3 Vragenuur: Vragen Van Raan

Vragen van het lid Van Raan aan de minister van Economische Zaken en Klimaat over de uitfasering van houtige biogrondstoffen voor warmtetoepassingen.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren voor zijn vraag over de uitfasering van houtige biogrondstoffen voor warmtetoepassingen. De vraag is gericht aan de minister van Economische Zaken en Klimaat, die ik van harte welkom heet. De heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Het afgelopen jaar deed deze minister de Kamer een scherpe belofte, namelijk dat hij duidelijkheid zou geven over de afbouw van het subsidiëren van houtige biomassa en dat het afbouwpad voor het einde van dat jaar zou komen. Dat was niet alleen omdat de meerderheid van de Kamer wil dat die houtigebiomassasubsidie wordt afgebouwd, maar ook omdat het het uitdrukkelijke en niet mis te verstane advies van de Sociaal-Economische Raad was om zo spoedig mogelijk met een dergelijk afbouwpad te komen. Toch kon de minister zich kennelijk niet in dat advies van de SER vinden, want hij vroeg nog een ander advies aan, ditmaal van het PBL. Het afbouwpad is er nog steeds niet, en daar gaat deze vraag over. Het betekent dat de minister zijn eigen deadline niet gehaald heeft.

Ik wil even inzoomen op dat PBL-advies, want dat is van belang. Dat gaat namelijk lijnrecht in tegen het eerdere advies van de SER. Het PBL adviseert namelijk om de subsidies voor biomassa niet voor 2030 te stoppen; het zegt althans dat dat onverstandig is. Dat betekent concreet dat biomassa nog tot maximaal 2040 gesubsidieerd kan worden, omdat subsidietermijnen nou eenmaal tussen de tien en de twaalf jaar duren. De Partij voor de Dieren vindt dit onverantwoordelijk, omdat er internationale en brede consensus over aan het ontstaan is dat houtige biomassa verbranden helemaal niet zo gunstig is voor het klimaat.

Voorzitter. Ik heb twee vragen. Kan de minister aangeven waarom hij zonder duidelijke tekst en uitleg zijn eigen deadline overschreden heeft en of hij nou het PBL-advies of het SER-advies gaat volgen? De tweede vraag is of de minister kan aangeven of en wanneer het afbouwpad er komt, conform het SER-advies en op basis van de eerdergenoemde consensus dat biomassa inderdaad niet gunstig is voor de CO2-huishouding.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het woord is aan hem.

Minister Wiebes:

Voorzitter. Het is waar dat het als een paal boven water staat dat houtige biomassa op termijn niet bedoeld is voor lagetemperatuurwarmteontwikkeling. Er is te weinig houtige biomassa. Het is te schaars en het dient naar andere toepassingen te gaan. Er moeten ook andere oplossingen komen in de gebouwde omgeving. Daar heeft de heer Van Raan gelijk in.

Waar de heer Van Raan ook gelijk in heeft, is dat ik mij had voorgenomen — dat heb ik hier ook helder gezegd — om voor het reces met een uitfaseringsdatum te komen. Het klopt ook dat dat niet gelukt is. Dat is waar. Ik heb daar geen andere verklaring voor dan deze. Ik doe dit samen met mevrouw Van Veldhoven, die mede-eigenaar is van het duurzaamheidskader, samen met mevrouw Ollongren, want daar zit het gebruik van houtige biomassa, en samen met mevrouw Schouten, waar ook gebruik zit van houtige biomassa. En als het financieel spannend wordt, schuift Hoekstra aan. Het is ons eerlijk gezegd voor het reces in die coronatijd gewoon niet gelukt om een moment te vinden waarop we daar samen voldoende over konden spreken. Het is een buitengewoon belangrijk onderwerp, maar het is niet heel eenvoudig. Het gaat vooral over een dilemma in de gebouwde omgeving. Dat weet de heer Van Raan ook. Er is inderdaad grote behoefte aan politieke duidelijkheid, maar er zijn ook ferme waarschuwingen van het PBL, vooral ten aanzien van de gebouwde omgeving. Die staan overigens niet haaks op die van de SER. Ik denk dat de partijen elkaars rapport onderschrijven, maar ze gaan over net wat anders. Er zijn ook ferme waarschuwingen uit de sector. Ik spreek hier uit dat ik de ambities van het Klimaatakkoord niet wil verzwakken. Er is een CO2-reductie voorgenomen en ik ben vastbesloten die te gaan halen. Er zijn afspraken gemaakt over betaalbaarheid. Dit kan grote financiële consequenties hebben. Er is ook een einddatum afgesproken: in 2050 alles van het gas af en CO2-neutraal. Die spelen hier alle drie een rol. Het gaat dus niet over kleine dingen. Ik vind inderdaad dat wij op een zeker moment een verstandige datum moeten prikken, maar ik vraag een beetje begrip voor het feit dat er niet meer uren in een week zitten op dit moment. Het is belangrijk, we komen er zeker aan toe en dat zeg ik ook toe, maar ik heb de deadline die ik zelf gesteld heb inderdaad niet gehaald.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik wil best een eind meegaan in wat de minister zegt, maar inhoudelijk is het zo'n zwak verhaal. De minister voert namelijk een aantal zaken aan die helemaal niet nieuw zijn. Tot eind november, december is ons, deze Kamer, voorgehouden. Er zijn op Kameruitspraken ook toezeggingen gedaan dat die deadline wel gehaald zou worden. Het inhoudelijke verweer is dus niet heel sterk, als ik zo vrij mag zijn. Ik wil daar nog een volgende vraag over stellen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Raan (PvdD):

De minister zegt ook weer: ik ga mijn best doen. Maar hij geeft weer geen deadline op. Ik heb drie vragen. Zou het kunnen zijn dat economische redenen toch zwaarder wegen — de minister verwees net naar het complex van ministers dat erbij betrokken is — dan klimaat-, biodiversiteits- en luchtkwaliteitsdoelen? Hebben die minder zwaar gewogen dan de economische redenen om door te gaan met biomassa?

Minister Wiebes:

Voorzitter. Wij hebben verschillende doelen. We hebben de CO2-reductie, we hebben de einddatum die gehaald moet worden om alle huizen van het gas af te halen en CO2-neutraal te krijgen en we hebben betaalbaarheidseisen. En ik moet aan alle drie voldoen. Het Klimaatakkoord gaat over alles. Het is heel makkelijk om klimaatdoelen te halen en de betaalbaarheid uit het oog te verliezen. Het is ook heel makkelijk om het goedkoop te houden en niks te bereiken. Maar de combinatie telt, en daar houd ik mij aan. Ik weet zeker dat de heer Van Raan daar uiteindelijk ook bij gebaat is. Ook hij wil die CO2-reductie halen — hij wil zelfs meer halen — en wil dat het betaalbaar blijft voor iedereen die niet op zijn partij stemt. Wij willen heel Nederland mee krijgen. Dat is belangrijk. Ik heb gezegd dat er maar zo veel uren in een week zitten, maar ik zeg er ook bij dat het complex is. En daar is niks zwaks aan. Het punt van de SER is reëel. Zij zeggen dat die subsidiëring moet stoppen zodra er betaalbare alternatieven zijn. Dat is helder. Het PBL zegt dat er nu geen zekerheid is over de vraag of 2025 of 2030 daarvoor het goede jaartal is. Dit is niet eenvoudig. Het gaat om grote dingen. We hebben 8 miljoen huishoudens van het gas af te halen. Dat vergt even een discussie tussen deze drie of vier bewindslieden. Daar vraag ik begrip voor. Het is niet eenvoudig. Kretologie gaat het werk niet doen.

De heer Van Raan (PvdD):

Geen mens hier in deze Kamer beweert dat het eenvoudig is of dat kretologie het werk gaat doen.

Minister Wiebes:

Mooi.

De heer Van Raan (PvdD):

Er is ook geen mens, en dat zal de minister kunnen beamen, die niet weet dat dit vorig jaar en het jaar daarvoor ook al bekend was. De minister blijft maar aanmodderen en weigert kennelijk scherpe keuzes te maken. Kan de minister in ieder geval toezeggen dat er geen nieuwe subsidies komen zolang er geen afbouwpad is, ook gezien de toenemende consensus dat houtige biomassa verstoken echt onverstandig is in het kader van klimaat en biodiversiteit? Kan hij toezeggen dat er geen nieuwe subsidies en dus ook geen nieuwe voorjaarstermijn worden opengesteld voor het verbranden van houtige biomassa totdat er meer duidelijk is? Het is immers complex. Je gaat dus geen miljarden reserveren voor iets wat misschien helemaal niet duidelijk is. Kan hij toezeggen dat er geen voorjaarstermijn wordt opengesteld voor houtige biomassa?

Minister Wiebes:

Voorzitter. Dat is een wonderlijke vraag. Die is ook al drie keer gesteld. Dit gaat over de vraag wanneer we de subsidiëring kunnen stoppen. Dan is het niet logisch om te zeggen: zolang we dat nog niet weten, stoppen we de subsidiëring. Daar gaat de primaire namelijk vraag over. Nee, ik ga dat niet doen. Er moet een gedegen en onderbouwde einddatum komen voor de subsidiëring van houtige biomassa in de gebouwde omgeving en in de glastuinbouw.

De voorzitter:

De heer Van Raan, tot slot.

De heer Van Raan (PvdD):

Tot slot heb ik nog één vraag. Maar ik concludeer nog even dat wat de minister nu zegt, toch weer waarschijnlijk, met grote zekerheid, een voorbeeld is van: je weet eigenlijk al dat je het niet moet doen, maar je gaat toch maar door, omdat je niet anders kan. De minister zet zichzelf hier echt in een heel nauwe hoek. Mijn laatste vraag is of de minister in ieder geval per brief — want ik neem aan dat hij dat niet ter plekke kan doen — kan aangeven wat de inzet van Nederland geweest is met betrekking tot de huidige consultatie als het gaat over de herziening van de RED II-richtlijn. Wat is daar de inzet nou precies geweest? Kan de minister dat per brief aan ons doen toekomen?

Minister Wiebes:

Voorzitter. Dit dossier ligt vermoedelijk bij mijn collega Van Veldhoven. Ik zal dit verzoek aan haar overbrengen.

De voorzitter:

En de Kamer dan daarover informeren, als het kan.

Minister Wiebes:

Ja, én de Kamer daarover informeren. De voorzitter weet het altijd zo veel mooier te zeggen dan ik.

De voorzitter:

Prima. Dank u wel, meneer Van Raan. Al heel lang voordat de heer Van Raan überhaupt het woord voerde, stond daar de heer Sienot namens D66. Dan volgt mevrouw Agnes Mulder namens het CDA. De heer Sienot.

De heer Sienot (D66):

Ik stond te popelen, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Ja, dat zag ik.

De heer Sienot (D66):

Dit is een onderwerp waarmee ik het nieuwe jaar graag goed aftrap. Ik ben ook blij met de vragen van de heer Van Raan. Er lag een duidelijke opdracht van D66 en de coalitie, gesteund door de hele Kamer, om eind december een plan van aanpak te hebben over hoe we zo snel mogelijk stoppen met het verbranden van houtachtige biomassa. Dat plan ligt er niet. Deze minister zegt vervolgens: ja, het is lastig. Maar de alternatieven die zo belangrijk zijn om te ontwikkelen, komen niet vanzelf. Dat is een verantwoordelijkheid van deze minister van Economische Zaken, want het kán wel. We kunnen op alternatieven zoals isolatie, restwarmte en gebruikmaken van hybride warmtepompen inzetten. Mijn vraag is daarom wanneer dat plan komt? Wanneer gaan we actief inzetten op écht schone bronnen en stoppen met het eindeloos subsidiëren van houtachtige biomassa, een doodlopende weg?

Minister Wiebes:

Dat er een datum en een uitfaseerpad moeten komen, is allebei helder. Maar de heer Sienot gooit iets te gemakkelijk het inhoudelijke stuk van het Planbureau voor de Leefomgeving omver door te zeggen: het kán. Het is precies de vraag of het kan. Dat is precies waar het PBL-stuk over gaat. Ik kan nu niet namens de twee of drie andere collega's die dit met mij doen, even een datum prikken. Ik onderken dat het belangrijk. Ik ben er volledig van doorgrond dat dit ook voor de heer Sienot en zijn partij buitengewoon belangrijk is, maar ik heb nu niet even een datum op zak waarop ik dit aan de Kamer kan melden. Het gaat zo snel mogelijk, maar het moet iedereen zijn opgevallen dat er ook andere dingen aan de hand zijn. We hebben nogal veel tegelijk aan onze fiets hangen. Ik kan niet anders zeggen. Het is een bijzonder leven op dit moment.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De hele coronacrisis gooit inderdaad ook op heel veel andere fronten roet in het eten. Daar hebben we allemaal heel veel last van. Ook het CDA heeft er last van dat we dat op deze manier meemaken, ook op dit onderwerp. Ik zou minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat graag de volgende vraag willen stellen. Kan hij die alternatieve maatregelen dan ook in geld uitdrukken, zodat we daar een beetje gevoel bij krijgen? Aan de ene kant geven we uit aan biomassa en aan de andere kant geven we mogelijk geld uit aan andere oplossingen. Dat is ook weer een politieke keuze. Ik vind dat we dat wel inzichtelijk moeten hebben. We hebben straks namelijk een wet in behandeling waarmee we de kolencentrales behoorlijk gaan dichtdraaien. Misschien wil je dan toch nog een tijdje langer door met kolencentrales. Ik ben benieuwd naar de afweging, ook die van mijn collega van D66, hoe dat in dat hele pakket past.

Minister Wiebes:

Ik ben het helemaal eens met deze vraag, want je moet altijd alles afwegen versus de kosten. Misschien kun je ook andere maatregelen nemen. We moeten lenig blijven. Ik zeg alleen dat het het Planbureau voor de Leefomgeving, met alle experts, eigenlijk nog niet gelukt is om een heel helder bedrag op tafel te leggen, ook omdat ze nog niet weten van welke alternatieve technieken ze de prijs moeten bepalen. Mijn startpunt was eigenlijk precies hetzelfde als dat van mevrouw Agnes Mulder, maar ik weet niet of het in die precisie gaat lukken, omdat de experts mij op dit moment het antwoord niet kunnen geven. Dat maakt het ook complex.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Kunnen de experts misschien wat specifieker een tijdlijn aangeven wanneer we welke richting opgaan? Hoe eerder we stoppen met het subsidiëren van die houtige biomassa — wat ons allemaal als een graat in de keel zit — des te beter het is, maar je moet het wel kunnen afwegen. Daar zit eigenlijk ons verzoek aan de minister. Misschien kan hij voor het debat dat wij op 1 februari met hem hebben een richting aangeven in de brief die hij toch aan de Kamer wil sturen.

Minister Wiebes:

Ik zal proberen — ik onderschrijf het echt — om deze verstandige overweging zo veel mogelijk daarin te betrekken, maar ik kan niet namens de experts dingen beloven die ik straks misschien niet waar kan maken. Ik vind het wel een heel goede markering.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu tot slot het woord … O, de heer Van Raan heeft nog een vraag aan de minister van Economische Zaken.

De heer Van Raan (PvdD):

Jazeker, voorzitter. Het gaat overigens over biomassa.

De voorzitter:

O ja? Goed.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, misschien kunt u ook even meegenieten van het moment waarop ik vaststel dat minister Wiebes tot vier á vijf keer toe een harde toezegging deed. Vorig jaar zei hij: er komt een afbouwpad en er komt een datum. En nu zegt hij in één keer: natuurlijk komt er geen datum, want het is wel heel erg complexe materie. Laat duidelijk zijn dat ik dat een verdediging en een antwoord van niks vind. Ik denk dat hij dat zelf ook wel weet.

Ik heb nog wel twee aanvullende vragen voor de minister. De eerste luidt als volgt. Volgende vrijdag komt er weer een rapport uit van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Unie. Dat gaat over de consensus dat houtige biomassa niet bijdraagt. Is de minister bereid daar een schriftelijke reactie op te geven? Mijn tweede vraag gaat over het kort geding met Vattenfall over de subsidieverstrekking dat op 1 februari dient. Is de minister bereid nu toch al met Vattenfall in gesprek te treden over het afkopen van de verplichtingen die zijn aangegaan, omdat Vattenfall — en dat is echt mijn laatste zin — zelf zegt: wij gaan niet door met houtige biomassa als er geen draagvlak is? En dat is er niet.

De voorzitter:

Meneer Van Raan, dit telt voor drie vragen. De minister.

Minister Wiebes:

Ik vind dat mijn collega's en, in alle bescheidenheid, ook ikzelf recht hebben op iets meer begrip van de heer Van Raan over die datum. Mijn toezeggingen waren een uiterste inspanning, maar toen was er geen sprake van deze mate van pandemie en toen was het PBL ook nog niet met zijn rapport gekomen. Ik spreek ook namens mijn collega's en laten we eerlijk zijn: wij zijn ook mensen. Je ziet het soms niet, maar het is wel zo.

De reactie op elk voorstel wordt via de standaardprocedure met een fiche bediend. Dus als het in die reeks valt, is het antwoord daarop "ja". Zolang regelingen gelden, ben ik niet met specifieke partijen in gesprek, ook al omdat elke beoordeling van elke subsidievraag onafhankelijk van de politiek moet plaatshebben. Daar moet ik mij niet in mengen, tenzij daar misschien bijzondere redenen voor zijn.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven