2 Vragenuur: Vragen Rudmer Heerema

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Rudmer Heerema aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over een Amsterdamse school die beïnvloed zou zijn door jihadisten.

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Voortgezet Onderwijs en Media van harte welkom en ik geef de heer Rudmer Heerema namens de VVD het woord voor zijn vraag aan de minister over een Amsterdamse school die beïnvloed zou zijn door jihadisten.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. We kregen afgelopen donderdag een zeer verontrustend bericht over de islamitische school het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam. Er zijn zelfs signalen van de AIVD en de NCTV dat deze school contacten onderhoudt met een terroristische organisatie. Er komen zelfs steunbetuigingen voor deze school van haatimams en IS-sympathisanten en dat is levensgevaarlijk. Op deze school leren kinderen onverdraagzaamheid en een antidemocratische houding tegen ons mooie Nederland te hebben. Deze school staat tegenover alles waar wij in het onderwijs voor onze kinderen voor staan. Deze school lijkt alles te ondermijnen wat wij in Nederland met elkaar hebben opgebouwd.

Voorzitter, dit kan toch niet? Dit is volstrekt onacceptabel. De minister geeft aan dat er weinig mogelijkheden zijn om de school te sluiten, en ook de gemeente ziet weinig ruimte. Maar wij kunnen clubhuizen van motorbendes op slot gooien, drugspanden ontruimen, en dan zouden we een school waar kinderen geïndoctrineerd worden met puur vergif niet aan kunnen pakken?

Ik wil dat de minister alles maar dan ook echt alles uit de kast trekt om deze school te sluiten. Daarom de volgende twee vragen. Artikel 220 van het Burgerlijk Wetboek geeft mogelijkheden om tot sluiting over te gaan. Is de minister bereid dit artikel zo ver mogelijk te verkennen om daartoe over te gaan? En twee, de wet over de burgerschapsopdracht is het instrument waarmee we deze school zouden moeten kunnen sluiten. Wanneer komt deze wet naar de Kamer en bent u bereid om hier een spoedtraject van te maken binnen uw ministerie?

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik dank de heer Heerema voor zijn indringende vragen. Inderdaad, afgelopen donderdag zijn er brieven verstuurd: de brief van de NCTV naar de gemeente Amsterdam en een afschrift van deze brief naar de Kamer, met een begeleidende brief van het kabinet. Daarin was de eerste ondertekenaar de minister van Justitie en Veiligheid, mede namens vier andere bewindspersonen. Dat is een bijzondere stap geweest, dat erkennen wij ook volmondig. Maar het is wel een hele bewuste keuze geweest om deze brieven te versturen. De reden is inderdaad dat er grote zorgen zijn rond deze school, en die zorgen waren van dien aard dat we uiteindelijk, alles afwegende, besloten hebben om deze zorgen niet binnenskamers te houden. Het belangrijkste doel was dat we ouders en leerlingen, maar ook potentiële ouders en leerlingen — juist vorige week is de inschrijvingstermijn gestart — wilden informeren over de zorgen die we hebben. Dat heeft veel losgemaakt.

Inderdaad, wij zullen alle instrumenten inzetten die we hebben, en die worden ook ingezet, om rond deze zorgen verder te kunnen handelen en onderzoek te doen. Dat blijkt ook uit de medeondertekening van de brief door de minister van Justitie en Veiligheid, de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die over integratie gaat en het voorzitterschap heeft van de taskforce rond dit onderwerp, en de beide bewindspersonen van OCW.

Met betrekking tot de onderwijsinspectie kan ik de volgende stand van zaken geven waar het gaat om handelen, om alles doen. Ik heb vorige week helaas moeten constateren — u heeft dat in de brief ook gelezen — dat de onderwijsinspectie niet goed haar werk kon doen en om die reden weer uit de school is verdwenen. Dat is niet acceptabel. En inderdaad, wij zullen alle instrumenten inzetten die we daarvoor hebben, en dat is onder andere het opschorten van de bekostiging. Gisteren heeft de bestuurder aangegeven weer alle medewerking te willen verlenen aan verdere onderzoeken. We zullen in de komende dagen zien wat deze woorden waard zijn, maar de mogelijkheid om direct in te grijpen als dat niet gebeurt, heb ik net aangegeven.

De inspectie werkt via drie lijnen. De allereerste lijn is onderzoek naar de onderwijskwaliteit. Men was daar al ferm mee bezig. Dat ging ook niet allemaal crescendo en heel erg soepel, maar men was daar al druk mee bezig. Op basis van het ambtsbericht van de AIVD heeft men de opbrengsten daarvan geparkeerd en wordt verder onderzoek gedaan. Dat zal zowel aangekondigd als onaangekondigd gaan en blijven plaatsvinden. De tweede lijn zijn de financiën. Er vindt op dit moment een diepgaand onderzoek plaats naar de administratie van deze school. Daar is ook aanleiding voor. De derde lijn is dat er onderzoek wordt gedaan naar de bestuurlijke kwaliteit — de governance, zoals wij dat altijd in ons jargon zo mooi zeggen — omdat er vragen zijn over de bestuursstructuur: is de structuur zoals die op papier staat de werkelijkheid in de school?

Voorzitter, tot slot. Wij zijn inderdaad met wetgeving bezig. We zullen dus alles inzetten wat we kunnen. We zijn met wetgeving bezig. Op dit moment vindt de afronding plaats van de schriftelijke vragenronde over de wet die de scholenstichting op een andere manier gaat inrichten, zodat er veel strakker aan de voorkant kan worden toegezien. Die wet kunnen we dus zo snel mogelijk behandelen. De wet op het burgerschap ligt bij de Raad van State. We hopen die wet deze maand terug te krijgen, hoewel we natuurlijk niet over de planning van de Raad gaan. We kunnen dan ook snel verder het vervolg van deze wet in de Kamer aan de orde hebben.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het is goed om te horen dat bijvoorbeeld de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen snel naar de Kamer gestuurd kan worden, want vanmorgen stond in de krant dat deze school in Amsterdam, het Cornelius Haga Lyceum, expansiedrift heeft richting Den Haag en mogelijk zelfs Utrecht. Klopt het, minister, dat we met deze wet in de hand, over die stichting van nieuwe scholen, onwenselijke scholen kunnen tegenhouden in alle gemeenten van Nederland?

Minister Slob:

De nieuwe wet biedt aan de voorkant veel meer mogelijkheden om niet alleen gericht onderzoek te doen naar de vraag of de leerlingaantallen op orde zijn, maar om ook heel gericht naar bestuurders te kijken en naar wat men onderwijsinhoudelijk allemaal wil gaan doen. Die wet gaat inderdaad meer mogelijkheden bieden. Ik kan u melden dat er op dit moment vanuit deze schoolorganisatie, SIO, een aantal andere aanvragen lopen. Dat zijn er zeven. Deze lopen ook in andere steden. De verwachting is dat op basis van de huidige wet al deze aanvragen zullen worden afgewezen, gewoon puur op basis van het feit dat men niet voldoet aan de normen die daarvoor zijn gesteld. Dus ook met de huidige wet kunnen we al iets, maar de nieuwe wet zal extra mogelijkheden gaan bieden.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het is goed om te horen dat die wet meer mogelijkheden geeft. Maar met deze casus en de expansiedrift die deze school heeft in het achterhoofd, denk ik dat het heel verstandig is om te kijken hoe we wet- en regelgeving nog verder kunnen optuigen om ervoor te zorgen dat dit soort scholen, dit soort onwenselijke scholen, geen voet aan de grond krijgen in Nederland. Dat wil volgens mij niemand, dus daar moeten we zo fors mogelijk op inzetten. Als de wet waar de minister het over heeft, onvoldoende lijkt te zijn, kunnen we die wet verder amenderen en kunnen we kijken welke aanvullende wet- en regelgeving nodig is om ervoor te zorgen dat dit niet meer voorkomt.

Minister Slob:

Met betrekking tot deze casus en de wet die eraan komt als het gaat om het stichten van scholen, zullen wij uiteraard ook met deze casus in het achterhoofd nog eens heel gericht kijken naar wat we nu in deze wet al geregeld hebben en of het eventueel nodig is om daarin nog aanvullend dingen te doen. Dat zullen we inderdaad in de komende tijd verder gaan onderzoeken. We hopen uiteraard dat de Kamer de wet zo snel mogelijk zal agenderen, zodat we in het debat daar verder over kunnen doorspreken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. Dan ga ik naar de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter?

De voorzitter:

Wie was eerder? Wacht heel even. Voordat we ruzie krijgen; we zijn net begonnen. De heer Van Dijk?

De heer De Graaf (PVV):

Ga je gang, zeg ik dan tegen de heer Van Dijk.

De voorzitter:

Dat is prima.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Banden met terroristen, salafistische invloeden, antidemocratisch onderwijs en dan ook nog eens de inspectie belemmeren om haar werk te doen. Deze school, en met name de bestuurders, deugen van geen kanten. Dat is allemaal mede mogelijk gemaakt dankzij artikel 23 van de Grondwet. Maar voor nu is maar één vraag relevant: hoe is het in vredesnaam mogelijk dat u niet allang wetgeving had ...

De voorzitter:

Dat de minister.

De heer Jasper van Dijk (SP):

... om dit soort scholen te kunnen sluiten? Ik neem aan dat u het met mij eens bent dat deze school er nooit had moeten komen en dat u gepiepeld wordt door deze bestuurders als u niet zorgt dat deze school snel wordt gesloten.

De voorzitter:

U heeft het over de minister. Wilt u via mij en niet tegen mij spreken? Want dan denkt iedereen dat u het tegen mij heeft.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo is het, voorzitter.

Minister Slob:

Voorzitter, via u zeg ik tegen de heer Van Dijk dat artikel 23 nooit een vrijbrief is voor het misbruik maken daarvan. Op het moment dat er misbruik wordt gemaakt van de vrijheden die in dit land geboden worden, dan moeten we gewoon optreden. Op de vraag wat dit kabinet doet, is het antwoord duidelijk. Ik ben daar in het afgelopen jaar zeer druk mee geweest. Door middel van twee wetten zijn we ook bezig om een extra instrumentarium te geven om in te kunnen grijpen als er dingen gebeuren die ongewenst zijn of om — dat is positiever geformuleerd, denk ik — scholen opdracht te geven om ook als het gaat om goed burgerschap hun verantwoordelijkheid te pakken.

De Wet meer ruimte voor nieuwe scholen zou in de praktijk ook "minder ruimte voor nieuwe scholen" kunnen betekenen, omdat we aan de voorkant veel strakker zullen toezien op datgene wat men graag wil gaan doen. In de huidige situatie wordt alleen nog maar gekeken of een school voldoende leerlingen heeft. Dan kan deze bij wijze van spreken van start gaan. In het vervolg komen dan soms de problemen. Dat is door dit kabinet met voortvarendheid opgepakt. Ik heb al aangegeven dat het wetsvoorstel inmiddels bij de Kamer ligt; dit kunnen we ook snel gaan behandelen. Aan de wet over burgerschap is ook stevig gewerkt; die is inmiddels ook naar de Raad van State gestuurd. We gaan niet over de werkwijze van de Raad van State.

De voorzitter:

Goed.

Minister Slob:

Maar we hopen dat die deze maand terug gaat komen. Dan zullen we deze ook verder naar de Kamer kunnen doorgeleiden; dan kunt u uw vragen stellen en dan kunnen we het debat voeren.

De voorzitter:

Dat weten we allemaal, de hele procedure.

Minister Slob:

Dat biedt ook extra instrumenten, dus er wordt hard en stevig aan gewerkt. In ieder geval gebeurt dit ook via de onderwijsinvalshoek. Zoals ik al aangegeven heb, is dit wel een breder vraagstuk, maar dit is wat we op het gebied van onderwijs kunnen doen.

De heer De Graaf (PVV):

Het is inderdaad een breder vraagstuk. Waar dit kabinet, en ook deze Kamer achter mij, zich altijd uitlaat over de grondoorzaken van migratie, de grondoorzaken van dit en de grondoorzaken van dat, wordt ook op dit dossier weer een grote omtrekkende beweging gemaakt om de grondoorzaak van alle ellende niet te benoemen. En die grondoorzaak heet de islam. De islam is antidemocratisch, anti-integratief, anti-alles en diametraal tegen alles waar onze westerse maatschappij voor staat.

De voorzitter:

Wat is de vraag, meneer De Graaf?

De heer De Graaf (PVV):

Deze wetgeving gaat dus tekortschieten. Mijn vraag aan de minister daarbij is: waarom durft de minister niet gewoon de grondoorzaak, namelijk de islam, aan te pakken en ervoor te zorgen dat er helemaal geen islamitische scholen in Nederland zijn?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

De heer De Graaf (PVV):

Want hoe langer die scholen er zijn, hoe meer ellende we op termijn kunnen verwachten. Wees als kabinet zijnde gewoon eens een vent.

Minister Slob:

Grondrechten zijn universeel, dat weet de heer De Graaf. Maar dat betekent wel dat grondrechten nooit ongelimiteerd zijn. Er worden altijd ook voorwaarden gesteld aan het gebruik van grondrechten, welke grondrechten dat ook zijn. Dat doen we ook met betrekking tot vrijheid van onderwijs. U zult, als u de wetgeving in handen krijgt, pas echt kunnen beoordelen wat we daaraan doen. Dat geldt ook in aanvullende zin met betrekking tot het instrumentarium dat we nu hebben, om in te kunnen grijpen en toe te kunnen zien op het moment dat er dingen gebeuren die wat ons betreft niet wenselijk zijn.

De heer Azarkan (DENK):

Vrijheid van godsdienst ... sorry, vrijheid van onderwijs, is een belangrijk goed. Voor de DENK-fractie staat het belang van de kinderen en van de ouders voorop. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de minister, ook in samenwerking met de burgemeester, hierin een tweesporenbeleid hanteert. Aan de ene kant geeft de minister aan te verzoeken — of althans, dat gaat via de burgemeester — druk te leggen op het bestuur om af te treden. Er zijn zware aantijgingen gedaan vanuit de NCTV: het onderhouden van banden met terroristische organisaties. De vraag is of dat niet strafbaar is. Maar het tweede aspect, wat ik de minister ook hoor zeggen, is dat hij nu pas onderzoek gaat doen.

De voorzitter:

En wat is de vraag?

De heer Azarkan (DENK):

Hoe verhoudt zich dat tot elkaar: onderzoek doen naar de onderwijskwaliteit en onderzoek doen naar de kwaliteit van besturen, ...

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

De heer Azarkan (DENK):

... naar banden die onderhouden zijn? Hoe verhoudt zich dat tot de huidige aanpak?

Minister Slob:

Het onderzoek naar onderwijskwaliteit liep al. Maar u heeft in de brief die u donderdag heeft ontvangen, ook kunnen lezen dat er in januari een ambtsbericht van de AIVD kwam. Daarin stond informatie die ook gerede aanleiding gaf om verder vervolgonderzoek te gaan doen, ook als het om de onderwijsinspectie gaat. Dus inderdaad waren er de berichten die in januari naar buiten zijn gekomen en waarover het kabinet vorige week heeft besloten om een deel daarvan ook met u te delen. Dat is inderdaad een ongebruikelijke stap, maar die hebben aanleiding gegeven om aanvullend onderzoek te gaan doen. Dat is op dit moment in volle gang. Het gaat hierbij om onderwijs en om de inspectie, via de drie lijnen die ik net genoemd heb.

De voorzitter:

Meneer Azarkan, uw tweede vraag.

De heer Azarkan (DENK):

Het is buitengewoon ernstig als bestuursleden van scholen contacten onderhouden met terroristische organisaties. Ik lees dat dat gebeurt van 2009 tot 2012. Heeft de minister die kinderen dan te lang blootgesteld aan het gevaar van die bestuurders? Waarom is er niet eerder opgetreden?

Minister Slob:

Ik heb aangegeven dat de ambtsberichten van de AIVD rond deze school er in januari zijn gekomen. U heeft in de brieven ook kunnen lezen wat onze vervolgstappen daaromtrent zijn geweest, ook vanuit de onderwijsinvalshoek. Ik heb aangegeven dat het breder is, maar ook de minister die mede over onderwijs gaat, is hier natuurlijk bij betrokken. Bij de onderwijsinspectie wordt er via drie lijnen gewerkt, namelijk kwaliteit, financiën en de bestuurlijke structuur.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb alle waardering voor de minister vanwege het feit dat er in de voorliggende wetstrajecten nadrukkelijk gekeken wordt hoe je veiligheid en goed bestuur beter kunt borgen. Maar is de minister het mij eens dat in vigerende wetgeving met betrekking tot het voortgezet onderwijs al ruimschoots voldoende aanknopingspunten zitten om nu actief in te grijpen? Ik verwijs bijvoorbeeld naar artikel 3b. Daarin staat: "het bevoegd gezag draagt zorg voor de veiligheid op school" en "onder veiligheid, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan de sociale, psychische en fysieke veiligheid". En in artikel 17 staat: "het onderwijs is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie". Dit zijn toch voldoende gronden om nu actief op te treden en niet de voorliggende wetgevingstrajecten af te wachten?

Minister Slob:

Wij hebben ervoor gekozen om de informatie die we nu hebben te delen, ook in het belang van ouders die een keuze moeten maken en ouders die al kinderen op deze school hebben zitten. Juist in deze tijd — vorige week startte namelijk de inschrijftermijn; die loopt overigens de 15de weer af — willen we ouders daar wel deelgenoot van maken, zodat ze het kunnen betrekken bij de afwegingen die ze maken. Het is inderdaad waar dat er ook vanuit de huidige onderwijswetgeving mogelijkheden zijn om in te grijpen. Ik heb net al aangegeven dat we op basis van de huidige wetgeving zelfs aanvragen kunnen afkeuren omdat men niet voldoet aan de normen die daarin gesteld worden.

Maar laat ik met name het punt van het burgerschap er even uit pakken. De wettelijke grondslag voor burgerschapsonderwijs was zo mager dat de inspectie daar in de praktijk eigenlijk niets mee kon. Als men bij wijze van spreken maar één activiteit had die aan burgerschap kon worden gekoppeld, was dat al voldoende. Dat is voor dit kabinet reden geweest om de wettelijke grondslag met betrekking tot burgerschap veel scherper in te gaan vullen en ook de opdracht aan de scholen te verduidelijken. Die wetgeving komt zo snel mogelijk naar u toe, als de Raad van State klaar is met het geven van een advies.

De heer Rog (CDA):

Deze school was natuurlijk al omstreden. De inspectie zou erbovenop zitten, maar we lezen nu dat de inspectie de school binnentreedt en lessen wil observeren, en gewoon wordt weggestuurd. Mijn vraag aan de minister is: hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat de inspectie in Nederland bij een school die zo omstreden is, niet haar werk kan doen in deze lessen? En hoe kan de minister, even los van het feit dat er nu een bestuurder is die zogenaamd zegt dat hij de inspectie nu wel toelaat, garanderen en afdwingen dat dit gebeurt?

Minister Slob:

De situatie die vorige week ontstond, was voor de inspectie aanleiding om de school te verlaten. Zij kon op die wijze haar werk niet doen en heeft toen gezegd: dan kunnen we beter vertrekken, maar we komen wel terug, aangekondigd en onaangekondigd. Toen ik daar deelgenoot van werd, heb ik aangegeven dat ik dit onacceptabel vind. Als deze situatie zich gaat herhalen, dan biedt ook de huidige wetgeving, zoals de heer Bisschop net ook zei, al voldoende mogelijkheden om de bekostiging net zo lang op te schorten tot er weer ruimte wordt geboden aan de inspectie om op te treden. Als dit weer gaat plaatsvinden, zullen we dat direct toepassen. Ik weet dat de onderwijsinspectie dan ook aangifte zal doen van het tegengewerkt worden bij haar onderzoeken. Maar we zullen nu zien wat de woorden van de bestuurder — hij heeft aangegeven dat hij mee wil werken — waard zijn.

De heer Rog (CDA):

Ik heb een tweede vraag. Omdat aan de voorkant, ook door de voorganger van de minister, is aangegeven dat de inspectie erbovenop zou zitten, wil ik in ieder geval vragen of de minister de Kamer een feitenrelaas kan toezenden over wat er sinds de oprichting gebeurd is en wat de inspectie daadwerkelijk heeft ondernomen om deze school te volgen. Ik zou ook graag willen dat de minister ingaat op het punt van minder bevoegdheden met betrekking tot het toezicht bij het niet voldoen aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid. Want daarin is in het mbo en in het hoger onderwijs veel meer mogelijk.

Minister Slob:

Er worden hier wat vragen gesteld voor als we hier op een later moment over doorspreken, als ik u goed begrijp. Ik zal bezien op welke wijze we dan aan deze vragen kunnen voldoen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er worden hele grote woorden gebruikt in dit debat, zoals "vergif", "ondermijning van de rechtsstaat" en "indoctrinatie". Tegelijkertijd had de minister het net over grote zorgen die niet binnenskamers kunnen blijven. Dan is de vraag wat nu precies de feiten zijn. Wat is hier aan de hand? Is het grote probleem dat het bestuur banden heeft met een terroristische organisatie? Is het probleem dat de onderwijskwaliteit onder de maat is? En zo ja, waarom wordt het inspectierapport dan niet openbaar? Of is het grote probleem dat de inspectie belemmerd wordt in haar werkzaamheden?

Minister Slob:

Wat onze zorgen zijn, heeft u kunnen lezen in de brief, waarin deels ook wordt verwezen naar signalen die via de AIVD zijn binnengekomen. Dat is inderdaad een ongebruikelijke stap, maar dat heeft te maken met de zorgen die wij hebben rond deze school. Dat is ook iets wat nu in een breder verband wordt opgepakt; kijk ook naar het aantal ondertekenaars van de brief die naar u toe is gekomen.

Het feit dat de inspectie gehinderd is in haar werk of in ieder geval onvoldoende mogelijkheden zag om haar werk te doen, is iets wat pas vorige week is ontstaan, toen er een onaangekondigd bezoek plaatsvond. Dat hoort gewoon bij de werkzaamheden van de inspectie, die niet alleen zegt dat zij op een bepaald tijdstip langskomt en vraagt om alle spullen dan klaar te hebben liggen. Nee, een inspectie moet, zeker in deze situatie — maar dat gebeurt ook op andere scholen — ook zomaar aan kunnen bellen en zeggen: "wij komen nu binnen en wij willen dat en dat zien" of "wij willen lessen bezoeken". Daar werd vorige week dus onvoldoende ruimte voor geboden. Ik heb net al aangegeven dat dat niet acceptabel is.

De heer Van Meenen (D66):

Daar sluit mijn vraag op aan, want elk kind in Nederland heeft recht op goed onderwijs maar ook op een veilige omgeving. Beide lijken hier in het geding te zijn. Wij hebben de inspectie om daarop toe te zien. Is de minister het met D66 eens dat alleen al het feit van het weigeren om toegang te verlenen aan de inspectie reden zou moeten zijn om een school per onmiddellijk te sluiten?

Minister Slob:

Daar biedt onze wet- en regelgeving geen ruimte voor. Die biedt wel ruimte om de bekostiging op te schorten. Vanuit het onderwijs kun je de bekostiging pas echt helemaal structureel stilleggen als de onderwijskwaliteit langdurig beneden de maat is, of als men qua leerlingenaantallen langdurig onder een bepaalde grens zit. Maar ik heb u net aangegeven dat het instrument dat we hebben op het moment dat een inspectie geweigerd wordt om haar werk te doen, of onvoldoende mogelijkheden heeft om haar werk te doen, is dat we dan inderdaad een tijdelijke bekostigingsmaatregel kunnen nemen. Als die situatie zich blijft continueren, wordt die maatregel vanzelf een structurele. Vorige week heb ik naar aanleiding van vragen die ik toen kreeg, al aangegeven dat, als bekostiging langdurig stil komt te liggen, dat uiteindelijk leidt tot sluiting van een school, want dan kan men het niet meer volhouden.

De voorzitter:

Uw tweede vraag, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Dat laatste is de vraag. De vrijheid van onderwijs is geen vrijbrief voor slecht onderwijs. De minister zegt dat, anderen zeggen dat en ook ik zeg dat. Toch is hier deze situatie ontstaan. Deze school had er natuurlijk nooit mogen komen, maar is er wel gekomen. Nu lijkt het zo te zijn dat die vrijheid van onderwijs optreden hier in de weg staat. De minister zei het net al: er is geen ruimte om op te treden als de inspectie geen toegang krijgt. Op allerlei vlakken — of het nou gaat over gezinnen waar kinderen niet goed behandeld worden of over andere dingen — en op allerlei plekken zien we toe op het welzijn van kinderen. Is de minister het met mij eens dat het niet zo kan zijn dat de vrijheid van onderwijs zover strekt dat de veiligheid van kinderen in het geding is en dat, als dat zo is — en dat lijkt hier het geval te zijn — onmiddellijk opgetreden moet worden, met welke wet dan ook in de hand?

Minister Slob:

Ik zeg de heer Van Meenen na dat de vrijheid van onderwijs geen vrijbrief is om dingen te doen die in strijd zijn met onze wet- en regelgeving. Het is niet zo dat de vrijheid van onderwijs ons nu verhindert om op te treden. Nee, we hebben gewoon wet- en regelgeving rond onderwijs, maar ook op andere terreinen, die — kijkend naar wat daar nu gebeurt en naar de wettelijke grondslag die we hebben om op te treden — nog onvoldoende is. Toch hebben we besloten om de informatie die we hadden, wel te delen, ook met de ouders. Ik geef toe dat dat een bijzondere stap is, maar wij vonden dat nodig. Ondertussen gaan de onderzoeken, niet alleen op onderwijsterrein, gewoon door, omdat we inderdaad maximaal zicht willen hebben op wat daar gebeurt, om ook een eindoordeel te kunnen geven over de richting die we met de school uit zullen moeten gaan. Dat zal in de komende tijd moeten blijken.

De heer Asscher (PvdA):

Als in een café drugs wordt aangetroffen, gaat dat café onmiddellijk dicht. Nu schrijft het kabinet dat op een Nederlandse school aan kinderen in de puberleeftijd antidemocratische, anti-integratieve denkbeelden worden onderwezen. Gif wordt verspreid. Ook buiten de schooltijden wordt een extremistische geloofsleer onderwezen, schrijft het kabinet. En vervolgens staan we erbij in machteloosheid. Dit kan niet zo zijn. Laten we alsjeblieft zorgen dat het bestuur buiten werking komt en laten we alsjeblieft de school sluiten. Ik vraag de minister om heel duidelijk in de richting van de ouders uit te spreken: stuur je kinderen daar niet naar school. En neem een maatregel, doe een aanwijzing, zodat dit bestuur, waarin we geen vertrouwen meer hebben, wordt weggestuurd.

Minister Slob:

Ik heb net aangegeven dat het kabinet zelf heeft besloten om deze informatie naar buiten te brengen, wetende dat er op dit moment onvoldoende wettelijke grondslag is om de dingen te doen die u nu al direct zou willen doen. Wat we wel aan het doen zijn, is op alle terreinen die er zijn — ik heb net al aangegeven wat er op het gebied van onderwijs gebeurt — vervolgonderzoeken laten plaatsvinden. Dat kan inderdaad opleveren dat er uiteindelijk wel voldoende wettelijke grondslag is om in te kunnen grijpen als we dat nodig achten op basis van wat er nog meer boven tafel komt. Dat zal in de komende tijd verder zijn vervolg moeten krijgen. Ik vind het prima dat u ons bij wijze van spreken van alles verwijt, maar u kunt ons niet verwijten dat we nu voor maximale openheid hebben gekozen, op een gevoelig onderwerp — dat geef ik toe — en op een bijzondere manier. Maar we vonden dat er voldoende aanleiding voor was, juist ook in de richting van de ouders en de kinderen en de gemeente Amsterdam, waarmee we overigens zeer stevig en hecht samenwerken, op een heel goede manier. Ik vind dat de bestuurders daar maximaal proberen te doen wat zij kunnen, in een heel ingewikkelde situatie. Maar goed, dat is inmiddels wel duidelijk geworden. We werken er met elkaar hard aan.

De voorzitter:

Uw tweede vraag, meneer Asscher.

De heer Asscher (PvdA):

Het is geen verwijt aan de minister maar een oproep om te denken in het belang van de kinderen, van hun ontwikkeling en van hun toekomst in onze samenleving. Dat belang vergt dat deze minister niet wacht op toekomstige wetgeving, maar achter de gemeente Amsterdam gaat staan en alles doet wat nodig is om ervoor te zorgen dat dit bestuur weggaat en dat deze school ophoudt dit soort dingen te verspreiden onder onze kinderen, in onze samenleving.

Minister Slob:

We doen twee dingen. We zijn nu zeer stevig bezig met het instrumentarium dat we hebben en dat niet niets is. We zijn daarnaast bezig om aanvullende instrumenten te krijgen. Daar was dit kabinet op voorbereid en daar heeft dit kabinet ook afspraken over gemaakt. Die heb ik ook direct in het eerste jaar van mijn ministerschap in de praktijk gebracht. We weten namelijk inderdaad dat we rond dit soort onderwerpen meer zouden willen hebben dan de huidige wetgeving ons biedt. Het feit dat we naar buiten zijn gekomen, is júíst in het belang van de kinderen en de ouders. Dat is uiteindelijk de doorslaggevende reden geweest om de brieven te sturen zoals die gestuurd zijn, ook wetende dat dit debatten als deze zou losmaken, niet alleen hier in deze Kamer, maar ook in Amsterdam en in het land. Het is wat ons betreft ook een goede zaak dat we er op deze wijze over debatteren.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven