De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij een grenscorrectie in 2001 het gebied Rijnenburg en Reijerscop
door herindeling aan de stad Utrecht is toegevoegd ten behoeve van woningbouw;
overwegende dat er een groot tekort is aan woningen in de stad Utrecht en de omliggende
regio en dat uit een eerste verkenning van de provincie Utrecht en de U10-gemeenten
blijkt dat er minimaal 22.000 woningen in Rijnenburg en Reijerscop gebouwd kunnen
worden;
overwegende dat invulling geven aan woningbouw in het gebied Rijnenburg een extra
bijdrage kan leveren aan het wegnemen van de druk op de woningmarkt in de driehoek
Den Haag, Amsterdam en Utrecht, en dus niet alleen moet worden bezien vanuit de woningbouwopgave
voor Utrecht;
overwegende dat overleg tussen het Rijk en het stadsbestuur van Utrecht er (nog) niet
toe heeft geleid dat voorkeur wordt gegeven aan snelle woningbouw;
spreekt uit dat aanmerkelijke nationale belangen met het oog op een goede ruimtelijke
ordening het noodzakelijk maken dat de voorkeur wordt uitgesproken voor substantiële
woningbouw;
verzoekt de regering, op korte termijn met de stad Utrecht in overleg te treden om
de drempels weg te nemen voor woningbouw op locatie Rijnenburg om totstandkoming van
het nieuwe stadsdeel te bespoedigen;
verzoekt de regering tevens, indien nodig de stad Utrecht een proactieve aanwijzing
te geven als bedoeld in artikel 4.4 van de Wet ruimtelijke ordening om te komen tot
de spoedige realisatie van duurzame woningbouw op locatie Rijnenburg,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ronnes