8 Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius) ( 35422 ).

De voorzitter:

Aan de orde is de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius, Kamerstuk 35422. Ik heet wederom de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Ik heet voorts de woordvoerders welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef de heer Bosman als eerste spreker namens de VVD het woord.

De heer Bosman (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het is een belangrijke wet die voorligt, want het gaat weer ergens over. Het gaat over het bestuur dat is overgenomen van Sint-Eustatius.

Ik wil dan toch even terug de geschiedenis in. Toen ik net woordvoerder Koninkrijksrelaties was, gingen wij alle eilanden langs. Dan weet je dus dat ieder eiland anders is. Dan merk je ook dat de cultuur, de sfeer en de atmosfeer anders zijn. Wat ik heel bijzonder vond, is dat toen we terugkwamen van Sint-Eustatius, ieder lid wel een idee had van de deken van depressiviteit als je van Sint-Eustatius komt. Dat kwam niet zozeer door het eiland, niet zozeer door de inwoners, maar wel door een aantal bestuurders die vol in de tegenstand zaten, die vol in de nee-stand zaten en eigenlijk alleen maar verwijtend naar Nederland zaten te kijken. Ik kan me Clyde van Putten nog herinneren, die met zijn markante stem zei: I am the government. En dan heb je de dynamiek waar je dan in zit, waarbij je eigenlijk continu in gevecht bent, waarbij je continu bezig bent om te kijken: hoe krijgen we dit nu goed van de grond? En als je rondkeek op het eiland, met alle kansen en potentie die dat eiland heeft, moest je toch concluderen dat het voor de inwoners niet beter werd, dat de bestuurlijke ruzie alleen maar erger werd, verdiepend, en dat de loopgraven betrokken waren.

Daarom ben ik heel blij dat deze staatssecretaris het heeft opgepakt en heeft gezegd: hier moeten we grondig ingrijpen. Want de taakverwaarlozing was groot — dat dachten we tenminste al — en toen we dieper gingen graven, konden we alleen maar constateren dat het nog erger was dan we dachten. We konden alleen maar constateren dat de basis die je eigenlijk nodig hebt om instituties volwaardig te laten draaien om een een beetje eigenstandig bestuur te laten draaien — de ondersteuning van de eilandsraad — niet aanwezig was, beperkt aanwezig was. We constateerden dat de kwaliteit er soms was, maar soms ook niet, en dat het soms ook heel moeilijk was. We constateerden dat de cultuur er niet altijd was waarin ambtenaren eigenstandig een oordeel konden vormen of nee konden zeggen tegen bestuurders die vanuit hun positie zeiden: ja, maar I am the government.

Dat beseffende, verkeren we nu twee jaar later in de positie dat we moeten constateren dat het ook Nederland niet gelukt is om in die twee jaar alles goed te krijgen. En natuurlijk, de taakverwaarlozing was groot, maar ik kijk ook wel een beetje naar onszelf, naar onze eigen verantwoordelijkheid en onze eigen rol. Hadden wij hier niet meer kunnen doen? En dan kijk ik vooral naar zaken die we actief hadden kunnen doen. De infrastructuur is een terugkerend feit waar we ons zorgen over maken. Ik noem het feit dat we discussie hebben over hoe we wegen aanleggen, terwijl daar eigenlijk geen discussie over zou moeten zijn. Saba doet het gewoon. Daar legt men gewoon een weg aan. De Nederlandse architecten zeggen dat het niet kan, en ze doen het gewoon. Het gevoel dat er gedoe omheen is, dat er Europees aanbesteed moet worden of dat er allemaal consequenties zitten aan het aanleggen van die weg, is een teleurstelling.

Ik zeg dit ook ten aanzien van water. Er was discussie over dat opvangbakken van beton niet meer van deze tijd zijn en dat we nu netjes de waterleiding gaan aanleggen en gaan zorgen voor water voor iedereen. Vervolgens moet je constateren dat de beperkingen van het water zodanig zijn dat mensen niet eens meer zelf kunnen bepalen hoe ze hun water gaan rantsoeneren, zoals ze vroeger deden met de cisternen. Nu zegt de overheid gewoon: joh, de kraan gaat dicht, je hebt twee uur de tijd. Ik heb begrepen dat er nu een school dicht is omdat er geen water aanwezig is. Dan denk ik: hier laten we als Nederland steken vallen en hier moeten we heel hard doorpakken. We moeten gewoon zorgen dat er water geregeld is. Hoe we dat gaan regelen, maakt me allemaal niet uit. Maar het kan niet zo zijn dat we dan gaan nadenken over geld voor de begroting van volgend jaar, want het probleem is nu en acuut, en daar moeten we mee aan de slag.

Het voorliggende wetsvoorstel is van belang om de continuïteit te waarborgen. Dat ziet de VVD ook. Dat vinden we ook van belang. Het is goed dat de eilandsraad weer in beeld en in positie gebracht gaat worden. Dat ondersteunen we van harte. Ook het feit dat het een soort tweetrapsraket wordt, waarbij we het bestuurlijke deel nog steeds loskoppelen van de eilandsraad en er nog steeds een verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris ligt om toezicht te houden en het bestuurlijke deel voor zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dat is van belang. Dus die steun krijgt deze staatssecretaris van de VVD.

Maar in deze periode moeten we alle andere zaken stevig oppakken. Het kan niet zo zijn dat we het eiland niet beter achterlaten dan toen we het overnamen. Als er iets van belang is voor het toekomstperspectief van de mensen op Sint-Eustatius, is het dat we het verschil hebben gemaakt. Ik wil laten zien, laten merken dat we het beter achterlaten. Ik wil dat mensen ook snappen dat als je een bestuurder hebt die zich inzet voor de bevolking, iedereen daar beter van wordt. Op die manier kunnen we laten zien dat het bestuur dat we vanuit Nederland daar neer hebben gezet — we hebben ruimte geboden aan een eilandsraad en straks in de toekomst de bestuurders — aan de slag is voor Nederland. Dat is van het grootste belang.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bosman. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het is nogal wat als de reguliere, door verkiezingen gelegitimeerde structuur aan de kant wordt geschoven. Dat is gebeurd op Sint-Eustatius. Dat doe je alleen als er sprake is van grove taakverwaarlozing, en dat was er aan de hand; bij Sint-Eustatius was daarvan sprake. Daarom heeft GroenLinks met pijn in het hart destijds ingestemd met het voorstel om de regie over te nemen. Vanzelfsprekend met het doel om de bewoners van Statia te verzekeren van betrouwbaar openbaar bestuur, toegankelijke publieke voorzieningen en liefst ook een zo snel mogelijke terugkeer naar de gewone situatie: dat de Statianen zelf een democratisch bestuur kunnen vormen.

Vandaag spreken we over de voortzetting van de Nederlandse bevoegdheden op Sint-Eustatius. Kennelijk is de situatie nog onvoldoende verbeterd om het bestuur aan de Statianen zelf over te laten. Dat lezen we in de stukken. Dat is nogal wat. Daarvoor is precies inzicht nodig in wat er nog moet gebeuren, waarom dat niet aan de Statiaanse autoriteiten kan worden overgelaten en wanneer Sint-Eustatius weer de eigen boontjes kan doppen. Ik snap dat de staatssecretaris dat nog niet in een op de minuut nauwkeurig tijdpad kan aangeven. Dat is ook niet wat ik vraag. Maar van een carte blanche mag aan de andere kant ook geen sprake zijn. Kan de staatssecretaris de komende tijd — eens te meer nu onzekerheid bestaat over de mogelijkheid van verkiezingen door de coronacrisis — zo veel mogelijk zijn faseaanpak concretiseren? Kan de staatssecretaris preciezer aangeven waaruit de Nederlandse rol bestaat en op welke verantwoordelijkheden in het proces de staatssecretaris kan worden afgerekend? Het lijkt me een goed signaal dat ook Nederland bereid is tot zelfonderzoek naar hoe Caribisch Nederland het beste kan worden ondersteund. Ik begrijp dat hierover, toegespitst op Statia, het nodige is ingebracht door de Commissie van Wijzen, de Maatschappelijke Raad van Advies en de Centrale Dialoog. Het valt me wel op dat over de inhoud bijzonder weinig transparantie bestaat. Vindt de staatssecretaris dat er voldoende wordt gecommuniceerd met de eilandbewoners over de voortgang van het herstelproces? Als commissie wilden wij voor dit belangrijke onderwerp de input van Statianen zelf ophalen. Vanwege corona kan een fysiek bezoek helaas niet doorgaan, maar we doen wel via digitale mogelijkheden ons best om de dialoog op te zoeken. Dat verwacht ik ook van het kabinet, maar dat lees ik niet terug in de stukken en ook niet in de brieven die ik zelf wel ontvang van de Statianen.

Onze collega's, mevrouw Kuiken en mevrouw Diertens, wil ik hartelijk danken voor het werk dat zij als rapporteurs hierin hebben verzet. Als voorbeeld geef ik de ferryverbinding. Als het ging om een betaalbare voorziening, werd die tot voor kort altijd tegengehouden vanwege het feit dat het om een ruwe zee zou gaan. Maar nu komt die er wel, tot verbazing van de Statianen zelf. Het is op zich fijn dat er nu een betaalbare verbinding komt, maar als de bewoners dit in de kabinetsbrieven moeten lezen, dan vraag ik mij af in hoeverre dit een onderwerp van gesprek is geweest. Is dit niet veelzeggend voor de huidige aanpak van de gewenste en misschien zelfs noodzakelijke dialoog?

Voorzitter. Ik wil een goed inzicht krijgen in de Nederlandse aanpak; dat is wel helder, denk ik. In de laatste weken heb ik mij bijvoorbeeld indringend beziggehouden met de watervoorziening op Sint-Eustatius. De eilandbewoners staan voor hun drinkwater op rantsoen, uitgerekend in een tijd waarin persoonlijke hygiëne letterlijk van levensbelang is. Uit de antwoorden op mijn schriftelijke vragen maak ik op dat de Statianen zich nog een tijdje moeten zien te behelpen. Toegang tot schoon drinkwater is een mensenrecht. Ik vind het ernstig dat het water wordt gerantsoeneerd. De oplossing van de problemen laat op zich wachten en de bewoners hebben in de tussentijd geen alternatieven voor bijvoorbeeld de eigen wateropslagvoorzieningen, waarvoor de afgelopen tijd een ontmoedigingsbeleid werd gevoerd. Collega Bosman zei het ook: op de school Gwendoline van Putten zijn de kinderen naar huis gestuurd vanwege watertekort. Dat kan niet. Ik roep de staatssecretaris echt op om alle creativiteit aan de dag te leggen waardoor deze noodsituatie opgehelderd kan worden. Het probleem is urgent. Ik geef een suggestie: we hebben de Karel Doorman in de buurt. Waarom kan de bemanning van de Karel Doorman daar niet een paar hectoliter drinkwater afleveren? Ik vraag echt om tempo te maken. De urgentie is er. Er moet wat mij betreft een noodvoorziening komen. Ik wil graag horen van de staatssecretaris hoe hij daartegen aankijkt.

Voorzitter. In de wetenschap dat daarvoor democratisch gelegitimeerde structuren zijn opgeofferd, moet de urgentie gevoeld worden om transparant, proportioneel en snel structurele verbeteringen te brengen om vervolgens de vertegenwoordigers van Sint-Eustatius de touwtjes weer in handen te geven.

Tot slot de lessons learned in breder perspectief. GroenLinks heeft daar expliciet naar gevraagd, want we horen in deze zaal wel vaker over bestuurlijke problemen in de Cariben. In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de staatssecretaris aan: dit zal in breder verband worden betrokken. Dat zegt mij eigenlijk nog niet zo veel. Ik wil hier echt heel graag meer en preciezer over horen. Hoe ziet dat proces eruit? Wat zijn de doelstellingen? Wat zijn de wederzijdse verwachtingen en wat is realiteit? Welke ervaringen zijn inmiddels opgedaan? Wat is de eigen inbreng en wat is nodig om ervoor te zorgen dat de eilanden van Caribisch Nederland een robuust en gelegitimeerd openbaar bestuur krijgen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raak namens de SP. Nou, we hebben elkaar vandaag de hele dag gezien, meneer Van Raak. De heer Bosman ook.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter, ik ben er toch.

De voorzitter:

Ja, ik ook.

De heer Van Raak (SP):

En dit onderwerp ligt mij ook na aan het hart.

"Als de minister komt, als de militairen komen, dan worden ze vermoord en verbrand in de straten van Sint-Eustatius." Het zijn de woorden van Clyde van Putten. Ik weet niet of de voorzitter hem kent, maar dat was de zelfverklaarde baas van Sint-Eustatius. Het was vlak na Irma, toen de orkaan het eiland had verwoest. Nederland gaf de allereerste noodhulp. De militairen kwamen om de mensen te helpen. En dat was de reactie van de zelfverklaarde politieke baas van Sint-Eustatius.

Voorzitter. Ik roep dat in herinnering om nog eens te bedenken waarom we dit ook alweer deden. Als de mensen van Sint-Eustatius onafhankelijk willen worden, dan kan dat. Dan komt er een referendum en dan is dat een besluit van de bevolking. Wat hier gebeurde, was een coup: een bestuurder die, samen met een handjevol handlangers, zei "ik ben de baas op het eiland", zonder daar de bevolking ook maar enige zeggenschap in te geven. Het was taakverwaarlozing, ja, maar het was ook een einde maken aan de democratie. Het was verschrikkelijk.

We hebben hier allemaal mee geworsteld. Toch hebben alle partijen in deze Kamer gezegd: we gaan ingrijpen. Wat ik wel mooi vond, is dat bij de eerste contacten die we ook op het eiland zelf legden, mensen aanvankelijk echt enthousiast waren en blij waren dat we hadden ingegrepen. Heel anders dan ik aanvankelijk verwacht had, waren mensen blij dat Nederland ingreep. Er was hoop op het eiland dat het beter zou worden. Ik merkte wel dat dat in de loop van de tijd, toen de maanden en zelfs de jaren verdergingen, minder werd, omdat de resultaten toch wel achterbleven. Dat kwam niet door de inzet. Dat kwam niet door het geld. Dat kwam niet door het aantal ambtenaren en zeker niet door het aantal consultants dat werd ingehuurd. Maar het bleek toch heel erg moeilijk om vanuit de tien torens hier aan de overkant, vanuit tien ministeries waar rijksambtenaren zitten, zo'n heel kleinschalig eilandje in de Cariben op te bouwen. Al die rijksambtenaren, al die consultants, al die adviseurs: het was moeilijk. Het viel nog niet altijd mee.

Mensen hadden drinkwater, maar dat moest verbeterd worden. Toen het verbeterd was, hadden mensen geen drinkwater. En toen dachten heel veel mensen op het eiland: dat is geen verbetering. Ik zeg niet dat er niks verbeterd is. Er zijn veel dingen verbeterd, maar als je kijkt naar de hoeveelheid geld die ertegenaan gesmeten is, hoeveel mensen er wel niet heen zijn gevlogen, hoeveel ondernemers, consultants, adviseurs, en wat er allemaal niet op dat eiland is gestouwd, dan is er toch maar heel weinig gebeurd. Het leert in ieder geval een les in bescheidenheid over het idee dat wij vanuit het rijke Nederland een eilandje in de Cariben goed zouden kunnen besturen. Pfff, dat valt nog niet mee. Dat is de eerste les die ik trek.

De heer Bosman verwees er ook al naar: als wij vroeger Sint-Eustatius bezochten, ging je weg met koppijn. Dat had niks te maken met de bevolking, helemaal niks. Maar daar zat gewoon een handjevol bestuurders waar je doodziek van werd. Dan gingen we vervolgens naar Saba en daar was het totaal anders. Daar kreeg je ook te horen wat er niet goed ging, en er ging ontzettend veel niet goed, want diezelfde tien torens hier in Den Haag maken dezelfde fouten op Saba als ze op Statia maken, precies dezelfde. Toch was het een heel ander eiland, in aanzien, cultuur en ervaring. Er werden gewoon dingen opgelost. Als die stomme ambtenaren uit Den Haag het niet snapten, dan deden ze het zelf wel. Dan belden ze eens een Kamerlid of ze probeerden het eens zus of zo. Dan probeerden ze iets te regelen voor de mensen op het eiland. Zo'n cultuurverschil.

Nu zijn we twee jaar verder en is er veel op Statia verbeterd, maar is het nog lang niet op orde. Het is nodig dat ook de bevolking het zelf weer zo veel mogelijk gaat doen. Want nogmaals, als ik één les heb getrokken, is het dat we van alles kunnen, maar dat Statia opbouwen ook ons zwaar viel. Dat was niet makkelijk. Zoals dat gebeurt op Saba, zullen ook de mensen op Statia dat een beetje zelf moeten gaan doen. Ik ben het met de staatssecretaris van harte eens dat er zo snel mogelijk verkiezingen moeten komen. Ik heb daar vanaf het begin ook altijd op aangedrongen. Klopt het dat ze nu in oktober staan? Ik ben het ook heel erg eens met het model dat de staatssecretaris heeft geschetst: stap voor stap daarnaartoe werken — dus telkens kijken: hoever zijn we, hoever zijn we, hoever zijn we? — en tussendoor de regeringscommissaris actief laten. Wat kan het eilandsbestuur, wat kan de eilandsraad en wat kunnen de gedeputeerden?

Ik zit wel met één probleem, of eigenlijk met twee. Als we nu verkiezingen gaan houden in oktober, in deze situatie, kan ik mij voorstellen dat er onder een groot deel van de bevolking het idee ontstaat "we hebben weer een eilandsraad, alles is weer zoals het was" — alleen al door verkiezingen te houden voor de eilandsraad, die in werkelijkheid geen eilandsraad zal zijn, omdat hij een heleboel dingen nog niet zal kunnen. Eigenlijk wordt de eilandsraad die ze gaan kiezen een soort adviesraad. Waarom noemen we dat dan niet zo? Waarom zeggen we niet dat we in oktober verkiezingen gaan houden voor een adviesraad? Want als je een eilandsraad gaat kiezen, is het idee weer "o ja, er moeten politici in, de oude partijen moeten er weer in", terwijl ik denk dat heel veel mensen op het eiland denken: ik houd van mijn eiland, ik wil ook wel een poging wagen. Verstikt het ene, dus dat de oude politici weer terugkomen, niet het andere, zodat mensen die denken "ik wil ook wel iets voor mijn eiland betekenen", worden afgeschrikt?

Ik heb alle vertrouwen in de kiezers op Sint-Eustatius en ik heb alle vertrouwen in vrije verkiezingen. Maar ja, wat als hetzelfde kliekje weer terugkeert? Is daarover nagedacht? Is het, als je dezelfde kliek weer kiest na twee jaar, niet een signaal van de bevolking dat ze niet met Nederland willen?

Dat zijn de vragen die ik op dit moment aan de staatssecretaris heb. Dank je wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Raak. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik even beginnen met te zeggen dat ik het eigenlijk een heel ingewikkeld wetsvoorstel vind. Wij zitten hier in Nederland. Weliswaar is het momenteel zonnig, maar we zitten hier te beslissen over iets wat duizenden kilometers verderop van invloed is. We hebben er niet naartoe kunnen gaan. We hebben wel een dappere maar nooit geslaagde poging gedaan om zo veel mogelijk mensen te spreken of erbij te betrekken door in ieder geval de telefoon op te pakken, een website te openen en mensen te mailen. Maar ja, dat raakt natuurlijk maar een klein deel van de bevolking. Ik zie dat er een peiling is gehouden waaruit blijkt dat mensen eigenlijk een volledige verkiezing willen en niet een stapsgewijs proces zoals wij voorstellen. Dat maakt dat ik het heel ingewikkeld en ook een beetje ongemakkelijk vind. Maar goed, voor de mensen die via een verbinding meekijken of het verslag teruglezen: het is geen onwil geweest, maar soms kunnen we de dingen nu eenmaal niet mooier maken dan ze zijn vanwege de constructie die we hebben.

Dat neemt niet weg dat ik destijds in volle overtuiging de bestuurlijke overname van Sint-Eustatius door Nederland heb gesteund. Het eiland raakte steeds verder in verval. Het was niet integer. De situatie was niet werkbaar en dat raakte de Statianen ook.

Tegelijkertijd ben ik kritisch over wat we daar in de afgelopen twee jaar hebben gerealiseerd. Vooral voor heel veel gewone Statianen is er te weinig veranderd. Mensen hebben niet gewoon drinkwater. Zij kunnen geen hygiënische maatregelen treffen omdat zij maar een paar momenten per dag voorzieningen hebben. Heel veel wegen worden nu pas aangelegd. De armoede is ongelofelijk groot. Er is geen perspectief. Er is eigenlijk maar één fatsoenlijke werkgever op het eiland en die is nu heel veel mensen aan het ontslaan. Ik vind het heel moeilijk uit te leggen dat wij met veel bombarie zijn gekomen, maar dat we nog onvoldoende resultaten voor de gewone mensen hebben weten te bereiken, terwijl het toch om een onderdeel van ons Koninkrijk gaat. Het is een gemeente van Nederland. Het is een eiland dat niet groter is dan Schiermonnikoog. Er wonen 3.000 mensen. Je zou toch denken dat we daarvoor een verschil hadden kunnen realiseren.

Dat roept wel een aantal vragen op. Er is nu gekozen voor een verkiezing na twee jaar, terwijl niet is voldaan aan de door ons gestelde criteria. Hadden we met de wetenschap van nu niet moeten zeggen: joh, we doen de verkiezingen wat later, en dan wel volledige verkiezingen? Mijn tweede vraag sluit een beetje aan bij een vraag die ook door de heer Van Raak van de SP is gesteld: doet het kiezen van een eilandsraad wel recht aan wat het feitelijk is? Zou het niet net als nu een adviesraad moeten zijn, maar dan wel met meer aanzien en meer gezag? Er was namelijk een maatschappelijke adviesraad, maar ik heb begrepen dat het overleg daarmee voortdurend werd afgezegd. Dat horen we ook terug in telefoongesprekken. Het lijkt nu beter te gaan, maar heel veel dingen die we geregeld hadden, blijken in de praktijk dus niet uit te werken zoals met elkaar was afgesproken.

In de beantwoording van onze vragen schrijft de staatssecretaris: we weten pas op de dag van de kandidaatstelling of er voldoende animo is voor een eilandsraad. Wat als die animo er niet is? Wat gaan we dan doen? Dat is wel een terechte vraag. Ik snap dat politici niet van als-danvragen houden, en bestuurders al helemaal niet, maar dit is wel een relevante vraag. Ik wil het ook gewoon weten. Ik wil ook gewoon weten of er überhaupt voldoende mensen zijn die zich kandidaat stellen en wat voor mensen dat zijn. Is daar zicht op? Wij hebben dat gevraagd in onze telefoongesprekken. Behalve twee namen kwam daar eigenlijk niks zinnigs uit. Er staan geen jonge mensen klaar. Opleidingen voor nieuwe politici zijn nog niet begonnen. Er zijn nog geen trainingen gestart. Het is dus allemaal vrij laat als je daadwerkelijk in oktober verkiezingen wilt houden. Ik ben buitengewoon kritisch over hoe dat vorm gaat krijgen. Is oktober inderdaad reëel, of wordt het meer richting maart? De heer Van Raak stelde die vraag ook al. Zijn er redenen om aan te nemen dat dat later zal gaan?

Voorzitter. Ik heb ook zorgen over de trainingen, de opleidingen en de vacatures voor het ambtelijk apparaat. Als ik het goed lees, moet een groot deel van de vacatures vervuld worden rond de tijd van de verkiezingen. Strookt dat met elkaar, of gaat dat nog problemen opleveren? Je denkt dat het om een paar vacatures gaat, maar gelet op de schaal van het eiland kan het voor problemen zorgen als die vacatures niet vervuld zijn op het moment dat er een nieuwe eilandsraad wordt gekozen.

Voorzitter. Laat ik dan ook maar eerlijk zijn: ik ben heel kritisch, maar ik vind tegelijkertijd dat ik in een soort catch 22 zit. Ik kan namelijk niet zeggen: joh, doe maar weer volledige verkiezingen en stem maar weer tegen dit wetsvoorstel. Ik denk dat het ook niet geaccepteerd wordt als we nu tegen de Statianen zeggen: joh, we doen helemaal geen verkiezingen. Ik denk ook niet dat dat een uitkomst is die recht doet aan. Dat betekent dat ik het uiteindelijk wel zal steunen, maar wel met een beetje buikpijn en misschien wel met een beetje een gevoel van schaamte. Dat is wel een beetje wat het is. Tegen collega's werd al gezegd: we dachten misschien wel dat het heel eenvoudig zou zijn om op Statia, op Sint-Eustatius de boel te regelen, maar ja, Statia is geen SimCity. Het blijkt dus heel erg ingewikkeld te zijn, terwijl het heel simpel zou moeten zijn.

Dat levert mij nog een één na laatste vraag op, over die ferry. Wij hebben daar heel erg voor gepleit. Ik geloof er ontzettend in, maar ik weet niet hoe realistisch het is. De vervoersbewegingen blijven beperkt. Zijn we dan ook bereid om daar extra geld voor uit te trekken, zodat die ferry daadwerkelijk een kans krijgt om langdurig te gaan varen? Anders is het een loze belofte die het wantrouwen weer voedt. We gaan nog door met een regeringscommissaris. Ik heb begrepen dat de nieuwe regeringscommissaris goed is gestart, maar we kunnen dat natuurlijk alleen maar waarmaken als er echte resultaten worden geboekt.

Voorzitter, ik rond af. Een aantal eeuwen geleden noemden ze Sint-Eustatius, Statia, "de Gouden Rots". Ik weet niet of het altijd goud is en of we altijd een rotsvast vertrouwen hebben, maar laten we in ieder geval zorgen dat we ook iets van trots gaan krijgen over de wijze waarop de regeringscommissaris met een blik vanuit ons deel van het Koninkrijk samen met de Statianen zelf zorgt dat ook echt trots kunnen zijn op het werk dat we gezamenlijk neer kunnen zetten. Laten we zorgen dat we over twee jaar — dat zal ongeveer het perspectief zijn; of wat langer als dat nodig is — echte, volwaardige verkiezingen kunnen hebben met politici die gaan voor wat belangrijk is, namelijk armoede bestrijden, een goede infrastructuur, een toekomst voor hun kinderen, in ons gezamenlijk belang.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Het is een belangrijk wetsvoorstel dat we hier behandelen. Ik vind het fijn om in een commissie te zitten waar leden in zitten die al jarenlang in deze commissie hun ervaring hebben opgebouwd. Ik sluit me ook graag aan bij de opmerkingen die zij gemaakt hebben en de vragen die gesteld zijn. Ik ben anderzijds ook wel weer blij dat ik met een wat frisse blik naar onderwerpen kan kijken. Zo vullen we mekaar aan.

Ik wil het vooral hebben over het functioneren van de eilandsraad. Binnen een democratie is het parlement het hoogste orgaan. Twee jaar geleden is de democratie op Sint-Eustatius abrupt tot stilstand gekomen. Let wel, de democratie is op landelijk niveau gewoon doorgegaan, want wij zijn niet tot stilstand gekomen. Maar op Sint-Eustatius zelf is de handrem erop gezet. Ik heb een aantal vragen die zich vooral richten op het functioneren van de eilandsraad, want ik denk dat die toch het hart van de democratie moet zijn.

Allereerst. De voortgang van de democratische ontwikkeling op Statia wordt afhankelijk gemaakt van de ontwikkeling op twaalf criteria om tot goed bestuur te komen. De staatssecretaris rapporteert hier halfjaarlijks over aan de Kamer. Inmiddels weten wij, mede dankzij het al eerder gememoreerde goede werk van de rapporteurs Diertens en Kuiken, maar ook dankzij berichten in de media, dat die verbeteringen nog niet zo makkelijk te bereiken zijn. Sinds Nederland het bestuurlijke stuur steviger in handen heeft door tussenkomst van regeringscommissarissen, is de hemel nog niet op aarde geland in Statia. Het blijkt allemaal veel weerbarstiger dan van tevoren bedacht. Dan hebben we het niet alleen over die twaalf bestuurlijke maatregelen, maar ook over wegen, over de watervoorziening en bovenal over loslopende geiten.

De vraag doet zich dus voor hoe dat gaat lopen, ook omdat in de wet is vastgelegd dat de terugkeer naar volledige democratie afhankelijk is van de afronding van de twaalf criteria. Hoe gaat de staatssecretaris, ondanks het ontbreken van een concreet tijdpad, de vaart erin houden? Zou het niet veel verstandiger zijn om wel een concrete routekaart te maken, zodat toezicht en voortgang veel beter te checken zijn, ook voor ons als Kamer? Wat is de rol van de eilandsraad bij het opstellen van zo'n routekaart? Als we de afgelopen jaren nou één ding geleerd hebben, is het wel dat we het samen moeten doen. Mij dunkt dat het van belang is dat de eilandsraad op zijn minst een adviserende rol heeft hierin. Graag een reactie.

Voorzitter. De eilandsraad is het lokale parlement. Bij het lezen van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting bekroop mij toch de vraag: welk vertrouwen heeft het kabinet nu in het echt tot stand komen van een goede eilandsraad? Er is veel aandacht voor het werven en opleiden van een nieuwe generatie politici en voor hoezeer niemand iets in de weg wordt gelegd om mee te doen. Maar ik krijg bij het lezen van alle stukken toch wel het gevoel dat er weinig vertrouwen is in het fenomeen "eilandsraad". De huidige Maatschappelijke Raad van Advies houdt op te bestaan, maar er komt een nieuw adviesorgaan voor in de plaats: de Burgerparticipatieraad. Die wordt ingesteld om de regeringscommissaris de gelegenheid te bieden om in gesprek te blijven met inwoners en het maatschappelijk middenveld. Stelt u zich voor dat het kabinet zegt: de Tweede Kamer is leuk, maar we doen ook nog een Burgerparticipatieraad. Ik weet niet wat de opinie van de Voorzitter van de Tweede Kamer daarover zou zijn. Ik ben daar erg benieuwd naar, maar ik zal dat nu niet aan haar vragen. En dan komt er ook nog een Centraal Dialoog op Statia: een orgaan om sociaal-economische vraagstukken te bespreken. We hebben het hier over een eiland met 4.000 inwoners. Dat wordt nog kiezen. Kan de staatssecretaris nog eens expliciet uitspreken hoe hij nou aankijkt tegen die eilandsraad als instituut, en welke plek die moet krijgen in een democratisch bestel? Er zijn mensen die aarzelen of ze eraan deel moeten gaan nemen. Het zou toch een gemiste kans zijn als we die eilandsraad niet de plek geven in het hart van de democratie die die raad moet hebben?

Een ander punt is de ondersteuning van de eilandsraad. Die kan in hoge mate bijdragen aan het professionele en democratische gehalte van zo'n eilandsraad, ook met een professionele start. In artikel 5 van het wetsvoorstel wordt nu bepaald dat de eilandssecretaris — die is onderdeel van de uitvoerende macht — die rol gaat vervullen totdat er een eilandsgriffier is. Dat is staatsrechtelijk een vreemde figuur. Het zou te vergelijken zijn met bijvoorbeeld de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken die onze griffier zou worden en de voorzitter terzijde zou staan. Ik zie de voorzitter al lachen. Het is een heel bijzondere figuur. Zou het niet veel verstandiger zijn om nu alvast, in de aanloop, een kwartiermaker/griffier te werven? Die zal dan wel even ondergebracht moeten worden bij het openbaar lichaam. Maar zou het niet veel verstandiger zijn om te kiezen voor een aparte figuur die de dingen eigenlijk al voorbereidt. En natuurlijk is het aan de nieuwe eilandsraad om dan zelf een griffier te werven, maar het voorwerk is dan al gedaan.

Tot slot kom ik op de rol van de Rijksvertegenwoordiger. Die krijgt in the end, met name in fase vier, een belangrijke rol in de afronding van het proces naar volledige normalisatie. Mijn eerste "maar" hierbij is: op dit moment is de Rijksvertegenwoordiger ook de baas van de Rijksdienst Caribisch Nederland. Ik zie in die personele unie potentieel allerlei conflicten besloten liggen. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? En ik heb nog een tweede "maar". In de beleidsreactie op het ibo en het advies van de Raad van State heeft de staatssecretaris de gedachte uitgesproken dat de functie van Rijksvertegenwoordiger op termijn wellicht kan vervallen. Ik heb daar ook vragen over gesteld in de schriftelijke ronde. Het feit dat ik die vraag hier opnieuw stel, doet vermoeden dat ik niet helemaal tevreden ben over de beantwoording. Maar er is altijd een tweede kans, en die wil ik vandaag grijpen. Ik hoor dus ook hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dam. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Diertens namens D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. In dit debat hebben we het over het wetsvoorstel om de bestuurlijke ingrepen op Sint-Eustatius te verlengen en de Tijdelijke wet taakverwaarlozing geleidelijk af te bouwen. In de aanloop naar dit debat heb ik beeldbellend met een aantal mensen gesproken. Opvallend in de gesprekken was dat mensen niet meer durfden te hopen. En ik ben ook geschrokken van de apathie, de boosheid en het gebrek aan betrokkenheid bij de politiek. Het vertrouwen in de politiek is nog steeds ver te zoeken. Angsten en verwijten blokkeren vaak het rationele denken. De politiek van uitsluiting van sommige groepen in ondergeschikte posities maakt dat ze niet meer mee kunnen of willen doen, en doet afbreuk aan de samenleving en haar eigen rechtvaardigheidsnormen. Daarom vind ik het streven naar meer betrokkenheid van burgers en het weer instellen van een eigen eilandsraad heel erg belangrijk.

Gelukkig zijn er ook enkelen op Statia die de hoop niet hebben opgegeven, en zich blijven inzetten voor het herstel van lokale democratie. Na twee jaar is er veel werk verzet, aldus de brief die naar de Kamer is gestuurd. Toch hoor ik ook kritische geluiden. Zo wordt vaak gesteld dat de communicatie tussen de maatschappelijke adviesraad op het laatst niet meer goed functioneerde. Echt contact met de bevolking is niet goed op gang gekomen. Ook werd er vergaderd op momenten dat een lid van de adviesraad naar zijn werk moest, en niet aanwezig kon zijn omdat hij eenvoudig niet weer, of niet altijd vrij kon nemen. Townhallmeetings werden ook niet meer goed bezocht. Of zoals iemand het verwoordde: "Er is echt geïnvesteerd, in een haven, in een toren en nog een gebouw. Maar wat is er gedaan voor de gewone mensen? De bedrijven op het eiland bepalen hier alles".

Het eiland kent een eenzijdige economie. De staatssecretaris benoemt dat er centrale dialogen zijn georganiseerd, onder andere over sociale omstandigheden en armoedebeleid. Al eerder werd gerefereerd aan het tekort aan water. Maar hoeveel dialogen zijn er geweest en welke acties zijn er ingezet, en hoe wordt het sociaal minimum aangepast? Vaak wordt verwezen naar het stimuleren van de economie, waardoor de levensstandaard omhooggaat. Toch kunnen we wel constateren dat de markt op het eiland te klein is. Wat is de rol van de overheid in dezen? De grootste private werkgever heeft veel mensen moeten ontslaan. Toerismeontwikkeling ten tijde van een anderhalvemetereconomie op een eiland, dat kampt met vergrijzing van zijn bevolking en het vertrek van jongeren naar Nederland, lijkt mij een hele ingewikkelde opdracht. Kan de staatssecretaris hierop reflecteren? Hoe evalueert de staatssecretaris de eerste twee jaar, als het gaat om de betrokkenheid van de burgers en voor de burgers? En wat zijn de speerpunten van de heer Van Rij en mevrouw Francis? Ze hebben een hele goede start gemaakt, zo heb ik vernomen. Dat schept in ieder geval vertrouwen.

Een positief punt is de verbetering van onderwijs en kinderopvang. Het internet is ook verbeterd, maar is veel te duur. De doorstroom in sociale woningbouw is problematisch. Het opleiden van jongvolwassenen door onlinetrainingen juich ik van harte toe; in de hospitalitybranche is misschien nog werk voor hen te vinden. Ik ben dan ook benieuwd of in de nieuwbouwplannen van overheidsgebouwen ook rekening is gehouden met een moderne bibliotheek, als centrum voor persoonlijke ontwikkeling, waar men ook hulp en digitale cursussen op allerlei niveaus kan gaan volgen, waar naast alfabetiseringscursussen, internetvaardigheden worden aangeleerd. Her- en bijscholing in het kader van een leven lang ontwikkelen kan dan heel dicht bij huis. Bovendien kan een moderne bibliotheek ook fungeren als gemeenschapscentrum voor jong en oud. Is er aan mijn eerdere motie, die ik vaak in de herhaling gooi, ook aandacht besteed, zo vraag ik de staatssecretaris.

Ten slotte wil ik graag nog wat kwijt over het scholen van mensen van de toekomstige eilandsraad. Scholing ten tijde van de zittingsduur is mooi, maar kan de staatssecretaris ook in zijn communicatieplan opnemen hoe en op welke wijze hij kan bewerkstelligen dat jonge mensen weer meer betrokken kunnen worden bij de lokale politiek? Hoe kan hij bewerkstelligen dat zij echt het verschil kunnen maken en op een positieve manier invloed kunnen uitoefenen? Het enthousiasmeren van die betrokkenheid levert in de toekomst vast heel goede eilandsraadsleden op. Door meer in te zetten op de verbinding met de gewone mensen hoop ik dat er weer vooruitzicht is op een eilandsraad waar de bewoners zich gehoord en begrepen voelen, waar mensen werken aan een gemeenschappelijk belang om voor iedereen het dagelijks leven wat fijner te maken.

Ten slotte heb ik nog een laatste vraag voor de staatssecretaris: als de bestuurlijke integriteit binnen het openbaar lichaam onverhoopt weer in het geding komt en de gezaghebber zijn taak niet naar behoren kan uitvoeren, wordt in de wet gesteld dat er behoefte is aan bijstand van een ambtsdrager die beschikt over gezag, kennis en een zekere afstand tot betrokken partijen. Die zorgplicht komt dan te liggen bij de Rijksvertegenwoordiger in Europees Nederland. Dit is de taak van een zogenaamde commissaris van de Koning. Ook de heer Van Dam refereerde daar volgens mij al aan. In dit verband wordt expliciet gesproken over Sint-Eustatius. Is het de bedoeling dat dit in de toekomst ook voor de overige BES-eilanden gaat gelden? Kan de staatssecretaris hier wat meer uitleg over geven? Hoewel we gelukkig collega's hebben met een enorme juridische scholing, heb ik die niet, maar ik begreep uit de wet dat dit iets is waarover nog wat duidelijkheid nodig is.

Voorzitter. Om herstel van de democratie op Sint-Eustatius te bereiken heb je hoop nodig. Ik hoop dat dit punt zo snel mogelijk weer bereikt wordt. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diertens. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Graaf namens de PVV.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik kan het kort houden. Ik had van de week allemaal mooie vragen samengesteld, maar nu blijkt dat alle collega's, al helemaal op het gebied van Sint-Eustatius, allemaal veel beter geschoold zijn dan ik. Ze hadden allemaal heel mooie juridische vragen, maar ook vragen over water en volkshuisvesting. Van de heer Van Raak en ook van mevrouw Kuiken heb ik een stuk geschiedenis gehoord.

Daarmee kom ik sowieso bij mevrouw Kuiken en bij mevrouw Diertens, die ik dank voor de consultatie die zij namens de commissie gedaan hebben bij de bevolking van Sint-Eustatius.

Dan kom ik bij het wetsvoorstel. Ik denk dat er een goed en gedegen stappenplan ligt. Dat zijn zomaar weer complimenten van de PVV voor de regering. Dat gebeurt meestal alleen in deze commissie, niet altijd, maar wel vaak in deze commissie. Er ligt een gedegen stappenplan om terugkeer naar de democratie te bewerkstelligen. Ik heb daarover de volgende vraag. Dat is eigenlijk de enige vraag, want de meeste zijn gewoon gesteld. Op Bonaire hebben wij een bestuursakkoord. Als alle vier de fasen van dit wetsvoorstel uiteindelijk in werking zijn getreden, zijn uitgevoerd, en we teruggekeerd zijn naar het nieuwe normaal, wat eigenlijk de oude situatie is maar dan zonder de verkeerde figuren op Sint-Eustatius, zoals we graag zouden willen, hoe groot is dan de kans dat we ook daar terechtkomen in een situatie met een bestuursakkoord? Daar wil ik de staatssecretaris toch nog wel even over horen of op laten reflecteren. Misschien is het juist wel positief als dat er straks komt en geeft het juist een heel goede samenwerking, maar misschien kan het ook negatief uitpakken. Daar zou ik graag nog wat meer over horen van de staatssecretaris, maar de kans is zeer groot dat wij dit wetsvoorstel zullen steunen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Graaf. Dan is nu het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel voor het woord, mevrouw de voorzitter. Het is 850 dagen geleden, op 6 februari 2018, dat de Kamer het voorstel van het kabinet steunde om met spoed in te grijpen op Sint-Eustatius vanwege taakverwaarlozing en wanbestuur. Dat was een ingrijpend besluit. Daarmee werd de eilandsraad ontbonden en werden bestuurders uit hun functie gezet terwijl het Rijk het bestuur ter hand nam. Dat hadden we nog niet zo heel vaak gedaan. In 1952 was dat voor het laatst in Finsterwolde en nu dus op Sint-Eustatius. Het besluit was ingrijpend maar helaas ook niet zonder reden. Het rapport van de commissie van wijzen schetste een ontluisterend beeld van de bestuurlijke situatie op Sint-Eustatius en, nog belangrijker, van de gevolgen voor de mensen op het eiland. Het was een beeld van het niet naleven van wetten, van het verwaarlozen van taken, van een bestuurscultuur van discriminatie, intimidatie, onderdrukking en bedreiging, en van het nastreven van persoonlijke macht in plaats van het algemeen belang. En de inwoners op Sint-Eustatius waren daarvan de dupe. Dit alles was de aanleiding voor de ChristenUnie en uiteindelijk voor de hele Kamer om met het besluit in te stemmen om in te grijpen op het eiland. Ik breng ook in herinnering dat de commissie van wijzen zich ook tot het Europees deel van Nederland richtte. Ook hier had men steken laten vallen en werd de samenwerking met ministeries onnodig gecompliceerd gemaakt. Ik weet niet zeker of dat in de tussentijd echt verbeterd is.

Nu, 850 dagen later, ligt er een nieuwe keuze voor. De Raad van State wees er destijds bij de wetsbehandeling al op: kijk nou ook naar een tussenstap waarbij je de eilandsraad weer geheel of gedeeltelijk in functie laat zijn, naast de regeringscommissaris die dan nog de taak van het dagelijks bestuur zou uitoefenen. Ik zie dat dat precies de stap is die het kabinet nu voorstelt en die we vandaag bespreken. Die stap kan ook rekenen op de steun van mijn fractie. Ik heb daarbij nog wel een aantal vragen voor de staatssecretaris.

De opdracht die er in 2018 lag, was groot. Niet alleen in de bestuurlijke organisatie moest een heleboel gebeuren maar ook het voorzieningenniveau op het eiland stond ernstig onder druk. Op het gebied van de bestuurlijke organisatie zijn er nu echt goede stappen gezet en mijn fractie vindt het ook positief dat bijvoorbeeld wordt gewerkt aan gezamenlijke huisvesting van de overheidsdiensten. Wel lezen we dat het coronavirus zijn wissel trekt op het op orde brengen van de bevolkingsadministratie en het opleidingsprogramma voor ambtenaren. Onze vraag aan de staatssecretaris is of dit nog veranderingen met zich meebrengt ten aanzien van het tijdspad van de vervolgstappen die nu zijn voorzien.

Op het gebied van de voorzieningen ben ik toch echt wel wat kritischer. Ik besef dat de situatie buitengewoon complex was, maar ik vind het echt heel zorgelijk dat zoiets cruciaals als de drinkwatervoorziening op het eiland momenteel gewoon niet functioneert. Juist in deze crisis waarin hygiëne en volksgezondheid vooropstaan, is het perspectief van een oplossing eind 2020 gewoon niet acceptabel. Ik vraag daarop echt actie van het kabinet. Ik sluit mij daarbij aan bij de woorden die door de collega's hierover al gesproken zijn.

Voorzitter. Bij de behandeling van het wetsvoorstel twee jaar geleden hebben we uitgesproken dat als we als Nederland deze stap zetten, er zichtbare en tastbare resultaten zullen moeten worden geboekt voor de inwoners zelf. De wegen waren verwaarloosd en ik zie nu dat daaraan wordt gewerkt. Bij de watervoorziening heb ik net al stilgestaan. De afvalverwerking functioneert niet goed. Daar wordt nu ook aan gewerkt. Ook de woningen zouden worden opgeknapt, maar daarover lezen we dat maar één woning is gerenoveerd van de 100. Eén, dat kan gewoon niet. Ik neem aan dat de staatssecretaris dat toch ook wel begrijpt. Ik vraag dan ook de aandacht van de staatssecretaris voor het tijdpad en het vervolg als we deze nieuwe stap zetten. Het is een stap naar herstel maar heel geleidelijk. Er moet echt flinke voortgang worden geboekt, willen we het eiland samen met de inwoners aldaar op orde brengen. Ik hoop dat de staatssecretaris dat echt als zijn opdracht ziet. Ik zou daar ook wel groot commitment over willen horen in dit debat.

Voorzitter. Het is een betekenisvolle stap, maar ook een heel voorzichtige. In die voorzichtige stap en de beperkte bevoegdheden die de eilandsraad krijgt, schuilt het gevaar dat er niet voldoende animo is voor verkiesbaarstelling en stemmen. De leden Kuiken en Diertens hebben dat ook naar voren weten te brengen in de consultatie die zij hebben gedaan. Dat is een grote zorg, ook van mensen op het eiland. Ik zou graag willen weten wat de staatssecretaris daarvan vindt. Hoe kijkt hij ernaar dat mensen met hart voor het eiland echt gemotiveerd worden om nu op te staan? Hoe wil de staatssecretaris voorkomen dat het een teleurstelling wordt? De eilandsraad is namelijk niet een complete eilandsraad met alle bevoegdheden die daarbij horen. Hoe wil de staatssecretaris dat voorkomen?

Voorzitter. Als deze wet wordt aangenomen, hoopt mijn fractie dat de eilandsraadsverkiezingen doorgang kunnen vinden, nog dit jaar. Ik vraag daarbij wel aandacht voor de brief die de minister van Binnenlandse Zaken recent heeft gestuurd naar de Tweede Kamer. Daarin stond dat we vanwege de coronamaatregelen rekening zouden moeten houden met uitstel. Ik vraag de staatssecretaris: hoe ziet hij dat voor dit eiland? Kunnen de verkiezingen dit najaar gaan plaatsvinden of niet? Zal er daarbij ook aandacht zijn voor het bereiken van de bewoners die digitaal minder vaardig zijn of die niet eenvoudig toegang hebben tot informatie?

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Dam heeft een vraag.

De heer Van Dam (CDA):

Ik hoor collega Van der Graaf terecht aandacht vragen voor die ontwikkelingen. Het gaat dan om die twaalf criteria, bestuurlijk, maar ook gewoon om heel fysieke dingen, zoals huizen. Ik heb naar voren gebracht dat ik wat aarzelingen heb bij die fasegewijze ontwikkeling, waarbij ook geen strakke agenda zit. Dat maakt namelijk de controle vanuit de Kamer ook best moeilijk. Hoe kijkt u daartegen aan? U legt er, terecht, veel nadruk op dat er nu echt wat gaat gebeuren en er echt wat gaat veranderen. Hoe ziet u het proces zoals dat nu ingericht is, gecontroleerd worden vanuit de Kamer?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik denk dat de heer Van Dam daarin een terecht punt heeft gemaakt. De Raad van State heeft daar bij dit wetsvoorstel ook op gewezen: zorg nou dat je ook in het wetsvoorstel gewoon heldere criteria opneemt, zodat we het kunnen toetsen. Daar hebben we bij de wetsbehandeling, twee jaar geleden, ook aandacht voor gevraagd. Dat is dus belangrijk. Ik zie dat met die twaalf criteria die genoemd zijn in ieder geval de eilandsraadsverkiezingen doorgang kunnen vinden. Daar zijn ze aan gekoppeld. Dat zit nu in het wetsvoorstel. Die vraag zou ik wel kunnen neerleggen. Zoals ik de stukken nu heb gelezen, ben ik ervan uitgegaan dat we dat als Kamer goed zouden moeten kunnen volgen en dat het kabinet daar ook over rapporteert. Misschien kan de staatssecretaris daar straks ook op ingaan. Maar ik denk dat het belangrijk is dat zo helder mogelijk wordt beschreven waar nu precies op getoetst wordt om tot een volgende stap over te kunnen gaan. En het is ook belangrijk dat de Kamer dat goed kan volgen. Ik denk dus dat onze intentie daarin wel gelijk is. Dat is een terecht aandachtspunt, denk ik.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de staatssecretaris. Ik begrijp dat hij zo'n twintig minuten nodig heeft.

De vergadering wordt van 16.05 uur tot 16.28 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, voorzitter. Ik dacht zonder u te beginnen, maar dat kan niet, want de microfoon doet het dan niet. Dank voor de gelegenheid en dank aan de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Het is door een aantal leden al aangestipt dat de geschiedenis die wij hebben met het eiland Sint-Eustatius, een rijke en lange is. De geschiedenis is op een hele mooie manier beschreven in het boek van historicus Willem de Bruin dat de heer Van Raak al eens eerder toonde: De gouden rots. Daarin wordt heel mooi beschreven hoe in 1776 het eerste saluut werd uitgebracht aan de Amerikanen, die toen nog een opstandige kolonie waren. Nederland was het eerste land dat de onafhankelijkheid daarmee erkende. Daarmee werd op Sint-Eustatius, dat relatief kleine eiland ver weg van Europees Nederland, geschiedenis geschreven.

We zitten nu in een tijdperk waarin we feitelijk weer geschiedenis schrijven, niet alleen vanwege wat er twee jaar geleden gebeurd is met de ingreep en de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius, maar ook vanwege het feit dat we nu wereldwijd te maken hebben met een coronacrisis die juist op een eiland als Sint-Eustatius, maar ook op andere eilanden, een meer dan gemiddelde impact heeft. Als je het eiland letterlijk afsluit van de buitenwereld omdat je mensen wilt beschermen tegen de pandemie, dan heeft dat onherroepelijk consequenties voor de wijze waarop het eiland verder kan functioneren.

Voorzitter. In mijn inleiding zal het volgende aan bod komen. Ik zal eerst kort weergeven wat de huidige stand van zaken op Sint-Eustatius is, inclusief de effecten van COVID-19 in de laatste maanden, ook in relatie tot de vragen die over de verkiezingen zijn gesteld. Vervolgens blik ik terug op de aanleiding van de bestuurlijke ingreep, de overwegingen die er toen aan ten grondslag lagen en het moment van toetsing in september 2019. Uiteraard ga ik in op het voorliggende wetsvoorstel, dat de ingreep verlengt en tevens een geleidelijke afbouw van deze ingreep regelt. Daarna zal ik een aantal vragen beantwoorden in de volgende blokjes. Ten eerste de positie van de eilandsraad, waarover heel veel vragen zijn gesteld. Daarna de verkiezingen, de Rijksvertegenwoordiger en een aantal overige zaken, onder meer het drinkwatervraagstuk.

Voorzitter. Net als in de rest van de wereld zijn ook op Sint-Eustatius de zorgvoorzieningen en de samenleving aangepast om de risico's van het coronavirus te minimaliseren. Dat is gebeurd op basis van adviezen van het RIVM en in samenwerking met Saba, Bonaire en de landen in het Koninkrijk. Daaropvolgend heeft het openbaar lichaam begin maart een taskforce gevormd en opgeschaald naar crisisniveau 3, gebruikmakend van het crisisbeleidsplan dat ook voor orkanen geldt. De horecagelegenheden en niet-essentiële ondernemingen zijn tijdelijk gesloten en alleen onder strikte voorwaarden werd gebruikgemaakt van de belangrijkste entry points. Scholen en kinderopvang zijn inmiddels weer gedeeltelijk open, net als de verschillende ondernemingen in de horeca, uiteraard onder de voorwaarden die wij hier ook kennen.

De medische voorzieningen op Sint-Eustatius zijn in normale tijden al beperkt, zo kan ik uit ervaring vertellen, laat staan dat ze op een pandemie van deze omvang zijn uitgerust. Dankzij geld en hulp van het ministerie van VWS is eind april een Hospitainer op Sint-Eustatius aangekomen en zijn een extra arts en verpleegkundige naar het eiland gegaan. Tot nu toe is op Sint-Eustatius bij twee personen COVID-19 geconstateerd. Deze patiënten zijn inmiddels hersteld en zijn niet meer in quarantaine. Voor zover bekend zijn op dit moment geen personen meer geïnfecteerd met het virus.

Net als in de rest van de wereld heeft COVID-19 een enorme wissel getrokken op ondernemers op het eiland. Zij kunnen op dit moment gebruikmaken van een noodpakket met steunmaatregelen, maar net als hier in Nederland zal dat niet voor elke onderneming toereikend zijn. Ook al is er hulp, dat zal nooit compenseren wat je verloren hebt.

In het kader van de COVID-19-maatregelen zoekt de regeringscommissaris continu de dialoog met de verschillende stakeholders op. U kunt denken aan scholen, sportorganisaties, kerken, mensen van de olieterminal. Bij die laatste zijn ontslagen gevallen, hetgeen een grote impact heeft. Ook wordt gesproken met ondernemers, vakbonden, het ziekenhuis, de maatschappelijke raad van advies en uiteraard ambtenaren. Sinds het begin van de crisis vindt er elke avond op Sint-Eustatius een radio-uitzending plaats, die ook op Facebook te volgen is, waarin de laatste stand van zaken rond het COVID-19-virus wordt gedeeld. Dat wordt heel goed ontvangen op het eiland. Ik zeg dat ook in reactie op mevrouw Özütok, die vroeg hoe het met de transparantie zit. Nou, dat is een heel groot goed. Bij communicatie is het altijd tweerichtingsverkeer: zenden en ontvangen en weer terug. Ik merk dat er, zeker de laatste tijd als gevolg van de crisis, heel veel inzet is op het gebied van informatievoorziening om mensen op de hoogte te houden en te informeren en uit te nodigen om met vragen te komen op het moment dat die er zijn. Is dan iedereen tevreden? Dat weet ik niet. U heeft daar zelf onderzoek naar gedaan. Mijn inschatting en de informatie die ik heb is dat er in ieder geval alle moeite wordt gedaan om, met de beperkingen die er waren — want zeker in het begin moesten mensen thuisblijven — mensen zo goed mogelijk te informeren.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik begrijp dat het in deze periode ingewikkeld is om die transparantie en die informatieoverdracht te doen, maar ik hoor dat het heel veel via sociale media gaat en dat er op het eiland mensen zijn die geen bereik hebben of misschien later kijken. Kent de staatssecretaris deze problematiek en staat het hoog op de prioriteitenlijst om daar ook iets aan te doen?

Staatssecretaris Knops:

Ik denk dat het bereik van social media minstens zo groot is als het hier bijvoorbeeld is. Mensen zijn gewend om op die manier te communiceren en bijvoorbeeld veel minder met geschreven media. Dat maakt dat er juist in tijden van crisis — dat zag je op Saba ook — heel direct, ook gezien de schaalgrootte van het eiland, kan worden gecommuniceerd tussen de gezaghebber op Saba en zijn inwoners. Dat is ook nu, met de huidige regeringscommissaris Marnix van Rij en zijn plaatsvervanger, op een goede manier geregeld. Heel intensief. Of iedereen dat volgt, kunnen we natuurlijk niet meten. We hadden in het begin natuurlijk wel te maken met de beperkingen dat mensen niet mochten samenkomen. De fysieke samenkomsten waren onmogelijk. Dat heeft er ook toe geleid dat een aantal zaken die we aan het organiseren waren en de voorbereiding voor de verkiezingen niet op de normale wijze konden doorgaan, net als hier. Desalniettemin denk ik dat, zeker na de gewenningsfase aan de nieuwe manier van communiceren en bijeenkomen, het nu op een goede manier is geregeld. Optimaal is het misschien niet, want je wilt ook weleens fysiek samenkomen, maar goed, daarvoor gelden een aantal beperkingen.

Ondanks het feit dat de crisis zijn weerslag heeft op Sint-Eustatius, gebeurt er veel goeds op het eiland. Er gebeuren heel veel goede dingen. Op diverse terreinen is voortgang zichtbaar. U bent daarover geïnformeerd via de voortgangsrapportage. Zo zijn met het verbetertraject financieel beheer grote stappen gezet om te komen tot een begroting die voldoet aan de eisen van de Wet FinBES. Het opschonen van het verouderde verordeningenbestand verloopt voorspoedig. Van de ongeveer 100 regelingen is de helft al herzien. Het digitaliseren van de financiële administratie is per 1 april 2020 afgerond en de leden van de rekenkamer zijn inmiddels beëdigd. Deze maand komt de website van het openbaar lichaam online.

De bouw van de nieuwe verkeerstoren en de nieuwe terminal op de luchthaven vordert. Uiteraard hebben zij ook te maken gehad met de beperkingen die er de laatste tijd zijn. En er wordt aan meerdere wegenprojecten gewerkt. Ik heb al in een eerder debat aangegeven dat ik zelf ook niet tevreden was met de voortgang. De heer Bosman sprak over Europese aanbesteding. Er zijn ook nog wat andere dingen gebeurd. Dat was inderdaad een tegenvaller. Dat heb ik ook erkend. Tegelijkertijd is er nu een hele inhaalslag gemaakt. Dat is in zekere zin ook wel weer het voordeel als je de materialen hebt en als er relatief weinig toeristen zijn. Dan kun je letterlijk meters maken en dat is ook gebeurd.

Ik wil in het licht van de ontwikkelingen nu en de resultaten nu heel nadrukkelijk van de gelegenheid gebruikmaken om de vorige regeringscommissaris, de heer Franco, en zijn plaatsvervanger, de heer Stegers, te bedanken voor hun inzet in de afgelopen twee jaar en om de nieuwe regeringscommissaris, de heer Van Rij, en zijn plaatsvervanger, mevrouw Francis, te complimenteren met hun voortvarende start. Ik vind echt dat ze dat goed doen, dat er veel energie achter zit en ook dat ze de kat de bel aanbinden als zaken niet goed lopen. Ik denk dan altijd aan de woorden van de heer Van Raak als het gaat om de torens. Het is belangrijk dat een regeringscommissaris in deze functie aan de bel trekt op het moment dat zaken niet goed lopen. Ik kom zo nog even terug op de drinkwatervoorziening. Zij hebben zich erg ingespannen om dat aan de orde te stellen.

De plannen lopen voor een deel vertraging op door reisbeperkingen, als je afhankelijk bent van externe mensen en materieel. Ik wil overigens wel in de richting van de heer Van Raak zeggen dat dat misschien op een andere plek, zoals de hordes consultants en adviseurs waar hij zo'n prachtig beeld van schetst, gelukkig niet aan de orde is. Ik vind dat wij op een ordentelijke manier, ook gezien de beperkte absorptiecapaciteit, juist niet moeten doen wat hij als beeld schilderde. Ik ben het heel erg met hem eens dat consultants en adviseurs goed zijn, maar niet als ze allemaal hun eigen dingen gaan organiseren. Het moet behapbaar blijven, het moet samen met de mensen ter plekke gebeuren en er moet natuurlijk ook op de kosten worden gelet. Alleen maar mensen inhuren die een klusje doen en vervolgens weggaan en het overlaten aan de mensen die het moeten opknappen en die misschien niet voldoende weten hoe het allemaal werkt, helpt niet. Je zult dus iets duurzaams moeten doen. Af en toe zullen zaken — dat is ook mijn ervaring in de afgelopen tweeënhalf jaar — ook minder snel gaan dan we hier gewend zijn, omdat de hele context, de hele infrastructuur, niet is zoals hier. Nog even los van de afstand, gaat het ook over kennis en ervaring en de aanwezigheid van voldoende geschoolde mensen op bepaalde specialistische gebieden. Dat is een continu punt van aandacht en dat zal het ook blijven. Ook als deze wet wordt aangenomen en we de komende jaren weer verdergaan, zal dat een aandachtspunt zijn: hoe zorgen we ervoor dat op zo'n klein eiland, dat in zekere zin geïsoleerd ligt, voldoende ook jonge mensen blijven die een opleiding hebben gevolgd, die een ambacht hebben geleerd en die kunnen meehelpen om het eiland verder te krijgen? Dit nog even los van alle wetstechnische aspecten. Daar moeten we in blijven investeren en daar moeten we mensen ook voor blijven enthousiasmeren. Er zit voldoende potentieel, maar daar moeten we wel zuinig mee omgaan.

De heer Bosman (VVD):

Genoeg kennis op het eiland, op de eilanden, is van belang. Maar dan kom ik toch weer terug op de wegen. Saba heeft volgens mij niet een bijzondere club mensen die bezig is met het aanleggen van wegen. Op Saba pakken ze dat lokaal aan. Ze zijn daar lokaal mee bezig en ze kunnen dat lokaal aan. De hoeveelheid kennis die wij extern aan Saba moeten aanbieden is nul. Ze fixen het daar gewoon. Volgens mij kan dat op Sint-Eustatius ook. Ik ben vaak bang voor de invloed die wij brengen met onze expertise en kennis. Ik heb in het verleden weleens gezegd: ik zit helemaal niet te wachten op zoab, hectometerpaaltjes en matrixborden. Ik wil gewoon dat ze beton gaan uitrollen en wegen gaan aanleggen. Volgens mij moeten we het zo simpel maken. De kennis is er. We moeten alleen op zoek naar waar de belemmering zit.

Staatssecretaris Knops:

Ik zal niet ontkennen — dat heb ik in eerdere debatten ook aangegeven — dat de natuurlijke reflex is dat, omdat we hebben moeten ingrijpen, er een zware verantwoordelijkheid op onze schouders rust om dat op een goede manier te doen. Je wordt natuurlijk toch ook een beetje gedomineerd door het denken daarover hier. Van binnenuit gezien kan ik u vertellen dat de ambtenaren die erbij betrokken waren, stelden: laten we het op de manier doen zoals het daar gaat. Dat is ook mijn eigen ervaring altijd geweest. Dat levert soms spanningen op, bijvoorbeeld als het gaat over regelgeving en Caribisch Nederland. Tegelijkertijd heb ik gelukkig ook heel veel voorbeelden gezien waar het echt anders gaat dan hier. Ik zou dat ook willen blijven promoten. Maar het moet wel zodanig gebeuren dat over twee jaar een weg niet opnieuw moet worden aangelegd omdat die technisch gezien niet goed in elkaar zit. Maar het hoeft niet volgens de normeringen van CROW hier in Nederland, want het is een heel andere omgeving.

De heer Bosman (VVD):

Dan verschillen wij toch een beetje van mening. Ik zou het niet eens erg vinden als er over twee jaar opnieuw beton uitgerold moet worden. Dan doen we dat gewoon weer. Dat is gewoon een leerproces; gaandeweg wordt het steeds beter. Het zijn mensen die lokaal aan de slag gaan, die lokaal aan het werk gaan. Ik denk dat het wel meevalt met dat over twee jaar de wegen weer stuk zijn. Natuurlijk gaan er gaten in vallen, maar dat zie ik in Nederland ook. Ik weet ook wegen die beter zijn dan andere, maar ook wegen die slechter zijn en waar het best wel even duurt. De zorg, waardoor we iedere keer weer in een kramp schieten, is: wat als we over twee jaar opnieuw aan de slag moeten? We hebben dan kennelijk geld uitgegeven dat niet voldoende duurzaam was. Ik denk dat we niet op die manier naar het Caribisch deel moeten kijken. We moeten daar gewoon aan de slag en dingen gaan doen. Ik ken deze staatssecretaris en volgens mij is die ook wel van: niet te bang zijn en gewoon doorpakken. Rol dat beton maar uit!

Staatssecretaris Knops:

Ik probeer me even voor te stellen hoe je beton uitrolt, maar ik denk dat dat overdrachtelijk is geformuleerd. Ik ben heel erg voor die aanpak: doe het praktisch. Maar we mogen wel verwachten, zeg ik tegen de heer Bosman, dat als we daar een weg aanleggen, deze niet na twee jaar stukgaat. We willen ook dat het fatsoenlijk en duurzaam gebeurt in de zin van dat het een aantal jaren standhoudt. Dat mag best volgens de methode die op Saba wordt toegepast, maar vergeet niet dat Saba als traditie heeft — u zei het zelf in uw inbreng en de heer Van Raak volgens mij ook — dat al jarenlang op een bepaalde manier dingen worden opgepakt. Daar is ook een infrastructuur voor nodig. Daar zijn geschoolde mensen voor nodig. Daar is een vorm van bedrijvigheid voor nodig die je daarbij betrekt. Die ontbreekt, of eigenlijk ontbrak die, op Sint-Eustatius. Daar werd op een heel andere manier gewerkt. Ik denk dus dat we echt wel kunnen leren van Saba. Tegelijkertijd mag het ook op de manier van Sint-Eustatius. Wel geldt dat je mag verwachten dat je iets goeds doet met elke euro die we erin steken om een weg aan te leggen. Daar zal de Rekenkamer hier ook naar kijken. Ik weet dat de collega van IenW het 100% met me eens is. We willen niet dat mensen zegt: die hebben ook wat aangericht hier; die hebben daar snel een weg aangelegd, het zag er leuk uit bij de opening en daarna was het alleen maar ellende. Het is waar dat daar planvormingstijd aan voorafging waardoor het vooral initieel langer duurde dan ik zelf had gehoopt voor we konden beginnen. Tegelijkertijd hebben we heel veel van die vertraging kunnen inlopen. Dat vind ik positief. Maar ik had gewoon eerder willen zien dat de betonmolens draaiden en dat het asfalt, of in elk geval het beton, werd aangelegd. Volgens mij is de portee, ook van de opmerking van de heer Bosman: doe het nou niet allemaal op de Haagse manier; doe het op de lokale manier, maar er zijn wel een aantal basisregels met betrekking tot goed bestuur, dat je je geld goed besteedt en dat je de goede dingen doet.

Met betrekking tot het eiland werd mij de vraag gesteld hoe ik terugkijk op die tweeënhalf jaar. Bij een aantal dingen ben ik positief verrast over hoe het gegaan is, met name over de medewerking van de mensen op het eiland en ook over het enthousiasme, niet alleen bij het ambtelijk apparaat, maar ook bij ondernemers. Die zeiden: er komt een nieuwe tijd, we kunnen investeren. Dat wordt nu natuurlijk onderbroken door COVID-19, maar er komt ook weer een tijd daarna. We moeten die horizon dus veel verder gaan leggen. Tegelijkertijd zijn er ook een aantal trajecten waarvan ik dacht dat die misschien wel sneller hadden gekund. Nu doen we dit allemaal voor de langere termijn. Het is dus geen wedstrijd of we de termijn halen. Natuurlijk willen we resultaten laten zien, maar het moet ook zichtbaar blijven en, zoals ik al zei, duurzaam blijven, zodat de inwoners van Sint-Eustatius over vijf jaar ook echt kunnen zeggen: in de periode 2018-2020 zijn er heel veel investeringen gedaan waar we nu nog steeds de vruchten van plukken. Dat is het doel. Dat was het doel en dat zal het doel ook blijven.

Voorzitter. Dan kom ik nu aan bij het voorliggende wetsvoorstel. Een aantal leden heeft al gezegd dat in 2017 de toenmalig minister van Binnenlandse Zaken naar aanleiding van aanhoudende zorgen over de staat van bestuur van het openbaar lichaam Sint-Eustatius een commissie van wijzen gevraagd om onderzoek te doen. Dat onderzoek belandde op mijn bureau toen ik aantrad. Ik heb dat bestudeerd. Ik was er nog nooit geweest, maar ik heb het onderzoek gelezen. Ik ben ook geschrokken, net als degenen die er in die tijd wel al geweest waren. Er was inderdaad veel achterstallig onderhoud, ook in overdrachtelijke zin. Er was een bestuurscultuur gegroeid die niet leidt tot goed bestuur. Er gingen dingen echt goed fout. Dat waren allemaal zaken die niet in het belang waren van de inwoners van het eiland. Die wetteloosheid, het financieel wanbeheer, de discriminatie — mevrouw Özütok zei het ook — waren wel dingen waar je niet lichtzinnig overheen stapt. Dat was iets structureels. Daar zat iets cultureels in. Hoe ga je dat doorbreken? Niet door meer brieven te schrijven vanuit Den Haag en niet door het Cft nog een keer langs te sturen. Dat hielp allemaal niet.

Er was uiteindelijk maar één optie en dat was ingrijpen. Ik kan me die debatten in de Kamer nog goed herinneren. Bij iedereen was er een aarzeling. Mensen hadden pijn in de buik. Ik geloof dat de heer Van Raak indertijd zei: eigenlijk zegt alles in m'n hart dat we dit niet moeten doen en toch is er geen andere optie. Er was dus niemand enthousiast dat we dit gingen doen. Het schiep voor Nederland ook grote verplichtingen om het te laten zien. In die relatie waren aan beide kanten dingen fout gegaan. Het was echt niet zo dat er alleen op Sint-Eustatius dingen niet goedgingen. Er was ook een gebrek aan aandacht voor de eilanden in z'n algemeenheid. Misschien kwam het ook door de verhoudingen die niet goed waren. Tussen Den Haag en Sint-Eustatius was er echt het een en ander niet goed. Dan kom je tot die stap om in te grijpen. Dan weet je dat falen geen optie is. Je moet slagen. Je wilt laten zien wat er met goed bestuur bereikt kan worden. Dan kom je aan en ga je met de regeringscommissaris en het ambtelijk apparaat dat er zit eens kijken wat er echt aan de hand is. Toen bleek eigenlijk dat de situatie nog ernstiger was dan we vermoed hadden, in ieder geval hardnekkiger, waardoor het lastiger is tempo te maken aan het begin en meteen heel snel resultaten te boeken. Toen dat besluit hier genomen werd en die wet werd aangenomen, hebben we ook gezegd dat we dat zo kort als mogelijk gingen doen, maar zo lang als nodig. Je moet oppassen dat je het niet te kort doet, waardoor de resultaten niet beklijven. Als je het te lang doet, creëer je een situatie zonder perspectief. Ik ben natuurlijk een aantal keer op Sint-Eustatius geweest, ook na de ingreep. Ik hoorde daar verschillende opvattingen. Er zijn mensen die zeggen: het is heel goed dat jullie gekomen zijn en jullie moeten nog heel lang blijven op deze manier. En er zijn mensen die zeggen: geef ons de democratie terug. Het voorliggende voorstel is gebaseerd op adviezen van de Raad van State en inbrengen van uw leden in eerdere debatten. U hebt daarin zelf gepleit voor een soort graduele terugkeer. Het voorliggende voorstel is het beste van twee werelden. Aan de ene kant probeer je de democratie terug te brengen, waardoor mensen hun recht om volksvertegenwoordigers te kiezen kunnen uitoefenen. Tegelijkertijd probeer je dit niet binair te doen, van niets naar alles. Je probeert dit gecontroleerd, in een coachende rol, te doen, om het bestuur stap voor stap volwassen te laten worden. Daar zijn geen recepten voor. Er zijn ook geen eerdere modellen waarbij dit zo is gedaan. In zekere zin is dit uitproberen. Maar ik ben ervan overtuigd dat dit de beste manier is, gegeven de situatie. Aan de ene kant wordt perspectief geboden op democratie. Natuurlijk gebeurt dit in de eerste fase met een eilandsraad die nog niet alle bevoegdheden heeft. Het mooie aan dit voorstel vind ik dat niet de tijd bepaalt wanneer iets gebeurt, maar dat de resultaten bepalen wanneer iets gebeurt. Dus hoe sneller resultaten worden geboekt, hoe sneller wordt overgegaan naar de volgende fase.

Theoretisch gezien zou dit kunnen betekenen dat je binnen een tot anderhalf jaar, wanneer alles goed gaat, van de fase waarin we nu zitten terugkeert naar ... Ik geloof dat de heer Van Raak zei: het nieuwe normaal. Zei de heer Van Raak dat niet?

De voorzitter:

De heer De Graaf.

Staatssecretaris Knops:

De heer De Graaf zei het. Je gaat eigenlijk naar de situatie die we hadden beoogd toen we het wetsvoorstel in eerste instantie aan de orde hadden. Dit is volgens mij de kern van het verhaal.

Ik snap heel goed de wens van de Kamer om aan te geven hoe het tijdspad eruitziet: wanneer gebeurt wat? Dat weet ik ook niet. Als ik kijk naar de lijst met criteria die we nu al hebben afgelopen en als ik zie waar al zaken zijn gerealiseerd, dan denk ik dat we echt stappen kunnen zetten. Als we het tempo er nu in kunnen krijgen en als de verkiezingen die aan het eind van het jaar zijn beoogd, echt tot een nieuw democratisch reveil leiden, dan kunnen mensen ook weer bouwen aan hun eigen eiland. Er ontstaat dan enthousiasme en bestuurlijke positieve energie om goede dingen te doen.

Dit is ook afhankelijk van de wijze waarop de eilandsraad zich gaat verhouden tot de regeringscommissaris en diens plaatsvervanger. Je kunt goed bestuur niet alleen vervatten in wetsteksten of staatkundige inrichting. Het heeft ook te maken met hoe je met elkaar omgaat, of je transparant bent, of je een open debat hebt en of je durft te reflecteren. Dit ontbrak natuurlijk voor een deel toen we deze situatie aantroffen. Het gaat dus minstens zoveel over cultuur en houding, als over alleen de staatkundige inrichting. Wij maken hier wetten. Daar kan ook aan worden getoetst. Ik wil dus geenszins bagatelliseren wat we aan het doen zijn. Ik wil alleen benadrukken dat het niet alleen bij wetten moet blijven, maar dat ook veel meer over een goede houding moet worden gesproken.

De voorzitter:

Mevrouw Diertens en dan de heer Van Dam.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik ben blij dat u zegt dat het niet alleen om wetten gaat. Eigenlijk moet je kijken hoe je de gemeenschap weer een lift kunt geven en kunt zorgen dat de kwaliteit van leven daar verbetert. Kunt u misschien nog even reflecteren op het feit dat ik toch wel vaak terughoorde dat het contact met de gewone burger en de maatschappelijke adviesraad op het eind van de eerste twee jaar — waar we nu een beetje op terugkijken — aan het vervlakken was? Ik begrijp dat dit nu wordt gerevitaliseerd. Maar ik denk dat dit wel essentieel is als je iedereen weer aangehaakt wil krijgen. Ik ben er eigenlijk toch wel van geschrokken dat daar zo weinig van over is. Er is wel aandacht voor gebouwen, wegen en alle hardware, maar de software heeft ook aandacht nodig.

Staatssecretaris Knops:

Dat laatste ben ik zeker met mevrouw Diertens eens. Ik heb niet meteen het gevoel dat dit in verval is geraakt. Als er zo'n initiatief is van de maatschappelijke adviesraad, waarbij mensen bij elkaar komen, dan denken mensen misschien na drie bijeenkomsten "het gaat niet snel genoeg" of "ik haak af". Dat zou kunnen. Ik heb bij mijn bezoeken altijd gesproken met de maatschappelijke adviesraad. U bent daar zelf ook geweest. Ik heb niet alleen met de adviesraad gesproken, maar op Statia Day en Statia Taste of the Cultures ook met heel veel gewone mensen — zeg maar, mensen net als wij — over hoe zij het allemaal beleefd hebben en hoe zij de toekomst van het eiland zien. Dat vind ik minstens zo interessant. Dat zijn ook gesprekken en ik weet dat de regeringscommissaris, zowel de vorige als de huidige, dat soort gesprekken ook voerde. Tijdens werkbezoeken en bezoeken aan kerken — die spelen hierbij natuurlijk een hele belangrijke rol — worden ook dit soort gesprekken gevoerd. Het is, denk ik, te simpel om het alleen op te hangen aan die maatschappelijke adviesraad, want het gaat veel verder dan dat. De heer Van Dam heeft er ook een aantal vragen over gesteld en het is inderdaad niet alleen de structuur. Het gaat erom dat het openbaar bestuur sowieso contact onderhoudt met het maatschappelijk middenveld. Dat gebeurt hier ook en dat gebeurt op een eiland zeer zeker.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik herhaal nu eigenlijk alleen maar wat ik via dat beeldbellen terug heb gekregen. Ik denk dat het ook wel belangrijk is dat er, wanneer die maatschappelijke adviesraad er is, rekening wordt gehouden met mensen die een gewone baan hebben. Als iemand in die raad zit en het lukt niet om daar steeds vrij voor te nemen, dan is dat ook een probleem. Niet iedereen heeft de wereldbaan dat je kunt zeggen "ik kom niet", want je hebt ook verantwoordelijkheden. Je zult er dus aandacht voor moeten hebben dat je het zo inricht dat iedereen, hij of zij, die dat graag wil, ook mee kan doen. Daar zou ik toch wel graag echt veel aandacht voor willen.

Staatssecretaris Knops:

Ik kan niet uitsluiten dat mensen hun functie hebben moeten neerleggen, omdat het conflicteerde met hun baan, maar volgens mij zijn de meeste leden nog steeds gewoon in functie. Er is ook nog steeds contact. Verder maken zij natuurlijk ook zelf afspraken over hoe zij met elkaar spreken en wanneer ze bij elkaar komen. Laat ik het zo zeggen, daar heb ik mij niet mee bemoeid, omdat ik het echt aan hen heb overgelaten om dat lokaal te regelen. Eerlijk gezegd heb ik ook niet het signaal gekregen dat dat het grootste probleem is.

Het is natuurlijk altijd wel een beperkte afspiegeling en nooit een 100% representatie. Het zijn mensen die midden in de samenleving staan en die dit dus meestal naast hun betrekking doen, net zoals raadsleden ook meestal nevenbetrekkingen of een hoofdfunctie hebben buiten de politiek. Het is ook een kracht dat juist de mensen die het eiland kennen, die buiten hebben gekeken en die een bepaalde achtergrond hebben, er deel van uit maken. Juist die combinatie van verschillende achtergronden maakt het krachtig.

Het fenomeen dat je mensen bij elkaar brengt om mee te klankborden, ook al hebben ze geen formele rol, omdat ze geen wetgevende rol hebben of omdat ze geen besluiten kunnen nemen, is niet nieuw. Deze mensen zijn zeker in de beginfase heel erg belangrijk geweest voor de regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger om gevoel te krijgen bij de vraag waar ze bij moesten sturen. Is onze informatievoorziening op orde? Moeten we dingen anders doen? Ik heb zelf een aantal van die townhallsessies meegemaakt, waar natuurlijk veel meer mensen waren dan alleen de adviesraad, en daar zag je ook die directe communicatie. Dat is een voordeel van een relatief klein eiland, want daar kan dat.

De heer Van Dam (CDA):

Ik hoorde de staatssecretaris net spreken over de fasegewijze ontwikkeling die we nu tegemoet gaan. Hij zei: als het dan een keer sneller gaat, kun je ook eerder naar een volgende stap toe. Daar herken ik toch vooral de optimist in die deze staatssecretaris is. En optimisme heb je soms toch ook wel een beetje nodig bij de portefeuille Koninkrijksrelaties! Veel mensen hebben in het debat naar voren gebracht dat het niet altijd allemaal zo snel gaat en dat sommige dingen niet zo makkelijk lopen. Dan kom je op het punt dat juist iets meer planning ook wel welkom is. Ik doel dan niet op planning als een korset waar je niet meer uit komt, maar op een korset om elkaar ergens aan te houden. Dat geldt al helemaal als daar dan ook een eilandsraad actief bij betrokken is, zodat het niet iets is wat van elders komt, maar een gemeenschappelijk gedeelde agenda. Dat zou mijn ideaalplaatje zijn. Van mij hoeft dat ook nog niet morgen geregeld te zijn, want die eilandsraad is er morgen ook nog niet. Maar misschien kan het wel op een ander moment, zodat we op die manier ... Ik voel me er ook verantwoordelijk voor, hè, om het op die manier te doen. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan?

Staatssecretaris Knops:

Inderdaad, de eilandsraad is er nog niet. Die komt er pas nadat de verkiezingen hebben plaatsgevonden. Ik vind het juist heel belangrijk om een aantal zaken, bijvoorbeeld prioriteiten en planning, ook bij die eilandsraad neer te leggen en bij het gesprek met de regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger. Dat is dus de eerste fase waarin zij samen, maar de eilandsraad nog met beperkte bevoegdheden, opereren.

Ik ben een groot voorstander van subsidiariteit — dat heb ik al vaker in de Kamer gezegd — en ik vind echt dat je de verantwoordelijkheden bij de medeoverheden moet laten liggen als ze daar thuishoren. En ik vind dit nou bij uitstek een voorbeeld van iets wat echt door de eilandsraad moet worden besproken en natuurlijk ligt er dan nog steeds via de regeringscommissaris een verantwoordelijkheid bij mij. Waar je nu bijvoorbeeld voor een vraag naar de maatschappelijke adviesraad zou gaan, ligt het dadelijk gewoon bij een democratisch gekozen entiteit, namelijk de eilandsraad. Die heeft weliswaar beperkte bevoegdheden, maar dat kan snel veranderen als men aan de criteria die we eerder hebben vastgesteld gaat voldoen. Ik denk dat daar dus echt een model in zit waardoor je als lid van die eilandsraad perspectief hebt. Als je de goede dingen doet, kom je snel in die volgende fase waarin je meer bevoegdheden krijgt. Dat gaat telkens een stapje verder, uiteindelijk in de eerste drie fases nog onder gezag van de regeringscommissaris. Maar toch, zo'n regeringscommissaris is natuurlijk ook niet helemaal vrij om al de voorstellen van die eilandsraad af te schieten. Dat zou hij formeel kunnen, maar dan weten we allemaal wat er gebeurt. Ik denk dus dat die eilandsraad materieel vanaf het begin — als ze de goede houding aannemen, ook naar die regeringscommissaris — heel veel invloed heeft. Ik zou juist zeggen dat de prioriteitsstelling ten aanzien van welk traject je gaat volgen, welke punten uit die lijst van criteria je gaat aanpakken en hoe je dat gaat doen ook een zaak is van die eilandsraad. Absoluut.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Knops:

Voorzitter. Dan kom ik bij die twaalf criteria van goed bestuur die we eerder geformuleerd hebben, in de tweede voortgangsrapportage. Naar aanleiding van die toets heb ik toen geconcludeerd dat er veel werk is verzet, maar dat de situatie niet op korte termijn zodanig zou zijn verbeterd dat een nieuw bestuur voldoende basis zou hebben om de taken naar behoren te kunnen uitoefenen. Gezien het feit dat die achterstanden groter waren dan aanvankelijk gedacht, is er bijvoorbeeld voor het op orde brengen van het financieel beheer en de ambtelijke organisatie meer tijd nodig. Daardoor is het ook niet verantwoord om die ingreep, die oorspronkelijk tentatief voor twee jaar bedoeld was, nu te beëindigen en over te gaan tot de orde van de dag. Daarom ligt dit voorstel hier.

Ik heb goed geluisterd naar de Kamer. Nogmaals, op Sint-Eustatius hoor ik echt wisselende geluiden. Ik denk dat de rapporteurs dat ook gehoord hebben. Hier in de Kamer was er een brede vraag en wens om die democratie snel te herstellen. Volgens mij hebben bijna alle leden dat in de verschillende AO's aan de orde gesteld. Ik vind dat ook belangrijk. Vandaar ook dit voorstel in deze vorm.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind dat ook en ik heb daar van het begin af aan op aangedrongen. Toch wil ik mijn dilemma voorleggen aan de staatssecretaris, omdat hij misschien hetzelfde dilemma heeft. Ik vind dat de eilandsraad zo snel mogelijk aan de slag moet, zo snel als kan. Maar wat ik nu merk op het eiland, is dat mensen denken: die eilandsraad met die verkiezingen is voor de politici, dus niet voor mij. Als er tegelijkertijd ook nog adviesraden in het leven worden geroepen, denken mensen dat ze daar moeten zijn. Ik zou nou juist zo graag willen dat mensen op het eiland — juist niet degenen die altijd vooraan staan, maar misschien eens wat andere mensen — zich aanmelden en een eerlijke kans krijgen voor de eilandsraad. Ziet de staatssecretaris dat dilemma ook, dat als we het op deze manier doen de kans te groot wordt dat dezelfde mensen weer terugkomen? Ziet de staatssecretaris het dilemma ook dat als we dit op deze manier doen, de kans te groot wordt dat dezelfde mensen weer terugkomen?

Staatssecretaris Knops:

Volgens mij hebben we dat weleens eerder besproken. Kijk, ik moet natuurlijk oppassen om hier oordelen te gaan uitspreken over uit wie ik vind dat die eilandsraad zou moeten bestaan. Want dat is echt aan de mensen op Sint-Eustatius, en niet aan mij en ook niet aan u. Maar ik ben het wel eens met de heer Van Raak dat als je terug zou gaan naar zoals het was, de kans heel groot is dat je dezelfde problemen kunt krijgen. Dus dat vers bloed, nieuwe inzichten en nieuwe generaties een rol zouden moeten spelen, zou ik van harte toejuichen. Dat is precies de reden dat we hebben ingezet op voorlichting, dat we vertellen dat het niet bij geboorte bepaald is of je lid van de eilandsraad bent, dat het niet van vader op zoon of van moeder op dochter overgaat, maar dat mensen die zich geroepen voelen om volksvertegenwoordiger te worden, zich kandidaat kunnen stellen.

Mevrouw Kuiken vroeg nog of ik enig inzicht heb in hoeveel mensen dat gaan doen. Zijn er voldoende kandidaten? Ik hoop van wel. Ik hoop echt dat we kunnen laten zien dat er echt perspectief is voor Sint-Eustatius en dat er echt mensen opstaan die zeggen kandidaat te willen zijn, mensen die gewoon onderdeel uitmaken van die samenleving. Eerlijk gezegd ben ik zelf, juist omdat er een duidelijk verschil zit tussen die eilandsraad en de maatschappelijke adviesrol die nu gerealiseerd wordt, niet bang voor een soort concurrentie of verdringing. Want je ziet nu in kleinere gemeentes ook gemeenteraden en daarnaast toch ook dorps- of wijkraden. Het gaat erom wat je taak of je rol is. Ik vind sowieso dat openbaar bestuur met allerlei soorten maatschappelijke organisaties contact moet hebben, maar in formele zin is er maar één club die in deze wet geborgd wordt, en dat is de eilandsraad. Dat is gewoon een wettelijke verankering. Het is een heel belangrijk orgaan dat alleen maar aan gewicht zal toenemen in die verdere fasering.

De heer Van Raak (SP):

De staatssecretaris heeft natuurlijk gelijk: het is niet aan hem en zeker niet aan mij om te bepalen wie er in de eilandsraad komen. Dat is aan de mensen op Statia. Alleen is het een heel klein eiland, waar iedereen elkaar zo goed kent, met een hele lange cultuur van "politiek is iets voor hem of haar uit die familie, die weer familie is van ...". Het is nu al juni en alle cursussen moeten nog zo'n beetje beginnen. Het is al heel snel oktober. Dus die cultuurverandering gaat niet in die paar maanden plaatsvinden. Onderkent de staatssecretaris wel het dilemma?

Ik heb eerder voorgesteld: zou je niet een verkiezing kunnen houden voor een adviesraad? Dat is een soort eilandsraad zoals die in de wet nu voorgesteld wordt, die een aantal taken heeft, maar nog lang niet allemaal. Maar alleen al door het een andere naam te geven, zou je wellicht ook andere verwachtingen kunnen scheppen.

Staatssecretaris Knops:

Dat is een discussie die ook in Europees Nederland weleens gevoerd wordt als je het hebt over dorps- en wijkraden en bevoegdheden. Ik weet dat er mensen zijn die wel in een dorpsraad willen zitten, maar niet in de gemeenteraad, omdat dat een heel andere verantwoordelijkheid is. Ik denk dat we dat onderscheid ook moeten blijven maken. Het zijn natuurlijk beide organisaties waarin mensen anderen representeren. Maar de wettelijke taken van een eilandsraad zijn totaal anders dan die van een adviesraad. En volgens mij moeten we dat onderscheid ook blijven maken.

Overigens vind ik, ook in dit wetsvoorstel, dat het vooral aan de eilandsraad en de regeringscommissaris is om in de komende tijd te gaan kijken hoe je dat hele stelsel van advies gaat inrichten. Dat hoeft geen blauwdruk vanuit Den Haag te zijn. Wij denken wel dat het van belang is om zeker in die eerste fases gebruik te maken van de kennis die er maatschappelijk voorhanden is, omdat je anders wel heel snel een soort geïsoleerd bestuur zou krijgen. Maar ik denk dat het ook vooral iets is voor de mensen op Sint-Eustatius zelf om dat vorm te geven. Dit zijn handreikingen om het zo te doen; het is niet in beton gegoten. Het is vooral aan de mensen daar om te beslissen of ze dit in de toekomst willen blijven hebben. Ik ben er zelf heel erg voor; ik geloof heel sterk dat als je het hebt over maatschappelijk middenveld en betrokkenheid van burgers, je dit kunt organiseren. Maar er is niet één bepaalde manier waarop je dat zou moeten organiseren.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Knops:

Dus, voorzitter, democratie zo snel als mogelijk herstellen, maar wel op een wijze die verantwoord is. Dat is ook de reden dat wij als kabinet van mening zijn dat de eilandsraad weliswaar een deel van zijn taken hervat, maar tegelijkertijd de regeringscommissaris nog verantwoordelijk blijft voor een deel van de taken van de eilandsraad alsmede de taken van het bestuurscollege dat er nog niet is in de eerste fase en de gezaghebber. Een dergelijke constructie is in eerdere debatten aan de orde geweest, zo zei ik al, en ook door uw Kamer geopperd. Met dit voorstel wordt de verlenging van de bestuurlijke ingreep geregeld en tegelijkertijd de geleidelijke afbouw van de huidige voorzieningen gewaarborgd. In vier fases wordt stapsgewijs toegewerkt naar een reguliere bestuurlijke situatie. Ik zal die fases kortheidshalve niet toelichten, want die staan duidelijk in de wet. Duidelijk is wel dat die inderdaad, zoals ik zei, niet tijdgedreven maar resultaatgedreven zijn.

Die twaalf criteria staan dus centraal. Dat betekent niet dat je niet meer criteria zou kunnen bedenken, maar we hebben ze toen vastgesteld en naar onze mening geven ze heel goed de essentie van goed bestuur weer. Daarbovenop kan uiteraard nog veel meer gebeuren, maar de ervaring leert wel dat ... De heer Van Dam zei net: ben je optimistisch of niet? Ik heb natuurlijk zo mijn ervaringen links en rechts, maar ik blijf nog steeds optimistisch en ik geloof ook dat dat hier kan. Maar we moeten mensen niet overladen met ambities en plannen waar vervolgens gezien de schaalgrootte en de afstand toch gewoon beperkingen zijn. Dan creëer je inherente teleurstellingen, en dat is het laatste wat ik zou willen. Ik zou de mensen juist perspectief willen bieden en hun willen laten ervaren zien dat je stap voor stap op een hoger niveau kunt komen als je de goede dingen doet. Saba is al heel vaak genoemd en ik ga hier niet zeggen dat Sint-Eustatius Saba zou moeten zijn, want het zijn totaal verschillende eilanden. Maar als je ziet wat er op Saba gepresteerd is met eenzelfde grootte en schaalgrootte, is het inderdaad interessant om te bestuderen waarom het daar in de afgelopen jaren wel goed ging en op Sint-Eustatius niet. Ik denk dat Sint-Eustatius dat op eenzelfde, eigen wijze ook kan. Daar ben ik echt van overtuigd.

Voorzitter. Aan het houden van verkiezingen dit najaar zijn enkele voorwaarden verbonden. Het voldoen aan deze voorwaarden geeft de zekerheid dat de nieuwe eilandraad ook goed kan functioneren. Aan twee van deze voorwaarden is reeds voldaan: het kiesregister is opgeschoond en voldoende betrouwbaar — niet honderd procent betrouwbaar wel voldoende betrouwbaar, zoals ik u heb bericht — om een representatieve uitslag te krijgen, en de rekenkamer is ingesteld. Verder wordt er op dit moment hard gewerkt om de reorganisatie van het ambtelijk apparaat af te ronden. Dat blijft een punt van aandacht. Het is misschien wel de grootste uitdaging van een klein eiland. Hierbij hoort ook het beschrijven van werkinstructies. Ook wordt er een opleidingsprogramma aangeboden aan potentiële politici. Mensen worden erover geïnformeerd dat dit een mogelijkheid is. Bij mijn eerste bezoek — ik weet niet wanneer dat is en wanneer het weer kan — zal ik de nadruk vestigen op de mogelijkheid om je kandidaat te stellen, ook voor jonge mensen en mensen die van buiten de politiek komen. Zij kunnen ook onderdeel worden van de politiek waarop ze misschien heel kritisch waren. Je kunt wel kritisch zijn, maar als je er zelf niet aan gaat deelnemen en probeert om de zaken te verbeteren, wordt het nooit beter. Pak dus die kans, zou ik zeggen, en ga ermee aan de slag.

Dat geeft mij ook vertrouwen in die verkiezingen, voorzitter. Natuurlijk zijn er heel veel vragen te stellen. Zijn er wel voldoende kandidaten? Hoe gaat het met COVID-19? Er zijn allerlei disclaimers, maar we hebben nog even de tijd. Dit is het wetgevingstraject en ik mik nog steeds op het najaar. Want als we dat naar achteren zouden schuiven, schuiven we daarmee ook het perspectief van de democratie, weliswaar in beperkte zin terugkerend, verder naar achteren. Maar het moet wel verantwoord zijn. Aan de criteria moet dus voldaan worden. Dat is een. Ten tweede moet het verantwoord zijn in het kader van de maatregelen die genomen moeten worden om die verkiezingen op een goede manier te organiseren.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik ben blij dat u aandacht wilt besteden aan het kijken of er meer mensen zijn die de opleiding tot eventueel eilandsraadslid zouden kunnen gaan volgen. Ik begrijp dat u er deels niet over gaat en dat het ook het initiatief moet zijn van de mensen van Statia zelf, maar ik denk dan wel aan het feit dat hier in Nederland politieke partijen hun eigen talenten opleiden en daarmee bezig zijn. Gezien de schaal en gezien de maatschappelijke en politieke betrokkenheid die je zo graag wilt entameren, zou het misschien toch mooi en efficiënt zijn om gewoon een open cursus of bijeenkomst aan te bieden over wat politiek betekent en hoe je maatschappelijk actief kunt zijn. Zo kunnen mensen een wat bewustere keuze maken en weten ze wat beter hoe het gaat. Ik heb hier zelf ook ervaren dat ik mooie cursussen kreeg, terwijl ik daarvoor geen idee had waarin ik terechtkwam. Ik denk gewoon dat dit breed heel fijn zou zijn.

Staatssecretaris Knops:

Hier zit enige spanning. Wat wij willen doen, wat ik graag wil doen, is de randvoorwaarden creëren waarbinnen mensen zeg maar politiek kunnen bedrijven. Het is niet aan mij om te vertellen welke cursus je precies moet doen, of het een cursus moet zijn over de politieke ideologieën en grondslagen of wat dan ook of dat het gaat over "hoe kan ik een goed eilandsraadslid zijn met gebruikmaking van alle wettelijke mogelijkheden die ik nu heb en hoe werkt dat dan?", dus gewoon praktisch. Ik denk dat we het vooral heel praktisch zouden moeten benaderen: in die zin apolitiek, maar wel mensen voorbereiden op die nieuwe taak. Dat gebeurt in Nederland heel veel via politieke partijen, maar niet alleen. Politieke partijen hebben daar een heel ander karakter. Sommige zijn diepgeworteld en misschien komen er nieuwe; dat weet je niet. Als je nieuwe kandidaten wilt interesseren, denk ik dat het vooral belangrijk is om mensen te vertellen hoe het werkt, zoals we hier met voorlichting doen in de Tweede Kamer en met ProDemos door uit te leggen hoe de democratie werkt en wat er wordt verwacht van een volksvertegenwoordiger. Ik zou het op die leest willen schoeien om te voorkomen dat wij gaan sturen wie wij geschikte eilandsraadsleden zouden vinden. Ik vind het heel ingewikkeld. Ik heb er persoonlijk wel wat ervaring mee, maar dat past niet in de rol die we nu hebben, vind ik.

De voorzitter:

Gaat u verder ... O, de heer Van Raak.

Staatssecretaris Knops:

De heer Van Raak denkt daar iets anders over.

De voorzitter:

Iets anders waarschijnlijk.

De heer Van Raak (SP):

Nee, wij zouden samen die cursus wel kunnen geven.

De voorzitter:

Ik denk dat dat een leuke cursus wordt.

De heer Van Raak (SP):

Ja, dat wordt een heel interessante cursus. Het is terecht wat de staatssecretaris zegt, maar misschien is het overbodig. We hebben natuurlijk de VNG. Daar struikel je over elke cursus. Daar groeien ze aan de boom. Ik kan me niet voorstellen dat de VNG geen gepaste cursus heeft.

Staatssecretaris Knops:

Nee, maar de vraag is ook niet of dit soort cursussen niet voorhanden zijn. We werken samen met de VNG, uiteraard. We moeten dit vooral, zou ik in navolging van de heer Bosman willen zeggen, niet als een soort Europees Nederlands project uitrollen, maar op maat toegesneden voor daar. Het risico bestaat dat als je de standaardcursuspakketten van Europees Nederland zou uitrollen, mensen misschien denken: wat is dit allemaal, wat komt er allemaal op me af. Het is in Nederland al een probleem dat als mensen de politiek in gaan, ze vaak denken: het kost te veel tijd, wat moet ik er allemaal voor kunnen. We moeten de drempel zo laag mogelijk houden. Het moet het bestuur worden van het eiland Sint-Eustatius. Dat moet een afspiegeling zijn van de bevolking, jong, oud, man, vrouw. Politieke ideologieën, is mijn ervaring, spelen helemaal niet zo'n belangrijke rol op dat lokale niveau. Die zijn er natuurlijk wel, maar het gaat vaak over heel praktische zaken. U heeft ze zelf al genoemd. Het gaat over de watervoorziening. Het gaat over de wegen. Het gaat over het afval. Het gaat over scholen. Mensen moeten daar betrokken bij zijn en moeten weten wat ze in hun rol als lid van de eilandsraad mogen, wat ze kunnen en hoe ze het bestuur op een positieve manier kunnen beïnvloeden.

Voorzitter. Ik begon mijn inbreng door te refereren aan het boek De gouden rots. De geschiedenis van Sint-Eustatius laat zien waar de historische wortels liggen, wat er allemaal gebeurd is, wat de uitdagingen waren in de historie, maar ook wat de brug is naar de uitdagingen van nu, want die is niet zo moeilijk te maken. Wij voelen ons en zijn ook verantwoordelijk voor het welzijn en welbevinden van de mensen op Sint-Eustatius. Toen het besluit tot ingrijpen genomen werd met unanieme steun in beide Kamers, wist ik dat de uitdagingen groot zouden zijn en de verantwoordelijkheid die daarbij hoort ook. Die voel ik ook. Die voel ik elke dag en die voelen onze ambtenaren. Ik zie dat er met ontzettend veel passie gewerkt wordt om met alle beperkingen die er zijn ervoor te zorgen dat de dingen beter gaan, en ze gaan beter. Tegen degenen die zeggen "ja, het valt een beetje tegen" zou ik zeggen: kijk hoe dat glas eruitziet, is het halfvol of halfleeg? Het is misschien niet helemaal vol, maar het is wel voller dan het was en het gaat nog voller worden. Volgens mij zijn we met de goede dingen bezig, samen met de mensen ... Ja, het voorbeeld van het glas. Maar er hoeft geen water in. Er kan ook iets anders in.

De heer Van Raak (SP):

Ik vond het een slecht voorbeeld.

Staatssecretaris Knops:

Ik heb niet gezegd dat er water in moest.

Ik had graag gezien dat het tempo wat hoger zou liggen, maar ik zie nu dat op een aantal trajecten dat tempo flink wordt opgepakt. Dat zal uiteindelijk leiden tot een situatie waarin de mensen die op Sint-Eustatius wonen terugkijkend kunnen zeggen: ja, er was sprake van een verbetering. Dat moet het doel zijn en dat is nog steeds mijn doel.

Ik kom nu tot de beantwoording van een aantal vragen die door de leden gesteld zijn. Ik hoop dat mijn administratie zodanig is dat het een beetje ordelijk verloopt. Allereerst de eilandsraad. Ik heb daar al het een en ander over gezegd. Ik loop even de vragen door of ik die afdoende beantwoord heb in mijn eerste inleiding. Volgens mij wel.

De burgerparticipatieraad. De heer Van Dam heeft daar een specifieke vraag over gesteld. Hij vroeg eigenlijk: is dat niet te veel; krijg je dan geen concurrentie? Ik denk dat er een groot verschil is tussen de eilandsraad en de burgerparticipatieraad. Ik heb zojuist aangegeven dat het de idee is om zo te starten, maar dat het echt aan de eilandsraad is om te bepalen of dit ook op de lange termijn het goede instrument is. Net zoals we de maatschappelijke adviesraad hadden, die nu wordt opgeheven, moet je kijken wat een goede manier van representatie is.

De Centraal Dialoog, waar ook nog even aan werd gerefereerd, is echt iets anders. De Centraal Dialoog bestaat ook op Bonaire en Saba. Dat is echt een werkgevers-werknemersrelatie. Dat onderscheid moeten wij maken. Ik realiseer me heel goed dat er op een klein eiland een soort bestuurlijke drukte zou kunnen ontstaan als je veel van dit soort overlegorganen hebt, maar het is uiteindelijk aan de mensen zelf om te bepalen wat nog passend is en wat werkt.

De heer Van Dam (CDA):

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik op dit punt een soort motie in voorbereiding had, maar ik kan er eigenlijk best wel mee leven als de staatssecretaris zegt: als die eilandsraad er is, dan moeten we in overleg met de eilandsraad maar eens bekijken wat daar de meerwaarde van is. Het hoeft van mij niet de eerste dag, want laten we nou wel wezen, we moeten ook maar eens even kijken hoe die eilandsraad functioneert.

Ik heb ook even van de gelegenheid gebruikgemaakt om te kijken wat de kleinste gemeente is van Nederland. Dat kun je allemaal opzoeken. Ik geloof dat de kleinste Vlieland is en zo ga je naar de gemeente Rozendaal en daarboven zit nog Sint-Eustatius. Dorps- en buurtraden heb je in grotere gemeenten. Dat is volkomen terecht, maar ik denk niet dat je in een hele kleine gemeente — Rozendaal heeft 1.600 inwoners — naast de gemeenteraad van negen leden ook nog een ... Nou ja. Als de staatssecretaris wil toezeggen dat hij bij wijze van spreken — ik noem eens wat — een halfjaar of een jaar na instelling van de eilandsraad met een soort heroverweging naar de Kamer komt, een soort evaluatie, in overleg met die eilandsraad waarin het gaat over de meerwaarde van zo'n burgerparticipatieraad, dan zou ik daar al heel erg gerust door zijn gesteld.

Staatssecretaris Knops:

Sowieso ga ik in de voortgangsrapportages daarover rapporteren. Ik zie het echt als een gedeelde taak van de eilandsraad, de regeringscommissaris en mijzelf. Als de eilandsraad perfect gaat functioneren, dan zou zoiets eigenlijk overbodig kunnen zijn. Aan de andere kant is contact met het maatschappelijk middenveld altijd goed. Hoe dat wordt ingeregeld en hoe dat ter plekke gaat, laat ik echt aan de mensen daar. Zeker in de beginfase is het de vraag hoe zo'n eilandsraad eruit gaat zien. Dan kan zo'n extra element van een burgerparticipatieraad echt iets toevoegen van betrokkenheid, ook voor de nieuwe eilandsraad, omdat die eilandsraad natuurlijk relatief klein is. Het eiland is klein, maar de eilandsraad is ook relatief klein. Dit kan echt een toegevoegde waarde hebben. Als die er niet meer is, dan moeten we gewoon zeggen dat we dat niet meer doen. En ik wil daar graag over rapporteren. Geen probleem.

De voorzitter:

Nou, dat scheelt één motie.

Staatssecretaris Knops:

Dat scheelt weer een motie. Eens kijken hoever we kunnen komen. Ik weet niet hoeveel moties de heer Van Dam nog meer had.

De vraag van de heer Van Raak heb ik al beantwoord. Of dezelfde mensen in de eilandsraad komen is aan de kiezers.

Mevrouw Kuiken en de heer Van Raak vroegen ook waarom we de eilandsraad geen adviesraad noemen. Nou, omdat het geen adviesraad is. Ze hebben ook echt wettelijke bevoegdheden en die gaan groeien in de loop der tijd. Aan de hand van criteria kunnen we naar de volgende fase doorschakelen. Je zou theoretisch gezien al best snel naar de volgende fase kunnen gaan, waarin de eilandsraad al heel veel bevoegdheden heeft. Dus ik zou echt dat onderscheid willen maken.

Is er zicht op voldoende kandidaten? Ik heb gezegd dat wij alles op alles zetten in het kader van voorlichting om mensen te interesseren. Ik wil zelf nog voor de verkiezingen die kant op en mensen oproepen om mee te doen. Het is belangrijk dat mensen zich voor de dag van de kandidaatstelling hebben aangemeld en zich kandidaat stellen. Dan zullen we de verkiezingen toch eerst moeten afwachten voordat we kunnen concluderen of dat gelukt is.

Dan maak ik het bruggetje naar de verkiezingen, voorzitter. Mevrouw Özütok en de heer Van Dam hadden gevraagd om het tijdpad wat concreter te maken. Ik heb al gezegd dat ik een tijdpad eerder en vooral zie als een resultante van het behalen van criteria dan andersom en dat dat dus beïnvloedbaar is in de tijd.

Mevrouw Kuiken vroeg zich af: hadden de verkiezingen niet later moeten plaatsvinden?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb ook veel retorische vragen gesteld.

Staatssecretaris Knops:

Oké, als u ze niet beantwoord wilt hebben, ga ik gewoon door. Dat was een retorische vraag van mevrouw Kuiken. Die hoef ik niet te beantwoorden.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dit vraagt meer om een toelichting. Ik weet waarom er voor deze datum is gekozen. Met de wetenschap van nu kun je je alleen afvragen of we het niet later of anders hadden moeten inrichten. Maar dat is gebeurd. Daarom is het meer een retorische vraag. Maar ik wil het wel even heel precies gemeld hebben, want ik ken natuurlijk de geschiedenis.

Staatssecretaris Knops:

Ja. Goed, dat debat hebben we inderdaad gehad. Achteraf zullen we kunnen beoordelen of dat wel of niet gewerkt heeft. Ik geloof dat dit echt kan gaan werken op deze manier.

Over corona heb ik het gehad naar aanleiding van een vraag van mevrouw Van der Graaf en mevrouw Kuiken. Daar heeft de minister van BZK een brief over gestuurd, die geldt voor alle verkiezingen die plaatsvinden. Dat geldt dus ook voor Sint-Eustatius. We houden dat nauwlettend in de gaten. Sint-Eustatius is een van de eerste die op de rol staan als het gaat om het houden van verkiezingen. Dus dat gaan we bekijken en u wordt daar uiteraard over geïnformeerd. Dat hangt ook af van de ... Dit is misschien een goed moment om te zeggen dat ik blij ben met de snelle behandeling in deze Kamer. Als de Eerste Kamer dat ook zo snel doet, dan is dat niet de belemmerende factor. Maar stel dat dat naar achteren zou gaan, dan hebben we sowieso al een probleem met de huidige planning, dus het is best wel krap allemaal.

De heer Van Dam had het vraagstuk van de eilandsraad eens goed uitgediept en vroeg zich af: hoe zit dat nou met die griffier? Hij maakte de vergelijking met de sg van BZK, die hier naast de Voorzitter zou gaan zitten. Volgens mij gaat die vergelijking niet helemaal op, zo zeg ik in de richting van de heer Van Dam, want er is nog geen eilandsraad. Dat is nu juist de kern van dit voorstel. Die eilandsraad komt er pas na de verkiezingen. Er worden nu een aantal voorbereidende werkzaamheden getroffen. U kunt zich wellicht nog herinneren dat dat ook gebeurde in de tijd van de dualisering in Nederland. Toen waren er ambtenaren bij betrokken als een soort kwartiermaker om die dualisering voor te bereiden. Die gingen eigenlijk al in die rol van griffier zitten, ook al was het nog niet zover. Zo moet u dit ook zien.

Vanuit het oogpunt van subsidiariteit vind ik het juist heel goed dat we de keuze voor een griffier bij de eilandsraad laten, net zoals de Tweede Kamer haar eigen Griffier benoemt en dat niet de minister van Binnenlandse Zaken laat doen. Dan is er inderdaad sprake van overlap, want op het moment dat de eilandsraad aantreedt, heb je nog geen nieuwe griffier. Dan zal er dus iemand moeten zijn die de honneurs waarneemt en de voorbereidingen treft. Er is zoveel kennis en ervaring van griffiers in Nederland om dat te doen, dus daar komen we echt wel uit. Wat ik wel in algemene zin zie is dat het overbrengen van mensen hierheen — waar de heer Van Raak heel kritisch over is — nog niet zo eenvoudig is. Het invullen van goede functies is niet zo eenvoudig. Dus zullen er met de mensen die we daar hebben, soms ook dit soort dubbelingen optreden. Weliswaar tijdelijk, want een van de eerste agendapunten van de eilandsraad zal natuurlijk zijn: wie gaat ons ondersteunen, wie wordt de nieuwe griffier? Vervolgens zullen ze een selectieproces opstarten en zal er een nieuwe griffier komen. Ik zie dit dus vooral als een praktisch vraagstuk, en ik denk dat de manier waarop de heer Van Dam hierin is gedoken, te diepgravend is voor het probleem waarmee we hier te maken hebben. Ik denk dat het een redelijk praktisch probleem is dat uiteindelijk — daar heeft hij natuurlijk gelijk in — gewoon een zaak van de eilandsraad is en niet van het openbaar lichaam of de regeringscommissaris.

De heer Van Dam (CDA):

Het feit dat ik ergens te diepgravend in ben gedoken, zie ik maar als een compliment. In artikel 5 van de wet staat dat de eilandsecretaris die rol gaat vervullen.

Staatssecretaris Knops:

Ja.

De heer Van Dam (CDA):

Dat is, denk ik, het opperhoofd van de ambtelijke organisatie. Ik heb er moeite mee dat nou net het opperhoofd van de ambtelijke organisatie die dubbelrol vervult en ook griffier is. Ik begrijp ook niet helemaal wat u zegt. U zegt: er lopen ervaren griffiers rond. Het zou precies mijn oplossing zijn om bijvoorbeeld ergens uit een Nederlandse gemeente een ervaren griffier te halen. Natuurlijk moet je die onderdeel laten zijn van het openbaar lichaam, want je kunt die moeilijk ergens laten rondzweven. Maar dat nou uitgerekend de eilandsecretaris die rol gaat vervullen, daar maak ik bezwaar tegen. Dat kan niet.

Staatssecretaris Knops:

Ik denk toch ... We hebben nog de tijd meegemaakt dat de gemeentesecretaris bij de raadsvergaderingen naast de burgemeester zat. Toen kwam de dualisering en kregen we griffiers en ging de gemeentesecretaris alleen nog bij het college zitten. Wat hier moet gebeuren, is dat er een aantal zaken moet worden voorbereid — dat is een kwartiermakersfunctie — om ervoor te zorgen dat de eilandsraad van start kan gaan. Dat is nu natuurlijk al begonnen. Die voorbereidingen zijn nu feitelijk al begonnen. En natuurlijk wordt er gebruikgemaakt van kennis die er is. Het is ook geen hogere wiskunde om te bedenken hoe die griffierol eruit zou moeten zien. Daar hebben we namelijk al heel veel ervaring mee. Iemand moet daarmee belast zijn, tot het moment dat de eilandsraad een nieuwe griffier aanstelt. Dat kan heel snel, denk ik. Je kunt dat niet naar voren halen. Je kunt niet nu al een soort selectieproces opstarten, want de eilandsraad moet ook iets vinden van de profielschets en alles. Maar het gaat juist om een fase waarin er sowieso geen harde dualistische structuur is zoals die er hier wel is. Er is natuurlijk een hybride situatie waarin de regeringscommissaris een rol speelt, de eilandsraad een beperkte rol speelt en zij hun griffier gaan uitzoeken. Dus ik begrijp de vergelijking wel, maar die gaat mank, omdat we niet spreken van een controlerend orgaan en een uitvoerend orgaan. Dat loopt voor een deel door elkaar, omdat er in de eerste fase een aantal taken bij de regeringscommissaris liggen die normaliter bij de eilandsraad thuishoren. En het gaat over die eerste fase. Het gaat echt over de eerste periode direct na de eilandsraadverkiezingen, waarin de griffier zo snel mogelijk geworven moet gaan worden.

De heer Van Dam (CDA):

Toch denk ik dat ik hier echt anders tegen aankijk. Natuurlijk, de vergelijking gaat zeker mank. Ik wil dat heel graag geloven. Het is ook een hele bijzondere situatie. Maar laten we nou wel wezen: wat ons allen zorgen baart, is dat daar teruggevallen wordt op een bestuurscultuur waar we allemaal niet op zitten te wachten. Als vertegenwoordigers, waar we ook gezeten hebben, weten wij allemaal dat een goede ondersteuning, die ons ook nog eens influistert "goh, zou je het niet een beetje zus doen?" of "zou je het niet een beetje zo doen?", natuurlijk gewoon met verantwoordelijkheid voor de leden van de eilandsraad, daarbij een slok op een borrel verschil maakt — of zo zou ik het willen zeggen, maar dat heeft ook weer een associatie met water, en dat moet ik niet doen. En dat is nou precies wat ik wil. Ik wil de eilandsraad juist een vliegende start geven, met een ondersteuning waarbij er niet over getwijfeld hoeft te worden of daar iemand in een dubbelrol zit, en misschien ook met iemand die op een andere plek, bij een gemeente in Nederland, die ervaring heeft opgedaan. Dat is wat ik beoog. Daarom vind ik dat het echt verschil maakt als je dat door de eilandsecretaris laat doen, ook met de allerbeste bedoelingen. Ik twijfel niet aan de integriteit van de mensen die daarbij betrokken zijn, maar het maakt gewoon verschil.

Staatssecretaris Knops:

Die eilandsecretaris doet dat onder gezag van de regeringscommissaris die daar zit. Die regeringscommissaris heeft in de eerste fase een aantal taken die eigenlijk aan de eilandsraad toebehoren. Dit is nou zo'n dilemma — dat dilemma ontken ik ook niet — waarbij je een keuze kunt maken. Je kunt aan de voorkant al dingen gaan regelen, voor de eilandsraad, die er nog niet eens is, of je laat het aan de eilandsraad en gaat een aantal voorbereidende maatregelen treffen die bijna apolitiek zijn: gewoon een griffie inrichten en de voorbereidingen daarvoor treffen. Over de functionaris die die griffierol gaat oppakken, zou ik zeggen: laat dat nu echt aan die eilandsraad. Maar volgens mij is de heer Van Dam het daar ook al mee eens. Het gaat dus alleen nog maar over die eerste fase na de verkiezingen en over hoe je die gaat inrichten. Ik zeg in zijn richting dat er natuurlijk gebruik wordt gemaakt van de kennis die er is rondom griffiefuncties, ook in Nederland. Dat gaan de regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger honderd procent zeker doen. En zij gaan iemand daarmee belasten, want ze kunnen niet zelf die rol van griffie oppakken. Ze moeten dus iemand in hun apparaat daarmee belasten. Dat is nu de eilandsecretaris, tijdelijk. Uiteindelijk gaat die rol gewoon over naar iemand die volstrekt loyaal is aan de eilandsraad, die weliswaar op de loonlijst staat van het openbaar lichaam, maar geen hiërarchische relatie heeft tot de regeringscommissaris. Volgens mij is dit probleem dus prima oplosbaar. Dat kan ook snel als je dat goed voorbereidt. Je zou dus al heel veel voorbereidende werkzaamheden kunnen doen. Dat is redelijk apolitiek, want zo'n griffiefunctie wordt op heel veel plekken ingericht. Daarna laat je het, met gebruikmaking van die kennis die er is, wel echt bij de eilandsraad om te beslissen wie ze daarvoor uitkiezen. Dat vind ik wel een vraagstuk waarvoor ook de heer Van Dam gevoelig zou moeten zijn. Daar moeten we geen voorschot op nemen door daar nu al griffiers neer te zetten die dat op een bepaalde manier zouden moeten doen.

De voorzitter:

Tot slot de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Ja, voorzitter, heel kort. Ik denk dat de argumenten zijn uitgewisseld en het heeft niet zo veel zin om dat van mijn kant nog een keer te doen. Als de eilandsraad op een gegeven moment in office is, is het natuurlijk zo dat zij kiezen wie hun griffier wordt, om het maar zo te zeggen. Maar voor mij zit het belang in het traject daarvóór. Maar goed, ik hoor het standpunt van de staatssecretaris en ik vrees dat ik daar iets anders tegen aankijk.

Staatssecretaris Knops:

Laat ik het dan anders zeggen. Wie dan ook de rol van die kwartiermaker gaat vervullen — of dat nu de eilandsecretaris is of een andere ambtenaar — hij of zij doet dat onder volledig gezag van de regeringscommissaris, die in de eerste fases ook nog een aantal taken van de eilandsraad op zich neemt. Je zou dus kunnen zeggen dat het sowieso een hele unieke situatie is. Dit kan volgens mij heel praktisch opgelost worden. Ik zie, ook op basis van de wet zoals die nu voorligt, geen enkel beletsel om dit praktisch in te vullen. Zoals ik al zei: ik denk dat de eilandsraad dit als een van de eerste punten op de agenda moet zetten. Dan moet je binnen een relatief korte tijd een griffier kunnen hebben. Het vraagstuk is dus: heb je er eentje van het eiland of moet er eentje van buiten komen? Dat dilemma is er altijd. Daar is ook tijd mee gemoeid.

De heer Bosman (VVD):

Ik ga toch ook een poging wagen. Wat is erop tegen om het anders te doen? Wat is erop tegen om niet die dubbele pet bij die eilandsecretaris neer te leggen en gewoon toch te zeggen dat we iemand met kennis invliegen, of dat nou een lokaal iemand is of iemand ergens anders vandaan? Dat is om gewoon even op te starten. Geen dubbele petten, want het is al lastig genoeg voor iedereen. We starten het gewoon even op. Het is gewoon een quick start, met veel kennis van de griffie. Daarna geven we die eilandsraad alle ruimte om te kiezen wie ze willen.

Staatssecretaris Knops:

Daar zou wat mij betreft niks op tegen zijn. Alleen hebben we het wetsvoorstel zo voorgelegd zoals het er nu ligt, waarbij de eilandsecretaris die rol gaat oppakken. Dat kan hij zelf doen of dat kan onder zijn verantwoordelijkheid geschieden, uiteindelijk onder verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris. Als de Kamer dat anders zou willen, dan moet er een amendement worden ingediend. Dan zou dat kunnen, maar ik vind dit zelf eerlijk gezegd niet een punt waarvan je zegt dat daar echt iets fout gaat. Het is immers tijdelijk. Dit is sowieso een bijzondere, unieke, met niets te vergelijken wet. Dat recht van amendement heeft u. Laat ik het zo zeggen: ik denk dat er goede redenen zijn om het zo te doen, zeker omdat het een situatie is die misschien twee of maximaal drie maanden gaat duren.

Het punt van mevrouw Kuiken over de vacatures heb ik al geadresseerd. Dat was geen retorische vraag, maar een echte vraag. Die heb ik al beantwoord.

Er was ook de vraag van mevrouw Diertens hoe jongeren betrokken kunnen worden. Er hebben in februari, al voor de coronacrisis, al sessies plaatsgevonden met experts van de VNG, de Kiesraad en het NIMD. Dat hebben we breed opgezet. Ik zou iedereen hier willen aanmoedigen om dat via zijn of haar contacten te promoten. Ik zal dat zelf ook doen bij mijn eerstvolgende bezoek aan Sint-Eustatius.

De rol van de Rijksvertegenwoordiger is in verschillende facetten en vraagstellingen door de leden aan de orde gesteld. Onder anderen de heer Van Dam en mevrouw Diertens hebben daarnaar gevraagd: hoe zit het nu met die Rijksvertegenwoordiger, met name in fase vier? Want dan krijgt hij ten aanzien van het openbare lichaam een wat andere rol dan hij nu heeft. De Rijksvertegenwoordiger is eruit gehaald toen die tijdelijke wet van kracht werd. We willen weer terug naar normaal, zou je kunnen zeggen. De rol van die Rijksvertegenwoordiger wordt er in dit traject dus weer in gebracht.

We willen natuurlijk niet terugvallen in de oude situatie. Dat maakt het wel bijzonder. We gaan hier niet blanco in. Er is wat gebeurd, we hebben moeten ingrijpen, we willen weer terug naar normaal en we willen niet terugvallen in die oude situatie. Dat maakt dat je die rol van de Rijksvertegenwoordiger met name in fase vier, die "terug naar normaal"-situatie, wat moet versterken. In ieder geval moet je de mogelijkheid geven om mee te kijken als dat nodig is. Dat betekent: meer toegang tot vergaderingen van het bestuurscollege en de eilandsraad. Of dat dan meteen een model is voor de andere openbare lichamen, is een discussie die we nog gaan voeren. Dat doen we überhaupt nog over de rol van de Rijksvertegenwoordiger en de duofunctie, zoals de heer Van Dam die beschrijft. Ik ben het overigens niet met hem eens dat daar problemen ontstaan. Ik heb wel dat ibo-rapport en het advies van de Raad van State gelezen. Wij zijn aan het nadenken over wat een goed model is, überhaupt wat betreft de verhoudingen tussen de "tien torens" van Van Raak en de eilanden: hoe kun je beter gecoördineerd en effectiever te werk gaan?

Die rol van de Rijksvertegenwoordiger is een functie en een persoon. Die functiebeschrijving voldoet misschien niet meer. Ik ben buitengewoon tevreden over de persoon die beide functies op dit moment combineert. Maar we hebben wel gezegd dat het een waarnemend Rijksvertegenwoordiger is. Dat betekent wel iets, namelijk dat we na aan het denken zijn of deze functie definitief moet blijven bestaan en of hetgeen we nu regelen met Sint-Eustatius automatisch voor de andere openbare lichamen zou moeten gelden. Ik snap de vraag dus, maar ik kan die nu nog niet beantwoorden. Ik vind ook dat die thuishoort in het traject dat we nog met de Kamer gaan bespreken, en overigens ook met de openbare lichamen, rond de inrichting en de opvolging van de adviezen van de Raad van State en het ibo.

Ik kom nu bij een vraag van mevrouw Özütok.

De voorzitter:

Heel kort, meneer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Dat zal ik doen, voorzitter. Ik begrijp heel goed dat we de tijd moeten nemen om te kijken hoe dat loopt, want het ibo-rapport en de Raad van State moeten ook allemaal nog aan de orde komen. Ik wil wel de aandacht van de staatssecretaris vragen voor die dubbelfunctie, want de Rijksvertegenwoordiger is volgens mij op dit moment ook directeur van de Rijksdienst Caribisch Nederland.

Staatssecretaris Knops:

Ja.

De heer Van Dam (CDA):

We kennen allemaal de spanning van de eilanden: goh, kan het allemaal niet een tandje sneller? Ik wil dat punt gewoon nog benadrukken. Ik hoop dat de staatssecretaris ook daar op termijn aandacht voor heeft.

Staatssecretaris Knops:

Daar kan de heer Van Dam van verzekerd zijn. Maar ik meende goed gehoord te hebben dat hij zei: daar zit een soort van spanning op. Misschien in functionele zin, omdat je zegt dat daar spanning op kan ontstaan. Ik zie in dat in de dagelijkse praktijk niet, dus ik heb geen klachten over het functioneren. Maar het feit dat het een waarnemend Rijksvertegenwoordiger is en tegelijkertijd de directeur van de RCN geeft al voldoende aan dat dit in deze vorm sowieso niet de definitieve oplossing is en dat we echt die discussie inhoudelijk willen voeren. Maar dat ligt een beetje — hoe zal ik het zeggen? — op de randen van deze wetsbehandeling. Het raakt er natuurlijk wel aan, omdat die in fase vier extra taken krijgt voor Sint-Eustatius.

Voorzitter. Dan ben ik bij het kopje overige vragen gekomen. Het ging over de communicatie. Ik meen dat mevrouw Özütok op een gegeven moment zei: we moesten uit de Kamerbrief lezen dat er iets met de ferry ging gebeuren. Nou heb ik altijd van de Voorzitter begrepen dat ze juist graag wil dat we Kamerbrieven sturen en niet dat het eerst in de krant komt en het dan de Kamer bereikt. Ik dacht dus dat ik iets goed gedaan had, maar vervolgens kreeg ik van mevrouw Özütok de kritiek dat ik de verkeerde volgorde had gehanteerd. Ik probeer zo veel mogelijk via Kamerbrieven te communiceren. Daarna komt het misschien in de krant.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik waardeer de Kamerbrieven, daar niet van, maar het ging mij juist om de bewoners daar.

Staatssecretaris Knops:

Ja. Dan wil ik dat punt wel accorderen. Het kan weleens zijn dat er bestuurlijke besluiten worden genomen die niet allemaal vooraf met inwoners gecommuniceerd zijn. Ook in eerdere debatten is het probleem van het vervoer heel vaak aan de orde geweest. Overigens is dat ook in mijn gesprek met de maatschappelijke adviesraad aan de orde geweest. Dus het is wel een thema als zodanig dat wel regelmatig besproken is, maar deze concrete oplossing is inderdaad niet eerst voorgelegd aan de inwoners. Dat is ook een beetje de makke waarin we nu zitten, waarbij er geen eilandsraad is. We hebben alleen een maatschappelijke adviesraad, een regeringscommissaris en een plaatsvervanger die op dit moment in ieder geval aan mij direct verantwoordelijkheid afleggen en feitelijk ambtenaren in functie zijn die in een tijdelijke situatie het eiland besturen. Dat had misschien beter gekund in de communicatie. Dat zou kunnen. Maar het thema als zodanig is niet nieuw. Het is vaker aan de orde geweest.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Het was inderdaad wel een door een aantal mensen gewenste oplossing wat betreft die mobiliteit, zeker in deze tijd. Maar ik heb wel zorg, en die leeft ook daar. Is het weer iets tijdelijks? Hoe structureel gaat dit worden? En is het levensvatbaar? Dat zijn allemaal vragen die ermee samenhangen. Kan de staatssecretaris daar ook wat duidelijkheid over geven? Of kan hij in ieder geval een route aangeven voor hoe we tot die duidelijkheid kunnen komen?

Staatssecretaris Knops:

Op dit moment is het nog niet structureel. Saba en Sint-Eustatius — Sint-Eustatius is in een bijzondere situatie, maar het geldt ook voor Saba — hebben eerder per brief al aangegeven dat ze daar graag nieuwe voorzieningen zouden willen, omdat ze dit als een probleem ervaren. En het is natuurlijk ook een probleem, niet alleen de bereikbaarheid maar ook de betaalbaarheid. Daarmee gaat het ook om economische ontwikkeling, zou je kunnen zeggen. Maar eigenlijk raakt het aan alles. Bijvoorbeeld als mensen uit moeten vliegen voor medische behandeling en zo. Het raakt eigenlijk alle inwoners. Het heeft ook met het kostenniveau te maken, een punt dat we al vaker aan de orde hebben gehad. Die pilot is aangevraagd in een brief van de eilanden van 25 maart. Er is op dit moment 2 miljoen beschikbaar tot het einde van het jaar om die pilot te doen. Op basis van die pilot ga je kijken of het iets is wat we structureel zouden moeten doen, of we dingen moeten bijstellen en of het wel of niet werkt. We hebben natuurlijk ook nog de pech dat we nu in een hele bijzondere situatie zitten. Iemand zei al: waarom gaan we nu een ferry opzetten terwijl er nauwelijks gereisd mag worden? Nou, we gaan ervan uit dat we uiteindelijk weer in een normale situatie komen, waarin er minder beperkingen zijn en er meer gereisd kan worden. Maar dit kan ook helpen om juist in deze moeilijke situatie mensen en bedrijven middels dat gereduceerde tarief te helpen zich verder te ontwikkelingen en om, als het kan, toch ook weer toeristen te laten komen en economische ontwikkeling op gang te brengen. Het heeft dus zowel een economische kant als een kant voor de inwoners van de eilanden.

De heer Van Raak (SP):

Het wordt misschien een beetje gemeentepolitiek, maar dat hoort bij het onderwerp. Ik wil de staatssecretaris wel het volgende meegeven. Er zijn kosten verbonden aan een ferry, maar je moet ook kijken wat het opbrengt. We hebben het hier vaak over economische ontwikkeling, over koopkracht, over zorg, over bijna alle onderwerpen die we hier allemaal noemen, zoals armoedebestrijding. Daar kan die ferry allemaal aan bijdragen. Als het 200 dollar kost om op en neer te vliegen en 20 dollar om op en neer te varen, dan levert die ferry zó verschrikkelijk veel geld op. Kan de staatssecretaris daar ook rekening mee houden?

Staatssecretaris Knops:

Volgens mij moeten we die pilot even afwachten. We doen nu veronderstellingen over een ferry die geld oplevert. Dat zou best kunnen hoor, maar vooralsnog kost het geld. Ik geloof wel in het volgende. Bij de haven in Saba bijvoorbeeld hebben we ook zo'n vraagstuk. Die haven wordt nu zo gedimensioneerd dat je er ook andere ontwikkelingen kunt laten plaatsvinden. Een schip hoeft niet eerst de helft op een andere plek te lossen om te kunnen aanmeren. De haven kan ook grotere schepen ontvangen. Dat heeft echt het element van het kostenniveau. Collega Van Ark en ik hebben regelmatig debatten met u daarover gehad. Het gaat om de inkomenskant en om de kostenkant. Dit is een heel belangrijk element. Dat blijft altijd een nadeel. Het wordt weleens vergeleken met de Waddeneilanden, en die hebben dat natuurlijk ook, maar die liggen net iets dichterbij het vasteland dan Saba en Sint-Eustatius. Dat is toch anders. We kijken er natuurlijk naar en het is ook precies de reden dat deze pilot gestart is. Ik ben er zelf heel blij mee, maar we moeten even kijken hoe de evaluatie uitpakt en of het in de praktijk voldoet aan de verwachtingen die we hebben. Maar ik ben ervan overtuigd dat het ongetwijfeld ook een hoop voordelen zal opleveren. Die businesscase moet gemaakt worden. Die kan ik hier niet even uit de vrije hand neerleggen.

De heer Bosman (VVD):

Het probleem met businesscases in deze gebieden is dat ze niet gaan werken. Dat kan ik nu al zeggen. Die businesscase komt niet rond. Het geld dat verdiend gaat worden, zit ergens anders: niet op die ferry, maar op alles daaromheen. Als we door een rietje naar die ferry kijken, zeggen we: de businesscase gaat niet kloppen. Als we niet alle mogelijkheden voor economische ontwikkeling en kansen voor de mensen op de eilanden daarbij betrekken, dan komt die businesscase niet in beeld. Of de businesscase rendabel wordt of niet ligt dus aan waar we het hek rond de businesscase zetten.

Staatssecretaris Knops:

Met dat laatste ben ik het helemaal eens. Als ik het over de businesscase heb, dan heb ik het juist over dat brede aspect dat u ook benoemt. Ik hou niet zo van door een rietje kijken. Ik geloof juist dat je dit soort dingen in samenhang moet zien. Als je door een rietje kijkt, kom je telkens tot dezelfde oplossing. Ik zal niet de voorbeelden noemen die ook in Nederland spelen, maar er schiet me er zomaar eentje te binnen waarbij het op een bepaalde manier kijken automatisch de uitkomst bepaalt. Het is gewoon een gegeven dat die kleine, eilandelijke structuur allerlei nadelen heeft, maar er zijn ook heel veel kansen. Dan praat je dus over diversificatie van de economie, hoe kleinschalig ook. Kijk naar de ontslagen die nu vallen bij het grote bedrijf op Sint-Eustatius. Dat is een gigantische klap voor die samenleving. Het eiland heeft er dus belang bij om veel meer dingen zelf te gaan doen en om minder afhankelijk te worden. Daar horen investeringen en de private sector bij. Dat kan de overheid niet alleen. Ik denk juist dat het heel kansrijk is. Als je geen verbindingen hebt, gebeurt er niks. Dat geldt overal, ook hier in Nederland. Verbindingen zijn randvoorwaardelijk, zou ik bijna willen zeggen, voor ontwikkeling.

Nu ga ik het over het waterprobleem hebben. Dat is niet mijn specialiteit, zeg ik erbij, maar ik begrijp dat ik er hier op aangesproken wordt. Er zijn ook vragen over gesteld. De collega van IenW heeft daar antwoord op gegeven. De heer Bosman refereert aan de recente sluiting van de Gwendoline van Putten School. Het klopt dat die gesloten was, maar die is inmiddels wel weer open. Daar was een lekkage en die is gisteren verholpen, om het toch een beetje concreet te maken. Er is met scholen afgesproken dat zij water geleverd kunnen krijgen van STUCO per tankwagen. Dat is nu praktisch opgelost. De school heeft zelf besloten om dat op deze manier te doen. Dit is wel een punt waarover ik me met de Kamer zorgen maak. De Ombudsman heeft er ook het een en ander over gezegd. Dit is een voorbeeld van een kwetsbaarheid. Je wilt een transformatie op gang brengen, maar tegelijkertijd heb je daar een infrastructuur voor nodig en moet daar veel meer voor geregeld worden. Tegelijkertijd wil je op de korte termijn ook gewoon beschikbaarheid van water garanderen; dat begrijp ik ook heel goed.

Mevrouw Özütok vroeg zich af of de Karel Doorman niet kan helpen met een paar hectoliter water; dat zei zij volgens mij letterlijk. De Karel Doorman is uitgezonden voor militaire bijstand in het kader van COVID-19, maar ook voor militaire bijstand en überhaupt bijstand in het algemeen, en kan ook dienen als back-up voor medische voorzieningen. De Karel Doorman is op dit moment echter niet geëquipeerd om drinkwater of een structurele drinkwatervoorziening te leveren. Het zou best kunnen als een schip vanuit Nederland vertrekt en spullen meeneemt. Dan zou je dat kunnen doen via reverse osmosis of wat je ook zou kunnen bedenken, maar dat is op dit moment niet voorhanden op de Karel Doorman.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik dacht dat de staatssecretaris nog door wilde gaan over drinkwater.

Staatssecretaris Knops:

Ja, ik ben nog niet klaar.

De voorzitter:

Wilt u daar iets over vragen? Dan stel ik voor dat hij eerst zijn verhaal afmaakt.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Het ging mij niet specifiek alleen over de aanwezigheid van de bemanning van de Karel Doorman en dat zij een rol kunnen spelen. Het gaat mij om de situatie op dit moment. Die is echt schrijnend. Ik wil echt een creatieve oplossing, het liefst zo snel mogelijk. Voor mijn part kan dat een noodvoorziening zijn. Met wie en hoe dat gaat gebeuren, zal mij niet veel uitmaken, als het maar opgelost wordt.

Staatssecretaris Knops:

Dit lag niet helemaal goed op volgorde, maar de vraag over het drinkwater is eigenlijk door iedereen gesteld. Dat is gewoon een basisbehoefte. We hebben het vaak over de kosten gehad, maar nu gaat het gewoon over de beschikbaarheid. Dat is nog een fase verder, zou je kunnen zeggen, of een meer basale fase. Ik kan me heel goed voorstellen dat daar zorgen over zijn. Op dit moment worden alle materialen op het eiland gebracht, natuurlijk met de beperkingen die er zijn, om de transportleiding te vervangen. Dat gebeurt zo snel mogelijk, maar in ieder geval nog dit jaar. Ook de productiecapaciteit moet verhoogd worden. Noodreparaties worden uitgevoerd. Op dit moment heeft het crisisteam op Sint-Eustatius een noodplan opgesteld. De regeringscommissaris heeft hierover zelf ook aan de bel getrokken in Den Haag. Er wordt nu drinkwater verstrekt op locatie, bij de fabriek. Ook wordt het bezorgd bij mensen zonder een alternatieve voorziening. Ook wordt er met de bevolking gecommuniceerd over het verstandig gebruik van leidingwater. Bovendien is er een noodproducent aangewezen. Dat is de olieterminal GTI.

Hoewel er met man en macht gewerkt wordt aan de structurele oplossing, zullen we tot het einde van het jaar nog rekening moeten houden met allerlei noodmaatregelen om dit op een goede manier te doen. Ik kan het niet mooier maken, maar weet wel dat het ministerie van IenW en wijzelf daarbij betrokken zijn en dat we alles op alles zetten om een situatie te krijgen waarin de beschikbaarheid van drinkwater kan worden gegarandeerd. Want daar gaat het uiteindelijk om.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Precies dat laatste, het punt waarmee de staatssecretaris eindigt, is een grote zorg, namelijk dat drinkwater voor alle huishoudens daar gegarandeerd wordt. Kan de staatssecretaris ons toezeggen dat er een noodvoorziening is waarmee dit gegarandeerd kan worden?

Staatssecretaris Knops:

We moeten wel, want dit is zo'n belangrijke voorziening. Ik zou zeggen: pin mij niet vast op de vorm waarin dat gebeurt, want ik ben daar echt geen expert in. Er zijn mensen aan het nadenken over hoe dat kan. Er zijn verschillende mogelijkheden om dat te doen. Ik heb er al een aantal genoemd. Er wordt alles op alles gezet om ervoor te zorgen dat de beschikbaarheid van drinkwater ook de komende maanden gegarandeerd kan worden in afwachting van de structurele maatregelen die genomen moeten worden.

Mevrouw Diertens heeft een vraag gesteld over de economische ontwikkeling. Ik heb daar al iets over gezegd, maar ik wil daar nog kort iets aan toevoegen. Sint-Eustatius en ook Saba en Bonaire zijn getroffen door de reisbeperkingen, vanwege de grote afhankelijkheid van toerisme. Er is een heel pakket beschikbaar gesteld voor de eilanden, waarvoor dank aan het ministerie van Sociale Zaken. Het is natuurlijk een verre van ideale situatie, want je wilt het liefste naar een situatie waarin weer allerlei dingen kunnen. Of dat wel of niet kan, hangt weer af van allerlei andere maatregelen die genomen moeten worden. De Kamer zal binnenkort geïnformeerd worden over hoe dat allemaal in zijn werk gaat. Tot die tijd moeten we het doen met dat noodpakket.

Ik zou willen zeggen dat je deze crisis ook moet gebruiken om eens goed na te denken over hoe kwetsbaar je bent en of je andere dingen moet doen. Dat gesprek voer ik ook met de landen. De heer Bosman heeft het vaak over de landbouw op Bonaire. Er worden nu ook projecten opgestart voor landbouw op Saba. We hebben natuurlijk het geitenprobleem op Sint-Eustatius. Je zou kunnen zeggen dat dat een oplossing is, maar het is nu vooral een probleem. Er zijn zo veel kansen die nog niet benut zijn, maar wel benut kunnen worden. Daar moeten dan wel politieke initiatieven voor genomen worden. Dat zijn misschien niet de dingen die de afgelopen jaren als eerste op de lijst stonden van de zaken die wij wilden doen en die deel uitmaakten van de criteria om weer terug te gaan naar een normale situatie, maar die de komende tijd wel zullen moeten worden opgepakt. Je hebt daarbij de private sector nodig om investeringen te doen. Dat betekent dat de overheid de ondernemers die op een duurzame manier bijdragen aan de economische ontwikkelingen, ook de ruimte moet bieden.

De voorzitter:

Hoever bent u ongeveer?

Staatssecretaris Knops:

Ik ben bijna klaar.

De voorzitter:

Ja, hè. Dat dacht ik al.

Staatssecretaris Knops:

De heer De Graaf vroeg hoe het dadelijk verdergaat, als we eens even door de oogharen heen kijken. Krijgen we dan bijvoorbeeld ook een bestuursakkoord met Sint-Eustatius? Als we in fase vier zitten, de situatie van terug naar normaal of bijna normaal, zou ik het persoonlijk heel erg toejuichen dat we met de eilandsraad, het bestuurscollege, een gezaghebber en een van de openbare lichamen komen tot een soort meerjarenplanning van waar we naartoe willen. Daarbij komen dit soort vragen natuurlijk aan bod. Dan wordt ook gekeken wat het eiland zelf wil. Wat kan Nederland daaraan bijdragen? Hoe kunnen we dat faciliteren? Bij Saba hebben we dat met de Saba Package gedaan. Met Bonaire is een bestuursakkoord gesloten. Op Sint-Eustatius heet het misschien weer anders, maar een vorm waarin we als overheden onder elkaar afspraken maken over de onderlinge verhoudingen de komende jaren zou ik heel erg toejuichen. Dat biedt ook ruimte voor maatwerk, want de drie eilanden zijn totaal verschillend. Het lijkt mij dus logisch en ik hoop dat we snel in die fase terechtkomen.

Mevrouw Diertens vroeg of bij de nieuwbouw van de bestuurskantoren en overheidsgebouwen ook rekening wordt gehouden met een bibliotheek/ontmoetingscentrum. Die gebouwen moeten inderdaad vervangen worden op heel veel verschillende locaties. Bouwkundig zijn ze over het algemeen niet in goede staat. Mevrouw Diertens heeft op dit punt eerder een motie ingediend. In de op 2 april jongstleden aan de Kamer gezonden beleidsreactie evaluatie Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen — die kent u denk ik beter dan ik — is op die motie ingegaan en op de rol van bibliotheken in het kader van een leven lang leren. Op dit moment wordt er nog schriftelijk overleg gevoerd tussen de Kamer en het ministerie van OCW over dit punt. Ik juich dit persoonlijk zeer toe, omdat ik denk dat de ervaringen en kansen van digitalisering in de afgelopen periode een rol kunnen spelen bij het ook daar laagdrempelig op de een of andere manier vormgeven van Informatiepunten Digitale Overheid, die wij ook gebruiken.

Mevrouw Diertens en mevrouw Kuiken waren toch een beetje teleurgesteld — dat mag — of hadden meer verwachtingen gehad van een aantal maatregelen die wij zouden nemen. Wat doen wij voor de mensen, was de vraag. Wat hebben de mensen ervan gemerkt dat we de afgelopen twee jaar actief zijn geweest? Ik noem een paar voorbeelden. Er geldt een subsidieregeling om de kinderopvang betaalbaar te maken. Er zijn aanleunwoningen voor ouderen gerealiseerd. We gaan beginnen met de vijf noodwoningen voor urgente huishoudens met kinderen. Er hebben inspanningen voor de kinderrechten plaatsgevonden met heel brede steun van de Kamer. Ik denk aan de verhoging van het wettelijk minimumloon met 5%, inclusief de daaraan gekoppelde uitkeringen: de AOV en de onderstand. We zijn nog niet waar we moeten zijn, maar we hebben de afgelopen tijd wel erkend dat dit een probleem is. Het gaat niet alleen over infrastructuur en orkaanschade, maar ook over kosten en inkomens. Dat is de kern van het debat dat wij gevoerd hebben. Dat wil ik toch nog even noemen.

Mevrouw Van der Graaf zei dat er één woning opgeknapt was. Ik schudde al nee toen ze dat zei. We moeten onderscheid maken met huurwoningen waarover afspraken zijn gemaakt met het openbaar lichaam. Hoe kunnen wij meer sociale huurwoningen creëren? Daar is schreeuwende behoefte aan. Er is samenwerking geweest met de Europees Nederlandse corporatie. We hebben bekeken hoe we dat op een goede manier kunnen doen. Er is een pilot met één woning om te kijken hoe het in de praktijk werkt. Dat is dus allemaal volgens planning. We hebben ontzettend veel woningen aangepakt met dat programma naar aanleiding van de orkaanschade. Daar bent u denk ik zelf ook wel op bezoek geweest. Daar is heel veel gebeurd om mensen in de private sector te helpen om hun huis orkaanbestendig terug te bouwen met nieuwe daken enzovoort.

De planning is om verder te gaan met deze pilot. Het doel is om uiteindelijk 95 woningen te renoveren en 50 woningen nieuw te bouwen. Dat zijn echt wel serieuze ambities. Het is een heel mooi project voor de nieuwe eilandsraad om te steunen in de komende jaren. Dit soort noden zijn er gewoon. Ik heb zelf gezien hoe het in de praktijk uitpakt. Er is echt behoefte aan om dit te doen. Het had misschien sneller gekund — dat geef ik graag toe — maar we kunnen niet alles tegelijk oppakken. Er waren nóg hogere prioriteiten om op te pakken. Ik ben er echt van overtuigd dat dit gaat werken. Het beste bewijs daarvoor levert Saba: daar liggen de mooiste sociale huurwoningen van heel Nederland, in ieder geval met het mooiste uitzicht.

De voorzitter:

Eerst mevrouw Kuiken en dan mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ook hier weer toch even heel precies. Er is niemand hier die zegt dat er niks is gebeurd. Maar heel veel dingen duren heel lang, onder andere door die tien torens die al een aantal keren zijn genoemd. Het is onze rol om voortdurend gefrustreerd te blijven. De mensen vanuit Statia kunnen hier niet zijn. Die hebben ons nodig. Vergeef ons maar dat we dan af en toe heel chagrijnig zijn als mensen nog steeds 50 dollar kwijt zijn voor een gezonde maaltijd, dat ze nog steeds zitten te wachten totdat er gewoon met betonblokken een weg is aangelegd. Dan blijven wij heel chagrijnig en dan reageert de staatssecretaris misschien ook maar weer een beetje "hm, hm". Zo is het gewoon. Tientallen jaren praten we hier al over. De meest simpele dingen krijgen we niet geregeld. Over een internetverbinding praten we tot we een ons wegen en dan knikt staatssecretaris Keijzer vriendelijk, maar vervolgens wachten we weer een jaar. Het is klaar! We hebben nu een gemotiveerde commissie, we hebben een beetje stabiliteit. We blijven heel chagrijnig. Mensen op Statia kunnen het niet zelf doen, dat moeten wij voor hen doen.

Staatssecretaris Knops:

Ik had nog niet ontdekt dat mevrouw Kuiken chagrijnig was. Nu wel, nu heb ik het door. Maar dat was niet mijn bedoeling. Volgens mij is juist de gemeenschappelijke inspanning die we moeten leveren er een van volharding en doorzetten en laten zien dat wij dingen kunnen doen die anderen niet voor elkaar krijgen. En dat dat lastig is, ja, dat is zeker waar. Maar we hoeven niet te zeggen wat we allemaal goed hebben gedaan. Mijn ambities liggen ook verder dan wat we gerealiseerd hebben, maar we hebben daadwerkelijk wel iets gerealiseerd. We zijn er nog lang niet, maar ik hoop echt dat we in de nieuwe fase, ook met een gekozen eilandsraad en daarna met leden van het bestuurscollege, die stappen verder kunnen zetten. Het zou een illusie zijn om te denken — volgens mij had u het over SimCity en dat spel ken ik — dat Sint-Eustatius SimCity is. Nee, dat had ik me van tevoren ook al gerealiseerd. Het is buitengewoon ingewikkeld en er was veel achterstallig onderhoud. Maar ik durf echt te zeggen dat we de goede dingen in gang hebben gezet. Sommige dingen kosten nu eenmaal meer tijd dan we verwacht hadden.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Even doorgaand op dat laatste punt. Ik herinner me dat we het wetsvoorstel bespraken. We wisten dat er veel taken niet uitgevoerd zijn en dat er veel achterstallig onderhoud is, zoals de staatssecretaris zegt. Ik herinner me dat we, tijdens een werkbezoek dat de commissie aan het eiland heeft gebracht, tot de ontdekking kwamen dat er nog veel meer achter wegkwam dan van tevoren werd gedacht. De opgave was dus veel groter dan gedacht. Maar toch ben ik wel benieuwd. De tijdlijn die in Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius zat, was er een tot februari 2021. Dat moet dan toch ergens op gebaseerd zijn. Ik vraag me dus af ... Natuurlijk is er veel gebeurd, maar er ligt nog een hele lange lijst voor ons en er moeten nog heel veel zaken worden opgepakt die tot vertraging hebben geleid door de manier waarop het georganiseerd is vanuit Nederland en vanuit de departementen. Kan de staatssecretaris daar eens op reflecteren? Hoe kijkt hij daartegen aan?

Staatssecretaris Knops:

Die datum van februari 2021 is een van de criteria die wij nu op die lijst van twaalf gesteld hebben en die moeten worden ingevuld voordat je naar volgende fases kunt. Ik verwacht dat er vele op dat moment ingevuld kunnen worden. Het probleem waar we nu een beetje voor staan in dit debat — maar dat was ook een beetje mijn aarzeling bij het wetsvoorstel — is dat je op een aantal punten nog niet zo ver bent als je eigenlijk had willen zijn. Eigenlijk hadden we tweeënhalf jaar geleden beoogd dat er een tijdelijke wet kwam en dat we weer teruggingen. Nu hebben we een andere "terug" gecreëerd, stap voor stap terug, maar als we driekwart jaar verder zijn dan nu, kunnen een hele hoop van die criteria, misschien wel de meeste, ingevuld zijn.

En dat is ook de verwijzing die ik naar de heer Van Dam maakte. Het tempo waarin je die lijst kunt afwerken en ook kunt borgen — want je kunt wel afvinken, maar de vacatures, cultuur, ambtelijke organisatie en de financiële en ICT-processen moeten allemaal op orde zijn — kun je voor een deel beïnvloeden. Voor een deel heeft dat zijn tijd nodig. Maar ik denk dat we in februari 2021 op een heel aantal van die vraagstukken kunnen zeggen dat ze gerealiseerd zijn. Alleen was het dilemma: als we gewacht hadden tot het allemaal gerealiseerd was, hadden we pas volgend jaar verkiezingen gehad en daar zaten ook weer nadelen aan. Dat was het dilemma. Ik zeg niet wat goed of fout is. Ik probeer aan te geven dat je dan nog langer geen terugkeer van de democratie, zij het in beperkte zin, had gehad.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

We hebben nu supergoed de opgave in beeld, om het maar zo even uit te drukken. We weten exact wat er moet gebeuren. Begrijp ik nou goed dat de staatssecretaris verwacht dat het in februari 2021 gewoon afgerond zou kunnen zijn?

Staatssecretaris Knops:

Ik begrijp de vraag wel. Het kan straks zomaar als een toezegging worden uitgelegd. Op basis van de planningen die we nu hebben, is mijn inschatting dat men begin 2021 al klaar zou kunnen zijn om naar de volgende fase te kunnen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Knops:

We hebben gezegd dat de criteria leidend zijn. Pas als je daaraan hebt voldaan, kun je door. Op basis van de planning en inschatting die ik nu heb, is dat reëel. Het hangt ook af van of er nog tegenslagen zijn.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Als dat de verwachting is — ik begrijp dat de staatssecretaris nu weer een beetje terugkrabbelt — dan is het wel heel relevant dat we hier toch proberen er wat urgentie aan te geven en er tijdsdruk op te houden, ook om de ontwikkelingen in de goede richting te stimuleren. Als het zo open wordt geformuleerd, weet ik gewoon even niet waar het eindigt. En natuurlijk is het een beetje lastig om vooruit te kijken.

Staatssecretaris Knops:

Dat klinkt een beetje dramatisch.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

We doen hier niet iets heel lichtvaardigs. Het is een bestuurlijke ingreep en het is gewoon ontzettend groot. Het gaat over het afbouwen van de tijdelijke voorzieningen en het herstel van de orde en democratie op Statia. Dat is iets groots en dat kunnen we niet een beetje tussen onze vingers door laten lopen. Die indruk wordt een beetje in het tweede antwoord gewekt. Het zou mooi zijn als die indruk weggenomen kan worden.

Staatssecretaris Knops:

Integendeel. Ik heb aan het begin van dit debat al betoogd dat het moment waarop je overgaat naar de volgende fase, wordt bepaald door de vraag of je hebt voldaan aan de criteria. Het is dus juist niet tijdgebonden. Dat heb ik gezegd. Ik probeer op basis van uw vraag zojuist een eerlijke inschatting te geven van wanneer je door zou kunnen naar een volgende fase, naar de eerstvolgende fase. De kern van het voorstel dat nu voorligt, is dat het niet end date — dus dat we het voor een bepaalde datum allemaal gerealiseerd moeten hebben — is gebaseerd. Misschien was dat de discussie tweeënhalf jaar geleden, maar de kern van dit voorstel is juist dat we stap voor stap teruggaan. De volgende stap kun je alleen maar zetten als je hebt voldaan aan de criteria. Mijn inschatting is dat, als alles gaat zoals ik denk dat het gaat, je begin 2021 al door zou kunnen naar de tweede fase, maar daarvoor zijn we ook afhankelijk van anderen, ook van de nieuwe eilandsraad die eind van dit jaar wordt gekozen. Dat is de fase waarin gedeputeerden benoemd kunnen worden en waarin er meer taken komen voor de eilandsraad. Dat is heel concreet en op redelijk korte termijn: binnen een halfjaar nadat de eilandsraad is aangetreden. Dit als indicatie van wat ik inschat dat zou kunnen gebeuren. De kern van deze wet is juist: eerst de doelen halen en dan verder. Als het een maand langer moet duren omdat de doelen niet gehaald zijn, dan zij dat zo. Ik wil het natuurlijk zo snel mogelijk, maar het moet wel goed.

Mevrouw Diertens (D66):

It takes two to tango. Ik denk dat het inderdaad zo is dat die eilandsraad en het herstel door de wet prioriteit heeft. Maar dan kijk ik naar ons sociaal akkoord. Dat was 70% van 100% levensstandaard, want er kwamen allemaal dingen vanuit Nederland bij en de economie moest aanhaken, en nu komt covid erbij. We hebben net geconstateerd dat de economie op het eiland ontzettend kwetsbaar is en dat die ook niet binnen een halfjaar op orde is, en dat de armoede, de watervoorziening en alles wat daarmee samenhangt, voor de mensen aan de onderkant van de samenleving, echt een heel erg drama is. Dan denk ik: wat gaan wij vanuit Nederland doen om daar nog een zetje aan te geven, zodat ook deze mensen weer wat perspectief krijgen?

Staatssecretaris Knops:

We moeten een onderscheid maken tussen de twaalf criteria die in de brief van september 2019 zijn genoemd en die vooral zien op goed bestuur, goede openbare financiën, de ambtelijke organisatie, verordeningen, procedures et cetera, zoals beschreven in de memorie van toelichting, en de zaken die u noemt rondom extra middelen voor bijvoorbeeld onderstand en inkomen. Die inhoudelijke vraagstukken gelden eigenlijk in een of andere vorm voor alle BES-eilanden. In de praktijk komt dat natuurlijk samen, maar hier spreken wij heel nadrukkelijk over het wetsvoorstel dat gaat over het terugkeren naar een nieuwe situatie als vervolg op de Tijdelijke wet taakverwaarlozing. Daar zitten vooral de punten in die ik net noemde. Dat laat onverlet dat dat andere proces gewoon doorgaat, ook de discussie over de Raad van State, het ibo, wat COVID-19 voor de eilanden betekent en hoe we gaan nadenken over de toekomst. Als ik het even spiegel op Sint-Eustatius, lijkt mij dat ook met de nieuwe eilandsraad, die hopelijk eind dit jaar aantreedt, daar het gesprek over plaatsvindt. Aan die eilandsraad kunnen we vragen hoe zij dat zien. We kunnen vragen: jullie zijn gekozen door de bevolking van Sint-Eustatius, waar gaan we naartoe? Dat is dus geen verhaal van hoe we het de afgelopen twee jaar hebben gedaan, waarbij u mij direct aanspreekt. Dat wordt dadelijk — it takes two to tango — een coproductie, zeker in de fase waarin nog een soort hybride situatie bestaat.

De voorzitter:

Gaat u afronden? Of was u al klaar?

Staatssecretaris Knops:

Dit was volgens mij het antwoord op de laatste vraag in de interruptie.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de Kamerleden om te zien of zij behoefte hebben aan een tweede termijn. Niet allemaal. Dan is nu aan de orde de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef mevrouw Özütok namens GroenLinks het woord.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Dit wetsvoorstel is opnieuw een ingrijpend besluit, maar het is er niet zonder reden. Er ligt een zware verantwoordelijkheid op ons om de democratie en het gekozen bestuur terug te brengen. Ondertussen moet er echt verbetering komen in de voorzieningen. Over het watertekort hebben we het net al gehad. Wat dat betreft denk ik dat er echt alles aan gedaan moet worden. De staatssecretaris heeft een toezegging gedaan. Toch staat mijn naam onder een motie die mevrouw Diertens daarover straks zal indienen. Daarnaast heb ik zelf nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet herstel voorzieningen Sint-Eustatius op 1 september 2024 vervalt;

overwegende dat terugkeer in fasen naar volledige democratische verhoudingen niet alleen inhoudelijke criteria vergt, maar met het oog op verantwoording en toezicht ook gepaard moet gaan met duidelijke mijlpalen in de tijd;

verzoekt de regering de regeringscommissaris aan te sporen om in overleg met de eilandsraad van Sint-Eustatius een route-tijdtabel op te stellen voor terugkeer naar reguliere bestuurlijke verhoudingen, en de Kamer daarover voor 1 februari 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok, Van Dam, Bosman, Diertens, Van der Graaf en Kuiken.

Zij krijgt nr. 8 (35422).

Uit de ondertekening blijkt al dat de indiening van de motie voldoende wordt ondersteund.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok. Ik kijk wie er nog behoefte heeft aan een tweede termijn. De heer Van Raak en mevrouw Kuiken hebben dat niet. Heb ik u overgeslagen, mevrouw Diertens? Nee, u komt nog. U staat al klaar, maar dat komt goed. Eerst de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de uitgebreide beantwoording van alle vragen die gepasseerd zijn. Het ging niet alleen om een gebrek aan water, maar ook om een gebrek aan democratie. We richten ons er allemaal op om die te laten groeien, denk ik. Ik had drie moties. Daar is er nog een van over. Daar zult u blij mee zijn, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het herstel van de lokale democratie op Sint-Eustatius een goed functionerende eilandsraad van essentieel belang is;

overwegende dat een goed functionerende, onafhankelijke griffie daarvoor onmisbaar is;

constaterende dat in het wetsvoorstel (artikel 5) de rol van eilandgriffier in eerste instantie wordt ondergebracht bij de eilandsecretaris, hetgeen staatsrechtelijk wringt;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk over te gaan tot het werven en aanstellen van een kwartiermaker-eilandgriffier die in afwachting van de definitieve benoeming van een eilandgriffier door de eilandsraad vorm geeft aan de nieuw op te richten griffie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam, Bosman en Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35422).

De heer Van Dam (CDA):

Ik heb nog een heel korte toelichting. Ik heb geen twijfel dat de kwartiermaker-eilandgriffier uiteindelijk onder het gezag van de eilandsecretaris en de regeringscommissaris functioneert. Dat is de constructie die wordt voorgesteld in artikel 5 van de wet. Deze motie wil daar ook niet zoveel verandering in brengen. Anders was ik met een amendement gekomen. Deze motie wil vooral een aparte, herkenbare figuur bewerkstelligen naast de eilandsecretaris om die griffie in te richten. Dat is de strekking.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dam. Ik wacht even tot het katheder is schoongemaakt. Dan is nu het woord aan mevrouw Diertens namens D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank ook de staatssecretaris voor zijn duidelijke toelichting. Ik ben begonnen met hoop. Ik blijf hoopvol en optimistisch. Het herstellen van de democratie is superbelangrijk. Dit is een heel waardevol goed. Het is ook belangrijk om jongeren erbij te betrekken. De rol van de Rijksvertegenwoordiging komt terug, omdat het ook bij een democratie hoort dat we dingen goed en ordelijk doen en de verantwoordelijkheden daar leggen waar deze niet met elkaar conflicteren. Ik ben blij met de opzet van de bibliotheek, als dit doorgaat. Tot slot heb ik een motie over het waterprobleem.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat water een eerste levensbehoefte is;

constaterende dat de watervoorziening op Sint-Eustatius beperkt is, terwijl de hygiënevoorschriften, zoals regelmatig handen wassen, ten tijde van de coronacrisis essentieel zijn om verspreiding van het virus tegen te gaan;

van mening dat inwoners van Sint-Eustatius niet een halfjaar kunnen wachten op de beschikbaarheid van voldoende stromend water;

verzoekt de regering met spoed bijstand te verlenen om de watervoorziening voor ieder huishouden op Sint-Eustatius te regelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Kuiken, Van der Graaf, Özütok, Van Dam, Van Raak en Bosman.

Zij krijgt nr. 10 (35422).

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Van der Graaf. Nee? Ik vergeet elke keer de microfoon uit te zetten, dank u wel. Wilt u een schorsing van vijf minuten, staatssecretaris?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de leden voor hun inbreng in de tweede termijn. Deze was wat korter, maar het debat ging denk ik wel over de kern: hoe kun je democratie herstellen en hoe kun je op hetzelfde moment waarborgen dat de inspanningen die in de afgelopen jaren zijn geleverd ook resultaten boeken? De Kamer heeft er in de afgelopen tijd bovenop gezeten, in positieve zin. Ik heb heel goed gehoord dat deze betrokkenheid ook zo blijft. Zo voel ik die ook. Dit is denk ik een heel goede basis om in de volgende fase tot resultaten te blijven komen, want er moet nog veel gebeuren.

Allereerst noem ik de motie van mevrouw Özütok, op stuk nr. 8. Deze is breed ondertekend. De motie verzoekt de regering de regeringscommissaris aan te sporen om in overleg met de eilandsraad van Sint-Eustatius een route-tijdtabel op te stellen voor terugkeer naar reguliere bestuurlijke verhoudingen en de Kamer daarover voor 1 februari 2021 te informeren. Met de kanttekening dat, zoals ik zojuist ook heb gezegd, tijd de resultante is van het bereiken van de doelen, lijkt het mij logisch dat de nieuwe eilandsraad met de regeringscommissaris in gesprek gaat over wat we op welk moment gaan doen. Dit lijkt mij prima. Ik zal dit ook met hen bespreken. Dit is een onderdeel van de normale planning in die nieuwe rol na de verkiezingen. Zodra daar meer over bekend is, kunnen wij dit meenemen in de voortgangsrapportage. Het zou best kunnen dat dit voor 1 februari 2021 is. In het gesprek tussen de regeringscommissaris en de eilandsraad kan men bespreken hoe men daar zelf tegen aankijkt, wat men in de komende tijd gaat doen en hoe dit zich verhoudt tot de lijst van criteria. Zojuist zei ik tegen mevrouw Van der Graaf dat ik verwacht dat een aantal van die criteria rond dit tijdstip kunnen zijn ingevuld. Ik kan het oordeel over deze motie dus aan de Kamer laten.

Dan de motie op stuk nr. 9 van de heer Van Dam, de heer Bosman en mevrouw Van der Graaf over de functie van griffier. Het is maar net hoe je deze motie aanvliegt en tot welke conclusie je komt. Kijk, de wet is de wet. Ik heb de heer Van Dam horen zeggen: ik heb geen amendement ingediend. Het is een motie geworden, maar als het een amendement was geweest, had het meteen rechtstreekse werking en was er iets anders opgenomen in artikel 5. Dat is nu niet het geval. Ik zie deze motie vooral, maar ik toets het even, als een oproep om geen tijd te verliezen en om aan de voorkant zo veel mogelijk gebruik te maken van de kennis die er is over het inrichten van een griffie en om dat niet direct bij de eilandsecretaris te beleggen. Zo lees ik de motie.

Wij zijn op dit moment sowieso al aan het nadenken over hoe we dat gaan doen. Ik heb ook al eerder in het debat aangegeven dat die verantwoordelijkheid in de wet is belegd bij de eilandsecretaris. Maar je kunt de functie en de functionaris die dat gaat doen, natuurlijk iemand anders laten zijn. Volgens mij is dat de portee van de motie. Als dat zo is, dan kan ik deze motie aan het oordeel van de Kamer laten en kunnen we de komende tijd gaan kijken hoe we dit praktisch gaan invullen. Uiteindelijk zal het definitieve besluit over die griffier natuurlijk wel bij die nieuw gekozen eilandsraad moeten komen te liggen.

De voorzitter:

Meneer Van Dam, een korte opmerking.

De heer Van Dam (CDA):

Ik kan leven met deze appreciatie. Dat is kort genoeg, hoop ik.

De voorzitter:

O, dat is prima. Heel goed.

Staatssecretaris Knops:

De wet verandert dus niet en de verantwoordelijkheid blijft bij de eilandsecretaris liggen, maar we gaan kijken of we dat met een andere functionaris kunnen doen.

Dan de motie op stuk nr. 10 van mevrouw Diertens en anderen. Dat is een breed ondertekende motie, waarin de regering wordt gevraagd om met spoed bijstand te verlenen om de watervoorziening voor ieder huishouden op Sint-Eustatius te regelen. Ik ben het eens met alles wat daarover is gezegd, want dit hoort gewoon goed geregeld te worden. We hebben een langetermijntraject en een kortetermijntraject met noodmaatregelen. Ik zal mij verstaan met de collega van IenW, die hier verantwoordelijk voor is. Ik kan het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties en het wetsvoorstel zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de staatssecretaris en ik dank de Kamerleden, de bodes, de griffiers en de mensen op de publieke tribune.

Naar boven