4 JBZ-Raad d.d. 7-8 oktober 2019 (deel asiel- en vreemdelingenbeleid)

Aan de orde is het VSO JBZ-Raad d.d. 7-8 oktober 2019 (deel asiel- en vreemdelingenbeleid) (32317, nr. 570).

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde het VSO JBZ-Raad van 7 en 8 oktober 2019. Ik geef de heer Van Ojik namens GroenLinks als eerste spreker het woord.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De opvang van vluchtelingen rond de Middellandse Zee, in landen als Griekenland en Italië en op Malta en Lampedusa, is nog steeds uitermate problematisch. Ik hoef dat hier niet te herhalen. Daarom is het in de visie van mijn fractie zo goed dat een aantal lidstaten van de Europese Unie, Duitsland, Frankrijk, Italië, Malta en Finland, een gezamenlijke intentieverklaring hebben opgesteld waarin ze een aantal voorstellen doen om de opvang van vluchtelingen te verbeteren en voorspelbaarder te maken. Denk aan snelle opvang, op basis van van tevoren duidelijk gemaakte committeringen van landen om een x-aantal mensen op te nemen, maar ook aan de verzekering dat er sprake kan zijn van snelle terugzending van mensen die geen kans hebben op asiel. Het is heel goed dat zo'n intentieverklaring er is.

Voorzitter. Daarom was ik heel verbaasd dat het kabinet niet alleen zegt dat het daar niet onmiddellijk aan mee gaat doen, maar ook zegt dat het nog niet kan zeggen wat het van die intentieverklaring vindt. We lopen niet vooruit op de inhoudelijke bespreking, zegt de staatssecretaris letterlijk in haar brief. Het hele idee van overleg tussen parlement en kabinet is juist dat we wel vooruitlopen op inhoudelijke besprekingen en dat we proberen onze bewindspersonen, voordat ze naar Brussel of waar dan ook gaan, mee te geven waar het parlement voor staat. Dan kan het kabinet daar uitvoering aan geven of er rekening mee houden. Wij willen dus — ik zie dat mijn tijd al bijna om is, voorzitter — wel vooruitlopen op de inhoudelijke bespreking, met een motie die ik nu ga voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet zich steeds voorstander heeft getoond van een structurele oplossing voor ontscheping en opvang van vluchtelingen in de landen rond de Middellandse Zee;

overwegende dat Frankrijk, Duitsland, Italië, Malta en Finland onlangs een gezamenlijke intentieverklaring overeen zijn gekomen die voor een dergelijke structurele oplossing waardevolle elementen bevat;

overwegende dat het van groot belang is dat er snel een einde komt aan de willekeur, onzekerheid en slechte behandeling waar asielzoekers die in de EU bescherming zoeken mee te maken krijgen;

verzoekt de regering zich op de komende JBZ-Raad te voegen bij het initiatief van de genoemde landen, en daarbij eigen constructieve voorstellen te doen voor verdere structurele verbetering van de samenwerking in de EU, zodat opvang van kansrijke asielzoekers en snelle terugkeer van afgewezen asielzoekers adequaat kan worden geregeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 571 (32317).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik snap de intentie van deze motie. Het zou best kunnen dat we haar gaan steunen. Maar de heer Van Ojik zegt terecht al in zijn inleiding: het is best raar dat het kabinet volgende week gaat spreken over een verklaring waar het nu nog niet op vooruit wil lopen. Sterker nog, wij hebben die verklaring nog niet ontvangen van de regering. Ik zal ook uw motie in dat licht moeten beoordelen. Hoe gaat de heer Van Ojik er zelf mee om dat wij spreken over een verklaring die wij nog niet hebben ontvangen van de regering?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik begrijp die vraag van de heer Van Dijk heel goed. Ik heb zelf die verklaring eerlijk gezegd vrij makkelijk kunnen vinden, hoewel ik niet superhandig ben in surfen op het internet. Dat zegt dus wellicht wel iets. Ik heb net een paar elementen uit die intentieverklaring voorgelezen die ik goed vind en die volgens mij ook helemaal in lijn zijn met Nederlands beleid, dus ik snap überhaupt niet waarom Nederland zo terughoudend is. Maar misschien kan de staatssecretaris die verklaring voordat we over mijn motie gaan stemmen vanmiddag naar de Kamer sturen. Dat zou volgens mij heel goed zijn. Het is niet geheim of zo. Het is helemaal niet geheim.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat lijkt mij inderdaad een goed idee, al moet ik erbij zeggen dat het dan na dit debat zou zijn. Dus het blijft lastig voor partijen. De heer Van Ojik zegt dus eigenlijk dat hij de verklaring zelf heeft gegoogeld.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ja.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat kan, maar welke versie is dat dan? Is die verklaring helemaal up-to-date? Het blijft toch vreemd dat we praten over een verklaring die we niet formeel hier voor ons hebben liggen. Deelt u die mening?

De voorzitter:

Een korte reactie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Die mening deel ik. Misschien mag ik nog een keer onderstrepen wat ik in mijn bijdrage al gezegd heb, namelijk dat ik het wel raar vind dat het kabinet zegt: wij gaan een en ander straks op z'n merites beoordelen, maar we willen daar nu niet op vooruitlopen. Ik wil daar geen grote woorden voor gebruiken, maar ik vind het echt wel belangrijk dat het Nederlandse parlement voordat een bewindspersoon naar een internationaal overleg gaat een richtlijn kan meegeven over hoe het kabinet zich daar zou moeten opstellen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Ojik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Emiel van Dijk namens de PVV.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Mensensmokkelaars en ngo's krijgen helaas nog de hele tijd vrij baan van de EU om illegale migranten naar Europa te brengen. De EU is ook niet van plan en niet bij machte om dit überhaupt tegen te houden. Sterker nog, er ligt nu weer een plan op tafel om de Europese havens voor illegale migranten open te houden en ze te herverdelen over verschillende EU-landen. Deze open uitnodiging zal de problemen natuurlijk alleen maar erger maken. Om die reden dienen wij de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat de regering nooit en te nimmer dient mee te werken aan het herverdelen van migranten over verschillende EU-landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Emiel van Dijk en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 572 (32317).

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan Jasper van Dijk namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik zei het al in mijn interruptie: dit is best een bizar debat. Het is een beetje een soort spookdebat, want we gaan dus debatteren over een verklaring die we formeel niet hebben. Daar komt nog bij dat het algemeen overleg over dit belangrijke onderwerp door de coalitie is omgezet in een schriftelijk overleg. Bijzonder spijtig. We lezen in de schriftelijke antwoorden van de regering dat diezelfde regering vooralsnog niet akkoord gaat met een intentieverklaring van Frankrijk en Duitsland over de aankomst van migranten in Europa. Maar waar is die intentieverklaring dan? Wat staat erin? We hebben haar niet ontvangen. Kan de staatssecretaris die verklaring aan ons doen toekomen? Het is namelijk best lastig oordelen, ook over moties, over een plan dat wij niet kennen. Het is ook compleet ondoorzichtig. Of hoort dat gewoon bij Europese politiek? We lopen nu het risico dat er volgende week in Brussel afspraken worden gemaakt waarover de Kamer niet heeft kunnen debatteren, laat staan ermee instemmen. Deelt de regering die mening? Ik vind dat de Kamer in ieder geval instemmingsrecht moet hebben over dit soort belangrijke zaken. Dat heet democratie. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering onlangs een intentieverklaring inzake migratie heeft ontvangen van Frankrijk, Duitsland, Italië en Malta;

overwegende dat de Kamer deze verklaring niet heeft ontvangen en er dus ook niet over kan oordelen;

van mening dat migratieovereenkomsten (conform de aangenomen motie 30573, nr. 144) ter instemming voorgelegd moeten worden aan de Kamer;

verzoekt de regering niet akkoord te gaan met de intentieverklaring voordat deze ter instemming is voorgelegd aan de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 573 (32317).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de schriftelijke beantwoording van de vragen.

De tragedie in het vluchtelingenkamp Moria op Lesbos op 29 september heeft ons weer eens met de neus op de feiten gedrukt: de vreselijke omstandigheden in die kampen op de Griekse eilanden, waar we het helaas al vaker over hebben gehad en waar we, ben ik bang, het nog veel vaker over moeten gaan hebben. Ik heb daarover nog wel een vraag aan de staatssecretaris. Wij hadden ook schriftelijk gevraagd hoe het nu zit met de berichten die ik in de media lees dat Griekenland van plan is om 10.000 mensen van de eilanden naar het vasteland over te brengen, wat in ieder geval betekent dat ze uit de meest verschrikkelijke omstandigheden zijn. Maar klopt dat bericht nu? Kan de staatssecretaris dat bevestigen of ontkennen? Graag een toelichting van de staatssecretaris.

Voorzitter. Dan de overeenkomst tussen Duitsland, Frankrijk en Italië over de ontscheping. In hoofdlijnen herhaalt de staatssecretaris in iets meer woorden wat ook al in de kabinetsbrief van januari staat. Het is goed dat er wel een inhoudelijke bespreking gaat plaatsvinden op de JBZ-Raad, wat een klein winstpuntje is, maar mijn vraag is dan wel met welke materialen de staatssecretaris die bespreking ingaat. Met andere woorden: wat gaat ze op tafel leggen? Als je iets wil, bijvoorbeeld dat Italië ook wat gaat doen aan de secundaire migratie, wat ga je dan concreet inbrengen in zo'n overleg namens het kabinet om te kijken of je een constructieve bijdrage kan leveren?

Tot slot. Ik lees in de stukken ook dat Nederland meedoet aan een nieuw hervestigingsprogramma. Nederland zou 1.000 mensen van de, naar ik begrijp, 20.000 mensen die in 2020 moeten worden hervestigd volgens de Europese Commissie, gaan overnemen. Dat vind ik goed nieuws. In de brief die we hierover hebben gehad, staat dat het daarbij gaat over mensen die hervestigd zouden moeten worden op grond van de EU-Turkije-verklaring. In eerdere brieven was er ook sprake van enige flexibiliteit daarin. Met andere woorden: als nu de nood aan de man is en het beter is om wat mensen uit Niger te hervestigen, kan dat dan ook onder dit schema? Graag een toelichting van de staatssecretaris. Misschien kan zij over dit specifieke plan dat voor mij nieuw is maar wel positief nieuws is, een brief naar de Kamer sturen zodat we iets meer weten over die hervestiging.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Van Ojik heeft een vraag.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil iets vragen aan de heer Groothuizen over mijn eigen motie. Toen in de publiciteit kwam dat dit initiatief was genomen, zei de heer Groothuizen in de krant: ik vind dat Nederland hierbij moet zijn, hierover moet meepraten; ik citeer hem niet letterlijk. Nu zegt mijn motie dat Nederland zich bij deze groep moet voegen, zodat we zelf ook constructieve voorstellen kunnen doen voor verbetering. Dat is een constructieve motie, zou ik bijna zeggen. Gaat D66 die motie steunen, zou ik aan de heer Groothuizen willen vragen.

De heer Groothuizen (D66):

Ik heb inderdaad gezegd, en dat heb ik nu weer herhaald, dat ik vind dat wij constructief moeten meepraten. Als je niet meepraat, kun je nooit beweging krijgen in dit dossier dat helaas — ik geloof dat de heer Van Ojik die frustratie al eens een keer heel expliciet heeft uitgesproken — geen vooruitgang gaat bieden. De heer Van Ojik gaat volgens mij een stapje verder. Hij zegt dat je hierbij moet aansluiten en dan gaan praten. Mijn voorstel zou zijn om eerst eens te gaan praten en vervolgens te kijken waar je kunt uitkomen. In die zin gaat de heer Van Ojik een stapje verder dan mijn voorstel.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Op het gevaar af dat dit een woordenspelletje wordt: je moet je wel eerst bij een bepaald initiatief aansluiten, wil je kunnen meepraten over de verbeteringen of veranderingen die je in dat initiatief wilt aanbrengen. Dat lijkt mij toch. Misschien bedoelen wij hetzelfde, maar staat er iets in de motie wat niet helemaal goed geformuleerd is? Je moet meedoen om voorstellen voor verbetering te kunnen doen, toch?

De heer Groothuizen (D66):

Volgens mij is het geen woordenspelletje en zegt de heer Van Ojik dat er iets op tafel ligt, waarvan de heer Van Dijk zegt dat we eigenlijk officieel niet weten wat erin staat. Ik kon het gelukkig ergens vinden; dus ik heb het kunnen lezen, zeg ik in de richting van de heer Van Dijk. Ik ben ook graag bereid het te delen, maar ik neem aan dat de staatssecretaris dat ook gaat doen. De heer Van Ojik zegt: doe mee aan wat er ligt en ga dan kijken. Ik zeg: ga hierover praten en ga dan bekijken of je erbij wilt aansluiten. Dat zijn toch wel twee verschillende invalshoeken.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Ojik en de heer Jasper van Dijk staan. Dit onderwerp is geagendeerd als een VSO, maar ik merk dat het wel een debat is geworden. U straalt helemaal bij deze opmerking.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zeker. Ik had namelijk heel graag het debat willen voeren, maar dat werd geblokkeerd.

De voorzitter:

En dat wordt nu hier even gedaan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, en we zijn u zeer dankbaar voor uw flexibiliteit in dezen.

De voorzitter:

Oké, goed.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wil het even heel helder hebben, want de heer Groothuizen heeft inderdaad in de krant gezegd dat Nederland moet meepraten. Het kabinet zegt in de schriftelijke antwoorden die wij gisteren hebben gekregen, heel duidelijk dat wij niet gaan meedoen met die verklaring. Het noemt zes behoorlijk strikte eisen op basis waarvan Nederland wel zou meedoen: gecontroleerde setting, een filter, disproportionele druk, voldoende lidstaten die meedoen, terugkeer, steun van de Europese Commissie. Dit even heel kort voor de voorzitter.

De voorzitter:

Ja, en dan?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Is dat ook het standpunt van uw partij, die zes criteria op basis waarvan Nederland zou meedoen met zo'n intentieverklaring?

De heer Groothuizen (D66):

De heer Van Dijk is wat preciezer dan de heer Van Ojik. Je moet meepraten en vervolgens kijken waar je uit kunt komen. Ik ken de criteria uit de brief. Ik snap een aantal van die criteria goed. Ik constateer bijvoorbeeld dat op dit moment de instroom in Italië ongeveer twee keer zo groot is als die in Nederland, terwijl het land vier of vijf keer zo groot is. Daarvan zou je best kunnen vragen hoe het zit. Ik constateer ook dat er nog steeds vrij veel secundaire migratie vanuit Italië is. Maar je moet natuurlijk wel bereid zijn om op een gegeven moment ook ergens water bij de wijn te doen. Vandaar mijn vraag aan de staatssecretaris wat zij echt gaat meenemen, wat zij belangrijk vindt en waar je over kunt spreken. Als de landen in Europa alleen maar naar elkaar gaan met een briefje waarop staat "dit zijn de acht voorwaarden", en vervolgens elkaar gaan zitten aankijken om de tafel, is mijn vrees dat we op dit dossier nooit meters gaan maken. Dus je moet natuurlijk wel bereid zijn om her en der water bij de wijn te doen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar het kabinet zegt in de brief: we gaan niet meepraten over deze verklaring, wat die verklaring voldoet niet aan onze voorwaarden. Heeft de heer Groothuizen vernomen dat het kabinet wel gaat meepraten? Ik heb die indruk niet op basis van de schriftelijke antwoorden die wij binnen hebben gekregen. Nederland gaat niet meedoen. U zou dus of de motie van Van Ojik moeten steunen of het kabinet. U dient zelf geen motie in. Ik ga er dus van uit dat u vooralsnog gewoon de lijn van het kabinet steunt.

De heer Groothuizen (D66):

Volgens mij heb ik het antwoord duidelijk gegeven. Ik heb de staatssecretaris gevraagd waarmee zij naar Brussel gaat en hoe zij met alleen maar een lijstje met voorwaarden verder denkt te komen in dit dossier. Want dat is wel waar we voor staan. De heer Van Ojik gaat een stap verder en zegt: je moet nu al aanhaken, tekenen bij het kruisje en dan kijken waar je vervolgens nog verandering in kunt aanbrengen. Dat vind ik een omgekeerde route.

De voorzitter:

Allereerst de heer Van Ojik, ik zie het aan u.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mijn woorden en mijn motie worden hier ik kan niet anders zeggen dan moedwillig verdraaid. De motie zegt heel uitdrukkelijk: voeg je bij dit initiatief, zodat je constructieve voorstellen kunt doen. Dus het idee dat ik zou voorstellen om te tekenen bij het kruisje komt, zoals de heer Groothuizen weet, volledig uit zijn eigen logica en op geen enkele wijze uit wat ik heb gezegd of uit de motie die ik heb ingediend. Als hij de kabinetslijn wil steunen en mijn motie niet, moet hij dat vooral doen. Hij moet mijn woorden niet moedwillig verdraaien.

De heer Groothuizen (D66):

Ik heb geen vraag gehoord. Ik zag een boze meneer Van Ojik ...

De voorzitter:

Nee, niet doen. We zijn net begonnen.

De heer Groothuizen (D66):

... die zegt: "Je moet je ergens bij voegen." Ik heb gezegd: "Dat is volgens mij niet wat ik wil." Ik vind dat je mee moet praten maar moet kijken wat je vervolgens kunt bereiken. De heer Van Ojik schrijft op: je moet je voegen bij het initiatief van de genoemde landen. Die hebben dat neergelegd in een overeenkomst. Dan zeg je dus: je sluit je daarbij aan.

De voorzitter:

Hij ging net zitten en nu moet hij weer het woord krijgen. De heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ja, omdat de heer Groothuizen maar één zinnetje, een aantal woorden, uit mijn motie citeert. Dat doet hij expres, want hij wil de indruk wekken dat de fractie van GroenLinks het kabinet vraagt om "te tekenen bij het kruisje", zoals hij zelf net letterlijk zei. Daarmee doet hij op geen enkele wijze recht aan het voorstel dat ik hier heb gedaan. Daarom zou ik hem willen vragen of hij dat met mij eens is en of hij dat idee dat wij voorstellen om te tekenen bij het kruisje zou willen rechtzetten.

De heer Groothuizen (D66):

Wat ik wil, laten we dan dit woordspelletje beëindigen, is dat we gaan meepraten. Dat betekent dat je vervolgens ook je eigen voorwaarden kunt inbrengen, je eigen belangen. Dan moet je volgens mij ook — dat is mijn boodschap aan de staatssecretaris — bereid zijn om her en der water bij de wijn te doen. Maar dat is iets anders dan nu zeggen: wij sluiten ons hierbij aan en gaan dan kijken of we er nog een draai aan kunnen geven.

De voorzitter:

Ik zou stoppen, anders gaat u weer iets zeggen waar de heer ...

De heer Groothuizen (D66):

... Van Ojik boos over wordt. Ja, dat zou heel vervelend zijn.

De voorzitter:

... en het recht heeft om daarop te reageren. Oh, daar komt mevrouw Kuiken ook even.

De heer Groothuizen (D66):

Nou heb ik mevrouw Kuiken boos gemaakt, geloof ik.

De voorzitter:

Ja. Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nee. Doe dan eens een tegensuggestie, want die motie teken ik mee. Het kan niet zo zijn dat je in de krant grote woorden uit dat het een schande is, dat er iets moet gebeuren, dat je actie verwacht, samen met de heer Voordewind, en vervolgens hier andere collega's de maat neemt. Dus mijn vraag is nu, heel concreet, aan D66: welke woorden zijn de krant waard, wat gaat u nu concreet vragen aan de staatssecretaris en wat is er nodig om de motie van de heer Van Ojik te steunen?

De heer Groothuizen (D66):

Mevrouw Kuiken legt mij grote woorden in de mond, maar als zij gewoon het stuk in Trouw leest, dan ziet ze dat ik daar precies hetzelfde heb gezegd als wat ik nu weer zeg. Ik vind dat wij mee moeten praten. Alleen, als je actief meepraat, als je je actief opstelt, kun je een doorbraak krijgen in dit dossier. Dat is iets anders dan dat je je zou moeten aansluiten bij een initiatief dat een aantal landen hebben genomen. Mevrouw Kuiken kan gewoon nalezen wat ik daarover heb gezegd en volgens mij zit er weinig licht tussen die woorden en de woorden die ik vandaag sprak.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik concludeer dat we, toen ik nog in het kabinet zat met de VVD, in ieder geval meer moeite deden om daadwerkelijk ook wat voor elkaar te krijgen. Je kunt niet in de krant zeggen: "Goh, ga meepraten." Wat bedoel je dan met meepraten? Is dat alleen maar voor het beeld? Alleen maar om te laten zien: wat zijn we goed bezig? Dat moet toch ook een resultaat opleveren? Dit is anders tekenen bij het kruisje. Als je iets wilt bereiken, moet je tegen de staatssecretaris zeggen: "Dit is wat ik verwacht en hier wil ik op uitkomen." Anders zijn het echt loze woorden.

De heer Groothuizen (D66):

Ik heb de vraag gemist.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Van Wijngaarden namens de VVD.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. Mooi om te zien hoeveel scholieren er weer op de tribune zitten, met meteen een geanimeerd debat deze ochtend.

Heel veel waardering en steun voor het feit dat het kabinet niet van plan is om mee te doen aan het Frans-Duitse plan en wat we daarvan hebben gezien in de media.

Ik wil de staatssecretaris nog vragen — misschien kan ze daarop reageren — om in Europa vooral te pleiten voor gezamenlijke afspraken over effectieve terugkeer, over ontscheping en selectie van veilige havens en veilige opvang in Noord-Afrika. Dat klinkt heel makkelijk nu ik dat zeg. Ik realiseer me heel goed hoe ongelooflijk moeilijk die opdracht is. Ik weet ook dat de Europese Commissie hieraan werkt. Ik ben namens uw Kamer samen met mevrouw Van Toorenburg en een delegatie uit de Eerste Kamer in Helsinki geweest, waar de Europese Commissie ook een deel van haar plannen ontvouwde. Daar zie je dat zij zich ook op dit soort zaken willen gaan inzetten, dus ik denk dat wij daar de komende maanden nog meer over gaan horen. Ik wil de staatssecretaris meegeven om de Europese Commissie vooral te blijven aansporen om hierop in te zetten. Deze staatssecretaris zit hier vanochtend alleen, maar het is eigenlijk een taak die bij het hele kabinet ligt. Ook de collega's voor Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken en de minister-president zijn hierbij van groot belang. Dus ik wens haar daarbij veel succes.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wil even iets markeren. De heer Van Wijngaarden zegt nu: een uitstekend standpunt van de regering, vooral niet meedoen met dat plan van Frankrijk en Duitsland, that's it. Dat is ook wat ik een beetje in de brief lees: we gaan het plan aanhoren. Dat is letterlijk het woord dat de regering gebruikt. That's it. Klopt het dat de VVD zegt: ga vooral niet meepraten met dat Frans-Duitse plan, blijf zitten waar je zit, geheel in tegenstelling tot de wens van D66? Is dat juist?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

In die vraagstelling ligt een groot misverstand. Meepraten moet je volgens mij altijd blijven doen. Daarom gaat de staatssecretaris ook die kant op en is Nederland ook bij zo veel mogelijk internationale overleggen vertegenwoordigd, op welk niveau dan ook. Er wordt dus meegepraat. Ik heb net aangegeven dat er in Europees verband een oplossing moet worden gezocht. Dus meepraten? Ja. Maar is meedoen aan een automatisch herverdeelplan waarvan wij contouren uit de media kennen — ik weet net zo veel als u — daarvoor noodzakelijk? Nee.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Helder, maar dat betekent dus dat ook voor de VVD een mogelijke uitkomst is dat er volgende week een overeenkomst komt. U zegt immers: Nederland, ga vooral meepraten en kijk wat eruit komt. Een mogelijke uitkomst is dus dat er een overeenkomst is met Nederland, Frankrijk, Duitsland en andere landen over de aankomst van migranten in Europa. Of is dat uitgesloten?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Nou, wat mij betreft is dat niet aan de orde. Van wat ik tot nu toe van de plannen heb gezien, word ik absoluut niet enthousiast. Integendeel. Waar het om gaat, is dat je moet meepraten op Europees niveau over structurele oplossingen in brede zin. Ik heb het helemaal niet over dat plan. Ik heb ook nog helemaal geen plan gezien; ik heb wat berichten in de media gezien en daar word ik absoluut niet enthousiast van.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Misschien even over een andere boeg. Ik kan me voorstellen dat je zegt: ik heb dat plan er niet bij gezocht en het kabinet heeft het niet opgestuurd, dus ik weet niet wat erin staat. Dat kan; daar kun je voor kiezen. Maar wat je ook van het plan vindt, het is een belangrijk initiatief. Frankrijk, Duitsland, Italië, Finland als voorzitter van de EU, het is niet zomaar een document. Het kabinet zegt: we gaan naar bevind van zaken handelen; we gaan het inhoudelijk op zijn merites beoordelen, maar welk standpunt we gaan innemen, gaan we niet van tevoren zeggen.

De voorzitter:

En de vraag is?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat zou toch voor elke fractie in deze Kamer, ongeacht wat je ervan denkt te vinden, eigenlijk niet goed acceptabel moeten zijn? Je moet toch met een staatssecretaris kunnen debatteren om te weten wat Nederland gaat inbrengen?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

De grondhouding van het kabinet is volgens mij heel kritisch. Dat hebben wij in de brief over de contouren van het idee gelezen. Dat spreekt ons heel erg aan. Het kabinet doet niet anders dan naar bevind van zaken handelen in Brussel. Ik heb daar vertrouwen in. Ik heb wel een probleem met dat hele plan. De aankomst van mensen die hier helemaal geen kans hebben op legaal verblijf, die hier vaak in de illegaliteit verdwijnen, die hier met onbekende bestemming vertrekken, die zichtbaar zijn in de criminaliteit, wordt met dit plan als een soort natuurverschijnsel geaccepteerd. Er wordt vervolgens automatisch herverdeeld. Ik word daar echt absoluut niet enthousiast van, integendeel. We zouden daarmee een vergissing begaan. Maar we zijn het er volgens mij over eens dat je in Europees verband in een veel breder pakket over oplossingen moet blijven praten.

De voorzitter:

Tot slot een korte opmerking of een korte vraag en geen samenvatting.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik begrijp wel dat de heer Van Wijngaarden inhoudelijke bezwaren heeft, maar wat ik niet goed begrijp, is dat hij in feite het kabinet met een blanco cheque naar Brussel laat vertrekken. Hij is tegen die verklaring. Ik ben daar misschien veel meer voor, maar ik zeg tegen het kabinet dat ik graag van tevoren wil weten wat u daar gaat inbrengen. De heer Van Wijngaarden zegt: be my guest; ga gewoon en ik zie wel waar u mee terugkomt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik nu naar de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb gisteren mevrouw Ceelen van Stichting Vluchteling op bezoek gehad en van haar de vreselijke verhalen gehoord over wat er op dit moment gebeurt op Samos en op Lesbos. Een moeder en een kindje zijn levend verbrand, de levensomstandigheden zijn zeer schrijnend en het lijkt wel of er geen verbetering komt. Ik vraag de staatssecretaris dan ook nogmaals: wat zou Nederland ook binnen Europa nog kunnen doen om die leefomstandigheden van die vluchtelingen daar te verbeteren en om de asielprocedure te versnellen?

Dan naar de JBZ, waar de staatssecretaris de komende week naartoe gaat. Daar vraag ik de staatssecretaris — ik hoor het de collega Van Wijngaarden ook zeggen — of zij bereid is om in ieder geval mee te praten met de voorstellen die er nu liggen vanuit de top in Malta. Ik denk dat het goed is als Nederland meepraat. Ik denk dat het goed is dat we de dingen niet buiten ons laten gebeuren, maar dat we ons actief opstellen en dat we gaan kijken of we binnen Europa tot structurelere oplossingen kunnen komen dan tot nu toe het geval is; het liefst natuurlijk met heel Europa, maar als dat niet kan, dan met een kopgroep. Die structurelere oplossingen zouden wat ons betreft moeten gaan richting een selectie aan de buitengrenzen van Europa om te kijken wie er kansrijk is en wie er kansarm is; een gezamenlijk uitzetbeleid in Europa, want we zien dat geen enkel lidstaat in staat is om dat individueel goed te organiseren. En we moeten komen tot een eerlijke verdeling van de kansrijke vluchtelingen over Europa.

Ik hoop dat dat ook de inzet is van de staatssecretaris: graag meepraten. Om haar daar enigszins toe aan te moedigen, de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het migratievraagstuk een Europese aanpak vraagt;

verzoekt het kabinet om zich in Europees verband actief in te spannen voor een realistische, structurele en solidaire oplossing;

verzoekt het kabinet met voorstellen te komen langs de richtlijnen van gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Groothuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 574 (32317).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het lijkt me een goede motie. Mijn fractie gaat die steunen, maar er ligt ook een concreet voorstel op tafel, volgende week in de JBZ-Raad. Ook al kennen we het niet, het ligt wel op tafel. De heer Voordewind heeft in ieder geval in de krant gezegd: ik ben ervoor dat Nederland zich aansluit. Gaat de ChristenUnie mijn motie die dat bepleit steunen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb gezegd dat ik het goed vind als Nederland zich aansluit bij die gesprekken om tot een structurele oplossing te komen, om tot een verdeling te komen bij de buitengrenzen. We zien hoe moeilijk het is op het moment dat mensen ongericht doorlopen. De meeste mensen gaan naar Duitsland. Wij krijgen ze en andere landen veel minder. We moeten dus tot een veel eerlijker verdeling komen en we moeten ook tot een eerste selectie komen aan de buitengrenzen. Alleen dan kunnen we tot een eerlijke verdeling komen richting de rest van Europa. Die twee, inclusief een gezamenlijk uitzetbeleid, moeten wel onderdeel uitmaken van dat pakket. En ja, dan moet Nederland ook bereid zijn om zijn eerlijke aandeel te nemen als het gaat om herverdeling.

De voorzitter:

Tot slot, heel kort meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dus?

De voorzitter:

Dat is heel kort.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dus moet Nederland meepraten over de inzet, hopelijk zoals ik het net heb geschetst.

De voorzitter:

Ja, dank u wel.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mijn vraag was of de ChristenUnie die motie zou gaan steunen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ga straks die motie lezen. Maar ik heb zelf net een motie ingediend en volgens mij liggen die niet ver uit elkaar.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie de ploeg van de Algemene Financiële Beschouwingen al rondlopen, dus daarom ben ik een beetje streng met de tijd. Verder niets? Dan geef ik de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter, dank. En dank ook aan de Kamerleden dat zij zich zo inzetten voor datgene wat er gaat gebeuren in de JBZ-Raad en de gesprekken die wij daar gaan voeren, want het is belangrijk dat wij in Europa dit soort gesprekken met elkaar voeren.

Er is gesproken over het initiatief van Frankrijk, Duitsland, Malta, Italië en ook Finland. Daarbij moet ik wel zeggen dat Finland meer de moderator was dan dat Finland actief heeft deelgenomen. Het is een initiatief geweest van die landen, met name Frankrijk en Duitsland. Ik wil ook nog even heel duidelijk zeggen hoe het slot is verlopen. Nederland en andere landen van de Europese Unie zijn niet voor de bijeenkomst in Malta uitgenodigd geweest. Het is niet zo dat Nederland daar niet geweest is of had moeten komen. Nee dus. Het is een initiatief geweest van die landen en die landen hebben een intentieverklaring opgesteld, die hier aan de orde is geweest. De heer Van Ojik kent die en anderen vragen mij om die intentieverklaring met de Kamer te delen. Die intentieverklaring zit niet in de openbare stukken van de JBZ-Raad. Dat moet ik u zeggen. Het is niet anders. Als je ernaar googelt, schijn je haar te kunnen vinden. Dat kan zijn, maar de verklaring zit niet in de officiële openbare stukken en dat belemmert mij om daar op een officiële manier mee om te gaan. Dat even vooraf.

Dan ga ik de moties af. Met name de heer Van Ojik vraagt om aan te sluiten bij de intentie van, even gemakshalve, Duitsland en Frankrijk zodat we dan kunnen meepraten en wat kunnen veranderen. Ik hoor de heer Groothuizen zeggen: luister eens, je hoeft niet meteen ja te zeggen tegen dat initiatief om mee te doen, maar doe actief mee aan de discussie daarover. Ik hoop dat ik de heer Groothuizen zo goed begrepen heb. Actief meedoen aan het gesprek dat volgende week tijdens de JBZ-Raad zal plaatsvinden, is vanzelfsprekend aan de orde. Ik wil hier de indruk wegvegen, die kennelijk bij sommigen bestaat, dat Nederland daar gaat zitten met een houding van "laat iedereen maar praten en als het me aanstaat, doe ik misschien mee, en als het me niet aanstaat, doe ik niet mee". Bij voorbaat staat het Nederland niet aan, want dat is al in de brief aan de Kamer geschreven, dus Nederland zit er een beetje voor Pierre Snot, om het maar zo even te zeggen. Dat is helemaal niet de bedoeling. Dit onderwerp komt tijdens de lunchbijeenkomst volgende week ter sprake. En natuurlijk doet Nederland mee aan het gesprek, want de inzet van Nederland, en ook van mij, is om actief te zijn, ook op dit hele moeilijke vraagstuk van wat er gebeurt in de Middellandse Zee.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Een informatieve vraag: wat wordt dan de inzet van Nederland? Want je praat niet mee om niet ergens op uit te komen. Je praat mee, omdat je denkt "dit is mijn inzet". Ik weet wat we vanuit het verleden wilden: opvang aan de grenzen et cetera. Dat ken ik allemaal. Wat is nu de concrete inzet? Wat wil je geregeld hebben en wat wil je ervoor terugdoen?

De voorzitter:

Wat wil de staatssecretaris geregeld hebben!

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zeg "je" als Nederland.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nederland heeft in januari een brief geschreven — die is ook met u gecommuniceerd — waarin staat dat wij niet meer meedoen met ad-hocoplossingen, want die lossen niks op. Wij willen graag een Europese structurele oplossing. Dat zal mijn inzet zijn volgende week in de JBZ-Raad. Ik wil keihard proberen ervoor te zorgen dat we met z'n allen die daar zitten een oplossing voor elkaar krijgen waar we met z'n allen over kunnen zeggen dat die wat gaat oplossen. Wat uit de intentieverklaring van Duitsland en Frankrijk blijkt, is geen oplossing voor de toekomst. Het is een oplossing om een probleem waarvan Frankrijk en Duitsland zeggen — en wij trouwens ook — dat het vreselijk is wat er gebeurt, op te lossen. Het Nederlandse kabinet vindt dat wij een structurele oplossing in Europees verband moeten hebben.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nog even voor de Handelingen: met "je" bedoelde ik zeker niet de staatssecretaris; met "je" bedoelde ik Nederland. Ik vind het belangrijk om dat even zuiver te stellen.

Wil de staatssecretaris nog concreet aangeven wat de inzet gaat worden? Wat wordt onze strategische positie? Waar willen we op uitkomen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Waar wij op willen uitkomen, nee, waar Nederland — ik ga nu ook we, je en jij zeggen — op uit is, is in ieder geval een structurele Europese oplossing. Dat is een. Twee is dat er een grensprocedure is. Dat betekent dat degenen die ontscheept worden, niet in het Schengengebied komen. Wij willen wel bijdragen aan een constructieve discussie om daar te komen. Als er gevraagd wordt om opvang buiten Nederland, dus opvang in de regio, wat ik hier ook heb horen verluiden, dan zullen wij daar keihard aan meewerken. Dat vinden wij namelijk positief. Ik weet niet of u dat heeft kunnen volgen, maar we hebben inmiddels ook het bericht gekregen dat mevrouw Mogherini, die nu nog de buitenlandchef van de Europese Unie is, met Rwanda een afspraak heeft gemaakt over opvang in Rwanda. Ik zeg niet dat die oplossing per se voor de hand ligt, maar aan dat soort oplossingen willen wij meewerken. Wij willen dus meewerken aan opvang in de regio, als dat kan, en verder aan een structurele Europese oplossing, waar dat een onderdeel van zou kunnen zijn, en aan grensdetentie. Alleen als het echt helemaal over de schoenen loopt, zoals ook in de brief staat, willen we eventueel meewerken aan een oplossing. Dat is onze inzet.

De voorzitter:

De heer Van Ojik, een korte vraag.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik probeer het, voorzitter. De verklaring zegt eigenlijk twee dingen: Frankrijk en Duitsland stellen voor dat de landen van de Europese Unie elkaar gaan helpen bij de opvang van kansrijke asielzoekers en dat ze mensen die niet kansrijk zijn, zo snel mogelijk terugsturen naar het land waar ze vandaan komen of waar ze doorheen zijn gereisd. Dat is de essentie van wat wordt voorgesteld. De vraag is: staat Nederland daar positief tegenover of gaat Nederland dat niet steunen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wij staan zeker positief tegenover iedere gedachte om zo snel mogelijk te kunnen vaststellen welke mensen kansrijk zijn en welke mensen niet kansrijk zijn. Wij zijn er ook een groot voorstander van om zo snel mogelijk terug te zenden naar het land van herkomst. Alleen, de praktijk is heel weerbarstig. Als daar een toverformule op tafel komt waarbij dit allemaal in een keer wordt opgelost, dan kan ik u zeggen dat ik het plan zal omarmen. Op dit moment heb ik nog geen enkel stapje in de richting van een toverformule gezien. Als je op papier zet "wij willen zo snel mogelijk de selectie kunnen maken tussen de kansrijken en de niet-kansrijken" en je daar verder niets bij zet, en "we willen de mensen die niet kansrijk zijn, zo snel mogelijk terugsturen van het land van herkomst", dan zeg ik: laat eens even zien hoe je van plan bent dat te doen. Op dat punt staat er niets waarvan ik kan zeggen dat ik licht aan het einde van de tunnel zie.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik begrijp het antwoord van de staatssecretaris "wie niet kansrijk is, moet snel terug". Het is ingewikkeld, maar dat steunen we. Steunt Nederland ook de andere kant, dus dat een aantal grote EU-landen, waaronder Frankrijk en Duitsland, hebben gezegd "we willen elkaar helpen bij het opvangen van de mensen die wel recht hebben op asiel of kansrijk zijn"? Uiteindelijk komt het erop neer of Nederland bereid is om aan een deel van de mensen die in Griekenland, Italië en Spanje aan land komen, hier in Nederland toegang te verlenen tot de asielprocedure. Dat is waar de verklaring in essentie op neerkomt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben heel benieuwd om volgende week van Frankrijk en Duitsland te horen hoe zij zich dat voorstellen. Zo simpel is het. Nogmaals, het is makkelijk om te zeggen "de kansrijken willen we hebben" en te vragen "wil Nederland daaraan meewerken?" Maar dat antwoord heb ik nog steeds niet.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik hoor de staatssecretaris net in antwoord op de vragen van mevrouw Kuiken zeggen dat zij keihard gaat proberen te werken aan een structurele oplossing. En de doelen van Nederland zijn dus dat de migranten die ontscheept worden, niet in het Schengengebied worden ontscheept. Betekent dit dat u onder geen beding instemt met elke andere oplossing die er binnenkort op tafel ligt, of dat nu een structurele oplossing is of niet, zodra die betekent dat die mensen wel in het Schengengebied worden ontscheept?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wij hebben gezegd in de brief van 14 januari dat Nederland niet meer meewerkt aan een ad-hocoplossing met betrekking tot de ontscheping. Daar blijf ik bij.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Ik heb hier een printje van die brief en dat staat er inderdaad: niet aan een ad-hocoplossing, maar wel aan een structurele oplossing. Mevrouw Kuiken vroeg zojuist ook naar die structurele oplossing. Wat zijn daarvoor uw doelen als u straks het gesprek ingaat bij de JBZ-Raad en u aangeeft dat een van de doelen van Nederland is dat degenen die ontscheept worden niet het Schengengebied binnenkomen? Ik wil dus niet weten wat u bedoelt met wat er in die brief van 14 januari van dit jaar staat, maar of wij u mogen aanspreken op wat u zojuist tegen mevrouw Kuiken vertelde, als straks blijkt dat er een voorstel ligt van een groep dat geen ad-hocoplossing is, maar waardoor er wel mensen in het Schengengebied worden afgezet.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan de heer Van Dijk zeggen dat grensdetentie een heel belangrijk punt is voor ons. Het is de hele combinatie. Voor de ontscheping is de grensdetentie in onze optiek een ongelofelijk belangrijk punt.

De heer Emiel van Dijk (PVV):

Een breekpunt?

De voorzitter:

De heer Jasper van Dijk, een korte vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Eerst even mijn waardering dat u ons de ruimte geeft.

De voorzitter:

Maar dat was niet de bedoeling!

De heer Jasper van Dijk (SP):

U geeft het toch en dat waardeer ik zeer.

De voorzitter:

Ja, goed. Gaat u verder.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dan richt ik me toch tot u, voorzitter. Vindt u het geen merkwaardig debat, waarbij we spreken over een soort spookverklaring die we niet hebben? Vindt u dat, als voorzitter van het parlement, niet buitengewoon storend? Het is ook niet goed voor het imago van Europa, toch?

De voorzitter:

Ik vind niks.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Die verklaring moet hier toch gewoon op tafel liggen? Dan kunnen we er echt over spreken.

De voorzitter:

Daar gaat de staatssecretaris over, begrijp ik.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Is het echt niet mogelijk dat wij die verklaring krijgen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Die verklaring is niet openbaar bij de stukken van de JBZ-Raad. Ik vind het dan niet op mijn weg liggen om als Nederland te zeggen: ik lap het aan mijn laars; je kunt het allemaal krijgen. Dat doe ik niet. Ik houd mij aan de regels die gesteld zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Spijtig.

De voorzitter:

Is het ook niet vertrouwelijk te delen of op een andere manier ter inzage te geven? Ik weet het helemaal niet, maar ik probeer een beetje mee te denken, zodat we dit kunnen afronden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Hij was vertrouwelijk, maar hij staat gewoon op Google. Je kunt op Google terecht.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Waarvan akte. Dan nog even mijn inhoudelijke vraag. Die sluit aan op wat de heer Van Ojik zei. Het begint wel helderder te worden. Ik volg het kabinet in zekere zin ook wel. Begrijp ik het goed dat het kabinet zegt: wij willen best meepraten en meedenken over een verklaring, mits aan de grens van Europa wordt bepaald wie kansrijk en wie kansarm is; dan kan Nederland meedenken en meekijken naar een mechanisme waarbij Nederland de kansrijke asielzoekers opneemt? Moet ik het zo begrijpen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het woord "grensdetentie" is wat dat betreft vrij duidelijk, denk ik. En dat hebben wij uitgesproken. Maar het gebeurt dus gewoon niet en daarom moeten wij er met z'n allen over spreken.

De voorzitter:

De moties.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie van de heer Van Ojik op stuk nr. 571 moet ik helaas ontraden. De motie van de heer Fritsma op stuk nr. 572 moet ik ook helaas ontraden. De motie van ... even kijken naar de volgorde.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 573 van de heer Jasper van Dijk.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het klinkt heel erg negatief, maar die moet ik helaas ook ontraden. En als laatste de motie op stuk nr. 574 van de heer Voordewind en de heer Groothuizen. Die moet ik ook ontraden.

De voorzitter:

Alles is ontraden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil de boel niet ophouden, maar zou de staatssecretaris een paar zinnen kunnen wijden aan de reden waarom zij bijvoorbeeld mijn motie op stuk nr. 571 ontraadt?

De voorzitter:

Ja, en de andere moties ook, in één keer wellicht.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat is wel prettig om te weten.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan het in één keer doen. Ik heb het ook al gedaan. De motie van de heer Van Ojik gaat ervan uit dat wij bij voorbaat aansluiten bij de intentieverklaring van Duitsland en Frankrijk. Dat is niet het geval.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mijn motie vraagt simpelweg om mee te gaan praten, en actief mee te praten, over het voorstel van Malta. Dat heb ik de staatssecretaris al zo'n beetje horen zeggen. Ik begrijp dus niet zo goed waarom deze motie ontraden is.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie van de heer Voordewind verzoekt het kabinet om zich in Europees verband actief in te spannen voor een realistische, structurele en solidaire oplossing. Ik werp van mij dat het kabinet zich niet allang actief inzet in Europees verband om zich in te spannen voor een realistische, structurele en solidaire oplossing. Sterker nog, dit kabinet heeft ook stukken gestuurd, of is bezig stukken te ontwikkelen, voor de nieuwe Europese Commissie die zich met dit enorm belangrijke vraagstuk van migratie gaat bezighouden. Vanuit die optiek zeg ik: wij doen ons best om mee te werken aan Europees migratiebeleid. Sterker nog, wij doen ons best om daar, als het mogelijk is, stappen vooruit te zetten, zodat de Europese Commissie een goed migratiebeleid gaat voeren, want de afgelopen vijf jaar is er weinig of niks gebeurd. Wij zijn daar actief in. Daarom zeg ik: de motie zegt eigenlijk wat wij allang doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik zeg niet dat het kabinet nu niet actief is. Ik zou er bijvoorbeeld van kunnen maken "blijvend actief in te zetten". Het gaat mij erom — dat heb ik de staatssecretaris nu horen zeggen — dat de staatssecretaris straks bij de lunch tijdens de JBZ-Raad bereid is om met de groep landen van Malta mee te praten over de voorstellen. Dat is de intentie van deze motie. Nogmaals, ik kan het woordje "blijvend" toevoegen. Dan denk ik dat de staatssecretaris er misschien niet zo veel moeite meer mee heeft.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Er wordt mij in de motie van de heer Voordewind gevraagd om met voorstellen te komen langs de richtlijnen van gedeelde verantwoordelijkheid en solidariteit. Dat betekent dus dat we volgende week — ik heb het nog steeds over de JBZ-Raad, want daar gaat deze discussie over — zelf met voorstellen op tafel komen. Dat zal in de totaliteit van het gesprek misschien best gebeuren. Maar zoals ik de motie heb gelezen wordt het kabinet verzocht om daar meteen op het eerste moment van de vergadering actief met plannen op tafel te komen. Dat is niet het geval.

De voorzitter:

De heer Groothuizen, niet dezelfde vraag als de heer Voordewind.

De heer Groothuizen (D66):

Nee, ik heb een andere vraag. Ik had namelijk gevraagd om uitleg over dat nieuwe hervestigingsschema. Hoe zit dat nu? Gaan we inderdaad 1.000 mensen doen? Dat hoeft wat mij betreft niet nu, maar misschien kan de staatssecretaris toezeggen dat er nog een brief naar de Kamer komt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan het nu beantwoorden. Dat is misschien wel zo makkelijk.

De voorzitter:

Heel kort, ja.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

In november ontvangt u een brief met daarin het beeld van de finale uitvoering van de EU-pledge en het meerjarig beleidskader 2016-2019. Eventueel kan ik ook nog zeggen dat u in een van de pagina's van de antwoorden die ik u reeds gestuurd heb hebt kunnen lezen dat Nederland heeft toegezegd in 2020 maximaal 1.500 vluchtelingen te hervestigen. Dat zijn er 500 van het nationaal quotum en 1.000 op grond van de EU-Turkijeverklaring.

De voorzitter:

Een korte vraag, meneer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb nog een heel korte vraag over mijn motie op stuk nr. 573. Waarom ontraadt de staatssecretaris die, aangezien de motie niet meer zegt dan dat het parlement, als er een plan wordt voorgelegd, daar dan mee instemt? Daar mag u het toch mee eens zijn, zou ik zeggen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De letterlijke tekst van de motie van de heer Jasper van Dijk is dat hij van mening is dat migratieovereenkomsten ter instemming moeten worden voorgelegd aan de Kamer. De regering wordt verzocht niet akkoord te gaan met de intentieverklaring voordat deze ter instemming is voorgelegd aan de Tweede Kamer. Daar heb ik een antwoord op gegeven.

De voorzitter:

De heer Van Wijngaarden, ook een korte vraag.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik wil nog een opmerking maken over de motie-Voordewind/Groothuizen op stuk nr. 574.

De voorzitter:

Die is ontraden.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ja, die is nu ontraden. Tegelijkertijd zegt de staatssecretaris: dat ga ik al doen daar. Is het geen idee dat de staatssecretaris verzoekt om die motie even aan te houden in plaats van haar te ontraden? Dan kunnen we na de JBZ verder kijken.

De voorzitter:

Maar de afspraak is ook: als het staand beleid is, zijn de moties overbodig en worden ze dus ontraden. Dat is het beoordelingskader. Ik wil me er niet politiek mee bemoeien, maar dat hebben we met elkaar afgesproken.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan de heer Van Wijngaarden en de hele Kamer in ieder geval toezeggen dat u gewoon het verslag krijgt. Dat is standaard.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van wat een VSO heette, maar eigenlijk een debat was.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties gaan we aan het eind van de middag stemmen. Dat doen we dus vandaag nog.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven