Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 77, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 77, item 5 |
Aan de orde is het VAO Openbaar vervoer en taxi (AO d.d. 21/03).
De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Openbaar vervoer en taxi. Ik geef de heer Van Aalst als eerste het woord.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. We zijn het tuig in het openbaar vervoer nog niet de baas. Als iemand op een station een winkel kort en klein slaat, kunnen boa's niet ingrijpen. De Wet personenvervoer 2000 geeft ze daar namelijk geen bevoegdheden voor. Ze moeten nu met de armen over elkaar toekijken en maar hopen dat de politie een beetje snel ter plaatse is.
Voorzitter. Ook in treinen en bussen kan het tuig zijn gang gaan. Wordt een overlastgever of agressieveling een reisverbod opgelegd, dan geldt dit namelijk enkel en alleen voor één traject. Hij of zij stapt vervolgens gewoon in een andere trein of bus, waarmee het probleem zich alleen maar verplaatst. Dit is niet uit te leggen aan de reiziger, en zeker niet aan de medewerkers die hieronder lijden.
Voorzitter. De PVV verklaart dit tuig de oorlog. Om de eerste slagen in deze oorlog te winnen, dienen wij de volgende drie moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
-winkels en voorzieningen op stations nu niet onder de Wp 2000 vallen;
-boa's daardoor niet kunnen ingrijpen bij overlast in de winkels of voorzieningen;
van mening dat het onwenselijk is dat hier nu pas kan worden ingegrepen bij overlast als de politie ter plaatse is;
verzoekt de regering het voor boa's in het ov-domein mogelijk te maken te allen tijde op het gehele station, inclusief winkels en andere voorzieningen zoals openbare toiletten, op te kunnen treden ten behoeve van de sociale veiligheid van personeel en reizigers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Dijk heeft een vraag aan u.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ja. Mijn vraag gaat over deze motie, want op zich is het monopolie van geweld echt bij de politie belegd, en terecht. Dus wat stelt de heer Van Aalst voor aan extra mogelijkheden?
De heer Van Aalst (PVV):
Nu constateren we dat het een kleine wijziging vraagt opdat de boa wel in het hele station kan optreden, met uitzondering van bijvoorbeeld — ik noem maar een voorbeeld — de Starbucks. Mocht daar iemand de boel kort en klein slaan, dan kunnen boa's niet ingrijpen. Ook de politie geeft aan: geef nou gewoon die bevoegdheid, zodat ze in ieder geval die mensen op dat moment kunnen aanhouden en het geweld op dat moment kunnen stoppen, en de politie het vervolgens kan overnemen. Dat is eigenlijk wat wij voorstellen.
Ik vergat trouwens te zeggen dat de vorige motie mede werd ingediend door mijn collega Helder. Dan heb ik dat even rechtgezet.
Dan mijn tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
-een opgelegd reisverbod nu enkel voor één bepaald traject geldt;
-overlastgevers daarom gebruik blijven maken van het openbaar vervoer;
-personeel en reizigers deze overlastgevers op naastgelegen trajecten op dezelfde dag weer tegen kunnen komen;
van mening dat:
-het doel van het reisverbod juist moet zijn personeel en reizigers te beschermen tegen overlastgevers;
-een opgelegd reisverbod voor slechts één traject het probleem enkel verplaatst;
verzoekt de regering te onderzoeken of reisverboden die worden opgelegd, geldend kunnen worden voor het gehele openbaar vervoer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Dan de laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de NS nu een pilot draait met de App Alert;
van mening dat deze pilot ook voor andere vervoerders dan NS interessant is;
verzoekt de regering ook andere vervoerders dan NS te betrekken bij de pilot met de App Alert,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De heer Laçin van de SP.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Ik vind dat we weer een goed AO hebben gehad. Ik heb het vooral over Uber en het ongelijke speelveld gehad. De taxiverzekeringen hebben we gisteren uitgebreid besproken met de minister van Financiën. De staatssecretaris heeft een aantal keer geschetst dat er voor de chauffeurs een gelijk speelveld is. Dat klopt volgens mij ook redelijk. Alleen het bedrijf Uber onttrekt zich aan bepaalde regels, omdat het niet als taxibedrijf maar als techbedrijf wordt gezien. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er geen gelijk speelveld is tussen toegestane taxiorganisaties en Uber, omdat Uber niet als taxibedrijf wordt aangemerkt en behandeld;
constaterende dat het Europese Hof heeft uitgesproken dat Uber een taxibedrijf is en geen techbedrijf;
overwegende dat Uber niet uit zichzelf zijn verantwoordelijkheid neemt;
verzoekt de regering met een voorstel te komen waardoor het bedrijf Uber aan de regels van de Wet personenvervoer 2000 moet voldoen, en dit voorstel voor het einde van 2019 aan de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Dan mijn tweede motie, die ook over dat principe gaat. Uber wordt niet als taxibedrijf gezien en kan zich daardoor als platform neerzetten. Het bedrijf kan doen aan schijnconstructies en geen verantwoordelijkheid nemen richting de werknemers. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een deel van de Uberchauffeurs via schijnconstructies werkt waardoor zij vrijwel geen rechtsbescherming en sociale zekerheid hebben;
verzoekt de regering een onderzoek in te stellen naar schijnconstructies in de taxisector en bij Uber specifiek, en de resultaten van dit onderzoek voor het einde van dit jaar aan de Kamer aan te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Laçin (SP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. De heer Gijs van Dijk van de PvdA.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank, voorzitter. We hebben inderdaad een goed overleg gehad. We hebben gesproken over taxi's en de huidige concurrentie tussen verschillende bedrijven. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er sprake is van toenemende ongevallen en overlast met taxi's;
overwegende dat gemeenten aangeven niet altijd goed te kunnen handhaven vanwege mogelijke verschillen in regelgeving;
van mening dat een gelijk speelveld tussen taxiondernemers voordelen biedt aan alle taxichauffeurs;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe oneerlijke concurrentie tussen taxibedrijven weg kan worden genomen en daarbij zo nodig de Taxiwet aan te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Öztürk van DENK.
De heer Öztürk (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Het gaat om een gelijk speelveld. Dat is wat de taxichauffeurs willen: eerlijke concurrentie op een eerlijke markt. Dat is de reden waarom vanmiddag ruim duizend taxichauffeurs terecht gaan demonstreren in Amsterdam. We zijn er helaas niet bij, omdat we hier moeten zijn, maar er zijn collega's aanwezig om deze hardwerkende taxichauffeurs te ondersteunen. Om een gelijk speelveld te krijgen hebben we de afgelopen weken een aantal AO's, een aantal commissievergaderingen gehad. Ook daarin hebben we aangegeven dat de staatssecretaris en gisteren ook de minister een gelijk speelveld moeten creëren. Ik heb daarvoor een motie ingediend en daarnaast een motie van de SP gesteund.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederlandse taxichauffeurs al jaren geconfronteerd worden met de illegale en oneerlijke concurrentie van een buitenlandse multinational;
van mening dat het zowel vanuit maatschappelijk als vanuit juridisch oogpunt niet te verantwoorden is dat Uber dezelfde diensten kan aanbieden als een taxibedrijf, maar zich blijft onttrekken aan de regels;
verzoekt de regering om te streven naar een gelijk speelveld op de taximarkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. Voor taxichauffeurs is het heel belangrijk dat ze op papier met feiten kunnen laten zien wat de minister en de staatssecretaris zeggen, namelijk dat er een gelijk speelveld is. Als dat niet kan, is het voor hen ook heel moeilijk om aan te nemen dat er een gelijk speelveld is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit diverse onderzoeken blijkt dat vervoersarmoede toeneemt;
overwegende dat dit met name het lokale en regionale vervoer betreft;
constaterende dat het CBS een indicator voor vervoersarmoede heeft ontwikkeld;
verzoekt de regering om het onderwerp "vervoersarmoede" en de ontwikkelde indicator hiervoor onder de aandacht te brengen bij de vervoersregio's, en deze te betrekken bij de te ontwikkelen regionale mobiliteitsplannen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb nog een motie, over de data en over Translink. In het debat gaf de staatssecretaris aan dat het ministerie zelf al zes maanden wacht op data vanuit Translink. Het lijkt mij dat ons ministerie die data echt nodig heeft om beleid goed vorm te geven. Dat geldt hetzelfde voor een heleboel andere partijen. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het openbaar maken van reisdata noodzakelijk is voor een goed inzicht in reizigersstromen en veel mogelijkheden biedt om de dienstverlening aan reizigers te verbeteren;
constaterende dat aanvragen bij Translink nog steeds stuiten op bezwaren en lange procedures;
verzoekt de regering om binnen het NOVB met Translink een redelijke maximale termijn voor het toetsen van een aanvraag af te spreken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik kan me heel goed voorstellen dat een termijn van zes tot acht weken binnen alle redelijkheid zou moeten vallen, dus heel graag een reactie daarop van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Tot slot de heer Von Martels, CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter. Als je vandaag de dag met de trein gaat en je moet overstappen van de ene naar de andere vervoerder, dan moet je nog steeds in- en uitchecken, wat nog steeds een heel gedoe is. Mensen vergeten het en toeristen snappen er helemaal niets van. Ik heb een motie die hierop betrekking heeft en die leest als een roman.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer regelmatig steun heeft uitgesproken om het in- en uitchecken bij het overstappen naar andere vervoerders op het spoor definitief te beëindigen (Kamerstuk 34042, nr. 15 en Kamerstuk 23645, nr. 632) en diverse reizigersorganisaties oproepen tot invoering van enkelvoudig in- en uitchecken in het manifest "De reiziger centraal";
constaterende dat onderzoeken bevestigen dat invoering van enkelvoudig in- en uitchecken op het spoor de reiziger baten oplevert in de vorm van tijdwinst en bespaarde kosten van jaarlijks 1,3 miljoen euro, maar dat tevens is gebleken dat aanpassingen in het huidige systeem erg duur zijn;
overwegende dat tariefvrijheid voor decentrale concessieverleners van belang blijft;
overwegende dat vervoerders bezig zijn met een gefaseerde landelijke uitrol van een app met locatiebepaling vanaf 2020, maar alleen een oplossing waarbij de reiziger privacy moet inleveren om enkelvoudig in- en uit te checken te summier zou zijn;
verzoekt de regering voor het nieuwe systeem OV-betalen een oplossing voor enkelvoudig in- en uitchecken uit te werken die breder is dan alleen een landelijke uitrol van een app met locatiebepaling, en de Kamer voor september 2019 een update over de uitvoering te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Er zijn negen moties ingediend en er is een aantal vragen gesteld aan de staatssecretaris. Zij wil graag vijf minuten schorsen voor haar beantwoording.
De vergadering wordt van 11.12 uur tot 11.17 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de staatssecretaris het woord.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 691 verzoekt de regering om de bevoegdheden van boa's van toepassing te laten zijn op alle voorzieningen op stations. Dat hebben we inderdaad gewisseld in het AO. Ik kan me de vraag van de heer Van Aalst goed voorstellen. Als zo iemand een winkeltje inschiet en een boa daar niks meer mag, dan is dat eigenlijk raar. Dat is raar voor de mensen die het doen, maar ook voor de reizigers eromheen. De verantwoordelijkheid over de bevoegdheid ligt bij de minister van JenV. Vandaar dat ik nu samen met het ministerie van JenV, de NS, het OM en de politie uitzoek hoe het zit en welke oplossingen er zijn. Ik informeer uw Kamer rond de zomer over de uitkomsten hiervan. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik vind het belangrijk om dit van de Kamer te horen. Maar ik wil wel de waarschuwing geven dat waar je de grens ook trekt, je altijd weer een nieuw grensvlak creëert. Dat moet de Kamer wel weten. Dus ik ben benieuwd of u, met deze kanttekening erbij, bewust weet dat u een nieuw grensvlak creëert. Daarom laat ik het oordeel over aan de Kamer. Ik hoor graag wat u daarvan vindt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 691 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja.
Dan de motie op stuk nr. 692 over een reisverbod in het hele ov. Ik ontraad die motie, want het is aan de rechter om te toetsen wat mag. De rechter moet rekening houden met de proportionaliteit en de subsidiariteit. Ik ga niet op de stoel van de rechter zitten, dus ik ontraad de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 692 wordt ontraden.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb een korte vraag. Wat ik de regering verzoek, is om te onderzoeken of we die reisverboden ... Het is natuurlijk hartstikke vervelend dat als je het ene ritje niet meer mag rijden omdat je daar geweld hebt gebruikt tegen het personeel, je vervolgens een andere bus neemt, waardoor je een lange vinger opsteekt naar de buschauffeur en zegt: goh, gisteren heb ik je nog in elkaar getrapt, maar vandaag neem ik gewoon een andere bus naar het centrum. Dat is natuurlijk iets wat we niet willen. Vandaar mijn vraag. Ik snap dat de staatssecretaris niet op de stoel van de rechter kan gaan zitten, maar is zij in ieder geval bereid om in overleg te treden en om te onderzoeken hoe we dit soort situaties kunnen voorkomen? Dat is volgens mij essentieel, zowel voor de reizigers als voor het personeel.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Maar afstemming gebeurt al. Vervoerders stemmen het reisverbod af met het Openbaar Ministerie. Er wordt rekening gehouden met de proportionaliteit en subsidiariteit. Dus als de heer Van Aalst verzoekt om afstemming, dan kan ik hem geruststellen, want dat gebeurt al. Daarvoor is de motie niet nodig, dus ik blijf haar ontraden. Maar zijn punt is hiermee misschien wel geadresseerd.
De heer Van Aalst (PVV):
Er is wel overleg, maar niet over een reisverbod dat geldt over het totale ov. Een reisverbod is tegenwoordig absurd laag: twaalf weken. Ik vind dat echt absurd. Als een persoon geweld gebruikt in het openbaar vervoer, dan verspeelt hij op dat moment wat mij betreft zijn rechten en moet het reisverbod gelden voor het totale openbaar vervoer. Het kan niet zo zijn dat we geweld gaan verplaatsen van de trein naar de bus of naar andere lijnen. Dat moet de staatssecretaris toch ondersteunen? Hier moeten we toch iets mee? Vandaar dat ik vraag naar een onderzoek om dit mogelijk te maken.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De heer Van Aalst begint met: "wat mij betreft". In Nederland is het aan de rechter om te bepalen wat proportioneel en niet-proportioneel is. De vervoerders hebben een goed overleg met het OM. Daar komen al dit soort zaken die hij schetst, aan de orde. Het dilemma, dat ik zeker herken en dat ook anderen zullen herkennen, moet worden afgezet tegen het argument dat iemand nog wel van A naar B moet kunnen. Het is aan de vervoerders, in overleg met het OM, en uiteindelijk aan de rechter om te oordelen wat hierin proportioneel is.
De voorzitter:
Meneer Van Aalst, bij hoge uitzondering.
De heer Van Aalst (PVV):
Dit vind ik echt een heel belangrijk punt. Op het moment dat je het lef in je donder hebt om agressie of geweld te gebruiken tegen ons personeel, onze reizigers of wat dan ook in het openbaar vervoer, dan wil ik heel nadrukkelijk zeggen dat je helemaal geen rechten meer hebt en dat je alles verspeelt. Het argument dat je nog van A naar B moet kunnen ... Dan ga je lekker lopen of met de fiets. Je zoekt het maar lekker uit.
De voorzitter:
Helder.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik vind het echt bizar dat dat een argument kan zijn om dit niet te doen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De heer Van Aalst kan dat bizar vinden, maar de rechter beslist hier wat de proportionaliteit van de straf is. Dat is gewoon helder. Dat is de taakverdeling in onze democratie. Niettemin zijn de heer Van Aalst en ik het totaal met elkaar eens dat je gewoon met je poten af hebt te blijven van de mensen die in het openbaar vervoer zorgen voor een goede, prettige en comfortabele reis voor ons allemaal. Die mensen moeten veilig hun werk kunnen doen. Daar hebben we met elkaar veel aandacht voor. Daar zijn we het zeker over eens.
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 693 over de App Alert. Dat is een mooi voorbeeld van hoe we telkens met elkaar kijken naar wat er wél kan. De NS heeft aangegeven dit voorjaar met een proef te starten. De resultaten en bevindingen zullen besproken worden in de overleggen rondom het actieprogramma sociale veiligheid in het openbaar vervoer. De regionale vervoerders zijn ook lid van dit overleg en worden er op deze manier goed bij betrokken. Na de proef kijk ik in overleg met de concessieverlenende overheden naar uitbreiding naar andere vervoerders. Ik wil de heer Van Aalst dus vragen om deze motie aan te houden. Dat is ook ongeveer wat we gewisseld hebben in het AO. Als hij niet bereid is om de motie aan te houden, dan ontraad ik haar op dit moment.
De heer Van Aalst (PVV):
Dat is inderdaad zojuist besproken in het AO en daar kwam deze discussie om "even te wachten totdat" ook voorbij. Ik wil juist graag de vervoerders meenemen aan de voorkant. In het AO hebben we namelijk besproken, en de staatssecretaris heeft dat ook aangegeven, dat ook NS kan bepalen dat het géén succes is. Dus dan komen aan de achterkant de andere vervoerders niet eens meer in beeld. Vervoerders hebben inmiddels al contact met elkaar gehad en willen ook financieel bijdragen. Ik zie dus geen enkel probleem waarom andere vervoerders niet gewoon mee zouden kunnen draaien om dit tot een succes te maken.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Vervoerders zijn betrokken, omdat ze ook in dat overleg zitten. Als de vervoerders onderling met de NS met elkaar afspraken maken, dan neem ik er kennis van wanneer dat gebeurt. Het doel is hetzelfde: we zorgen dat ook de andere vervoerders goed zijn aangesloten. We willen het allemaal tot een succes maken en daarom zullen zeker ook de andere vervoerders betrokken blijven op de een of andere manier.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 693 wordt ontraden. De heer Gijs van Dijk heeft ook een vraag.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank voor deze mogelijkheid. Het gaat even over de eerste motie, op stuk nr. 691, van de heer Van Aalst. Ik twijfel toch even. Op zich begrijp ik de gedachte, maar ik merkte in de richting van de heer Van Aalst ook op dat het monopolie op geweld bij de politie zit. Dan gaat het dus echt over veiligheidstaken die boa's hebben en geen uitbreiding van taken?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Nee, het gaat over de geografische ruimte waar de boa's de taken die zijn vastgesteld, mogen uitvoeren. Dat is de vraag die is gesteld door de heer Van Aalst. Moet dat dan stoppen bij de grens van het winkeltje? Of geldt dat ook in het winkeltje en in de wc's? De vraag betreft dus eigenlijk de geografische reikwijdte van die bevoegdheden.
De voorzitter:
Dat nog ten aanzien van de motie op stuk nr. 691. Dan de motie op stuk nr. 694.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter. Er zijn een aantal moties ingediend over Uber en taxi. Dat zijn de moties op de stukken nrs. 694, 695, 696 en 697. Ik ga eerst de leden teleurstellen door te zeggen dat ik deze moties in hun huidige vorm ga ontraden. Daarna zal ik tegen de leden hopelijk wel kunnen zeggen dat ik goed naar ze luister, maar dat een aantal van de vragen die zij gesteld hebben niet op mijn terrein liggen maar op dat van collega's, omdat ze te maken hebben met marktordening of het onderzoek naar schijnconstructies. Ik zeg de leden toe dat ik de essentie zal bespreken met die collega's en dat ik daar in de brief die ik heb toegezegd, voor de zomer op terug zal komen. Want ik snap dat ze dit vragen. We weten nu dat de chauffeurs allemaal aan dezelfde eisen moeten voldoen, maar zit het 'm dan niet in het bedrijf zelf? Of zit het 'm niet in schijnconstructies? We hebben heel duidelijk gezegd dat we legaal voor een gelijk speelveld willen zorgen en illegaal willen aanpakken. U heeft zorgen over de schijnconstructies. Dat is de verantwoordelijkheid van mijn collega's, maar ik ga met hen bespreken: hoe zit het met de taxi in jullie onderzoek naar schijnconstructies? Al dat soort antwoorden heb ik niet paraat. Ik zou de leden ook kunnen vragen om de moties aan te houden. In de huidige vorm moet ik de genoemde moties ontraden, maar ik ga wel op zoek naar de essentie van de vragen om met collega's te kijken waar dat geborgd is en waar dat wordt uitgezocht en of we er niks mee kunnen. Daarop kom ik terug voor de zomer.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft het over de moties op de stukken nrs. 694 en 695.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
En op de stukken nrs. 696 en 697.
De voorzitter:
En op de stukken nrs. 696 en 697.
De indiener van de moties op de stukken nrs. 694 en 695, de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Dat ben ik, voorzitter. Wat de motie op stuk nr. 695 betreft begrijp ik het heel goed. Dat gaat over die schijnconstructies. Het is een verzoek aan de regering, dus ook aan Sociale Zaken inderdaad. Ik geef de staatssecretaris graag de ruimte om daarover in overleg te treden en een brief te sturen voor de zomer.
De voorzitter:
Met andere woorden: de motie op stuk nr. 695 wordt ...
De heer Laçin (SP):
Deze motie houd ik aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Laçin stel ik voor zijn motie (23645, nr. 695) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Laçin (SP):
Alleen, de motie op stuk nr. 694 is wel van een andere orde. Daar gaat het om het aanduiden van Uber als techbedrijf of als taxibedrijf. Er ligt een hele duidelijke uitspraak van het Europese Hof. Dat zegt dat het gewoon een taxibedrijf is. Dus als wij dat hier in Nederland ook doen, dan moet Uber zich als bedrijf houden aan de Wet personenvervoer 2000 en moeten ze bijvoorbeeld ook verantwoordelijkheid nemen voor de ongelukken die helaas hebben plaatsgevonden. Nu komen ze daar gewoon onderuit en dat kan echt niet.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
We moeten heel precies zijn over wat het Hof heeft gezegd. Het Hof heeft gezegd dat de diensten die Uber aanbiedt, taxidiensten zijn. Die diensten vallen dus al onder de Wp 2000. Maar Uber zelf als bedrijf is een platform en geen taxibedrijf. Daar zit nu net de nuance waardoor deze motie net niet de spijker op zijn kop slaat. De diensten die via Uber worden aangeboden, vallen al onder de Wp 2000 en om die reden zou de motie overbodig zijn.
De heer Laçin (SP):
Dan krijgen we dus continu de discussie of het gaat om de dienst of het bedrijf. Volgens mij heeft het Europese Hof gewoon bepaald dat het bedrijf een taxibedrijf is. Ik houd de motie dus in stand en ga het uitzoeken. Indien nodig, zal ik de motie aanhouden, maar ik ben er echt van overtuigd dat het Europese Hof heel duidelijk was.
De voorzitter:
Helder, dank.
De heer Laçin (SP):
Ik kan eigenlijk concluderen dat de staatssecretaris de motie ontraadt, maar ik ga er nog even naar kijken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 694 wordt ontraden.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik hou mijn toezegging overeind dat ik met de collega's die gaan over platforms en schijnconstructies de essentie van de zorg van de Kamerleden zal bespreken om te kijken of dat in hun trajecten op een goede manier is meegenomen. Daar zal ik de Kamer over informeren.
De voorzitter:
Even voor de duidelijkheid: de motie op stuk nr. 694 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 695 wordt aangehouden. Dan zijn we nu bij de motie op stuk nr. 696.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Wij dienen zeer binnenkort een initiatiefnota in over de platformeconomie. Dan lossen we dit dus gewoon meteen op. Dat lijkt me ook handig.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dat scheelt altijd weer.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat scheelt weer. Maar ik wil mijn motie graag aanhouden, en ik wil de staatssecretaris vragen om ook te kijken naar het verschil tussen opstap- en beltaxi's, niet omdat ik denk dat daar een simpele oplossing ligt, maar omdat ik denk dat dat ook moet worden meegenomen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Gijs van Dijk stel ik voor zijn motie (23645, nr. 696) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 697.
De heer Öztürk (DENK):
Ja. Ik schrok even. De motie op stuk nr. 697 "verzoekt de regering om te streven naar een gelijk speelveld op de taximarkt". Daar kun je toch niet tegen zijn? Dat kun je toch niet ontraden? Je kunt toch niet zeggen: dat kan ik niet waarmaken? Iedereen wil een gelijk speelveld, ook op de taximarkt. Daarvoor is deze staatssecretaris ook verantwoordelijk. Ik snap dus niet dat ze dit meeneemt met die andere moties. Ik dacht: ik heb een neutralere motie gemaakt; deze moet het toch wel halen?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
We delen het streven naar een gelijk speelveld op de taximarkt helemaal. Dat streven omarm ik uiteraard volledig. Het punt zit in de overweging waarin staat dat Uber zich blijft onttrekken aan de regels. Ik kan zo niet met de heer Öztürk vaststellen dat dat zo is. De diensten van Uber vallen onder de Wp 2000. U heeft een aantal vragen gesteld. We hebben ook met elkaar geconstateerd dat er voor de chauffeurs een gelijk speelveld is. Daarom kan ik met name dat punt zo niet onderschrijven, want dan zeg ik eigenlijk dat Uber zich aan de regels onttrekt. Dat kan ik zo niet onderschrijven.
De heer Öztürk (DENK):
Dat Uber dat doet, weten we allemaal. Ik snap dat u Uber niet zo direct wilt of kunt aanspreken. Dat snap ik. Maar dat Uber zich aan een aantal regels onttrekt, is gewoon een feit. Ik ben bereid om die stelling waar nodig iets zachter te formuleren. Het gaat erom dat de taxichauffeurs, ook vandaag in Amsterdam met ruim 1.000 taxi's, een gelijk speelveld willen. Die taxichauffeurs kijken nu mee. Ik denk dat het goed zou zijn als de staatssecretaris zou zeggen: ik steun deze motie met de intentie om een gelijk speelveld in de taximarkt te krijgen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Als de heer Öztürk er een motie van maakt die luidt "De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering om te streven naar een gelijk speelveld op de taximarkt", dan zal ik ... Ik doe dat eigenlijk niet, omdat we meestal geen moties indienen over dingen waarover we het met elkaar eens zijn. Maar ik denk dat dit breed belangrijk is als een signaal naar de taxichauffeurs dat we met elkaar blijven kijken naar de problematiek. Er lopen nog een aantal onderzoeken. Als hij bereid is om de beide overwegingen te schrappen en alleen het verzoek nog een keer te onderstrepen, dan kan de Kamer in de breedte dat verzoek nog eens een keer ondersteunen en zou ik het oordeel overlaten aan de Kamer.
De voorzitter:
Er wordt hier intensief onderhandeld.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Maar dan worden de punten wel ...
De voorzitter:
Het voorstel van de staatssecretaris is om de twee overwegingen te schrappen.
De heer Öztürk (DENK):
Ik ga daar heel ver in mee, maar ik moet het daar toch even met mijn collega's over hebben. Ik denk dat ik daarop terugkom.
De voorzitter:
Ik ga haar noteren als ontraden. Als u haar wil wijzigen, merken we dat vanzelf. Dan krijgt ze oordeel Kamer, want we hebben net de beraadslaging en de wisseling met de staatssecretaris gevolgd.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik kan me namelijk goed voorstellen dat de ondernemers allemaal denken: "Deze wet, die wet, waar valt het onder ... Waar gaat dit over? Wat wil de Kamer nou?" Volgens mij wil de Kamer in de breedte zeggen: wij willen een gelijk speelveld op de taximarkt. Ik ben graag bereid om de Kamer de gelegenheid te geven om dat oordeel uit te spreken, maar dan dus wel zonder de overwegingen.
De voorzitter:
Meneer Öztürk is alweer terug van zijn onderhandeling.
De heer Öztürk (DENK):
Ja, ik ben heel snel in conclaaf gegaan met een aantal collega's.
De voorzitter:
En?
De heer Öztürk (DENK):
Ik denk dat ik het "overwegende" en het "van mening" eraf haal en het "verzoekt de regering" overlaat. Het gaat om een gelijk speelveld op de taximarkt.
De voorzitter:
Dus u wijzigt de motie, en dan krijgt ze oordeel Kamer. Het gaat om de motie op stuk nr. 697. Ik moet opmerken dat het me wel opvalt dat er een nieuw systeem in sluipt. Een groot aantal moties die worden ingediend, wordt aangehouden, ofwel er wordt intensief onderhandeld aan de interruptiemicrofoon over het vinden van de juiste formulering waarmee ze oordeel Kamer kunnen krijgen. Ik stel alleen maar even vast dat dat zo is.
De heer Öztürk (DENK):
Ik wil daar wel iets over zeggen. Ik denk dat het in onze democratie ook goed is dat het publiek, de mensen, zien dat we elkaar ook kunnen vinden.
De voorzitter:
Dat begrijp ik wel, maar ...
De heer Öztürk (DENK):
Het is niet zo dat wij altijd discussie hebben, dat we altijd ruzie hebben. Soms kunnen we elkaar ook vinden. Ik denk dat het goed is om dat ook te laten zien.
De voorzitter:
Ja.
De heer Van Aalst (PVV):
Dat was even de Öztürkshow. Ik vind het hartstikke mooi en ik zou het ook ondersteunen als hij de overwegingen eruit haalt, maar het geeft een beetje een beeld. We hebben hier en ook tijdens het AO allemaal gepleit voor een gelijk speelveld voor de taximarkt. De staatssecretaris geeft aan dat, als dit wordt aangepast en als de regering wordt verzocht om te streven naar een gelijk speelveld, het net is alsof zij dat niet al doet. Ik vind het dus totaal overbodig.
De voorzitter:
Dat klopt. Het is ondersteuning van het beleid.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik heb de kanttekening er ook niet voor niks bij gemaakt. De heer Van Aalst heeft wel een punt. Daarom zei ik ook dat we dit normaal gesproken niet doen, maar omdat er nu zo veel vraag is ... Ook de heer Van Aalst heeft hier de hele tijd aandacht voor gevraagd; laat ik dat ook absoluut zeggen. Ook het CDA heeft hier de hele tijd aandacht voor gevraagd en ook de VVD, D66, GroenLinks, de Partij van de Arbeid en de SP hebben dat gedaan. Al deze partijen, die bij het debat aanwezig waren, zeiden dat zij dit belangrijk vinden. Omdat er zo veel mist is in die taximarkt, bied ik de Kamer de gelegenheid om te zeggen: wij streven hier met elkaar naar. Maar ik zou bijna tegen de heer Öztürk willen zeggen: het zou dan ook reëel zijn als u ook de partijen die in dat AO dat signaal graag met u hebben willen uitspreken, meeneemt als ondertekenaars, zodat u dat nog een keer met elkaar neerzet als een gezamenlijk streven voor de verdere stappen die we gaan nemen in deze taximarkt.
De voorzitter:
Dit alles was naar aanleiding van de motie op stuk nr. 697. Dan de motie op stuk nr. 698.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, de motie op stuk nr. 698 van mevrouw Kröger. Dit is een punt dat we ook al een aantal keren met elkaar hebben gewisseld. Het armoedebeleid is SZW-beleid. Het voortouw ligt daarbij dus bij de collega. De uitwerking is soms echt heel specifiek in een bepaalde wijk van een bepaalde stad. Die gemeenten en regionale overheden hebben dus ook een belang bij het bieden van maatwerk. We hebben dit vaker met elkaar gewisseld. Ik ontraad de motie in de huidige vorm, maar er is bij collega's absoluut aandacht voor dit onderwerp.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 698 wordt ontraden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik zou toch heel graag willen dat de staatssecretaris deze CBS-indicator dan in ieder geval met haar collega van SZW bespreekt, zodat dit — afhankelijk van hoe je het definieert — bij de vervoersregio's of bij gemeenten en provincies onder de aandacht wordt gebracht. Dan wordt het in ieder geval een onderdeel van de discussie.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik ben graag bereid om het onder de aandacht te brengen, maar deze motie is aan mij gericht en dan lijkt het net alsof ik dat ga doen. Ik wil mijn collega best op deze motie wijzen, maar dan is het misschien ook aan haar om daar wat mee te doen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Er staat vrij helder: "verzoekt de regering". Het maakt mij niet uit wie het onder de aandacht brengt van gemeenten, provincies of vervoersregio's, als degenen die erover gaan, er maar van op de hoogte zijn dat vervoersarmoede een groeiend probleem is.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik zal u vertellen dat de gemeenten en de regio's zich daar ook absoluut van bewust zijn. Zo sprak ik bijvoorbeeld met een wethouder in Rotterdam, dat specifiek daarom aan de gang is met fietsen. Het staat dus goed in de aandacht. Deze motie vraagt mij expliciet om dit te betrekken bij de ontwikkeling van de regionale mobiliteitsplannen. Ik vind dat het in eerste instantie aan de regio's is om dat te doen, maar het verzoek om dit onder de aandacht te brengen, is prima.
De voorzitter:
Dus dan wordt het ...
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Als we dan toch aan het onderhandelen zijn over allerlei punten en als ik mij constructief toon, dan zou ik tegen mevrouw Kröger willen zeggen: stop dan bij "het onder de aandacht brengen bij de vervoersregio's". Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat was ik nou net van plan.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Nou, we kunnen vandaag elkaars gedachten lezen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat voorstel neem ik dus over. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik raak langzamerhand zelf het spoor bijster. Deze motie wordt nu dus aangepast en opnieuw ingediend en dan krijgt zij oordeel Kamer, met de bewoording zoals de staatssecretaris die heeft voorgesteld.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Correct. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 699.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, de motie op stuk nr. 699 van mevrouw Kröger. Ook dit hebben we uitgebreid met elkaar gewisseld. Evaluatie volgt in het najaar. Ik stel mevrouw Kröger voor om deze motie aan te houden tot de evaluatie in het najaar.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger? Want als u daartoe niet bereid bent, krijgt de motie als oordeel: ontraden.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Daar heb ik dan wellicht een vraag over. Ik schrok er echt van dat het ministerie zelf zes maanden zit te wachten. Volgens mij is de staatssecretaris daar ook helemaal niet blij mee. Ik begreep uit het debat dat die evaluatie met name gaat over de vraag of er een wettelijk traject nodig is of niet, terwijl het mij er eigenlijk vooral om gaat of er gewoon een maximale termijn komt waarbinnen zo'n aanvraag behandeld moet worden. Ik begrijp nu dat de commissie die dit behandelt, maar eens in de zoveel maanden bij elkaar komt. Dit lijkt mij iets wat relatief makkelijk te fiksen is.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, het lijkt relatief makkelijk te fiksen, maar het blijkt heel complex. Maar we willen druk houden op het proces. Dat is absoluut wat we aan het doen zijn. De evaluatie volgt in het najaar, maar we houden echt druk op het proces. Iedereen — ook de partijen zelf — wil dat dat sneller gaat, maar ik zou daar nu niet nog specifieke dingen aan toe willen voegen. Ik vraag dus toch om het aanhouden van deze motie.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger? Daartoe bent u bereid, zie ik.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (23645, nr. 699) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan tot slot de motie-Von Martels op stuk nr. 700.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik snap de vraag in die motie, maar ik zou zeggen: een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. Dan kan ik hierop terugkomen bij de NOVB-rapportage. Want ik snap de vraag van de heer Von Martels om te kijken of het ook op een andere manier kan. Die vraag nemen we nadrukkelijk mee.
De voorzitter:
Dus?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Met die connotatie is het oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 700 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter, daarmee ben ik door de moties heen.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank voor uw beantwoording en voor uw komst naar de Kamer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over deze moties zal dinsdag worden gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Voorzitter: Arib
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-77-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.