11 Deelname aan de politiek door mensen met een migratieachtergrond

Aan de orde is het dertigledendebat over deelname aan de politiek door mensen met een migratieachtergrond.

De voorzitter:

We gaan verder met het dertigledendebat over deelname aan de politiek door mensen met een migratieachtergrond. Ik geef de heer Kuzu namens DENK als eerste spreker het woord. Hij is de aanvrager van dit debat.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Ik werd verdrietig van dat nieuws, een jaar geleden. Ik word verdrietig van al die nare insinuaties, van al dat wantrouwen. Ik word verdrietig van al die politieke partijen die de PVV napapegaaien, van die constante dubbele maat. Politieke partijen vinden openlijk dat mensen met een dubbele nationaliteit niet in dit parlement of in vak-K thuishoren. Dat zaadje werd een poos geleden in deze Kamer geplant. Uit onderzoek blijkt het ook — ik citeer de wetenschapper nu: "Keer op keer lieten de resultaten zien dat Nederlanders zonder migratieachtergrond negatiever waren over Ahmed als hij vond dat moslims politiek actief zouden moeten zijn." Minderheden ondervinden weerstand als zij blijk geven van hun wens deel te nemen aan de politiek.

Voorzitter. Niet alleen maken Mohammed of Fatima minder kans op een baan of een stage; als Mohammed en Fatima de politiek in willen gaan, lopen ze ook aan tegen wantrouwen. Voor veel mensen is het prima dat Mohammed en Fatima een beetje meedoen, werken en misschien een opleiding volgen, zolang ze zich maar nederig en ondergeschikt gedragen. Maar als Fatima en Mohammed hun positie als Nederlanders opeisen en ook willen meebeslissen, is de reactie van veel mensen "ho maar! Jij bent een bedreiging voor onze positie, jij hebt hier geen recht van spreken". Dan is het natuurlijk belangrijk om met elkaar te kijken waar dit wantrouwen en deze discriminatie vandaan komen. En dat heeft alles te maken met het verrechtste klimaat hier, in dit huis. Daar, in vak-K, waar minister Koolmees op dit moment zit, zit een man, Mark Rutte, die tegen mensen met een migratieachtergrond zegt: pleur op! Een man die aangeeft dat hij de multiculturele samenleving haat en dat de islamitische gebedsoproep vreselijk gejengel is. Mark Rutte, onze premier, wil mensen met een migratieachtergrond er dus eigenlijk niet bij hebben. En dat kunnen we wel zien, want zijn kabinet is wit, spierwit.

Ook politieke partijen in dit huis zijn onvoldoende een afspiegeling van dit land. In die blauwe zetels zit een regenteske elite die, in de verste verte, de diversiteit van ons land onvoldoende vertegenwoordigt. Meedoen mag best, als je je eigenheid opgeeft, uithaalt naar je cultuur en land van herkomst en slikt wat de partijelite je opdraagt. Dat is de reden waarom wij in 2015 DENK hebben opgericht. Het is de hoogste tijd dat al die Nederlanders die de nakomelingen zijn van mensen die in het verleden naar Nederland zijn gekomen, het stuk van de taart krijgen waar ze recht op hebben en niet alleen meedoen, maar ook meebeslissen. En dat op een manier waarbij ze gewoon zichzelf kunnen zijn. Dat doen we al met 3 Kamerleden en 33 raadsleden en gebiedscommissieleden in het hele land. Die mensen laten dag in, dag uit zien dat zij het beste voorhebben met dit land.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Inderdaad, een mooi betoog van de heer Kuzu, als het gaat om integratie van migranten in de politiek. Daar ben ik absoluut helemaal voor. Maar hoe kan het dan dat u mij als volksvertegenwoordiger heeft aangesproken op mijn migrantenachtergrond toen het over een motie ging die betrekking had op Armeense genocide die door Turkije is gepleegd?

De heer Kuzu (DENK):

Ik heb het debat zo-even uitgebreid gevolgd. Ik wil echt een groot misverstand uit de wereld helpen. Hier in de Kamer wordt gedaan ... De man die daar net zat, rechts in de zaal, sprak zelfs over "verraad" en over "verklikken". Ik zal de woorden die hij vorige week tijdens het debat heeft gebruikt — ik zal je najagen; dan ben je van mij — nooit gebruiken. Mevrouw Özütok, u moet mij er echt op vertrouwen dat ik niet degene ben geweest die de namen van vijf collega's aan een Turkse krant heeft doorgegeven. U weet ook heel goed dat dat soort dingen hier ook gebeurden voordat DENK in de Kamer zat, voordat Kuzu in de Kamer zat. U moet niet doen alsof mij hier persoonlijk alle blaam treft. Het is een open parlement. Mensen zien wat het stemgedrag is van Kamerleden. Ik wil graag het filmpje zien waarin wij u persoonlijk met naam en toenaam hebben genoemd. Dat doen we niet.

De voorzitter:

Ik geef u de gelegenheid om één opmerking te maken, omdat het u ook persoonlijk raakt. Maar ik wil eigenlijk dat debat hier niet meer voeren, want daar hebben we de hele middag al over gesproken. Dus we gaan dat niet nog een keertje doen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik kom erop terug, omdat het mij persoonlijk raakt. Daar kan ik niet omheen.

De voorzitter:

Ja, daarom geef ik u ook de gelegenheid om te reageren.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Niet alleen ik, maar ook andere volksvertegenwoordigers zijn hierop aangesproken. En u kunt hier nu wel een mooi nummertje van maken, maar er zijn beelden van u met bepaalde uitspraken van volksvertegenwoordigers, terwijl ze hier hun stinkende best doen om het volk van Nederland te vertegenwoordigen. Als het gaat om bepaalde onderwerpen, dan moeten ze volgens u inderdaad kleur bekennen. Dat betreur ik. En daar laat ik het bij, voorzitter.

De voorzitter:

Dan heeft u uw punt gemaakt. De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Desalniettemin verwerp ik die aantijging. Wat ik heb gedaan, is duidelijk zeggen dat mensen transparant moeten zijn over hun standpunten. Tijdens het debat werd gevraagd: wie bedoelt Kuzu met "ons"? Daarmee bedoel ik DENK. Wat bedoelt DENK met "partij kiezen"? Duidelijk laten zien waarvoor je staat in het debat. We zijn over allerlei zaken in dit huis transparant. We geven onze standpunten op een eerlijke manier weer. Dat geldt ook voor dat soort onderwerpen. Ik zal dat ook blijven doen, en ik zal dat blijven herhalen. Dat betekent dus ook dat mensen, alle politici en alle kandidaten, duidelijk en open moeten zijn over waar ze voor staan. En ik zeg er ook bij dat de tijd voorbij is dat er kandidaat-raadsleden of provinciale leden of Tweede Kamerleden zijn die op straat een heel ander verhaal houden dan hier in de Kamer en die niet eerlijk zijn over hun stemgedrag. We moeten open en eerlijk en transparant durven zijn. Dát is mijn boodschap.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dat is nou precies het punt dat ik bedoel. Dus aan de ene kant wordt men de maat genomen over wat je hier doet of wat je tijdens de campagne hebt gedaan. U zegt dat daar een omissie in is. En vervolgens neemt u hier volksvertegenwoordigers met een migratieachtergrond de maat. U spreekt ze aan op hun achtergrond. U kunt er nog veertig keer en met allerlei woorden omheen draaien, maar ik trap er niet in.

De heer Kuzu (DENK):

Heel verstandig dat mevrouw Özütok er niet in trapt. Ik denk dat er ook heel veel mensen in het land zijn die, na het debat van vandaag te hebben gezien, niet in het verhaal van GroenLinks trappen, dat complimenten krijgt van een PVV-Kamerlid.

Ik zou aan de andere kant ook willen zeggen: collega's, kijk jezelf eens in de spiegel aan. Wij hebben te maken met verschrikkelijke bedreigingen. Ik kan er echt duizenden voorbeelden bij pakken, ook nog van afgelopen week, van verschrikkelijke doodsbedreigingen en van verschrikkelijke bedreigingen aan het adres van mijn Kamerleden, mijn collega's en mij persoonlijk. Ik zag niemand — geen enkel Kamerlid! — opstaan tijdens die bedreigingen die wij hebben gehad. Ik vind het erg wat u is overkomen, mevrouw Özütok, en het raakt mij ook, want ik heb er ook dagelijks mee te maken. Maar ik vind het echt hypocriet van al die collega's die hier nu allemaal een nummertje zitten te maken, maar die doodstil zijn op het moment dat mijn collega hier in de Kamer openlijk wordt bedreigd. Hypocriet!

Voorzitter. Ik ga naar een afsluiting. Ik zou de minister de volgende vragen willen stellen. Wat gaat de minister doen om het wantrouwen, tegen mensen met een migratieachtergrond in de politiek, weg te nemen? Bent u bereid om, zoals de onderzoeker ook aangeeft, hier noodzakelijk aanvullend onderzoek naar te laten doen? Is er hiervoor misschien een rol in het burgerschapsonderwijs? Kunnen we daarin iets verbeteren om dit probleem aan te pakken? En hoe gaat hij de randvoorwaarden voor politieke participatie laagdrempeliger maken?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik was 10 jaar oud toen ik mij realiseerde: als je de levens van mensen wilt verbeteren, moet je de politiek in. Ik woonde toen nog in mijn geboorteplaats Adana in Turkije, in een wijk waar de basale voorzieningen niet op orde waren, waar de elektriciteit om de haverklap uitviel en waar het afvalwater zich verzamelde in een open riool. Mijn wijk was vervallen, verwaarloosd en vervuild. Tot op een dag een gepensioneerde lerares opstond. Haar naam was Saniye. Zij startte een petitie om het riool te repareren. Ik ging langs de huizen om een duimafdruk of een handtekening op te halen. Saniye bracht de lijst met steunbetuigingen naar de gemeente. Wonder boven wonder werd het riool algauw gerestaureerd. Later, toen zij gekozen was als wijkwethouder, kwamen er nog meer verbeteringen in onze wijk. Toen wist ik het: dit wilde ik ook; ik wilde daar, op die plek, zijn waar je het verschil kunt maken.

Voorzitter. De politiek behoort een representatieve afspiegeling te zijn van de samenleving. Om dit voor elkaar te krijgen, moeten mensen zich wel in politici kunnen herkennen, moeten jongeren met een migratieachtergrond zich realiseren dat ook zij kunnen en mogen meedoen en moeten mensen met een achterstandspositie het gevoel krijgen dat zij gehoord worden. Ik vond in Saniye een boegbeeld. Zij bracht mij de waarde van activisme en politieke participatie bij. Dat was de eerste stap in mijn politieke vorming. Ik vraag mij af hoe de overheid kan bijdragen aan deze bildung. Is een vak als maatschappijleer of burgerschap in het onderwijs in deze tijd nog afdoende? Daarom vraag ik de minister of de regering beleid voert om het belang van politieke participatie bij jongeren, specifiek met een migratieachtergrond, onder de aandacht te brengen. Deelt de minister mijn verontwaardiging dat migranten die al ten minste vijf jaar legaal in Nederland verblijven, niet voor de Tweede Kamerverkiezingen mogen stemmen? Mijn fractie is van mening dat je met politieke participatie niet vroeg genoeg kan beginnen.

Voorzitter. De aanleiding van dit debat is een onderzoek. De uitkomst daarvan vind ik erg lastig. Zo blijkt dat politici met een migrantenachtergrond minder worden vertrouwd wanneer zij opkomen voor de politieke belangen van hun eigen minderheidsgroep. Ik ben een volksvertegenwoordiger met een migratieachtergrond die wil opkomen voor alle Nederlanders, niet alleen voor de Turks-Nederlandse minderheid. Ik vraag mij af waarom het vanzelfsprekend is dat een politicus die afkomstig is uit het bedrijfsleven, de belangen van VNO-NCW behartigt, maar het voor velen ontoelaatbaar is als een islamitische politicus vanuit zijn of haar geloofsovertuiging de politieke arena betreedt.

Voorzitter, ik rond af. De leden van de Tweede Kamer hebben een voorbeeldfunctie, ook voor degenen met een migratieachtergrond. Maar als ik in de Kamer om mij heen kijk, zie ik dat sommigen constructiever zijn dan anderen. Zo sluiten sommigen stelselmatig Nederlanders met een bepaalde religie uit en benadrukken anderen keer op keer de etnische afkomst van politici met een migratieachtergrond, terwijl ze in dit parlement volksvertegenwoordiger van alle Nederlanders zijn. Ik hoop dat we in de oren knopen dat wij met z'n allen deze voorbeeldfunctie hebben, zodat eenieder die de levens van mensen wil verbeteren, welkom is in de gemeenteraad, de provincie en het parlement: wit, geel of zwart, religieus of agnost.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan geef ik nu het woord aan de heer Paternotte namens D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Vanavond spreek ik namens de fractie van de Partij van de Arbeid, en uiteraard namens die van mijzelf. Dat is voor de tweede keer.

De voorzitter:

Het is Valentijnsdag. Er bloeit iets op.

De heer Paternotte (D66):

Ja, Valentijnsdag, de dag van de rode kleur. Maar goed, ik begin.

Voorzitter. Vorige week was het vijf jaar geleden dat Els Borst is vermoord. Els Borst was de eerste vrouw ooit die in Nederland een ministerraad voorzat. Over politiek zei ze: dat is te belangrijk om aan mannen over te laten. En zo is het maar net. Volksvertegenwoordigers zijn er voor iedereen. Iedereen moet kans maken op een plek in de gemeenteraad, de Staten of de Kamers van het parlement, want politiek is evengoed te belangrijk om alleen over te laten aan mensen wier ouders en grootouders allemaal in Nederland geboren zijn. Want Nederland is een immigratieland en het buitensluiten van wie dan ook is on-Nederlands. Dat mag u inclusieve retoriek in de stijl van het proefschrift van de heer Hindriks vinden, waar dit debat over gaat.

Ik ben er trots op uit de stad te komen die met het wethouderschap van Ahmed Aboutaleb de eerste burgemeester met een Marokkaanse achtergrond van een grote Europese stad heeft voortgebracht. Ik was er trots op in 2014 met Abdeluheb Choho de tweede Amsterdamse wethouder van Marokkaanse komaf te mogen voordragen. Ook zijn verhaal inspireert mensen: vanwege je geaardheid, je familie en achtergrond moeten achterlaten om jezelf te kunnen zijn en wethouder te worden. Dat kan in dit land. En zo zijn er talloze verhalen van mensen — meerderen zijn ook hier in de zaal aanwezig — die ondanks die obstakels hun weg naar de top gevonden hebben.

Die trots moeten we uitdragen, omdat het jonge mensen kan inspireren te geloven dat zij ook die kans hebben om daar te komen. Politieke partijen moeten er elke dag aan werken dat ze er voor iedereen zijn. Als ik rondkijk, dan denk ik dat elke fractie in het parlement nog kan winnen aan diversiteit, zeker ook die van DENK. Ik wil hier de hoop uitspreken dat wij met elkaar voorkomen dat de Nederlandse politiek ooit langs etnische lijnen verdeeld raakt. Want dit land is al 400 jaar zo veel beter dan dat.

Als mijn voorouders niet hadden geïntegreerd tussen de Nederlanders, dan zat ik zelf nu waarschijnlijk in een wijk die Klein Frankrijk genoemd zou worden. Hindriks constateert in zijn proefschrift simpelweg dat migranten in Europa in aparte wijken wonen. Laten we koesteren dat dat in Nederland al veel minder het geval is dan in Frankrijk en België. En laten we eraan werken dat we in een land leven waar we elkaar tegenkomen en iedereen weet dat de politiek er voor hen en van hen is.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Paternotte. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Becker namens de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):

Voorzitter. We leven in een prachtig land. Binnen onze democratische rechtsstaat kun je voor Nederland de mooiste dingen doen. Zo ook politiek actief worden. Als volksvertegenwoordigers zitten we hier allemaal, als het goed is, voor Nederland en alle inwoners. Ik ontmoet wekelijks fantastische raadsleden, wethouders maar ook collega-Kamerleden met en zonder migratieachtergrond.

Laat ik ook zeggen: met en zonder migratieachtergrond, bedreiging aan het adres van politici is nooit acceptabel. Dat zeg ik in de richting van de heer Kuzu. Daar heeft mijn fractievoorzitter Klaas Dijkhoff ook in verschillende gevallen meteen uiting van gegeven. Dus dat wilde ik wel gezegd hebben.

Ik zie dat dat meteen een interruptie uitlokt.

De voorzitter:

Ja, dat is ook zo. De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Het is heel fijn dat het gebeurt. Ik vind het ook heel fijn dat alle collega's, alle 150, op het moment dat er sprake is van bedreigingen, uitspreken dat dat niet kan. Maar wat ik wel hekel, is dat op het moment dat vijf van onze collega's bedreigd worden, meneer Dijkhoff de behoefte heeft om een filmpje op te nemen van "Kuzu, waar ben je mee bezig?", waarmee hij zelf de oorzaak is geweest van bedreigingen in mijn richting. En dat is hypocriet. Daarom heeft u een kilo boter op uw hoofd wanneer u hiertegen stelling neemt.

De voorzitter:

Doe dat nou niet, meneer Kuzu!

De heer Kuzu (DENK):

Dit is de keiharde waarheid, voorzitter. En ik zal die keiharde waarheid blijven opnoemen hier in de Kamer.

Mevrouw Becker (VVD):

Volgens mij heeft de heer Dijkhoff nota bene in datzelfde filmpje gezegd dat bedreiging aan het adres van wie dan ook nooit acceptabel is. Maar hij heeft wel gevraagd waar je mee bezig bent als je Kamerleden afrekent op hun achtergrond en aanspreekt op hun loyaliteit, in plaats van dat ze vrij zouden kunnen stemmen in Nederland, en zeker als je dat ook nog gaat zeggen op de Turkse televisie. Ik vind het terecht dat Klaas Dijkhoff dat heeft gezegd en sta daar helemaal achter.

Voorzitter. Met deze blik dat er fantastische raadsleden, wethouders en collega-Kamerleden zijn, van welke achtergrond dan ook, heb ik naar het proefschrift gekeken dat vandaag op de agenda staat. Mij vallen een paar dingen op. Ten eerste is er een aantal respondenten met een minderwaardige kijk op mensen met een andere etnische achtergrond. Laat ik daarvan meteen zeggen: dat is onacceptabel. Waar je ook vandaan komt, iedereen moet volop kunnen meedoen. En doe je dat, dan accepteren wij je zonder terughoudendheid in ons midden. Heel goed ook dat het kabinet meer werk wil maken van burgerschap in het onderwijs en dat het discriminatie op alle mogelijke manieren wil uitbannen. Dat wil de VVD ook. Maar ten tweede blijkt eigenlijk uit het onderzoek dat de meeste ondervraagde mensen, zowel allochtoon als autochtoon, niet zozeer een probleem hebben met een andere etnische achtergrond, maar eigenlijk vooral bang zijn politieke invloed te verliezen voor zichzelf. Een derde conclusie is dat mensen kritischer blijken op nieuwkomers in de politiek als zij het idee hebben dat zij niet het algemeen belang behartigen maar alleen maar opkomen voor hun zogenaamde eigen groep.

Ik wil me aansluiten bij de reactie van minister Koolmees dat het voorstelbaar is dat mensen moeilijk vertrouwen kunnen hebben in politieke vertegenwoordigers, ongeacht hun achtergrond, wanneer ze niet kunnen doorgronden wat die vertegenwoordigers voorhebben met de samenleving en voor welk belang zij staan. Willen we wantrouwen wegnemen, dan moeten we dus niet alleen investeren in burgerschap, maar ook scherp zijn op mogelijke andere belangen in de Nederlandse politiek dan het Nederlands algemeen belang.

De VVD vindt het daarom goed dat er wetgeving komt voor meer transparantie rond de buitenlandse financiering van politieke partijen, maar daarmee zijn we er nog niet. Ik heb eerder vragen gesteld aan de minister over het feit dat 70 Nederlandse jongeren door de UETD zijn klaargestoomd om de Nederlandse politiek in te gaan. Ik heb het kabinet gevraagd om dit ongewenste fenomeen actief bij Nederlandse politieke partijen onder de aandacht te brengen, zodat zij zich hiertegen kunnen wapenen. Kan de minister al iets zeggen over zijn gesprekken met UETD en met politieke partijen over dit fenomeen? Want door met elkaar scherp te blijven op mogelijke buitenlandse beïnvloeding in de Nederlandse politiek kunnen we ervoor zorgen dat alle politici in Nederland, ongeacht hun achtergrond, door iedereen vertrouwd kunnen worden, namelijk dat zij dagelijks het Nederlands belang voor ogen hebben en niets anders.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Becker. Dit was de eerste termijn van de kant van de Kamer. De minister wil even schorsen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We gaan weer verder. Ik geef de minister het woord.

Minister Koolmees:

Dank u, voorzitter. De heer Paternotte haalde de briljante woorden aan van mevrouw Els Borst, die inderdaad vorige week vijf jaar geleden is vermoord: politiek is te belangrijk om alleen aan mannen over te laten. Ik zag mevrouw Bente Becker meteen heftig knikken dat zij het daar zeer mee eens was. Daar ben ik het ook zeer mee eens, zeker als de befaamde excuusguus van de D66'ers in het kabinet, als enige man van 41 met een bril. Maar het is een belangrijk onderwerp. Het proefschrift van de heer Hindriks geeft aan dat minderheden, of preciezer: moslims, weerstand en controverse ondervinden wanneer ze blijk geven van hun wil om deel te nemen aan de politiek. Laten we vooropstellen: het is de verantwoordelijkheid van de samenleving en van het kabinet dat iedereen meedoet en mee kan blijven doen in onze Nederlandse samenleving. Hindriks wijst onder andere op de verantwoordelijkheid van onderwijzers, beleidmakers en politici. Zij moeten een prominentere rol spelen in het tot stand brengen van een inclusieve nationale retoriek.

Het kabinet staat ook voor die inclusieve politiek. Politiek is van ons allemaal en raakt ons allemaal. Het is van belang dat politiek en politieke functies toegankelijk zijn voor alle Nederlanders, ongeacht hun achtergrond. Zij moeten binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat uiting kunnen geven aan hun opvattingen. Mensen zijn in Nederland vrij om politiek actief te worden en politiek actief te zijn. Mensen zijn vrij zich politiek te verenigen, ongeacht hun achtergrond. Dat is een groot democratisch goed.

Ons democratisch proces zit gelukkig zo in elkaar dat kiezers de vrijheid hebben om te kiezen wie ze willen. Ons democratisch bestel zit gelukkig ook zo in elkaar dat het relatief makkelijk en laagdrempelig is om een politieke partij op te richten en mee te doen aan de verkiezingen, zeg ik ook tegen de heer Kuzu.

Voor deze constitutionele vrijheden en verworvenheden staat het kabinet en het is in onze democratie aan kiezers om te beslissen op wie ze hun stem uitbrengen en aan politieke partijen om te beslissen wie ze op de kandidatenlijst plaatsen.

De minister van Binnenlandse Zaken zou hier vandaag ook aanwezig zijn, maar zij is wat grieperig. Daarom neem ik ook haar tekst mee in de beantwoording. De minister van Binnenlandse Zaken ziet het als haar verantwoordelijkheid om te voorzien in de randvoorwaarden die politieke participatie zo laagdrempelig en toegankelijk mogelijk maken. Zo is het belangrijk dat er geen structurele belemmeringen zijn voor mensen om in de politiek te participeren. Dat geldt voor mensen met of zonder migratieachtergrond, voor jong of oud, vrouw of man, hoog- of praktische opgeleid, met of zonder functionele beperking. Mensen moeten mee kunnen doen. Een mix van mensen in de politiek en het bestuur versterkt de betrokkenheid en de herkenbaarheid en helpt om problemen te benoemen, en om oplossingen te bedenken die anders misschien over het hoofd worden gezien.

En dat gaat niet vanzelf. Een actieve, uitnodigende aanpak vanuit overheid en politiek helpt. Het helpt om mensen die doorgaans niet vanzelf meedoen aan de politiek, actief op te zoeken, nadrukkelijk uit te nodigen en de gelegenheid te geven om laagdrempelig kennis te maken met de politiek of zich te laten oriënteren op een functie als politiek ambtsdrager. Ik ben het zeer met de heer Paternotte eens: rolmodellen helpen daarbij zeer.

Concreet ondersteunt de minister van Binnenlandse Zaken daarom de volgende maatregelen. In 2019 is de cursus Politiek Actief aangeboden. Gemeenten kunnen hiermee hun inwoners op een laagdrempelige manier kennis laten maken met de gemeentepolitiek en stimuleren politiek actief te worden, bijvoorbeeld als raadslid. Sinds 2015 is hier al door meer dan 200 gemeenten gebruik van gemaakt en uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de cursisten na deelname ook echt politiek actief wordt. In 2019 worden gemeenten opnieuw ondersteund om de cursus Politiek Actief aan te bieden. Daarbij is er specifiek aandacht voor diversiteit en voor mensen met een migratieachtergrond.

De minister van Binnenlandse Zaken biedt ook in 2019 een oriëntatieprogramma aan voor zijinstromers voor het burgemeestersambt. Daarbij is er zowel oog voor de instroom van mensen zonder een traditionele politiek-bestuurlijke loopbaan als voor een betere afspiegeling op geslacht, opleiding of migratieachtergrond. Op basis van de evaluatie van de eerste vijf edities van dit programma wordt nadrukkelijker rekening gehouden met de diversiteit van de deelnemers. Ondanks verwelkomde zij Erica van Lente, de nieuwe, jeugdige en eerste vrouwelijke burgemeester van Dalfsen. Zij volgde een van de eerste edities van het programma.

De minister van Binnenlandse Zaken doet ook onderzoek naar structurele belemmeringen voor mensen met een arbeidsbeperking om politiek actief te worden. De afsluitende bijeenkomst vindt plaats in mei 2019. Zij zoekt samenwerking met relevante netwerkorganisaties in Nederland bij de benoemingsprocedure van de commissarissen van de Koning. Bijvoorbeeld in Noord-Holland en Gelderland heeft de minister van Binnenlandse Zaken vrouwenorganisaties actief benaderd en actief de vacatures onder de aandacht gebracht. Dat helpt, want dan zie je ook dat er meer vrouwen solliciteren op zo'n functie.

Bij lopende en voorgenomen projecten gaat de minister van Binnenlandse Zaken nauwgezet volgen of het nu echt werkt om de diversiteit en inclusiviteit in onze democratie te versterken. Overigens heb ik gisterenmiddag samen met de staatssecretaris, Tamara van Ark, een sessie gehad over diversiteit en inclusiviteit in het bedrijfsleven, waar ook een paar koplopers zijn, een paar bedrijven die het echt in hun visie en hun beleidsstrategie hebben om diversiteit te vergroten en inclusie te bevorderen. Dat waren ook inspirerende gesprekken.

Tot slot is de minister van Binnenlandse Zaken in 2019 de Staat van het Bestuur en de monitor politieke ambtsdragers gestart. Daarin worden actuele gegeven bijeengebracht. Het gaat daarbij om factoren als geslacht, leeftijd en opleiding, en nadrukkelijk ook de migratieachtergrond van politieke ambtsdragers. In de Staat van het Bestuur konden dit jaar cijfers ten aanzien van de migratieachtergrond van politieke ambtsdragers niet worden meegenomen in verband met wijzigingen in de dataverzameling en aangescherpte privacyregelingen. Daarom vragen wij deze gegevens nu alsnog uit voor een eerste editie van de monitor politieke ambtsdragers. Die komt medio 2019 beschikbaar, zodat we ook de feiten op een rij hebben.

Een algemene opmerking. Niet alle idealen en opvattingen in onze maatschappij kunnen op een even groot enthousiasme rekenen onder het electoraat. Dat is natuurlijk ook een inherent onderdeel van het democratisch proces in onze rechtsstaat. Verschillen in opvattingen zijn een bestanddeel van elke samenleving. Deze verschillen mogen er zijn en leveren zeker niet vanzelfsprekend problemen op. Als dat wel het geval is, als controverses voortkomen uit negatieve vooroordelen en tot spanningen leiden die mensen kunnen belemmeren om volwaardig mee te doen, dan ligt er ook echt een opgave voor het kabinet. Voor discriminatie is geen plaats en voor elkaar uitsluiten is geen plaats.

Dat geldt voor de verdere integratie op de arbeidsmarkt waar ik verantwoordelijk voor ben en dat geldt ook voor de politiek. Als mensen elkaar niet ontmoeten en niet goed kennen, dan kan het beeld ontstaan dat we veel van elkaar verschillen, waaruit vooroordelen, angst en uitsluiting kunnen volgen. Dus naast discriminatie en naast ook inderdaad het verduidelijken van de burgerschapsopdracht in het onderwijs — verschillende sprekers refereerden daaraan — zet ik mij in voor evenredige kansen op de arbeidsmarkt. Dat is helaas nog steeds noodzakelijk, als je ook de voorbeelden ziet van discriminatie op de arbeidsmarkt.

Tot slot. Ik waardeer de politieke deelname van Nederlanders met en zonder migratieachtergrond, want samen staan we voor die sterke Nederlandse samenleving.

Mevrouw Becker had nog een concrete vraag gesteld over de UETD.

De voorzitter:

Is dat de laatste vraag die u beantwoordt?

Minister Koolmees:

De laatste vraag, ja.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u die vraag eerst nog beantwoordt.

Minister Koolmees:

Toen ik het onderwerp van het vorige debat heb voorbereid, bleek dat de UETD inmiddels Union for International Democrats heet. De naam is gewijzigd in de tussentijd. Er is inderdaad een gesprek geweest met die organisatie. Die heeft aangegeven dat er formeel geen banden zijn met de AK-partij van president Erdogan. Ook heeft het bestuur vorig jaar verklaard geen subsidies te hebben ontvangen uit binnen- of buitenland. Maar over het algemeen wordt deze organisatie wel beschouwd als Europese organisatie gelieerd aan de AK-partij van president Erdogan. Uit de activiteiten van deze organisatie blijkt dat de Turkse politici van de AK-partij ook deelnemen aan bijeenkomsten hier in Nederland. Er is daar een gesprek over geweest, ook met de organisatie. Dat ging over de activiteiten, de financiering en de vermeende relatie met de AK-partij in Turkije. Het doel van deze gesprekken is om hoor en wederhoor toe te passen en uitleg te geven van het beleid. In die gesprekken is bijvoorbeeld aangegeven dat de Nederlandse overheid het belangrijk vindt dat Nederlandse stichtingen of verenigingen niet fungeren als politiek instrument van andere landen. Dus richting mevrouw Becker kan ik aangeven dat dat gesprek heeft plaatsgevonden en dat de boodschap is overgebracht.

De heer Kuzu (DENK):

Het proefschrift werd uitgevoerd in de periode 2010-2014, dus laat duidelijk zijn: het gaat niet alleen om mijn partij. Mensen met een migratieachtergrond, of ze nu uitkomen voor GroenLinks en Özütok heten, of voor de VVD en Yeşilgöz-Zegerius heten, dat maakt op zich niet uit: mensen met een migratieachtergrond ondervinden weerstand en dat heeft niet te maken met hun politieke opvatting, het heeft te maken met hun achtergrond. Ik zou de minister willen vragen, zonder dat hij hoeft te kijken naar zijn papiertjes, maar op de man af: waar denkt u dat die weerstand vandaan komt?

Minister Koolmees:

Nou, voorzitter, die weerstand is er. Over het proefschrift van de heer Hendriks ... Ik ben geen wetenschapper. Ik ga niet allerlei oordelen geven over de methodiek. Dat is gewoon een wetenschappelijke discussie; dat discours moet gevoerd worden. Als het gaat over de arbeidsmarkt, waar ik iets meer van afweet, zien we dat er nog steeds sprake is van discriminatie, van vooroordelen die leven onder mensen. Bijvoorbeeld jongeren, Turks-Nederlandse jongeren en Marokkaans-Nederlandse jongeren krijgen nog steeds lastig een stageplek op de Nederlandse arbeidsmarkt. We zien ook nog steeds dat de werkloosheid relatief hoog is, ondanks het feit dat heel veel werkgevers staan te springen om mensen.

Staatssecretaris Van Ark heeft in een Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie allerlei initiatieven ontplooid, ook naar aanleiding van bijvoorbeeld die Radar-uitzending over uitzendbureaus waar werkgevers expliciet vroegen om kandidaten zonder niet-westerse achtergrond. Waar die weerstand vandaan komt, daar kan ik allerlei filosofische beschouwingen over houden, maar dat lijkt me niet gedienstig op dit moment. Ik denk dat het veel belangrijker is dat wij als kabinet ons best doen, in beleid, om die weerstand weg te nemen, om kansen te geven, om belemmeringen weg te nemen en meedoen te propageren. Dat is onze uitdaging, niet alleen voor ons als kabinet, maar ook als Tweede Kamer en als samenleving. Ik denk dat daar de energie op gericht moet zijn in plaats van continu elkaar de maat te nemen.

De heer Kuzu (DENK):

Ja, maar dan wordt het heel makkelijk een dooie mus, want wanneer je geen analyse hebt van waar die weerstand vandaan komt of waar die mogelijkerwijs vandaan zou kunnen komen, dan kun je ook geen stappen zetten om ervoor te zorgen dat je die weerstand wegneemt. Je moet een analyse hebben waar het vandaan komt. Ik zal de minister een voorzet geven. Wat vindt hij er bijvoorbeeld van dat in de afgelopen twintig jaar, of twaalf, dertien, veertien jaar, hier in de Kamer structureel moslims werden gebasht? Dat er in de afgelopen twee, drie jaar een tendens is ontstaan om mensen met een migratieachtergrond, Turkse Nederlanders, constant te wantrouwen op basis van bijvoorbeeld het debat dat we net hebben gehad? Dan wordt er keer op keer ... Ik heb hem nog gewaarschuwd aan het begin van deze periode: val nou niet terug op onderzoek op basis van wantrouwen. Spreek een keer vertrouwen uit! We zien dat er zo veel dingen goed gaan in dit land: betere taalbeheersing, beter opleidingsniveau ...

De voorzitter:

De vraag is?

De heer Kuzu (DENK):

De vraag is: gaat hij komen met een grondige analyse van waar die weerstand vandaan komt?

Minister Koolmees:

Ik begrijp deze vraagstelling van de heer Kuzu eerlijk gezegd niet. Ik heb bijvoorbeeld vorige week, of twee weken geleden, de Jan Brouwerlezing gehouden, waarin ik uitgebreid ben ingegaan op alle positieve dingen die er ook in Nederland gebeuren als het gaat over deelname aan het onderwijs voor mensen met een migratieachtergrond, als het gaat over de kansen op de arbeidsmarkt en als het gaat over de ontwikkeling van de integratie in de Nederlandse samenleving en over normen en waarden. Ik heb het dus gehad over allerlei heel positieve ontwikkelingen. Er waren daar zelfs twee hoogleraren aanwezig, ook iemand van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, die aangeven dat de Nederlandse samenleving divers is, divers blijft en misschien zelfs nog diverser wordt in de komende jaren, niet alleen als gevolg van migratie maar ook als gevolg van de internationale arbeidsmarkt. Kijk eens naar steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. U bent ook Rotterdammer, net als ik, en u ziet het ook in de praktijk. Ik herken de stelling van de heer Kuzu dus helemaal niet dat het onderzoek is gebaseerd op wantrouwen, absoluut niet. Ik zie een heleboel hele goede voorbeelden in de praktijk.

Ik constateer helaas ook problemen in de praktijk, waarover ik zonet heb gesproken. Ik noem de signalen van arbeidsmarktdiscriminatie. Daar doen we in ons beleid heel veel tegelijkertijd aan. Dat gebeurt door verschillende mensen: de minister van Binnenlandse Zaken, ik vanuit de arbeidsmarkt, staatssecretaris Van Ark over discriminatie. Ik herken dus dat "onderzoek op basis van wantrouwen" niet.

De heer Kuzu zegt een tweede ding. In dit huis wordt er intensief politiek debat gevoerd, en dat is goed. Dat is goed! Ook de heer Kuzu weet van uitdelen. Uitdelen betekent dat je ook moet kunnen incasseren.

De heer Kuzu (DENK):

Dat kan ik ook heel goed!

Minister Koolmees:

Dat kunt u heel goed, en dat hoort erbij in een democratie. Ik ben blij dat in dit huis op die manier het debat kan worden gevoerd, zodat de spanningen die er wel degelijk zijn in deze samenleving ook hun plek vinden in deze vergaderzaal. Ik vind dus dat u niet zo somber moet zijn, meneer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Over het algemeen ben ik ook een optimistisch mens, maar ik word zo verdrietig en zo droevig als ik zie dat er thema's worden opgerakeld door bijvoorbeeld mijn buurvrouw die hier naast me staat ...

De voorzitter:

Het is geen buurvrouw, het is een collega van u.

De heer Kuzu (DENK):

Collega buurvrouw. Ze staat naast me: buurvrouw. Mag ik mijn punt maken, voorzitter?

De voorzitter:

U was bezig.

De heer Kuzu (DENK):

Ja, ik was bezig, totdat ik werd onderbroken.

Het gaat er dus om dat we mensen moeten vertrouwen en het vertrouwen moeten geven. Ik zie nu twee opeenvolgende kabinetten die op het moment dat de rechtsstaat hun geen mogelijkheid biedt om maatregelen te nemen, om de Kamer te sussen onderzoeken doen uitvoeren, en daarmee proberen het hele verhaal weg te nemen. Dat is hetgeen u de afgelopen dagen heeft gedaan met die weekendscholen.

De voorzitter:

Die discussie hebben we ook net gehad.

Minister Koolmees:

Ik heb nog wel behoefte om te reageren, voorzitter. We hebben net vier uur lang een debat gehad over dit punt. Ik heb in mijn inleiding zeer sterk benadrukt dat wij staan voor onze democratische rechtsstaat, voor onze vrijheden, voor onze vrije samenleving. Dat betekent ook dat ik wel de zorgen deel van de Kamer als het gaat over ongewenste buitenlandse inmenging. Bij de weekendscholen is hier wel degelijk een link.

De voorzitter:

Ik ga u ook stoppen, want dit is uitgebreid besproken. We gaan niet in herhaling vallen.

Minister Koolmees:

Ja, helaas. Ik word toch helemaal on fire.

Mevrouw Becker (VVD):

De heer Kuzu vroeg zonet naar een analyse naar waar de weerstand vandaan komt. We hebben vandaag een proefschrift op de agenda staan waar die analyse volgens mij in staat. Een groot deel van die analyse zegt dat mensen vooral wantrouwen krijgen als ze het gevoel hebben dat iemand niet opkomt voor het algemene Nederlandse belang, maar misschien wel een eigen belang of alleen het eigen belang van de eigen groep behartigt. Daarom heb ik de minister naar de UETD gevraagd, die echt Nederlandse jongeren heeft opgeleid; al dan niet gelieerd aan de AK-partij, maar in ieder geval zorgelijk. De minister heeft een gesprek met de UETD gevoerd, zo heeft hij net gezegd. Maar is het ook een idee om met minister Ollongren te overleggen om ook Nederlandse politieke partijen van dit fenomeen op de hoogte te stellen? Want er staan nu dus mensen op de Nederlandse lijsten en er zijn mensen actief in de politiek die daar misschien vanuit een ander belang dan het algemene Nederlandse belang zitten. Dat zou wel zorgelijk kunnen zijn.

Minister Koolmees:

Het eerste punt was de vraag of ik het met collega Ollongren wil opnemen. Dat wil ik zeker doen. Als het gaat over vooroordelen, de discussie over dubbele nationaliteiten en dubbele loyaliteiten, zoals de heer Kuzu zei, vind ik het ook weer een korte bocht, om het zo maar te formuleren. Het punt over de UETD hebben we erkend. Daar hebben we een brief over gestuurd. Ik ben het met mevrouw Bente Becker eens. Ik wil het met mevrouw Ollongren opnemen, maar laten we dan wel ook positief kijken en vertrouwen hebben. Dat is mevrouw Becker met mij eens. Dan kunnen we toch harmonieus sluiten, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef de heer Kuzu namens DENK het woord.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Aangezien mevrouw Becker aangaf de conclusies uit het onderzoek te delen en er één belangrijke conclusie is die zij niet heeft vermeld, verwacht ik steun van de VVD voor deze motie. Dat kan niet anders.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het proefschrift "De strijd om de macht: Houdingen ten aanzien van de politieke participatie van etnische minderheden" wordt geconcludeerd dat minderheden weerstand en controverse ondervinden wanneer ze blijk geven van hun wens om deel te nemen aan de politiek;

van mening dat politieke participatie en een representatieve democratie van enorm belang zijn voor de emancipatie van groepen en de cohesie in de samenleving;

constaterende dat in hetzelfde proefschrift wordt geconcludeerd dat meer onderzoek nodig is, omdat beleidsmakers moeten begrijpen waar de weerstand vandaan komt, hoe de gevolgen kunnen worden tegengegaan en hoe die weerstand kan worden voorkomen;

verzoekt de regering om een studie uit te voeren naar de oorzaken van de weerstand tegen de politieke participatie van minderheden en op grond hiervan met voorstellen te komen om die weerstand te voorkomen en de gevolgen van deze weerstand te mitigeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109 (29614).

Dank u wel. Dan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik heb een motie over het kiesrecht voor migranten met een verblijfsvergunning.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat migranten die ten minste vijf jaar legaal in Nederland verblijven kiesrecht hebben voor de gemeenteraadsverkiezingen en voor de verkiezingen voor de eilandraden van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

constaterende dat migranten die legaal woonachtig zijn in Nederland stemrecht hebben voor het algemeen bestuur van de waterschappen;

constaterende dat migranten met een geldige verblijfsvergunning dit kiesrecht niet hebben bij de verkiezingen voor Provinciale Staten en voor de verkiezingen van de Tweede Kamer;

overwegende dat politieke participatie de integratie bevordert;

verzoekt de regering te onderzoeken of het migrantenkiesrecht voor de verkiezingen van Provinciale Staten en voor de verkiezingen van de Tweede Kamer kan bijdragen aan de politieke participatie van mensen met een migratieachtergrond, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110 (29614).

De heer Paternotte (D66):

Mevrouw Özütok vraagt de regering iets te onderzoeken, maar volgens mij is het vrij overzichtelijk. De Nederlandse nationaliteit is een vereiste voor het lidmaatschap van deze Kamer en ook voor het actief kiesrecht, voor het kunnen kiezen. Als u dat wilt wijzigen, kunt u ongetwijfeld een initiatiefwet indienen, maar ik denk dat er niet heel veel onderzoek plaats hoeft te vinden. Wilt u de wet wijzigen? Is dat wat u wilt?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Een onderzoek zou tot een wetswijziging kunnen leiden, maar ik wil eerst beginnen met een onderzoek. Vandaar deze vraag.

De heer Paternotte (D66):

Kunt u dan schetsen wat u precies wilt dat de regering dan gaat onderzoeken?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dat staat in mijn motie. Die wordt zo gekopieerd. Dus als u even wacht, kunt het zelf nog even lezen.

De heer Paternotte (D66):

Ik heb geluisterd naar wat u zei. U zei dat u wilt dat mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, wél kunnen stemmen voor de Tweede en Eerste Kamer en vermoedelijk dan ook verkiesbaar kunnen staan. Dat kan niet, omdat ze niet de Nederlandse nationaliteit hebben. Daarvoor moet de wet worden gewijzigd. Dan is het onderzoek toch klaar?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik begrijp niet wat u bedoelt.

De voorzitter:

U mag het herhalen, meer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Voordat we een papierwinkel optuigen met een onderzoek waarin de regering iets heel simpels moet gaan bekijken ... Als u wilt wat u wilt, moet de wet gewijzigd worden. Dan moet nationaliteit geen vereiste meer zijn voor het kiesrecht voor Tweede en Eerste Kamer. Dan is dat wat u wilt. Mijn vraag is of u dat wilt, om het onderzoek even over te slaan, en, zo ja, of u met een initiatiefwet gaat komen. Ik begrijp eerlijk gezegd niet wat de regering nou precies moet gaan onderzoeken.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Mensen met een verblijfsvergunning kunnen na vijf jaar wel stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen, en leveren dus ook een bijdrage aan de politieke participatie in onze samenleving. Ik vraag de regering om te onderzoeken of we de wet zodanig kunnen veranderen dat deze mensen ook kunnen stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen. Niets meer en niets minder dan dat.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Koolmees:

Dank, mevrouw de voorzitter. Ik was in de eerste termijn inderdaad vergeten om terug te komen op de vraag van mevrouw Özütok over het stemrecht. Daar kom ik nu op terug als ik inga op de motie.

In de eerste motie, op stuk nr. 109, van de heer Kuzu, wordt de regering verzocht om een studie uit te voeren naar de oorzaken van de weerstand tegen de politieke participatie van minderheden en op grond hiervan met voorstellen te komen. Wat ik niet scherp had in de eerste termijn, maar door contact met mijn ambtenaren nu wel scherp heb gekregen, is dat wij in 2016 een onderzoek naar de triggerfactoren van moslimdiscriminatie naar de Kamer hebben gestuurd. Daarin zit de analyse wat nu de oorzaken daarvan zijn. Dat is natuurlijk ook onderdeel van het beleid. Ik heb net uitvoerig betoogd wat er allemaal voor beleid in gang is gezet om dit weg te nemen. Tegelijk is het onderzoek van de heer Hindriks, waar we het vandaag over hebben, natuurlijk ook een voorbeeld van zulk onderzoek. Belangrijker is dat we die acties blijven doen. Die heb ik net uitgebreid besproken. Daarom wil ik deze motie ontraden.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Dat onderzoek uit 2017 over triggerfactoren van moslimdiscriminatie ken ik. Het gaat hier om iets specifieks, het gaat hier om politieke participatie van mensen met een migratieachtergrond. Er zijn ook mensen met een migratieachtergrond die geen moslim zijn; dat weet de minister van Sociale Zaken ook. Waar het hier om gaat, is dat de onderzoeker zelf ook aangeeft dat dit vervolgstudie nodig heeft en dat dit nader onderzoek nodig heeft. Het is gewoon treurig om te zien dat de minister die verantwoordelijk is voor integratie, die handschoen niet wil oppakken.

Minister Koolmees:

Bij wetenschappelijk onderzoek is heel vaak de conclusie dat er meer wetenschappelijk onderzoek nodig is.

De heer Kuzu (DENK):

U kunt toch wetenschappelijk onderzoek uitzetten?

Minister Koolmees:

Voorzitter. We hebben veel onderzoek gedaan, zeker naar discriminatie in het algemeen, maar ook naar moslimdiscriminatie in het bijzonder en naar de triggerfactoren. Er lopen heel veel trajecten over politieke participatie en politieke activatie, inclusiviteit en diversiteit. Die heb ik net in mijn eerste termijn genoemd. Ik vind daarom een dergelijk onderzoek niet nodig en ik ontraad de motie.

De tweede motie is van mevrouw Özütok. Het doel dat mevrouw Özütok wil bereiken, delen wij, namelijk grotere politieke participatie. Ik ben wel bang dat de heer Paternotte gelijk heeft in zijn interruptie. Het is eigenlijk heel digitaal. Op dit moment is het zo dat het Nederlanderschap een voorwaarde is om deel te nemen aan de Tweede Kamerverkiezingen en de Provinciale Statenverkiezingen. Dat is in de Kieswet geregeld, vanuit de gedachte dat je de Nederlandse nationaliteit moet hebben om te kunnen stemmen voor de Tweede Kamer en daarin zitting te nemen. Over het doel ben ik het dus met mevrouw Özütok eens. Daartoe ondernemen we ook een heleboel acties. Ik heb ze net allemaal opgelezen. Vooral de minister van Binnenlandse Zaken voert deze acties uit in het kader van politieke participatie. Ik moet deze motie ontraden, maar als mevrouw dit punt in de politieke arena wil werpen, dan staat het haar vrij om een initiatiefwet te starten en het aan de Kamer voor te leggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister. Ik dank de Kamerleden, de medewerkers en de mensen die dit debat op de een of andere manier hebben gevolgd. O, mevrouw Özütok? U was bijna te laat.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ja, voorzitter. Ik moest er inderdaad even over nadenken. We zijn het erover eens dat er wel iets moet gebeuren, maar over de wijze waarop we kunnen stimuleren dat de deelname wordt vergroot, verschillen we van mening. Het lijkt me toch het beste dat ik mijn motie aanhoud en daarover nog wat nadenk.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Özütok stel ik voor haar motie (29614, nr. 110) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

We gaan dinsdag over één motie stemmen. Nogmaals dank.

Naar boven