7 Grensoverschrijdende samenwerking

Aan de orde is het VAO Grensoverschrijdende samenwerking (AO d.d. 11/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Grensoverschrijdende samenwerking.

Goeiedag! Ik heet de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom.

Ik geef de heer Van der Molen als eerste spreker namens het CDA het woord.

De heer Van der Molen (CDA):

Dan hebben we vandaag weer alle bewindspersonen van Binnenlandse Zaken gehad, voorzitter!

Voorzitter. Ik heb drie moties voor dit VAO. De eerste gaat over de leidraad grenseffecten, waarover we in het AO gesproken hebben.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in reactie op de motie-Van der Molen c.s. een "leidraad grenseffecten" heeft ontwikkeld als hulpmiddel voor beleidsmakers en wetgevingsjuristen;

constaterende dat de leidraad geen onderdeel is van de "verplichte kwaliteitseisen" in het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving, terwijl de Kamer daartoe wel heeft opgeroepen;

overwegende dat zeven van de twaalf Nederlandse provincies grenzen aan een buurland en op grond daarvan het integraal afwegen van de impact van wetgeving op grensregio's noodzaak is;

verzoekt de regering de leidraad grenseffecten op te nemen als verplichte kwaliteitseis in het Integraal Afwegingskader en de leidraad indien nodig daarop aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen, Van der Graaf en Sneller. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (32851).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure voor de opschaling van hulpverleningsdiensten onvoldoende is toegesneden op grensoverschrijdende incidenten;

overwegende dat grensoverschrijdende criminaliteit, rampen, crises en incidenten met betrekking tot de openbare orde nopen tot een grensoverschrijdende aanpak;

verzoekt de regering een verkenning op te starten om nut en noodzaak van grensoverschrijdende elementen op de hogere GRIP-niveaus vast te stellen, de Kamer over de uitkomsten daarvan te informeren voor 1 juni 2021, en indien mogelijk gelijktijdig met specifieke voorstellen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Sneller. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (32851).

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Door de coronacrisis zijn we maar weer met de neus op de feiten gedrukt als het gaat om de positie van ondernemers in de grensregio's, met name ondernemers die net over de grens wonen en die hun bedrijf in Nederland hebben. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat coronaregelingen voor ondernemers in Nederland, België en Duitsland niet zijn geharmoniseerd, waardoor er grensondernemers zijn die noch voor een uitkering in Nederland, noch voor een uitkering in het woonland in aanmerking komen en tussen wal en schip vallen;

verzoekt de regering in overleg te treden met België en Duitsland om de situatie voor grensondernemers te verbeteren, en de Kamer voor 1 juli 2020 over de uitkomsten daarvan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Palland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (32851).

De voorzitter:

Dank u wel. Het is wel de bedoeling dat u de drie moties meeneemt en afgeeft. Dat is een nieuw regime. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb de motie die zojuist door de heer Van der Molen is ingediend meeondertekend om het kabinet nog meer aan te sporen om bij het opstellen van beleid altijd de grenseffecten of de gevolgen voor grensregio's mee te wegen. Dat moeten we gewoon steviger verankeren. Ik hoop dan ook dat dit tot een positief oordeel kan leiden. Ik heb daarnaast vaker in dit kader aandacht gevraagd voor de afstemming met buurlanden als het gaat om erkenning van diploma's, maar ook van beroepskwalificaties. Daarom heb ik een motie voorbereid, een vervolg op een eerdere motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er al geruime tijd in proefverband wordt samengewerkt tussen ambulanceverpleegkundigen en Notfallsanitäter in respectievelijk Nederland en Duitsland om spoedzorg in de grensregio te leveren en dat hiermee levens worden gered;

overwegende dat het wenselijk is dat deze tijdelijke samenwerking structureel wordt voortgezet, maar dat er knelpunten zijn in de wederzijdse erkenning van diploma's en beroepskwalificaties;

overwegende dat de Kamer met de motie-Van der Graaf c.s. het kabinet in mei 2018 reeds verzocht op korte termijn met concrete oplossingen te komen voor de knelpunten in de erkenning van diploma's en beroepskwalificaties;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk in overleg te treden met relevante Nederlandse en Duitse partners en hierbij afspraken te maken over wederzijdse erkenning van diploma's, en de Kamer voor 1 oktober te informeren over de uitkomsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Özütok en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (32851).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dan heb ik nog één vraag. Ik heb Kamervragen gesteld over de ondernemers in de grensregio. Ik zou eigenlijk graag een uitspraak willen van het kabinet of we omstandigheden kunnen formuleren waarin het woon- of vestigingsvereiste met het oog op die ondernemersgroep in de grensregio kan worden losgelaten, want wij denken dat we daarmee een groot knelpunt kunnen oplossen. Graag een reactie daarop van het kabinet.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Middendorp namens de VVD.

De heer Middendorp (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het lijkt alweer lang geleden dat we spraken over grensoverschrijdend samenwerken. Het is ook lang geleden. Wie had toen, gelet op wat we in het AO bespraken, een vermoeden van wat er vijf dagen later zou gebeuren? Het ging toen over het kijken naar de grenzen, just in case, binnen het Schengengebied. De staatssecretaris — toen was hij dacht ik minister — zal het zich nog herinneren. Er is een hoop gebeurd. Het was in ieder geval een goed debat. Ik dank de staatssecretaris ook voor de toezegging om het rapport van de commissie-Huizing te actualiseren of te kijken naar de actiepunten die daarin staan in het kader van het viersporenbeleid dat hij gedefinieerd heeft. Ik denk wel dat het belangrijk is voor de Kamer om bij te houden wat er met het rapport van de commissie-Huizing gebeurt.

Voorzitter. Meer dan ooit hebben we de afgelopen tijd gezien hoe moeilijk het is als er grenzen zijn. Zeker in de coronacrisis moet je eigenlijk een heleboel digitaal doen. Dat geldt dus ook voor waar we in het debat over gesproken hebben: DigiD. En dat geldt ook voor ondernemers met betrekking tot eHerkenning.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het inlogmiddel eHerkenning wel in Nederland kan worden gebruikt, maar nog niet over de grens;

overwegende dat het vanaf de eerste helft van 2021 mogelijk wordt om met DigiD in andere landen in te loggen;

van mening dat dit ook mogelijk moet zijn met eHerkenning;

verzoekt de regering zo snel als mogelijk te regelen dat eHerkenning ook in andere landen kan worden gebruikt of ondernemers die in België of Duitsland inloggen bij de digitale overheid een alternatief te bieden, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Middendorp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (32851).

Dank u wel, meneer Middendorp.

De heer Middendorp (VVD):

Dank u.

De voorzitter:

Dan kijk ik of de staatssecretaris behoefte heeft aan een korte schorsing. Vijf minuten? Ja. Dan schors ik de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 14.55 uur tot 14.59 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor de moties. Allereerst de motie van de leden Van der Molen, Van der Graaf en Sneller op stuk nr. 62 over het opnemen van de leidraad grenseffecten als verplichte kwaliteitseis in het integraal afwegingskader. Wij hebben daar eerder al een debat over gehad. Ik heb toen gezegd: laten we nu eerst eens kijken hoe het systeem dat we nu bedacht hebben, werkt. Op het moment dat we weer een extra kwaliteitseis gaan toevoegen, leidt dat wel tot administratieve lasten, maar nog niet tot het beoogde effect. Ik wil eind 2021 de leidraad zoals die nu van toepassing is, evalueren. Daarom moet ik deze motie ontraden.

Dan de motie-Van der Molen/Sneller op stuk nr. 63, waarin de regering wordt gevraagd om de Kamer te informeren over de uitkomsten van een vast te stellen verkenning over nut en noodzaak van de grensoverschrijdende elementen op de hogere GRIP-niveaus. Ik denk dat de afgelopen maanden duidelijk is geworden wat er allemaal kan gebeuren aan de grens en hoe je dan met elkaar moet samenwerken. Ik heb hierover contact gehad met de collega van Justitie en Veiligheid, die hier natuurlijk primair voor verantwoordelijk is en daar de afgelopen maanden druk mee bezig is geweest. De Kamer zal, zoals gevraagd, die verkenning voor het eind van het jaar krijgen. Ik kan het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer laten.

Dan de motie-Van der Molen/Palland op stuk nr. 64, waarin de regering wordt verzocht om in overleg te treden met België en Duitsland om de situatie voor grensondernemers te verbeteren en de Kamer hierover voor 1 juli te informeren. De staatssecretaris van SZW heeft natuurlijk al eerder aangegeven dat er een regeling is die best wel rafelrandjes heeft. Dat erken ik ook. Het is niet zo dat je wat er in de buurlanden gebeurt een-op-een kunt kopiëren naar Nederland en dat je dat helemaal kunt gladstrijken. Daarover heeft de staatssecretaris van SZW op 24 april een brief gestuurd, met alle voorwaarden die daarbij horen. Het is zo dat andere EU-lidstaten ook het territorialiteitsbeginsel hanteren voor de reguliere bijstand voor levensonderhoud. Dat betekent dat iedere EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de bijstand voor levensonderhoud van de eigen inwoners. In die zin is het systeem sluitend. Niemand valt dus tussen wal en schip. Wel zullen er ook in een sluitend systeem altijd ondernemers zijn die niet aan de criteria voldoen. Ik snap dus heel goed de achterliggende gedachte, maar in overleg met de collega van SZW moet ik deze motie ontraden.

De vraag van mevrouw Van der Graaf kan ik op dit moment even niet beantwoorden. Ik begrijp dat zij vragen heeft gesteld, naar ik aanneem ook aan de collega van SZW. Zij vraagt nu aan het kabinet om het vestigingsvereiste los te laten. Het lijkt mij goed dat wij daarover even in het kabinet spreken en dat mevrouw Van der Graaf dan antwoord krijgt op de vragen die zij heeft gesteld.

De voorzitter:

Een korte vraag, mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik had een niet-bevredigend antwoord gekregen van het kabinet, dus daarom leg ik de vraag hier maar voor. Ik vraag het niet voor niets. De staatssecretaris zegt dat weinig bedrijven tussen wal en schip vallen; misschien een enkeling. Maar bij de ChristenUnie komen in ieder geval wel veel meldingen van bedrijven binnen over knelpunten. Het gaat dan om mensen die aan de ene kant van de grens wonen en aan de andere kant een bedrijf hebben. Dat kan beide kanten opgaan. Als je die woon- en vestigingseisen loslaat bij de regelingen, kom je in ieder geval die mensen tegemoet. Het raakt ook een beetje aan de motie die we eerder hebben opgesteld. Als wij hier regelingen treffen, moeten we goed kijken wat de consequenties zijn voor mensen in de grensregio. Ik vind het prima als het kabinet er nog eens nader op wil ingaan. Mij gaat het erom dat bedrijven niet acuut in gevaar komen.

Staatssecretaris Knops:

Ik begrijp de zorg van mevrouw Van der Graaf. Wat hier gebeurd is, is dat onder heel grote druk regelingen tot stand zijn gekomen, ook voor ondernemers in Nederland. We weten allemaal wat de aanleiding was. Rondom corona is er echt een totaal andere casuïstiek, waar ook financiële consequenties aan zitten, dan bij de reguliere grensoverschrijdende samenwerking. Dit heeft wel duidelijk gemaakt dat die systemen niet vanzelfsprekend op elkaar aansluiten en dat er gekeken moet worden wat wel en wat niet mogelijk is. Daar heeft de staatssecretaris van SZW ook naar gekeken. Volgens mij heeft ze daar in haar brief ook een afdoende antwoord op gegeven. Ik kan daar op dit moment niet meer van maken dan verwijzen naar de antwoorden die mevrouw Van der Graaf nog tegoed heeft. Ik wil dit punt graag meenemen, maar ik kan niet in dit debat even wat amenderen over een onderwerp van mijn collega van SZW, dat gaat over een regeling met grote financiële consequenties. Dat gaat niet.

De voorzitter:

Een korte opmerking, mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Die antwoorden zijn er al gekomen en ik heb net aangegeven dat die voor ons niet bevredigend waren. Ik zou wel een handreiking of een suggestie willen doen. De heer Van der Molen heeft er zojuist een motie over ingediend, maar die is ontraden. Kan de staatssecretaris desondanks overleggen met zijn collega van SZW of er een brief naar de Kamer gestuurd kan worden met daarin de punten waarop er eventueel toch tegemoetgekomen kan worden aan de knelpunten die mensen in de grensregio ervaren? Is dat een handreiking waarmee de staatssecretaris wat kan?

Staatssecretaris Knops:

Er is een brief van de staatssecretaris gestuurd op 24 april. Er zijn nog Kamervragen gesteld door onder anderen het lid Palland. Het antwoord daarop is 25 mei naar de Kamer gestuurd. Ik wil er best naar kijken, maar u moet echt bij een ander loket zijn als het gaat om de regelingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik sta hier als verantwoordelijk coördinerend bewindspersoon voor grensoverschrijdende samenwerking. Dat zijn met name de institutionele kanten van de grensoverschrijdende samenwerking. Dit is een heel specifieke regeling, gemaakt voor ondernemers. En nogmaals, ik doe helemaal geen afbreuk aan uw opmerking dat daar rafelrandjes aan zitten en dat mensen soms buiten de regeling vallen, maar ik moet hier echt verwijzen naar de collega van SZW.

De voorzitter:

Goed, dat wordt een herhaling van een eerder antwoord.

Staatssecretaris Knops:

Als u daar verdere vragen over heeft, dan stel ik voor dat u die daar stelt.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 65 van mevrouw Van der Graaf, samen met mevrouw Özütok en de heer Van der Molen, waarin de regering verzocht wordt om zo spoedig mogelijk in overleg te treden met de relevante Nederlandse en Duitse partners, en afspraken te maken over de wederzijdse erkenning van diploma's. Een belangrijk punt waar al vaak over is gesproken, niet alleen bilateraal maar ook in Benelux-verband. Ik moet zeggen dat het ministerie van OCW, dat dit trekt, weinig beweging heeft gezien bij de buren op dit punt. Bij OCW is men van mening dat het kansrijker is om de grensoverschrijdende arbeidsmarkt te bevorderen door gezamenlijke opleiding en dubbele erkenning te regelen.

Wat betreft de specifieke casus van spoedzorg wil ik daaraan toevoegen dat er vooral in de grensregio heel goed wordt samengewerkt, concreet. Dat is ook weer gebleken in de afgelopen maanden, onder andere in de Achterhoek en in Limburg. Er wordt ook gewerkt aan het bestendigen van de resultaten uit die proef. Er was een overleg gepland tussen VWS, JenV, Nordrhein-Westfalen en de Duitse en Nederlandse stakeholders, maar door de coronacrisis is dat overleg niet doorgegaan. Vandaar ook dat de eerdere toezegging geen gestand kon worden gedaan. Maar ik kan leven met deze motie, zeker gezien de datum die er nu aan gekoppeld is, en kan het oordeel erover aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Oké. Mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Mag ik daar nog één punt aan toevoegen? De staatssecretaris heeft in het debat toegezegd dat de minister voor Medische Zorg nog voor de zomer op de specifieke casus van de ambulanceverpleegkundigen terug zou komen. Zou hij de minister voor Medische Zorg daar nog eens aan kunnen herinneren?

Staatssecretaris Knops:

Ik wil dat best doen, maar dit is nu de tweede keer dat ik gevraagd word om een collega ergens aan te herinneren. Dat vind ik prima. Die zijn nu ook met andere dingen bezig, dat weet u. Er is veel aan de hand op dit moment in de medische zorg. Als er een toezegging is gedaan in een debat — dat weet ik zo even niet uit mijn hoofd — wil ik die nakomen, maar anders zou ik aanbevelen om dat door middel van vragen zelf te doen. Maar deze zal ik meenemen, zeg ik in de richting van mevrouw Van der Graaf.

Dan de motie op stuk nr. 66 van de heer Middendorp. Inderdaad ook uitvoerig besproken in het debat. Dat systeem eHerkenning is inmiddels ook genotificeerd onder de eIDAS-verordening. Er wordt nu gewerkt aan technische infrastructuur, zodat het ook daadwerkelijk in andere Europese landen gebruikt kan worden door ondernemers. Die infrastructuur is waarschijnlijk in december 2020 in de lucht. Ik kan daarom het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven