5 Wijziging Wet basisregistratie personen

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is ( 34882 ).

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. Fijn dat u bij ons bent. We hebben zeven deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Bisschop van de fractie van de SGP. Hij heeft vijf minuten spreektijd. Het woord is aan hem.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel stond vorige week op de agenda om als hamerstuk te worden afgedaan. Bij de voorbereiding van de agenda van vorige week dacht ik: doen wij dan volledig recht aan de betekenis van dit wetsvoorstel? Dat heeft ertoe geleid dat ik het verzoek heb ingediend om het om te hameren, zoals dat dan heet. Niet omdat er een politieke discussie over is, gelukkig niet, maar het is toch meer dan een zakelijke regeling, een technische regeling, wat vaak bij hamerstukken het geval is.

Het gaat hier over een zaak die heel diep ingrijpt in levens van ouders. Het verliezen van een kind is ongeveer het ergste dat je in je leven kunt meemaken. Dat geldt voor ouders die al een tijd voor hun kind hebben mogen zorgen, maar dat geldt niet minder voor ouders van wie het kind al voor de geboorte of net na de geboorte overlijdt. Over de kinderen van die laatste groep ouders gaat het in dit wetsvoorstel.

Twee jaar geleden zetten ruim 82.000 mensen hun handtekening. Ze vroegen om erkenning van hun overleden kind in de Basisregistratie Personen. De SGP heeft veel waardering voor het initiatief dat deze ouders hebben genomen.

Wij hebben wel een vraag over de reikwijdte van het wetsvoorstel. Uit de stukken hebben we begrepen dat alle ouders die in Nederland wonen en die dat willen, hun kind kunnen laten registreren op hun eigen persoonskaart. Betekent dit ook dat het niet uitmaakt of een kind na een zwangerschap van 13 of van 36 weken is overleden en of dit gebeurd is in 2018 of in 1990? We gaan ervan uit dat de staatssecretaris dit volmondig kan bevestigen. Het is vervolgens ook belangrijk dat aan alle betrokkenen duidelijk wordt gemaakt dat deze wettelijke regeling er is gekomen.

Vijf jaar geleden vroeg de SGP bij de behandeling van de Aanpassingswet basisregistratie personen om erkenning, zoals dat wordt genoemd, van de naam van een levenloos geboren kind in de basisregistratie van de gemeente. Toen was de tijd daar duidelijk niet rijp voor. We kregen daar onvoldoende bijval voor. Daarom zijn we des te blijer dat nu wel het moment daar is en dat er nu wel een regeling getroffen is. De SGP wil de staatssecretaris dan ook hartelijk danken voor het wetsvoorstel dat er nu ligt. Het komt tegemoet aan een breed gedragen wens vanuit de samenleving en raakt uitdrukkelijk aan de erkenning van de waarde van ongeboren leven. Wij steunen dan ook van harte het voorstel. De SGP ziet graag dat dit wetsvoorstel snel in werking mag treden.

Voorzitter, ik had er behoefte aan om dat even naar voren te brengen, niet om de politieke discussie of wat dan ook, maar om even het moment te markeren. Dat leek mij waardevol. Dank voor de gelegenheid daartoe.

De voorzitter:

Dat heeft u gedaan. Mevrouw Bergkamp van D66.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Toen deze wet op het schema stond als hamerstuk, heb ik contact opgenomen met de initiatiefnemers en heb hun de vraag voorgelegd: wat willen jullie? Willen jullie behandeling of als hamerstuk? De initiatiefnemers gaven toen aan: doe maar gewoon een hamerstuk, dan kan het zo snel mogelijk geïmplementeerd worden. Ik denk dat dat heel goed weerspiegelt wat de drive is geweest van deze initiatiefnemers en dat je daar heel ver mee kan komen.

We staan hier vandaag namens hen. Daarom — ere wie ere toekomt — wil ik een aantal mensen expliciet bedanken. Natasja Bos, Mandy Rut en Petra en Terence Polak voor het opstarten van de petitie. Ik wil ook in het BRP bedanken professor Jaap Doek en ombudsman uit Amsterdam Arre Zuurmond, die bij het traject hebben geholpen, en Jeannette Rietberg, Mieke Maliepaard en Roos Schlikker, die nauw bij het proces betrokken zijn geweest. En ten slotte natuurlijk de 82.000 mensen die de petitie uiteindelijk hebben ondertekend.

Voorzitter. Ik wil u meenemen in het verhaal van een van de initiatiefnemers. Zij kwam er in 2009 achter dat haar eerstgeboren kind niet terug te vinden was in de systemen van de overheid. Zij ontdekte dit bij het aanvragen van een paspoort voor haar tweede kind. Ze was bevallen van een voldragen kind, heeft aangifte gedaan en haar begraven, maar toch was haar kind niet te vinden in het systeem. Onbegrijpelijk voor haar en reden om deze petitie te starten. Want voor haar maakte haar levenloos geboren kind ook onderdeel uit van haar gezin. Haar andere kinderen wisten van het bestaan en aan de eettafel kwam zij ook regelmatig ter sprake. En ze zijn dan ook net zo trots op haar als op de andere kinderen. Alleen, haar kind was niet te vinden in de systemen en ze had ook het idee, en feitelijk klopt dat, dat haar gezin niet volledig was gedocumenteerd. Zo is het allemaal gekomen.

Ik denk dat dit ook goed weergeeft waarom die petitie gestart is. Dat is goed, want door de petitie en de inzet van de initiatiefnemers is er ook een taboe doorbroken, dat bij een grote groep ouders een miskraam een verlies van een kind betekent, dat dit voor hen tastbaar is, erkenning verdient en zichtbaar moet zijn, ook in de systemen van de overheid. Voor hen die dat willen, zeg ik er expliciet bij.

Voorzitter. We zijn blij dat deze staatssecretaris geen beperking heeft opgelegd in de tijd. Dat betekent dat we er geen discussie over krijgen wanneer het nou ingaat en wanneer niet. Gewoon, met terugwerkende kracht voor iedereen die dat wil. Dat is best bijzonder voor een wet. Ik wil de staatssecretaris en het kabinet dan ook hiervoor bedanken. Het verzoek van de ouder is ook echt leidend geweest. Kan de staatssecretaris — ik denk dat dat goed is voor de Handelingen, mijn collega van de SGP gaf dat ook aan — aangeven op wie deze wet van toepassing is en in welke gevallen, welke aktes er worden opgemaakt en wanneer een kind wel of niet in de BRP wordt opgenomen? Ik denk dat dat belangrijk is. Volgens mij kunnen wij het allemaal dromen hier in de Kamer, maar voor de Handelingen is het denk ik ook wel goed dat dat nog een keer wordt herhaald.

Voorzitter. We zijn ook blij dat staatssecretaris naar aanleiding van onze vragen heeft besloten om de wet toch op één punt nog te wijzigen. Wanneer een kind in het buitenland levenloos ter aarde komt, dient een ouder een verklaring onder eed of belofte af te leggen aan de ambtenaar van de gemeente. Daarbovenop moest de ouder ook een schriftelijke verklaring van een arts overhandigen. Dat leek ons eerlijk gezegd overbodig, onnodig. Gegevens over kinderen, als het de burgerlijkestaatgegevens zijn, kunnen ook aan een verklaring worden ontleend en dan geldt deze extra eis niet. We zijn ook blij dat de staatssecretaris heeft ingezien dat deze extra eis onwenselijk is. Hij heeft dit ook overgenomen, waarvoor dank.

Om ervoor te zorgen dat ambtenaren, maar bijvoorbeeld ook uitvaartondernemers en ziekenhuizen, straks goed op de hoogte zijn van deze nieuwe wet wordt er een communicatieplan opgesteld, samen met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en het ministerie. Hartstikke goed. Ik wil aan deze staatssecretaris vragen om de initiatiefnemers daar ook bij te betrekken, niet zozeer alleen vanwege de inhoud, maar vooral over de communicatie, de vorm en de toon. Ik denk dat we daar veel van kunnen leren. Ik denk namelijk dat juist ervaringsdeskundigen kunnen bijdragen aan die goede behandeling. Want we horen nog wel eens dat dat niet altijd helemaal optimaal gaat. Er komt nu een nieuwe wet, dus het is belangrijk dat de communicatie qua vorm en inhoud goed loopt.

Voorzitter. Op de website van de petitie staan vele persoonlijke en emotionele verhalen, die precies aangeven waarom deze wet zo belangrijk is. Tot slot wil ik dan ook een reactie op de site voorlezen, omdat die in mijn ogen eigenlijk de essentie van dit voorstel samenvat: "Soms, als ik alleen ben, fluister ik eventjes je naam, zodat de wereld nooit vergeten kan dat je ook hebt bestaan."

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Özütok van GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Regelmatig staan we hier over een wetsvoorstel te praten waarbij we dan nog allerlei kritische vragen hebben aan de regering over het voorliggend voorstel. Vandaag is dat anders. Bij dit wetsvoorstel geldt dat mijn fractie om meerdere redenen tevreden is met het voorliggende voorstel. Allereerst is het belangrijk dat het stille verdriet van veel ouders nu meer een plek kan krijgen. Met dit wetsvoorstel wordt het droevige feit van een levenloos geboren kindje uiteraard niet weggenomen, maar het zorgt er wel voor dat de erkenning van levenloos geboren kindjes beter wordt geregeld.

Voorzitter. Levenloos geboren kindjes blijven bestaan voor hun ouders. Zelf ben ik het oudste kind van ons gezin. Maar je bent niet ons eerstgeboren kind, werd mij verteld. Voor mij was er een jongetje geboren, Kemal, maar hij is zeer kort daarna helaas overleden. Voor mijn ouders heeft hij bestaan. Nog vele jaren later hoorde ik mijn moeder hem in haar gebeden noemen. En op vragen hoeveel kinderen ze heeft, telde ze haar eerstgeboren overleden kind altijd mee. Ouders met een leeg wiegje dragen het verdriet voor de rest van hun leven mee. Dat geldt zowel voor ouders van kindjes die vlak na de geboorte overlijden als voor ouders van levenloos geboren kindjes. Vandaag kunnen wij, met het aannemen van deze wetswijziging, het bestaan van levenloos geboren kindjes erkennen. Hopelijk draagt dat bij aan het verlichten van het verdriet van vele ouders.

Daarnaast vindt GroenLinks het goed om te zien dat de petitie die in 2016 door een aantal ouders werd gestart tot resultaat heeft geleid, dat de stem van zo veel mensen is gehoord en dat de wens van de initiatiefnemers en de ondertekenaars nu wordt omgezet in een wettelijke regeling. Dit is een goed voorbeeld van hoe democratie werkt en hoe een voorstel van onderop eindigt in een wetswijziging. Ik wil de initiatiefnemers en uiteraard ook de vele ondertekenaars van de petitie via deze weg danken voor hun goede werk.

Voorzitter. Ik zei zojuist dat ik geen kritische vragen had bij dit wetsvoorstel, maar ik heb wel enkele punten waar mijn fractie graag nog iets meer duidelijkheid over zou willen krijgen van de staatssecretaris. Hoe werkt het doel van deze wet precies door in delen van ons Koninkrijk, met name Caribisch Nederland? Kan de staatssecretaris aangeven hoe de registratie van levenloos geboren kindjes op de BES-eilanden en in de andere landen van ons Koninkrijk wettelijk is geregeld?

Mijn fractie is blij dat de regering, in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, ouders en gemeenten actief gaat informeren zodra dit wetsvoorstel door beide Kamer is aangenomen. Kan de staatssecretaris ons ook over de actuele stand van zaken van het communicatieplan informeren? Kan hij ons daar een indruk van geven? Ik deel de bijdrage van mevrouw Bergkamp op dit gebied. Ik zou de staatssecretaris graag willen verzoeken om ook de ervaringsdeskundigen en initiatiefnemers bij het communicatieplan te betrekken.

Voorzitter. Ik sluit graag af met een citaat van een van de initiatiefnemers van de petitie naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel: "Het kindje mag er eindelijk zijn en er wordt niet meer een deel van mijn geschiedenis ontkend."

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van Raak van de fractie van de SP.

De heer Van Raak (SP):

Dank u, voorzitter. De ervaring van een doodgeboren kind is een pijn die ouders nooit kunnen vergeten. Het is een rouw die nooit helemaal te verwerken is. Ouders dragen de herinnering aan het kind voor altijd met zich mee. Ouders zoeken een plek in hun leven voor dit kind, maar ze zoeken ook een plek in de registratie. Het wordt door ouders belangrijk gevonden om hun doodgeboren kind ook een plek te geven in de Basisregistratie Personen.

Ik dank de initiatiefnemers van de petitie in 2015 ontzettend, en ook alle ondertekenaars: 82.000 mensen. Het laat de mensen zien dat we hun die weliswaar formele plek ook gunnen. Het is ook een manier waarop we laten zien dat de bureaucratie menselijk kan zijn. Ik wil de staatssecretaris van harte complimenten geven voor het feit dat het is geregeld. Het is ook op een praktische manier geregeld: het is niet verplicht, maar het is een mogelijkheid waar mensen gebruik van kunnen maken. We hebben dan wel de vraag hoe mensen dat te weten kunnen komen. Kan de staatssecretaris vertellen hoe die mogelijkheid kenbaar wordt gemaakt aan ouders die met deze vreselijke ervaring te maken krijgen?

Ik vind het heel goed dat de staatssecretaris in de nota van wijziging zegt dat het niet meer nodig is om een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige over het feit van de geboorte te vragen. Die voorwaarde is vervallen. Daar ben ik heel blij mee, maar nu is het natuurlijk wel aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om in elk individueel geval te bepalen of een akte op basis van de door burgers verschafte informatie kan worden opgemaakt. Ik vroeg me wel af op basis van welke informatie dat dan gebeurt. Kunnen we voorkomen dat er heel pijnlijke situaties ontstaan, waarin een ambtenaar moet concluderen of meent te moeten concluderen dat zo'n akte niet kan worden gemaakt?

Ik heb eerder Kamervragen over de kwestie gesteld. Daarbij heb ik gevraagd om een wettelijke regeling, maar heb ik ook aandacht gevraagd voor het Burgerlijk Wetboek, waarin over het kind nog steeds de pijnlijke zin staat: "Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan." Juridisch is dat noodzakelijk — de staatssecretaris heeft mij ervan kunnen overtuigen dat deze bepaling nodig is — maar ik vraag mij af of wij er toch geen andere term voor kunnen bedenken die dezelfde juridische lading dekt.

Ik vraag me ook af, net als mevrouw Özütok, in hoeverre deze regelingen ook gaan gelden voor Bonaire, Saba en Statia.

Dank je, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. "Noem mijn naam en ik besta." Dat schreef de initiatiefnemer van de petitie aan mij. Erkenning van het bestaan van kinderen die levenloos ter wereld zijn gekomen of kort daarna overlijden, is van groot belang voor deze ouders. Het verdriet van ouders is enorm als dit ze overkomt. Het doet dan ook extra pijn als je kind voor de wet nooit heeft bestaan, want je kind heeft wel degelijk echt bestaan en de ouders zijn ook echt ouders geworden van dit kind. Dat het een gevoel is dat breed leeft, is wel gebleken uit de petitie, waar ruim 82.000 handtekeningen voor verzameld zijn. Ik wil mijn dank en waardering uitspreken aan de initiatiefnemers, die vandaag ook aanwezig zijn op de publieke tribune. De ChristenUnie juicht het toe dat met dit wetsvoorstel de oproep van deze ouders en de vele ondertekenaars van de petitie omgezet zal worden in wetgeving. Hierdoor wordt het mogelijk dat het kind bij de gegevens van de ouders in de basisregistratie kan worden opgenomen.

Bij de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel hebben wij nog een enkele vraag gesteld over de beoordelingsruimte die de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft die de akte moet opmaken. De regering heeft in antwoord daarop aangegeven dat zij erop vertrouwt dat deze ambtenaar, gelet op de specifieke situatie, daar ruimhartig mee zal omgaan en de gevraagde akte zal verstrekken. Ik zou dit willen onderstrepen.

De fractie van de ChristenUnie kan van harte instemmen met dit wetsvoorstel. Dank aan de staatssecretaris voor de regeling hiervan. We hopen dat de wet heel snel mag worden ingevoerd, want met deze stap komt terecht tot uitdrukking dat elk leven waardevol is, hoe kort het ook is geweest en of het kindje bij de geboorte leefde of niet. Vandaag zetten we een stap naar de erkenning van deze kinderen. Noem hun naam en zij bestaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van der Molen van de fractie van het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Dank u wel, voorzitter. In zekere zin bespreken we een hele kleine wet vergeleken met wat hier in de Kamer besproken wordt, maar ik zou hem wel een beetje historisch willen noemen. Het is een hele wezenlijke wijziging. Dat deed mij zoeken naar een historisch gegeven om aan te refereren. Ik werd erop geattendeerd dat in het geboorteregister van Zundert op 30 maart 1852 de geboorte aangetekend werd van een levenloze zoon van Theodorus van Gogh en Anna Cornelia Carbentus. Er is nog altijd een grafsteen waarop de naam staat van dat levenloos geboren jongetje: Vincent van Gogh. Precies op de dag af een jaar later werd de broer daarvan geboren, de Vincent van Gogh die de hele wereld kent. Toch was voor dat gezin die grafsteen met die naam net zo relevant als de broer die zou volgen en die de hele wereld zou kennen. En toch werd er in het geboorteregister geen naam voor zijn levenloos geboren broer opgenomen.

Gelukkig ligt er nu een wetsvoorstel voor dat dit gaat veranderen, want ook al kent niet de hele wereld jou, de mensen die van jou houden kennen je wel, en zij stellen het in heel veel gevallen op prijs dat die naam ook in het register wordt opgenomen.

Het is nog extra mooi voor deze Kamer dat het op basis van een initiatief was, van de Katwijkse Natasja Geyteman. 82.000 mensen hebben gezegd: dit is iets wat wij ondersteunen. Ik vind het heel mooi om te zien dat we het vandaag dan ook in een wet kunnen omzetten. Ik steun ook alle oproepen om de initiatiefnemers ook bij het vervolg en de uitwerking hiervan te betrekken.

Voor het CDA gaat het erom dat mensen niet alleen in de juridische zin correct door de overheid worden aangesproken, maar dat we ook oog hebben voor de gevoelens van betrokkenen. Dat geldt met name voor ouders die tegen alle wensen en verwachtingen in, of soms al tijdens de zwangerschap, geconfronteerd worden met het feit dat dat waar zij zo vurig op hadden gehoopt en naar verlangd, levenloos ter wereld komt. Juist daar moeten wij als overheid rekening mee houden in de procedures en in de administratie op het moment dat de ouders daar behoefte aan hebben.

Voorzitter. Complimenten aan de staatssecretaris en aan het kabinet voor de zorgvuldige wijze waarop dit uitgewerkt is. We hopen ook dat de voorlichting heel zorgvuldig zal zijn, omdat het toch een hele moeilijke periode is waar mensen in zitten. Daarin moet zorgvuldig gehandeld worden. Bovenal hopen en verwachten wij dat deze wet voor de ouders van grote betekenis kan zijn. Gezien de grote ondersteuning hebben we daar alle vertrouwen in.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Middendorp van de VVD.

De heer Middendorp (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me zeer aan bij de voorgaande sprekers en de mooie woorden die zij gesproken hebben. Dat gebeurt hier politiek vast niet altijd. Maar bij deze wet spreken we over een zeer emotioneel en zeer kwetsbaar punt, natuurlijk in de eerste plaats voor de betrokken ouders, de ouders die erkenning willen voor hun kind.

Eerdere ministers hebben eigenlijk al lang geleden toegezegd dat ze een oplossing zouden zoeken voor het probleem dat vandaag wordt opgelost; dat ze een oplossing zouden zoeken waardoor levenloos geboren kinderen en kinderen die op het moment van aangifte niet meer in leven zijn, toch kunnen worden erkend in de Basisregistratie. Dat betekent — voorgaande sprekers hebben het ook aangegeven — ook voor de VVD veel meer dan alleen die zin. Ik heb hierover sinds ik Kamerlid ben ontzettend veel berichten ontvangen van ouders en andere betrokkenen. Die berichten ontvang je dan niet als Tweede Kamerlid maar ook als mens, als ouder, en dat is toch anders; dat is volgens mij iets wat we hier allemaal wel voelen.

Vandaag ronden we hier in de Kamer dus een lang proces af. Ik denk dat de operatie BRP, die vorig jaar gestopt is, ook tot een heleboel vervelende vertraging heeft geleid in dit proces, en dat dan natuurlijk in de eerste plaats voor de petitie-indieners, die ik ook wil bedanken. Ik denk ook dat na vandaag het werk nog niet voorbij is, want laten we met z'n allen wel zeker stellen dat wat we nu in wetgeving regelen ook in de praktijk echt zo wordt uitgevoerd. Ik sluit me in die zin aan bij bijvoorbeeld de woorden van de SP over hoe dat zo meteen in de praktijk gaat lopen.

Bovenal, voorzitter, van de VVD dus heel veel steun voor deze wet. Het is mooi om te constateren dat het kabinet op deze manier geluisterd heeft naar de ouders van de levenloos geboren kinderen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Knops:

Voorzitter. Het is vandaag een bijzonder moment; het is door vele Kamerleden al gezegd. Het is namelijk de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging Wet Basisregistratie Personen inzake niet-levend geboren kinderen en de registratie daarvan. Ik geloof dat de heer Van der Molen het zei: het is feitelijk technisch gezien een relatief kleine wetswijziging. Wij hebben hier veel grotere wetswijzigingen, maar dit is een wetswijziging met grote gevolgen. Een wetsvoorstel ook waar de nodige inspanningen aan vooraf zijn gegaan en waarbij mede dankzij de vasthoudendheid van de petitie-indieners nu ook echt iets voor elkaar is gekregen. Soms worden er van die wetsvoorstellen behandeld in de Kamer die heel bijzonder zijn en dit is er ook één. Iedereen voelt dat. De Kamerleden hebben dat ook aangegeven. Het draagt bij aan het verwerken van immens verdriet dat ouders hebben als een kind levenloos geboren wordt. Het regelt in de wet — dat verdraagt zich altijd wat ingewikkeld met de emotie — dat verdriet meer een plek kan krijgen. Dat doet recht aan de emotionele band die ouder en kind vanaf de conceptie met elkaar hebben en die niet is uit te drukken in de tijdsduur dat een zwangerschap duurde of voortijdig werd afgebroken. Ik heb zelf in mijn omgeving ook vrienden die een dergelijke situatie hebben meegemaakt. Ik denk dat iedereen mensen kent. We hebben net het verhaal van mevrouw Özütok gehoord. Dan weten we ook allemaal wat dat betekent voor die jonge gezinnen en families.

Ik ben daarom dankbaar dat dit onderwerp in 2015 al door een petitie op de agenda is gekomen en dat de indieners, de Kamerleden, het kabinet toentertijd — ik wil toch even mijn voorgangers Ronald Plasterk, Ad van der Steur en daarna ook Stef Blok noemen — en andere betrokkenen hiermee aan de slag zijn gegaan.

Vanaf deze plek wil ik ook mijn welgemeende dank uitspreken aan de initiatiefnemers. Zij zitten op de publieke tribune. Ik noem er vier bij naam. Daarmee heb ik ze niet allemaal genoemd. Mevrouw Bergkamp had een hele lijst die nog verder gaat dan wat ik heb, maar ik zou toch Natasja Geyteman, Jeannette Rietberg en Mieke Maliepaard willen noemen, maar ook columnist Roos Schlikker. Want zij hebben ervoor gezorgd dat die petitie op gang is gebracht en dat 82.000 mensen die petitie getekend hebben. Zonder hen was het dus zo ver niet gekomen. Ik geloof dat de heer Van Raak net zei: het is een heel mooi voorbeeld van democratie — misschien dat iemand anders het zei; mevrouw Özütok — dat dit kan, dat het recht van petitie ook een democratische plek heeft en dat dat uiteindelijk uitmondt in een wetsvoorstel, een wetswijziging.

Aan een groot emotioneel gemis wordt met de registratie van niet-levend geboren kinderen nu recht gedaan. De indieners wilden ook dat recht werd gedaan aan het feit dat hun kinderen voor de geboorte hebben geleefd. Dus de petitie "Ik wil ook in het BRP!" was een hele goede aanleiding om uiteindelijk een discussie te voeren, waarbij ambtenaren, politici en veel betrokkenen met vereende krachten de schouders eronder hebben gezet. Ik zei zojuist in gesprek met de initiatiefnemers nog: we hebben hier ook weleens andere debatten waar iedereen tegenover elkaar staat. Het is mooi om te zien dat bij zo'n onderwerp de rijen sluiten.

De opneming van gegevens betreffende het kind geschiedt uitsluitend op verzoek. Hier wordt niet iets voorgeschreven wat moet, maar het kan. Ook geboortes van vele jaren geleden kunnen worden geregistreerd, zeg ik in antwoord op de vraag van de heer Bisschop, ongeacht de duur van de zwangerschap. Er zullen geen termijnen worden gehanteerd en zo min mogelijk voorwaarden gesteld in deze wetswijziging, juist ook omdat het een persoonlijke kwestie is.

Dan kom je natuurlijk automatisch op de vraag hoe die ambtenaren daar dan mee omgaan. Ik vind het mooie van dit wetsvoorstel, van deze wetswijziging dat we niet het ambtelijke, bureaucratische vooropzetten en of het precies allemaal volgens de regels is. We willen zo veel mogelijk ruimte geven aan die ambtenaar, in dat gesprek met die ouders, om dit mogelijk te maken. Dat is misschien een beetje atypisch, maar het is wel een onderwerp waar dat bij hoort, want hier gaat niemand misbruik van maken. Dat is gewoon de veronderstelling. Ik heb vertrouwen in de ambtenaren bij de gemeenten die de aangiften gaan opnemen. Daarom heb ik ook naar aanleiding van de discussie met de Kamer hierover in schriftelijke vorm, gezegd: laten we het nou eenvoudiger maken, laten we niet zoveel eisen stellen aan de opname van deze registratie. Uiteraard worden die ambtenaren wel gebriefd, dus die krijgen ook de achtergrond van deze wetswijziging via de NVVB allemaal mee. Ik ga er dus ook van uit dat dit op een goede manier gebeurt.

Wij denken dus dat we op deze manier recht doen aan de wensen met betrekking tot de registratie in de bevolkingsadministratie van alle ouders die met een ingrijpende gebeurtenis van het doodgeboren worden van een kindje te maken hebben gehad of nog gaan krijgen.

Voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen gesteld die ik nog specifiek zou willen beantwoorden.

De vraag van de heer Bisschop heb ik beantwoord.

Mevrouw Bergkamp had nog de vraag wie kan laten registreren. Dat is ook voor de Handelingen van het debat heel goed om even aan te geven. Dat zijn ouders van levenloos geboren kinderen die op het moment van geboorte ingezetenen waren en van wie een persoonslijst aanwezig is. Feitelijk dus iedereen die ook normaal in de BRP zit.

Mevrouw Özütok en de heer Van Raak hebben gevraagd of registratie ook in de Caribische delen van Nederland kan plaatsvinden. Het antwoord daarop is nee. Dat zit 'm heel eenvoudig in het feit dat de Wet basisregistratie personen niet van toepassing is op de Caribische delen van het Koninkrijk. Men heeft daar de PIVA, de Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba. Een beetje een ingewikkelde afkorting, maar dat is hun systeem, waar al heel lang mee gewerkt wordt. Dus ik begrijp de achtergrond van de vraag, maar dan zou bij de beantwoording een stelseldiscussie op gang moeten worden gebracht, want het zijn twee volstrekt gescheiden systemen. Dit wetsvoorstel ziet alleen op de wijziging van de Basisregistratie Personen. De landen gaan er zelf over. Het is dus geen aangelegenheid van de landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Ze hebben een geheel eigen systeem.

De heer Van Raak had nog de vraag op basis van welke informatie een akte wordt afgegeven. De burgerlijke stand en de ambtenaar burgerzaken hebben veel ervaring met het afgeven van aktes en het omgaan met stukken uit het buitenland. Verder zal in deze gevallen zeer coulant en ruimhartig worden opgetreden, juist vanuit de veronderstelling dat dit geen wetgeving is om fraude te voorkomen, wat hier vaak natuurlijk aan de orde is. We gaan er gewoon van uit dat dat hier niet gebeurt.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik had een kleine vraag over Caribisch Nederland. Ik begrijp dat het inderdaad twee verschillende systemen zijn. We hebben het vandaag over een wijziging in de BRP. Is de staatssecretaris wel bereid om deze mogelijkheid onder de aandacht te brengen bij de BES-eilanden?

Staatssecretaris Knops:

Ik wil de vraag herformuleren: is de staatssecretaris bereid om dat te bespreken? Want ik ga er heel erg van uit, ook in eerdere debatten, wat de behoeften op de BES-eilanden zijn. Dat zou dan op een heel andere manier vertaald moeten worden in die PIVA. Ik snap de vraag zeker, ik wil er ook echt wel naar kijken, zonder dat ik daar nu iets over kan toezeggen, want dat gaat helemaal buiten de orde van onze BRP om. Maar het past wel meer in de discussie die wij recent hadden over de verschillen in wetgeving tussen de Caribische delen van het Koninkrijk en de Caribische delen van Nederland, waarbij er niet alleen op dit onderwerp, maar op vele andere onderwerpen sprake is van verschillen in wet- en regelgeving die niet van vandaag op morgen in één keer zijn opgelost.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel.

Staatssecretaris Knops:

De heer Van Raak had nog een vraag over het Burgerlijk Wetboek en de formulering die daarin gebezigd wordt, die overigens overal terug is te vinden, want alles is natuurlijk met elkaar verknoopt. Dus als je dat ene artikel zou wijzigen, betekent dat wijziging op heel veel plekken. Dat is de verantwoordelijkheid van mijn collega van Justitie en Veiligheid. Die is verantwoordelijk voor het Burgerlijk Wetboek. Wij hebben zelf in ons wetsvoorstel wel gericht een andere term gebruikt, maar als de heer Van Raak mij vraagt of ik overweeg dat te wijzigen, dan zou ik hem echt moeten doorverwijzen naar de collega van Justitie en Veiligheid. Ik wil het ook wel onder de aandacht brengen, maar dit is wel een element wat veel verder reikt dan alleen het voorstel wat hier ligt. Ik begrijp de achterliggende gedachte van zijn vraag wel, zeker in de context van waar we vandaag over spreken.

Eigenlijk alle leden hebben gevraagd naar de communicatie naar de doelgroep. De atypische wijze waarop dit wetsvoorstel tot stand is gekomen, vraagt bijna om een atypisch vervolg. Ik ben ook wel in voor andere manieren van wetgeving en betrokkenheid creëren daarbij van burgers en ik vind het heel belangrijk dat de initiatiefnemers ook bij het vervolgtraject, de communicatie, een belangrijke rol spelen. De allerbelangrijkste reden daarvoor is dat zij, ik misschien niet en sommigen van u misschien wel bij uitstek weten welke gevoelens hierachter schuilgaan, omdat zij het zelf hebben meegemaakt en zij de taal spreken, wat zij al hebben gedaan door veel mensen te mobiliseren. Dus ik wil hen daar heel graag bij betrekken, ook bij de verdere uitvoering van de communicatiestrategie. Want er moet natuurlijk wel gecommuniceerd worden; niet iedereen krijgt automatisch mee wat hier besproken wordt. Maar daar wil ik graag gebruik van maken en dat geldt zowel naar de potentiële doelgroep als naar de ambtenaren die hierbij betrokken zijn.

Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee de aan mij gestelde vragen beantwoord.

De voorzitter:

Ik heb net even geïnformeerd: ik begrijp dat de leden geen behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik vergewis me daar even van. Dan dank ik de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen we over de wet. Ik schors de vergadering tot 13.50 uur. We gaan dan verder met de regeling. Daarna vervolgen we om 14.00 uur met deel twee van de Algemene Financiële Beschouwingen.

De vergadering wordt van 13.10 uur tot 13.53 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven