorzitter. Ten slotte enkele woorden over de voedselzekerheid. Shell wordt Brits en onze boeren wordt het leven zuur gemaakt. Nederland heeft een van de beste en meest duurzame agrarische sectoren ter wereld, net als Israël. Dankzij de boerenstand heeft Nederland voedselzekerheid. En dat is een luxe, want de wereld heeft slechts een voedselvoorraad voor elf weken. Ik herhaal: elf weken. Wat gebeurt er als er tekorten ontstaan? De voedselproductie in de wereld moet tot 2050 met 60% stijgen om aan de voedselbehoefte van een groeiende wereldbevolking te voldoen. Dat is heel veel. Als er voedseltekorten optreden, zijn die niet direct aan te vullen. Prijzen stijgen en honger verscheurt bevolkingen.

Voorzitter. De minister, zo heeft hij onlangs gezegd, heeft het boek War van Margaret MacMillan gelezen, over de oorzaken van conflicten en oorlogen. Ziet de minister voedseltekorten als een mogelijke oorzaak voor de bedreiging van de vrede?

Dank u.

De voorzitter:

Dank aan de heer Eppink.

Het woord is aan de heer Van der Staaij, SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil beginnen met welgemeende complimenten aan het adres van collega Brekelmans voor zijn mooie, persoonlijke maidenspeech.

Ik sluit mij ook graag aan bij alle dankwoorden die in de richting van onze onvolprezen griffier Theo van Toor zijn uitgesproken. Met zijn ervaring en grote inzet heeft hij ons als buitenlandwoordvoerders inderdaad zeer ondersteund. Dat kan ik zeggen over een reeks van jaren waarin ik dat van nabij heb mogen meemaken. En dat hij er heel lang zit, kan ik nog eens even onderbouwen door te zeggen dat, toen ik hier binnenkwam, hij al zeer ervaren was en er al heel wat jaren op had zitten. En het zijn er niet heel veel die dat kunnen zeggen.

Voorzitter. En dan hebben we hier ook nog weer een nieuwe minister zitten. Theo van Toor heeft nog niet meegemaakt dat in één kabinetsperiode zo veel ministers van Buitenlandse Zaken zijn aangetreden, maar wel dat deze minister zich indertijd al als staatssecretaris in het buitenland minister mocht noemen. En dat is nu ook zo in het binnenland. "We gaan vooruit", zegt de minister.

Voorzitter. Dan naar de inhoud van deze begrotingsbehandeling.

Wereldwijd staat de democratie onder druk. We hebben onze handen vol aan het verdrijven van "tirannie", om maar een woord uit ons volkslied te gebruiken. De democratie blijft het voluit waard om te verdedigen. Om de bekende Oxfordprofessor Lewis te citeren: "Ik ben democraat, omdat ik in de zondeval geloof. De mensheid is zo diep gevallen dat niemand kan omgaan met een onbeperkte macht over medemensen". Een nuchtere observatie. We kunnen de macht maar beter delen en op die manier recht en vrede bevorderen. Mijn vraag aan de minister: verdient democratisering geen eigen poot binnen het mensenrechtenbeleid? Zou het niet goed zijn om aan de waarde van democratie als institutie nog meer aandacht te besteden?

Internationale inzet voor een democratische rechtsorde is een zaak van lange adem. We zagen dat indringend bij de hartverscheurende taferelen in Afghanistan. Overrompelend snel, hoe de klokken daar werden teruggezet. Precies waar Afghanen jaren geleden al bang voor waren. Net kwam het bij de interrupties al naar voren: met veel elan is gezegd dat met de combinatie van diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking daadwerkelijk een sprong voorwaarts gemaakt kon worden, maar dat bleek toch taaier dan gedacht. Mijn vraag aan de minister is dan ook: welke lessen trekken we daar nu eigenlijk uit, ook voor het toekomstige buitenlandbeleid? Ik zeg dat ook zelf heel eerlijk vanuit een grote betrokkenheid in achterliggende jaren. Wat in Afghanistan gebeurt, laat toch een soort aangeslagenheid na. Die vraagt om een reflectie die dieper gaat dan alleen op de vraag hoe het met de evacuatie is gegaan. Wat betekent dat nou echt voor wat we wel en niet in ons buitenlandbeleid kunnen bereiken?

Voorzitter. Dan de Europese Unie. Die is met nobele motieven opgericht. Tegelijkertijd vinden wij het als SGP belangrijk dat het bestuur steeds zo dicht mogelijk bij de burger wordt vormgegeven. De zorgen die hierover leven, leiden zelden tot een negatief oordeel over bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit. We hebben heel makkelijk een sneeuwbalwerking, een olievlekwerking, waarbij de bevoegdheden in Europa weer worden uitgebreid. Wanneer leiden zorgen over subsidiariteit daadwerkelijk tot een negatief oordeel? Durven we een kant uit te gaan en een streep te trekken door juist weer te zeggen: nee, dit kan nou echt beter nationaal behartigd worden?

In internationaal verband, in de Verenigde Naties, hebben we al jarenlang gesproken over de mogelijkheden tot verbeteringen en hervormingen. Het is een belangrijk forum voor samenwerking. Helaas krijgen onvrije landen er de ruimte om andere oneigenlijk de les te lezen. Hoe ziet de minister het perspectief voor verdere hervormingen van de Verenigde Naties? In internationaal verband, in VN-verband, is Israël vaak de gebeten hond. Denk aan talloze anti-Israëlresoluties, zwarte lijsten van bedrijven en een VN-onderzoekscommissie naar mogelijke oorlogsmisdaden tussen de Palestijnen en Israël. Die commissie is permanent. Het mandaat is te breed. De leden zijn niet neutraal. Dat heeft het kabinet eerder onderkend, maar wat doet Nederland nu om de samenstelling, het mandaat en de termijn aan te passen? Dat is mijn vraag.

Voorzitter. De Verenigde Naties kunnen nog altijd meerwaarde hebben rond zaken als basale mensenrechten. Een SGP-motie verzocht de regering afgelopen jaren in de VN-Mensenrechtenraad resoluties te initiëren over het tegengaan van geloofsvervolging in landen waar dit zeer urgent is. Ik wil vragen hoe het daarmee staat.

Ik wil ook aandacht vragen voor Noord-Korea. Wie de Kim-dynastie niet vereert, loopt levensgevaar. Al jarenlang staat het land onveranderd op de trieste eerste plaats in de ranglijst christenvervolging. Bewijzen van arbitraire detentie, dwangarbeid, martelingen en ander onrecht zijn er te over. Het is daar op brede schaal heel slecht gesteld met de mensenrechten. Ziet de minister mogelijkheden om Noord-Korea steviger aan te spreken op de schending van fundamentele rechten van de eigen burgers? Wil hij in dat kader opties verkennen voor VN-resoluties, persoonsgerichte sancties in EU-verband of op welke manier dan ook, om niet te berusten in de jarenlange trieste situatie rond de fundamentele mensenrechten in Noord-Korea?

Voorzitter. Een begrotingsbehandeling is voor mij altijd een moment waarop je ook kijkt naar de vergeten conflicten, waar je soms heel weinig aandacht voor ziet. Wat er in Nigeria gebeurt, gaat ons zeer aan het hart. Daar komen al zo'n lange tijd zo veel mensen om het leven, ook door terroristische activiteit. Kerkgangers worden regelmatig in groten getale toegetakeld, ontvoerd of zelfs gedood. Is hier ook via de diplomatieke weg oog voor?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik heb een vraag over Noord-Korea, want dat is een land waar ik me ook in algemene zin zorgen over maak. De heer Van der Staaij noemde de optie van sancties. Het lastige is alleen dat uitgerekend dat land en de leiders van dat land internationaal gezien nogal geïsoleerd zijn. Dat zijn geen mensen die makkelijk over de wereld reizen of overal allerlei tegoeden hebben. Daardoor ben ik bang dat de typische sancties die wij bijvoorbeeld als EU doen, niet heel effectief zijn. De Verenigde Naties zullen uiteraard nooit sancties tegen Noord-Korea uitspreken, omdat China Noord-Korea steunt. Ik zou dus toch aan de heer Van der Staaij willen vragen of hij ook andere manieren ziet om de dreiging van Noord-Korea in te dammen. Hoe vindt hij dat we China hierop zouden moeten aanspreken?

De heer Van der Staaij (SGP):

China aanspreken is absoluut een belangrijke sleutel in dit geheel. Als die bescherming in VN-verband blijft bestaan, is het lastig om daar echt op door te pakken. Het kan goed zijn dat het antwoord is dat persoonsgerichte sancties van de Europese Unie daar te weinig effect sorteren. Wat de heer Brekelmans daarover zegt, komt mij best plausibel voor. Maar ik zou toch graag nog even uitgediept en verder verkend willen hebben of het klopt dat daar niets in te bereiken is of dat de kwestie is dat met name de mensenrechtenkant nog weinig op de agenda staat. Als het ging over Noord-Korea, dan ging het heel vaak, en overigens zeer terecht, over de zorg over massavernietigingswapens. Maar als je het wereldwijd al zo lange tijd beziet, hebben we daar ook nog met de schending van fundamentele mensenrechten te maken. Dus vandaar ook deze vraag. Er is door ngo's ook als mogelijkheid geopperd: zou je niet, à la Rwanda, naar een soort apart ad-hoctribunaal toe moeten gaan? Dat lijkt me ook praktisch heel ingewikkeld. Maar welke suggestie dan ook, ik leg graag de volgende vraag neer. Nu lijken we er een soort van in te berusten, als "we kunnen daar niets mee", maar zouden we dit toch niet wat hoger op de agenda kunnen zetten, ook het aanspreken op de mensenrechten?

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Wij vinden, als we over China spreken, ook een bestendige samenwerking met Taiwan van groot belang, zowel qua handel als voor de bestrijding van internationale cybercriminaliteit. En ik zei "als we over China spreken", want ik weet hoe gevoelig het ligt, maar tegelijkertijd vind ik het ook van belang om daarin niet alleen China naar de ogen te kijken, maar ook op te komen voor de gerechtvaardigde belangen van Taiwan. Mijn vraag is dan ook: steunt Nederland het Taiwanese waarnemerschap bij Interpol, waar in de praktijk ook behoefte aan bestaat?

Dan Armenië, ook zo'n land in de knel. Ik dacht dat mevrouw Mulder daar namens de CDA-fractie ook aandacht voor vroeg, ook voor de recente agressie waardoor weer zo veel Armeniërs getroffen zijn. Wat kan Nederland doen om de recente aanval van Azerbeidzjan te veroordelen, is mijn vraag, en hoe bij te dragen aan de verhoudingen daar? En is het niet de hoogste tijd om de Armeense genocide officieel te erkennen?

Voorzitter, tot slot. Als we spreken over democratie is ook mijn fractie geschrokken van het stem- en debatverbod voor die ongevaccineerde Letse volksvertegenwoordigers. Ook die zorg wil ik graag bij de minister neerleggen, ook om Letland daarop aan te spreken. Het gaat om gewetensvrijheid en het gaat ook om het functioneren van parlementen; parlementen die een waardevolle manier zijn om vreedzaam met conflicten om te gaan. En juist die gerichtheid op onderlinge vrede en het op deze manier vreedzaam omgaan met conflicten, daar moeten we heel zuinig op zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Mag ik mijn laatste interruptie besteden aan iemand die al wat langer in de Kamer zit? Daar kunnen wij nog wat van leren. Het gaat over Afghanistan. De heer Van der Staaij herinnert zich vast nog wel oud-minister-president Balkenende, die onderzoek liet doen naar de oorlog in Irak en toen met het beroemde zinnetje kwam: "Met de kennis van nu, hadden we dat heel anders gedaan". Dat was de strekking. Zou de heer Van der Staaij dat ook van toepassing kunnen verklaren op de oorlog in Afghanistan, dus dat hij zegt: "Met de kennis van nu, van wat we weten hoe gemakkelijk de taliban naar binnen liepen in Kabul, hadden we dat heel anders moeten doen"? Hoe ziet hij dat?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb het toen in debatten al naar voren gebracht, ook op grond van werkbezoeken aan Afghanistan. Ik ben daar verschillende keren geweest in de loop van de tijd. Ik herinner me ook nog hoe ik onder de indruk was na op de vliegreis naar Kabul De vliegeraar gelezen te hebben, en dat ik me in één klap realiseerde wat iemand van mijn leeftijd, zo begin 50, in Afghanistan allemaal meegemaakt heeft aan veranderingen van de macht: de Russische bezetting, de taliban en wat daarmee kwam kijken, de situatie van burgeroorlog. En dat ze ook met een zeker wantrouwen soms keken naar die nieuwe mensen uit het Westen: die zeggen dat ze ons echt gaan helpen om hier nu democratie te gaan vestigen, maar zijn die straks niet weer na een paar jaar met de staart tussen de benen weg, als het te lastig wordt; gaan die dat volhouden? Die vraag heb ik toen al aan de orde gehad. Maar ik zeg met de wijsheid van nu: misschien moet je inderdaad wel je ambities verder bijstellen, en zeggen dat de realiteit laat zien dat je het maar een beperkt aantal jaren kan volhouden als internationale gemeenschap. En je vraagt dus ook: als je dat onder ogen ziet, wat kan je dan eigenlijk wel en niet waarmaken? Maar als je die hele langdurige, intensieve betrokkenheid nodig hebt om echte verandering te bewerkstelligen, dan moet je je sterk afvragen of je dat wel kan waarmaken.

De voorzitter:

Dank u, meneer Van der Staaij. Dan is, tot slot, het woord aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Ik wil mij in de eerste plaats aansluiten bij alle complimenten die zijn gemaakt in de richting van de heer Brekelmans van de VVD. Van harte gefeliciteerd met zijn maidenspeech en ik hoop dat er vele mooie bijdragen mogen volgen in de Kamer, vergezeld van even mooie debatten. Verder ook een dankwoord in de richting van de minister. Het was voor een korte periode en ik weet niet of de ministier is gepolst voor een nieuwe periode, maar ik vind het vooral heel erg dapper dat hij het voor deze korte periode wilde doen. Uiteraard ook een woord van dank richting onze griffier. Theo, van harte dank voor wat jij de afgelopen jaren en ook sinds de negen jaar dat ik hier zit in de Tweede Kamer heb gedaan voor de commissie voor Buitenlandse Zaken.

Dan de inhoud, want de geopolitieke verhoudingen in de wereld staan op scherp. De voorspoed en vooruitgang die aan het begin van de jaren negentig na de val van de muur is ingezet, heeft plaatsgemaakt voor steeds meer grilligheid. Het Nederlandse buitenlandbeleid is niet een ver-van-mijn-bedshow. Conflicten en oorlogen die zich duizenden kilometers verderop afspelen, raken mensen in onze steden en in onze wijken. Voor het gebouw van de Tweede Kamer wordt met enige regelmaat geprotesteerd om de aandacht te vestigen op de situatie in Iran, in Afghanistan, in Myanmar en ga zo maar door. En ook al lijkt het ver weg, het komt soms ook heel dichtbij. We zien het aan de oostgrens van Europa, waar Loekasjenko vluchtelingen als wapen inzet om druk uit te oefenen op de Europese Unie. Cyberoorlogen en hybride oorlogen lijken theoretische begrippen maar het is dichterbij dan veel mensen denken. Misinformatie, desinformatie, wie is er niet slachtoffer van geworden? Apps op onze telefoon zoals TikTok en gezichtsherkenning kunnen tegen ons gebruikt worden als het in verkeerde handen valt.

Om deze dreigingen te bezweren is het belangrijk — en daar spreekt mijn fractie zich ook enorm voor uit — om voorstander te zijn van het multilateralisme. Een internationale institutie zoals de Verenigde Naties heeft ons vrede en veiligheid gebracht. Een internationale institutie zoals de Europese Unie heeft ons economisch voorspoed gebracht. Maar mijn fractie maakt zich ook steeds meer zorgen over de houdbaarheid van deze instituties als wij niet pionier willen zijn in de hervorming van deze instituties. Dat is in de eerste plaats nodig voor het draagvlak van onze eigen bevolking.

Nederland is dan misschien wel een klein land maar wel groots in daden. Het is bij uitstek het land dat zich onderscheidt door zijn uitstekende diplomatie. Juist nu is het belangrijk om de waarden waar wij in de westerse wereld vaak over spreken, voorop te stellen. Het is zelfs onze grondwettelijke plicht, waarover alle 150 Kamerleden hebben beloofd of gezworen er getrouw aan te zijn, om de internationale rechtsorde te bevorderen. Nederland moet blijven omkijken naar minderheden in nood en minderheden die onderdrukt worden.

Voorzitter. Vandaag wil ik daarom drie onderwerpen onder de aandacht brengen van de minister: de wandaden van de apartheidsstaat Israël, de mensenrechtenschendingen die plaatsvinden in China tegenover de Oeigoeren en de zorgwekkende ontwikkelingen in Bosnië.

Voorzitter. Om te beginnen lukt het de apartheidsstaat Israël telkens weer om de internationale rechtsorde te ondermijnen. De ene keer wordt de Gazastrook platgebombardeerd en de andere keer annexeert Israël op illegale wijze nog meer Palestijns grondgebied door illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever te annexeren. En dan heb ik het nog niet eens over de talloze VN-resoluties die Israël in de afgelopen decennia aan z'n laars heeft gelapt.

En alsof deze wandaden van Israël in de richting van de Palestijnen nog niet genoeg zijn, plaatste Israël vorige maand een zestal ngo's op de terreurlijst. Het maatschappelijke middenveld afbreken, is een uiterst geschikt instrument om ervoor te zorgen dat je nog meer mensen kunt arresteren, zodat de laatste hoop van tienduizenden Palestijnen op humanitaire hulp, die door deze ngo's wordt aangeboden, hen ontnomen kan worden. Ik zou aan de minister willen vragen of hij bereid is om de classificaties van Israël in de richting van deze ngo's niet te erkennen en van Israël te eisen dat dat besluit wordt teruggedraaid.

Voorzitter. Het tweede punt betreft een ander land dat keer op keer mensenrechten schendt en kampioen is in het onderdrukken van minderheden: China. Er gaat geen dag voorbij zonder schrijnende berichten uit China over de onderdrukking van de Oeigoeren. Meer dan 1 miljoen Oeigoeren zijn gedwongen in heropvoedingskampen geplaatst. Oeigoeren die nog in Xinjiang leven, worden dagelijks gevolgd door camera's en via hun smartphones. Dat geldt niet alleen voor de Oeigoeren in China, want ook in Nederland hebben Oeigoeren daarmee te maken. Oeigoerse vrouwen worden verplicht uitgehuwelijkt aan Han-Chinezen en stelselmatig verkracht. Kortom, aan de andere kant van de wereld vindt er een genocide plaats. Het is goed dat de Tweede Kamer dit heeft erkend, maar het blijft bij loze woorden, als daar geen consequenties aan worden verbonden vanuit de regering. De vraag aan de minister is dus: wat is volgens u de volgende stap? Zou het bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat we bedrijven in Nederland, zoals QIAGEN ... Ik heb begrepen dat dat bedrijf monster- en testtechnologieën voor moleculaire diagnostiek levert. Maar zij leveren ook producten aan China die gebruikt worden om de Oeigoeren etnisch te zuiveren. Ik wil aan de minister vragen of er een inventarisatie is gemaakt van Nederlandse bedrijven die producten of diensten leveren aan China waarmee Oeigoeren onderdrukt worden. Ik zou de minister ook met klem willen oproepen om een exportverbod in te stellen voor producten en diensten vanuit Nederland, waarmee deze etnische zuiveringen in China direct of indirect worden uitgevoerd.

Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste punt: de zorgwekkende ontwikkelingen in Bosnië. Mijn collega Sjoerdsma heeft het daar ook over gehad. Terwijl de wonden van de mislukte Nederlandse vredesmissie in Srebrenica nog niet zijn geheeld, staan we aan de vooravond van een volgend drama in Bosnië, een drama waarbij Servische nationalisten, gesteund door Rusland en Servië, bezig zijn met hun lang gekoesterde droom om zich af te scheiden van Bosnië en onderdeel te worden van Servië. Dat drama is door Dodik in gang gezet, want recent nog zei Dodik op de Servische staatstelevisie dat de genocide in Srebrenica nooit heeft plaatsgevonden, en al helemaal niet in de periode 11 tot en met 18 juli 1995. Ik citeer de beste man: "Het is onmogelijk dat er gedurende die periode ook maar iets is gebeurd in Srebrenica." Hoe wild wil je het hebben? Diezelfde Dodik noemde Bosnië-Herzegovina een "miskraam". Wij hier in Nederland mogen niet toestaan dat het volgende humanitaire drama zich nogmaals voor onze ogen voltrekt. Daarom zou ik aan de minister willen vragen of hij bereid is om hier met daadkracht tegen op te treden. Wat mij betreft is het tijd voor economische druk en specifieke sancties, gericht op Dodik. Zijn politieke bondgenoten en zakenvrienden zijn toe aan keiharde veroordelingen. Ik zou ook willen voorstellen dat de bankrekeningen van de beste man worden bevroren. Alles moet uit de kast worden gehaald om het doemscenario waarover Servische nationalisten al jarenlang dromen, te voorkomen. De vraag is: is de minister daartoe bereid? Want als wij vandaag niet ingrijpen, belonen we de genocide in Srebrenica. "Never again" verandert dan in "once again", en dat moeten we niet willen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank aan de heer Kuzu. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer, met gelukkig veel inhoud, en ook met twee mooie momenten, namelijk de maidenspeech van de heer Brekelmans en de mooie dankwoorden voor onze onvolprezen griffier Van Toor, maar ook met één dieptepunt. Dat had te maken met een directe bedreiging van één Kamerlid aan het adres van een ander Kamerlid.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan donderdag verder. Dan hoop ik dat wij allen in ons achterhoofd artikel 8.14 uit ons eigen Reglement van Orde nog even vers in het geheugen opslaan. Ik lees het nog maar even voor: "Ieder lid gedraagt zich in de vergadering op een wijze die getuigt van onderling respect, en die geen afbreuk doet aan de waardigheid van de Kamer". Met deze stichtelijke woorden zou ik de vergadering voor een kort moment willen schorsen. Daarna krijgen wij stemmingen en een regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven