4 Eindtoets p.o. en overgang p.o. en vo

Aan de orde is het VAO Eindtoets p.o. en overgang p.o. en vo (AO d.d. 25/06).

De voorzitter:

We beginnen met een aantal onderwijsdebatten, te beginnen met het VAO Eindtoets p.o. en overgang p.o. en vo, met als eerste spreker de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Goedemorgen. Ik kan het kort houden. Ik heb één voorstel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid stopt met het aanbieden van de Centrale Eindtoets via het CvTE;

tevens constaterende dat hierdoor enkel private partijen nog eindtoetsen mogen aanbieden;

van mening dat de overheid deze publieke taak dient te behouden;

verzoekt de regering de Centrale Eindtoets niet te privatiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 479 (31293).

De heer Kwint (SP):

Overzichtelijker kan ik het niet maken, voorzitter.

De voorzitter:

Nee. Dank u wel. Mevrouw Westerveld, GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. We weten dat Nederlandse kinderen al veel te vroeg moeten kiezen voor een vervolgstudie. We weten ook dat dit leidt tot kansenongelijkheid en dat we kinderen dus op een veel te jonge leeftijd — vaak zijn de kinderen 11 of 12 — vragen om hun toekomst te bepalen. Bovendien vragen we van leerkrachten in het primair onderwijs om al te voorspellen hoe leerlingen het in het voortgezet onderwijs zullen doen. We weten bovendien dat er veel meer druk komt te liggen op jonge kinderen om die eindtoets zo goed mogelijk te maken. Dat zien we onder andere terug in de toename van schaduwonderwijs. Wat GroenLinks betreft moeten we dus echt af van die focus op die eindtoets. Daar is in het debat een aantal zaken over gezegd, maar we hebben hier ook een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een focus op de eindtoets kan leiden tot prestatiedruk en kansenongelijkheid, doordat bijvoorbeeld een gedeelte van de kinderen schaduwonderwijs zal volgen;

constaterende dat de onderwijsinspectie heeft aangetoond dat ook een focus op het schooladvies kan leiden tot kansenongelijkheid;

constaterende dat in Nederland bijzonder vroeg wordt geselecteerd op onderwijsniveau;

overwegende dat binnen het huidige systeem leerkrachten in het primair onderwijs moeten voorspellen hoe leerlingen in het voortgezet onderwijs functioneren, terwijl leerkrachten in het voortgezet onderwijs hier beter zicht op hebben;

verzoekt de regering het scenario uit te werken waarbij leerlingen zonder eindtoets of schooladvies doorstromen naar brede brugklassen en daar wordt gekeken op welk niveau de leerling doorstroomt;

verzoekt de regering tevens dit scenario mee te nemen in de langetermijnvisie van dit kabinet over de eindtoets en schooladvisering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van Raan en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 480 (31293).

Het woord is aan mevrouw Van den Hul van de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor een goed en inhoudelijk debat. Het moge duidelijk zijn dat wij heel graag zouden zien dat indien die eindtoets hoger uitvalt dan het schooladvies, dit advies automatisch naar boven wordt bijgesteld. Daar hebben we het al eerder over gehad, ook bij de bespreking van onze initiatiefnota, simpelweg omdat het wat ons betreft voor je kansen niet mag uitmaken of je ouders mondig en assertief genoeg zijn om zo'n hele procedure te starten om dat schooladvies naar boven bij te stellen. De minister vindt dat we de eindtoets hiermee te belangrijk zouden maken en ziet geen reden om over te gaan tot automatische bijstelling. Daarom dit keer geen motie, maar wel twee verzoeken waarmee we elkaar hopelijk alsnog kunnen vinden. Ten eerste werkt de minister aan het vormgeven van een zogenoemde doorstroomtoets. Graag hoor ik of hij bereid is de effecten van het al dan niet hebben van mondige ouders hierin mee te nemen. Ten tweede wil de minister leraren in gebieden waar onderadvisering bovengemiddeld vaak voorkomt, extra gaan ondersteunen. Dat is goed nieuws. We hebben daar eerder ook Kamervragen over gesteld. Is hij bereid de Kamer te informeren over hoe deze extra ondersteuning er dan precies uit gaat zien? Wij zien het liefst concrete doelstellingen, zodat we voorkomen dat aan het eind van dit kersverse schooljaar kinderen weer onterecht de dupe worden van onderadvisering.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Meenen van D66. Die ziet af van zijn spreektijd. Ik kijk dus naar de minister. Kunt u direct door met uw beantwoording? Dat is het geval.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. En ook nu nog, na de zomer, dank aan de Kamer voor de inbreng tijdens een algemeen overleg dat we voor de zomer uitgebreid met elkaar hebben gevoerd. Ik kan u overigens melden dat het interne onderzoek naar wat er toen fout is gegaan bij de eindtoets, inmiddels gereed is. Dat rapport zal ik naar de Kamer sturen. Daarin wordt overigens de aanpak die we hebben gehad als goed beoordeeld. Maar u moet het zelf maar lezen. Ik was wel blij met dit rapport dat er nu ligt.

Voorzitter. Met betrekking tot de inbreng nu: de SP zou graag willen zien dat de Centrale Eindtoets aangeboden blijft vanuit het CvTE. We hebben zelf duidelijk gemaakt dat het heel erg belangrijk is dat er gewoon zuivere rollen zijn en dat ook de toezichthoudende functie beter belegd wordt. Volgens mij heeft het debacle — ik noem het toch maar even zo, al hebben we het uiteindelijk met elkaar goed kunnen oplossen — dit ook aangetoond. Dat is de reden dat we het CvTE nu in die positie gaan brengen en die niet meer als eigenaar van de Centrale Eindtoets ook nog een rol laten spelen. Dat was toch een wat hybride rol, namelijk aan de ene kant CvTE en aan de andere kant private aanbieders. We stoppen er dus mee. Dan moeten we nog even afwachten of die Centrale Eindtoets ook nog privaat opgepakt gaat worden. Dat weten we nog niet; dat zullen we bezien. Maar de CvTE willen we echt in de positie brengen van toezichthouder. Alles wat we in de afgelopen periode hebben meegemaakt wijst erop dat dat gewoon nodig is. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 479 van de heer Kwint.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld van GroenLinks heeft de motie op stuk nr. 480 ingediend, die aangeeft dat ze graag ook nog een scenario zou willen waar helemaal geen toets in wordt aangeboden. Ik heb u natuurlijk in mijn brief geschetst wat we gewoon op dit moment doen. Ik ben zelf niet voornemens nu nog weer nieuwe scenario's te gaan ontwikkelen, maar eigenlijk wordt wat u wilt deels meegenomen in datgene waarmee we nu bezig zijn. Ik wil sowieso de druk van de toets af halen. Ook mevrouw Van den Hul heeft daar de vinger op gelegd. Die is natuurlijk belangrijk, omdat die informatie biedt, maar we vinden ook het oordeel van de docent heel erg belangrijk. Daarom wil ik ook toe naar wat we de doorstroomtoets noemen. Maar er moet wel altijd ruimte zijn om te toetsen, om te kijken welke informatie dat oplevert die gebruikt kan worden voor adviseringen maar ook om te beoordelen of een leerling wel op de juiste plaats zit. Ik heb namelijk ook aangegeven dat ik het heel erg belangrijk vind dat we, als een leerling het primair onderwijs heeft verlaten en op het voortgezet onderwijs zit, mogelijkheden hebben om die leerling op de juiste plek terecht te laten komen als blijkt dat er onderadvisering of misschien overadvisering is geweest. We zijn dus heel gericht bezig om leerlingen veel beter te volgen en ook te schakelen op het moment dat dat nodig is.

Bij de 10-14-scholen, waar ook nog wel een toets wordt afgenomen maar meer als een soort tussenstand om te kijken waar een leerling staat, zijn we natuurlijk ook bezig om het grote belang van de toets kleiner te maken. Dat gaan we straks ook evalueren.

Kortom, de wijze waarop we het nu hebben ingericht voldoet volgens mij volledig aan wat u zelf aangeeft, namelijk dat de toets niet zo dominant moet zijn en dat het ook niet zo kan zijn dat je een fuik in zwemt waar je niet meer uitkomt als een toets eenmaal is afgenomen. Alles is er nu op gericht om dat niet te gaan doen. Zo zou ik willen werken. Ik ontraad dus uw motie, maar wat wij in de uitwerking aan het doen zijn, is volgens mij volledig in lijn met wat u zonet ingebracht hebt. Er is één verschil, namelijk dat u even helemaal geen toets zou willen. Die toets laten we gewoon wel onderdeel van het geheel zijn, maar niet meer zo dominant als die ooit is geweest, in ieder geval in de hoofden van heel veel mensen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 480 wordt ontraden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik begrijp best wat de minister zegt en ik ken de plannen van het kabinet, maar in de praktijk zien we wel dat de focus op de toets steeds groter wordt. Ik noemde al een voorbeeld. We zien het aan de toename van schaduwonderwijs en aan de stress bij jonge kinderen. We zien het ook aan docenten die aangeven dat steeds meer ouders druk op hen leggen om het schooladvies zo hoog mogelijk te laten zijn. Daarvoor moeten we niet onze ogen sluiten, vandaar dat wij, als één van de mogelijke scenario's, willen kijken of we niet kunnen afstappen van die toets. We zien namelijk dat er een groot verschil is tussen wat de minister doet en wat er in de praktijk gebeurt.

Minister Slob:

U heeft gelijk dat we daar zorgen over hebben. U heeft gelijk dat we in de praktijk bijvoorbeeld schaduwonderwijs zien. Maar dat is nu juist de reden waarom het kabinet met de voorstellen is gekomen die hier liggen. Dat zijn voorstellen voor een aantal wijzigingen, ook om de docent in de positie te brengen waarin hij hoort te zitten, als de professional die leerlingen gewoon jarenlang volgt en samen met collega's oordelen kan geven over waar een leerling staat en wat hij kan. We vinden het wel belangrijk om het oordeel van een doorstroomtoets, zoals we die op termijn gaan noemen, erbij te betrekken. We gaan nog verder finetunen hoe we dat in de tijd aan elkaar gaan verbinden. We zijn dus op allerlei manieren bezig om te voorkomen dat de toets zo'n perverse werking heeft dat het gevolgen kan hebben, met name voor kinderen van ouders die daar niet in mee zouden kunnen gaan of niet mondig zijn, zoals mevrouw Van den Hul al een aantal keren heeft aangegeven. Nogmaals, we zijn daar volop mee bezig, maar het gaat mij net een stap te ver om het in de plannen die we nu hebben helemaal toetsloos te gaan doen. Overigens zie ik in principe in de 10-14-scholen al wel een situatie die daar heel erg op lijkt. Als de evaluatie daarvan beschikbaar is, kunnen we heel goed beoordelen of het misschien ook mogelijk is om in dat soort constructies de toets misschien wel helemaal los te laten. Maar goed, die evaluatie gaat pas over ruim een jaar plaatsvinden. Daar ga ik nu dus nog niet op vooruitlopen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zeg niet dat er geen externe check moet zijn, want die vind ik juist heel belangrijk, net als het feit dat professionals ernaar kijken. De vraag is alleen of je dat al op de basisschool moet doen. Dát is het punt. In onze ogen zou je het naar een paar jaar later moeten verschuiven. Wij zijn overigens niet de enigen die dat zeggen, want ook de inspectie zegt dat Nederlandse kinderen veel te vroeg kiezen. We zeggen dus niet dat de externe check weggehaald moet worden, maar wel dat je moet voorkomen dat kinderen op zo'n jonge leeftijd al met zo'n druk te maken krijgen en op zo'n jonge leeftijd al een keuze moeten maken.

De voorzitter:

Helder.

Minister Slob:

Mevrouw Van den Hul heeft aangegeven dat kinderen van wat minder mondige ouders mogelijkerwijs een onderadvisering krijgen en daardoor misschien een fuik in zwemmen waar ze niet meer uitkomen. In de voorstellen die het kabinet heeft gedaan, die ik voor de zomer verdedigd heb en nu weer verdedig, hebben we nadrukkelijk aangegeven dat we af willen van dat ene moment in het primair onderwijs of in het samenwerkingsverband tussen p.o. en vo als het om die 10-14-scholen gaat. We vinden ook dat in de jaren daarna gericht bekeken moet worden of die jongen of dat meisje op de goede plek zit en of de advisering goed is geweest.

Dat is ook gelijk een reactie op de vraag van mevrouw Van den Hul hoe we ervoor zorgen dat zo'n leerling op een goede plek terechtkomt als dat niet het geval is geweest. U weet dat we hier een wet over het onderwijsregister aan de orde hebben gehad. Die is inmiddels ook door de Eerste Kamer gegaan. Ik heb die daar mogen verdedigen. Die wet is in augustus ingegaan en gaat ervoor zorgen dat men ook in het primair onderwijs informatie krijgt van het voortgezet onderwijs, zodat daardoor een versterking optreedt op basis van ervaringsgegevens. Daaruit kan blijken of men goed bezig is met de advisering. We proberen het p.o. en vo steeds meer aan elkaar te verbinden, een leerling in zijn schoolloopbaan te begeleiden en ervoor te zorgen dat hij of zij op de goede plek komt. We zijn dus echt heel breed bezig. Volgens mij is dat volledig in lijn met wat u aangeeft, namelijk dat we af moeten van dat ene moment in het primair onderwijs dat allesbepalend zou kunnen zijn voor de schoolloopbaan van een leerling. Dat willen we niet. Ik ga het dus niet volgens uw motie doen, maar het is niet zo dat we hier niet mee aan de slag gaan.

Met betrekking tot de doorstroomtoets en het rekening houden met minder mondige ouders heb ik aangegeven dat de toets minder bepalend gaat worden. We zijn bezig om een handreiking schooladvisering te ontwikkelen die naar de scholen toe gaat. Daarin zal met name rekening gehouden worden met minder mondige ouders. Er komt in september een conferentie over de overgang van p.o. naar vo, waarbij dit ook een onderwerp zal zijn. We willen namelijk in gesprek met de betrokkenen om dit onderwerp verder onder hun aandacht te brengen. Bij de handreiking schooladvisering is het SLO betrokken. Zij zullen ook naar de scholen toe gaan. We zijn daar dus op allerlei manieren mee bezig. Vanwege mijn toezegging aan u over de gebieden waar het extra nodig is, hebben we er aandacht voor dat het hen ook zal bereiken, zodat we ervoor zorgen dat de advisering op orde is en kinderen van wat minder mondige ouders niet de dupe worden van verkeerde keuzes, want die kunnen later voor hen betekenen dat ze een achterstand hebben die ze mogelijkerwijs op een later moment weer moeten wegwerken. Dus dat heeft onze volledige aandacht. Als die handreiking er is, zal ik uiteraard zorgen dat u die toegestuurd krijgt.

Voorzitter, volgens mij waren dat de vragen die gesteld zijn.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit eerste VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de twee ingediende moties wordt volgende week dinsdag gestemd.

Naar boven