5 Misstanden in de turnsport

Aan de orde is het debat over misstanden in de turnsport.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over misstanden in de turnsport. Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom, net als de Kamerleden en expliciet ook de mensen op de publieke tribune, de betrokkenen en de mensen die verder aanwezig zijn, en ik heet de kijkers thuis welkom. Ik geef allereerst het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks voor haar bijdrage. Zij is ook de eerste aanvraagster van het debat.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Ook dank dat we wat later begonnen. Ik denk dat het voor veel betrokkenen fijn is om hier aanwezig te kunnen zijn.

Voorzitter. Wat is de prijs van een gouden medaille? Deze vraag, die oud-turnster Petra Witjes vorig jaar stelde, zou wat ons betreft vandaag centraal moeten staan in dit debat. Dat is een vraag waar de sportwereld, maar ook wij hier en de staatssecretaris een antwoord op zouden moeten hebben.

Voorzitter. Dat we hier vandaag staan om het over misstanden in de sportwereld te hebben, is dankzij de oud-turnsters die ook hier op de tribune zitten, dankzij Kim Koumans, die in de zaal is, en ook dankzij journalist Marco Knippen, die ook boven aanwezig is. Ik benadruk dat, omdat zij jarenlang hebben moeten vechten voor erkenning, omdat zij alleen stonden tegenover de sportwereld en buitenstaanders hun verhaal niet geloofden. Jarenlang trokken ze aan de bel. Er zijn rapporten geschreven, er is een boek uitgebracht, maar in de sportwereld en in navolging daarvan ook in politiek Den Haag is jarenlang weggekeken en werd er niet ingegrepen. Er werd niet ingegrepen, terwijl kinderen vaak op heel jonge leeftijd werden vernederd, werden uitgescholden, moesten doortrainen met blessures, eetstoornissen werden aangepraat, werden geïsoleerd en werden blootgesteld aan een keiharde wereld. Zaken waar ze ook op volwassen leeftijd, nu dus, nog steeds last van hebben.

Voorzitter. Ik ben ook geraakt omdat ik de verhalen van deze meiden die hier zitten, ken. Ik heb met ze gesproken en hun verhalen raakten me oprecht. Terecht hebben turnbond KNGU en afgelopen maandag ook NOC*NSF excuses aangeboden. Dat is meer dan terecht. Het is ook terecht dat er aan de slag wordt gegaan met de aanbevelingen uit het rapport Ongelijke leggers. We hebben wel een paar vragen.

De eerste vraag is of de term "grensoverschrijdend gedrag" de lading wel dekt. Maakt dat het niet te klein, vraag ik de staatssecretaris met nadruk. Is hier niet gewoon sprake van kindermishandeling en zouden we dat niet met elkaar hier moeten uitspreken? Zo ja, welke gevolgen heeft dat dan voor de rechtspraak? Want als hier sprake is van kindermishandeling — ik durf dat hier wel te zeggen — dan schiet het tuchtrecht tekort. Had deze zaak niet door een strafrechter behandeld moeten worden, vraag ik de staatssecretaris. Graag een reactie op dat punt.

Voorzitter. Het is ook extra pijnlijk omdat de turnsters die uiteindelijk de stap hebben gezet om een zaak aan te spannen, niet goed zijn behandeld door het Instituut Sportrechtspraak. Veel zaken lopen enorm veel vertraging op. Gespreksverslagen zijn niet juist behandeld. Terwijl inmiddels de hele sportwereld en eindelijk wij ook allemaal erkennen dat zaken in het verleden grandioos zijn misgegaan, lopen veel van de beschuldigden, van de daders nog vrij rond en hebben sommigen een functie op een andere plek. Dat druist in tegen mijn gevoel van rechtvaardigheid. Ik zou de staatssecretaris willen vragen hoe hij daarnaar kijkt.

Voorzitter. Ik voel me ongemakkelijk over de tegemoetkoming van €5.000. Ik weet dat dit een standaardbedrag is dat eigenlijk alle slachtoffers krijgen waarbij hun leed is aangedaan waarbij de overheid heeft toegekeken. Maar wat is €5.000, zo wil ik hier ook vragen, als je leven is getekend door wat je hebt meegemaakt in je jeugd, als je iedere dag opstaat met lichamelijke en met psychische klachten? Hoe staat dit bedrag ook in verhouding met de schikking die turnbond KNGU in 2016 heeft getroffen met een trainer vanwege reputatieschade? Diegene kreeg €50.000 voor reputatieschade en als je slachtoffer bent van mishandeling en nog elke dag die gevolgen daarvan met je meedraagt, krijg je €5.000.

Voorzitter. Het is enorm belangrijk dat de vrouwen die het treft goede hulp krijgen. Ik weet dat er een expertisecentrum komt, maar gaat dat ook de meiden helpen die hun nek nu hebben uitgestoken en die vaak al jarenlang ook uit eigen zak therapieën hebben betaald?

Voorzitter. Wat is de prijs van een gouden medaille? Met die vraag begon ik en ik rond er ook mee af. We moeten goed kijken naar wat hier gedaan kan worden en wat de rol van ons is. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij bereid is om een onderzoek te doen naar alle vormen van sport waarbij kinderen op jonge leeftijd beginnen en met een trainer alleen zijn. Wil hij goed kijken naar de financieringsstructuur van de sport? Is die niet te veel gericht op prestaties? Wat gaat de staatssecretaris doen om met de sportwereld te zorgen dat de sport echt veilig wordt?

Voorzitter. Sport zou moeten gaan om plezier hebben en om samenwerken met elkaar. Prestatie kan daar een heel mooi onderdeel van uitmaken, maar zou niet een doel op zich moeten zijn. De prijs die veel sporters nu hebben betaald, is veel te hoog.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Een goed betoog. Mevrouw Westerveld heeft een paar dingen gezegd over strafrecht en tuchtrecht. Ik kan er ontzettend in meevoelen en meeleven dat wij misschien een stap moeten zetten om te kijken of wij strafrechtelijk niet veel meer kunnen doen aan de situaties die hebben plaatsgevonden. Mevrouw Westerveld heeft een aantal vragen gesteld aan de staatssecretaris. Kan zij misschien iets meer vertellen — ik geef haar graag die ruimte — over hoe het strafrecht zou kunnen helpen bij het toekomen aan rechtvaardigheidsgevoel, wat hier is misgegaan?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben blij met deze vraag. Ik vind het zelf ingewikkeld. Kijk hoe er nu met de turnsters is omgegaan. Kijk hoe zij, onder wie Kim Koumans, jarenlang aan de bel hebben moeten trekken. Als je uiteindelijk die stap zet en je bij het ISR terechtkomt, gaan er zaken mis met gespreksverslagen. Ook zien we dat sommige zaken maanden- of jarenlang vertraging oplopen. Dat doet pijn. Dat druist in tegen mijn gevoel van rechtvaardigheid. Daarom stel ik die vraag. Ik zou willen voorkomen dat straks iedereen erkent dat zaken zijn misgegaan en dat dit wel bij het tuchtrecht terechtkomt, maar dat de daders wegkomen met een tik op de vingers. Daarom is mijn vraag aan de staatssecretaris of dit niet een strafrechtzaak is. Als een zaak bij de tuchtrechter komt, zou de tuchtrechter dan niet veel eerder naar het OM moeten verwijzen? Zouden zaken niet veel eerder moeten worden overgedragen, zonder dat je dan van betrokkenen zelf vraagt om opnieuw via een andere juridische route aan de bel te trekken? Ik ben dus heel benieuwd hoe de staatssecretaris dat ziet en of we daar ook de slachtoffers mee kunnen helpen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik ben heel blij met dit antwoord, want ik denk dat we elkaar daar goed kunnen vinden. Ik hoop dat de staatssecretaris ook in die richting zou kunnen antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Laan van D66. Het is haar maidenspeech. Zoals te doen gebruikelijk krijgt degene die een maidenspeech houdt altijd wat meer tijd en mag die persoon niet geïnterrumpeerd worden. Heel veel succes. Het woord is aan mevrouw Van der Laan van D66. Het is heel mooi om te zien dat er veel collega's aanwezig zijn.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben eigenlijk heel makkelijk uit te tekenen aan de hand van vier onderwerpen: familie, voetbal, politiek en onderwijs. Ik ben geboren op Landgoed Keukenhof in Lisse. Daar ben ik opgegroeid in de prachtige Bollenstreek met mijn ouders, mijn broer en mijn zusje, en daar woon ik nog steeds. Iets dat kenmerkend is voor de Bollenstreek, is dat het hardwerkende, nuchtere mensen zijn. Dat hebben mijn ouders ook aan mij doorgegeven. Wij brengen als familie veel tijd door op de voetbal. Daar voetballen onze zoons en daar voetbal ik zelf ook nog. FC Lisse is dus mijn club. Voor mij is er bijna niks mooiers dan de geur van vers gemaaid gras, een zonnetje en weten dat je mag voetballen.

Op mijn 8ste ben ik begonnen met voetballen. Na een lange zoektocht van ballet, zwemmen, atletiek en turnen heb ik uiteindelijk mijn passie gevonden in het voetbal. En dat is het nog steeds. Ik bleek talentvol. Ik ging met de jongens voetballen om nog beter te worden en we hadden een heel leuk team. We pakten het eigenlijk heel praktisch aan. Ik kleedde me thuis om, of de trainer liet mij me eerst omkleden en liet alle jongens wachten totdat ik klaar was. Dat ging allemaal prima. Uiteindelijk werden we in 1995 kampioen van de hoofdklasse en zouden we promoveren naar de derde divisie op landelijk niveau. Uit die tijd citeer ik het volgende. "Maar nu komt het punt discriminatie naar voren. Ik mag volgend seizoen waarschijnlijk niet met mijn maten naar de landelijke divisie, want wat wil het geval? Ik ben een meisje dat wel op regionaal niveau bij de jongens mag voetballen, maar niet op landelijk niveau. Daar beslissen een paar grijze heren over die mij nog nooit hebben zien voetballen. Ze laten in een brief doorschemeren dat ik maar bij een damesvereniging moet gaan voetballen." Dit komt uit mijn handgeschreven tekst die 26 jaar oud is. Ik had het in die tijd tegen "de bobo's van de KNVB", zoals ik ze toen noemde. Ze hadden me daarvoor kort verteld dat meisjes geen perspectief hadden in het voetbal.

In een vol restaurant aan de boulevard in Noordwijk en later ook live op Radio 1 hield ik eigenlijk mijn echte maidenspeech. Ik was een 15-jarige Jeanet. In het hol van de leeuw vocht ik voor een kans om te mogen blijven voetballen met de jongens. Mijn protest was in niet te misverstane woorden. Ik betichtte de bestuurders van discriminatie en ik vocht voor gelijkwaardigheid. Dat lukte. Ik kreeg toestemming en na mij volgden vele meisjes. Hierdoor heb ik het voetballeven van veel meisjes en jongens enigszins kunnen veranderen.

Voorzitter. Er volgden prachtige jaren van topsport. Voetballen voor het Nederlands team, reizen, Europees voetbal met mijn club Ter Leede, winnen, verliezen, succes en falen: het heeft me gevormd tot wie ik nu ben. Maar in die tijd konden vrouwelijke internationals niet leven van het voetbal, dus ging ik ernaast studeren. Ik dacht toen dat als ik die lerarenopleiding Nederlands zou gaan doen en als ik heel netjes Nederlands zou leren praten, ik misschien nog weleens Studio Sport kon gaan presenteren. Maar goed, ik werd gegrepen door het onderwijs. Ik heb met heel veel plezier een kleine achttien jaar lesgegeven op het Fioretti College. Het allermooiste aan het onderwijs vind ik dat je je leerlingen kunt meegeven dat ze meer kunnen en meer aankunnen dan ze zelf denken. Studio Sport is er overigens niet meer van gekomen. Op mijn 27ste ben ik gestopt met voetballen op topniveau. Ik was een beetje bevreesd voor het zwarte gat, dus toen ging ik bestuurskunde studeren. Zo ben ik de lokale politiek ingerold. Vanaf dat moment ging ik mij op een andere manier bezighouden met sport.

Voorzitter. Ik maak me sterk voor een sport waarin iedereen zich thuis en veilig voelt, want sport is voor iedereen. Het politieke zaadje daarvoor is dus in 1995 geplant. Het ontstak in mij een ontembaar vuur om gelijkwaardigheid na te streven, niet alleen voor mezelf, maar voor iedereen. Ik wil Nederland in beweging krijgen voor gelijke rechten en gelijke kansen. Helaas is dat nog niet voor iedereen weggelegd. Seksisme speelt nog een verdrietige rol in ons land. Het wordt vrouwen op allerlei manieren moeilijk gemaakt om zich uit te spreken, op het sportveld, op de werkvloer, maar ook hier in de politiek. Als Kamerlid heb ik gemerkt dat als je je mond opendoet, je soms een flinke tackle van achter krijgt. Open Twitter maar even. Dan zie je dat 10% van alle tweets aan vrouwelijke politici haat of agressie bevat. Ik heb het zelf ook ondervonden, met alle reacties als bijsluiter, als vrouw, als voetbalster en als fulltime werkende moeder. Nou, dat schrikt wel af, terwijl het omgekeerde nodig is. Want ik wil zo graag zo veel mogelijk vrouwen en meisjes inspireren om te gaan werken of om meer te gaan werken om zo een bijdrage te leveren aan de grote maatschappelijke vraagstukken die er op dit moment zijn, zoals die ongelijkheid in hun portemonnee of de personeelstekorten in het onderwijs, de zorg of de techniek. Er is geen elektricien te krijgen. De helft van de Nederlandse vrouwen is nog financieel afhankelijk van haar partner. Kortom, er is nog heel veel te doen.

Voorzitter. Ik strijd voor een gelijk speelveld, want echte emancipatie gaat ons allemaal aan. Maar dat gelijke speelveld was er niet binnen de turnsport. Geen schijn van kans hadden de turnsters. Door hun ouders in goed vertrouwen afgezet bij de trainingen, waar uren getraind werd, vaak achter afgeplakte ramen. Pijn bestond niet. Je moest dus doortrainen met gebroken middenvoetsbeentjes. Er werd doorgeduwd bij lenigheidsoefeningen. Ze werden uitgescholden voor "dikke koe" of aangezet tot afvallen. Negeren, vernederen, intimideren, fysiek geweld, seksueel geweld, een turnbond die wegkeek en NOC*NSF dat wegkeek. Voorzitter, via u zeg ik tegen de turnsters hier op de tribune of thuis: jullie hadden geen schijn van kans, opgesloten en opgevreten door het systeem. Dank voor jullie moed, maar het doet zeer. Het doet zeer.

Voorzitter. Mijn dank gaat uit naar de onderzoekers en de aandacht die hiervoor gekomen is. Ze hebben in Ongelijke leggers een aantal aanbevelingen gedaan die ik goed snap. Het is goed dat er excuses zijn gemaakt door de KNGU en NOC*NSF en ook dat er gewerkt wordt aan een collectieve erkenningsregeling. Het allerbelangrijkste vind ik dat sporters misstanden gaan melden. Dat gebeurt te weinig. Dat lees je in allerlei rapporten: er wordt te weinig gemeld. Dat kan ook omdat het niet onafhankelijk genoeg kan of omdat er onduidelijkheid is over waar dat kan. Een veilige en professionele plek waar sporters terechtkunnen, is heel erg nodig. En daarom pleit ik voor het volledig onafhankelijk maken van het Centrum Veilige Sport. NOC*NSF wil het, het rapport Ongelijke leggers beveelt het aan, dus ik vraag de staatssecretaris: waar wachten we nog op?

Ook de positie van het Instituut Sportrechtspraak moet duidelijker worden. De keten van melding tot uiteindelijke tuchtzaak moet glashelder zijn. Wie is waar verantwoordelijk voor, wat zijn de taken en bevoegdheden? Daarnaast zijn er allerlei aanbevelingen gedaan over topsportfinanciering, professioneel toezicht, vergrote grip op trainers en visie op topsport voor kinderen. Daar kan de politiek zeker iets van vinden, maar op dit moment moeten we ook eerlijk zijn, en is sport nog geen publieke taak en is het lastig om overheidsbemoeienis daar rondom vorm te geven. Ik ga graag die discussie aan en wat mij betreft is dat een discussie rondom een mogelijke sportwet. Een vraag aan de staatssecretaris: welke stappen kunt u nu zetten om de sport veiliger te maken? En ziet u dat een sportwet een rol daarin zou kunnen spelen?

Ik ben bijna aan het eind. We mogen onze ogen niet sluiten. Er zijn meldingen van grensoverschrijdend gedrag binnen diverse sporten. Wegkijken is geen optie. Ik wil weten wat er speelt, sportbreed. En zeggen dat de politiek hier niet over gaat, vind ik niet voldoende. De meldingen zijn er onder anderen ook van Kim Koumans, de moedige klokkenluider uit de danswereld. Wat mij betreft doen we met prioriteit voor de danswereld ook een onafhankelijk onderzoek. Graag een reactie van de staatssecretaris of hij hiertoe bereid is.

Tot slot, voorzitter. Sport is geweldig en heeft mij alles gegeven. Maar we constateren vandaag ook dat er een hele donkere kant aan zit. Ik kan de pijn niet wegnemen, maar ik kan wel mijn politieke verantwoording nemen. En dat is wat ik probeer te doen.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Volgens mij heeft u heel helder gemaakt waarom u in de politiek zit. Heel veel succes in ons midden.

Ik schors de vergadering even voor een kort moment, zodat de collega's u kunnen feliciteren. En zoals net het verhaal van mevrouw Westerveld, kwam uw verhaal volgens mij behoorlijk binnen. Het is misschien een aparte overgang, maar het is ook een feestelijk moment, want dit is een maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de volgende spreker, namelijk de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst een heel hartelijke felicitatie aan Jeanet van der Laan met haar maidenspeech, met een mooi persoonlijk verhaal, een inhoudelijk belangrijk onderwerp, en bevlogen, dus dat is heel erg mooi om te zien. Want het gaat hier over integriteit en omgangsvormen in de sport, en die raken Jeanet van der Laan, en die raken ons inderdaad allemaal.

Uithongering, uitschelden, intimidatie, chantage, isolatie, doortrainen met blessures, psychisch geweld, gymnastes die de grond in werden getrapt omdat ze in de ogen van coaches nooit goed genoeg presteerden, schrijnende verhalen over misstanden in de turnhal. En het gaat niet over Oost-Europa in de jaren tachtig. Nee, dit gaat over Nederland, eigenlijk tot voor kort. Ongelofelijk.

Ook van mij complimenten aan al diegenen die dit onthuld hebben, een groot aantal hier vandaag aanwezig: inderdaad de turnsters, Kim Koumans, journalisten en Kamerleden die hier hard aan gewerkt hebben. Een paar dingen van mijn kant. Allereerst moeten we er natuurlijk zijn voor de slachtoffers, en dat betekent hulp en steun. Het psychische geweld heeft bij jonge turnsters grote gevolgen. Het leidt tot een laag zelfvertrouwen en een hoge dosis onzekerheid, en soms tot gezondheidsproblemen zoals anorexia. De staatssecretaris vindt ook dat passende psychische zorg aanwezig moet zijn. De juiste behandeling is cruciaal. Kan de staatssecretaris hier vandaag toezeggen hierover met de mensen die dat willen, in gesprek te blijven, om in de gaten te blijven houden waar zij tegenaan lopen? En hoe zit het eigenlijk met herstelbemiddelingen en perspectief, uiteraard alleen voor degenen die er gebruik van willen maken? Dat is een aanbeveling uit het rapport, maar wat gebeurt er nu al, en wat doet de staatssecretaris om dit actief te stimuleren?

Het tweede is de financiële component, de tegemoetkoming. Terecht dat die er komt. Ik sluit me wel aan bij de vragen die al gesteld zijn door Lisa Westerveld over de hoogte van het bedrag. En voor mij is niet geheel duidelijk wie deze schadevergoeding — nou ja, schadevergoeding; het is een tegemoetkoming — nou precies gaat betalen en aan wie dit precies toekomt. En hoe werkt dat dan? Moeten mensen dan nog van alles bewijzen? Hoe laagdrempelig wordt dit nou precies? Want dat lijkt mij wel van heel erg groot belang.

Mijn derde vraag is: wat gebeurt er met de daders? Wat wordt er ondernomen richting hen? Zijn er strafbare feiten gepleegd? Worden zij gestraft? Zijn er andere normen overschreden, waarvoor sancties konden worden opgelegd? Graag een reactie hierop.

Ten vierde: de meldingen die bij de sportbond terechtkwamen, zijn tot 2019 informeel afgedaan. Als dit in de turnsport kan, dan kan het op meer plekken gebeuren. En dat is helaas ook zo; dat weten we bijvoorbeeld uit de danswereld. Dat valt dan deels onder sport en deels onder cultuur. Instanties zijn versnipperd; waar moet je dan terecht? Dit roept inderdaad de vraag op: moet er niet één goed, overkoepelend, onafhankelijk meldpunt komen voor misbruik en andere misstanden? Want vanuit het perspectief van het slachtoffer gezien maakt het niet uit of jouw bond toevallig onder sport of onder cultuur valt. Het moet gemeld worden. Het moet aangepakt worden. Je hebt hulp nodig. Graag ook hierop een reactie.

Ook in de danswereld zijn dus problemen met grensoverschrijdend gedrag. Het dossier dansmisbruik is door Kim Koumans aangezwengeld. Dat is dapper. Ik heb daar veel respect voor. Maar hoe groot en ernstig is het probleem? Hebben we dat al goed in kaart? Volgens mij moet ook dit goed, grondig en onafhankelijk worden onderzocht. Graag een toezegging hierop. Maar een onderzoek neemt niet weg dat we ook op korte termijn moeten kijken wat we al kunnen doen. Aan de slag! Ziet de staatssecretaris iets in onder andere de volgende suggesties: het invoeren van het vierogenprincipe voor het trainen van jonge dansers, aandacht in de opleiding van dansleraren voor integriteit en veiligheid, en gratis juridisch advies voor slachtoffers? Dit is slechts een eerste aftrap; er is wel meer te verzinnen. Graag een reactie hierop. Laten we niet, als we een onderzoek willen, tot die tijd niet doen wat we al zouden moeten doen.

Voorzitter, tot slot. Het onderzoek naar de misstanden in de turnsport is een goede aanzet tot een gezondere turnsport, maar volgens mij moeten we dit niet zien als eindstation, maar slechts als het begin van de noodzakelijke veranderingen, en niet alleen in de turnsport. Maar ik denk dat de sport dat niet alleen kan. We vragen veel van de verenigingen, de bonden en de koepel. Denk aan verdergaande professionalisering. Het is terecht dat we dat vragen, bijvoorbeeld om integriteit te waarborgen en problemen te voorkomen, maar de sport doet volgens mij ook terecht een beroep op de overheid. De sport kan het niet alleen. De staatssecretaris zou wat mij betreft wel echt moeten helpen. Dat vraagt bijvoorbeeld ook financiering. Graag ook een uitgebreide reactie hierop.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik het woord aan de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Als je als kind de droom hebt om het beste uit jezelf te halen en daar keihard voor wilt trainen, dan heb je een omgeving nodig die jou daarbij helpt, begeleidt en ondersteunt. Een veilige omgeving waar je als kind met veel plezier naartoe gaat, waar je vriendjes voor het leven maakt en waar je op zijn minst mag verwachten dat trainers het beste met je voorhebben.

Voorzitter. Maar al jarenlang zijn er aanwijzingen dat bij een hele generatie turnsters het plezier in de sport volledig is weggenomen. Intimidatie, fatshaming, uitschelden, geestelijke mishandeling, fysieke mishandeling, handtastelijkheden en misbruik. Dit zijn geen incidenten, maar het was een structureel giftige omgeving waar dromen in nachtmerries veranderden. Voor al dit leed zijn oprechte excuses op zijn plaats, is erkenning noodzakelijk en moeten we komen tot hulp, ondersteuning en genoegdoening. De turnbond heeft al eerder excuses gemaakt en het leed erkend. Ik ben blij dat NOC*NSF, de sportkoepel, dat nu ook heeft gedaan. De oprechte excuses, de erkenning en de materiële en geestelijke hulp zijn voor deze meiden, nu dames, hard nodig om een stap vooruit te kunnen zetten. Dat zou de uitkomst van dit debat ook moeten zijn, dat zij verder kunnen, maar dat ook die mooie turnsport verder kan, en dat de toekomst er beter uitziet, ondanks de pijn van het verleden. Dat geldt natuurlijk voor de turnster van toen, maar ook voor het huidige TeamNL, dat dagelijks te maken heeft met het verleden van de generatie voor hen.

De financiële erkenning moet wel op tijd en ten volle terechtkomen bij diegenen voor wie die bedoeld is. Daarom de vraag aan de staatssecretaris wie de uitvoering en de uitbetaling op zich gaat nemen. Is dit bedrag een nettobedrag of niet? Als dat niet zo is, kunnen we dan wat leren van wat er bij letselschadebetalingen mogelijk is?

Voorzitter. We hebben het nu heel specifiek over de misstanden in de turnsport. Daar hebben we terecht veel aandacht voor. Maar integriteit is geen turnspecifiek probleem. We lezen en horen dat er ook signalen uit andere takken van sport komen. Ik wil ervoor waken dat we pas aandacht krijgen voor een tak van sport als iemand zo dapper is om naar buiten te treden. We moeten niet volgend zijn, maar we moeten een beeld van de totale sportsector krijgen. Is de staatssecretaris dat met ons eens? Het wegkijken door een sportbond, zoals bij topdanseres Kim Koumans, en de klokkenluider aan haar lot overlaten terwijl haar dit misbruik overkomt, is echt onvergeeflijk. Internationaal komen er nu verhalen uit het vrouwenvoetbal boven water. Maar ook andere takken van sport hebben hun integriteitsproblemen. Integriteit is dus geen specifiek turnprobleem, maar misschien wel in omvang omdat juist in de turnwereld het contact tussen trainers en jonge meisjes veel intensiever en geslotener was dan in de meeste takken van sport. Als kind met een droom moet je ervan op aan kunnen dat je bij een trainer terechtkomt die het beste met je voor heeft, die helpt jouw droom zo veel mogelijk werkelijkheid te laten worden. Als ouder moet je erop kunnen vertrouwen dat de trainer bij wie je je kind achterlaat, het zelfvertrouwen vergroot en niet verkleint, het plezier in de sport groter maakt in plaats van kapot, maar dat die vooral een kind geestelijk en fysiek sterker maakt in plaats van levenslang beschadigt. Daarom ben ik blij dat juist de turnbond nu werk maakt van het beter opleiden van trainers om ze pedagogisch beter voor te bereiden op dat trainerschap. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: hoe kunnen we de turnbond helpen met het versterken van het opleiden van trainers en vooral ook welke mogelijkheden zijn er om ook andere takken van sport erbij te betrekken? Is er bijvoorbeeld een mogelijkheid om een basismodule pedagogiek als basisvereiste voor het opleiden van een trainer in te voeren? Is de staatssecretaris bereid om uit te zoeken wat er nodig is om dit mogelijk te maken?

Ik wil alle turnsters die de afgelopen jaren zo vaak hun verhaal hebben moeten vertellen, wat elke keer weer zwaar en emotioneel was, ontzettend veel sterkte wensen om dit een plek te geven. Jullie hebben ervoor gevochten en iets losgemaakt waardoor andere kinderen een veilige omgeving krijgen en niet beschadigd raken. En daar ben ik jullie gewoon hartstikke dankbaar voor. Dank je wel.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vind het heel prettig dat de heer Heerema het beschrijft zoals het is gebeurd. Intimidatie en geestelijke en fysieke mishandeling, dat zijn allemaal dingen die vreselijk zijn misgegaan. We hebben het hier vandaag ook over de vraag wat er nu zou moeten gebeuren, kijkend naar de toekomst van de sport maar ook kijkend naar wat we hier zouden kunnen betekenen om ervoor te zorgen dat deze jonge vrouwen genoegdoening wordt gegeven. Er komt een erkenning van €5.000. Ik vind dat ongemakkelijk, want geen enkel bedrag komt tegemoet aan het leed dat hun is aangedaan. Maar is de heer Heerema bereid om met ons te kijken of we nog meer zouden kunnen doen? Ze hebben bijvoorbeeld jarenlang zelf therapieën moeten betalen. Eigenlijk is geen enkel bedrag genoeg, maar zouden we niet kunnen kijken of we op deze manier nog wat meer voor ze kunnen doen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik vind het heel goed om die vraag bij de staatssecretaris neer te leggen. Als je kennisneemt van dat bedrag en je weet hoe het tot stand is gekomen, waarbij experts hebben gekeken naar vergelijkbare andere sectoren, dan is dat een of ander technocratisch besluit geweest om tot die €5.000 te komen. Het is nooit passend voor wat er gebeurd is en voor het leed dat veroorzaakt is, in verschillende vormen en in verschillende periodes. Ik vind het wel moeilijk om te zeggen: wij als overheid zijn systeemverantwoordelijk voor datgene wat er in de sport is gebeurd. Daarom vind ik het ook heel goed dat juist de turnbond en NOC*NSF ruimte op hun begroting hebben gemaakt om tot dit soort betalingen over te kunnen gaan. De laagdrempeligheid, waarover de heer Van Nispen heeft gesproken, is daarbij volgens mij een voorwaarde. Als we meer kunnen doen in de hulp en nazorg voor deze meiden, dames, die het nu betreft, dan ben ik daar groot voorstander van.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank. Ik ben blij met dit antwoord. Ik snap best wat de heer Heerema zegt over verantwoordelijkheden en taken. Tegelijkertijd vind ik dat te makkelijk naar de sport wordt gewezen, terwijl dit voor een heel groot deel vrouwen zijn die ook zijn uitgekomen voor Nederland, voor wie we met elkaar voor de tv hebben staan juichen als er mooie prestaties behaald werden. Vindt de heer Heerema dan niet dat het ook een verantwoordelijkheid is van de overheid om te kijken naar die andere kant, dat er een wereld achter schuilgaat die je niet ziet als je naar de tv staat te kijken, maar die we nu wel gehoord hebben van de vrouwen die hier aanwezig zijn?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, en er is natuurlijk nog veel meer gaande. We hebben volgens mij hier allemaal al mevrouw Koumans aangehaald. We kennen de incidenten, de enkele bomen, zoals mevrouw Van Zanen het misschien zou noemen, in de volleybalwereld, in de voetbalwereld, in de atletiekwereld, in de judowereld en in de zwemwereld. Er is dus veel meer aan de hand. De vraag is wel of hoe wij als overheid met sport omgaan, waarbij we de financiering, de structuur, de verantwoording et cetera op afstand hebben staan bij NOC*NSF en we die dus eigenlijk niet kunnen inzien, wel de juiste vorm is van hoe wij met sport moeten omgaan. Ik ben er een voorstander van dat wij als overheid een veel grotere grip op die sportwereld zouden moeten krijgen. Daar hoort volgens mij ook de verantwoording voor wat er gebeurt bij.

De heer Van Nispen (SP):

Ook van mij veel waardering voor het verhaal van de heer Heerema. Hij is ambitieus op het gebied van sport, maar zeker ook als het gaat om veiligheid en integriteit. Mijn vraag gaat even over dat laatste, over die verantwoordelijkheden van overheid, sportvereniging en sportbond. Want wij hebben natuurlijk ook brieven gekregen, bijvoorbeeld van de turnbond. De KNGU zegt: wij hebben 900 clubs, 5.000 trainers en duizenden vrijwilligers, en wij moeten alles doen voor de veilige en integere sport van de toekomst, maar wij kunnen dat niet alleen. Zij doen dus nadrukkelijk een beroep op de overheid. Maar waar houdt de verantwoordelijkheid van zo'n vereniging op? Wat zijn de verantwoordelijkheden van de sportbond, de koepel? En wanneer betreft het de overheid? Hoe ziet de heer Heerema dat samenspel? En wat vraagt hij dan precies van de staatssecretaris op dit gebied?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat vind ik een ontzettend moeilijke vraag, want ik weet niet waar die grens van verantwoordelijkheden precies eindigt en begint. Ik weet wel dat wij als overheid heel goed kunnen helpen, bijvoorbeeld bij het opleiden van trainers. Daarvoor kunnen we middelen beschikbaar stellen. We kunnen ervoor zorgen dat niet alleen trainers in de turnwereld, maar ook trainers bij allerlei andere takken van sport beter toegerust en pedagogisch beter onderlegd kunnen beginnen met hun hele belangrijke taak van het in de weer zijn met jonge kinderen. Als je je kind naar school brengt, weet je dat je een kind naar school brengt waar een gediplomeerde docent voor de klas staat, die weet hoe je moet omgaan met een klas vol kinderen. Maar als je naar een willekeurige sportvereniging gaat, weet je niet in hoeverre de trainer of vrijwilliger die naast het veld staat, onderlegd is in het omgaan met kinderen. Ik ben dus ook heel erg op zoek naar hoe wij kunnen helpen. Het klinkt misschien heel gek, maar het systeem dat we nu hebben in hoe wij met de financiering van sport omgaan en hoe we daar verantwoording over kunnen krijgen, is suboptimaal om daar goed inzicht in te krijgen. Een sportwet zou een deel van de oplossing kunnen zijn, maar ik denk ook aan hoe wij vanuit het ministerie met bijvoorbeeld sportbonden omgaan. Alles gaat nu via NOC*NSF. Het zou misschien ook heel goed kunnen zijn om bepaalde zaken, zoals bijvoorbeeld veiligheid en integriteit, ook direct via sportbonden te organiseren, zodat het kan doorsijpelen naar sportverenigingen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat dit antwoord helemaal waar is. Dat lijkt me inderdaad ook. We hebben alleen wel het volgende punt. De heer Heerema weet ook dat we een hele krappe sportbegroting hebben.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Zeker.

De heer Van Nispen (SP):

Stel dat we nu, terecht, ongelofelijk veel aandacht hebben voor veiligheid en integriteit. Dat gaat natuurlijk boven alles; daar is geen twijfel over mogelijk. Het punt is alleen wel dat als wij dat nu volledig gaan vragen van de verenigingen en de sportbonden en NOC*NSF, het ook kan leiden tot het wegdrukken van andere ambities, die ook heel belangrijk zijn, zoals meer jongeren aan het sporten krijgen en meer aandacht voor sporten voor mensen met een beperking. Andere ambities kunnen in de verdrukking komen. Nogmaals, veiligheid en integriteit gaan boven alles, maar vindt de heer Heerema ook dat we dan moeten kijken naar de omvang van de sportbegroting en naar de financieringsstructuur van de sport, om te voorkomen dat de ene ambitie, die boven alles gaat, de andere ambities weer geheel weg zou gaan drukken?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij kent de heer Van Nispen mij als een voorvechter van het vergroten van de sportbegroting. Dat proberen we al jaren, en dat lukt ook, jaar op jaar, elke keer een klein beetje. Voor dit soort onderwerpen zijn gewoon grotere stappen nodig dan we tot nu toe hebben kunnen zetten. Ik hoop dat het straks bij de onderhandelingen over een nieuw regeerakkoord ook wat meer vorm krijgt. Een van de topprioriteiten zou dan die veiligheid en integriteit moeten zijn, waar door sportbonden en -verenigingen aan gewerkt zou moeten worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuiken van de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Thuis is het misschien niet helemaal te volgen, maar je voelt hier echt de emoties in de zaal als er heel betrokken wordt gesproken over de misstanden in de turnsport, de misstanden in de danswereld, de misstanden breed in de sport en cultuur. Mevrouw Van der Laan zei heel terecht: je bent opgesloten. Eigenlijk al sinds we dit debat aan het voorbereiden zijn, heb ik een beetje het beeld in m'n hoofd van een klein meisje in een turnpakje in een koude kleedkamer: klein, fragiel, iel, alleen, eenzaam en opgesloten. Dat beeld raak ik niet helemaal kwijt, want dat is wat het is: een heel klein kind dat op deze manier vernederd en mishandeld wordt. Kinderen worden misbruikt. Daarom zei mevrouw Westerveld ook heel terecht: er is geen sprake van "misstanden"; dit is gewoon misbruik en mishandeling, en zo moeten we het ook noemen. Want wat heel groots en levensontwrichtend is, moet je ook groots benoemen. Het is daarom heel goed dat we vandaag dit debat voeren.

Voorzitter. Ik heb meerdere debatten gedaan, ook over Jehova's getuigen, sektes en andere zaken, waarin misbruik een rol speelde. Wat hebben die gemeenschappelijk? Gesloten werelden, een grote mate van afhankelijkheid van volwassenen en weinig toezicht vanuit de buitenwereld. Waar dit speelt, is er kwetsbaarheid en kunnen misbruik en mishandeling op de loer liggen, of het nou sport-, cultuur- of misschien wel muziekverenigingen zijn. Daarom zou ik graag de oproep willen steunen om tot een onafhankelijk onderzoek te komen in de brede zin van het woord, om in dit soort situaties misbruik in het heden en in de toekomst te stoppen en te voorkomen, want ik denk dat dat nodig is.

Twee. Ik zou ook het pleidooi willen steunen om te gaan voor onafhankelijk onderzoek, want als je op een bepaalde manier nog die afhankelijkheid hebt, is jezelf melden, je uitspreken, opkomen voor je eigen gelijk en je stem laten horen nooit helemaal veilig. Ik denk dus dat het daarom belangrijk is dat het onafhankelijk gebeurt. Mevrouw Van der Laan heeft de oproep daartoe als eerste gedaan, maar ik denk dat we die breed kunnen steunen.

Voorzitter. Ik vind het ook terecht dat tuchtrecht niet altijd afdoende is. Ik wil niet zeggen dat strafrecht sneller gaat, maar soms is misbruik zo ernstig dat je het niet mag, moet en wil afdoen met alleen tuchtrecht. Als er onderling andere afspraken worden gemaakt, is het een ander verhaal. Maar als het zo ernstig is, moet er ook een ander sanctiemechanisme in werking worden gesteld. Daarom zou ik het pleidooi van mevrouw Westerveld ook van harte willen steunen.

Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over de financiële compensatie. Wij doen ook de debatten over het misbruik en de mishandelingen die hebben plaatsgevonden in de jeugdzorg. Ook daar hebben we ongemak over de €5.000. Het gaat niet om het geld, maar het lijkt net alsof daarmee wordt gezegd "we geven een aai over de bol, we geven een geldbedrag en daarmee is het klaar", terwijl dat natuurlijk niet zo is. Wat is de prijs van een gouden medaille? Je offert je leven op aan de sport. Vervolgens offer je je leven eigenlijk letterlijk helemaal op, omdat je stilstaat, omdat je psychisch leed hebt, omdat je iets levenslang met je meedraagt. Dat kan niet in zo'n standaard geldbedrag worden gevangen. De SP en GroenLinks zeiden dat. Daar zou ik me bij aan willen sluiten.

Voorzitter. Het gaat dus om onafhankelijk toezicht. Het gaat om breed kijken, want dit doet zich niet alleen maar voor in de turnsport of de danswereld. Dit komt op meer terreinen voor. Tuchtrecht is niet afdoende waar strafrecht een rol zou moeten spelen. Ik denk dat financiële compensatie ontzettend belangrijk is. Ik hoop dat we dat ook als afsluiter van dit debat van de staatssecretaris zullen horen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik het woord aan mevrouw Maeijer van de PVV. Gaat uw gang.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Voorzitter, dank u wel. "Je werd object in een strafkamp en iedere keer beoordeeld en veroordeeld." "Hij schreeuwde elke training." "Mijn tenen waren gebroken en ik stelde me vreselijk aan, vond de trainer. Ook de fysio zei niets." "We moesten heel vaak wegen, soms wel vier keer per dag op de weegschaal."

Voorzitter. Dit zijn enkele citaten die laten zien hoe een jonge, gedreven sporter eindigt als slachtoffer van een giftige trainingscultuur. Ik heb dan ook niets dan bewondering voor de moed en grote vasthoudendheid van de ex-turnsters die een boekje opendeden om ervoor te zorgen dat de beerput uiteindelijk openging en om te strijden voor erkenning en veiligheid voor een hele nieuwe generatie kinderen die zich met passie op de turnsport heeft gestort. Dank daarvoor.

Voorzitter. Sport is belangrijk. Sport hoort veilig en bovenal leuk te zijn. Ik ben niet bekend met de turnsport. Ik ben ook niet bekend met trainingsmethoden die bij topsport horen. Maar enig gezond verstand vertelt mij wel dat isolatie, intimidatie, uitsluiting, manipulatie en machtsmisbruik niets, maar dan ook niets, met sportbeoefening te maken zouden moeten hebben, ook niet met topsport. Hoewel er van jonge topsporters verwacht wordt dat ze keihard trainen en proberen hun grenzen te verleggen, mag dat niet tegen elke prijs, niet op elke manier en natuurlijk ook niet met de enorme negatieve impact die dat tot op de dag van vandaag heeft.

Voorzitter. Het rapport Ongelijke leggers toont de aard en omvang van het grensoverschrijdend gedrag in de gymsport. Dat is niet mis. Ik blijf het dan ook verbazingwekkend vinden dat men in de sport jarenlang niet zag of niet wilde zien wat er gebeurde achter de eigen voordeur. Expliciete excuses, zoals deze week door NOC*NSF aangeboden zijn, zijn dan ook niet meer dan terecht. Het was op zich jammer dat dit nog een halfjaar op zich liet wachten. Zoals ook oud-turnster Stephanie Tijmes bij Op1 zei: het is misschien wat laat; het had ook in april kunnen gebeuren, maar ik vind het wel heel goed.

Ook erkenning van verantwoordelijkheid door een financiële tegemoetkoming aan de groep ex-turnsters is op zijn plaats. Het is goed dat die stap nu wordt gezet. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer, hoe en voor wie exact deze regeling nu daadwerkelijk gaat gelden? Door een aantal collega's zijn daar al wat vragen over gesteld; daar sluit ik me graag bij aan. Veel sporters hebben aangegeven dat zij individuele hulp nodig hebben, nazorg, een behandeling op maat, met één loket, zoals ook de Adviescommissie Integriteit en Ethiek benoemt. Komt dit nu goed genoeg van de grond? Hoeveel ex-turnsters maken er gebruik van en hoeveel nog niet? Heeft dat een specifieke reden? Is dat omdat het bijvoorbeeld niet passend genoeg is? Klopt het dat er een einddatum op zit? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Ik spreek de hoop uit dat hier lessen uit getrokken worden voor de toekomst. Want hoe kan men er nu op vertrouwen dat het nu anders zal gaan, dat men nu wel zal acteren? Hoe kun je als ouders je kind met een gerust hart afzetten voor een training? Ziet de staatssecretaris voor hen nog een rol in dit geheel?

Voorzitter. Een aantal vragen. Wat is er al in gang gezet om de turnwereld veiliger te maken voor de huidige sporters? Wat moet er nog gebeuren aan de hand van de aanbevelingen? Ziet de staatssecretaris hierin een rol voor het ministerie van VWS? Zo ja, welke?

Dan mijn laatste vraag. Zoals te lezen valt in de position paper van oud-turnster Petra Witjes, ventileert zij haar ernstige twijfels over het functioneren van het Instituut Sportrechtspraak. Ik zou dan ook heel specifiek op dat punt graag een reactie van de staatssecretaris willen ontvangen.

Voorzitter, tot slot. Turnen is een prachtige sport en het vertrouwen in die sport moet terug, voor al die jonge sporters die al dan niet op hoog niveau hun hobby willen uitoefenen, voor al die mensen die met passie jong talent trainen en voor iedereen die van de turnsport houdt.

Dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Maeijer. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Pouw-Verweij van JA21. Gaat uw gang.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):

Dank u wel, voorzitter. Deze bijdrage spreek ik mede namens het lid Omtzigt uit.

JA21 heeft zich onlangs luid en duidelijk uitgesproken over de grote waarde van een school als veilige omgeving voor kinderen. Dat geldt voor elke school, waar die ook staat. Misstanden beperken zich echter niet tot het onderwijs. Voorgaande sprekers hebben in alle mogelijke bewoordingen betoogd hoe ongekend en onaanvaardbaar de misstanden die in de turnsport hebben plaatsgevonden, zijn. Voor een turnhal geldt immers hetzelfde als voor een school: misstanden zijn onaanvaardbaar. Dat geldt voor elke turnhal, waar die ook staat. De verontwaardiging van deze Kamer is een gezamenlijke verontwaardiging, die JA21 deelt. Veel sporters hebben zwaar onder misbruik geleden. Hier is erkenning voor. Herhaling dient te worden voorkomen.

Voorzitter, een kleine persoonlijke noot. Ik heb zelf op behoorlijk hoog niveau gedanst. Ik weet wat het is om te presteren en om perfectie na te streven. Ik weet ook uit eigen ervaring wat omgaan met druk betekent. Mijn fractie vraagt juist op dat punt aandacht voor een evenwichtige benadering, want het afwijzen van misbruik is iets anders dan het afwijzen van prestaties. Het streven naar het voorkómen van misstanden voert op de evenwichtsbalk van gezonde druk.

Voorzitter. Laten we reëel zijn: topsport beoefenen betekent druk zetten en omgaan met druk. Topsport betekent aanzetten tot prestaties waarin topsporters zichzelf overstijgen. Het Nederlandse topsportbeleid krijgt brede steun van deze Kamer. Op de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen kleurt Nederland trots oranje. De Kuip kolkte afgelopen maandag, toen Oranje Gibraltar van de mat speelde. Ik citeer de website van de rijksoverheid: "Topsport kan op veel manieren mensen inspireren en is van grote maatschappelijke waarde. De rijksoverheid ondersteunt de topsport financieel. Topsporters moeten zich helemaal aan hun sport kunnen wijden." Dat is officieel beleid.

Dit officiële beleid betekent dat we accepteren dat topsport grensverleggend is. Topsport doet pijn. Wat wij messcherp horen te onderscheiden, is pijn die bij presteren hoort en pijn die het gevolg is van controleren, manipuleren, isoleren en obsessief trainen. Dat is de pijn van topsport die over de lichamelijke en psychische conditie en behoefte van de sporters heen walst. Als we van die evenwichtsbalk af vallen, klappen we hard op de vloer van misbruik.

De misstanden bij het turnen en bij andere sporten benadrukken nog eens hoezeer topsport een goede, sportieve, maatschappelijke en mentale begeleiding nodig heeft. Een waterdicht systeem optuigen zal niet werken. Wat naar de mening van mijn fractie wel werkt, is een diep besef van verantwoordelijkheid: in de eerste plaats bij ouders en verzorgers en ook in de eerste plaats bij trainers en bij iedereen die betrokken is bij het beoefenen van topsport. Ik zeg twee keer "in de eerste plaats", omdat dit immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Dit staat voor JA21 voorop. Om ervoor te zorgen dat de grens tussen presteren en misbruik niet wordt overschreden, kan het goed zijn om dit onderwerp regelmatig aan de orde te stellen. Een handreiking kan daarvoor behulpzaam zijn. Mijn fractie zal daar in de tweede termijn een motie over indienen.

Tot besluit nog een opmerking over het Instituut Sportrechtspraak. In de media klinkt nogal wat kritiek op de wijze waarop het tuchtrecht functioneert. Een van de oud-turnsters zegt hierover: "Het tuchtsysteem lijkt niet ingericht voor onze zaken. Daar lopen wij nu tegenaan. Ze probeerden mijn verhaal over een dagelijkse vorm van terreur terug te brengen tot een enkel incident." Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan? Vertrouwen in tuchtrechtspraak is onmisbaar voor het gevoel van recht. En wat deze sporters verdienen, is dat hun recht wordt gedaan. Ook hierover zullen wij samen met het lid Omtzigt een motie indienen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Pouw-Verweij. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij ongeveer twintig minuten nodig heeft om zich voor te bereiden. Ik schors de vergadering tot 14.40 uur.

De vergadering wordt van 14.17 uur tot 14.42 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het vervolg van het debat over misstanden in de turnsport. Aan de orde is de termijn van de kant van het kabinet. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter, dank u wel. Vandaag hebben we een belangwekkend debat naar aanleiding van het rapport Ongelijke leggers. Ik vind die titel heel knap gevonden; die dekt volledig de lading, want het was een ongelijke strijd. Misstanden in de turnsport.

Om te beginnen wil ik de woordvoerders hartelijk danken voor de respectvolle manier waarop zij spreken over deze belangwekkende materie. Volgens mij zijn we het in heel veel dingen eens, namelijk over de stappen die we moeten zetten, ook vanuit de verantwoordelijkheid van de overheid. Daar gaan we het deze middag uiteraard verder over hebben. Complimenten voor de inbreng, in het bijzonder voor de maidenspeechhouder, mevrouw Van der Laan. Heel warm hoe zij vanuit haar beleving als ex-topsporter goed kan invoelen wat mensen bij die misstanden meemaken.

Voorzitter. Ik wil ook de onderzoekers complimenteren voor het gedegen onderzoek van Verinorm, want dat is natuurlijk een heel belangrijk ingrediënt om stappen te zetten die nodig zijn en die we moeten gaan zetten om ervoor te zorgen dat de sport gezonder wordt.

En misschien wel als belangrijkste wil ik respect uitspreken naar de ex-turnsters, de topsporters die ook voor een deel hier aanwezig zijn op de tribune. Namens u, voorzitter, wil ik ze toespreken, ontzettend respectvol, omdat ik het bijzonder vind dat zij het in deze hectische week — maar eigenlijk al hectische jaren — hebben opgebracht om hier vanmiddag ook bij te zijn. Het is een beladen onderwerp; het is volgens mij ook wroeten in een wond. Een deel van de dames heeft ook televisieoptredens gehad na de excuses van NOC*NSF. Heel beladen en des te meer respect dat ze het opbrengen om hier te zijn. Ik hoop eerlijk gezegd dat we de mensen die hier zijn, maar ook de mensen die meekijken — want die zullen er ongetwijfeld ook zijn — niet gaan teleurstellen met de uitkomst.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld, de aanvrager van het debat, vat het zo mooi samen: wat is een gouden medaille waard? Daar gaat het helemaal om, dat is het hele verhaal. We hebben hele mooie Olympische Spelen en Paralympische Spelen achter de rug de afgelopen zomer. Ook ik, als vertegenwoordiger van het kabinet, heb heel veel naar die sport gekeken. Ik keek voortdurend op mijn mobiel: hoe zitten wij in de medaillespiegel? Terwijl je ook eigenlijk weet: jongens, jongens, er zit toch een hele wereld achter. We hebben allemaal mevrouw Biles gezien met haar verdrietige verhaal, waar de dames op de tribune heel veel in zullen herkennen.

Kortom, sport zou plezier moeten brengen, maar met de kennis die we nu hebben, kan het haast niet anders dan dat je naar een sport als turnen — maar misschien ook naar veel andere sporten — toch met gemengde gevoelens kijkt: u moest eens weten hoe ze tot deze prestatie zijn gekomen. Dat is heel zuur en daar moeten we vanaf. Want sport hoort mooi te zijn, hoort leuk te zijn, daar hoor je plezier in te hebben en die hoort ons te verbinden.

Dat is niet vanzelfsprekend. Sport heeft schaduwkanten en dat hebben we vandaag bij de kop. Afschuwelijke, hartverscheurende verhalen, verhalen die niks, maar dan ook niks met sport te maken hebben. Ik heb die verhalen ook persoonlijk gehoord en gelezen. Ze grijpen mij naar de strot. Het doet me heel veel pijn als ik de verhalen hoor. Dan denk ik: sjonge. Een van de woordvoerders zei het ook: dit is niet het Oostblok in de jaren tachtig, dit is Nederland in de 21e eeuw.

Ik wil mijn bewondering en respect uitspreken naar de sporters voor het naar buiten brengen van hun verhaal Daar hebben ze heel wat voor moeten overwinnen. En als je het dan naar buiten brengt, krijg je nog te horen: waarom nu pas? Dat is totaal geen empathie, totaal geen inlevingsvermogen, bij mensen die daar kritiek op hebben.

Ik wil ook de sporters prijzen omdat zij actief meedenken over oplossingen. Ze hebben position papers geschreven en punten ingebracht die wij kunnen gebruiken om de situatie te verbeteren.

Wat mij het meest geraakt heeft, is dat de betreffende slachtoffers zó jong en zó geïsoleerd dat leed hebben moeten ondergaan. Zij konden bij niemand terecht. Als ze al bij hun ouders terechtkonden en die verhaal haalden bij hun trainer, dan kregen ze dat bij de volgende training wel eventjes te horen. Een paar quotes: "Toen wij medailles wonnen, applaudisseerde iedereen, maar toen wij misstanden aan de orde stelden en hulp nodig hadden, keek iedereen weg, de andere kant op." "Dag in, dag uit werden we beschadigd, fysiek en mentaal. Tijdens een oefening viel ik heel hard op mijn hoofd. Ik bleef liggen, maar niemand kwam mij helpen." Bizar. "We waren een soort zombie, we trainden met pijn, we waren uitgeput en toch moesten we door."

Dat trek ik mij erg aan. Als staatssecretaris, maar ook als vader van vier dochters — zeg ik als een beetje grijzende meneer — heb ik daar bepaalde beelden bij. Wat goed dat we dat dan bespreken en dat we serieus naar oplossingen gaan kijken. Het is belangrijk dat de verhalen openlijk verteld worden. Dat gebeurt nu gelukkig, maar dan moet er ook wat mee gebeuren. Dat gebeurt ook. De sport heeft volgens mij echt het goede voorbeeld gegeven. KNGU deed dat al vrij snel na de oplevering van het rapport Ongelijke leggers. NOC*NSF is deze week gelukkig ook met excuses gekomen. Dat is volgens mij heel, heel erg belangrijk voor de slachtoffers. Dat zijn de excuses.

We hebben ook de tegemoetkoming van €5.000. Dat is een tweede gebaar dat de sportsector maakt. Ik ga straks nog iets verder in op de invulling daarvan. Maar om al gelijk antwoord te geven op de vraag wie betaalt: dat doet de sportsector, de KNGU en NOC*NSF samen. Ze doen nog iets, naast die excuses en die tegemoetkoming. Ze hebben namelijk een plan van aanpak gemaakt dat eraan moet bijdragen dat de aanbevelingen uit het rapport Ongelijke leggers ook uitgevoerd worden. Het gaat daarin ook over pedagogisch klimaat, andere cultuur et cetera.

Voorzitter. Tegen de oud-sporters die zich zo vertrapt hebben gevoeld en die nog dagelijks de gevolgen daarvan dragen, wil ik twee dingen zeggen. Ik heb de verhalen gehoord en gelezen. Ik wil namens het kabinet benadrukken dat grensoverschrijdend gedrag, of erger, absoluut niet thuishoort in de sport, toen niet, nu niet, nooit niet. Zoals de nieuwe directeur van de KNGU, Marieke van der Plas, heel mooi zegt: grenzen verleggen betekent niet grenzen overschrijden. Dat is het eerste.

Het tweede dat ik wil zeggen, is dat ik me realiseer dat niets het veroorzaakte leed helemaal weg kan nemen, niets. Ik kan wel — dat zeg ik in navolging van mevrouw Den Haan; volgens mij zei zij dat zo mooi — mijn verantwoordelijkheid nemen. Zij kan dat doen als Tweede Kamerlid en ik als vertegenwoordiger van het kabinet. Dat wil ik doen. Ik wil in mijn termijn aangeven wat het kabinet, de overheid, dan wil doen. Ik noem zeven dingen. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik een wedstrijd ga doen wie de meeste dingen doet, maar ik noem zeven dingen.

De erkenning komt er, de €5.000 tegemoetkoming. Dat vraagt een hele organisatie. Het helpen bij de aanvragen, de uitvoeringsorganisatie, neemt het Rijk, VWS, voor zijn rekening. De ondersteuning door Slachtofferhulp Nederland hoort daar ook bij. Dat hele pakket wil het Rijk voor zijn verantwoording nemen. Dat is één.

Twee. We willen helpen om betere hulp en nazorg mogelijk te maken. Daar heb ik ook over gesproken met de turnsters. Dat is de route die gaat via het UMCG en Slachtofferhulp Nederland. Dat is een tweede spoor.

Drie. Het tuchtrecht moet geprofessionaliseerd worden. Als het gaat om het Instituut Sportrechtspraak wordt Petra Witjes terecht als autoriteit aangehaald. Zij zegt dat het echt veel beter kan. Daar gaan we in investeren. Het moet sneller. Dat betekent dat er extra capaciteit nodig is. Het moet ook professioneler. Dat is een derde verantwoordelijkheid die het kabinet op zich neemt door dat ook financieel mogelijk te maken, want het kost een flinke bak geld om dat goed op de rit te krijgen.

Vier. Bijdragen aan het opvolgen van andere aanbevelingen in de sport. Dat is een expliciet punt. In dat rapport staan natuurlijk allemaal aanbevelingen voor het Rijk. Wij kunnen daar een verantwoordelijkheid in nemen door zaken beter te regelen. Dat willen wij helpen faciliteren vanuit de rijksoverheid. Ik noem een paar voorbeelden: preventie, voorlichting over en bewustwording van grensoverschrijdend gedrag, een pedagogische visie, het aanpakken en opleiden van trainers en coaches hierin — ik kom straks terug op het specifieke punt van de heer Heerema hierover — en het bespreekbaar maken van het onderwerp op sportclubs door middel van proeftuinen. Kortom, de aanbevelingen die specifiek zien op een medeverantwoordelijkheid van de overheid pakken wij serieus op. Daar maken wij ook middelen voor beschikbaar.

Vijf. Jaarlijks monitoren wat er gebeurt. Dat is, denk ik, best een belangrijk punt. Elk jaar willen wij de thermometer erin stoppen om te kijken of wij de stappen zetten die nodig zijn om de sportcultuur te verbeteren, niet alleen in de turnsport, maar ook breder. Jaarlijks gaan wij de opvolging van de aanbevelingen dus monitoren. Dat koppelen wij uiteraard terug aan de Kamer. Dan kan heel Nederland daar ook kennis van nemen. Dat is vijf.

Zes. Ik werk aan het lopende beleid van het Sportakkoord. Samen met partijen werk ik aan een positieve sportcultuur. Dat is heel breed. Dat was al in gang gezet. Dat doen we door middel van een projectmatige aanpak voor een positieve sportcultuur bij bonden, de clubkadercoach, de Haltaanpak in de sport, trainingen en meer. Dat doen we via deelakkoord 6: Topsport die inspireert.

Zeven. Ik wil op de kortst mogelijke termijn starten met een breed onderzoek naar de topsportcultuur in Nederland. Dat raakt niet alleen de turnsport. Daar is intensief onderzoek naar gedaan. Het raakt zeker ook de danssport, die door bijna alle woordvoerders is genoemd, en andere takken van sport. Dan gaat het breed om de sportcultuur. Wat voor cultuur hebben we met elkaar? Dat onderzoek zal worden uitgevoerd door Verinorm. Zij hebben een naam te verliezen. Ik noem ook het onderzoeksrapport dat hier ter bespreking voorligt. Ook de Hogeschool van Utrecht wordt erbij betrokken.

Dat zijn de zeven punten waarop ik stappen wil zetten. Dat is een toezegging aan de Kamer over het leveren van onze bijdrage vanuit de rijksoverheid om een en ander te verbeteren. Ik heb nu nog een stuk of zes, zeven losse vragen te beantwoorden die gesteld zijn door de woordvoerders, maar ik zie dat de Heerema nu al een vraag wil stellen.

De voorzitter:

Dat klopt, en daarna mevrouw Westerveld. Maar eerst de heer Heerema, VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik vind het een mooi moment om over deze zeven punten met elkaar van gedachten te wisselen. Ik heb er twee vragen over. Mijn eerste vraag gaat over het tweede punt, de nazorg. Ik denk dat dit heel belangrijk is, juist voor de groep die hierboven op de tribune zit. Maar het gaat ook breder om de groep van ongeveer 100 turnsters die nog dagelijks de naweeën ervaren van wat er is gebeurd en daar ondersteuning en hulp bij nodig hebben door middel van therapieën met EMDR, of hoe je het allemaal mag noemen. Hoe ziet zo'n nazorg er dan precies uit? Gaat u afspraken maken met verzekeringsmaatschappijen? Gaat u dat vanuit het ministerie opzetten? Ik probeer daar even de vinger achter te krijgen.

Mag ik mijn tweede vraag meteen stellen, of doe ik dat daarna?

De voorzitter:

Misschien eerst het antwoord op de eerste vraag.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voor het overzicht is het misschien handig als ik meteen op deze vraag inga, voorzitter.

De voorzitter:

Ja. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan pak ik ook gelijk de vraag van mevrouw Maeijer mee. Die ging over het hulp- en nazorgtraject. Tot wanneer is dat dan bereikbaar? Zit daar een einddatum op et cetera? Dat is een terechte vraag van de heer Heerema. Wij zijn met het UMCG bezig met een specifiek spoor voor hoe we slachtoffers kunnen helpen. U noemt EMDR of andere behandelmethodes. Ik ben geen professional, dus daar gaan wij niet over. Er zijn contacten over en er komen behandelgroepen. Het UMCG heeft daar zijn commitment aan gegeven, om dat specifiek te doen voor de slachtoffers van deze verschrikkelijke situatie. Dat is het brede spoor. Daarnaast hebben we natuurlijk voor iedereen met een hulpvraag in de ggz of anderszins, de reguliere ggz. Die staat voor iedereen open. Van belang is dat we een apart spoor hebben via het UMCG. Hoe komen mensen daar? Dat kan gewoon via de huisarts, maar een apart loket is sowieso Slachtofferhulp, waar mensen terechtkunnen met hun vraag. Slachtofferhulp kan ze dan doorverwijzen naar dit type hulp en kan sowieso in alle gevallen van grensoverschrijdend gedrag mensen op weg kan helpen naar passende hulp. Ik zie nog wel een vragende blik op het gezicht van de heer Heerema, dus er komt een vervolgvraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, want het is heel belangrijk om dit even heel helder en scherp te krijgen. Als ik het zo goed hoor van de staatssecretaris, betekent dit het volgende voor de afbakening. De groep dames die voor die schadevergoeding in aanmerking komt, kan zonder al te veel gedoe in een traject terechtkomen ofwel via het UMCG, ofwel via de ggz. Dat hoeven niet per se behandelgroepen te zijn, want ik kan mij voorstellen dat juist ook individuele trajecten gevolgd moeten worden. Maar het betekent dat dat gewoon geregeld wordt. Dat is volgens mij belangrijk, want daar is behoefte aan.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik heb al heel veel ggz-debatten gevoerd en "het gewoon regelen in de ggz" is makkelijker gezegd dan gedaan. Maar neemt u van mij aan dat we zeker het UMCG-spoor, dat heel specifiek hierop is toegesneden, zeer serieus oppakken. Ik heb daar ook over gesproken met de dames, de ex-turnsters. Wij luisteren ook naar hun input. Als zij zeggen "dit en dat loopt niet lekker", dan gaan wij daarover in gesprek. Maar dat is een heel specifiek spoor dat toegesneden is op dit probleem. Daarnaast heb je natuurlijk de reguliere ggz. Als iemand zegt "ik kan slecht slapen", dan kan die ook naar de reguliere ggz en hoeft die niet per se naar Groningen of elders via een heel apart spoor.

De voorzitter:

De heer Heerema heeft nog een andere vraag en daarna ga ik naar mevrouw Westerveld.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het tweede punt is voor mij voldoende beantwoord. Dan heb ik nog een vraag over het zesde punt, dat Sportakkoord. Dat gaat u nalopen met de medeondertekenaars, neem ik aan, die ook iets van een veilig sportklimaat vinden. Dan zou ik twee dingen belangrijk vinden. Eén is dat heel helder wordt wat de medeondertekenaars van het Sportakkoord nu daadwerkelijk leveren voor deze situatie, want er staan heel veel handtekeningen onder dat Sportakkoord. Ik heb nagevraagd wat iedereen daarop nu precies geleverd heeft de afgelopen twee, drie jaar. Ik kan immers niet overzien wat er geleverd wordt. Hier is het dus belangrijk dat er daadwerkelijk geleverd wordt door de ondertekenaars van het Sportakkoord. Daar heb ik nog een vraag over. U gaat dat vatten onder deelakkoord zes. Ik vind dat te eng, te smal, te beperkt, want het betreft niet alleen topsport. Het gaat ook om talentherkenning en -ontwikkeling. Het gaat ook om voetballertjes op het veld die uitgescholden worden door hun trainer, terwijl ze nog helemaal niet met topsport bezig zijn. Het is dus breder dan alleen topsport. Ik zou u willen vragen om niet alleen naar deelakkoord zes te kijken over topsport, waar het voor een deel ook onder past, maar om ook te kijken bij welke hoofdstukken in het Sportakkoord het eventueel beter zou passen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Wij zijn in gemeen overleg. Dat betekent dat we naar elkaar luisteren. Ik vind dat de heer Heerema de spijker op zijn kop slaat. We willen het juist breder zien dan topsport, omdat we willen dat iedereen leuk en mooi kan sporten. Feit is wel dat de zaak waar we het nu over hebben — ik wil ook recht doen aan de dames op de tribune en de mensen die thuis meekijken — echt gaat over mensen die in de topsport zijn terechtgekomen via een heel pijnlijke route. Daar vindt het hart van dit probleem wel plaats, zeg maar. Ik ben het met de heer Heerema eens als hij zegt: ja, maar het is sportbreed, want ook in de amateursport zullen er misstanden plaatsvinden. Daar moet je dus ook de verantwoordelijke actoren in de sportwereld op aan spreken. Ik ben nog maar kort woordvoerder Sport, zit ik te denken, voorzitter. Bij het Preventieakkoord over gezond leven, eten, alcohol en roken informeer ik de Kamer periodiek over de stand van zaken en ook over wie in charge is en wie zijn commitment en de gemaakte afspraken nakomt. Ik stel mij voor dat ik in de aanloop naar het wetgevingsoverleg Sport van dit najaar een tussenstand geef, met daarin een overzicht van welke actoren thuis geven en welke niet de afspraken nakomen die we hebben gemaakt.

De voorzitter:

De heer Heerema tot slot.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, voorzitter, tot slot inderdaad. Het is volgens mij en-en, zowel topsport als eventueel andere hoofdstukken. Want elke turnster die in de topsport terecht is gekomen, heeft een lange weg afgelegd, beginnend in dat gymzaaltje om de hoek, waar de eerste stappen zijn gezet in het systeem waarin ze terecht zijn gekomen. We moeten dus echt aan de voorkant zitten en niet alleen kijken naar hoofdstuk zes. Ik heb het idee dat de staatssecretaris daar positief op geantwoord heeft, dus dat is erg prettig.

De voorzitter:

Ja. Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks voor een interruptie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ook wij zijn blij dat er een aantal stappen worden gezet om te zorgen dat er in de toekomst dingen gaan verbeteren, maar toch sta ik hier met een best ongemakkelijk gevoel. Het was ook niet voor niets dat we zojuist even met een aantal woordvoerders naar boven liepen, waar een aantal slachtoffers zitten die echt hun nek hebben uitgestoken. Er wordt nu van alles opgetuigd, waar hopelijk mensen in de toekomst baat bij hebben, maar waar deze slachtoffers niet bij geholpen zijn. Dan heb ik het bijvoorbeeld over mensen die nu — ze zitten daar — nog wekelijks naar de therapeut moeten, omdat ze bijvoorbeeld lichamelijke klachten of psychische klachten hebben. Zij zien wel elke keer weer de rekening, omdat lang niet alle zorg wordt vergoed.

Ik zou de staatssecretaris willen vragen om eens mee te denken over dit dilemma. Want die €5.000 is natuurlijk fijn. Het is een tegemoetkoming. Het is ook uitdrukkelijk niet iets waarvan je kunt zeggen dat het al het leed verzacht. Het is een tegemoetkoming. Maar het komt eigenlijk nog lang niet tegemoet, want ze krijgen wel elke keer weer de rekening in de bus van die therapie waar ze naartoe moeten vanwege wat hun in hun jeugd is aangedaan.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dit is ook een volstrekt terecht punt van mevrouw Westerveld, alleen vind ik het ingewikkeld. Want ik zie het leed bij de slachtoffers. Ik zie dat zij meer dan gemiddeld aanspraak moeten maken op fysiotherapie of psychische hulpverlening, en dan moeten ze op een gegeven moment zelf een deel gaan betalen. Dat snijdt je door je ziel. Tegelijkertijd vind ik het ook heel ingewikkeld. Ik vind het heel spannend om in een ander debat tegen een andere groep, die bijvoorbeeld een hoog beroep op de ggz moet doen, te zeggen dat we hun niet tegemoet kunnen komen ondanks dat zij ook klachten hebben, terwijl we dat wel doen bij de mensen over wie we het vandaag hebben.

Ik wil best met mevrouw Westerveld nadenken over de vraag: hoe kan je daarin stretchen en wat kan je betekenen? Ik vind ook dat we als landelijke overheid met open ogen moeten kijken of je dan tegen iedereen kan zeggen dat dat rechtvaardig is. Mevrouw Westerveld is ook woordvoerder voor jeugdhulpverlening, jeugd-ggz. Daar lopen duizenden kinderen die bijvoorbeeld slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Daarvan zou je ook kunnen zeggen: moet je hun niet ook zo tegemoetkomen dat ze veel minder aan eigen risico betalen dan anderen? Ik vind het heel naar om te zeggen, maar ons stelsel is op basis van solidariteit zo ingericht dat mensen op een gegeven moment een eigen bijdrage of het eigen risico betalen. Voor mij is de hamvraag hierbij: voor welke groep maak je daarbij een uitzondering? Zo'n uitzondering moet je goed kunnen uitleggen aan die andere groep, die ook ontzettend in de narigheid zit.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zou zeggen: er ligt een 400 pagina's dik rapport. Daarin wordt uitgelegd wat hier mis is gegaan. Op basis van dat rapport heeft zowel de turnbond als de sportkoepel excuses aangeboden. Ik neem aan dat de staatssecretaris ze heeft gehoord: die bewoordingen afgelopen maandag waren niet mis. Daar werd heel duidelijk gezegd: wij bij de sportkoepel hebben jarenlang weggekeken van wat hier is gebeurd. Het ging om kinderen die eigenlijk hulp nodig hadden. Ik vind daarom de vergelijking niet helemaal passend, omdat hier echt sprake is van een groep die duidelijk slachtoffer is geweest, terwijl de sportwereld, de overheid en eigenlijk iedereen zat weg te kijken. Dit gebeurde terwijl ook heel veel van die zaken al heel erg lang wel bekend waren. Er zijn dus fouten gemaakt. Die worden erkend door de sportkoepel, door de overheid. Ze staan heel duidelijk in het rapport van Marjan Olfers beschreven. Ik vind dat daar een verantwoordelijkheid bij hoort, van de sportwereld, maar ook van de overheid.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik vind het ook een volstrekt fair punt en ik geef gelijk toe dat elke vergelijking mank gaat. Maar we hebben ook het debat gehad over de bevindingen van de commissie-De Winter, over slachtoffers in de jeugdhulpverlening. Zij zijn ook vele jaren lang echt mishandeld in de jeugdhulpverlening. Ze zijn verkracht, aangerand, vernederd. Zij kregen ook die tegemoetkoming van €5.000. En zij hebben ook hele hoge lasten in verband met ggz-hulpverlening of anderszins. Wat mij betreft zouden we daar dan veel breder naar moeten kijken. Op basis van welke criteria ga je specifieke uitzonderingsgroepen faciliteren?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Een aantal van de woordvoerders die hier nu aanwezig zijn, hebben ook het debat over het rapport van de commissie-De Winter gevoerd. Ook toen vond de Kamer al dat die €5.000 ongemakkelijk was. Ik sprak vorige week met een aantal slachtoffers, een aantal mannen van iets boven de 50. Zij zijn werkloos en zij hebben eigenlijk vergelijkbare zaken meegemaakt. Ze zijn gedurende hun hele jeugd mishandeld. Ook daar vind ik dit bedrag ongemakkelijk. Laten we die discussie dus maar breder trekken. Ik snap best dat geen enkel bedrag goed is, dat geen enkel bedrag het leed verzacht, maar €5.000 voor alles wat is misgegaan terwijl de overheid daar ook toezicht op had kunnen houden, blijf ik heel ongemakkelijk vinden, zowel voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg als voor deze groep.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij is dit geen vraag. Ik kan alleen maar onderschrijven dat dat ongemakkelijk voelt en volgens mij wordt dat breed gedeeld hier.

De voorzitter:

Ik kijk even. Mevrouw Van der Laan had een signaal gegeven. Gaat dat om een ander punt? Eerst mevrouw Kuiken, PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Excuus, ik had het niet gezien.

De voorzitter:

Dat maakt niet uit.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik wil het toch nog even preciezer maken. Het gaat natuurlijk eigenlijk over institutioneel, met een mooi woord, misbruik en institutionele mishandeling. Dat is wat er feitelijk aan de hand is. Een groep vrouwen en mannen die stelselmatig is vernederd, mishandeld, misbruikt. Dat is juist het verschil met een individueel slachtoffer in een zedenzaak in de familiaire sfeer. De staatssecretaris voelt dat. Dat is precies de discussie die we hebben gehad over geweld in de jeugdzorg. Daarom was die €5.000 ook ongemakkelijk, want daar zie je blijvende arbeidsongeschiktheid en blijvende invaliditeit. Dat speelt bij deze dames ook. Ik wijs terwijl ik "dames" zeg, omdat ze nu op de tribune zitten. Kortom, als de staatssecretaris dit voelt — ik zeg niet dat het makkelijk is — wil ik hem concreet vragen hoe hij ernaar gaat kijken en wanneer we daar terugkoppeling van krijgen, want ik wil dit punt vastpakken en ik vind dat we hier echt iets mee moeten.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik zou niks liever willen dan een regeling treffen waarvan ook de slachtoffers zeggen: hier kunnen we wat mee, hier kunnen we verder mee en dit leidt er niet toe dat we bij het inroepen van ggz-hulpverlening, fysiotherapie of andere typen hulp zelf ook nog een bak geld moeten meebrengen. Dat ongemak voel ik. Tegelijkertijd hebben we die discussies vaker gehad. Ik zou die dan veel en veel breder willen aanvliegen en niet specifiek bij dit thema willen benoemen. Mevrouw Kuiken zegt terecht dat er ook institutioneel onrecht in de jeugdhulpverlening was, decennialang. Er zijn kinderen die gewoon tien jaar of langer mishandeld zijn. Ik wil geen gradaties aanbrengen in verdriet, van "nou, die heeft nog wel erger verdriet" en "daar valt het nogal mee". Het is allemaal shit. Eigenlijk moet je breed kijken hoe je als overheid de verantwoordelijkheid kunt pakken, zodat je jezelf in de spiegel kan blijven aankijken en kan zeggen: wij hebben gedaan wat we konden. Het is allemaal te herleiden tot dat bedrag van €5.000, waarvan wij in onze wijsheid kennelijk hebben gevonden dat het goed was. Misschien moeten we die discussie breder aan. Als de Kamer vindt dat wij dat eens moeten aanzwengelen, is zij daar volgens mij zelf de baas over. Wat ik doe, is uitvoeren. Dat doe ik niet als een mak lam, maar conform wat we hebben afgesproken en wat we bij zeg maar andere typen ellende hebben georganiseerd.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Het mooie is dat u de staatssecretaris bent.

Staatssecretaris Blokhuis:

Demissionair.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat maakt niks uit. Wij kunnen u er dus met een motie toe oproepen. Mevrouw Westerveld heeft er al een in haar zak zitten. Op het moment dat u zelf aanvoelt dat we hier inderdaad eigenlijk breder naar moeten kijken omdat het stelselmatig misbruik is, mishandeling, waar de overheid een toezichtrol had moeten spelen, vind ik het gerechtvaardigd dat we daarnaar kijken. Dat we dat niet meteen, van vandaag op morgen, hebben opgelost, snap ik. Ik zou zeggen: pak die handschoen op, u kunt dat en u mag dat. Want u bent misschien nog wel een jaar demissionair. Dat weten we niet. Ook in een volgende kabinet zult u een rol hebben, zou ik zeggen. Ik zou dus bijna zeggen: alstublieft, pak die handschoen op en pak het breed op voor de jeugdzorg en voor de turnsport en de danssport. Het is echt heel hard nodig.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik snap de wens van mevrouw Kuiken heel erg. Sterker nog, ik ben het in belangrijke mate eens met haar betoog. Ik vraag me alleen af of we via dit debat die brede discussie moeten beginnen of dat we dat via een ander veld moeten doen. We behandelen over twee weken de begroting van VWS. Ik zou het breder willen invliegen en niet via de route van dit debat. Ik zou het een beetje apart vinden als we zeggen: we zien nu dit hier gebeuren. We zagen dat enkele maanden geleden ook bij het debat over de commissie-De Winter. Dat is al een jaar geleden, denk ik. Ik vind het een beetje vreemd om het via dit debat dan opeens helemaal open te trekken voor alle typen hulpverlening waar het gaat om die tegemoetkoming van €5.000. Dat vind ik haast een beetje oneigenlijk. Dan zou ik dat in een breder debat willen doen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ja, maar of ik de staatssecretaris nu spreek of over twee weken in eenzelfde debat: het blijft dezelfde zaal met dezelfde mensen. Dus niks is oneigenlijk. Het komt nu wederom aan de orde. Maar goed, ik hoor de staatssecretaris zeggen dat hij vindt dat het moet. Hij geeft ook zelf beredeneerd aan waarom het moet, maar hij durft het nog niet aan. Nou ja, dan zullen we dat maar door middel van een Kameruitspraak uitlokken.

Staatssecretaris Blokhuis:

Even daarop reagerend. Ik weet niet wat mevrouw Kuiken bedoelt met "het moet". Ik zeg alleen dat ik begrip heb voor haar benadering. Ik zeg ook: als de Kamer vindt dat we daar breder naar moeten kijken, niet alleen naar slachtoffers van geweld in de turnsport, maar ook in de jeugdhulpverlening en misschien ook nog wel andere sectoren in de samenleving, dan is dat opdracht voor het kabinet.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dit is niet een heel politiek debat, en toch speel ik dit hoog op, omdat dit punt bij dit soort ontzettend emotionele en beladen kwesties voortdurend terugkomt. Ik heb heel veel respect voor de inbreng die de staatssecretaris heeft geleverd en voor de toezeggingen die al zijn gedaan. Ik zie ook dat het hem net zo raakt als het ons raakt. Maar dit moet hard opgespeeld worden, want deze dames zijn twintig jaar verder. Ze zijn niet gehoord, er is niet naar hen geluisterd en feitelijk kunnen we vandaag wederom niets voor hen regelen. Dit is het énige punt waar we wel wat op kunnen regelen. Daarom speel ik het ook zo hoog op en daarom raakt het me ook zo. Dit is de énige echte knop waar we voor deze slachtoffers aan kunnen draaien. De rest is om toekomstige slachtoffers te voorkomen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat laatste is natuurlijk niet helemaal waar. Het geld is niet het enige. Bovendien heeft de sportsector verantwoordelijkheid genomen door die tegemoetkoming te bieden, niet de rijksoverheid. Die gaat wel het flankerende beleid financieren, maar de tegemoetkoming zelf regelt de sport. Dat vinden wij met z'n allen ook terecht, want het is primair de verantwoordelijkheid van de sport. Die hebben ook hun excuus aangeboden en ook de daad bij het woord gevoegd. Maar ik merk het wel als de Kamer zegt dat €5.000 dé manier is om er wat aan te doen. Ik denk niet dat het de enige knop is. We hebben bijvoorbeeld ook het spoor van hulpverlening en zorg van het UMCG, en er zijn nog andere dingen. We kunnen tegelijkertijd ook zeggen — dat wil ik ook benadrukken — dat de slachtoffers van onnoemelijk grote waarde en betekenis zijn voor alle toekomstige sporters. Die bewijzen zij een enorme dienst door te zorgen voor een gezondere sportcultuur. Daar hebben zij nu niets aan, maar het geeft hopelijk voldoening dat toekomstige sporters daar enorm veel aan hebben. Daar hebben ze nu niets aan, maar het geeft wel voldoening dat zij weten dat zij daar toekomstige sporters een enorme dienst mee bewijzen.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Laan laat de heer Van Nispen voorgaan.

De heer Van Nispen (SP):

Ik waardeer de betrokkenheid van deze staatssecretaris. Je kunt merken dat het hem echt raakt. Ja, wie niet? Toch heb ik met het laatste antwoord wel moeite. Er wordt door de Kamer gevraagd om te kijken naar de vergoeding van de zorgkosten die mensen moeten maken als gevolg van hun trauma, als gevolg van waar wij het over hebben, namelijk die grote misstanden in de turnsport, al die jaren; inderdaad, Oost-Europese toestanden in Nederland, tot voor kort eigenlijk. Dus zo erg is het. We hebben hier dit grote debat. Geld maakt niet alles goed, absoluut niet. Die €5.000 is ook maar een bedrag. Dat kan nooit genoeg zijn, maar tegelijkertijd is geen enkel bedrag hoog genoeg. Maar als het specifiek gaat om mensen die kosten, zorgkosten, maken als gevolg van dat trauma, dan is de reactie van de staatssecretaris: ik vind dat we dat breder moeten trekken, want er is nog wel meer onrecht in onze samenleving. Dat zegt de staatssecretaris eigenlijk: er zijn wel meer groepen die ten onrechte hun zorgkosten moeten betalen; we moeten de discussie veel groter maken. Maar wat gebeurt er dan? Dit duurt dan eindeloos. Het duurt dan heel erg lang. We moeten dan een hele discussie hebben over ons zorgstelsel. De SP voert die discussie over zorgkosten en over het zorgstelsel overigens graag, maar daar bereiken deze mensen vandaag helemaal niks mee. Want wij kunnen inderdaad niet heel veel meer voor hen doen. Er zijn verjaringstermijnen in het strafrecht en in het civielrecht. Dat is ongelofelijk ingewikkeld en hartstikke pijnlijk. Dus wat hebben wij hun te bieden? Toch in ieder geval dat wij iets kunnen doen aan de kosten die zij moeten maken als gevolg van het trauma. Dus laten we het niet zo breed maken en op de lange baan schuiven, maar echt gewoon kijken wat we daar vandaag nog extra op te bieden hebben.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik snap dat ook, maar dat gaat mij wel iets te makkelijk. Laat duidelijk zijn dat ik de slachtoffers van misstanden in de turnsport álles gun, en zeker een gelukkig leven, dat ze eindelijk hun leven goed kunnen oppakken. Daar kan geld een heel belangrijke rol in spelen. Natuurlijk gun ik ze dat. Tegelijkertijd worden wij hier als rijksoverheid geacht het algemeen belang te dienen. Als wij zeggen dat wij het vandaag even gaan fiksen voor deze groep, dan is dat hartstikke nobel, maar dan komen er wel allemaal andere groepen bij ons langs die ook aanspraak hebben gemaakt op €5.000 om te zeggen: wij niet, hoe zit dat? Ik probeer in alle redelijkheid en eerlijkheid voor het voetlicht te brengen dat het geen kwestie is van gelijke monniken, gelijke kappen. Maar er zijn wel vergelijkbare situaties. Ook in andere situaties zijn er tegemoetkomingen gegeven waarbij we zeiden: €5.000 is een symbolisch bedrag. De heer Van Nispen kan mij niet euvel duiden dat ik in herinnering roep dat er veel meer achter vandaan komt. Ik vind het te makkelijk om te zeggen: we regelen het nu voor deze groep en we zien wel hoe we het met de rest doen.

De heer Van Nispen (SP):

Nee, dat neem ik de staatssecretaris niet kwalijk, maar ik vind dit niet te gemakkelijk. Ik vind het juist hartstikke moeilijk om dit debat te voeren vandaag en om te kijken wat wij voor deze mensen kunnen regelen. Ik hoop dat de staatssecretaris begrijpt dat ík moeite heb met het argument dat er wel meer groepen zijn voor wie het oneerlijk is of dat er wel meer onrecht is. "We gaan vandaag niet kijken wat we kunnen doen voor deze groep" kan toch geen argument zijn? Natuurlijk, voor slachtoffers van misbruik in de jeugdzorg moeten we het ook regelen. Ik snap ook wel dat de staatssecretaris dan zegt: dan moeten we kijken naar de totale budgettaire consequenties et cetera. Dat kan allemaal zo zijn, maar we zijn hier wel om onrecht op te lossen als we dat constateren. Dat proberen we hier vandaag. Daarom doe ik echt een klemmend beroep op de staatssecretaris. Die €5.000 die mensen krijgen, is maar een bedrag. Maar als je dat bedrag, dat al heel gering is, moet aanwenden om de zorgkosten, de behandelingen, te gaan betalen die het gevolg zijn van het grote trauma vanwege die misstanden waar we het vandaag over hebben, dan is dat wel heel erg zuur.

Staatssecretaris Blokhuis:

Nogmaals, ik snap de heer Van Nispen echt heel erg goed. Alleen, precies dezelfde argumenten werden genoemd in het debat over de commissie-De Winter, over misstanden in de jeugdhulpverlening. Ook daar lopen dertigers, veertigers met enorme trauma's en enorm hoge zorgkosten ten gevolge van die mishandelingen. Precies hetzelfde punt kwam daar aan de orde, namelijk: is €5.000 wel toereikend? Volgens mij wordt het nu een herhaling van argumenten, maar ik zou het volstrekt logisch vinden dat je even verder kijkt dan deze kwetsbare doelgroep als je de legitieme vraag die de heer Van Nispen hier op tafel legt, stelt en wilt beantwoorden. Dan moet je ook kijken naar andere doelgroepen die niet in dezelfde maar wel in een vergelijkbare situatie zitten.

De voorzitter:

De heer Van Nispen, tot slot.

De heer Van Nispen (SP):

Tot slot. Die vraag hebben wij ons al gesteld als SP. Wij vinden dat de zorg voor heel veel mensen te duur is en dat we eigenlijk toe moeten naar een ander zorgstelsel. Maar ik vind het bijna flauw dat ik dat hier vandaag moet oplepelen, want het gaat vandaag om deze mensen. Wat hebben zij daar vandaag de dag aan? Ik kan tegen hen toch niet zeggen: over vier jaar zijn er nieuwe verkiezingen; dan is de verkiezingsuitslag anders en komt er een ander zorgstelsel met lagere zorgkosten? Zo makkelijk gaan we dat natuurlijk niet spelen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Alsjeblieft niet, nee.

De heer Van Nispen (SP):

Nee, alsjeblieft niet. Dus dat doe ik ook niet. Daarom probeer ik het juist klein te maken en niet die grote discussie te voeren over de oneerlijke zorgkosten in Nederland, maar juist het debat te voeren over gedupeerden vandaag de dag.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het blijft het uitwisselen van dezelfde argumenten, want de heer Van Nispen kan niet ontkennen dat het gevolgen moet hebben op andere terreinen als je dit regelt. Zijn fractie is daar heel consistent in. Die zegt: haal het eigen risico van de zorg weg en ga ruimhartiger om met tegemoetkomingen. De meerderheid van de Kamer beslist daar anders over, in ieder geval bij dat andere debat. Hoe het vanmiddag afloopt, weet ik niet, maar ik zou het geheel willen blijven bezien zonder ook maar iemand tekort te willen doen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Hartstikke goed dat de staatssecretaris aangeeft dat de overheid ook een rol gaat spelen. Ik wil op een paar aanbevelingen wat nader doorvragen. Hij geeft aan dat de overheid bij hulp en nazorg ook een rol gaat spelen. Maar wat vindt hij van de rol van de lokale overheid? Gemeentes zijn primair verantwoordelijk voor de toegang tot ondersteuning, hulp, zorg. Zij moeten weten wat hun inwoners nodig hebben. Zij zijn verantwoordelijk voor de Participatiewet. Op welke wijze worden gemeentes hierbij betrokken? Deze vraag geldt ook voor het werken aan een positieve sportcultuur. Het landelijke sportakkoord is vertaald in een lokaal sportakkoord. Niet iedere gemeente heeft een lokaal sportakkoord, maar daar zit nou net de positieve sportcultuur in. Op welke wijze worden zij nou in stelling gebracht?

Staatssecretaris Blokhuis:

Een terechte vraag van mevrouw Van der Laan. Ik zou op beide positief willen antwoorden. Ik vind met mevrouw Van der Laan dat gemeenten hier een heel belangrijke rol hebben. Wat betreft het bieden van een kans aan mensen om aan het werk te komen vanuit de Participatiewet, het geven van een adequate uitkering of hulpverlening vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning is de gemeente aan zet. Op dat eerste punt wil ik mevrouw Van der Laan en daarmee de hele Kamer toezeggen dat ik in het overleg met de gemeenten zal onderstrepen dat zij daar ook een verantwoordelijkheid dragen. Ik zal de gemeenten ook vragen om specifiek naar deze doelgroep te kijken. Als er vragen komen, mogen betrokkenen niet met een kluitje in het riet weggestuurd worden. Dat is het eerste aspect. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid. De gemeenteraad controleert, maar ik beloof dat ik dit expliciet onder de aandacht van de gemeenten breng.

Dat is één. Waar het gaat om de positieve cultuur en betrokkenheid bij het Sportakkoord: gelukkig is het merendeel van de gemeenten bezig met een sportakkoord en vele hebben al een sportakkoord. Als het aan mij ligt, zou er ook in de nieuwe kabinetsperiode een sport-, beweeg- en preventieakkoord moeten komen waarin afspraken worden gemaakt met heel veel partijen en zeker ook met gemeenten over bijvoorbeeld een gezonde sportcultuur, een gezonde beweegcultuur. In hetzelfde overleg met de gemeenten dat ik noemde, wil ik dit onder de aandacht brengen. Maar ik wil deze agenda nog iets verlengen naar een nieuw sportakkoord. Als het aan mij ligt, komt er namelijk een nieuw akkoord met afspraken over gezond leven, bewegen en sporten, waarin het commitment van de gemeenten heel dik onderstreept moet worden. Als ik in de positie ben, doe ik mijn best om gemeenten hier volop bij te betrekken.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Heel fijn om te horen dat de gemeenten in stelling worden gebracht. Dan graag ook met een zo breed mogelijke blik, want gemeenten hebben bijvoorbeeld ook armoedegelden. Zij kunnen bijvoorbeeld wel het gesprek met het zorgkantoor of de woningbouwcorporatie aanjagen, als daarvan sprake is. Ik vind het heel belangrijk dat zij aan het werk gaan.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja. Ik ben zelf wethouder geweest. Gemeenten zeggen: wij hebben het meeste zicht op individuele situaties; wij staan het dichtst bij de inwoners. In die zin vind ik het ook volstrekt terecht dat mevrouw Van der Laan een beroep doet op gemeenten dat ze die verantwoordelijkheid oppakken, zeker ook ten opzichte van deze doelgroep van slachtoffers van de misstanden in de turnsport.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik had nog een vraag over het onderzoek dat u aankondigde: een breed onderzoek naar de sportcultuur. U weet dat er een motie klaarligt namens negen partijen. Daarin wordt opgeroepen om breed onderzoek te doen naar grensoverschrijdend gedrag binnen de sport, maar ook met een prioritering binnen de danswereld. Daar heb ik een paar vragen over. Dansers zijn al dan niet aangesloten bij een dansbond. Bestrijkt het onderzoek dat u aankondigt beide werelden? Hebben we het dan echt over hetzelfde? Dus doet u breed onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag? Want dat is wel iets anders dan alleen de sportcultuur.

Staatssecretaris Blokhuis:

Nou, dat laatste valt wat mij betreft wel degelijk onder sportcultuur. Grensoverschrijdend gedrag maakt deel uit van een cultuur. Misstanden kunnen ontstaan doordat een cultuur verrot is, niet gezond is of doordat er geen goede checks-and-balances zijn, geen goede mechanismen zoals het vierogenprincipe en alles wat daarbij hoort. Wat mij betreft is het kijken naar de sportcultuur heel breed en valt daar wel degelijk ook het verhaal van grensoverschrijdend gedrag onder. Dat in de eerste plaats.

In de tweede plaats. Ik kan successievelijk de punten langslopen die ik anders apart zou benoemen. Ik had al gezegd dat ik een breed onderzoek wil starten naar de sport, naar hoe de sportcultuur is. Op de kortst mogelijke termijn geef ik daartoe de opdracht. Ik stel me voor dat dat niet exact hetzelfde onderzoek is als dat wat Verinorm heeft gedaan naar de turnsport, want dat gaat heel erg de diepte in, naar misstanden per sector. Ik geloof dat we in de sport 77 bonden of zo hebben, dus dat zou dan een heel veelomvattend onderzoek worden. Wel kunnen we kijken bij de belangrijke sportsectoren hoe de cultuur is en of daar sprake is van grensoverschrijdend gedrag en wat je daar vervolgens aan kan doen. Ik kan me voorstellen dat in het specifieke geval van de danssport — ik geloof dat de danssport door alle woordvoerders is genoemd — er aanleiding is, mede in het licht van de onthullingen van mevrouw Koumans, om daar extra het vergrootglas op te leggen. Daartoe ben ik ook bereid, maar ik wil wel kijken hoe we dat het beste kunnen vormgeven. Ik weet niet of mevrouw Van der Laan dat weet, maar op dit moment wordt er een soort MeToo-onderzoek gedaan in de danssport. Daar is de Raad voor Cultuur bij betrokken, dus ook het ministerie van Onderwijs. We hebben in aanloop naar dit debat ook geschakeld met het ministerie van Onderwijs. Ik zou wel willen kijken hoe we het onderzoek, waar de Kamer behoefte aan heeft en waar volgens mij iedereen behoefte aan heeft, zo goed mogelijk kunnen inrichten. Ik kan me voorstellen dat we bij de danssport, in overleg met Onderwijs, met de Raad voor Cultuur, gelijk de diepte in gaan, dus een meer diepgaand onderzoek doen, en dat we bij de andere sporten met dat onderzoek dat ik bedoelde, waar Verinorm in charge is, meer kijken naar de sportcultuur bij alle sportbonden. Allebei die onderzoeken zouden volgend jaar dan opgeleverd moeten worden.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Laan, tot slot.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Begrijp ik nou goed dat dat een toezegging is, om de diepte in te gaan binnen de danssport?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, waarbij ik wel zeg dat ... Nou, laat ik het anders formuleren. Ik weet dat er bewegingen zijn. Door de Raad voor Cultuur wordt nu onderzoek gedaan naar MeToo-bewegingen in de danssport, en dat kan je breder maken. Ik wil niet dat er drie onderzoeken naast elkaar lopen, die allemaal hetzelfde gaan bekijken, of net andere deelaspecten. Ik zou willen kijken hoe we hier het meest gestroomlijnd onderzoek naar kunnen doen. Waar het gaat om de danssport, zal het echt een spaatje dieper moeten, denk ik. Waar het gaat om dat brede onderzoek van Verinorm en andere, gaat het meer hoog over: sportcultuur. Ik stel me voor, als ik daar wat meer scherpte in heb na overleg met Onderwijs, dat ik de Kamer daarover in de loop van dit najaar informeer. Maar in die zin een toezegging ... Alle bereidheid om de dingen te onderzoeken die nodig zijn, ja.

Voorzitter, zal ik nog ingaan op de open vragen die er ...

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben nog even zoekende wat nou eigenlijk de conclusie is van het gesprek dat we hier hadden over wat er nu gedaan kan worden voor de huidige generatie. En ik zou de staatssecretaris ook één ding willen meegeven, namelijk dat het ook moeilijk is om hen te vergelijken met andere groepen, omdat het wel vrouwen zijn die voor Nederland uitkwamen. Hij noemde het zelf in zijn inbreng: waar we met elkaar voor hebben gejuicht. En dat, als dan aan de andere kant blijkt dat er zaken misgaan, iedereen wegkijkt. Dus wat is nu de conclusie, even los van de tegemoetkoming, maar ook met alle kosten voor therapieën die ze hebben? Wat kan de staatssecretaris nou concreet doen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik zal het niet helemaal herhalen, maar dit zijn de eerste twee sporen die ik benoemde. Dat is de €5.000 die wordt betaald door de bonden, waarvoor hulde. En ik vind ook dat ze daar hun verantwoordelijkheid terecht pakken. Wat ervoor nodig is om dat te organiseren en de toegang te regelen et cetera, daarvoor staat VWS aan de lat, de rijksoverheid. Dat kost ook een flinke bak geld, maar dat gaan wij financieren. Dat gaat uit van het zo snel mogelijk en zo goed mogelijk regelen van die €5.000, de erkenningsregeling. Dat is het eerste spoor.

Het tweede is zorg en hulpverlening. Ik heb een gesprek gehad met de turnsters. Daar hebben ze best wel vragen over, hè: is die route via het UMCG nou de beste; moeten we steeds naar Groningen, of is dat anderszins te organiseren? Ik wil toezeggen dat we dat zo gestroomlijnd mogelijk organiseren, zodat ze niet opnieuw op hun tenen moeten lopen — om nog maar even in het jargon te blijven — om de hulpverlening te krijgen die zij nodig hebben. De hulp die nodig is, gaat via de route van het UMCG waar het gaat om hele specifieke ggz-hulpverlening. Die willen we handen en voeten geven. Ik wil de Kamer ook informeren, periodiek, over hoe de vlag erbij hangt. Dat wordt specifiek ingezet voor deze groep.

In antwoord op de vraag "hoe gaat het dan met het eigen risico?" et cetera, is het verhaal gewoon: dat gaat zoals dat in Nederland geregeld is. En als de Kamer zegt: dat moet anders ... Ik vind dat mevrouw Westerveld wel een punt heeft. Kijk, ik heb ook gezegd: vergelijkingen gaan altijd mank. Mensen die in de jeugdhulpverlening slachtoffer zijn geworden, hebben niet met medailles om hun nek gehangen die ten koste van heel veel bloed, zweet en tranen, gebroken tenen et cetera tot stand zijn gekomen. In die zin gaat de vergelijking mank. Maar tegelijkertijd wil ik ook een lans breken voor die groep, dus ik hoop dat daar ook begrip voor is.

De voorzitter:

Dank u wel. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog om nog een aantal vragen te beantwoorden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, nog een paar vragen, voorzitter. Ik kom richting het eind van mijn betoog, hoor. Over de tegemoetkoming is de vraag gesteld: hoe gaat die werken, wie regelt dat? Nou, as we speak zijn we in contact met NOC*NSF en de KNGU over hoe die regeling vorm moet krijgen. Binnen de komende weken gaan we daar stappen in zetten. Aan welke criteria moet je voldoen? Daarbij gaan we uiteraard ook uit van de aanbevelingen uit het rapport van Verinorm, bijvoorbeeld dat je in de landelijke selectie moet hebben gezeten. Gewoon objectieve normen. Maar aan welke criteria je precies moet voldoen, dat wordt snel helder. Laagdrempeligheid is daarbij het uitgangspunt. Het zo snel mogelijk vormgeven van de regeling is een ander uitgangspunt. Het streven is erop gericht dat we eind van dit jaar helderheid kunnen bieden over hoe de regeling tot stand komt en die vervolgens heel snel uitrollen en toegankelijk maken voor de slachtoffers.

Voorzitter. Dan kom ik bij het punt van het tuchtrecht. Daar heeft iedereen wel vragen over gesteld, over de verhouding tussen het tuchtrecht en het strafrecht. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik geen jurist ben, maar er is een grijs gebied tussen die twee. Het is niet zo dat wat in het tuchtrecht aan de orde komt, niet in het strafrecht aan de orde mag komen. Het tuchtrecht is een belangrijke route om zaken aan de orde te stellen. Als daar dan sprake is van kindermishandeling, zeg ik even in de richting van mevrouw Westerveld, dan dringt de vraag zich op of je de stap moet zetten naar het strafrecht. Binnen het ISR is het zo geregeld dat als het ISR vindt — althans, zo moet het zijn — dat iets naar het strafrecht moet, zij dat moeten melden bij politie of justitie. Zo moet het gaan. Dat zeg ik er wel bij, want ik deel de kritische opmerkingen van Kamerleden. Waarom duurt het allemaal zo lang? De turnsters worden er ook knettergek van dat al die procedures in het tuchtrecht bij het ISR zo lang duren. Kan het niet een tandje professioneler? Ik probeer te betogen dat wij als rijksoverheid in beide willen investeren: het professioneler maken van het ISR en de capaciteit vergroten, zodat zaken eerder afgedaan kunnen worden en mensen niet, nadat ze met hun pijnlijke verhaal ernaartoe zijn gegaan, ontzettend lang moeten wachten voordat ze eindelijk wat helderheid hebben.

Voorzitter. Ik ga in op een vraag van de heer Heerema, maar ik zie wat beweging, dus misschien moet ik even stoppen.

De voorzitter:

Misschien is het goed om eerst de vraag van … Gaat het over dit punt?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het gaat over het vorige punt, dus niet over het antwoord dat ik waarschijnlijk met betrekking tot de trainersopleidingen ga krijgen. De kwestie van het strafrecht en tuchtrecht is wel heel heikel voor mijn fractie. Wat wij in deze zaal volgens mij allemaal willen voorkomen, is dat er een lang traject bij het tuchtrecht plaatsvindt, zonder een bevredigende uitkomst, waarna eventueel de stap naar het strafrecht gemaakt moet worden, wat een probleem kan opleveren met verjaringstermijnen en überhaupt met het als slachtoffer vol kunnen houden van het lopen van zo'n traject. Ik hoor de staatssecretaris nu zeggen: "Wij willen daarin investeren. Wij willen dat daar sneller duidelijkheid over komt, ook juist in dat grijze gebied tussen tuchtrecht en strafrecht." Ik wil er graag naartoe dat, als een slachtoffer zich meldt bij het ISR, na één gesprek duidelijk is of er een tuchtrechtzaak of een strafrechtzaak gelopen moet worden. Zo kunnen wij het aan de voorkant zo goed mogelijk regelen voor een slachtoffer. Is dat wat de staatssecretaris bedoelt?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat hoort bij de professionaliseringsslag, maar nogmaals, ik ben geen jurist. Ik weet niet of met één gesprek getoetst kan worden of iets strafrecht of tuchtrecht is. Dat weet ik niet. Ik zou willen dat ik het wist. Hoewel … Ik weet niet; het is superingewikkeld. Mijn uitgangspunt is dat als slachtoffers zich melden … Dat zullen ze overigens eerst bij het meldpunt doen, bij het Centrum Veilige Sport. Als dat wordt doorgeleid naar tuchtrechtspraak in de sport, moet er natuurlijk zo snel mogelijk helderheid zijn over de vraag of je dit in de sfeer van het strafrecht of het civiele recht aan de orde moet stellen, en niet daar. Dat moet het uitgangspunt zijn. Dat is ook de achtergrond van waarom we willen investeren in professionalisering.

De voorzitter:

De heer Heerema, tot slot.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Is het ISR of het Centrum Veilige Sport dan de juiste plek om dat te doen? We moeten natuurlijk wel zorgen dat de drempel om te melden laag is en dat het oppakken van wat er vervolgens moet gebeuren, zo snel mogelijk kan gaan. Dus ik ben even op zoek naar: hoe regelen we dat dan zo goed mogelijk?

Staatssecretaris Blokhuis:

Zo snel mogelijk: daar is iedereen het mee eens, ook de mensen in de sport, maar die zitten ook met de handen in het haar, vanwege te weinig capaciteit en te weinig professionaliteit. Dat wat betreft de positie van het ISR. Volgens mij heeft mevrouw Westerveld iets gezegd over de toegang tot het meldpunt, het Centrum Veilige Sport. Zij heeft de expliciete wens uitgesproken, overigens in navolging van de aanbevelingen uit het rapport Ongelijke leggers, dat dit volstrekt onafhankelijk moet opereren. Wat meldpunten betreft: wij zijn als overheid breed aan het kijken hoe de meldpunten in Nederland zijn georganiseerd en wat de beste route is voor mensen. Je wilt met elkaar een cultuur waarin mensen makkelijk kunnen melden, zonder bang te hoeven zijn dat hun melding als een boemerang terug in hun gezicht knalt. Denk aan repercussies vanuit de sport, of dat dingen heel makkelijk worden afgewezen, zo van: "Stel je niet aan. Het is niks en wij gaan er niks mee doen. We seponeren." Et cetera. Als de wens is dat het onafhankelijk moet worden geregeld, dan wil ik graag beloven aan de Kamer dat ik daarover in gesprek ga met NOC*NSF — want van hen is dat meldpunt — met de nadrukkelijke wens vanuit de Kamer om dit onafhankelijk te regelen. Het is dus niet ons meldpunt, maar ik wil wel alles wat in mijn vermogen ligt aanwenden om NOC*NSF ertoe te bewegen dat het zo onafhankelijk mogelijk georganiseerd wordt. Of dat een totaal andere governance en een totaal andere organisatiestructuur dan nu betekent, daar kan ik niet op vooruitlopen, maar dat zou zomaar de uitkomst kunnen zijn.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Toch nog heel kort en snel: op het moment dat een zaak niet in het tuchtrecht thuishoort maar in de openbaarheid in het strafrecht, zodat wij ook kunnen zien wat er gebeurt bij een slachtofferaangifte en we ook als overheid eventueel kunnen ingrijpen als dat nodig is, dan is een snelle selectie noodzakelijk. Ik hoor de staatssecretaris nu zeggen: we gaan samen met NOC*NSF kijken hoe we het Centrum Veilige Sport verder vorm kunnen geven. Ik ben nog niet helemaal gerustgesteld. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat een zaak die in het strafrecht thuishoort, zo snel mogelijk ook in dat strafrecht behandeld gaat worden? Daar zullen een aantal zaken die hier ook vandaag aan de orde zijn geweest, in thuishoren.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik kan niets meer toevoegen aan wat ik daarover al heb gezegd. We zitten volstrekt op één lijn qua ambitie. Ik denk dat de rijksoverheid haar verantwoordelijkheid pakt door te zeggen: wij investeren in geld om de tuchtrechtspraak in de sport te professionaliseren en te zorgen dat zaken sneller worden afgehandeld. Bij dat sneller afhandelen hoort ook gewoon het tuchtrechtcircuit, in de zin van: ik houd het binnen het tuchtrecht maar het moet sneller, zodat sporters niet maanden, zoniet jaren, moeten wachten totdat er een uitspraak is. Daar hoort ook bij dat je heel snel schakelt, in de zin van: dit hoort echt bij het strafrecht, ga daarnaartoe. Dus ik denk dat we daarmee volstrekt op één lijn zitten.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ook hierbij weer de vraag wat dat betekent voor de jonge vrouwen die nu aan de bel hebben getrokken. Ik volg dit dossier al een aantal jaren en we hebben ook al een paar keer vragen gesteld over het ISR. Zij zitten nu in die procedure die echter helemaal stilligt. Ze hebben wel hun verhaal gedaan, maar het punt is dat het maar voortduurt en dat er onduidelijkheid blijft. Dat blijft natuurlijk ook in hun hoofd zitten. Ik zou de staatssecretaris dan ook willen vragen hoe we ervoor gaan zorgen dat ook zij hierdoor geholpen worden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het meest voor de hand liggende wat de rijksoverheid vanuit haar verantwoordelijkheid kan doen, is zorgen dat het ISR professioneler en beter toegerust is en meer mensen heeft om zaken sneller af te handelen. Ik probeer hier aan te geven dat we in beide investeren en dat we dus ook onze verantwoordelijkheid pakken in financiële zin. Daar dragen wij dus aan bij. Volgens mij kunnen wij dat verder niet inhoudelijk beïnvloeden. Dit is de optimale handreiking die wij kunnen doen. Als het aan mij ligt, geldt hierbij: hoe sneller, hoe liever.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, tot slot.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat antwoord snap ik, maar tegelijkertijd is het ook wel weer onbevredigend, omdat we ook te maken hebben met het feit dat het vertrouwen weg is. Als je je verhaal doet, het gespreksverslag vervolgens niet klopt, je maanden moet wachten en er onduidelijkheid is, ook over de uitspraak, dan is mijn vraag of professionalisering wel genoeg is. Moet er dan 1 miljoen naar het ISR of zou je niet veeleer moeten zeggen: we gaan het op een andere manier aanpakken en we gaan zorgen dat het echt een onafhankelijke plek wordt waar iedereen weer vertrouwen in heeft?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik had begrepen uit het betoog van mevrouw Westerveld in eerste termijn dat zij met name kijkt naar de positie van het Centrum Veilige Sport en dat zij dat onafhankelijk wil positioneren; o, mevrouw Van der Laan heeft dat gezegd, sorry. Ik dacht dat mevrouw Westerveld in ieder geval niet vies was van de gedachte om het Verinormadvies in die zin over te nemen. Om nou te kijken of het ISR een andere positie zou moeten krijgen waardoor het dan sneller of onafhankelijker zou gaan: dat weet ik werkelijk niet. Wij investeren in professionalisering, in snellere procedures en in capaciteit. Volgens mij is dat een optimale handreiking. Ik heb net ook al toegezegd ten aanzien van alle aanbevelingen die gedaan worden in het rapport Ongelijke leggers, dat ik per jaar vanuit het kabinet een tussenstand zal geven van waar dat toe leidt. Als volgend jaar blijkt dat het vastloopt en dat het echt een waardeloos verhaal is … Ja, excuus richting de turnsters, want politiek is soms een kwestie van heel veel geduld, maar ik doe mijn best om dit zo snel mogelijk te regelen. We houden ook de vinger aan de pols of het ISR wel het goede vehikel is of dat we toch naar iets anders toe moeten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ook de uitspraak dit weekend in hoger beroep van de tuchtrechtspraak zegt: schuldig, maar passend binnen de cultuur die toen gewoon was. Dat voelt niet als recht en rechtvaardigheid. Dat voelt de staatssecretaris ook, dus dat hoef ik hem niet te vragen. Maar nog even los van de positie, die wat mij betreft ook onafhankelijk zou moeten zijn, denk ik dat het wel belangrijk is om ook te kijken naar wat die doorlooptijden en uitspraken doen, en wat dat materieel betekent voor slachtoffers. Want als dit soort uitspraken de standaard zijn in tuchtrecht, voelt dat niet als recht en rechtvaardigheid.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ingaand op dat eerste punt, wil ik niet in navolging van een niet nader te duiden voormalig president van de Verenigde Staten een mening hebben over juridische uitspraken.

Het tweede punt was: wat doet dat? Ik ben minder juridisch onderlegd dan mevrouw Kuiken, maar ik kan mij voorstellen dat wij in onze jaarlijkse rapportages over hoe de zaken lopen, geanonimiseerd aangeven hoe tuchtrechtzaken lopen en met welke gevolgen. Ik weet niet of dat kan, want misschien is dat te herleiden tot personen. Maar natuurlijk moeten we de vinger aan de pols houden: leidt dit er bijvoorbeeld toe dat trainers geschorst worden, of dat verenigingen gaan ingrijpen, of anderszins?

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken, afrondend.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat lijkt me een goede toezegging. Ik kan ook niet beoordelen of dat helemaal anoniem kan. Maar laten we een vorm zoeken. Het kost nu wat administratieve lasten, maar het geeft echt een vinger aan de pols. Dat is nodig om dit te beoordelen, want anders is het gokken. Ik denk dat dit nodig is. En je hoeft geen jurist te zijn om gewoon met je hart aan te voelen ...

Staatssecretaris Blokhuis:

Precies. Tempo!

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Je voelt gewoon aan dat dit beter en anders moet en kan.

Staatssecretaris Blokhuis:

Zeker. Dat kan ik alleen maar onderschrijven. Ik bedoel: je hebt al een heleboel ellende meegemaakt, en dan heb je eindelijk de stap gezet naar het tuchtrecht en denk je dat er wat gaat rollen, maar dan rolt er niks en blijft die bal stilliggen. Dat is verschrikkelijk.

Voorzitter. Ik heb nog een paar zaken. De heer Heerema vroeg naar het pedagogische klimaat waarin trainers werken. Volgens mij wordt dat door de sport heel goed opgepakt. Het is zo dat de kwalificatie-eisen die aan trainers, coaches en andere begeleiders worden gesteld, een van de aandachtspunten is die de sector heeft benoemd als onderdeel van de gesprekken over professionalisering van de sector. Dat gebeurt nu al. Er is aandacht voor het pedagogische klimaat. Er zijn veel coaches die daarvoor een aparte opleiding hebben gehad. Maar het pedagogische klimaat kan zeker nog wel beter. Het is nog niet zo dat iedereen die trainer is daarin optimaal geschoold is. Ik kan wel zeggen dat NOC*NSF nu al werkt aan het doorontwikkelen van de Kwalificatiestructuur Sport, samen met de onderwijsprofessionals. Daar maakt juist het investeren in dat pedagogische klimaat een belangrijk deel van uit.

Voorzitter. Dan nog de vraag over de positieve sportcultuur, die ook door de heer Heerema werd gesteld: integriteit is geen specifiek turnprobleem, dus moeten we niet een breder beeld hebben van de hele sector? Ik realiseer me nu ik de vraag zie, dat ik daar al op ben ingegaan. We gaan een onderzoek starten naar de cultuur in de hele sportsector.

Volgens mij heb ik daarmee de vragen beantwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk nog even naar de heer Heerema. Nee? Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de staatssecretaris. Ik kijk even naar de Kamer of er behoefte is aan een tweede termijn. Die is er. Een schorsing van tien minuten vind ik heel erg lang, maar als we dan afspreken dat we over tien minuten echt in de zaal zitten, schors ik voor tien minuten en dan gaan we over naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Dan is er dus nog de mogelijkheid om een enkele vraag te stellen of om moties in te dienen. Ik schors de vergadering voor tien minuten.

De vergadering wordt van 15.41 uur tot 15.49 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van de Kamer in het debat over misstanden in de turnsport. Ik geef allereerst het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het rapport "Ongelijke leggers" blijkt dat kinderen worden geïsoleerd, gemanipuleerd en uitgescholden, kinderen moeten doortrainen met blessures zoals botbreuken en met pijn;

van mening dat hier sprake is van kindermishandeling;

verzoekt de regering om de grenzen tussen tucht- en strafrechtpleging te verduidelijken, zodat duidelijk is wie welke rol heeft;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de betrokken instanties, zoals het Centrum Veilige Sport, om te onderzoeken hoe deze zaken zo snel mogelijk op de juiste plek terechtkomen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kuiken, Van Nispen, Van der Laan en Rudmer Heerema.

Zij krijgt nr. 278 (30234).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nieuwe zorgtraject in samenspraak met het UMC Groningen voor veel turnsters niet passend is, omdat ze nu zelf na een jarenlange zoektocht vaak wel de juiste hulp hebben gevonden;

constaterende dat veel van deze zorg niet of niet volledig wordt vergoed;

verzoekt de regering om, met terugwerkende kracht, tot een regeling te komen voor alle zorgkosten die deze groep oud-sporters maakt en heeft gemaakt als gevolg van grensoverschrijdend gedrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kuiken en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 280 (30234).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de €5.000 niet genoeg is om de extra zorgkosten te betalen;

verzoekt de regering om te onderzoeken of de tegemoetkoming van de commissie-De Winter voor slachtoffers van de turnsport en het dansen, waar de overheid verantwoordelijkheid had, voldoende is en of deze niet uitgebreid moet worden met vergoedingen voor zorgkosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kuiken en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 279 (30234).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb nog één opmerking.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat uw gang en dan geef ik daarna het woord aan de heer Heerema. Gaat uw gang. Maakt u uw verhaal eerst af.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zou heel erg graag de turnsters die daar zitten, Anouk, Petra, Stephanie en Danila, ook willen bedanken voor hun verhaal, dat ze hier zijn en ook voor hun ondersteuning hier. Het is gewoon ongelofelijk fijn dat ze hierbij zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik had tien minuten schorsing aangevraagd, omdat er nog best wel wat gedoe over moties was. Nee, "gedoe" is niet het goede woord. We moesten goed met elkaar afstemmen om te kijken of we ervoor konden zorgen dat we voor een flink aantal moties voldoende steun konden vinden. Een van die uitkomsten was dat GroenLinks en ik overeenstemming hadden over de eerste motie. Dan wil ik er ook wel graag onder staan, en dat sta ik nog niet. Ik denk dus: bij dezen geef ik dat even aan.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Westerveld ja knikt. Zij schrijft uw naam onder de motie en dan moet dat goedkomen. Dank u wel, mevrouw Westerveld.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Laan van D66.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Wij hebben twee moties. Ik ben nog niet helemaal tevreden, dus vandaar.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij verschillende onderzoeken naar ongewenst gedrag binnen de sport, sporters zelden een melding doen bij het Centrum Veilige Sport van NOC*NSF;

overwegende dat bij melding doen van ongewenst gedrag bij een sportbond er sprake kan zijn van belangenverstrengeling, bijvoorbeeld vanwege reputatieschade of omdat trainers of personeel in dienst kunnen zijn van diezelfde bond;

constaterende dat zowel het rapport "Ongelijke leggers" als NOC*NSF zelf pleit voor een onafhankelijk Centrum Veilige Sport;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat het Centrum Veilige Sport volledig onafhankelijk wordt;

verzoekt de regering om de taken van dit onafhankelijke centrum opnieuw helder te formuleren, ook ten opzichte van het Instituut Sportrechtspraak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Westerveld, Van Nispen, Kuiken, Rudmer Heerema, Simons, Bikker, Inge van Dijk en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 281 (30234).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dankzij het rapport "Ongelijke leggers" aan het licht is gekomen dat twee derde deel van oud-turnsporters te maken heeft gehad met grensoverschrijdend gedrag;

overwegende dat dit rapport van grote impact is en zal zijn op de cultuur binnen de turnsport;

constaterende dat er recentelijk tevens meldingen zijn gemaakt van grensoverschrijdend gedrag binnen de danssport en andere sporten;

verzoekt de regering grensoverschrijdend gedrag binnen de sport, en met prioriteit binnen de danssport, onafhankelijk te laten onderzoeken met een vergelijkbare opzet als "Ongelijke leggers", ermee rekening houdend dat een groot deel van danssporters niet aangesloten is bij een bond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Westerveld, Van Nispen, Kuiken, Rudmer Heerema, Bikker, Simons, Inge van Dijk en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 282 (30234).

Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Ik begin met de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat misstanden in de turnsport hebben geleid tot het onderzoek "Ongelijke leggers" en dat ook in de danswereld grensoverschrijdend gedrag voorkomt;

constaterende dat verenigingen, sportbonden en NOC*NSF nadrukkelijk een belangrijke taak hebben om te werken aan veilige en integere sport om misstanden en grensoverschrijdend gedrag uit te bannen, maar dat uit de sportwereld de zorg klinkt dat ondersteuning in beleid, wetgeving en financiën vanuit de overheid daarbij nodig is;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met verenigingen, sportbonden en NOC*NSF over rollen en verantwoordelijkheden rondom integere en veilige sport, te bezien wat de bijdrage van de rijksoverheid kan zijn in beleidsmatige en financiële zin, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Westerveld, Kuiken, Van der Laan en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 283 (30234).

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik vind het echt een dure plicht om te kijken wat we nú kunnen doen. Vandaar ook mijn interruptie over de zorgkosten en het mede ondertekenen van de motie van Westerveld en anderen.

Dat geldt eigenlijk ook voor de danswereld, want onderzoek gaat er komen, maar wat kunnen we nú al betekenen? Laten we bijvoorbeeld ook kijken naar de aanbevelingen die zijn gedaan in het onderzoek Ongelijke leggers. Zitten daar aanbevelingen bij die we zo over kunnen nemen in de danswereld omdat ze ook van toepassing zijn? Denk aan het meerogenprincipe, denk aan meer aandacht in de opleiding van dansleraren, maar denk bijvoorbeeld ook aan gratis juridisch advies voor slachtoffers. De vraag dringt zich ook echt wel op. Er zijn twee bonden, een onder sport en een onder cultuur. Stel, iemand van wie de bond onder cultuur valt, overkomt iets en die wil zich melden. Waar kan die persoon terecht, bij welk onafhankelijk meldpunt? Moet diegene dan ook naar het Centrum Veilige Sport, terwijl de dansbond eigenlijk onder cultuur valt? Die vraag zou ik eigenlijk nog beantwoord willen hebben.

En helemaal tot slot: blijf vooral in gesprek met de mensen die helaas ervaringsdeskundigen zijn over wat hen bezighoudt en wat er nog voor hen te doen valt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank, en dank vooral aan de staatssecretaris voor alle beantwoording in de eerste termijn. Het zal je maar gebeuren dat je nog niet zo lang deze portefeuille Sport hebt en meteen als eerste dit debat voor ons moet voeren. Met een commissie die volgens mij goed samenwerkt op het gebied van sport, veel dingen samen oppakt en waarin het onderscheid coalitie/oppositie heel vaak dwars door elkaar heen speelt. Dat is erg prettig, zeker op zo'n onderwerp als dit.

Ik heb geen moties, want ik vind dat de beantwoording door de staatssecretaris heel helder en duidelijk is geweest. Ik vertrouw erop dat de inzet zoals hij die heeft aangegeven goed van de grond komt als het gaat om het Centrum Veilige Sport, als het gaat om het verschil tussen strafrecht en tuchtrecht en als het gaat om de inzet voor trainers voor opleidingen en zorgen dat het voor de toekomst beter gewaarborgd is.

Ik snap ook de moeilijkheid dat, in relatie tot zorg en tot wat we nú kunnen doen voor de turnsters van toen, in deze situatie op dit moment het heel nauw luistert wat we wel kunnen doen, wat we niet kunnen doen en hoe we dat het beste kunnen regelen. De staatssecretaris is daar heel open en heel duidelijk over geweest. Ik hoop dat we daar zo veel mogelijk ruimte kunnen vinden. Dat is wat ik de staatssecretaris zou willen meegeven. Ik kom niet met moties; dat is volgens mij niet nodig.

Ik wil iedereen danken voor deelname aan dit debat, ook de turnsters op de tribune. Dank voor jullie komst!

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. Dat geef ik het woord aan mevrouw Kuiken van de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Wegkijken, kleinmaken, doofpotten, negeren en niet erkennen. Wat dat met je doet als slachtoffer is dat je eigenlijk voor de tweede keer slachtoffer wordt: de eerste keer van het misbruik en de mishandeling zelf en de tweede keer omdat je niet de erkenning krijgt die je nodig hebt en verdient.

Voorzitter. Dit debat kan daar niets aan recht doen, maar ik hoop wel dat er een start wordt gemaakt om een deel van die erkenning te geven, dat er een start wordt gemaakt om toekomstige slachtoffers te helpen voorkomen, en dat we, waar zich gesloten culturen voordoen, hier een start hebben gemaakt om die open te gooien, om te voorkomen dat door die geslotenheid en die afhankelijkheid dit soort situaties zich kunnen voordoen.

Voorzitter. Er moet nog een hoop gebeuren. Dat is ook de reden dat u bijna onder alle moties mede mijn naam terugvindt. Dat ga ik niet herhalen. Er is nog wel één punt dat ik echt nadrukkelijk aan de orde wil stellen, namelijk dat het zo belangrijk is dat er echt naar die €5.000 wordt gekeken. Niet omdat geld alles oplost, maar als je heden ten dage nog voortdurend geconfronteerd wordt met zorg- of invaliditeitskosten, die samenhangen met misbruik en mishandeling uit het verleden, dan word je elke keer weer herinnerd aan het leed, en wel dubbelop: omdat je het voelt in je portemonnee en omdat je er ziek van bent. Dat is onrecht dat we recht zouden moeten willen breien.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik het woord aan mevrouw Maeijer van de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Voorzitter. Ik heb geen moties, maar wel nog twee vragen die volgens mij zijn blijven liggen. Ze zitten, denk ik, een beetje in het verlengde van de motie die mevrouw Westerveld net indiende over de nazorg en de behandeling op maat. Ik vroeg in eerste termijn voor hoeveel mensen of hoeveel oud-turnsters de behandeling die nu geboden wordt bij het UMCG passend is en voor hoeveel niet. Kan de staatssecretaris daar iets concreter op ingaan? Wat kan hij de groep mensen voor wie dit niet passend is, dan nog wel bieden? Ik vroeg hem ook naar de regeling van behandeling op maat, omdat ik ergens in de stukken zag dat die eindig is. Ik heb hem daarop in eerste termijn niet horen ingaan. Misschien kan hij nog even concretiseren of dat zo is of bevestigen dat het niet zo is.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Pouw-Verweij van JA21.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):

Voorzitter, dank. Twee moties. Gezien de tijd ga ik snel van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het tuchtrecht en het Instituut Sportrechtspraak zeer milde, voorwaardelijke straf is uitgedeeld;

verzoekt de regering in overleg te treden met de Gymnastiekbond en te bevorderen dat het tuchtrecht wordt geëvalueerd en voorstellen ter versterking worden gedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pouw-Verweij en Omtzigt.

Zij krijgt nr. 284 (30234).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel sporters zwaar onder misbruik hebben geleden, dat hiervoor erkenning is en dat herhaling dient te worden voorkomen;

constaterende dat controleren, manipuleren, isoleren en obsessief trainen ongeacht de lichamelijke en psychische conditie en behoeften, ook misbruik zijn;

overwegende dat het leven van getalenteerde jonge sporters onderwerpen aan het koste wat kost leveren van topprestaties niet bevorderlijk is voor een structuur die de grenzen scherp afbakent dat misbruik onder geen enkele omstandigheid aanvaardbaar is;

overwegende dat voor iedere jonge sporter van tijd tot tijd een weloverwogen afweging nodig is over de vraag in hoeverre topsport nog de moeite waard is, of dat doorgaan als misbruik kan worden aangemerkt;

roept de regering op om samen met de sportbonden een handreiking te ontwerpen met behulp waarvan jonge sporters samen met hun ouders en/of verzorgers op gezette tijden bewust kunnen afwegen of doorgaan met topsport de moeite waard is, of dat tijdig stoppen een situatie van misbruik voorkomt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 285 (30234).

Dank u wel, mevrouw Pouw-Verweij. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij ongeveer tien minuten nodig heeft om de moties te kunnen voorzien van een appreciatie en een enkele vraag te beantwoorden.

De vergadering wordt van 16.02 uur tot 16.13 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de misstanden in de turnsport. Ik geef het woord aan de staatssecretaris om zijn appreciatie te geven over de ingediende moties en om nog een enkele vraag te beantwoorden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Als ik het goed heb gezien, zijn er acht moties ingediend en drie vragen gesteld. Ik ga daar in die volgorde ook op in.

De eerste motie is die op stuk nr. 278, van mevrouw Westerveld cum suis. De motie heeft een heleboel ondertekenaars. Zij gaat over grenzen tussen tucht- en strafrecht. Ik geef de motie graag de appreciatie oordeel Kamer, maar het zal u niet verbazen dat ik daarbij zeg dat dit primair op het bordje van JenV ligt. Ik moet daar dus ook over schakelen met Justitie en Veiligheid. Maar als deze motie wordt aangenomen, komen we terug op de vraag hoe we dit handen en voeten gaan geven. De motie krijgt oordeel Kamer.

De moties op stukken nrs. 279 en 280 gaan allebei over zaken waar we veel interrupties bij hebben gehad. Ik heb gezegd wat ik gezegd heb. In dat licht bezien wil ik ze allebei ontraden.

De voorzitter:

De moties op stukken nrs. 279 en 280 worden allebei ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

De moties op stukken nrs. 279 en 280 worden inderdaad allebei ontraden.

De motie op stuk nr. 281 wil ik graag als appreciatie oordeel Kamer geven. Ik herhaal wat ik in de eerste termijn zei: ik wil het graag bespreken met NOC*NSF, want het is hún centrum. Maar ik snap de wens, en ik denk dat zij ook meekijken. Overigens hebben zij zelf al aangegeven dat zij hier serieus naar willen kijken, dus ik heb er vertrouwen in dat we er samen uit gaan komen. Ik geef de motie dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 282 van mevrouw Van der Laan cum suis geef ik ook oordeel Kamer. Ik ga met de partners in gesprek en ik verwijs ook wel naar wat ik hierover gezegd heb in dit debat, zodat zij in die context uitgelegd moet worden. Dus oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 282.

De motie op stuk nr. 283 van de heer Van Nispen cum suis krijgt wat mij betreft oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 284 van mevrouw Pouw-Verweij en de heer Omtzigt. Ik zeg even iets over het dictum richting mevrouw Pouw-Verweij. In het dictum staat alleen de gymnastiekbond. Ik denk dat mevrouw Pouw-Verweij het helemaal niet erg zou vinden als we daar de hele sportsector van maken, want het is niet iets wat alleen maar de gymnastieksector raakt. Als dat haar goedkeuring kan wegdragen, dan is de appreciatie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Mag ik dan aan mevrouw Pouw-Verweij vragen om de motie aan te passen en opnieuw in te dienen, want dan hebben we de juiste tekst? Dank u wel.

Staatssecretaris Blokhuis:

Tot slot de motie op stuk nr. 285, ook van mevrouw Pouw-Verweij. Zijn naam staat er niet onder geschreven, maar volgens mij is deze motie ook ingediend namens de heer Omtzigt. Dat is niet zo, hoor ik. Ik moet even scherp blijven. Die handreiking is een sympathieke gedachte; de motie krijgt wat mij betreft oordeel Kamer. Dit is wel in lijn met waar ik al mee bezig ben; ik ben al in gesprek. Maar de handreiking kan goed helpen. Dit is een goede suggestie, dus de motie krijgt oordeel Kamer.

Er liggen nog drie vragen. De eerste is van de heer Van Nispen. Je weet dat er misstanden zijn in de danssport, dus moet je daar niet ook al de aanbevelingen van Verinorm gaan inzetten? Ik vind dit lastig, omdat we nog niet exact in beeld hebben wat er dan mis is. Je kunt op je klompen aanvoelen dat er misstanden zijn en dat er ingegrepen moet worden. De vragen die de heer Van Nispen daaraan koppelt, zijn heel evident. Bij wie moet je je melden als je vooral in de cultuur bezig bent? Volgens mij hebben we begin december een wetgevingsoverleg Sport. Ik zou graag in een schriftelijke reactie terug willen komen op de vraag hoe we hiermee om kunnen gaan, want blijkbaar is de vraag heel legitiem.

De heer Van Nispen (SP):

Graag. Dank voor deze toezegging. Het gaat dan dus om de vraag waar iemand terechtkan als er een misstand is. Is dat het Centrum Veilige Sport, ook als je dansbond helemaal niet onder NOC*NSF valt? Maar het gaat ook om de vraag welke evidente zaken we nú al kunnen doen. Ik zou niet willen zeggen "voor de zekerheid", want dat is natuurlijk wel erg makkelijk. Maar wat kunnen we nu al doen als het gaat om het meerogenprincipe? Wat kunnen we voor mensen doen in de sfeer van gratis juridische bijstand? Ik zou het heel erg op prijs stellen als de staatssecretaris heel serieus naar dat soort zaken zou willen kijken.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja. Daar ga ik op in in de schriftelijke reactie. Ik snap het punt heel goed. Als je nu al weet dat er verbeteringen mogelijk zijn, waarom zou je dan wachten? Je weet immers dat daar een vergelijkbare groep mensen aan het lijden is.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Als het mag, stel ik nog een vraag over de motie op stuk nr. 285, in verband met het advies dat ik moet geven aan mijn fractie. Ik snap dat de handreiking ondersteunend kan zijn bij de keuze om verantwoord door te gaan. Het moet wel effectief kunnen zijn. Er is een indiceringsmogelijkheid voor jonge topsporters. Daarvoor zorgt NOC*NSF in samenspraak met sportbonden. Dat gaat onder andere via topsporttalentscholen en CTO. Kan de staatssecretaris dat ook onderdeel laten zijn van de handreiking? Kunnen we het op een wijze inzetten waarbij het via dat soort organisaties gebeurt, organisaties die al structuur hebben en gestructureerd zijn? Ik overzie het namelijk niet als we dit soort gesprekken zouden moeten gaan voeren met allerlei losse sportverenigingen en dergelijke, want dat zijn er 23.000.

Staatssecretaris Blokhuis:

23.000 … Ik zeg graag toe dat ik de suggestie van de heer Heerema betrek bij de opzet van de handreiking.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb een vraag over mijn motie op stuk nr. 279, waarin wij vragen of de regering niet eens moet onderzoeken of die €5.000 genoeg is. Ik vond dat de staatssecretaris een opening gaf in het debat, want hij zei "tenzij de Kamer anders besluit". Nu vragen we de Kamer om daar een uitspraak over te doen en dan zegt de staatssecretaris "ontraden". Is het niet veel logischer om te zeggen dat het aan de Kamer is?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, maar bij elke motie geldt natuurlijk dat het aan de Kamer is. We weten wie de baas is in dit land. Ik heb haar ontraden, omdat ik geen valse verwachtingen wil wekken. De €5.000 waar we nu van uitgaan, is natuurlijk onderbouwd tot stand gekomen en ook met de wetenschap dat nooit alle kosten vergoed kunnen worden. Want ook bij €10.000 of €15.000 zal je nog gaten overhouden. Waar ik zelf een erge hekel aan heb, is dat je verwachtingen gaat wekken die je niet kunt waarmaken. De €5.000 is onderbouwd tot stand gekomen. Maar nogmaals, als de Kamer zegt "het moet wel onderzocht worden en laten we daar eens breder naar kijken", als daar een meerderheid voor is in het parlement, dan gaat het kabinet daar natuurlijk mee aan de slag.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld, tot slot.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, voorzitter. De staatssecretaris zegt dat het onderbouwd tot stand is gekomen. Daar kun je heel erg over van mening verschillen. Die discussie hebben we natuurlijk ook al een klein beetje gehad in het debat over de commissie-De Winter, dus die zal ik hier niet opnieuw gaan voeren. Hier is natuurlijk gezegd: kijk dan naar een regeling zoals die er al is voor andere sectoren. Het is dus nog maar de vraag of je kunt zeggen dat dit onderbouwd tot stand is gekomen. Ik hoop dat in ieder geval de Kamer deze discussie heeft gevolgd en straks wijs gaat stemmen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Er staan nog twee vragen open, allebei van mevrouw Maeijer, over de zorg, de nazorg. Voor hoeveel turnsters is de zorg passend? Dat weten we niet. We weten inderdaad dat er mensen zijn die zeggen dat het UMCG-traject voor hen niet het ei van Columbus is. Ik stel me voor dat we dat ook, als we dat kunnen anonimiseren, in beeld brengen bij de monitoring. We moeten dan niet alleen dat spoor bewandelen, maar ondertussen natuurlijk ook in gesprek zijn met de betrokken turnsters om te kijken of ze wel passende hulpverlening kunnen krijgen. Dat is het eerste punt. Dan het tweede. Ik dacht dat ik het in een bijzin had gezegd in mijn eerste termijn, maar de regeling is niet eindig. Daar kan men een beroep op blijven doen.

Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee de vragen beantwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het debat over de misstanden in de turnsport.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan stemmen over de ingediende moties na het herfstreces, op dinsdag 26 oktober. Ik dank de staatssecretaris, ik dank de Kamerleden, ik dank de mensen op de publieke tribune en ik dank natuurlijk expliciet de gasten die we vandaag hier mochten ontvangen. Heel fijn dat jullie er waren. Ik dank ook de kijkers thuis.

Ik schors de vergadering tot 18.30 uur en daarna begint het debat over het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag, een heel ander onderwerp.

De vergadering wordt van 16.21 uur tot 18.30 uur geschorst.

Voorzitter: Van der Lee

Naar boven