Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | nr. 47, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | nr. 47, item 6 |
Aan de orde is het VAO Bouwopgave (AO d.d. 11/12).
De voorzitter:
Aan de orde is het verslag algemeen overleg Bouwopgave. Hartelijk welkom aan de minister voor Milieu en Wonen, aan de leden, aan het publiek in de zaal en aan degenen die op afstand kijken. Als eerste van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Ronnes. Hij spreekt namens het CDA.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Er wordt in deze tijden veel gesproken over de bouwopgave en alles wat met wonen te maken heeft. Niet voor niets, want de woningmarkt staat eigenlijk in brand. We hebben een heel goed debat gehad in het algemeen overleg. We hebben als CDA er ook een aantal ideeën in naar voren gebracht. Een van die ideeën, over Valkenburg, wordt verwoord in een motie die collega Koerhuis dadelijk zal indienen. Ik heb zelf een motie over het gebied Rijnenburg.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij een grenscorrectie in 2001 het gebied Rijnenburg en Reijerscop door herindeling aan de stad Utrecht is toegevoegd ten behoeve van woningbouw;
overwegende dat er een groot tekort is aan woningen in de stad Utrecht en de omliggende regio en dat uit een eerste verkenning van de provincie Utrecht en de U10-gemeenten blijkt dat er minimaal 22.000 woningen in Rijnenburg en Reijerscop gebouwd kunnen worden;
overwegende dat invulling geven aan woningbouw in het gebied Rijnenburg een extra bijdrage kan leveren aan het wegnemen van de druk op de woningmarkt in de driehoek Den Haag, Amsterdam en Utrecht, en dus niet alleen moet worden bezien vanuit de woningbouwopgave voor Utrecht;
overwegende dat overleg tussen het Rijk en het stadsbestuur van Utrecht er (nog) niet toe heeft geleid dat voorkeur wordt gegeven aan snelle woningbouw;
spreekt uit dat aanmerkelijke nationale belangen met het oog op een goede ruimtelijke ordening het noodzakelijk maken dat de voorkeur wordt uitgesproken voor substantiële woningbouw;
verzoekt de regering op korte termijn met de stad Utrecht in overleg te treden om de drempels weg te nemen voor woningbouw op locatie Rijnenburg om totstandkoming van het nieuwe stadsdeel te bespoedigen;
verzoekt de regering tevens indien nodig de stad Utrecht een proactieve aanwijzing te geven als bedoeld in artikel 4.4 van de Wet ruimtelijke ordening om te komen tot de spoedige realisatie van duurzame woningbouw op locatie Rijnenburg,
en gaat over tot de orde van de dag.
Er is een interruptie van de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik vind het toch wel weer heel opmerkelijk. Het CDA, de partij die altijd zegt te staan voor gemeenten en lokale autonomie, krijgt nu in Utrecht niet zijn zin, omdat de gemeente Utrecht kiest voor binnenstedelijk bouwen en niet voor een totaal kansloze polder waar je de komende tien jaar volgens mij nog geen huis gebouwd krijgt, ook al zou je nu beginnen met de voorbereiding. En dan moet de rijksoverheid dit maar gaan overrulen? Ik wil van de heer Ronnes weten hoe hij dit rijmt met de principes van zijn partij.
De heer Ronnes (CDA):
In principe blijven die principes overeind. Wij vinden dat gemeentes als eerste aan zet zijn om die rol te vervullen. Wij worden als Kamer ook geïnformeerd over de voortgang ervan. Wij hebben het ABF-rapport gekregen. De versie van oktober 2019 is eigenlijk helder. Die zegt het volgende: "Niet alle regio's met gespannen woningmarkten beschikken echter over voldoende plancapaciteit om ook het woningtekort in belangrijke mate terug te dringen. Dat is gezien ook de omvang van het huidige woningtekort met name het geval in de functionele woningmarktgebieden Utrecht …" — en dan volgt er nog een rijtje. Gezien het belang van de driehoek Utrecht, Den Haag, Amsterdam denken wij dat wij heel strategisch met die gebieden om moeten gaan. Dat is ook de mening van onze partij over de ruimtelijke invulling van Nederland. We moeten zuinig zijn met onze gebieden, maar daar waar enigszins reëel woningbouw mogelijk is in de huidige context van aantallen, tekorten en opgaves die er liggen voor de toekomst, zullen we onze verantwoordelijkheid moeten nemen om te zorgen dat er in de verdere toekomst voldoende woningen gebouwd worden. Overigens, wat Rijnenburg betreft, wij zeggen ook niet dat die woningen er volgend jaar staan. Het gaat er met name om dat het proces in gang wordt gezet om woningbouw mogelijk te maken.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik zie dit echt als één grote afleidingsmanoeuvre. Het kabinet doet amper iets om de wooncrisis tegen te gaan, en vervolgens ligt het aan twee gebieden in het land. Ik weet niet of u het weleens gezien hebt, maar in Amsterdam en Utrecht — vandaag stond het in de krant — zijn de meeste woningen gebouwd, ondanks die linkse stadsbesturen waar u altijd op aan het vitten bent. Stel dat Rijnenburg doorgaat, wat volgens mij de allerslechtst denkbare locatie is, op welke termijn denkt de heer Ronnes dan dat daar de eerste woningen staan?
De heer Ronnes (CDA):
In ieder geval sneller dan Utrecht voorstelt. Zij hebben het idee om dat pas na 2040 te doen. Dus wat ons betreft halen we het naar voren. U maakt nog een opmerking over het aantal gebouwde woningen, bijvoorbeeld in Amsterdam. Dat heeft allemaal te maken met de voorbereidingen die jaren geleden zijn getroffen, waarbij de vergunningafgifte in 2018 zodanig was dat die woningen gebouwd kunnen worden. We zien in 2019 een echte teruggang van het aantal afgegeven nieuwbouwvergunningen, waarvan ik schat dat die ongeveer uitkomt op 20%. En dus moet er gewoon actie ondernomen worden, ook als we naar de prognoses kijken die wij van de minister krijgen als het gaat om de woningmarkt.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Het woord is aan de heer Koerhuis namens de VVD.
De heer Koerhuis (VVD):
De woningnood is hoog in Nederland. Valkenburg bij Katwijk is een grote woningbouwlocatie waar meer dan 5.000 woningen kunnen worden gebouwd en waarover al vijftien jaar wordt gepraat. Veel woorden, weinig actie. Het is een keer genoeg. Ik wil dat de minister ingrijpt en hiervoor dient de VVD samen met D66 en het CDA nu een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de woningnood in Nederland hoog is;
constaterende dat voormalig vliegkamp Valkenburg een grote woningbouwlocatie kan zijn;
constaterende dat de gesprekken tussen Katwijk, Wassenaar en het Rijksvastgoedbedrijf over Valkenburg al circa vijftien jaar duren;
constaterende dat Katwijk maximaal 5.000 woningen wil realiseren;
overwegende dat er op korte termijn geen bestemmingsplan lijkt te worden vastgesteld;
verzoekt de regering om in te grijpen in de woningcrisis door een opdracht te geven aan de provincie Zuid-Holland om met een inpassingsplan voor Valkenburg te komen in combinatie met een coördinatieregeling waarbij:
-het financiële gat zo veel mogelijk wordt gedicht door meer dan 5.000 woningen te realiseren;
-zo veel mogelijk wordt vastgehouden aan de resterende bestuurlijke afspraken tussen Katwijk, Wassenaar en het Rijksvastgoedbedrijf;
-de Kamer wordt geïnformeerd over het inpassingsplan voor het vaststellen hiervan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel voor uw bijdrage. Het woord is nu aan de heer Smeulders namens GroenLinks.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het is wooncrisis op dit moment in Nederland. We moeten echt alles doen wat we kunnen als overheid om te zorgen dat er voldoende betaalbare woningen blijven voor iedereen. Dan is het ook belangrijk dat er gebouwd wordt. Er moet veel meer gebouwd worden. Daar zal ik zo meteen nog iets meer over zeggen. Maar waar ik wel een beetje moeite mee heb, is dat een aantal partijen in deze Kamer alleen maar roepen "bouwen, bouwen, bouwen" en net doen alsof je met meer woningen bouwen alle problemen op de woningmarkt oplost, maar dat is gewoon niet het geval. Het is minstens zo belangrijk om de vrijesectorprijzen te reguleren zodat het betaalbaar blijft. Het is minstens zo belangrijk om te zorgen dat die verhuurderheffing, gewoon een belasting op sociale huurwoningen, van tafel gaat zodat corporaties weer betaalbare woningen kunnen gaan bouwen. En ja, daarnaast moet je ook zorgen dat er gebouwd kan worden. Ik heb twee vragen daarover aan de minister. Heeft de minister instrumenten of is zij bereid om ervoor te zorgen dat die extra woningen die hopelijk gebouwd gaan worden, ook beschikbaar zijn voor studenten en starters? Want we zien op dit moment dat het vaak jonge mensen zonder eigen vermogen en vaak met een hoge studieschuld gewoon niet lukt om er op dit moment tussen te komen. Dus is de minister bereid om juist voor deze doelgroepen ook afspraken te maken zodat ook zij, zoals in het verleden, gewoon een woning kunnen kopen?
Het tweede punt dat ik graag aan de minister wil voorleggen, betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking. Je merkt dat er een aantal andere partijen in de Kamer roepen van: die gemeentes en provincies, allemaal veel te moeilijk, die willen niet bouwen in het groen. Volgens mij is het heel erg belangrijk dat we hechten aan lokale democratie en autonomie. Deelt de minister dat standpunt van GroenLinks? Gaat zij de Ladder voor duurzame verstedelijking ook echt hard hanteren, dus eerst inbreiden voordat we de polder ingaan? Ik ben heel benieuwd.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan is nu het woord aan de heer Nijboer namens de Partij van de Arbeid.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. "Te veel woorden, te weinig actie", zei de VVD zojuist. De woordvoerder wees op een project van 5.000 woningen. Ik zou dat eigenlijk op het hele kabinetsbeleid ten aanzien van volkshuisvesting willen plakken: heel veel woorden, heel veel praatjes, heel veel onderzoeken, heel veel overleggen en veel te weinig actie. De mensen zitten zonder woningen. Huren worden onbetaalbaar. Dan kun je met een afleidingsmanoeuvre één gemeente aanwijzen en die de schuld ervan geven, maar het is de schuld van dit kabinet, dat gewoon veel te weinig doet aan de woningnood die in Nederland heerst. Ik wijs de minister voor Milieu en Wonen op de Grondwet. Dat hoort een zorg van de rijksoverheid te zijn. Daarin verzuimt dit kabinet. Ik heb een motie om in ieder geval weer een stap in de goede richting te zetten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er woningnood is;
overwegende dat speculanten vanwege winstoogmerk soms gronden braak laten liggen;
verzoekt het kabinet wettelijke maatregelen te onderzoeken om private partijen die doelbewust niet bouwen daartoe toch te kunnen dwingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We zullen hier nog veel staan om de problemen aan de orde te stellen die de mensen in Nederland op dit moment hebben door de woningnood, en om te proberen het kabinet toch nog enigszins in beweging te krijgen in dit laatste, al bijna demissionaire jaar.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw betoog. Tot slot is vanuit de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vanochtend hadden we een informatief rondetafelgesprek over betaalbaarheid. Toen kwam ongeveer de hele woningmarkt, of volkshuisvesting of hoe je het maar wilt noemen, langs. Vandaag focus ik toch even op de bouwopgave. Gelukkig hebben we vanmorgen mooie cijfers gezien over de bouwproductie in Nederland. Die is sinds 2009 nooit zo hoog geweest. Het is natuurlijk nog lang niet genoeg, maar we gaan de goede kant op. Dat neemt niet weg dat we op een aantal plekken zien dat het wat sneller zou kunnen. Daarover gaat de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland een grote woningbouwopgave kent;
constaterende dat in Utrecht op de locatie Rijnenburg de mogelijkheid bestaat om onder meer een aanzienlijk aantal woningen te realiseren, maar dat deze pas voor 2040 is voorzien;
overwegende dat verantwoordelijkheid voor de woningbouw gedecentraliseerd is, onder coördinatie van het Rijk;
constaterende dat het lokale democratische proces om te komen tot een optimum tussen verschillende belangen nog loopt;
verzoekt de regering op korte termijn met Utrecht in gesprek te treden om de drempels weg te nemen voor woningbouw op de locatie Rijnenburg om het eerder realiseren van het nieuwe stadsdeel te bespoedigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Voor degenen die denken dat ik een telepathische connectie heb met de heer Ronnes: we hebben van tevoren een discussie gehad over Rijnenburg en daarom kunnen de teksten misschien iets overeenkomen.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dit is ook weer heel bijzonder: twee moties vanuit de coalitie en u bent het duidelijk niet met elkaar eens. Toch schrik ik ook van deze motie van D66, want volgens mij is D66 tot op heden ook de partij geweest die zegt: nee, we moeten in Utrecht ook gaan voldoen aan onze inspanningen op het gebied van duurzame energie. Daar is Rijnenburg buitengewoon geschikt voor. Zegt D66 nu: Utrecht, laat duurzame energie maar zitten, dat gaat niet meer gebeuren? Dat zou ik heel raar vinden. Maar dat is volgens mij de consequentie van uw motie.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Volgens mij is dat niet de consequentie van de motie. De motie zegt dat als je in de toekomst woningbouw wilt realiseren, er echt nog een aantal obstakels zijn rondom mobiliteit en dergelijke. Die zijn bij de heer Smeulders ook wel bekend, denk ik. Ik zou graag willen dat de minister gaat bespreken of die drempels voor een deel weggenomen kunnen worden, en of we de energieopgave die er is niet kunnen combineren met de woningbouwopgave. Volgens mij heeft onze lokale fractie ook al vaker gevraagd: we zien een gebrek aan woningen en we zien ook een enorme opgave als het gaat om de energietransitie, dus in hoeverre kunnen we dat nou niet combineren en optimaliseren? Zoals in de motie staat, loopt het gesprek daarover lokaal nog. Ik zou dat alleen maar willen helpen door te kijken welke drempels die nu nog in de weg zitten, weggenomen kunnen worden.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik heb een oprechte vraag aan mevrouw Van Eijs: binnen welke termijn denkt zij dan dat er woningen gebouwd gaan worden in Rijnenburg? Want volgens mij kun je duurzame energie heel snel regelen en duurt het ongelofelijk lang om woningen te bouwen, omdat het echt de slechtst denkbare locatie van heel de omgeving is. Dus op welke termijn denkt u dat daar met behulp van uw motie woningen verrijzen?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Nu spreekt men pas over "vanaf 2040". Dat is wel erg ver weg, vind ik eerlijk gezegd. Dan hebben we het echt over twintig jaar. Laat ik het zo zeggen: als er windmolens voor vijftien jaar komen te staan, dan is het nog steeds zo dat als je er meteen woningen naast of onder of bij zou bouwen, je nog steeds sneller bent dan wat er nu in de planning staat. Wij zeggen dus: als het sneller kan — dat kan volgens mij voor een deel — kijk dan welke drempels je weg kunt halen om dat mogelijk te maken.
De heer Ronnes (CDA):
Ik ben erg blij met de richting die D66 hier eigenlijk op tafel legt. Het is eigenlijk een hele goede beweging om toch ook gewoon de bouwcapaciteit die er is, te benutten. Ik heb wel een vraag. Stel nou dat uit die gesprekken blijkt dat Rijnenburg eigenlijk de meest reële optie is om substantieel iets te doen aan de druk op de woningmarkt, maar er komt wrevel op de lijn doordat gemeenten, provincies en Rijk het niet eens worden over die ontwikkeling. Hoever wil D66 gaan, als echt blijkt dat het noodzakelijk is om Rijnenburg toch voor woningbouw te gebruiken?
Mevrouw Van Eijs (D66):
We hebben ook gezien dat er op dit moment nog heel veel andere plancapaciteit is in Utrecht. Daar kan het veel sneller worden gerealiseerd, want er zijn wel degelijk uitdagingen in Rijnenburg als het gaat om het waterniveau en om mobiliteit. Ik denk dus bij mezelf: we kunnen wel heel erg gaan bedenken van "wat als we er straks niet uitkomen?", maar ook op dit moment liggen er nog hele reële drempels. Als we daarover heen zijn gegaan, moet je kijken hoe snel je kan gaan, maar al die andere locaties moeten we vooral niet uit het oog verliezen. Die moeten ook gewoon gerealiseerd worden.
De heer Ronnes (CDA):
Misschien dan nog een vervolgvraag. De premier heeft op de persconferentie die hij wekelijks geeft op vrijdag, gezegd dat het kabinet bereid is om door te pakken, als blijkt dat dat nodig is. Dat is ook een beetje de essentie van het laatste dictum in mijn motie. Deelt D66 de mening dat als het echt nodig is, het kabinet dan ook moet durven doorpakken?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik denk dat dat pas echt nodig is als de gemeente of de provincie de urgentie niet voelt, of als men zegt: er zijn geen belemmeringen meer, maar we willen gewoon niet of we doen nu even wat anders. Dan hebben we een heel ander gesprek, denk ik. Maar op dit moment zijn er gewoon hele reële zaken om te zeggen: we kunnen morgen niet de schop in de grond zetten.
De heer Nijboer (PvdA):
Je hebt er als oppositielid in deze dagen bijna een halve dagtaak aan om de verschillen tussen de coalitie steeds weer te zien. Maar ik vraag mevrouw Van Eijs nu: wat is nou precies het verschil tussen de motie van het CDA en die van D66? Want als je het aan de PvdA vraagt, dan heb ik ook liever een woning dan een windmolen. Is dat nou de boodschap van D66? Is dat anders dan wat het CDA voorlegde?
Mevrouw Van Eijs (D66):
In de motie probeer ik het volgende uit te leggen. Lokaal gaat de discussie nog over de vraag: wat kunnen we binnen bepaalde termijnen doen? We moeten ook gewoon nog andere plekken in Utrecht ontwikkelen, dus Rijnenburg is misschien niet de eerste plek waar je al je plancapaciteit in wil steken. Het verschil is dat er in mijn motie staat dat er lokaal nog een democratisch proces loopt. En ik denk op dit moment nog niet meteen aan bijvoorbeeld een aanwijzing, maar ik zie meer in het oplossen van drempels. Want volgens mij is de discussie lokaal helemaal niet óf daar ooit woningen moeten komen, maar is de discussie meer: wanneer kunnen die woningen er dan komen, welke termijn is dan handig en is het niet handig, als we nu toch nog geen woningen kunnen bouwen, om daar dan in de tussentijd bijvoorbeeld zonnepanelen of windmolens te plaatsen?
De heer Nijboer (PvdA):
Oké, want ik moet straks mijn fractie adviseren, en die moties zijn lappen teksten. Ik moet mijn fractie adviseren, maar eigenlijk zeggen CDA en VVD: grijp in, minister. En D66 zegt ...
Mevrouw Van Eijs (D66):
U kunt gewoon "voor" zeggen. Zeg maar: wij zijn voor de motie van D66.
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, ik begrijp dat dat uw wens is. Dat heb ik ook heel vaak, en af en toe word je hier teleurgesteld.
D66 zegt: die richting willen wij ook op, maar het gaat minder ver dan wat zij doen. Is dat het?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ja, en meer de focus op de reële obstakels die er zijn in plaats van te doen alsof provincie en gemeente alleen maar onwelwillend zijn. Ik denk namelijk dat dat niet altijd het geval is, maar dat er gewoon echt reële beperkingen zijn.
De voorzitter:
Prima. U was ook aan het einde van uw betoog?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijf minuten, en daarna krijgen we het oordeel over de vier ingediende moties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het verslag van het algemeen overleg Bouwopgave. Het woord is aan de minister voor Milieu en Wonen.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Ik neem even twee moties samen, de motie op stuk nr. 591 en die op stuk nr. 594. Die gaan over de aanwijzing van Rijnenburg. De rode draad in beide moties is eigenlijk: geef nou een aanwijzing voor Rijnenburg. Ik snap heel goed wat de achtergrond van de leden is om te vragen om actie in Utrecht. We willen namelijk dat er voldoende woningbouwplannen zijn, niet alleen de komende paar jaar, maar ook op de wat langere termijn. Rijnenburg is ooit als woningbouwlocatie toegevoegd. Ik begrijp dus heel goed waarom de leden zeggen: daar is een grote potentie; daar moet goed naar gekeken worden. Aan de andere kant vind ik dat je als Rijk principieel het gesprek moet voeren met vooral provincies en gemeenten over het realiseren van voldoende volume, namelijk 130% plancapaciteit, op een redelijke termijn, dus niet alleen na 2040, maar ook op de termijn waarop de woningen nodig zijn. En de nood is hoog op dit moment.
Ik zou beide leden willen vragen om hun moties aan te houden, want zoals ze nu geformuleerd zijn, gaan ze voor mij een stap te ver ten opzichte van waar we staan in het bestuurlijke proces. Ik ben graag bereid om met Utrecht in gesprek te gaan — dat zeg ik toe — over de vraag of zij voldoende woningbouwcapaciteit in de plannen hebben staan, niet alleen na 2040, maar ook daarvoor, en wat in dat opzicht de positie van de locatie Rijnenburg is. Ik zal de locatie Rijnenburg expliciet met hen bespreken, zonder dat ik erop vooruit wil lopen dat ik vind dat daar voortijdig of eerder gebouwd moet worden. Want wij sturen op de hoeveelheid en het tempo, maar in eerste instantie gaat de provincie over de locatie. Nu staat er: na 2040. Maar we moeten er zeker van zijn dat er ook de komende tijd voldoende capaciteit is. Ik ben dus graag bereid om daarover in het bijzonder het gesprek aan te gaan met Utrecht.
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik hoor de minister spreken over twee moties, maar in haar bewoordingen, zoals ik ze interpreteer, onderschrijft ze eigenlijk helemaal mijn motie, en zegt ze over de motie van de heer Ronnes: misschien moet u die aanhouden. Want zij zegt dat ze in gesprek wil met Utrecht, et cetera, et cetera. Mobiliteit lijkt mij daarbij een van de belangrijke bespreekpunten. Het is mij niet helemaal helder waarom onze moties precies hetzelfde oordeel krijgen.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Omdat ook in de motie op stuk nr. 594 de conclusie is getrokken dat de regering op korte termijn met Utrecht in gesprek moet treden om de drempels voor woningbouw op locatie Rijnenburg weg te nemen. Ik zeg: ik wil sturen op tempo en volume. Rijnenburg staat pas voor na 2040 in de boeken. Dat vind ik wel een reden om van Utrecht een toelichting te vragen: is dat reëel, zijn er dan voor die tijd voldoende andere locaties om de groei, het tempo en het volume tot die tijd vast te houden? Maar ik vind dat beide moties erop vooruitlopen dat de drempels om daar eerder te gaan bouwen, moeten worden weggenomen. En dat is nou juist het onderwerp van mijn gesprek met Utrecht. Ik zal u daar uiteraard graag over berichten. Als u de moties aanhoudt, kunt u altijd nog bepalen of u de moties alsnog in stemming wilt brengen.
De voorzitter:
Leidt dat nog tot een conclusie over het aanhouden van de motie?
Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik ga erover nadenken.
De heer Ronnes (CDA):
Ik ben in deze discussie wel benieuwd hoeveel slagkracht het kabinet inzet wanneer blijkt dat er toch meer doorzettingsmacht mogelijk moet zijn. Daar gaat het om. Ik koppel het even los van Rijnenburg. De premier heeft heel nadrukkelijk uitgesproken: wij schromen niet om door te pakken als wij vinden dat dat nodig is. Ik ben eigenlijk op zoek naar een reactie van de minister dat zij daar ook zo in zit. Ik verwacht van wel, want volgens mij spreekt het kabinet met één mond, maar ik wil dat hier toch nog even horen. Ik begrijp het signaal. Ik heb vernomen dat de minister in Valkenburg op gesprek is geweest of nog gaat. Ik ben erg benieuwd hoe de voortgang daar is. Voor mij is de handelwijze van het kabinet daar doorslaggevend voor wat ik met de motie doe.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Laat ik het in dezelfde woorden als de premier helder zeggen hier in de Kamer: wij zullen niet schromen om ook andere instrumenten in te zetten als dat nodig is. Daarover geen twijfel. Op Valkenburg ga ik zo meteen in bij de motie van de heer Koerhuis. Ik kom net, letterlijk, vanuit een gesprek met de gemeente Valkenburg, de provincie en het Rijksvastgoedbedrijf. De urgentie van de opgave wordt hier in de Kamer steeds breed geschetst. Die urgentie is er. Wij hebben net ook met elkaar gedeeld hoe groot die urgentie is. We hebben ook gedeeld dat het uitstel veel te lang heeft geduurd en dat er nu echt gestart moet worden met de bouw van die 5.000 woningen in Katwijk. We hebben ook met elkaar afgesproken dat we dat gaan doen. Dat is onder andere onder druk vanuit de Kamer gebeurd. Die druk kan er ook een rol in gespeeld hebben dat men anders ook bereid is om desnoods de instrumenten in te zetten, die je als Rijk ook ter beschikking hebt. Nogmaals, dat is heel vers van de pers. De afspraken worden nog met elkaar op papier gezet. Ik hoop de Kamer daarover binnen twee weken een brief te kunnen sturen, maar de bereidheid om die andere instrumenten in te zetten, is er als dat nodig is. Natuurlijk probeer je als bestuurders altijd er met elkaar uit te komen, maar het gaat erom dat de vertraging daar niet nog langer duurt en dat we gaan starten met de bouw van die woningen, die zo noodzakelijk zijn op de korte termijn.
De voorzitter:
Meneer Ronnes, leidt dat bij u al tot een conclusie over het aanhouden van de motie?
De heer Ronnes (CDA):
Er zit een vrij intensieve voorbereiding aan de motie vast, dus ik wil daar toch nog even heel goed een nacht over slapen. Maar ik heb wel gehoord wat de minister zei.
De voorzitter:
Dan vraag ik nog wel aan de minister om een oordeel te geven, omdat de indieners van de motie nog niet bereid zijn om de motie aan te houden.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik heb gezegd waarom ik op dit moment vind dat ik eerst nog andere stappen te nemen heb met betrekking tot Utrecht. Daarom zou ik de motie in haar huidige vorm moeten ontraden, maar ik wil wel met de Kamer delen dat ik vind dat er overal voldoende tempo en volume moet zijn en dat ik daarover ook het gesprek aan zal gaan. Daarin zal ik specifiek de positie van Rijnenburg zal bespreken, zowel qua tempo als volume.
Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 589 over Valkenburg. Ik zou zeggen: tot vanochtend, tot voor het gesprek waar ik dus net vandaan kom en waar ik de Kamer nog weinig over heb kunnen berichten, dacht ik ook echt dat de inzet van het instrument inpassing noodzakelijk zal blijken. Ik denk dat u dat ook allemaal dacht. Ik ben blij met het bestuurlijke gesprek dat we hebben gehad. Nogmaals, ik ben graag bereid om daar nog wat meer informatie over te verstrekken. Die kan dan betrokken worden bij de motie op stuk nr. 589 van de heer Koerhuis, mevrouw Van Eijs en de heer Ronnes. Als we er bestuurlijk uitkomen, is dat natuurlijk altijd voor iedereen het mooist. Ik ben graag bereid om aan de Kamer te berichten over de details daarvan. Dan kunt u daarna beoordelen wat u wilt doen met deze motie, die ik zeker gezien het gesprek van vanochtend ook heel erg goed begrijp.
De voorzitter:
Dat betekent dat u weer vraagt om de motie aan te houden?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, ik verzoek de indieners eigenlijk om de motie aan te houden, maar ik kan me ook voorstellen dat de leden voordat ze daar een oordeel over geven, eerst kennis willen nemen van wat meer informatie over het gesprek waar ik net vandaan komt. Het is heel moeilijk om dat nu zomaar even te doen, maar we hebben echt een goed bestuurlijk gesprek met elkaar gehad.
De voorzitter:
Dan is het oordeel ontraden?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Het verzoek is om de motie aan te houden. Veel verder kom ik op dit moment niet, maar wellicht komen we er daar al mee. Dan kan de heer Koerhuis altijd nog zeggen dat hij … Laat ik het volgende toezeggen. Ik kom met een brief over de afspraken zoals die gemaakt worden. Daarin kan ik ook een oordeel over de motie aan de Kamer toezeggen, dan hoef ik dat niet nu te doen en dan kan de heer Koerhuis eerst van de brief kennisnemen voordat hij besluit om zijn motie al dan niet aan te houden.
De voorzitter:
En lukt dat voor dinsdag 4 februari?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik ga daar mijn best voor doen, maar dat kan ik even niet zo toezeggen. Maar een stemming kan natuurlijk op elk moment worden ingepland. Ik doe dus mijn best om die afspraken zo snel mogelijk … In ieder geval binnen twee weken weten we het en dat is, geloof ik, voor ons allemaal belangrijk.
De heer Koerhuis (VVD):
Het zou inderdaad ook een van mijn vragen zijn geweest of het dan voor de stemming dinsdag kan.
Een andere vraag, want er worden twee dingen gevraagd in de motie: een inpassingsplan in combinatie met een coördinatieregeling. Ook met de coördinatieregeling valt veel tijdswinst te boeken. Zou de minister in haar brief willen meenemen of en hoe we, mocht Katwijk zelf alsnog met een bestemmingsplan komen, dat in combinatie met een coördinatieregeling kunnen doen, zodat daar over een jaar gewoon die schop de grond in kan?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik ben graag bereid om in de brief ook in te gaan op eventuele afspraken die we kunnen maken over versnelling van de woningbouw. De heer Koerhuis noemt de coördinatieregeling. Ik ben graag bereid om daar in de brief iets over te zeggen.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Dat was de motie op stuk nr. 589. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 590. Daarin wordt het kabinet verzocht om wettelijke maatregelen te onderzoeken om dwang te kunnen uitoefenen. Gemeenten hebben al ruime privaatrechtelijke mogelijkheden. Het is ook aan de gemeenten, dus ik ontraad deze motie in de huidige vorm. De heer Nijboer maakte nog een aantal opmerkingen dat er te weinig gebouwd is. Inderdaad is de bouwproductie sinds 2009 niet hoog. Dat we nu een achterstand hebben in te lopen, is ook omdat er de afgelopen jaren veel te weinig gebouwd is. Ik ben heel blij dat het kabinet — dit kabinet, niet het vorige — 2 miljard heeft uitgetrokken voor het aanjagen van de woningbouw. Ik hoop dat we de achterstand zo snel mogelijk kunnen inlopen. Ik ben blij met de cijfers van nu. We weten allemaal dat het het komend jaar en het jaar daarna wat spannend kan worden. We moeten met elkaar alles op alles zetten omdat er zo veel mensen op een woning wachten. Daarover zijn de heer Nijboer en ik het eens. We zullen echt met elkaar alles op alles moeten zetten.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik denk: ik dien een beetje slappe motie in, dan heb ik misschien wel kans dat die het haalt. Het kabinet is wel gek op onderzoeken. Ik wijs op de braakliggende terreinen. Gemeenten vragen om een bouwplicht of onteigening als het echt te lang duurt, maar zij kunnen die instrumenten niet inzetten. Het niet zo dat gemeenten dit eigenlijk wel kunnen doen, zoals de minister zegt, en dat daarmee de motie overbodig is. Die redenering volg ik niet.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Als de heer Nijboer de regering vraagt om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om braakliggende terreinen te benutten, is dat wat anders dan dat wordt gesteld dat private partijen doelbewust niet bouwen en dat zij toch daartoe gedwongen moeten kunnen worden. Dat stuit op andere privaatrechtelijke belemmeringen, zoals het eigendomsrecht en dergelijke. Het wordt wellicht in de toelichting wat anders verwoord dan in de tekst van de motie.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik wil de motie best in die richting aanpassen, want daar gaat het natuurlijk om.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Als de motie wordt aangepast, ben ik altijd bereid om haar opnieuw te beoordelen. Ik kan daar nu nog geen oordeel over geven. Ik wacht even de aangepaste motie af.
De voorzitter:
Voorlopig staat op de ingediende motie het oordeel "ontraden".
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Dan had GroenLinks nog een vraag over de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder is een motiveringsinstrument en moet ook zo gebruikt worden. Het betekent niet dat je nooit buitenstedelijk kunt bouwen. Dat verbiedt de ladder voor stedelijke verdichting ook niet. Als er onvoldoende ruimte is dan kan er ook buitenstedelijk gebouwd worden. De ladder voor duurzame verstedelijking is een belangrijk instrument.
GroenLinks vroeg naar nieuwe woningen voor starters en studenten. Daar sturen we in den brede op. Er zijn prestatieafspraken met corporaties. Ik noem ook de woningbouwimpuls. Volgens mij is er ook nog een akkoord over studentenhuisvesting. Zowel voor starters als voor studenten is het van belang dat er in de breedte meer woningen komen. De heer Koerhuis heeft meermaals gevraagd om te kijken of we dingen kunnen verzinnen om het extra makkelijk te maken voor starters.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Laten we daar nu geen debat over gaan voeren, want dat doen we wel in het AO'tje om 15.00 uur. Ik wil wel heel graag weten wat het oordeel over motie nr. 589 is. Ik weet alleen dat de minister heeft gevraagd om de motie aan te houden. Maar als we daar dinsdag over gaan stemmen, is het volgens mij wel goed gebruik om …
De voorzitter:
Ik ga daar een ordevoorstel over doen. Daarbij neem ik de vrijheid om te zeggen dat de minister heeft aangegeven dat zij nog een schriftelijk oordeel over deze motie zal geven. Zij heeft net ook aangegeven dat zij een oordeel zal geven over de gewijzigde motie die de heer Nijboer nog zal indienen. Dat kan in één brief. Als dat niet lukt voor dinsdag dan stemmen we de week daarop over de ingediende moties. Deze procedure wordt vaker gevolgd.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Voorzitter, volgens mij gaat u daar niet over. De indieners beslissen of de motie dinsdag in stemming wordt gebracht of de week daarna. Het is mij om het even, maar volgens mij is het niet zoals het hoort te gaan. De minister wil gewoon niet zeggen dat zij de motie ontraadt.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik heb erover gezegd wat ik net gezegd heb. Ik kom rechtstreeks uit een overleg waar de Kamerleden van de details nog geen kennis hebben kunnen nemen. Het lijkt mij goed dat ik eerst wat meer informatie aan de Kamer verschaf, zodat de Kamer zich in samenhang met de motietekst daarover een oordeel kan vormen. Dan kan ik een oordeel over die motie geven en is ook duidelijk waar dat oordeel vandaan komt. Omdat ik echt rechtstreeks uit dat overleg kom, vind ik dit de juiste manier om de Kamer in staat te stellen om een evenwichtig oordeel te vormen over wat hier zou moeten gebeuren. Als er een gewijzigde motie wordt ingediend, ben ik natuurlijk graag bereid om de Kamer te laten weten wat ik daarvan vind. Dat biedt u allemaal de beste basis voor uw besluitvorming.
De voorzitter:
Als het gaat over de spelregels: er kan pas gestemd worden als er een oordeel ligt. Als de minister in het debat aangeeft "ik heb nog geen oordeel, maar ik ga dat schriftelijk doen", dan wachten we met stemmen totdat dat oordeel er is. Dan is het aan de indieners om te beslissen of zij de motie in stemming laten brengen. Dat klopt, maar vooralsnog is het belangrijk dat we eerst een oordeel krijgen. We hopen dat voor dinsdag per brief ontvangen te hebben. Als dat niet lukt, dan hopen we dat ook te horen zodat we het voor de week daarop kunnen inplannen. Dank u wel.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Als ik details geef over de afspraak met Katwijk, vind ik het wel belangrijk om dat goed te kunnen afstemmen.
De voorzitter:
Dat heeft u uitgelegd. Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van dit VAO.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister en schors de vergadering voor een enkel ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20192020-47-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.