4 Rellen in Nederland

Aan de orde is het debat over de rellen in Nederland.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering, want ik heb die vanochtend vroeg al geopend. Aan de orde is het debat over de rellen in Nederland. Ik heet alle Kamerleden van harte welkom. Ik heet ook de minister-president, de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Defensie in vak-K van harte welkom. Ik geef de heer Wilders als eerste spreker namens de PVV het woord. De spreektijden zijn twee minuten.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Wat we de afgelopen dagen in Nederland hebben gezien, is met geen pen te beschrijven. Winkels zijn geplunderd, auto's zijn in lichterlaaie gezet, molotovcocktails zijn naar de politie gegooid, een teststraat is in de fik gestoken, politiebureaus zijn aangevallen en zelfs ziekenhuizen zijn belaagd. Mensen liepen gevaar en Nederlandse buurten leken wel oorlogszones. Dat had natuurlijk nooit mogen gebeuren en dat mág ook nooit meer gebeuren. Niemand in Nederland snapt dat het kabinet het drie dagen lang zo uit de hand heeft laten lopen. We moeten alles op alles zetten om herhaling hiervan te voorkomen en de veiligheid voor de mensen in de wijken te garanderen. Het tuig, de criminelen die menen dat geweld mag worden gebruikt, moeten worden opgepakt en langdurig achter de tralies verdwijnen of ons land worden uitgezet.

Voorzitter. Het is onacceptabel dat ondernemers, die het al moeilijk genoeg hebben, nu worden geconfronteerd met de reële angst dat hun winkel wordt leeggeroofd en geplunderd. Het is onacceptabel dat mensen angstig thuiszitten omdat ze niet weten of hun woning of hun auto misschien vanavond in de fik wordt gestoken. En ja, het zijn allochtonen én autochtonen die zich aan deze vernieling en het geweld schuldig maken. Al valt het wel op dat in veel steden, zoals bijvoorbeeld in Rotterdam en Den Haag, het onze allochtone medeburgers zijn die zich weer van hun gewelddadige kant hebben laten zien.

Voorzitter. Het allerbelangrijkste is nu dat wij herhaling van het geweld weten te voorkomen. Iedere dag dat er opnieuw geweld wordt gepleegd, laat aan het tuig zien dat rellen loont, dat ze winnen. Dus zet bij grootschalige rellen alsjeblieft het leger in. Want de politie — ze doen geweldig werk — is onderbezet, met alle gevolgen van dien. Iedereen ziet dat er versterking nodig is. Ook het kabinet, want ze willen nota bene politie uit Duitsland of België inhuren. En dat is schandalig, voorzitter, want we hebben een eigen leger. Laat het leger bij grootschalige rellen, alleen bij grootschalige rellen, de politie bijstaan, onze straten waar nodig schoonvegen en de orde in Nederland herstellen. Laat zien dat wij de baas zijn in Nederland en geef onze gezinnen en onze bedrijven hun veiligheid terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie de heer Groothuizen, ik zie de heer Kuzu en ik zie mevrouw Yeşilgöz-Zegerius. Allereerst de heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Ik heb goed naar de heer Wilders geluisterd. Hij zegt dat we alles op alles moeten zetten om die rellen te stoppen. Maar eerder zei de PVV in Urk: we moeten er alles aan doen om die avondklok niet te handhaven. En nu zegt de heer Wilders: we moeten het leger inzetten. Dus eerst doet hij afbreuk aan het gezag van de politie op straat en nu wil hij eigenlijk de politie opzijschuiven om het leger in te zetten. Ik snap dat niet. Ik snap niet waarom de heer Wilders niet gewoon volledig achter onze politie en onze handhavers gaat staan. Daarom wil ik hem vragen om afstand te nemen van die woorden van PVV Urk en gewoon achter onze politie te gaan staan. Laten we verstandig zijn. Geen leger; ordehandhaving is aan de politie!

De heer Wilders (PVV):

Nee, voorzitter, wij staan 100% achter onze politie. Wij hebben altijd achter onze politie gestaan en dat doen we nu ook. En als iemand van de PVV in Urk zegt dat het handhaven voor zijn gemeente niet zou moeten, vind ik dat niet handig. Ik zou dat niet hebben gezegd, maar de suggestie wekken — wat sommigen hier hebben gedaan; niet u maar andere collega's — dat dat het aanzetten is tot geweld, is grotesk, is vals en is totaal onjuist. De PVV staat achter de politie, de PVV vindt dat we zelfs het leger moeten inzetten om het tuig aan te pakken. Ik vind het bijzonder jammer dat u daar niet voor gaat, want dan laat u dus gebeuren dat zich dadelijk een situatie in Nederland kan voordoen waarin we opnieuw rellen krijgen — nogmaals, laten we hopen dat het niet gebeurt — en dat we dadelijk Duitse agenten in onze straten hebben terwijl we een leger hebben dat daar geweldig bij kan helpen.

De heer Groothuizen (D66):

Dit is natuurlijk hypocriet. De heer Wilders is het enige lid van zijn partij. Dan is het de PVV Urk die zegt: "We gaan er alles aan doen om die avondklok niet te handhaven". We zien vervolgens wat de gevolgen zijn. Woorden hebben consequenties. Het enige wat de heer Wilders hier dan in deze zaal weet te zeggen, is: "Ik vind dit niet zo handig". Dat is echt te mager. Ik roep de heer Wilders nogmaals op: neem afstand van die tweet, het was onverstandig, het schept een klimaat waarin mensen dingen gaan doen die ze niet moeten doen. Neem daar gewoon afstand van; wees zo mannelijk, wees zo moedig om gewoon te zeggen: "Dat was een domme tweet, ik neem daar afstand van".

De heer Wilders (PVV):

Als er hier één partij misschien wel meer hypocriet is, dan is het wel D66. Want ongeveer op hetzelfde moment dat mijn collega in Urk die tweet eruit deed — en nogmaals, ik had hem zo niet gedaan, die tweet — werd er in Amsterdam in de gemeenteraad een motie ingediend door D66, door de heer R.H. van Dantzig. En wat zegt de heer R.H. van Dantzig? In deze motie, medeondertekend door GroenLinks, zegt hij dat het handhaven van de avondklok onuitvoerbaar is. De vraag in die motie, waarover geloof ik vandaag of morgen wordt gestemd — hij is vorige week ingediend — is om dat door te geven aan het kabinet. Dus als er hier íémand hypocriet is om mij de maat te nemen en de valse en vieze suggestie te wekken dat het praten over handhaven zou leiden tot geweld, wat totaal onzinnig is, dan bent ú degene met het grootste pak boter op uw hoofd. Want uw partij heeft op dezélfde dag in Amsterdam een motie ingediend om te zeggen dat het handhaven onuitvoerbaar is. Dus wat voor Urk zou gelden, wat overigens niet zo is, geldt voor u in het kwadraat.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Ja, voorzitter, ik snap wel dat de heer Wilders zo gaat blazen. Want het is natuurlijk toch een beetje onhandig dat, als je je met hand en tand verzet tegen zo'n avondklok, er dan zo'n onhandige, slechte oproep is van vertegenwoordigers van jouw partij die vervolgens leiden tot dit soort rellen. Dan ga je maar blazen in de richting van iemand die gewoon in een zaal, in de lokale democratie, een motie indient waarin vraagtekens worden gezet bij de handhaafbaarheid. Dat is natuurlijk iets heel anders dan publiekelijk zeggen: "Wij gaan er alles aan doen om dit niet te handhaven".

De heer Wilders (PVV):

Dat zegt de partij, D66, die eerst ontzettend tegen de avondklok was, die zelfs mijn motie heeft ondersteund in november, die daarna voor een halfuurtje — voor een halfuurtje ! — zijn ziel en zaligheid heeft verkocht aan het kabinet om toch maar in te stemmen met die avondklok. Vervolgens dient die partij in Amsterdam een motie in, met als eerste ondertekenaar D66, die zegt dat de handhavingsopdracht onuitvoerbaar is. En dan zit u mij de les te lezen? U moet zich doodschamen!

De heer Kuzu (DENK):

Het verhaal van de heer Wilders begon heel hoopgevend. Hij constateerde dat er bij verschillende groepen sprake was van betrokkenheid bij het rellen. Maar even later gleed het toch af naar het traditionele niveau dat we van de heer Wilders gewend zijn, namelijk dat onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende groepen en dat een constatering eenzijdig wordt neergelegd bij een groep mensen in de grote steden. Ik constateer dat de heer Wilders, wanneer het gaat over Marokkaanse Nederlanders, aangeeft dat ze door de knieën moeten worden geschoten. Wanneer het gaat over de Schilderswijk of de Beijerlandselaan, dan moeten er tanks worden ingezet. Maar op het moment dat de gebeurtenissen zich voordeden in Urk was de heer Wilders poeslief. Toen de gebeurtenissen zich voordeden in Enschede, was de heer Wilders poeslief. Dus ik vraag hem: wat is nou het afwegingskader van de heer Wilders wanneer hij dit soort gebeurtenissen voorbij ziet komen?

De heer Wilders (PVV):

Ik begrijp dat het voor de heer Kuzu heel pijnlijk is om de beelden te zien die we allemaal hebben kunnen zien in de grote steden. Het waren daar helaas toch heel vaak Turken en Marokkanen die winkels gingen plunderen, die scooters in de fik staken, die zorgden voor de grootste ellende die we hebben gehad. Ik heb ook gezegd: het zijn niet alleen maar allochtonen, het zijn ook autochtonen geweest die dat hebben gedaan, van Urk tot andere plaatsen. Dus ik heb hier nooit de suggestie gewekt of gezegd dat het alleen maar allochtonen zijn, want dat zou niet de waarheid zijn. Maar je ziet wel iedere keer opnieuw in grote steden dat dat gebeurt. We hebben een mail gekregen van een agent uit Rotterdam — ik zal zijn naam niet noemen om hem te beschermen — die dienst draaide op de Beijerlandslaan in Rotterdam, maandag geloof ik toen de ellende daar ontstond. Hij zegt: het waren allemaal Marokkanen. Het waren állemaal Marokkanen. En dat is de waarheid. Die kan voor u vervelend zijn, maar dat is wel wat we hebben gezien, en daar moeten we keihard tegen optreden. Dat is het resultaat van tientallen jaren massa-immigratie en zorgen dat de mensen niet integreren, dat ze niets, geen waarden met ons gemeenschappelijk hebben en dat ze alleen maar vechten tegen de Nederlandse samenleving. En inderdaad, ik benoem dat. Als dat gebeurt, zeg ik: kappen daarmee! Als het je hier niet bevalt, ga je maar lekker naar Marokko of naar Turkije toe, zoals u.

De heer Kuzu (DENK):

Nee, meneer Wilders. Dit is precies wat we van u gewend zijn. Dit is precies wat u al vijftien jaar hier in de Tweede Kamer aan het doen bent, namelijk de schuldvraag neerleggen bij een bepaalde groep Nederlanders, met inderdaad een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Dat is de selectiviteit die we van de heer Wilders kennen. Dat is de zondebokpolitiek die we van de heer Wilders kennen. Wanneer het gaat om Urk, is de heer Wilders poeslief. Een heel betoog over wat er gebeurt op de Beijerlandselaan en over het inzetten van het leger op het moment dat er rellen plaatsvinden op de Beijerlandselaan of in de Schilderswijk, maar poeslief wanneer het gaat over Duindorp. Poeslief wanneer het gaat over Urk. Poeslief wanneer het gaat over de witte Nederlanders. Dat is de selectiviteit van de heer Wilders, en die wordt vandaag opnieuw aangetoond.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter, ik hoorde geen vraag, maar laat ik er toch op reageren. Ik ben helemaal niet poeslief. Ik ben tegen ieder geweld, van iedereen. Ik zeg nu voor de derde keer dat er de afgelopen dagen geweld is gebruikt door allochtonen en autochtonen. Ik heb ook al drie keer gezegd dat daar ook mensen in Urk onder vallen. Die moeten net zo hard worden aangepakt als ieder ander. Ik heb er alleen het volgende aan toegevoegd. Als je kijkt naar de grote steden, zie je dat het niet twee of drie, maar tientallen Marokkanen zijn, in de Schilderswijk, in Amsterdam-Oost of weet ik waar dan ook, Rotterdam, die inbreken. We kunnen allemaal de filmpjes zien van de afgelopen dagen. Het zijn allemaal de uwen. Niet de mijnen, maar de uwen. Ik heb er schoon genoeg van. Wegwezen met die lui!

De voorzitter:

Tot slot, de heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

De heer Wilders zou een geloofwaardig verhaal hebben als hij dezelfde taal zou gebruiken voor die kinderen van Henk en Ingrid die de teststraat van de GGD in Urk affikken. Als hij dezelfde taal zou gebruiken voor die mensen die het nodig vinden om stenen te gooien naar ziekenhuizen. Wat de heer Wilders hier doet, is verdeeldheid zaaien tussen groepen Nederlanders en onderscheid maken tussen verschillende groepen mensen op basis van etnische achtergrond. Dat is racistisch! Daar moet de heer Wilders mee ophouden, want dat brengt ons land niet verder. We hebben een opgave, maar die moeten we samen voor elkaar zien te krijgen. Niet door groepen te verdelen, maar door eenheid uit te stralen. Dat doet u niet. Dat heeft u niet gedaan en dat zult u waarschijnlijk ook nooit doen.

De heer Wilders (PVV):

Eenheid uitstralen? Het zijn juist de Turken en Marokkanen die ons hele land kapotmaken. Die ervoor zorgen dat ze iedere keer in Rotterdam, Amsterdam en weet ik waar het grote ... Gaat u nou tegen mij schreeuwen buiten de microfoon?

De voorzitter:

Willen jullie een beetje rustig aan doen? We zijn net begonnen.

De heer Wilders (PVV):

Ik heb geantwoord.

De voorzitter:

Dan ga ik naar mevrouw Yeşilgöz-Zegerius.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik hoor de heer Wilders zoals gebruikelijk vertellen wat iedereen fout heeft gedaan. Het ligt altijd allemaal aan het kabinet. Dat riedeltje zijn we gewend. Vandaag zegt de PVV: de politie deugt niet; die moet opzij en we gaan de landmacht inzetten. Iedereen heeft een rol in de ogen van de heer Wilders bij alles wat er in zijn ogen is misgegaan, behalve hijzelf. Mijn collega's stellen hier wel een terechte vraag. Waar was de heer Wilders toen deze ellende met de brand op Urk begon? Nota bene onder zijn eigen achterban. Het is een legitieme vraag. Waar begon de heer Wilders? Kom niet bij mij aan met: allochtonen, Turken en Marokkanen. Op het moment dat de mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst rellen schoppen en "kankerjood" roepen, sta ik daartegen op. Op het moment dat ze op Urk de boel in de fik steken, sta ik daar ook tegen op. Geen selectieve verontwaardiging: waar was de heer Wilders toen het op Urk begon?

De heer Wilders (PVV):

Laat ik eerst reageren op de valse en smerige suggestie van de collega van de VVD dat wij de politie zouden laten vallen. Dat heb ik niet gedaan en dat zal ik ook nooit doen. Wij staan juist achter de politie. Deed u dat maar. Stond u maar wat meer achter de politie. Als u achter de politie stond, zou u mij gesteund hebben als het gaat om het inzetten van het leger, want de politie, die keihard werkt, houdt het niet vol. Je ziet in de kranten berichten staan van vertegenwoordigers van de vakbeweging bij de politie die zeggen: "We kunnen het niet aan. We zijn onderbemand. We zijn onderbemand; we redden dit niet." Dat geldt zeker als ze driedubbele diensten moeten draaien. Dat houd je niet vol. Het kabinet geeft dat toe. Het kabinet zegt zelfs: we gaan straks politie uit Duitsland halen. Ik zeg: dat kunnen we ook doen met Nederlandse militairen, die we vorig jaar al hebben ingezet op Curaçao en op Sint-Maarten, gewoon om de orde te handhaven toen daar ook rellen waren en daar ook geplunderd werd. Dus we helpen en respecteren de politie door het leger in te zetten. Uw idiote retoriek helpt daar bepaald niet bij.

Dan Urk, voorzitter. Ja, ik heb "Urk" veroordeeld. Ik veroordeel ieder geweld. Ik heb het vandaag gedaan. Ik heb het vorige week zondag en maandag gedaan. Wek niet de valse suggestie dat wij dat niet zouden doen. De PVV veroordeelt ieder geweld, in heel Nederland, door allochtonen en autochtonen. Ieder geweld is verkeerd. Maar neem mij niet kwalijk dat ik er wel op wijs dat in heel veel steden in Nederland, zoals zo vaak in de afgelopen jaren, de allochtonen ieder keer weer de overhand hebben. Dat is nu ook gebeurd. Al staat de hele Kamer bij de interruptiemicrofoon: dat tuig moet worden aangepakt!

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Op 19 januari deelde de PVV Urk, bij monde van de nummer 30 van de kieslijst van de heer Wilders, een oproep om er alles aan te doen om te voorkomen dat de maatregelen gehandhaafd zouden worden. Wat dacht de heer Wilders op dat moment, op 19 januari? Dacht hij dat men het had over het organiseren van een theekransje, of over flyeren, of folderen? Wat betekent het als je zegt alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat er niet gehandhaafd wordt? Dan zeg je: ga tegenover de handhavers staan, ga tegenover de agenten staan. Het duurde vijf dagen voordat de heer Wilders eindelijk met een oproep kwam om geen geweld toe te passen. Vijf dagen! Ik zou graag van de heer Wilders willen weten waarom het zo lang heeft geduurd voordat hij dat smeulende vuurtje in zijn eigen achterban heeft uitgetrapt en waarom hij heeft gewacht totdat er een GGD-teststraat in de fik stond. Dat is de vraag.

De heer Wilders (PVV):

Dat is totaal niet het geval. Wij hebben geweld altijd veroordeeld. Wij hebben dat zondag, toen er sprake was van geweld in Urk, ook meteen veroordeeld. Daarvoor ben ik verantwoordelijk. Dat heb ik gedaan. Het is totale onzin om aan te geven dat — zoals de halve gemeenteraad in Amsterdam heeft gedaan — zeggen dat de uitvoering niet kan of dat je dat anders wil, vervolgens leidt tot geweld. Dat is totale, vieze en valse retoriek. Dat siert u niet. Niet alleen ik, maar ook onze vertegenwoordiger in Urk heeft afstand genomen van het geweld zodra het daar plaatsvond, net zoals bijna iedereen in Urk. De mensen daar deugen. Er zitten rotte appels tussen, maar het gros van de mensen in Urk deugt. We hebben afstand genomen van het geweld en we laten ons door u niet aanpraten dat wij een vuurtje hebben opgestookt. Wat u nu doet, is het vuurtje opstoken. Denkt u nu dat de mensen thuis hierop zitten te wachten? Denkt u dat de mensen thuis erop zitten te wachten dat wij elkaar vliegen afvangen over wie het vuurtje heeft opgestookt en wie niet, en welke motie wel en niet? Mensen die nu televisiekijken, willen dat wij zorgen dat de orde wordt hersteld. Ze willen geen Tweede Kamer zien die ruzie met elkaar maakt. Nu staat er een mevrouw van de VVD op om haar politieke puntje te maken, om ruzie te maken. Hou daarmee op! Zorg ervoor dat we het kabinet bewegen om de orde te herstellen in plaats van: hoe laat was u waar en hoe staat het daar in Urk! Dan zeg ik: dat bij u in Amsterdam is kinderachtig, destructief gedoe.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik hoor de heer Wilders bulderen en tieren, misschien in de hoop dat ik afdruip, maar dat zit er niet in.

De heer Wilders (PVV):

Blijft u vooral staan.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

De mensen thuis zitten zeker niet te wachten op politici, lokaal of hier, die zeggen: ik roep iedereen op om er alles aan te doen dat dit niet gehandhaafd wordt. Dat is oproepen om tegenover onze agenten te staan. Daar heeft niemand verantwoordelijkheid voor genomen: de PVV Urk niet en de heer Wilders niet. Verantwoordelijkheid nemen is een dingetje, meneer Wilders. Het is prima als u zegt ervoor te willen staan, dingen te roepen en mensen op te fokken, maar neem er dan ook de verantwoordelijkheid voor als u vervolgens hier ter verantwoording wordt geroepen. Als straks mensen hier, in de parlementaire democratie, aan u vragen of dit nu wel oké was, moet u dan niet zeggen: dat hadden we niet moeten doen en dat zullen we nooit meer doen. Ik heb hier vorige week het debat gevolgd over de kinderopvangtoeslag: schrijnend, diepheftig. Ik heb al mijn collega's van alle partijen hier horen zeggen: wij gaan ook kijken waar we fouten hebben gemaakt, het spijt ons, dit is verschrikkelijk. Behalve één persoon: de heer Wilders. Die zei: het ligt allemaal aan jullie, het ligt in ieder geval niet aan mij. Dat is waar de mensen niet op zitten te wachten: dat patroontje, dat toontje.

De heer Wilders (PVV):

Nee, mensen zitten niet te wachten op ruziezoekers, zoals de mevrouw van de VVD. Ze zitten er niet op te wachten dat mensen elkaar vliegen gaan afvangen. Iedereen weet dat de PVV achter de politie staat. Iedereen weet dat wij degenen die geweld gebruiken veroordelen. Zolang de PVV bestaat, weet iedereen dat wij tegen mensen die geweld gebruiken in verweer komen; mensen van allochtone afkomst, maar ook van autochtone afkomst. Helaas zijn allochtonen oververtegenwoordigd: uw vrienden uit Turkije en Marokko, van Amsterdam tot elders. Dat doet de PVV altijd. Ik laat het me door u niet aanpraten. U bent niet degene om mij ter verantwoording te roepen. U heeft een veel te grote mond.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Voorzitter. Mijn vrienden vanuit Turkije en Marokko? Daar mag ik toch wel op reageren?

De heer Wilders (PVV):

Daar neemt u het nu voor op.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik mag hier toch wel op reageren? Ik ben een Nederlandse volksvertegenwoordiger. Ik ben Nederlandse en ik kom op voor Nederlanders. Focus.

De heer Wilders (PVV):

Nou, prima, maar u neemt het nu ook op voor uw vrienden vanuit Turkije en Marokko en dat zou ik niet doen.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De heer Wilders is in ieder geval weer heel verbindend vandaag. We hebben vastgesteld hoe het in Urk zat. In Den Bosch waren het over het algemeen hele Bossche bollen die de overlast hebben veroorzaakt. Maar daar gaat mijn vraag niet over. Mijn vraag gaat over de inzet van het leger, want u wilt het graag over de inhoud hebben, dus daar ga ik een vraag over stellen. Op basis van artikel 58 van de Politiewet mag het leger inderdaad worden ingezet. De minister beslist daarover. De heer Wilders zegt: we hebben dat ook gedaan op Curaçao, dus laten we het ook in Nederland doen. Ik ben toevallig woordvoerder op het terrein van Koninkrijksrelaties. Het leger is daar inderdaad ingezet, maar alleen ter bescherming van vitale objecten. Bij de krakersrellen, een aantal decennia geleden, werden objecten van het leger ingezet, bijvoorbeeld trucks. Maar het leger werd niet de straten op gestuurd om de openbare orde te handhaven. Ik heb de politie gevraagd: zouden jullie het zien zitten, is het nodig dat we het leger inzetten? Zij zeggen absoluut en resoluut: "Niet doen. Dat is niet nodig. Bovendien zijn ze er operationeel ook niet op toegerust om het werk te doen zoals wij dat doen." Herkent de heer Wilders dat beeld ook?

De heer Wilders (PVV):

Ik denk dat ze veel meer kunnen dan u denkt. De landmacht heeft eenheden paraat om bijstand te verlenen. Dat kan ook optreden bij rellen zijn, want binnen de landmacht en ook binnen het Korps Mariniers krijgen mensen training in wat dan in legertermen "crowd and riot control" heet. Ook binnen de infanterie zijn eenheden opgeleid om patrouilles in bewoond gebied uit te voeren, inclusief het handhaven van de openbare orde. Ik citeer nu mensen die daar verstand van hebben, defensiewoordvoerders. Het kan zeker. Natuurlijk, ik heb ook niet gezegd dat alle 45.000 mensen van de krijgsmacht daartoe in staat zijn. Niet alleen binnen de Koninklijke Marechaussee, maar ook binnen het Korps Mariniers, binnen de infanterie, binnen verschillende dienstonderdelen, is het zeker zo dat men kan helpen en dat men de politie kan bijstaan. Het kabinet moet dan maar kijken wat de geweldsinstructie is en wat ze allemaal wel en niet kunnen en mogen doen, maar er zijn mogelijkheden genoeg. Ik zou het onacceptabel vinden dat als wij een leger hebben dat dit kan, dat daar ook deels toe in staat is en, nogmaals, opgeleid is in crowd and riot control, we dadelijk Duitse en Belgische politie hier in Nederland inzetten. Terwijl we gewoon het Nederlands leger hebben, waarvan het ook nog een van de taken is om indien nodig en gevraagd de civiele autoriteiten bij te staan. Dat is een van hun taken. Dat is volgens mij de derde basistaak die men kan doen, maar de minister van Defensie zal me wel corrigeren als het de vierde is. Dat kan en daar pleit ik voor.

Het kabinet zegt ook niet dat ze dat nooit willen. Als u de brief van het kabinet goed heeft gelezen, dan weet u dat ze alleen zeggen — dat is het verschil — dat ze er nu nog niet aan toe zijn. De minister-president, of degene die de brief heeft ondertekend die we vanmorgen kregen, zegt: wij gaan het nu niet doen, op de Koninklijke Marechaussee na. In de tweede fase kunnen we misschien meer marechaussee en wat speciale diensten daarvoor inzetten, zoals ook bij de boeren is gebruikt. Pas in het allerlaatste stadium komen we bij wat ik noem "het groen op straat". Omdat ik niet meer wil zien dat Nederland twee, drie dagen lang onveilig wordt en op een soort Libanon lijkt, zeg ik: doe dat nou meteen. Ik wil hier geen Duitsers en geen Belgen. Ik wil ons eigen leger inzetten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De marechaussee wordt al ingezet. Er valt nog wel wat discussie te voeren over hoe de commandostructuur precies is, maar dat zal straks een vraag zijn aan het kabinet. Wat de heer Wilders doet, is een beeld oproepen alsof we hele straten vullen met groene baretten.

De heer Wilders (PVV):

Nee. Nee.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nee, maar dat vraagt toch om een … Niet meteen die lip omhoog trekken. Ik probeer hier gewoon een serieus debat te voeren. Het beeld dat wordt opgeroepen is: we laten de straten volstromen met groene baretten, de tanks komen binnenrijden, de knieschijven worden kapotgeschoten en we zijn klaar. Maar het gaat heel specifiek om: wie kun je inzetten op welk moment? Heb je het leger nu nodig? De politie zegt: nee, dat is niet nodig. Op de vraag of de inzet van marechaussee misschien breder en specifieker kan, zeggen ze: ja. Mijn oproep aan de heer Wilders zou zijn: maak het dan ook heel specifiek. Wat heeft hij exact voor ogen? Hij wil geen groene golf door de straten heen. Hij wil vooral gericht kijken waar de politie ondersteund kan worden in haar taken, als ik het goed begrijp.

De heer Wilders (PVV):

Kijk, de politie is nu overbelast. Dat zegt een vertegenwoordiger van de politie — ik zei dat net al even bij een interruptie — en de politievakbonden zeggen dat ook: ze zijn overbelast. Rotterdam heeft gisteren een verdrievoudiging van de ME, van de politie ingezet, en dat houd je niet lang vol. Nogmaals, het gaat ten koste van andere taken die ze moeten doen, zoals recherchetaken en andere taken. De politie is al overbelast, houdt dit niet lang vol, we hebben al te weinig politie in Nederland en andere taken, zoals recherchewerk en boeven vangen komen daarmee in het gedrang. Dus ik zeg: we hebben die militairen, die zijn ook — niet allemaal, maar een deel — opgeleid om daarbij te helpen, dus zet die in waar het nodig is. Zet ze in bij grote rellen, dus niet zomaar ergens. Ik stel niet voor dat we morgen zonder reden in Emmen zomaar groene baretten in gaan zetten. Nee, als het nodig is, zoals we hebben gezien van Rotterdam tot Den Haag, in Venlo. Zet militairen in om de politie bij te staan. In mijn eigen mooie Venlo zou een paar weken geleden een aangekondigde demonstratie plaatsvinden van mensen die ageerden tegen het coronabeleid, en toen moesten vanuit Eindhoven busjes met ME'ers naar Venlo worden gereden. U weet: Eindhoven ligt 60 kilometer ten westen van Venlo, en dat was nog aangekondigd. Dus het is niet zo dat je zomaar in iedere stad als Venlo of een dorp als Echt of waar dan ook zomaar genoeg politie hebt of dat die snel beschikbaar is. Nou, wat ik nou wil is om, als het nodig is — en alleen als het nodig is, bij grootschalige rellen, wat ik dadelijk ook in een motie aan de Kamer zal voorleggen — het leger in te zetten. Niet zomaar, niet overal, maar waar het nodig is en waar grootschalige rellen zijn, moeten ze paraat zijn en snel kunnen helpen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat de politie onderbezet is, erken ik. Dat het ook niet altijd eenvoudig is voordat er ME is, erken ik ook. Alleen is het ook niet zo dat het leger zomaar een doos vol mensen beschikbaar heeft om ingezet te worden. Dat heeft alleen maar zin als de politie dat zelf ook ziet zitten, zodat dat ook onder regie van de politie kan, net zoals dat voor de Marechaussee moet gelden. Door in een groene waas voor te stellen het leger in te zetten, worden de woorden van een niet nader te benoemen burgemeester versterkt dat we in een soort burgeroorlog zijn beland. Ik wil eigenlijk een beetje wegblijven van dat soort gradaties. Laten we daar samen voor zorgen.

De heer Wilders (PVV):

Nou, er zijn ook burgemeesters, niet alleen van Den Bosch, maar ik meen ook van Roermond — ik ben haar naam even kwijt — die niet uitsluiten dat het bestuur, de burgemeester, onder andere verantwoordelijk voor de openbare orde, op een gegeven moment het leger nodig heeft. Nogmaals, het ideaalste zou natuurlijk zijn als de rellen gewoon ophouden, als al die mensen hun gezond verstand gebruiken en ophouden met Nederland onveilig te maken. Het beste zou zijn als er vanaf vandaag geen enkele rel meer zou zijn. Maar ik vrees dat dat wel eens niet het geval zou kunnen zijn. Ik vrees — dat kondigen ze in ieder geval aan op internet — dat dat tuig er nog wel even mee doorgaat. Dan zeg ik tegen de woordvoerder mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid: het houdt een keer op bij de politie, die niet iedere avond een driedubbele inzet kan plegen terwijl ze al mensen tekort hebben. Dan moet je kiezen. Dan kies ik liever voor de inzet van het leger, waar we trots op zijn en die hebben bewezen dat ze het kunnen, dan dat wij agenten uit Duitsland hier in Nederland laten optreden. Laten we dat alsjeblieft niet doen, met alle respect voor de mensen uit Duitsland. Wat we zelf kunnen doen, moeten we niet door anderen laten doen.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil nog even doorgaan op het punt van mevrouw Kuiken, maar dan iets meer in juridische zin, om te kijken wat u nu precies bedoelt. Volgens mij zijn er twee manieren om het leger in te zetten: of als de burgemeester een bijstandsverzoek doet, goed te keuren door het kabinet, maar het initiatief moet bij de burgemeester vandaan komen. We hebben een brief gekregen dat bij de burgemeesters op dit moment die behoefte niet bestaat. Een andere weg zou die van het staatsnoodrecht zijn. Ik meen dat dat de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag is. Is nu uw vraag of het kabinet die wet van stal haalt? Het kabinet heeft vorige week die wet voor het eerst van stal gehaald. Ik had niet de indruk dat u daar de grootste fan van was. Wat wilt u precies?

De heer Wilders (PVV):

Ik wil dat het gebeurt als dat nodig is. Ik heb net al genoemd dat er twee burgemeesters zijn die dat nu al niet hebben uitgesloten, waaronder de burgemeester van Roermond, volgens mij een CDA-burgemeester; vergeef me als ik het fout heb. Waarschijnlijk zal het in de praktijk zo zijn dat als die rellen langdurig doorgaan, dan of de burgemeester erom zal vragen, of de politie het op een gegeven moment zal zeggen. Nogmaals, de politie doet geweldig werk, maar er zit ook een grens aan. Praat eens met agenten over wat ze de afgelopen weken en dagen hebben moeten doen. Dat houdt een keer op. Ze kunnen veel, ze doen geweldig werk, maar ze kunnen niet het onmogelijke. Ze kunnen zich niet weken of dagen achter elkaar driedubbel inzetten. Dat houdt een keer op. Dus dan is het de burgemeester, naar alle waarschijnlijkheid, die dat zal gaan vragen. En als er juridisch gezien andere mogelijkheden zijn, dan hoor ik dat wel van het kabinet. Maar ik vind dat als het nodig is, er een manier moet zijn om dat te doen.

De heer Van Dam (CDA):

Herhaling is vaak de kracht van de boodschap, daar bedien ik me ook weleens van. Maar mijn vraag is heel concreet. Wilt u dat het kabinet, om dit mogelijk te maken, die Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag uitbreidt en meer inzet? Want als u het via de andere weg doet, dan moet u het via de gemeenteraden doen. Ik heb begrepen dat u daar in ieder geval in Urk een vertegenwoordiger heeft, dus dan zou die de vraag moeten stellen, niet u.

De heer Wilders (PVV):

Leuke grap, maar ik roep het kabinet dadelijk op — en dan moet u maar zien hoe u dat juridisch gaat regelen, of het nou via de burgemeester of via een wet gaat — om als het nodig is, als het gaat om grootschalige rellen, niet naar Duitsland en België te kijken, maar te zorgen dat we het Nederlandse leger in kunnen zetten. Ik ben ervan overtuigd dat ze daar een weg voor zullen vinden, als ze het maar willen.

De heer Van Nispen (SP):

De heer Wilders heeft een punt als hij zegt dat de politie het heel erg zwaar heeft en dat ze onze waardering verdienen. En volgens mij doen ze het op dit moment fantastisch. Gisteravond, maar ook de dagen daarvoor zijn daar een heel mooi voorbeeld van. Gisteravond ging het al een stuk beter. Er zijn burgemeesters die inderdaad het pleidooi van de heer Wilders steunen, maar de overgrote meerderheid doet dat volgens mij niet. Die zegt: daar hebben wij geen behoefte aan. De politieorganisatie zegt zelf ook: daar hebben wij geen behoefte aan; wij hebben het ontzettend zwaar, maar we redden het. Defensie heeft ook laten weten: wij hebben daar geen behoefte aan. Deskundigen in de krant zeggen het. Het woord "onzin" is zelfs gevallen, en dat het geen goed pleidooi zou zijn om inhoudelijke redenen. Ze zijn er niet voor opgeleid, ze zijn er niet goed toe uitgerust. Kijk naar de politiehonden en al dat soort zaken. Dat is bij de politie in goede handen. Nogmaals, ze hebben het zwaar, maar ze redden het. Wie zijn wij dan als Kamerleden om dat beter te weten? Dat is mijn vraag aan de heer Wilders. Waarom weet hij het beter dan de mensen van de politieorganisatie of de mensen van Defensie?

De heer Wilders (PVV):

Even een bijzin van de collega van de SP. Nogmaals, het is niet waar — ik moet herhalen wat ik net tegen mevrouw Kuiken heb gezegd — dat ze daartoe niet zijn opgeleid. Dat is niet zo. Nogmaals, de landmacht heeft eenheden die paraat staan om bij te staan bij rellen in eigen land. Daarvoor zijn eenheden binnen de landmacht. Ook in het Korps Mariniers krijgt een deel van de mensen trainingen in crowd and riot control. Ze zijn daartoe dus wel degelijk opgeleid. Voor alle infanteristen geldt dat ze ook zijn opgeleid voor patrouilles in bewoond gebied en behalve patrouilleren, kunnen ze ook de openbare orde handhaven, omdat ze daarin getraind zijn. Ik hoor het van de minister als het niet klopt, maar dit is wat ik uit de formele bron heb begrepen. Dus hou nou op met te herhalen dat het leger daartoe niet in staat is. Dat ze daarvoor niet als eerste zijn aangewezen maar dat dat de politie is, daar heeft u helemaal gelijk in. Maar het is echt onzin om te zeggen dat het leger dat niet kan. Ze hebben dat gedaan in Curaçao en op Sint-Maarten. Dat is deels vergelijkbaar en deels ook niet, maar ze kunnen het wel.

Niemand wil het nu, maar het zou wel verstandig zijn, om twee redenen. De eerste, belangrijkste reden is wat wij de afgelopen dagen hebben gezien. Gisteren was het gelukkig wat minder en laten we hopen dat het zo blijft, maar ik vrees van niet. De dagen daarvoor heb ik praktijken gezien in Nederland, op televisie, op sociale media, in kranten en weet ik waar dan ook ... Dit mogen we nooit meer laten gebeuren! Het kan niet zo zijn dat waar de politie met gevaar voor eigen leven in Rotterdam in de ene straat vecht tegen het tuig, er in de andere straat onvoldoende mensen zijn en er wordt ingebroken en winkels worden geplunderd. In Rotterdam werden zelfs politiebureaus belaagd. Mensen wilden inbreken in politiebureaus. Er werd met molotovcocktails naar de politie gegooid. Dat wil ik nooit meer zien gebeuren. Ik vind dat het moet. Overigens sluit het kabinet dat ook niet helemaal uit, hoor. U zegt: ze willen het niet. Nu niet, maar ook het kabinet zegt in de brief dat dit voor hen een soort last resort is. Ik zeg het even in mijn eigen woorden, maar zo staat het er bijna letterlijk: als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput, dan komt het aan de orde, maar voor ons is het nu niet aan de orde. Ik zeg het even in mijn eigen woorden samengevat. Dat zegt het kabinet. Ik wil die beelden niet meer zien. Als het weer gebeurt, is het voor mij wel aan de orde.

De heer Van Nispen (SP):

Niemand wil die beelden nog eens zien. Waar mogelijk moet dit voorkomen worden. Dat betekent ook dat er sprake moet zijn van een goede informatiepositie in die wijken. Je moet weten wat er speelt en daarvoor ook op het internet zoeken. Ik denk echt dat de politie daar zelf het beste toe in staat is. Er wordt inderdaad niets uitgesloten in de brief van het kabinet, maar als zo eenduidig wordt aangegeven dat de politie het aankan — vanuit de politieorganisatie, Defensie, de burgemeester en de deskundigen wordt aangegeven: ja, ze hebben het heel zwaar, maar ze kunnen het nu aan — dan moeten wij hier vanuit de Kamer oppassen om te denken dat wij daar een beter voorstel voor hebben.

De heer Wilders (PVV):

Nogmaals, met de collega van de SP zeg ik: hulde aan de politie. Ik denk alleen dat we het niet aankunnen als dat wat de afgelopen dagen is gebeurd, doorgaat. Als je het kunt voorkomen door een enorme presentie zoals gisteren in Rotterdam, waar drie keer zoveel politie aanwezig is — nogmaals, complimenten daarvoor — dan is dat geweldig, maar dat houd je niet wekenlang vol. Dat houden ze in Rotterdam niet wekenlang vol. Dat houden ze in de rest van Nederland niet wekenlang vol. Als je dat terugtrekt en afschroeft en er vinden weer rellen plaats, dan wil ik niet dat wij agenten uit Duitsland of België gaan halen. Ik zeg dat nogmaals. Dan hebben we dadelijk Duitse agenten die in Rotterdam de orde zouden moeten handhaven of Belgische agenten die dat in Den Haag zouden moeten doen. Daar hebben wij het Nederlandse leger voor. Als ze het op Curaçao kunnen, dan kunnen ze het toch ook in Nederland. Daar hoeven we toch geen Duitsers en Belgen voor naar Nederland te halen?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik deel de mening van de heer Wilders dat we fantastische eenheden hebben bij het leger en dat die prima inzetbaar zouden kunnen zijn. Maar als de politie, die een goed overzicht heeft, die weet wat er speelt en die kan terugvallen op de ME, de marechaussee en dergelijke, nu zegt dat het niet nodig is, gaat de heer Wilders daar dan in mee? Ziet hij dan ook dat het leger eigenlijk de laatste stap zou moeten zijn die je zou willen zetten?

De heer Wilders (PVV):

Ik wil niet onbeleefd zijn, maar ik heb net letterlijk dezelfde vraag van de SP beantwoord. Uit beleefdheid tegenover en waardering voor mevrouw Van Brenk wil ik het allemaal wel herhalen. Nogmaals, ik wil niet opnieuw zien wat we de afgelopen dagen hebben gezien, namelijk dat winkels worden geplunderd, dat agenten en politiebureaus worden bestookt, dat molotovcocktails naar agenten worden gegooid en dat agenten daar niet kunnen inspringen omdat zij elders al belangrijk werk doen. Dan hebben we gewoon een stukje anarchie, een stukje Libanon in onze steden. Ik wil dat niet meer. Ik ben er dus van overtuigd dat als dat nog een keer gebeurt, wij vanaf dat moment gewoon het leger moeten hebben. Dat hadden we allang moeten doen. Ik vind dat we dat al hadden moeten doen. Ik verval nu in herhaling, maar ik zeg ook tegen mevrouw Van Brenk: wat Rotterdam nu doet door drie keer zoveel mensen in te zetten, dat houd je niet vol.

Hopelijk stoppen die idioten met het gebruiken van geweld en de rellen, maar als ze dat niet doen, dan zál het leger moeten helpen, want er is voor mij, en volgens mij voor iedereen, maar één doel, namelijk dat onze wijken weer veilig worden en dat de orde wordt hersteld. Dat tuig heeft niets met demonstreren, laat dat helder zijn. Zo veel mensen willen vreedzaam demonstreren. Er valt ook wat te demonstreren. Er zijn duizenden redenen om te demonstreren tegen het kabinet-Rutte. Ik weet ook zeker dat de heer Rutte vindt dat er moet kunnen worden gedemonstreerd. Die mensen moeten dat ook kunnen blijven doen, dat staat hier helemaal niet ter discussie. Het gaat om dat groepje tuig dat niet komt om te demonstreren, maar dat komt om rellen te trappen, om geweld te gebruiken, om dingen in de fik te steken, om winkels te plunderen. En ja, als het moet, moeten we bij grootschalige rellen het leger daarvoor inzetten. Nogmaals, als het nodig is, graag!

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Volgens mij wil niemand in de Kamer en, sterker nog, niemand in Nederland dat soort plunderingen, rotzooi en ellende zien. Zeker niet als je ziet hoe zwaar de winkeliers opnieuw getroffen worden. Ik zou toch nog een ding aan de heer Wilders willen vragen. Ik hoop dat hij daar dan ook serieus op in wil gaan.

De heer Wilders (PVV):

Zeker.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik denk dat de inzet van het leger vooral niet de-escalerend zal werken. Ik denk dat zo'n appel of zo'n indrukwekkende speech als we hebben gezien van de burgemeester van Rotterdam — ik kom daar zo nog op terug — meer effect zal hebben dan de inzet van het leger, waarbij het zou kunnen worden "laten we nu vooral eens gaan kijken of we kunnen gaan knokken tegen het leger." Hoe ziet de heer Wilders dat?

De heer Wilders (PVV):

Nee, ik denk het niet. Er stond vanmorgen in de ochtendkrant — ik geloof dat het De Telegraaf was — een verslag van een groepsapp waar volgens die ochtendkrant de politie meekijkt. Volgens mij was het Telegram, maar het kan ook WhatsApp zijn. Wat zeiden ze daar? Daar zitten de criminelen, het tuig, dus in om elkaar op te stoken en te zeggen: waar gaan we nou de volgende keer weer wat doen? Daar moet je allemaal afspraken voor maken en je moet persoonlijke berichten sturen, want anders kom je er niet in. Ik zal de woorden hier niet herhalen, want die zijn te grof. Maar dan zeggen die relschoppers dat ze eigenlijk alleen opzien tegen inzet van het leger. Ze zeggen dat ze niet bang zijn voor de politie, maar dat ze — in woorden die ik hier niet zal herhalen — bang zijn voor het leger. Dan zeggen ze ook: "Wij zullen nog even doorgaan, nog weken, zeker." Natuurlijk is iedere mooie speech, van wie dan ook, welkom, maar uiteindelijk buigt het tuig alleen maar voor de harde hand. Dat is het schoonvegen van de straten van mensen die Nederland onveilig maken. Dat moet gebeuren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Volgens mij gaat de discussie vooral over hoe we minder geweld kunnen krijgen, niet méér. Het leger zegt zelf: we weten niet of inzet van het leger een de-escalerende werking heeft. Bij de boerenprotesten werden straten afgezet met legervoertuigen. Dat gebeurde ook hier bij de Tweede Kamer, maar toen werd er ook gezegd: dit werkt bij heel veel mensen als een rode lap bij een stier. Mensen worden juist kwader door wat er gebeurt. Hoe ziet de heer Wilders dat? Want het kan echt een escalerende werking hebben. Dat is het laatste, het allerlaatste wat we op dit moment moeten hebben.

De heer Wilders (PVV):

Nee, ik wil het inzetten in de wijken waar grootschalige rellen zijn. In de steden en wijken waar grootschalige rellen zijn, moet het leger de politie helpen. Het wordt dus niet ingezet tegen de normale bevolking. Het wordt ingezet tegen het schorriemorrie. Het wordt ingezet tegen de criminelen. Het wordt ingezet om die plunderaars van de winkels tegen te houden, om die plunderaars vast te pakken en in de cel te gooien. Het wordt gebruikt in de wijken waar de politie zegt: we hebben steun nodig. Dat is wat ik wil.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat klopt: waar die plunderingen plaatsvinden, moet worden ingegrepen.

De heer Wilders (PVV):

Zo is dat.

De heer Wassenberg (PvdD):

Wat we nog beter kunnen doen, is voorkomen dat die plunderingen plaatsvinden. De politie zegt: wij hebben het onder controle; het is loodzwaar, maar wij hebben het onder controle. Het leger zegt: wij zijn hier niet voor opgeleid. De heer Wilders noemde net een hele lijst van allemaal legereenheden die kunnen worden ingezet, maar het leger zegt zelf: dit zit niet in onze basisopleiding, behalve bij de marechaussee. Dat is ook een onderdeel van het leger en dat wordt ook gebruikt om de ME en de politie te helpen. Als het leger zelf zegt "Dit is niet onze taak", dan kun je als politiek toch niet zeggen: nou, we gaan het toch doen?

De heer Wilders (PVV):

Het is wel de taak van het leger. Het is de derde basistaak van het leger om het civiele bestuur onder andere bij dit soort zaken, bij rellen, desgevraagd te ondersteunen. Het is dus welzeker een van de basistaken van het leger. En nogmaals, ik wil niet meer zien dat in Nederland anarchie heerst, dat het tuig de winkels plundert van die onschuldige winkeliers, die het al moeilijk genoeg hebben, dat van onschuldige mensen de auto's in de fik worden gestoken, dat politiebureaus worden bestormd, dat politiebusjes op de kop worden gezet en in de fik worden gestoken. Ik wil dat niet meer. Dat hebben we de afgelopen dagen gezien. De politie was er dus blijkbaar niet toe in staat om dat op te lossen. Als dat nog een keer gebeurt, het leger inzetten, hoe eerder en hoe sneller, maar wel gericht, hoe beter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Woorden schieten tekort bij het zien van de beelden van de afgelopen dagen. We zien tuig dat onze agenten aanvalt, politiepaarden belaagt, journalisten intimideert, ondernemers het leven zuur maakt door winkels te plunderen. Wat de VVD betreft worden ze allemaal gepakt, zitten ze hun straf uit en zorgen we ook dat ze betalen voor die kosten.

Voorzitter. Ik zal mijn kaartjes even op orde brengen, want ik heb een aantal vragen voor het kabinet, om te beginnen over de pakkans. Wat wordt er op dit moment gedaan om die pakkans te vergroten? Wat doen we er bijvoorbeeld aan om te zorgen dat de politie de beelden sneller kan delen en om te zorgen dat we de camerabeelden van de winkels eromheen kunnen gebruiken en dat er camera's worden geplaatst op plekken waar we rellen verwachten? Wat kan de politie nog meer van ons gebruiken om online die opsporing te kunnen doen in de groepsappjes waar de heer Wilders het over had? Graag daar een reactie op.

Voorzitter. Op het moment dat die gasten gepakt zijn, wil ik dat ze snel voor een rechter komen te staan. Ik zou graag van het kabinet willen weten hoe vaak er de afgelopen dagen supersnelrecht is ingezet en, als dat niet is ingezet, waarom niet.

Voorzitter. Ik zou ook het liefst hebben dat het OM dan vervolgens gaat voor de hoogst mogelijk strafmaat. Het is niet aan de politiek om dat het OM voor te schrijven, dat doe ik dus ook niet. Maar ik hoop wel dat het OM ervoor gaat. Dat kan ik hier wel delen. In ons land staan zware straffen op zaken als opruiing of openlijke geweldpleging. Dan kun je voor jaren de bak in. Ik zou willen dat dat het geval is.

Dan ten slotte eigenlijk het allerbelangrijkste: onze politiemensen. Alle vrouwen en mannen die daar dag en nacht voor onze veiligheid en gezondheid hebben gestaan, verdienen alle lof en alle respect van ons. Met steun van de ME en de Koninklijke Marechaussee hebben ze ontzettend goed werk gedaan. Ik denk dat we daar heel goed bij stil moeten staan. Ik zou graag bevestiging van het kabinet willen — ik heb dat eigenlijk ook wel in de brief van vanochtend gelezen — dat we altijd bereid zullen zijn om meer assistentie te leveren richting al die mannen en vrouwen die zo hard voor ons werken als zij daarom vragen. Want voorzitter, als ik afsluitend nog een zin mag toevoegen: in elk uniform zit een mens van vlees en bloed die overdag of 's nachts op pad gaat om het werk zo goed mogelijk te doen en hoopt weer veilig terug te keren naar familie en vrienden. Zij zijn er voor ons en ik hoop dat wij er met elkaar altijd voor hen zullen zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter, een korte vraag. Hele mooie woorden van de VVD! Terechte waardering voor de politie! Het is ook een goed voorstel om de pakkans te verhogen en om te kijken hoe snel ze berecht kunnen worden. Het zijn allemaal mensen die dat moeten doen. Het zijn mensen bij de politie die nu eigenlijk te weinig collega's hebben. U vraagt om snel berechten bij het Openbaar Ministerie, dat gigantisch onder druk staat, en bij de rechtspraak, die gigantisch onder druk staat. Ik vind het allemaal hele mooie woorden, maar erken ook dat de politieorganisatie daar op dit moment onvoldoende toe in staat is gesteld door de politieke keuzes van de afgelopen jaren.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik erken niet alleen dat de politie onze aandacht nodig heeft op dat vlak, maar ook dat we de afgelopen jaren daar ontzettend veel in geïnvesteerd hebben. Ik noem een paar bedragen. Er is 300 miljoen naar de politie gegaan. We hebben bijna 1 miljard extra, bovenop het regeerakkoord, geïnvesteerd in veiligheid. De heer Van Nispen een beetje kennende gaat hij mij nu vragen of ik vind dat dat genoeg is. Nee, dat is niet genoeg. Laat ik dat alvast zeggen. Dat scheelt hem een interruptie. Dan kan hij die een andere keer gebruiken. Het is niet genoeg, dus ik hoop dat we dat de komende periode zullen blijven doen. Het heeft absoluut onze aandacht, maar steunen doen we op verschillende manieren. Dan gaat het er ook over dat we hier met elkaar uitspreken dat we achter onze agenten staan.

De heer Van Nispen (SP):

Op die bedragen is inderdaad van alles af te dingen, maar laat ik zeggen dat ik inderdaad blij ben met de steun en de waardering voor de agenten. Dat moeten wij hier allemaal met elkaar delen. Maar aan steun en waardering alleen hebben die agenten niet genoeg. Ik vind het niet uit te leggen dat zij 's avonds moeten knokken met relschoppers en overdag aan de onderhandelingstafel moeten knokken voor een eerlijke cao. Ook dat zijn politieke keuzes. De minister erkent dat daar geld voor nodig is, maar heeft het budget daar op dit moment niet voor. Dat zijn politieke keuzes. Wij kunnen die agenten, met waardering, nu ook helpen door hen financieel te steunen en de minister de opdracht te geven om de financiële ruimte te zoeken om een eerlijke cao af te sluiten voor al die agenten die dagelijks en alle avonden voor ons in de frontlinie staan.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik snap het punt van de heer Van Nispen, maar de onderhandelingen zijn bezig. De heer Van Nispen zal het met me eens zijn dat dit debat niet de plek is om dat hier in de Kamer even over te doen. Maar ik denk dat het geluid richting al onze agenten en handhavers, boa's, die er staan, wel helder is, namelijk dat we met elkaar achter hen staan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuiken namens de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. In de allereerste plaats wil ik mijn dank en respect uitspreken aan al onze hulpverleners en agenten. Zij stonden en staan voor ons klaar in de hoogste nood. De afgelopen dagen voelde ik veel boosheid en verdriet bij het zien van al die beelden en het merendeel van de samenleving met mij. Het is heel pijnlijk om te zien dat dit soort reljeugd, tuig, de straten opgaat, plundert en ook de winkeliers treft die nu al zo hard door de coronacrisis worden getroffen. Dan hebben we het over de Zeeman, het Kruidvat en een sigarenboertje. Ik bedoel: daar zit ook totaal geen logica in. Maar ook journalisten werden bedreigd en mishandeld. We zijn heel erg duidelijk: totaal onacceptabel.

Voorzitter. Ik heb begrepen dat het bijvoorbeeld in Den Bosch vooral gaat om jongens van 20 en 25 jaar die vaak nog thuis wonen en die vaak al eerder in beeld zijn gekomen in verband met wangedrag. Mijn vraag aan de minister is dan ook of hij dit herkent. Zouden we deze jongens niet kunnen aanpakken op een manier die vergelijkbaar is met de manier waarop we de voetbalhooligans aanpakken, met een meldplicht? Een database met coronahooligans. Want dit drijft voort. Dit waren lui die ook met oud en nieuw op straat stonden. Hoe gaan we de gemeenten toerusten opdat zij deze jongens in het gareel krijgen?

Voorzitter. Dan het leger. Het kan ingezet worden op basis van artikel 58. De minister heeft die bevoegdheid. Zelf denk ik dat de politie deze raddraaiers nog heel goed aankan, maar op basis van welke criteria beslist het kabinet dat er meer moet gebeuren dan bijvoorbeeld alleen een tank inzetten om een weg af te sluiten? Ik heb het dan echt over het fysiek inzetten van militairen.

Voorzitter, ik moet afronden. Gelijktijdig was het hartverwarmend om te zien dat alle buurtbewoners na de rellen de straat op gingen om schoon te maken en winkeliers bij te staan en dat zij crowdfundingacties hielden. Laten we de raddraaiers keihard aanpakken, maar laten we vooral niet vergeten dat het grotere deel van ons Nederland bestaat uit heel fatsoenlijke, weldenkende en lieve mensen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van afschuw die collega's reeds hebben uitgesproken en bij de woorden van waardering voor burgemeesters, politiemensen en hulpverleners. De grote vraag is hoe wij de komende weken de getroffen ondernemers en burgers kunnen steunen bij het weer op orde komen. Een aantal vragen.

In de eerste plaats: is er voldoende capaciteit om daders op te pakken? Het zou het rechtvaardigheidsgevoel toch enorm dienen als we mensen gewoon individueel verantwoordelijk kunnen stellen voor wat er gebeurt, door voldoende capaciteit bij politie, justitie, rechtbanken, noem het maar op.

Een tweede punt. We moeten onder ogen zien dat de coronamaatregelen een zware wissel op onze samenleving trekken, zeker op jongeren: geen sport, geen sportschool, geen college, niet naar school, geen kroeg. We kunnen niet ontkennen dat veel mensen op hun tandvlees lopen. Dat is geen enkele reden voor dit soort relgedrag, maar het is wel een factor die speelt in de samenleving. In welke mate laat het kabinet zich adviseren door gedragswetenschappers en criminologen als het gaat om de spanningsboog en de maatregelen die er zijn? Zou er op dat vlak niet ook een soort OMT moeten komen?

Voorzitter. Als er iemand veel waardering heeft voor de politie, ook vanuit zijn achtergrond, dan ben ik het. Maar we moeten ook andere geluiden laten horen. Ik ben benaderd door wijkagenten. Zij zeggen bijvoorbeeld dat hun verbinding met de wijk de laatste tijd ernstig tekort is geschoten. Zij hebben signalen gekregen die zij in hun eigen organisatie niet kwijt konden. Ik wil geenszins zeggen dat er anders geen rellen zouden zijn ontstaan, maar ik krijg hierop graag een reactie van het kabinet, want zij zijn toch onze ogen en oren in de wijk.

Tot slot, voorzitter, over de schade. Het is natuurlijk ongelofelijk dramatisch dat ondernemers die al enorm onder vuur liggen, ook nog hun hele winkel kapotgeslagen zien worden. En hoe gaat dat dan? In een rechtszaak worden mensen individueel veroordeeld voor de schade, en als het vonnis onherroepelijk is — dat kan jaren duren — wordt het bedrag uitgekeerd. Wat kan bijvoorbeeld een instantie als het CJIB of het Schadefonds Geweldsmisdrijven op de korte termijn voor deze ondernemers betekenen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk heeft een vraag voor u, meneer Van Dam.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik worstel ook met dat laatste punt: hoe kunnen we die winkeliers nu helpen? Het kabinet geeft ongelofelijk veel geld uit om winkeliers tegemoet te komen. Ik ben in ieder geval aan het worstelen: als dit niet via de verzekering kan of niet verhaald wordt, en het zeker zo lang duurt, zou in ieder geval het kabinet dan niet iets kunnen doen om deze winkeliers tegemoet te komen? Het zullen er echt geen honderdduizenden zijn.

De heer Van Dam (CDA):

Als je twee minuten spreektijd hebt, dan laat je heel veel weg. Ik ben dus blij met deze vraag. Ik heb zelf zitten kijken op de website van het Verbond van Verzekeraars. Zij zijn heel verwachtingsvol over de schadevergoeding die zij toch kunnen uitkeren. Dus dat is één ding.

Een tweede punt. Ik weet dat de schadevergoedingsmaatregel vaak wordt opgelegd in het strafrecht; dan betaalt de overheid eigenlijk al de schade, voorafgaand aan het moment dat de verdachte c.q. veroordeelde dat heeft kunnen doen. Misschien dat de minister van Justitie en Veiligheid daar mogelijkheden en ruimte ziet, maar dat kan pas acht maanden nadat het vonnis onherroepelijk is geworden. Misschien dat daar ruimte te vinden is? Wat ik wel vind, is dat een al te actieve overheid de indruk kan wekken dat we de individuele mensen die dit veroorzaakt hebben, niet verantwoordelijk houden. En laat één ding helder zijn: díé mensen moeten verantwoordelijk zijn. Dat wordt een interessante kwestie; het zijn jongeren die nog jarenlang aan loodzware financiële lasten vastzitten. Nou ja, dat hadden ze dan van tevoren moeten bedenken.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja inderdaad, dit is ook mijn worsteling. Ik heb een motie waarin ik graag zou willen dat het kabinet gaat onderzoeken hoe we die winkeliers tegemoet kunnen komen, maar ik wil zeker niet dat wij als totale burgers via de belastingen de schuld overnemen van die relschoppers. Maar als we daar nou gezamenlijk naar zoeken, en u al een richting aangeeft ... Maar ik kan me voorstellen dat winkeliers niet acht maanden kunnen wachten, dus is het CDA dan in ieder geval samen met 50PLUS zoekende om zo snel mogelijk die winkeliers te compenseren?

De heer Van Dam (CDA):

Ik weet niet wat het campagnebudget van 50PLUS is. Ik weet wel hoe het in mijn geval is, dus ik denk dat u aan die toezegging van mij niet zo heel veel heeft. Laten we nou eerst eens luisteren naar het kabinet, naar wat die daar willen. Ik heb het kabinet tot nu toe, waar het gaat om het bijstaan van ondernemers, betrapt op een grote ruimhartigheid. En tja, misschien dat we ook op dit punt meer mogen verwachten dan u misschien denkt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan meneer Klaver namens GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. De afgelopen dagen hebben we het slechtste van ons land naar boven zien komen: hoe de straten verwoest werden, winkels verwoest werden. Maar we hebben ook het mooiste gezien van ons land. Ik sprak gisteren met Maaike van de Primera in Den Bosch. Ze was 50 geworden, begreep ik. En dat er dan 200 Bosschenaren staan, met bezems, om haar te feliciteren en een hart onder de riem te steken ... Dat zegt veel. En dat er een weblog is in Nederland dat zichzelf "onnodig kwetsend" noemt, maar toch een crowdfundingactie start om ondernemers te helpen ... Dat zegt ontzettend veel over wie wij óók zijn.

En dit tuig, wat het is, dat moet — en dat is al door velen gezegd — stevig worden aangepakt. Ik heb grote waardering voor de wijze waarop de politie dat de afgelopen dagen heeft aangepakt, en ze verdienen dan ook echt onze volledige steun. Want de afgelopen dagen stonden onze straten in de fik. En als er brand is, dan heb je geen behoefte aan meer pyromanen, maar aan meer brandweermensen. Dan helpt het niet als we hier in de Kamer elkaar de maat nemen door collega's etnisch te profileren, door met oplossingen te komen die nog niet een begin van een oplossing zijn. Dan moeten wij hier, van links tot rechts, uitspreken dat wij achter het lokale gezag staan, met alle maatregelen die zij moeten nemen om de orde op straat weer terug te krijgen. Dat is wat wij als Kamer vandaag, met de regering, moeten uitstralen. En als ik tegen het kabinet zei "we staan achter het kabinet als het gaat over de aanpak van corona", dan zeg ik vandaag opnieuw: wij staan achter het lokale gezag en achter het kabinet als het gaat om de aanpak van deze raddraaiers.

Voorzitter. Maar om te denken dat we dit alleen bij de politie kunnen leggen - dat is niet genoeg. We hebben inderdaad een leger nodig om uiteindelijk tot een oplossing te komen. Een leger van broers en zussen, van vaders en moeders, van neven en nichten, ooms en tantes, die tegen die jongens — want dat zijn het — tussen de 24 en 14 jaar oud zeggen: jij gaat niet naar buiten vanavond; haal het niet in je hoofd om rotzooi te trappen. Als dat leger opstaat, en als we de ruimte geven aan onze politiemensen en aan het lokale gezag, dan ben ik ervan overtuigd dat we weer dat Nederland gaan zien dat we allemaal willen zien. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Het waren afschuwelijke taferelen de afgelopen dagen. Winkels plunderen, vernielingen, hulpverleners en ordehandhavers belagen: het is uit den boze. Dat druist in tegen alle normen en waarden waar we in dit land voor staan. Natuurlijk, vreedzaam protest moet altijd mogelijk blijven en oog hebben voor mensen, voor jongeren die het moeilijk hebben zeker ook, maar relschoppers en oproerkraaiers moeten snel en zwaar bestraft worden. Wij steunen de inzet van handhavers en bestuurders om de openbare orde te handhaven. Wij hebben gezien in de afgelopen dagen dat ze geweldig werk verrichten. Steun van burgers door middel van tips is nuttig maar we moeten ver weg blijven van burgermilities.

Voorzitter. Ik heb de volgende vragen aan het kabinet. Hoe wordt gewaarborgd dat er op tijd genoeg hulp beschikbaar is in gemeenten waar het uit de hand dreigt te lopen? Lukt het om consequent in te zetten op een stevig strafblad voor relschoppers en op een volledig schadeverhaal? Op sociale media worden mensen opgeroepen om zich aan te sluiten bij rellen en om een kat-en-muisspel met de politie uit te lokken. Wat kan er meer gedaan worden om opruiing vroegtijdig te signaleren en aan te pakken?

Tot slot over het leger. Wat ons betreft is dit geen politiek strijdpunt. Kijkend naar hoe de besluitvorming nu loopt, vertrouwen we erop dat er zonder dralen met verstand en beleid wordt opgeschaald waar dat nodig is. Legergroen is daarbij geen taboe voor ons en ik zie voor het kabinet ook niet, maar het politieblauw moet leidend blijven. Dat is waar wij voor staan.

Helemaal tot slot nog een vraag aan de minister van Justitie over de avondklok. De noodwet waarop door de regering een beroep is gedaan, zegt dat onverwijld een wetsvoorstel aan de Kamer moet worden gezonden om de werking te laten voortduren. Wanneer is deze wet te verwachten?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FvD):

Voorzitter. "De rellen hebben niets te maken met protesteren of strijden voor de vrijheid." Aldus premier Rutte gisteren op Twitter. We hadden het niet beter kunnen zeggen. De lockdown en de avondklok vormen een enorme inbreuk op onze vrijheid. Ze zijn niet effectief en niet proportioneel. Daartegen protesteren is een belangrijk en onvervreemdbaar democratisch recht, maar het ruïneren van ondernemers, het belagen van ziekenhuizen en het inslaan van ruiten is dat uiteraard niet en heeft dan ook helemaal niets met protest tegen de lockdown te maken, zoals Rutte ook zelf erkende.

Als je de beelden van de plunderaars zag, was het alsof er een leger door onze straten trok. Maar het was niet ons leger, het was een leger van relschoppers uit de buitenwijken van grote steden. Iedereen die anders beweert, is goedkope politieke puntjes aan het scoren. Want door alle kritiek op de avondklok af te doen als ophitsing of opruiing, wat ik sommige mensen toch heb horen doen, dreigt de oppositie de mond te worden gesnoerd en dat is heel gevaarlijk. We moeten ons juist nu kunnen uitspreken tegen de ingrijpende maatregelen van het kabinet. We moeten kwetsbaren beschermen, we moeten opschalen in de zorg en de rest van het land weer vrijlaten. Dat zou onze benadering zijn. Dus laten we helder zijn: we zullen nooit akkoord gaan met het inzetten van het leger voor het bekrachtigen van coronamaatregelen of het stoppen van de mogelijkheid om protest te hebben, je stem te laten horen of te demonstreren. We zijn ontzettend blij dat de politie samen met het kabinet aangeeft dat ze de situatie bijna weer onder controle hebben, dat ze het aankunnen, dat ze effectief en de-escalerend hebben opgetreden. Daar sluiten we ons bij aan. Dus we gaan niet akkoord met het voorstel van de heer Wilders.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Veel mensen zijn mentaal opgebrand vanwege de coronamaatregelen. Veel van die Nederlanders hebben met verbijstering en ongeloof naar de rellen gekeken. DENK veroordeelt ten zeerste wat zich heeft afgespeeld in alle gemeenten waar rellen waren, van Urk tot aan Roermond en van Stein tot aan Rotterdam. Ziekenhuizen werden bekogeld, teststraten werden afgefikt, vernielingen: het is een grove schande. Ik was gistermiddag op de Groene Hilledijk en Beijerlandselaan in Rotterdam-Zuid. De met houten platen afgetimmerde deuren en ramen, brandsporen en glasscherven: het was verschrikkelijk.

Van de politiek wordt in zulke tijden leiderschap gevraagd. Dan doel ik niet op de route waarbij mensen worden opgezweept, zoals de PVV in Urk deed. Ik doel ook niet op de route van verdeeldheid, zoals Wilders dat doet door zich als een hyena te mengen in het debat wanneer hij voor het eerst iemand signaleert die níét lijkt op de zoon van Henk en Ingrid. Nee, in deze tijden is eenheid nodig. Daarbij wordt het geweld veroordeeld, ongeacht wat de huidskleur van de dader is. Daarbij steunen we ondernemers, ongeacht of ze uit Urk komen of uit de Haagse Schilderswijk. Daarbij gaan we pal voor onze politieagenten en hulpverleners staan. Ongeacht of je het eens bent met de coronamaatregelen of de avondklok, of juist niet, tegen iedereen in het land moet gezegd worden: hou je aan de regels, blijf thuis en ga niet rellen of spullen vernielen.

Voorzitter. DENK staat achter onze politieagenten, die de zware taak hebben om de orde te handhaven. Dat hebben ze voortreffelijk gedaan gisteravond. DENK staat achter al die ondernemers die toch al een moeilijke tijd hebben vanwege de coronacrisis en daarbovenop nog meer schade hebben geleden. DENK staat ook voor al die mensen die met verbijstering en ongeloof hebben gekeken naar de rellen. Tegen al die mensen wil ik het volgende zeggen. De ophitsende retoriek van extreemrechts helpt ons land niet verder. Laten we zij aan zij strijden om Nederland verder te brengen. Het is tijd voor eenheid in plaats van verdeeldheid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Onze Nederlandse steden werden de afgelopen dagen geteisterd door geweld. Dat geweld heeft niets, maar dan ook niets, te doen met demonstreren. Met pijn in het hart keken we toe hoe een kleine groep relschoppers wijken en winkels naar de vernieling hielp. Het waren verschrikkelijke beelden. Het was verschrikkelijk voor de ondernemers die het trof, voor de agenten en voor de journalisten die erbij betrokken waren. Gelukkig, zeg ik, lijkt het gisteravond wat beter te zijn gegaan dankzij goed optreden van politie en handhavers. Hen past dan ook een groot compliment.

Voorzitter. De eerste prioriteit moet nu liggen bij het handhaven van de rust en het berechten van de daders. De avondklok moet worden nageleefd, opruiers moeten worden opgespoord en waar mogelijk is snelrecht een goed middel om duidelijk te maken dat wat hier gebeurd is, onacceptabel is.

Mijn eerste vraag betreft de minister van Justitie: mag ik ervan uitgaan dat ook voor mensen die journalisten belagen of bedreigen daar waar mogelijk het snelrecht wordt ingezet? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Belangrijk is ook — op dat punt sluit ik me aan bij meerdere collega's — dat de schade kan worden verhaald. Ik begrijp dat het Openbaar Ministerie ook van plan is om dat te doen. Hoe gaat de minister van Justitie het OM en slachtoffers daarbij ondersteunen? Het zal immers niet altijd mogelijk zijn om alle schade op de daders te verhalen. We zien mooie crowdfundinginitiatieven ontstaan, maar wat gebeurt er met de bakker op de hoek die daar niet op kan rekenen? We kennen een Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ik zou de regering eigenlijk willen oproepen om te kijken of je niet een soortgelijke voorziening zou kunnen treffen voor getroffen ondernemers die niet verzekerd zijn en misschien tussen wal en schip dreigen te vallen. Graag een reactie van het kabinet.

Voorzitter, ik rond af. Volgens mij is het nu belangrijk dat de rust wordt bewaard. Vergelijkingen met oorlog, hoe begrijpelijk ook vanuit de emotie, zijn niet verstandig. D66 heeft begrip voor burgers die willen bijdragen aan de veiligheid in hun stad, maar handhaving is toch echt een taak voor de overheid. Ook voor voetbalsupporters die willen helpen de rust te bewaren, geldt de avondklok. Ik hoor tot slot graag de bevestiging van de minister van Justitie dat dat ook het uitgangspunt van beleid is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Politieagenten aanvallen. Journalisten, beveiligers, dieren aanvallen. Winkels plunderen. Brandstichten. Zwaar vuurwerk afsteken en naar de politie gooien. Het is onacceptabel en crimineel gedrag. Veel steun en dank aan de politie en alle anderen die deze week zo veel hebben gegeven om de rellen in te dammen. Verwacht de minister de komende dagen meer rellen? En, zo ja, zijn de steden daarop voorbereid? Hoe staan politie en mobiele eenheid ervoor na dagenlange rellen? Op welke manier worden de getroffen ondernemers geholpen?

Voorzitter. Er zijn veel beelden van plunderingen en vernielingen. Veel daders kunnen worden opgespoord met die beelden, en stuk voor stuk worden berecht. De politie heeft aangegeven dat ze de situatie, hoe zwaar ook, de baas is. Dat signaal moeten we serieus nemen. We moeten achter de politie staan en hen steunen. Het geweldsmonopolie ligt uiteraard bij de overheid, maar de oplossing voor de rellen is niet meer geweld vanuit de overheid maar het geweld afremmen en voorkomen. Dat is ook wat de politie doet. Plunderen en vernielen heeft helemaal niets met demonstreren te maken; laat dat volstrekt helder zijn.

Voorzitter. Ik woon zelf in Geleen. Daar waren twee dagen geleden ook hele flinke rellen. Van tevoren zag ik op de social media oproepen. Ik heb er een paar bij elkaar gezocht. "MENSEN, EERST KOMT GELEEN!!!! MORGEN GAAT GELEEN KAPOT!!!!" En inderdaad, maandagavond — ik ben ervoor thuisgebleven — cirkelde er een politiehelikopter boven de stad. Er was ME, ook bij ons in de straat. Je zag relschoppers heen en weer rennen. Het is echt heel vervelend om dat zelf ook mee te maken. Dat heeft helemaal niets met de coronamaatregelen te maken, dat heeft niets met protesten te maken, dat heeft alles te maken met rellen, plunderen en alles kapotmaken. We moeten voorkomen dat het recht op demonstratie nu wordt ingeperkt door dit soort relschoppers. Er is ook een groep die geweldloos demonstreert, omdat ze het niet eens zijn met de maatregelen. Dat moet mogelijk blijven. Demonstreren is een grondrecht dat beschermd moet worden. Zeker in een tijd waarin de overheid diep ingrijpt in de levens van mensen, is actievoeren onmisbaar voor onze democratie. Maar dan wel geweldloos.

Voorzitter. Tot slot. Dat neemt de noodzaak van heldere kaders waarbinnen zo'n demonstratie veilig en volgens de regels plaats kan vinden, niet weg. Daarom vraag ik aan de minister hoe hij van plan is om dit in samenwerking met de burgemeesters de komende tijd waar te maken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

De rellen zijn afschuwelijk. Winkeliers zijn in tranen, agenten worden avond na avond belaagd met stenen en met zwaar vuurwerk. Het is afschuwelijk. Ik heb daar geen enkel begrip voor. Die relschoppers moeten worden aangepakt.

Wat gebeurt er op dit moment met de beelden die ook circuleren op sociale media? Is er voldoende capaciteit om digitaal die sporen na te gaan? Hoeveel daders zijn er al gepakt, hoe snel kunnen zij inderdaad worden berecht en welke rol spelen de capaciteitsproblemen hierbij?

Voorzitter. De groep relschoppers is zeer waarschijnlijk heel erg divers, maar de premier zei dat hij niet geïnteresseerd is in de achtergronden daarvan. Hij gaat niet op zoek naar sociologische verklaringen, want het zijn toch allemaal criminelen. En ja, die relschoppers zijn ook criminelen. En die moeten ook worden aangepakt. Maar de vraag is wel of het verstandig is om te zeggen: ik ben daar niet in geïnteresseerd, ik wil niet weten wat de achtergrond daarvan is. Want als je dit in de toekomst wilt voorkomen, dan past het om een goede analyse te maken van hoe het zo snel zo groot kon worden en zo snel uit de hand kon lopen. Iets willen begrijpen is iets heel anders dan ergens begrip voor hebben.

Voorzitter. Dan onze agenten. Wij vragen van hen op dit moment het uiterste. Daarvoor verdienen zij alle waardering. Hun loyaliteit is enorm, maar de vraag is wel hoe groot de loyaliteit van de politiek richting de agenten is. Want hoe kan het dat zij daar staan met te weinig collega's en met een te hoge werkdruk? Hoe kan het dat zij 's avonds moeten knokken met relschoppers en dat zij overdag moeten knokken aan de onderhandelingstafel voor een eerlijke cao? Wij moeten die agenten meer gaan waarderen, met meer collega's maar ook in financiële zin. Dat zijn politieke keuzes, dat kan. De minister zegt dat hij daar de financiële ruimte niet voor heeft. Dan moeten we de minister die financiële ruimte geven, want aan alleen waardering, alleen mooie woorden en alleen applaus hebben onze agenten volgens mij niet zo heel veel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Je kunt het niet eens zijn met het kabinetsbeleid, je kunt heel boos zijn en je kunt vreedzaam protesteren. Dat zien we ook gebeuren in ons land. Maar wat we de afgelopen dagen hebben gezien, was pijnlijk. Het was verdrietig om te zien dat er geweld werd gepleegd tegen hulpverleners, tegen politiemensen. Het was verdrietig om te zien dat ze bekogeld werden met vuurwerk, dat een teststraat in brand werd gestoken, dat winkels zijn geplunderd, dat ondernemers in tranen waren en dat een ziekenhuis werd belaagd. Dat moeten we afwijzen. Onze burgemeesters en handhavers zijn nu aan zet. De ChristenUnie vindt dat de Kamer hun de ruimte en het vertrouwen moet geven om op te treden en om vrede te brengen.

Voorzitter. Het is goed dat het kabinet zegt dat er werk wordt gemaakt van snelrecht, van snelle veroordelingen, en dat de schade moet worden verhaald op de daders. Dat steunen wij, maar wij weten dat dat in de praktijk lastig is. Wij weten ook dat het mogelijk is om je te beroepen op groepsaansprakelijkheid. Ik roep het kabinet op om daar gebruik van te maken en die mogelijkheden in te zetten.

Voorzitter. De ChristenUnie is onder de indruk van vaders en moeders die hun kind van de straat af halen en hun jongere aanspreken, zoals die moeder in Bergen op Zoom die zei: "Meekomen jij, ik heb je gewaarschuwd, en ik werk nog wel in de zorg." Dát zijn de moeders, de vaders en de zachte krachten die we nodig hebben en die ook onze steun verdienen.

Voorzitter. We zien op dit moment ook een soort burgerwachten op straat, voetbalsupporters. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Groothuizen. Ook voor hen geldt de avondklok. Ik vraag het kabinet ook zich daarover uit te spreken.

Dan sluit ik af. Ik woon zelf in de stad Groningen, waar het tot nu toe vredig is verlopen. Afgelopen maandag was daar een mysterieuze sneeuwschrijver die, toen wij prachtige sneeuw hadden, op de Grote Markt schreef: "Hou vol". Hij is gevonden en hij gaf aan: "Ik besloot iets positiefs de wereld in te slingeren." Zijn boodschap heeft ons hele land bereikt. Die boodschap zou ik hier willen herhalen: "Hou vol".

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Grimmig, een klein jaar na de uitbraak van deze pandemie en nog maar twee maanden na de lichte euforie over het vaccin wordt de sfeer in Nederland ineens een heel stuk grimmiger. Het incasseringsvermogen van de samenleving wordt op de proef gesteld. 50PLUS heeft nog steeds vertrouwen in dat incasseringsvermogen, maar dat is eerder óndanks dan dánkzij de aanpak van dit kabinet. Gidsland? Vandaag even niet, en gisteren ook niet. Het kabinet is immers gevallen over een toeslagenaffaire die zijn weerga niet kent. Avondklok, rellen, plunderingen en een falende vaccinatiestrategie, ineens bungelen we onderaan de lijstjes en de swing is uit dit kabinet. Het land is coronamoe en voor velen staat het leven op zijn kop of op instorten. Het belagen van ziekenhuizen, het plunderen van winkels van hardwerkende ondernemers, en die laatste elektronicazaak bij jou in de winkelstraat naar de gallemiezen helpen, hoe durf je! Ahmed Aboutaleb verwoordde het precies goed, burgers zijn gaan helpen met opruimen en die crowdfundactie voor de Primera in den Bosch: het kabinet heeft zeker steken laten vallen, maar vanuit het land komt de hoop en de solidariteit van alle kanten. Dát is ook Nederland, waardoor ik vertrouwen heb in een goede afloop.

Dit brengt mij op het laatste punt en op een vraag aan het kabinet. De schade van de avondklokrellen slaat neer bij een relatief klein aantal ondernemers. Het kabinet geeft in totaal meer dan 100 miljard uit om de economische schade van de pandemie te beperken. Een ruimhartige ondersteuning voor de ondernemers die létterlijk de klappen hebben opgevangen, ligt wat mij betreft voor de hand, en dat gaat waarschijnlijk slechts over miljoenen. Kan de minister-president aangeven of hij bereid is, al dan niet in samenwerking met verzekeraars en gemeenten, te kijken naar een faire compensatie voor de door rellen en plunderingen getroffen ondernemers? Want als het coronabeleid van het kabinet onberispelijk was geweest, dan was die avondklok er niet eens gekomen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. We zijn toegekomen aan de beantwoording van de zijde van het kabinet. Ik kijk even of er behoefte is aan een korte schorsing. Een kwartier? Dan schors ik tot 15.15 uur.

De vergadering wordt van 15.02 uur tot 15.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister-president het woord.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik zal, als u mij toestaat, een enkel inleidend woord spreken. De vragen zullen daarna worden beantwoord door respectievelijk de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Defensie, regarderende hun respectieve beleidsterreinen.

Mijn belangrijkste conclusie van de eerste termijn van de Kamer, gegeven ook de opvattingen van het kabinet, is dat wij het met elkaar eenstemmig eens zijn over het feit dat wij het geweld en de vernielingen door criminele relschoppers eenstemmig afkeuren. Waar we het ook over eens zijn, Kamerbreed en kabinet, is dat de reactie van de politie en de burgemeesters op de rellen ons respect en onze steun verdient.

Ik denk dat uiteindelijk die saamhorigheid tussen Kamer en kabinet vandaag nog het allerbelangrijkste is. Alle Nederlanders, alle mensen die deze live-uitzending volgen, verwachten die saamhorigheid van ons. En volkomen terecht. Geweld tegen de politie is onaanvaardbaar. Van andermans eigendom, van andermans bedrijf, blijf je af. Vertegenwoordigers van de pers laat je met rust. Zij moeten hun werk kunnen doen in dienst van onze democratie. Dat is de essentie van waar wij gezamenlijk voor staan.

Ik begrijp heel goed dat veel mensen, ikzelf incluis, de coronamaatregelen zwaar vinden en dat die maatregelen frustratie opleveren. Ik begrijp zelfs dat sommigen het er niet mee eens zijn. Maar dat kan nooit reden zijn voor mensen om dit soort gedrag te vertonen. We weten dat het overgrote deel van de mensen zich houdt aan de maatregelen en dat 99,9% van Nederland dit geweld afkeurt.

Wat we hebben gezien heeft niets te maken met strijden voor de vrijheid. We nemen deze maatregelen niet voor onze lol. We doen dat omdat we met elkaar vechten tegen het virus. Het is het virus dat op dit moment onze vrijheid beperkt. We moeten dus de strijd tegen het virus winnen, want alleen dan krijgen wij allemaal onze vrijheid terug.

Ik ben het ook eens met degenen die in dit debat wezen op de rol van anderen. De rol van ouders. De rol van vrienden. De rol van de omgeving. Om, als zij weten dat hun vrienden of hun kinderen dit doen, hen daarop aan te spreken en ervoor te zorgen dat dit gedrag stopt. Wij hebben hierin een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Voorzitter, dat wilde ik ter inleiding zeggen. Nogmaals, er zijn niet veel vragen gesteld aan het kabinet, maar de vragen die zijn gesteld, zullen worden beantwoord door de beide ministers.

De heer Van Nispen (SP):

Ik had één vraag specifiek gesteld aan de minister-president. Die ging over zijn eerste reactie, waar ik best begrip voor heb, zeker ook in de emotie. Gevraagd naar de oorzaak van de rellen, zei de minister-president: "Ik denk daar niet over na. Ik ga niet op zoek naar sociologische verklaringen. Dit is puur crimineel gedrag." Waar het die relschoppers betreft, ben ik het daarmee eens. Het is puur crimineel gedrag. Maar ik denk dat wij allemaal moeten erkennen dat de groep divers is. Je hebt een groep criminele ophitsers, die vooraan lopen, en je hebt een groep meelopers, naar alle waarschijnlijkheid. Ik ben ook geen socioloog — dat hebben de minister-president en ik gemeen — maar ik denk dat het wel verstandig is om misschien anderen wel te laten zoeken naar verklaringen, met als doel niet om begrip te hebben, maar om iets te kunnen begrijpen. Dat is iets anders dan begrip hebben. Met als doel om in de toekomst te voorkomen dat dit zo snel zo groot kan worden.

Minister Rutte:

Op zich heeft de heer Van Nispen daar een terecht punt te pakken. Mijn reactie was inderdaad een andere. Wat ik wil voorkomen, is dat wij, door ons te gaan verdiepen in de mislukte jeugd, een mislukte sportcarrière of wat mensen ook overkomt waardoor ze tot dit soort idioot gedrag aangezet worden, ook maar enigszins een soort vergoelijking gaan geven van dat gedrag. Daar zijn de heer Van Nispen en ik het over eens. Natuurlijk moet je vervolgens altijd precies analyseren: wat gebeurt hier en wat kun je daarvan leren? Om het de volgende keer te voorkomen, of het in ieder geval breed te kunnen bestrijden. Maar dat doet niets af aan wat het is — en daar zijn we het volgens mij ook over eens — namelijk: puur crimineel gedrag. Het heeft niets te maken met een strijd voor de vrijheid.

De heer Van Nispen (SP):

Dan denk ik inderdaad dat we het daarover eens zijn. Maar ook over dat de eerste reactie van de minister-president wat dat betreft wel iets te kort door de bocht was. Misschien was dat te verklaren door de emotie — ik kan me dat voorstellen — maar laten we inderdaad wel die analyse maken en niet doen alsof dat ook maar iets te maken heeft met begrip hebben voor of willen goedpraten van wat dan ook, want dat is niet aan de orde.

Minister Rutte:

Ik hou mijn eerste reactie staande. Ik denk dat die goed was, omdat ik niet wil dat Nederland denkt dat het kabinet of de Kamer op dit moment bezig is met allemaal diepsociale verhandelingen om daarmee een soort vergoelijking van dit gedrag te laten zien. Daarom was mijn reactie zo stellig. Ik ben het met de heer Van Nispen eens die zegt dat je het wel moet analyseren om daaruit vervolgens lessen te kunnen trekken, zodat je in de toekomst nog beter kunt reageren op dit idiote gedrag. Maar het mag door niemand, en al helemaal niet door de plegers van dit geweld, worden gezien als een soort vergoelijking. Van: zie je wel, het kabinet ziet ook dat ik een moeilijke jeugd had. En: het kabinet ziet ook dat we het zo zwaar hebben. We hebben het allemaal zwaar, maar voor 99,9% van Nederland is dat geen reden om tot crimineel geweld over te gaan. Daar zit volgens mij de essentie.

De heer Wilders (PVV):

Misschien meer iets van de orde. Ik had in dit korte debat eigenlijk maar één vraag en die ging over de inzet van het leger. Er zitten drie bewindslieden — ik heb ze ook alle drie uitgenodigd — maar aan wie heeft u die vraag toebedeeld? Bent u dat, is dat de minister van Defensie of de minister van Justitie? Wie gaat de vraag over de inzet van het leger beantwoorden?

Minister Rutte:

De minister van Justitie gaat dat antwoord geven.

De heer Wilders (PVV):

Dus ik kan die vraag niet aan u stellen?

Minister Rutte:

U mag de vraag ook aan mij stellen als u dat wilt. Ik zal dan beginnen met het antwoord, maar daarna zal ook de minister van Justitie er nog op ingaan.

De heer Wilders (PVV):

Misschien dat ik het dan kort mag proberen. Overigens ben ik het met de inleiding van de minister-president — dat komt niet altijd voor — hartgrondig eens. Het is goed dat de mensen thuis zien dat we eendrachtig zijn in het veroordelen van het geweld. Maar ik denk dat om het geweld te keren, het verstandig is om het leger eerder in te zetten dan, als ik de brief van de minister-president en de bewindslieden lees, het kabinet van plan is te gaan doen. Want wat we gisteren minder, maar de dagen ervoor 's avonds hebben gezien, is niet voor herhaling vatbaar. Ik lees nu in de stukken dat het kabinet, mocht het verder escaleren — wat we allemaal niet hopen dat gebeurt — van plan is om bijvoorbeeld ook te kijken naar ME'ers en politieagenten uit Duitsland en België. Ik zou echt aan de minister-president willen vragen om dat alstublieft niet te doen. Op het moment dat er grootschalige rellen zijn, hebben wij in Nederland een eigen krijgsmacht die daar deels voor geëquipeerd is en waarvan het ook een van de basistaken is. Alstublieft, zet als het nodig is het Nederlandse leger in bij grootscheepse en grootschalige ongeregeldheden en rellen, en niet de agenten uit Duitsland en België.

Minister Rutte:

Die agenten uit Duitsland en België gaan een beetje een eigen leven leiden. Er is hier sprake van een normale samenwerking in de grensregio's. Daarover gaat het hier. Bij die normale samenwerking in de grensregio's ondersteunen we elkaar af en toe. Het is niet zo dat er opeens Duitsers opduiken in Sneek of Scheveningen. Maar in de grensregio's helpen Duitsland, België en Nederland elkaar. Daarnaar wordt hier verwezen.

Dan over de inzet van Defensie: die is er. De Koninklijke Marechaussee helpt op dit moment op een fantastische manier. De politie en de Koninklijke Marechaussee werken zeer nauw samen. Ik ben werkelijk onwaarschijnlijk onder de indruk van wat zij gezamenlijk de afgelopen dagen hebben laten zien. We hopen van harte dat het na gisteravond minder wordt, maar dat weten we niet. Het kan best zijn dat dit nog een tijdje doorgaat. We hopen dat niet, maar ook dan zullen we ons allemaal scharen achter de politie en de Koninklijke Marechaussee. Als het in de toekomst nodig is om meer beroep te doen op Defensie, dan zullen we dat zeker doen. Dat hebben we in het verleden ook gedaan, bijvoorbeeld als het gaat om logistieke ondersteuning of het afzetten van straten of pleinen, bijvoorbeeld bij de grote demonstratie in Den Haag. En het kan ook nog verdergaan. Dat is altijd een besluit in overeenstemming tussen de minister van Justitie en Veiligheid enerzijds en de minister van Defensie anderzijds. Daar zijn allemaal regels voor. De burgemeesters hebben een belangrijke rol in het vragen daarom. Maar op dit moment is de conclusie van de politie, maar ook van de burgemeesters, dat zoals we het nu met elkaar doen, de politie de zaak goed onder controle kan houden. Op dit moment heeft het geen toegevoegde waarde een groter beroep te doen op Defensie dan wij doen. Maar het is geen taboe. Als het in de toekomst nodig is, gaan we daar serieus naar kijken, maar nu is het niet nodig.

De heer Wilders (PVV):

Zaterdag, zondag, maandag — ik kom zo op gisteren, dinsdag — hebben we ze wel gemist, want toen was het niet op orde. Toen zagen we, waar de politie haar nek uitstak en terecht en goed bezig was met het aanpakken van het tuig, dat er in andere straten winkels werden geplunderd, politiebureaus werden bestormd, molotovcocktails werden gegooid, auto's op hun kop werden gezet en in de fik werden gestoken, en scooters bij elkaar werden gezet en verbrand. Dat is allemaal gebeurd. U kunt dus niet zeggen dat het de afgelopen dagen niet nodig is geweest, want we hebben ze gemist. We hebben de inzet gemist, anders was dit niet gebeurd.

Gisteren is het gelukkig goed gegaan vanwege de enorme inzet van de politie, maar zoals ik in mijn termijn zei: in Rotterdam is de politie-inzet ongeveer drie keer hoger dan normaal. Ik zeg de minister-president: dat houden ze niet vol, mochten de rellen onverhoopt doorgaan. Dat houden ze gewoon niet vol. U schrijft in uw brief op pagina 2 dat er "intensief overleg is met onze buurlanden over politiële ondersteuning". Dat gaat niet over de normale samenwerking. U schrijft het en meneer Grapperhaus heeft namens u de brief ondertekend. Er wordt dus wel degelijk nagedacht — volgens mij heeft de heer Grapperhaus dat ook in de media gezegd — over het hier inzetten van ME uit Duitsland en België. Dan zeg ik: doe dat niet. We kunnen zien aankomen dat de politie het op een gegeven moment niet meer aankan. Helaas is er ook een kans dat die rellen doorgaan. De minister van Justitie zegt dat we dan de Duitsers en de Belgen erbij halen. Ik zou zeggen: doe dat niet. We hebben een eigen leger.

Minister Rutte:

Op dat tweede punt: er is de normale samenwerking in de grensregio's. Die kan ook in de toekomst weer nodig zijn. Maar het is dus niet zo, want dat suggereerde de heer Wilders, dat dan Belgische agenten opduiken in Groningen of Duitse agenten in Sneek. De samenwerking in de grensregio's is er over en weer. Ook Nederland ondersteunt, waar dat nodig is, onze collega's in België en Duitsland. Dat is onze samenwerking met deze landen, met Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen in Duitsland en met Vlaanderen en Wallonië grenzend aan Nederland — vooral Vlaanderen, en een klein stukje Wallonië — in België. Dat is de normale aanpak die we hebben. Maar hoe sterk onze politie zich ook inzet, hoezeer de ondersteuning van de Koninklijke Marechaussee er ook is, hoezeer er misschien in de toekomst ook verdere hulp van Defensie nodig is, je zult nooit kunnen voorkomen dat het de raddraaiers, de criminelen, soms lukt om dingen te doen waarvan je zegt: dit accepteren wij met elkaar niet. Dan wordt er hard opgetreden.

De conclusie die de heer Wilders hier nu aan verbindt — het leger was nog niet ingezet, de krijgsmacht was nog niet ingezet, en dus kon het uit de hand lopen — is gewoon simpelweg niet de juiste conclusie. Dat is niet de oorzaak-en-gevolgconclusie die je hier kunt trekken. Ik ben het er echt niet mee eens. Het is aan de burgemeesters en de politie om op een gegeven moment te zeggen: we hebben ondersteuning nodig. Dat kan op allerlei mogelijke manieren. Daar rust geen taboe op. Daar zijn wij het over eens, Wilders en ik. Maar terwijl in de operatie politie en burgemeesters bezig zijn om dit in goede banen te leiden, met de volledige ondersteuning van Grapperhaus, Bijleveld en mijzelf, moeten we oppassen dat we hier nu niet denken het beter te weten. Ik vind dat echt onverstandig. Laat dat nou aan de burgemeesters en de politie. Als die een beroep zouden doen op meer, dan staan we klaar.

De heer Wilders (PVV):

Ook mijn doel is niet anders dan dat van de minister-president. Dat is om te zorgen dat de orde weer wordt gehandhaafd. Nogmaals, ik heb zaterdag, zondag en maandag gezien dat dat niet is gebeurd. U kunt dus niet tegen mij zeggen dat alles koek en ei is en dat er toen iets gebeurde wat we niet hadden kunnen voorkomen. Dat hadden we kunnen voorkomen. We hebben gisteren gezien dat er minder rellen zijn op het moment dat er meer inzet is van mensen, in dit geval van de politie. Dat had zondag, maandag en misschien ook zaterdag al kunnen gebeuren. Dat is niet gebeurd. Nogmaals, ik zit hier niet om met de vinger te wijzen naar wie er fouten heeft gemaakt, maar we moeten vaststellen dat de beelden die we de huiskamer zagen binnenkomen van rellende, plunderende straatterroristen, tuig, niet hadden moeten gebeuren. Misschien had je niet alles kunnen voorkomen, maar je had wel veel meer kunnen voorkomen.

Ik zeg u nogmaals: de politie, hoe goed ze ook zijn, houdt het niet vol om dat met driedubbele inzet in Nederland te doen als die rellen doorgaan. Dan zult u moeten opschalen. U zegt in de brief: daar hebben we opties voor. Dan kunnen we de marechaussee inschakelen. Optie één is extra, nog meer marechaussee. Dan kunnen we kijken naar meer speciale diensten, en dan is er ten slotte ook nog het leger. Ik zeg u: gebruik het leger. Ze kunnen helpen. Ze kunnen patrouilleren. Ze hebben dat op Curaçao gedaan. Ze hebben dat op Sint-Maarten gedaan. Ik wil hier in Nederland geen Duitse of Belgische ME'ers zien. U zegt misschien dat het niet in Sneek is, maar als het grenssamenwerking is, betekent dat dus dat in Venlo ME'ers uit Duitsland of in Breda ME'ers uit België kunnen inspringen. Dat wil ik gewoon niet hebben. Ik wil geen Duitse of Belgische ME'ers in Nederland. Ik wil gewoon dat ons leger dat kan. Zet ze alstublieft in. Daar zijn ze voor. Ze zijn er om de politie te helpen en Nederland veilig te maken. U zegt dat het geen taboe is. Dat is winst. Maar gebruik ze dan eerder dan pas op het allerlaatst.

Minister Rutte:

Wat de heer Wilders nu doet, vind ik niet verstandig, en daar ben ik het dus ook niet mee eens. Hij grijpt nu in in de operatie. Hij wil nu gedetailleerd voorschrijven wat we moeten doen. Dat is niet verstandig. Laat dit nou aan de mensen die op dit moment die strijd voor ons voeren: de burgemeesters, de politie en de Koninklijke Marechaussee, met onze volledige ondersteuning. De link tussen oorzaak en gevolg — hij zegt: had je het leger eerder ingezet, dan was het anders gelopen — is simpelweg niet waar. Was het allemaal maar zo makkelijk, dat is gewoon niet zo. Als het nodig is, dan zijn we er. Die grenssamenwerking is er, die is over en weer. Waarom zouden we die nou ineens beëindigen, wat is er nou ineens op tegen dat België, Duitsland en Nederland elkaar in de grensstreek ondersteunen waar dat nodig is? Volgens mij is dat nou juist heel verstandig, en het past ook bij de zeer nauwe banden die Nederland heeft met zowel België als Duitsland.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Het is al heel vaak gezegd, dus ik doe het heel kort: geweldig werk wat onze politiemensen verrichten. Daar verdienen ze lof voor. Ik heb een heel overzicht gekregen van wat er aan rellen in de rest van Europa is geweest in de afgelopen elf maanden, want dat is in heel veel landen zo af en toe natuurlijk gebeurd. Onze politie — ik zeg het altijd — zijn handhavers en hulpverleners, en dat siert ze.

Voorzitter. Ik ga meteen door naar de vragen. De heer Wilders vraagt zich af waarom we het leger niet inzetten. De premier heeft daar het nodige over gezegd, maar ik wil daar nog iets op doorgaan. Nou, Defensie wordt al ingezet in de vorm van de Koninklijke Marechaussee die — dat is Defensie — twee pelotons in wisseldiensten levert, dus in totaal vier pelotons. Overige inzet is nu niet aan de orde. We bereiden ons voor op alle mogelijke scenario's. Ik heb al sinds de aanvang van de coronacrisis vrijwel dagelijks overleg met de korpsleiding over hoe de zaken gaan. Daar hoort dit nu natuurlijk primair bij.

Voorzitter. In de steden waar dat nodig is, waar we zien dat mensen gaan rellen, treedt de politie en eventueel de ME op. Dat hebben we de afgelopen dagen gezien. We hebben gisteren ook gezien dat een opgeschaalde inzet en goed wijkwerk een beheersbare situatie opleveren.

Een aantal van u heeft al een compliment gemaakt aan de samenleving. Want ook de signalen vanuit de samenleving zijn heel duidelijk. Wij kunnen ons hier afkeurend uitspreken, maar ook de samenleving heeft gezegd: schandalig dat dit gebeurt, terwijl we met z'n allen dat virus moeten bestrijden, en misdadig wat er gebeurt, zoals plunderingen, vernielingen, geweldplegingen.

Mevrouw Kuiken vroeg op basis van welke criteria het kabinet nu besluit over eventuele fysieke inzet van militairen. Dat begint met de operationele noodzaak. Dat is dus als politie en de lokale gezagen daarom vragen. Zo is het in Nederland geregeld. Voor alle duidelijkheid richting de heer Wilders: dan beslist de minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 58 Politiewet, en dat doet hij in overeenstemming met de minister van Defensie. Dus daar is altijd een soort vierogenprincipe aanwezig, en ik denk dat dat heel goed hoort bij onze democratie.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Allereerst: excuus. U sprak mijn naam zo hard uit dat ik een beetje schrok. Vandaar dat ik even moest grinniken, maar dat had niets te maken met de serieuze bijdrage. Ik had nog wel een vraag. Is er nu een burgemeester die serieus een beroep op de minister heeft gedaan in het kader van meer maatregelen of legerinzet dan waar nu al sprake van is, bijvoorbeeld via de Koninklijke Marechaussee?

Minister Grapperhaus:

Nee, daarop kan ik mevrouw Kuiken heel direct antwoorden. Er is niet één burgemeester die dat heeft gedaan. Ik heb zoals u weet wekelijks een uitgebreid overleg met de 25 voorzitters van de veiligheidsregio's. Ik spreek ook burgemeesters die daar niet bij zijn apart als er in hun gemeente iets bijzonders speelt. Een tijdje geleden sprak ik burgemeester Dales van Velzen, die uitstekend met heel geringe ME-inzet een uit de hand lopende demonstratie in zodanig goede banen heeft geleid dat u denk ik niet eens weet dat dat gebeurd is. Maar ook van die burgemeesters, die ik dus niet wekelijks zie en niet iedere week spreek, heeft nooit iemand mij gezegd: zou u eens aan het leger willen denken?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Maar het is dus wel zo dat, als één individuele burgemeester zegt "ik zie nu toch de noodzaak om wat te doen", het een overweging is voor de minister om daartoe over te gaan. Klopt dat, zou mijn eerste vraag zijn. En mijn tweede vraag: op basis van welke escalatieladder beslis je dan om daartoe over te gaan?

Minister Grapperhaus:

U heeft gezien dat ik voor mijn brief van vanmorgen vroeg ook het Veiligheidsberaad heb geraadpleegd. Dan bedoel ik de voorzitter, maar die heeft op zijn beurt de andere 25 voorzitters geraadpleegd. We hebben — zeker nu in deze coronacrisis — een zeer degelijk overlegmodel met elkaar gewisseld, waarin we op die maandagavonden nou niet bepaald over één nacht ijs gaan, dat kan ik u verzekeren. Het zou kunnen zijn dat je hier ineens ergens een spoedeisende situatie krijgt, maar dan nog zullen we bij de besluitvorming daarover de collega van Defensie altijd betrekken en dat in grote afgewogenheid en zorgvuldigheid laten plaatsvinden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Mevrouw Kuiken of de heer Wassenberg vroeg terecht hoe politie en ME er nu voorstaan na dagenlang rellen. Natuurlijk trekt dat een wissel op de mensen. De korpschef, die op mijn verzoek de hele avond aanwezig is geweest bij het Veiligheidsberaad van 25 januari, heeft gezegd: de politie kan dit thans aan en we bekijken de komende dagen hoe het verder verloopt. De politie kan het nog steeds aan. Nogmaals, het legt natuurlijk een druk op de mensen in deze tijd. De politie heeft al behoorlijk wat op haar bord gehad in coronatijd. Vanmorgen hebben we daar in een ander kader over gedebatteerd, zoals u weet, voorzitter. We houden het zeer goed in de gaten.

Voorzitter. De politie is alert en goed voorbereid. Dat maakt natuurlijk uit. Er is een Nationale Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden, de zogenaamde NSGBO, en ook lokaal zijn er zogenaamde Staven Grootschalig en Bijzonder Optreden. Er is zeer veel overleg met alle driehoeken, zoals ik net tegen mevrouw Kuiken zei. Dat is een belangrijk punt. Het is operationeel en organisatorisch zeer goed ingeregeld, en dan ook nog in samenwerking met de Koninklijke Marechaussee, die bijstand verleent.

De SP vroeg: hoe groot is de loyaliteit van de politiek richting de agenten? Het was wellicht een retorische vraag. Zoals ik hier altijd in de debatzaal heb gestaan, denk ik dat die loyaliteit groot is. Dat weten we, juist ook omdat wij zo'n zeer goed in onze maatschappij ingebedde politie hebben met een heel bijzondere positie voor de wijkagent, zoals de heer Van Dam zei. Als ik in het buitenland over de politie begin, krijg ik meteen 100 vragen, want dat is echt heel bijzonder. De loyaliteit is dus groot. Ik voer cao-onderhandelingen. De heer Van Nispen weet dat ik die onderhandelingen niet via de Kamer voer, maar hij weet ook dat ik drie jaar geleden, in 2018, voor het eerst heb ingevoerd dat ik als minister elke drie maanden met de bonden, de korpsleiding en mijn eigen ambtenaren om tafel zit om te kijken hoe het gaat met de voortgang van de afspraken die we gemaakt hebben. We hebben dus een goede, nauwe overlegverhouding.

De heer Van Nispen (SP):

De politieagenten hebben het op dit moment ongelofelijk zwaar. Dat was al zo voor de coronacrisis, dat werd erger tijdens de coronacrisis en de afgelopen dagen is echt een nieuw dieptepunt bereikt, zou je kunnen zeggen. Er wordt heel veel van ze gevraagd. Agenten die net uit een heftige nachtdienst komen, hebben even de tijd om de minister, mij of wie dan ook wat te vertellen. Daarna moeten ze gaan slapen om daarna meteen weer aan het werk te gaan. Het is echt ongelofelijk. Een diepe buiging voor die prestatie. Maar alleen aan waardering hebben ze niet zo veel. Ik vind het gewoon heel erg wrang dat de onderhandelingen over de cao zijn vastgelopen, want alleen aan waardering, applaus, lof en mooie woorden hebben ze niet zo veel. Snapt de minister dat heel veel mensen het heel erg wrang vinden dat die cao-onderhandelingen vervolgens zijn vastgelopen? Wat gaat de minister daaraan doen?

Minister Grapperhaus:

Een kleine correctie: die onderhandelingen zijn niet vastgelopen. Ze lopen nog steeds. Ze lopen in goed overleg, laat ik het zo zeggen. Ik vind het vanuit mijn achtergrond heel herkenbaar dat er weleens wordt gezegd: en nu willen we niet verder. Dat is misschien wel bijna een regel bij cao-onderhandelingen. Maar ze lopen nog steeds. Dat wordt in goed overleg gedaan. Ik wil benadrukken dat dit kabinet heeft onderkend dat er structureel een versterking van de politie moest komen. We hebben die gewoon nodig in de maatschappij. Daarnaast moeten we er nog meer aan doen. Er is ook incidenteel geld voor ingezet, omdat er tussen 2019 en 2022 17.000 politieagenten met pensioen gaan. Dat is een hele generatie. Daar heb ik primair aandacht voor. Ik wil ook echt zeggen dat de collega van Financiën mij daar ook de ruimte voor geeft.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Toen een maand geleden de onderhandelingen waren vastgelopen, was het commentaar van de minister dat hij er de financiële ruimte niet voor had. Dat staat dus in contrast met wat de minister nu zegt, namelijk dat hij wel degelijk die ruimte krijgt van de minister van Financiën. Het is uiteindelijk een politieke keuze om hier wel of niet voldoende budget voor uit te trekken. Ik druk de minister dus het volgende op het hart: maak de juiste politieke keuze; aan alleen waardering en mooie woorden hebben ze niet zo veel; we moeten hen ook financieel waarderen.

Minister Grapperhaus:

Nu halen we dingen door elkaar. Ik heb niet gezegd dat ik van de minister van Financiën financiële ruimte heb voor de cao. Dat heeft ook te maken met het feit dat het om rijks-cao's gaat. Daar ga ik dus ook niet in eerste instantie over. Ik heb gezegd dat we als kabinet alles doen om het teruglopen van het aantal fte's bij de politie op te vangen, want dat drukt natuurlijk zwaar op de werkdruk bij de politie, even los van cao's.

Voorzitter. Mevrouw Yeşilgöz had een vraag over de pakkans.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken, op het vorige punt?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ja. Ik heb het niet opgebracht in dit debat omdat het nu specifiek over de rellen gaat, maar het is natuurlijk wel krom dat de cao-onderhandelingen eigenlijk zijn stukgelopen. Ik wil het pleidooi van mijn collega Van Nispen dus wel ondersteunen. Ik wil de minister vragen of hij ons misschien een brief wil sturen over de huidige stand van zaken, zodat we er op een ander moment verder over kunnen spreken, even los van dit debat.

Minister Grapperhaus:

De onderhandelingen zijn niet stukgelopen. Dat is één. Twee is dat we die cao-onderhandelingen niet via de Kamer moeten doen. Dat is een ander ding. Dat heb ik enige jaren geleden ook gezegd en volgens mij hebben een aantal van mijn voorgangers dat ook gezegd. Ik wil wel toezeggen dat ik, zodra de onderhandelingen zijn afgerond, onmiddellijk verantwoording zal afleggen in een brief aan uw Kamer. Dat heb ik de vorige keer ook gedaan.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken, tot slot.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

We gaan er niet over, maar ik draai ook al wat langer mee in dit huis, en het was altijd wel heel gebruikelijk om ons op de hoogte te houden van de voortgang. Dat is helemaal niet zo raar.

De voorzitter:

Maar dat is al toegezegd.

Minister Grapperhaus:

Ik heb u zojuist op de hoogte gehouden van de voortgang, maar onderhandelingen zijn onderhandelingen. Als het leven zo transparant wordt dat ik nu alles moet gaan zeggen, dan wordt het wat ingewikkeld. Maar het komt goed. Voorzitter, ik beloof mevrouw Kuiken via u dat ik direct met een brief kom als we de onderhandelingen afgerond hebben.

De heer Van Dam (CDA):

Ik hoor de minister iets zeggen over de gebiedsgebondenheid en de wijkagenten. Ik weet niet of hij daar later nog op terugkomt of dat dit de reactie op mijn opmerking daarover was.

Minister Grapperhaus:

Daar kom ik nog op.

De heer Van Dam (CDA):

Dan slik ik mijn woorden in.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, als u het goedvindt, wil ik eerst ingaan op een aantal vragen over de pakkans en het snelrecht. Dan kijk ik vooral een beetje opzij, naar mevrouw Yeşilgöz. Wat doen we om de pakkans te vergroten? Allereerst worden samenkomsten door de politie nauwgezet gevolgd, zowel aan de hand van signalen in de wijk als berichten op internet. Ik was bijvoorbeeld maandagavond bij de politie in Almere, waar men echt heel goed liet zien hoe men inderdaad toch via het internet — ik ga niet helemaal precies vertellen hoe en wat — twintig mensen helemaal van tevoren al op het spoor was gekomen en daarop had aangesproken. Dat is heel knap. In die duizenden berichten die heen en weer gaan op zo'n dag, lukt het de politie nog steeds om dat goed te doen. Er wordt streng opgetreden. Ik heb een hele lijst met het aantal aanhoudingen. Ik zal die niet helemaal voorlezen, maar ik wil die nog wel in een brief aan uw Kamer sturen, voorzitter.

Heel snel: in de nacht van zondag op maandag circa 250, van maandag op dinsdag circa 184 en van dinsdag op woensdag circa 131. En dat loopt nog op, want het punt is dat er nog steeds camerabeelden worden bekeken en dat er telefoons worden uitgelezen en dergelijke om te kijken hoe en wat precies. Daar zit de politie zeer bovenop en er vindt sporenonderzoek plaats op plekken waar vernielingen hebben plaatsgevonden.

Voorzitter. Over het snelrecht wil ik verder zeggen dat bijna as we spoke, een uur geleden, de eerste snelrechtzaak ten aanzien van de rellen is geweest, in Rotterdam. Een meneer — op de ene of andere manier zijn het bijna alleen maar meneren — die een steen naar een politieauto heeft gegooid, heeft twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf gekregen. Dat snelrecht wordt natuurlijk gewoon ingezet in zaken die dat naar het oordeel van het OM verdienen. Dat kan dus ook in het geval van een ernstige bedreiging of gewoon een bedreiging van een journalist zijn, maar dat is niet aan mij. Dat is het opportuniteitsbeginsel en daar mag ik me echt niet mee inlaten, maar daar wordt echt heel goed naar gekeken.

Er zijn inmiddels overigens ook een aantal opruiers aangehouden, schokkend genoeg ook echt kinderen van 12, 14, 15 jaar. Dat is inderdaad wel iets waar we als samenleving … Dan kom ik een beetje op het punt van de heer Van Nispen. Dit doet niets af aan het feit dat het crimineel gedrag is, maar we moeten uiteraard verdiepen en kijken waar dit vandaan komt. Dat doet mijn ministerie, ook samen met SZW en OCW. Dat hoort daar absoluut bij.

De voorzitter:

Was u klaar met dit punt, het snelrecht?

Minister Grapperhaus:

Ik heb nog wel iets over het snelrecht. Vandaag is het woensdag. Als het goed is, staat dus ook de eerste Museumpleinagressieveling voor de snelrechter. En het OM heeft gisteren een aangepaste richtlijn gemaakt, maar daar heb ik al het nodige over gezegd.

De voorzitter:

Goed, dan ga ik naar mevrouw Yeşilgöz en dan naar de heer Wilders.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank voor de beantwoording. Als die getallen inderdaad in een brief kunnen, zou ik dat heel erg fijn vinden. Mijn vraag was ook wat we zelf kunnen doen om die pakkans nog te vergroten en of de politie nog iets extra's nodig heeft om al hun goede werk online nog te kunnen versterken. Kan de politie de foto's en beelden die zij heeft bijvoorbeeld eerder delen, zodat die gasten eerder herkenbaar zijn en zodat wij daar allemaal eerder op kunnen reageren? De minister kan aangeven of dat opportuun is. Zijn er mogelijkheden waardoor we het allemaal nog scherper kunnen hebben? Misschien kan de Kamer daar ook nog iets in betekenen. Dat was mijn vraag.

Minister Grapperhaus:

Heel kort, voorzitter. Ik geef toe dat dit niet een soort reclameblokje voor de politie moet worden, maar gisteren werden in het programma Opsporing Verzocht ook al beelden vertoond van de nachten ervoor. De politie zit hier bovenop vanwege het maatschappelijk belang. Wat betreft het nog beter zicht krijgen, ga ik die steen weer heel voorzichtig op de vijver leggen: ik heb het ook met buitenlandse collega's veel over de dubbele encryptie, de dubbele versleuteling, bij allerlei sociale media. Ik heb die ook in de EU aangekaart. We moeten met elkaar een oplossing vinden waarmee we die dubbele versleuteling voor de gewone burger nog steeds intact kunnen laten, maar die kunnen openbreken daar waar sprake is van verdenking van ernstige misdrijven. Want anders gaat privacy een schild worden voor boeven.

De heer Wilders (PVV):

Ik hoop dat ik het verkeerd verstaan heb, maar hoor ik de minister nou net vol trots zeggen dat iemand die een steen naar de politie heeft gegooid, twee maanden gevangenisstraf krijgt? Hoorde ik hem dat nou zeggen? Dat is toch te lachwekkend voor woorden? Zo iemand die een steen naar de politie gooit, moet toch minstens twee jaar, drie, vier of vijf jaar achter de tralies verdwijnen? Zei u nou net met trots dat iemand die een steen gooit naar de politie, mensen die hun werk doen, twee maanden gevangenisstraf heeft gekregen? Laat ik eerst even verifiëren of dat werkelijk waar is. Het is voor de mensen thuis goed om te horen dat wij een minister van Justitie hebben van het CDA die trots is en die zegt: jeetje, wat is dat een forse straf. Zeg alstublieft dat ik dat verkeerd begrepen heb.

Minister Grapperhaus:

Als ik verslag doe van uitspraken van de rechterlijke macht, zit daar nooit enige emotie bij op mijn gezicht, in wat voor grimas dat ook staat. Ik doe u daar verslag van, want daar heb ik als minister van Justitie en Veiligheid verder geen enkel oordeel over. Ik heb er wel op gewezen — dat was de vraag van mevrouw Yeşilgöz — hoe het loopt met dat snelrecht. Dat loopt dus. En er is in ieder geval iemand voor het gooien van stenen naar de politie tot twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. Dat betekent overigens dat diegene een strafblad krijgt en wat er allemaal verder nog gaat spelen. Het oordeel over die straf en wat men daarvan vindt, is aan uw Kamer of aan de maatschappij, maar ik denk in de eerste instantie aan de rechterlijke macht zelf. Daarom hebben we een machtenscheiding.

De heer Wilders (PVV):

We hebben hier dus een CDA-minister van Justitie die het allemaal prima vindt en zegt "ik ga er niet over, daar gaat de rechter over" en hier — ik zag het — met trots zit te vertellen dat die persoon twee maanden gevangenisstraf heeft gekregen. Ik hoop nogmaals dat de mensen hier goed naar luisteren. Het is bijna een premie op het stenen gooien naar de politie. Als je een steen gooit naar de politie, moet je jaren achter de tralies. U staat niet achter uw dienders. U laat de politie vallen als een baksteen. Als mensen een baksteen naar de politie gooien, gaan ze acht weken naar de gevangenis. Daar gaat meestal nog een derde vanaf. Dat betekent dat ze na zes weken weer op straat staan. Zo lossen we de problemen niet op, meneer de minister van Justitie. U zult zeker in deze tijd voor een oplossing moeten zorgen. Hoe u dat doet, moet u maar uitzoeken. Of u nou met minimumstraffen komt, de maximumstraf verhoogt of dat u met de raad van de rechtspraak gaat spreken; ik weet niet hoe u het doet, maar dit is lachwekkend. U zet uzelf totaal voor schut voor heel Nederland, voor iedereen die nu live naar de televisie kijkt en hoort dat een CDA-minister van Justitie zegt: stenen gooien naar de politie betekent zes weken zitten en dan mag je weer je volgende steen op straat gaan uitzoeken.

Minister Grapperhaus:

Nog eens duidelijk — en dat weet de heer Wilders van mij, want we hebben daar al eens vaker over gedebatteerd — volgens de leer van de machtenscheiding gaat de uitvoerende macht, het kabinet, niet over wat er in de rechterlijke macht gebeurt. We hebben in Nederland al sinds zeer lange tijd een goed functionerend Wetboek van Strafrecht en een Wetboek van Strafvordering. We hebben een rechtspraak en een Openbaar Ministerie die internationaal zeer hoog geprezen zijn. Dat geldt overigens ook voor onze politie. Die staat op plaats nummer 6 van de wereldranglijst na een aantal hele kleine landjes. Maar goed, de politie wordt zeer hoog geprezen vanwege de afgewogen wijze waarop hier het rechtsbedrijf wordt uitgeoefend. Ik sta er als minister van Justitie in ieder geval voor dat ze daar alle middelen en mogelijkheden voor krijgen. Maar u zou als Kamer niet willen dat ik me maar enigszins bemoei met wat de uitkomst is van wat de rechter doet.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, ik ga door. Dan hebben we de wijkagenten van de heer Van Dam. Het signaal van de heer Van Dam herken ik wel en ook niet. Ik herken het niet als het gaat om het feit ... Zoals ik zei, sta ik deze weken en eigenlijk al een tijd in zeer nauw contact met niet alleen de korpsleiding maar ook met diverse lokale chefs. Ik spreek de mensen op dit moment veel in het kader van werkbezoeken. Juist de informatie uit wijken wordt veel gebruikt bij het bepalen van de inzet. Dat heeft ook succes. Ik zei dat ik het ook wel een beetje eens ben met de heer Van Dam, want ik vind dat wij er wel op moeten letten dat ons systeem van wijkagenten waterdicht en goed blijft functioneren. Daar hebben de heer Van Dam en ik vaker over gedebatteerd. Door de enorme uitpensionering van agenten moet dat niet onder druk komen te staan. Dat zijn we eens. Maar ik zie in deze crisis heel veel dat het nog echt goed werkt, ook naar aanleiding van wat ik daarover gerapporteerd krijg.

De voorzitter:

Zijn dit alle vragen van de heer Van Dam?

Minister Grapperhaus:

Ik had nog een vraag van de heer Van Dam over de capaciteit van de politie om de daders van de rellen op te pakken en ook over de capaciteit van de rechtbanken. Daar heb ik al het een en ander over gezegd. Die capaciteit is er echt.

De voorzitter:

Goed. De heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ik vind het fijn dat de minister het een beetje met mij eens is. In dit punt ben ik het eigenlijk helemaal met mezelf eens. Dat is misschien ook goed om te memoreren. De oplossing om uit deze ellende weg te komen is wat mij betreft niet de inzet van het leger. Ik ben het ermee eens dat we het moeten doen als we van de burgermeesters horen dat het nodig is. De oplossing is om via wijkagenten en anderen weer in verbinding te komen met de gasten in de wijk. Wij voeren vaker debatten met elkaar. Eigenlijk is er nog nooit zo veel politie geweest als nu. Dat is een verdienste van dit kabinet. Maar zeker gelet op de huidige problematiek, zit die politie op de verkeerde plek. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat er meer interne capaciteit gaat naar de zo zwaar onderbezette wijkteams? Want dat vind ik zo belangrijk.

Minister Grapperhaus:

Ik kom weer op mijn ja/nee. Ik zie dat die wijkteams in deze crisis nog steeds echt behoorlijk de voelhoorns — hoe noem je dat? — of de wortels en dergelijke in de wijk hebben. Overigens wil ik ook de boa's echt even noemen, want daar hebben we het nog nauwelijks over gehad. Ook die boa's zijn ontzettend goed op het punt van informatie. Ik zie wel dat dit systeem onder druk begint te staan. Daarover zijn de heer Van Dam en ik het telkens met elkaar eens. Het geld is er wel, maar we hebben gewoon te weinig mensen. Ik merk bijvoorbeeld dat er heel veel naar de noodhulp gaat, om maar eens wat te zeggen. Ik trek mij dat aan. Daar hebben we het eerder over gehad. Ik wil daar zeker dit voorjaar met uw Kamer verder over debatteren, misschien aan de hand van een brief, om te kijken hoe we dat structureel gaan oplossen.

De heer Van Dam (CDA):

Ik hoef geen brief.

Minister Grapperhaus:

Ah!

De heer Van Dam (CDA):

Ja, nou wil ik eens geen brief. Ik wil gewoon dat in dit korps een herverdeling wordt gemaakt. Het is natuurlijk terecht dat we waardering uitspreken voor de politiemensen en de boa's, maar ik noem de vrijwillige politie ook altijd. Misschien kan de minister dat ook nog even doen.

Minister Grapperhaus:

Ja. Vanmorgen heb ik de vrijwillige politie nog gecomplimenteerd in een gesprek met het ANP. Zij verrichten hierbij uitermate goed werk.

Voorzitter. Dan kom ik meteen even op de vraag die werd gesteld over de voetbalsupporters. Kijk, laat ik hiermee beginnen: de regels van de avondklok gelden voor iedereen, ook voor voetbalsupporters. Ook zij moeten dus om 21.00 uur binnen zijn. Verder vind ik het echt heel goed als mensen elkaar aanspreken op gedrag. Ik vind het ook goed als mensen de politie helpen op het punt van informatie, want daar zien wij een probleem. Maar de handhaving en de openbare orde moeten echt bij de politie, de KMar en de boa's blijven. Ik weet dat een enkele burgemeester daar gisteren misschien wat in wegdroomde, maar daar wil ik echt heel strikt in zijn. En dan wil ik nog steeds heel veel respect betuigen aan alle burgers die de moed hebben om tegen een relschopper of iemand te zeggen: hou daarmee op! Want het is moedig om dat te doen; laat dat duidelijk zijn. Maar dat moeten we niet tot iets gaan maken, zeker niet met iets structureels en dergelijke. En dan kom ik op politievrijwilligers, want die zijn er. Dat is een verschijnsel dat er al een hele tijd is. Zij zijn voortreffelijk. Die mensen zijn goed opgeleid. Op werkbezoeken heb ik ze ook een paar keer echt zien werken en ik heb gezien hoe goed ze dat doen. Tegen degenen die naar aanleiding van deze rellen zeggen "goh, ik zou politievrijwilliger willen worden", wil ik dus ook zeggen: meld je aan bij je plaatselijke politiekorps en ga die opleiding volgen.

Voorzitter. De vraag van mevrouw Kuiken over de rellen in Den Bosch sluit hier een beetje op aan, maar dat was, denk ik, niet zo bedoeld: zijn die vooral gepleegd door jongeren met een strafblad? Daar kan ik in ieder geval op dit moment niet iets over zeggen. Als ik de vraag verkeerd heb begrepen, dan spijt mij dat.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

We weten dat het in Den Bosch voornamelijk jongens zijn met een leeftijd van tussen de 20 en 25 jaar; zij wonen nog thuis en zijn eerder in beeld gekomen door wangedrag. En toen was mijn vraag: kunnen we daarbij niet kiezen voor een aanpak die vergelijkbaar is met die bij de voetbalhooligans, met een meldplicht? Ik noemde het even heel populistisch een coronahooliganaanpak. Maar de boodschap is wel duidelijk. Ik bedoel: er moet ook iets gebeuren met die jongens, want we zijn nu bezig met de openbare orde, maar er komt een moment waarop je überhaupt wil dat ze niet volgende maand wat anders verzinnen. De groep is gemêleerd, ik weet het, maar dat was een beetje de achterliggende reden van mijn vraag.

Minister Grapperhaus:

Mijn fout, ik heb die vraag niet goed genoteerd; excuus daarvoor. Maar dan het antwoord, en dat sluit een beetje aan bij wat ik nog even indirect als postscriptum aan de heer Van Nispen antwoordde. We moeten zeker wel kijken naar waarom bepaalde mensen hiertoe, tot dit criminele gedrag, zijn gekomen. En we moeten in sommige gevallen, naast de bestraffing die er gewoon komt, ook de verdere aanpak wel afstemmen op die achtergronden, waar het vandaan komt. Dat is echt iets waar wij, gelukkig, met de gemeenten, politie en OM samen in optrekken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Volgende week hebben we weer een debat hierover. Ik zou eigenlijk wel willen dat het kabinet daar dan op ingaat. Mijn concrete suggestie: dit zijn jongens die al langer in beeld zijn, vaak nog thuis wonen maar slecht te handhaven zijn; is dan een vergelijkbare voetbalhooliganaanpak te doen, hoe krijgen we deze jongens in beeld? Het lijkt me goed, als voorbereiding op het debat volgende week, om al dat soort suggesties alvast te verkennen.

Minister Grapperhaus:

Ja, we zullen suggesties zeker verkennen. Ik kan hier niet vandaag ...

De voorzitter:

U komt daar volgende week op terug.

Minister Grapperhaus:

Ja.

De voorzitter:

En mevrouw Kuiken kennende ...

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dan is de minister in ieder geval vast voorbereid op een aantal vragen.

De voorzitter:

Ja, dan heeft u dat duidelijk gemaakt.

Minister Grapperhaus:

Ja, gezellig.

Voorzitter. Dan de advisering door gedragswetenschappers en criminologen. Tja, daar zijn nogal eens wat misverstanden over in het publieke debat. We laten ons op verschillende plekken bijstaan door de gedragswetenschappers. Allereerst door de RIVM-Gedragsunit. Daar werkt het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie, het NKC, ook al geruime tijd mee samen. Het NKC is de spin in het web voor alle communicatie die in het kader van deze crisis vanuit de rijksoverheid gebeurt. Maar ook de effecten van het beleid worden in kaart gebracht door de gedragsdeskundigen. Een voorbeeld daarvan is terug te vinden in de bijlage bij de voortgangsbrief corona die vorige week naar uw Kamer is gestuurd, en daarin staan de verwachte gedragsreflecties op avondklok en sociale bubbels. Maar toch is het in ieder geval terecht dat de heer Van Dam benoemt dat de bestrijding van het virus veel vraagt van ons; ook van jongeren, die al die vertrouwde elementen in hun leven, onderwijs en sport, moeten missen, en inderdaad ineens om zich heen kijken en hun leven op zijn kop gezet zien. Dus dat weegt ook mee in de weging bij ons als kabinet, als we maatregelen moeten overwegen, want die moeten noodzakelijk, effectief en proportioneel zijn.

Dan is er nog de inzet voor jongeren langs andere wegen. Gemeenten en het kabinet waren er al mee bezig door middel van verschillende steunpakketten: op het punt van de jeugdwerkloosheid 346 miljoen; leerachterstanden 282 miljoen; en de continuïteit van het onderwijs 210 miljoen. Ik ga dat hier niet allemaal uitwerken, want dat is ook in die voortgangsbrieven zeer uitvoerig aan de orde geweest. En dan is er dus nog in december een extra jeugdpakket van 58,5 miljoen ingezet op het punt van de zinvolle tijdsbesteding en mentale gezondheid van jongeren.

Voorzitter. Mevrouw Kuiken vroeg om door de gemeenten die relschoppers beter aan te laten pakken, maar daar ben ik eigenlijk al op ingaan.

De heer Van der Staaij vroeg: hoe wordt nu gewaarborgd dat er op tijd genoeg hulp beschikbaar is bij gemeenten waar het uit de hand dreigt te lopen? Nou, daar is allereerst die Nationale Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden voor, en daarnaast ook die lokale SGBO's, zoals dat dan heet. Daar wordt landelijk, respectievelijk regionaal de inzet gecoördineerd. Dat zorgt voor een optimale inzet, en ook voor een flexibele inzet, en het zorgt er dus ook voor, als we bijvoorbeeld zien dat het verschuift en op een gegeven moment van plaats A naar plaats B gaat, dat daarop wordt geageerd en gereageerd. En ik heb bij mijn eerste punten al gezegd: daar zit de politie echt zeer professioneel in, samen met de Koninklijke Marechaussee, waar dat nodig is.

Dan is er de vraag van de heer Van der Staaij over de verlengingswet. Het voorstel voor die verlengingswet is naar de Raad van State gezonden, met een beleefd verzoek om zo spoedig mogelijk te adviseren. Ik verwacht dit dus op korte termijn bij uw Kamer in te kunnen dienen.

De heer Groothuizen vroeg: is het uitgangspunt dat alleen de politie de avondklok mag handhaven? We hebben gezegd dat primair de politie aan zet is voor de avondklok. Boa's mogen in domein 1 ook onder regie van en in afstemming met de politie handhaven als het veilig is. Dat heb ik op verzoek van de voorzitters van de veiligheidsregio's in nauw overleg met het Openbaar Ministerie geregeld. De Koninklijke Marechaussee handhaaft de avondklok in de gebieden waar ze de politietaak hebben conform artikel 4 van de Politiewet 2012, zoals op de luchthavens.

De SGP vroeg of het lukt om consequent in te zetten op een stevig strafblad en schadecompensatie. De strafeis is natuurlijk aan het OM, maar zoals ik net al zei in reactie op de heer Wilders, zit een strafblad er natuurlijk al heel snel aan. Ik heb vorige week in uw Kamer ook uitgelegd dat de coronaboete zelf, in het geval men zich niet houdt aan coronagerelateerde regels, zoals de anderhalvemeterregel, op aandrang van uw Kamer in het najaar is gezet op €95. Dat geldt dus ook voor het in overtreding met de avondklok op straat zijn. Maar al het andere, zoals het frauderen met werkgeversverklaringen en valsheid in geschrifte, is gewoon strafrecht. Ik hoef niet uit te leggen aan de heer Van der Staaij dat plunderingen van winkels en dergelijke vallen onder het strafrecht. En dat is lik op stuk in alle tijden, of het nou coronatijd is of niet, of het nu voetbalsupporters zijn of niet.

Dan kom ik op de aansprakelijkheden. We hebben natuurlijk allemaal die beelden gezien van die vernielingen en die schade aan de winkels. En dan krijgen die winkeliers dat er ook nog bovenop. Ik heb daar de afgelopen uren over nagedacht en ik heb er een oplossing voor.

De voorzitter:

Vertel.

Minister Grapperhaus:

Het begint natuurlijk met de verzekering. Laat dat duidelijk zijn. Het Verbond van Verzekeraars heeft snel laten weten dat de getroffen ondernemers zich geen zorgen hoeven te maken over de bedrijfsschadeverzekering. Er is ook een inventarisverzekering et cetera. Zij zullen dan ook kijken wat zij nog kunnen verhalen op daders enzovoorts. Voordat dit debat begon, heb ik overleg gehad met de minister van Financiën en heb hem gevraagd: zouden wij samen — ik leg in, u legt in — een fonds — ik noem het op dit moment voorlopig het fonds bedrijvenschade coronarellen — kunnen instellen waar wij geld in stoppen zodat ondernemers die getroffen zijn en die om wat voor reden dan ook niet de verzekeringsdekking krijgen die ze voor hun bedrijf zouden moeten hebben, daarop een beroep kunnen doen? Ik beloof u dat ik dat nog exact ga uitwerken en er zo snel mogelijk in een brief bij uw Kamer op terugkom.

Nu ga ik het volgende doen, want mevrouw Van Brenk zei terecht: dan gaan we dus van onze belastingcenten de schade die de gasten veroorzaakt hebben, vergoeden. Ik wil mevrouw Van Brenk dan wijzen op het leerstuk van subrogatie. Subrogatie is dat je in de plaats treedt van je schuldeiser. We gaan het zo inrichten dat de overheid in de plaats gaat treden van deze getroffen winkeliers voor de schade die ze geleden hebben als die dus niet bij de verzekeraars is te claimen. Dan kan de overheid dat geld gewoon gaan terugclaimen bij de daders. Dat is overigens iets wat verzekeraars ook doen, dus het is niet dat ik nu ineens iets heb uitgevonden, maar dit lijkt mij een rechtvaardig iets om die ondernemers te helpen.

Dat is mijn verhaal. Ik ben klaar.

De voorzitter:

Goed. Dan heb ik de heer Kuzu, mevrouw Yeşilgöz-Zegerius en de heer Groothuizen.

De heer Kuzu (DENK):

Dat fonds is goed nieuws voor alle getroffenen. Ik reken erop dat deze minister zo snel mogelijk informatie daarover geeft, want de ondernemers die getroffen zijn hebben het echt op dit moment keihard nodig; het water staat hun tot aan de lippen. Aanvullend heb ik nog de vraag over de ondernemers die zich de afgelopen dagen zorgen maakten over hun winkel en die tijdens de rellen naar hun winkel zijn gesneld en daarbij zijn aangehouden en vervolgens een boete hebben gekregen. Is de minister ook bereid om zich in te zetten om een dergelijke boete kwijt te schelden?

Minister Grapperhaus:

Laat ik het zo stellen: als mensen inderdaad in een bepaalde noodsituatie naar hun winkel of hun huis zijn toegegaan om dat veilig te stellen voor rellen en dat hebben gedaan in strijd met de uren van de avondklok, dan zou het al zo moeten werken dat ze niet die boete krijgen. Voor zover, door wat voor omstandigheid dan ook, die regel niet goed is toegepast, zal ik dit grondig onder de aandacht brengen van de politiekantoren.

De heer Kuzu (DENK):

Ook dat is hartstikke fijn, want dat scheelt in ieder geval twee moties. Als hij dat ook nog in de brief die hij gaat sturen op papier kan zetten, dan scheelt het mij twee moties.

Minister Grapperhaus:

Meestal lukt het om het in een brief op papier te zetten.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Als ik het goed begrijp, wordt het primair bij de verzekeraars opgehaald. Maar de minister van Financiën en de minister van Justitie en Veiligheid hebben ook gezegd dat zij de krachten gaan bundelen en dat zij ervoor zorgen dat er in ieder geval een pot komt. En die heet "bedrijvenschade coronarellen"?

Minister Grapperhaus:

Ik noem het voorlopig even — maar goed, ik had tussen het vorige debat en dit debat ongeveer een uur en een kwartier — het "fonds bedrijvenschade coronarellen". Ik noem het niet bedrijfsschade, want dat suggereert weer dat het alleen gaat om gemiste omzet, maar het gaat dus om de schade van bedrijven. Het fonds geweldsmisdrijven zou dat moeten gaan uitvoeren. Die hebben dat destijds ook bij Project X in Haren in 2012 gedaan.

De voorzitter:

Maar goed, op de uitwerking komt u nog terug.

Minister Grapperhaus:

Daar kom ik nog op terug, ja.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Mag ik een suggestie meegeven? Ik heb niet zo'n inspirerende nieuwe titel, maar coronarellen zou ik er niet in zetten, omdat we het volgens mij met elkaar eens zijn dat deze rellen weinig met corona en de maatregelen te maken hebben, maar dat de mensen erop uit zijn om te rellen.

Ik had ook een motie klaarliggen, waarbij de meeste collega's al hadden getekend. Daarin heb ik ook aandacht gevraagd voor omwonenden. Er is ook aan hun panden en dergelijke schade geweest. Stel dat de minister zegt: ik betrek dit ook even bij mijn plan, hou je motie aan en ik kom even bij je terug over hoe we daar ook naar gaan kijken. Dan scheelt dat wederom een motie.

Minister Grapperhaus:

Dat zal ik doen. Dat zal eerder bij de minister van BZK en wonen liggen, maar ik kom daar zeker nog wel even op terug. Maar dit had ik bedacht. Ik moet er wel bij zeggen dat ik het punt begrijp, maar dan moet het zijn: fonds bedrijvenschade ten gevolge van rellen die volgens de relschoppers op enigerlei wijze gerelateerd waren aan corona. Maar ik moet het wel beperken.

De voorzitter:

We gaan hier de titel niet met elkaar verzinnen. Dat moet u nooit doen.

De heer Groothuizen en dan de heer Van der Staaij.

De heer Groothuizen (D66):

Dank voor die toezegging van de minister. Ik vroeg inderdaad naar zo'n vergelijkbaar fonds, dus ik ben heel blij met die suggestie. Ook is het fijn dat hij dat zo snel heeft kunnen uitzoeken. Als dat altijd zo snel zou kunnen, zou dat toch heel mooi zijn. Helaas is dat niet altijd zo, maar compliment. Ik heb nog wel een vraag. Is hiermee nu gegarandeerd dat alle ondernemers die schade hebben geleden als gevolg van rellen in dat fonds vallen, ook als de schade eventueel niet verhaald kan worden of als de verzekering het niet uitkeert? Met andere woorden, zitten daar geen gaten in waardoor mensen alsnog tussen wal en schip vallen, voor zover de minister nu kan overzien?

Minister Grapperhaus:

Het zou zo moeten zijn dat daar straks geen mensen buiten de boot vallen.

De heer Groothuizen (D66):

Dat is een helder antwoord.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is een goede actie, maar ik heb nog een vraag over een ander punt naar aanleiding van het antwoord op de vraag die ik had gesteld: is er nou voor gemeenten altijd tijdig genoeg bijvoorbeeld mobiele eenheid beschikbaar? Je ziet natuurlijk wel gebeuren dat als er in verschillende plaatsen rellen zijn, het dan wel gaat knellen, ook qua aanrijtijden en capaciteit. Wat wordt daarin voorzien? Zijn er mogelijkheden om toch te voorkomen dat er te weinig capaciteit is als er onverhoopt toch een groot aantal rellen op een groot aantal plaatsen zou zijn?

Minister Grapperhaus:

Ik heb dat hier allemaal niet zo heel uitvoerig willen doen, maar het komt er gewoon in het kort op neer dat de politie echt een heel fijnmazig en professioneel overzicht heeft van waar wat gebeurt. Ik weet dat een van de televisierubrieken een tijdje geleden een kleine reportage had over hoe dat werkt. Ik ben gisteravond bij de politie Amsterdam geweest. Ik heb een uitgebreide voorlichting gehad over hoe men die Damdemonstratie ... Nee, niet die ... Sorry, ik bedoel dat het ging over hoe men de Museumpleindemonstratie — als je het een demonstratie mag noemen — heeft opgepakt. Dat is uitermate goed geregisseerd gegaan. Ook als het gaat om een groter gebied, waarbij de ME op plek 1 zit, er op plek 2 ineens iets anders gaat gebeuren en misschien ook nog wel wat gaande is op plek 3, dan weet de politie dat echt bijna altijd helemaal goed op te lossen. De enkele keer dat dat misschien niet optimaal is gegaan, zullen we na afloop echt evalueren, maar nooit tijdens de inzet.

De heer Van der Staaij (SGP):

We moeten inderdaad niet nu even een evaluatie tussendoor doen, maar het gaat mij erom dat burgemeesters die zeggen "het gaat hier echt fout en hier is meer nodig", erop kunnen vertrouwen dat er gehoor kan worden gegeven aan die oproep om hulp en bijstand.

Minister Grapperhaus:

Ja. Het klinkt misschien raar, maar ik hou dat zelf 's avonds ook een heel klein beetje bij. Ik heb ook gisteravond nog met een van de burgemeesters daar ter plekke contact over gehad. Dat loopt allemaal echt voortreffelijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Als u even ruimte maakt, minister Grapperhaus, dan geef ik het woord aan de minister van Defensie.

Minister Bijleveld-Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Ik wil mij aansluiten bij datgene waar de minister-president mee begon: dat wij natuurlijk eenstemmig afkeuren wat er gebeurt. Ik ben ook blij met de saamhorigheid op dit punt tussen Kamer en kabinet en ik ben blij dat we ook vrij eenduidig denken over de eendrachtige aanpak. Ik wil hier ook zeggen, zoals overigens ook al in de brief staat, dat er daarbij geen sprake is van een taboe. Dat betekent ook geen taboe op de inzet van de krijgsmacht, zoals al door de minister-president is toegelicht.

Daarom is ook de Koninklijke Marechaussee al ingezet in de afgelopen tijd, met ME-pelotons. Ik wil het rijtje van de heer Van Dam graag even aanvullen met ook de waardering voor de Koninklijke Marechaussee. Ik denk dat hij die gewoon vergeten was. Ja toch? Dus de Koninklijke Marechaussee wil ik graag nog toevoegen. Die heeft samen met ME-pelotons bijstand geleverd. Dit is een krijgsmachtonderdeel, zeg ik ook nadrukkelijk. Het zijn dus militairen die in die zin zijn ingezet. Er is eendrachtig en goed samengewerkt met de politie.

Ik heb eigenlijk maar een vraag gehoord. Dat is het punt waar de heer Wilders over begon. Er zijn inderdaad meer onderdelen van de krijgsmacht die ingezet kunnen worden. Dat zijn ook onderdelen die opgeleid zijn om te de-escaleren. Ik zeg dat met nadruk, omdat er anders een misverstand over kan ontstaan. Dat is bijvoorbeeld de door de heer Wilders aangehaalde Compagnie in de West, die zo is opgeleid. Dat zijn bijvoorbeeld mariniers, maar dat zijn ook een aantal anderen die in crowd and riot control zijn opgeleid. Die kunnen deze taak dus ook uitvoeren als dat nodig is, zoals door de minister Van Justitie al is toegelicht. Op dit moment is dat niet nodig, omdat het onder controle is. Maar het is wel degelijk zo dat er onderdelen zijn die nog ingezet kunnen worden en die we ook achter de hand hebben voor het geval dat nodig is.

Voorzitter. Ik wil afsluiten met de opmerking: laten we hopen dat dat niet nodig zal zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef de heer Wilders namens de PVV het woord.

De heer Wilders (PVV):

Zo, voorzitter. Ik heb 40 seconden. Nou dan een hele motie. Die gaat natuurlijk over het inzetten van het leger, nu en als dat nodig is bij grootschalige rellen. Met die motie bedoel ik dus het leger breder dan alleen de Koninklijke Marechaussee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering bij grootschalige rellen het leger in te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 649 (28684).

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik hoop dat deze motie het haalt, want het is nodig. Tot slot zou ik nog willen zeggen tegen de minister van Justitie dat we deze verschrikkelijke oorlog met het tuig, die hopelijk snel voorbij is, niet gaan winnen als we een minister van Justitie hebben die staat te juichen dat iemand twee maanden gevangenisstraf krijgt als hij een steen naar de politie gooit. Ik heb daar geen woorden voor. Ik vind echt dat dat niet kan.

De voorzitter:

Ik zie de heer Klaver. Wilt u interrumperen? Dit is de tweede termijn.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, ik heb in de eerste termijn geen interrupties gepleegd.

De voorzitter:

Nee, dat zag ik.

De heer Klaver (GroenLinks):

Even over deze motie. Ik zou de heer Wilders in overweging willen geven om haar niet in stemming te brengen. Volgens mij is er hier een goed debat geweest en heeft het kabinet duidelijk aangegeven — en ook de hele Kamer — als het nodig is, zetten we in wat nodig is om in te zetten. Deze motie is eigenlijk vooral bedoeld om verdeeldheid te kunnen laten zien, om dan te zeggen over mensen die hiertegen stemmen: zie je wel, andere partijen die dit niet willen, die willen niet alles op alles zetten om deze boeven te vangen. En dat is gewoon niet de waarheid, om heel eerlijk te zijn. Dus in het kader van de eenheid waar we beiden over hebben gesproken, die we hier willen uitstralen, zou het goed zijn om deze motie aan te houden.

De heer Wilders (PVV):

Geen sprake van, voorzitter. Nogmaals, ik verwerp alles wat met verdeeldheid te maken heeft. Ik doe niks voor verdeeldheid, ik doe iets omdat ik vind dat het nu moet gebeuren. Ik ga dus verder dan alleen maar "in de alleruiterste situatie". En het zou toch wel te gek zijn als een fractie die iets vindt, hier geen motie mag indienen om daar een stemming over te vragen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

Tot slot. Alles mag, de heer Wilders moet het zelf weten. Maar het gaat niet alleen om de woorden. Het gaat niet alleen om het veroordelen van het geweld zoals het er is geweest. Het gaat er ook over hoe je je gedraagt, welke woorden je kiest. Of je probeert te dempen of dat je opruiend bent, of je probeert hier gezamenlijkheid te bewaren of dat je probeert — met een motie die nog slecht geformuleerd is ook — verdeeldheid in een Kamer te laten zien die er gewoon, om heel eerlijk te zijn, niet is op dit punt. Dus nogmaals, als u echt vindt dat we hierin gezamenlijk moeten optrekken, dóé dat dan ook.

De heer Wilders (PVV):

Nou, als de hele Kamer vóór mijn motie stemt, dan is er geen verdeeldheid en dan kunnen we het leger snel inzetten. Dus laten we er snel over gaan stemmen.

De voorzitter:

Nee, meneer Klaver, het is echt de tweede termijn. Het feit dat u niet geïnterrumpeerd heeft in de eerste termijn is geen reden om het debat opnieuw te voeren. Dan ga ik naar mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD. Ik zie dat u geen motie bij u heeft, dat scheelt!

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Klopt, voorzitter. Ik heb ontzettend zitten twijfelen of ik die motie toch zou indienen die gaat over het vergoeden van de schade van ondernemers en omwonenden, aangebracht door het rellend tuig. De minister heeft zó duidelijk álles toegezegd en heeft gezegd dat het zo'n goed idee was, dat hij er heel hard aan gaan werken en dat hij ook nog heel snel met een brief komt, dat ik die motie nu nog niet indien. Ik wil hartelijk danken voor de beantwoording. Ik vind het mooi om te zien hoe we allemaal eensgezind tegen het tuig zijn en achter onze agenten staan. Ik hoop dat het hiermee ook bijna — of helemaal — klaar is met die rellen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter, dank. Dank voor de antwoorden. Ik wens de agenten gewoon heel veel sterkte en succes vanavond. Ik hoop dat het rustig blijft. Wees lief, wees aardig. Mijn oproep doet er niet toe, maar met elkaar kunnen we dit wel. Volgende week een uitgebreider debat om dieper in te gaan op de zaken die spelen, want het is natuurlijk niet alleen een kwestie van hier en nu. Er zal dieper en grondiger gekeken moeten worden, ook hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen.

De heer Van Dam zal nog een motie namens mij indienen, maar dat gaat hij toelichten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Ik heb bij dit onderwerp heel veel emoties, maar slechts één motie. Die moet ik gelet op de tijd maar meteen gaan voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de coronabeperkingen een zware wissel trekken op de bevolking in z'n algemeenheid en jongeren in het bijzonder;

overwegende dat gevoelens van ongenoegen en stress ten gevolge van die beperkingen geen excuus kunnen zijn voor geweld, maar mogelijk wel daartoe bijdragen;

verzoekt de regering in de aanpak van de coronapandemie periodiek aan relevante deskundigen adviezen te vragen die zich richten op de gedragskundige en geestelijke volksgezondheidsaspecten van deze crisis, mede gericht op de handhaving van de openbare orde en veiligheid;

verzoekt de regering deze adviezen te betrekken bij de besluitvorming en deze adviezen te delen met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 650 (28684).

Dan geef ik nu het woord aan de heer Klaver namens GroenLinks. Nee? Dan ga ik naar de heer Van der Staaij. Ook niet? De heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FvD):

Mevrouw de voorzitter. Het enige wat ik nog wil toevoegen in tweede termijn is dat minister Grapperhaus zei: we zijn bezig om te bekijken of we ook in Europees verband telefoondata kunnen ontsluiten en kunnen openbreken om die te controleren. Ik wil graag de regering mijn motie van 11 november afgelopen jaar in herinnering roepen, die ook aangenomen is, waarin wij als Kamer de regering oproepen om zich te verzetten tégen de ontwikkeling dat vanuit Europees verband berichten niet langer versleuteld kunnen worden. Het zou mooi zijn als we daar in de tweede termijn nog even een antwoord op kunnen krijgen, want dit is wel heel belangrijk in het kader van privacy.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil alle drie de bewindspersonen van harte bedanken voor de antwoorden die ze hebben gegeven in de eerste termijn. Het is goed dat er uitwerking komt voor een noodfonds. Het is goed dat de minister van Justitie en Veiligheid zich extra gaat inzetten voor het kwijtschelden van die coronaboetes van getroffen ondernemers.

Dan rest mij nog één ding. Ik ben blij dat ik die eensgezindheid in de Kamer zie, voorzitter, maar dat let mij niet om de volgende motie in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat ophitsende retoriek en bevolkingsgroepen op basis van afkomst tegen elkaar opzetten als gevolg van rellen de samenleving niet verder helpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 651 (28684).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan het kabinet voor de beantwoording van de vragen. Ik ben blij met de toezegging over dat schadefonds. Dat scheelt mij weer het indienen van de motie die ik samen met mevrouw Brenk in voorbereiding had.

De voorzitter:

Ván Brenk.

De heer Groothuizen (D66):

Van Brenk, voorzitter, u heeft helemaal gelijk. Excuus, vooral aan mevrouw Van Brenk.

Ik zou wel de minister van Justitie willen vragen om voor het coronadebat van volgende week een brief aan de Kamer te sturen over de contouren van dat fonds. Dat vraag ik mede namens mevrouw Yeşilgöz van de VVD.

Er is volgens mij nog één vraag blijven liggen. Ik vroeg in de eerste termijn: mag ik ervan uitgaan dat ook gevallen van geweld tegen journalisten, gevallen die zich ervoor lenen uiteraard, voor snelrecht in aanmerking komen? Ik hoor graag de bevestiging van de minister van Justitie op dat punt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Wassenberg, u heeft nu het woord, namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. De Kamer is eensgezind in de veroordeling van dit geweld. Waar het minder over ging — en dat is wel begrijpelijk — is het recht van iedereen om echt zijn of haar zorg uit te spreken over het coronabeleid van het kabinet. Demonstratiemogelijkheden mogen niet in de verdrukking komen door de vernielingen door het tuig. De goeden mogen niet onder kwaden lijden. Dat wilde ik toch nog even benadrukken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. We zijn inderdaad eensgezind in het veroordelen van het geweld, maar ook eensgezind in de lof en de waardering voor de politie. Maar daarover gesproken: mijn informatie is dat de cao-onderhandelingen wel degelijk zijn stukgelopen en dat er geen goed overleg is op dit moment, anders dan de minister zei. Ik denk dus dat het goed is als de minister dat rechtzet. Ja, er is wel overleg met de bonden over allerlei andere zaken, maar aan de cao-onderhandelingstafel is het overleg wel degelijk stukgelopen. Graag hoor ik van de minister hoe het nu precies zit en waarom hij zojuist iets anders zei.

Mijn motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat politieagenten al jarenlang extra taken krijgen die ze met steeds minder collega's moeten uitvoeren en dat dit door de coronacrisis verder is verergerd;

constaterende dat wijkagenten steeds minder tijd kunnen besteden in de wijk en het preventieve karakter van het politiewerk onder grote druk staat;

constaterende dat de cao-onderhandelingen met de politie stukgelopen zijn op een structurele verhoging van de politiesalarissen en een bonusuitkering;

constaterende dat er volgens de regering geen financiële ruimte is om de loonruimte verder te verhogen;

verzoekt de regering om met spoed deze extra financiële ruimte beschikbaar te stellen en de politiesalarissen te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 652 (28684).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel voor het woord. Ik ben heel erg blij met de reactie van het kabinet, dat de rust wil bewaren en met zijn reactie een enorme steun in de rug is voor alle politiemensen en hulpverleners en voor de getroffen ondernemers. De ChristenUnie is blij dat het kabinet een manier gaat vormgeven om hen ervan te verzekeren dat hun schade zal worden vergoed.

Voorzitter. Tot slot wens ik iedereen heel erg veel sterkte toe die zich vanavond weer inzet voor vrede en voor het handhaven van de orde en veiligheid. Heel veel sterkte! Ik denk daarbij in het bijzonder ook aan de vaders en moeders die er soms een flinke kluif aan hebben om hun kinderen thuis te houden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Ik wil het kabinet bedanken voor de daadkracht en de doortastendheid waarmee het een fonds wil instellen om gedupeerde winkeliers en burgers te helpen. Ik kreeg al reacties van mensen die zeiden dat hun fiets of hun auto in de fik was gestoken. Ik ga ervan uit dat de reactie die ik heb gekregen van het Verbond van Verzekeraars, een mooie joint venture is om te zorgen dat niemand met schade blijft zitten. Het is absoluut noodzakelijk om die schade te gaan verhalen op al die mensen die dat gedaan hebben. Ik wens onze mannen en vrouwen van de politie veel succes bij het handhaven van orde en gezag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Ik zie dat de minister-president vijf minuten schorsing wil. Ik schors de vergadering.

De vergadering wordt van 16.33 uur tot 16.41 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister van Justitie en Veiligheid het woord.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Dank. Ik ga meteen naar de moties toe. De eerste motie is van de heer Wilders. Ik heb er het een en ander over uitgelegd in eerste termijn. Er rust niet een of ander taboe op het in bepaalde opzichten bijschakelen van Defensie, maar in deze vorm ga ik deze motie ontraden.

Dan was er de motie op stuk nr. 650 over de gedragsdeskundigen. Ik heb al uiteengezet dat we daar heel veel aan doen. Ik kijk even naar de heer Van Dam en mevrouw Kuiken en kan de motie oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 651 is een motie gericht tot de Kamer, dus die sla ik over.

De motie op stuk nr. 652 moet ik ontraden, want dat is op dit moment niet aan de orde. Ik zei ook al dat dit een rijksoverheidskwestie is. Ontraden dus.

Dan kom ik nog op de vraag van de heer Baudet. Hij vroeg naar zijn motie over encryptie van vorig jaar. Ik kan bevestigen — ik heb hier ook niet gesuggereerd dat ik dat ook zou willen — dat niet wordt toegewerkt naar een verbod op encryptie. Dat is dus helemaal helder.

Tegen mevrouw Van Brenk wil ik nog zeggen, via u voorzitter, dat een joint venture met de verzekeraars niet zo is bedoeld. Zeker niet. Ik ga ook niet aan hen vragen of ik dan mag meedelen in hun winsten. In ieder geval zal ik in de brief over de contouren van dat fonds nog eens duidelijk uiteenzetten — de heer Groothuizen en mevrouw Yeşilgöz hebben daarnaar gevraagd — hoe we dat in detail gaan inrichten. Dan heb ik dat ook maar vast gezegd.

Ten slotte, ik had al iets gezegd over snelrecht en geweld tegen journalisten. Ik herhaal dat: waar het OM dat op grond van opportuniteit zo vindt, zal dat zo gebeuren, maar het is natuurlijk niet aan mij om daar iets over te zeggen.

Voorzitter, dan heb ik volgens mij alles besproken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Kamerleden. We gaan straks over de motie van de heer Wilders stemmen, maar kunnen ook over de andere moties stemmen. Het is aan jullie. Ja? Dan gaan we straks over vier moties stemmen.

Voor nu dank ik de minister-president, de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Defensie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven