4 Landbouw- en Visserijraad van 16 april 2018

Aan de orde is het VSO Landbouw- en Visserijraad van 16 april 2018 (21501-32, nr. 1100).

De voorzitter:

Aan de orde is het VSO Landbouw- en Visserijraad van 16 april 2018, Kamerstuk 21501-32, nr. 1100. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom. Ik geef het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Als wij in de Kamer praten over de veehouderij, is een veelgehoord argument dat er sprake moet zijn van een gelijk speelveld. Ik zal eerlijk zeggen dat de Partij voor de Dieren dat meestal een beetje irritant vindt, maar ik heb nu twee moties die precies dat beogen. Er kan dus eigenlijk niemand tegen deze moties zijn.

Wat wil het geval? In Nederland mogen kwartels niet gehouden worden voor de productie van vlees en eieren en al helemaal niet in een legbatterij. In Nederland verkochte eieren van deze dieren bleken afkomstig uit Frankrijk, waar dat niet verboden is en waar de legbatterij ook nog gewoon wordt gebruikt voor deze dieren. Twee moties om ervoor te zorgen dat wat wij in Nederland doen, ook in de rest van Europa gaat gelden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in alle EU-landen een verbod geldt op het houden van kippen in de oorspronkelijke legbatterij, en dat in Nederland een verbod geldt op het houden van kwartels voor de productie van vlees of eieren;

constaterende dat kwartels in onder andere Frankrijk wel worden gehouden, in legbatterijen zelfs, en dat de eieren van deze gekooide dieren in Nederland zijn verkocht;

verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat het verbod op de legbatterij voor kippen wordt uitgebreid naar een algeheel verbod op de legbatterij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1104 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kwartels zeer kwetsbare dieren zijn en dat in Nederland daarom een verbod geldt op het houden van kwartels voor de productie van vlees of eieren;

constaterende dat kwartels in onder andere Frankrijk wel worden gehouden, in legbatterijen zelfs, en dat het vlees en de eieren van deze gekooide dieren op de Nederlandse markt worden verkocht;

verzoekt de regering zich in te zetten voor een Europees verbod op het houden van kwartels voor de productie van vlees of eieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1105 (21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Grashoff van GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Eén opmerking en één vraag aan de minister naar aanleiding van de beantwoording van het schriftelijk overleg, en één motie. De minister zegt geen nadere maatregelen te zien, ook niet in Europees verband, rondom voedselverspilling. Dat antwoord heeft ons wat verbaasd, omdat wij weten dat de minister hier volledig inzet op dit punt. Mijn vraag aan de minister is of dit antwoord niet wat al te kort geweest is. Ik kan mij namelijk voorstellen dat wij juist op het gebied van voedselverspilling nog heel veel meer met de Europese Unie zouden moeten doen. Ik moet ook vaststellen dat ons eigen beleid buitengewoon weinig succes heeft gehad in de afgelopen jaren — dat kan ik de minister niet verwijten — en dat het inderdaad taaie materie is, zoals de minister constateert. Volgens mij zouden wij dus het Europese verband actiever en bewuster moeten inzetten. Zou de minister daar op kunnen ingaan?

Dan de motie. Die gaat over het GLB en luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Rekenkamer in haar op 19 maart 2018 gepubliceerde briefingdocument "Briefing paper: Future of the CAP" oproept toekomstige GLB-uitgaven te koppelen aan ambitieuze en relevante streefdoelen;

overwegende dat vergroening van de landbouw een belangrijke doelstelling is bij de herziening van het GLB;

verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor een harde koppeling van toekomstige GLB-betalingen aan ambitieuze en relevante streefdoelen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1106 (21501-32).

Dank u wel. Ik ga nu naar de heer Futselaar, die spreekt namens de SP.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Er wordt steeds meer zichtbaar van de toekomst van het GLB, zowel in de commissievoorstellen als in de posities van de verschillende lidstaten. Over het algemeen kun je stellen dat het nieuws niet goed is voor partijen als de SP, maar ook niet voor de Nederlandse regering, die voor een vermindering van het totale budget is. Het nieuws is ook niet positief voor de mensen die zich inzetten voor vergroening van het GLB. Er worden posities ingenomen door landen en wat ons betreft moet Nederland dan niet achterblijven. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verschillende Europese natuurorganisaties, waaronder de European Environmental Bureau, hun zorgen hebben geuit over de huidige voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB);

constaterende dat specifieke zorg is het voornemen om af te stappen van de minimumgrens van 30% van de GLB-gelden voor vergroening en klimaatmaatregelen;

constaterende dat de regering zich meerdere malen heeft uitgesproken voor vergroening van het GLB;

verzoekt de regering om in ieder geval niet akkoord te gaan met het wegvallen van 30% van de GLB-gelden voor vergroening en zich in te zetten voor een juist hoger percentage,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1107 (21501-32).

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. En als we dat dan ook nog eens terecht koppelen aan de daadwerkelijke doelstellingen van meneer Grashoff, dan kunnen we misschien echt meters maken in het GLB. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wachten we op de laatste motie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Schouten:

Mag de katheder iets lager? Ik ben niet zo heel groot.

De voorzitter:

Ja. U kunt dat zelf instellen.

Minister Schouten:

Is dat zo?

De voorzitter:

Ja, kijk maar, er zit een knop onder de microfoon.

Minister Schouten:

Ik ga daar de volgende keer naar op zoek. Dank u wel.

Voorzitter, dank u wel, ook aan de leden voor hun inbreng bij een Landbouwraad die al geweest is. Maar never waste een goede Landbouwraad, zou ik bijna zeggen. Ik denk dat de leden dat ook hebben bedacht. Ik heb een aantal moties en een vraag van de heer Grashoff.

Allereerst de motie op stuk nr. 1104 van mevrouw Ouwehand, die gaat over het gelijke speelveld en de kwartels. Laat ik eerst zeggen dat ik blij ben dat mevrouw Ouwehand ook constateert dat we dit in Nederland wel goed hebben geregeld. Ik hoor nogal eens wat gesputter over hoe we dingen in Nederland doen, maar dit mag ik toch wel als een compliment opvatten voor het feit dat wij het in Nederland met de kwartels gewoon netjes hebben geregeld. In allebei de moties zegt zij eigenlijk dat het in Frankrijk niet zo netjes is geregeld, en in Nederland wel. Nu moet ik als minister tegen Frankrijk gaan zeggen: u heeft het niet goed geregeld. Ik denk dat we daar de rollen toch even moeten scheiden. Ik weet dat de Partij voor de Dieren ook internationaal zeer actief is, ook in het oprichten van andere partijen op andere plaatsen. Ik zou bijna zeggen dat het misschien wel een aanmoediging is om ook een partij op te richten in Frankrijk als mevrouw Ouwehand ziet dat daar zo veel problemen zijn. Maar ik vind het niet mijn rol om in Frankrijk aan te gaan geven wat wel en wat niet mag. Wij hebben in Nederland keuzes gemaakt, wij hebben het netjes geregeld en als mevrouw Ouwehand wil dat het in Frankrijk op een andere manier moet, dan zou ik haar vooral aanraden om ook bij haar Franse collega's daar een opmerking over te maken. Om die reden ontraad ik beide moties, dus zowel de motie op stuk nr. 1104 als die op stuk nr. 1105.

De heer Grashoff vraagt hoe het kan dat we niet meer op de voedselverspilling inzetten, dat we daar niet meer ambities mee tonen. Zoals de heer Grashoff net al aangaf, ben ik zeer ambitieus op dit thema. Ik deel met hem dat we tot nu toe niet voldoende stappen hebben gezet om bijvoorbeeld de Sustainable Development Goals en de doelstelling van 50% reductie in 2030 te kunnen realiseren, en ik ben daar juist zeer mee bezig. Wij zijn zelfs nu aan het nakijken — dat heb ik gevraagd aan de Wageningen Universiteit — op welke punten er Europese regelgeving in de weg zit. Ik ben in Europa bezig met de t.h.t.-aanduidingen. Maar ik denk dat de heer Grashoff doelt op de donaties aan de supermarkten. Ik zou me kunnen voorstellen dat hij vindt dat daarbij een terughoudendheid bij bestaat, maar is nu juist een taskforce circulaire economie mee bezig. Die zijn nu echt aan de slag en die zien de urgentie ook, en daar vinden dit soort discussies ook plaats, waarin ik ook zie dat daar nu juist al wel stapjes worden gezet. We blijven er hard op nodig, we zijn op alle manieren bezig, dus ik herken me niet helemaal in de terughoudendheid die mogelijk de heer Grashoff heeft gelezen. Maar als hij dat heeft gelezen, kan hij ervan op aan dat die terughoudendheid er niet is.

Dan kom op zijn motie over de harde koppeling van de betalingen en de doelen. Wat de heer Grashoff vraagt, is eigenlijk ook de inzet van de Commissie. De Commissie geeft zelf namelijk ook aan dat we juist ambitieuze doelen moeten hebben, dat dat ook gemeten moet kunnen worden en dat daarmee natuurlijk ook de naleving verhoogd moet worden. De heer Grashoff zegt dat daarvoor moet worden gepleit in Europees verband, maar dit is volgens mij ook al de inzet van de Europese Commissie. Daar sluiten wij ook bij aan, dus ik hoef daar op zich niet nog veel meer voor te pleiten, denk ik, alleen houden we er in onze inzet in ieder geval aan vast. Als ik de motie met dit oog lees, kan ik hem overlaten aan het oordeel van de Kamer, omdat dit precies de inzet van de Nederlandse regering op dit moment is, en ook wat de Commissie vindt.

De motie op stuk nr. 1107 van de heer Futselaar maakt 'm dan gelijk net wat strakker, en zegt dat ik niet akkoord mag gaan als er minder dan 30% vergoeding in komt te zitten. De heer Futselaar weet ook dat het echt een onderhandelingstraject is. Ik zou hem toch willen vragen om hier ook wel de ruimte te geven om die onderhandelingen in te gaan. Hij weet mijn inzet en hij weet ook dat wij het van belang vinden om naar een verdere vergroening te gaan. Ik ga me daar helemaal voor inzetten, maar de wetsvoorstellen moeten nog komen en als ik mij nu vastpin aan een percentage, is mijn hele onderhandelingsruimte weg. Dat vind ik een ingewikkelde, dus daarom ontraad ik zijn motie.

De heer Futselaar (SP):

Ik begrijp op zich het dilemma van de minister, maar als je ziet dat in heel Europa lidstaten hun loopgaven aan het graven zijn, om het zo maar te zeggen in dit debat, vind ik eigenlijk dat Nederland niet kan achterblijven, ondanks het feit dat het onderhandelingsproces is. Is de minister dat niet met mij eens?

Minister Schouten:

Ik spreek op dit moment veel collega's, ook over het GLB. Ik heb van de week nog met mijn Duitse collega erover gesproken om juist op die manier te proberen met elkaar allianties te smeden, zodat je met elkaar kunt bekijken waar we gezamenlijke doelen kunnen inbrengen in dit proces. Ik hoor inderdaad ook dat bepaalde collega's stevige uitspraken doen, maar als ik mij nu in deze Kamer bind aan die percentages, kan ik die onderhandelingen niet in. Ik weet niet hoe dat bij andere collega's is, of dat die ook geen handelingsruimte of mandaat hebben gekregen van hun eigen parlementen, maar ik zou de heer Futselaar toch graag willen vragen om mij dat wel mee te geven, omdat ik anders echt in de problemen kom.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De minister verdient nog een compliment. Wij hebben het er helemaal niet over gehad, maar op de Landbouwraad is besloten tot een Europese beperking van drie neonicotinoïden. Daar heeft zij mee ingestemd, waarvoor dank. Maar ik heb dan nog wel een vraag over de moties. In de nasleep van dat verbod waren de Nederlandse boeren natuurlijk niet altijd even blij, maar uiteindelijk zeiden ze toch dat het niet erg was, want het gold in heel Europa. Gelet op die lijn ben ik toch een beetje verbaasd over de ontrading van de moties. In Nederland mag je geen kwartels houden, en al helemaal niet in legbatterijen. Het zou toch voor Nederlandse boeren ...

De voorzitter:

De minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

... wel zo fair zijn als we proberen daarvan een Europese regel te maken?

De voorzitter:

De minister.

Minister Schouten:

Ik denk dat ik al heb aangegeven dat ik het niet mijn rol vind om dat nu hier in te brengen. Ik vind dat we het in Nederland netjes en goed geregeld hebben en dat het gewoon een interne Franse discussie is.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Even terugkomend op de derde motie. De minister laat voor die motie van de heer Grafshoff van GroenLinks het oordeel aan de Kamer. Even voor mijn helderheid, want ik vond dat "oordeel Kamer" wel heel snel gaan: er staat bij het verzoek "relevante streefdoelen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn". Ik neem aan dat de minister daarbij bedoelt: binnen de kaders van het regeerakkoord.

Minister Schouten:

Zeker, en ook binnen wat de Commissie heeft aangegeven. Ik heb het gekoppeld aan wat de Commissie heeft ingezet. Wij kunnen ons daarin vinden en dat heb ik ook aangegeven. Dat zijn ook de doelen die prima zijn om op aan te sluiten. Dit zijn niet andere doelen dan die al in Commissieverband gegeven zijn.

De heer De Groot (D66):

Toch een vraag over de eerste twee moties als het mag.

De voorzitter:

Van mevrouw Ouwehand?

De heer De Groot (D66):

Ja, mag dat?

De voorzitter:

Ja.

De heer De Groot (D66):

In het regeerakkoord hebben we ook afgesproken om in Europa te streven naar een hoog niveau van dierenwelzijn, met andere lidstaten. Hoe ziet de minister deze moties in het licht van die afspraak in het regeerakkoord?

Minister Schouten:

Wij zijn daar ook mee bezig en wij doen dat bijvoorbeeld rondom een van de thema's in het regeerakkoord, honden. Wij hebben daarvoor een aantal maatregelen genomen in ons eigen land. Mijn rol oppakken om voor andere landen te pleiten voor een verbod van bepaalde systemen waarover wij in ons eigen land keuzes hebben gemaakt, vind ik veel verder gaan. Ik denk dat wij ons gelukkig mogen prijzen dat wij daarover zelf goede afspraken hebben gemaakt. Tegelijkertijd vind ik het niet mijn rol om in andere landen allerlei andere zaken rondom bepaalde houderijsystemen te gaan bepleiten en te zeggen dat ze die moeten gaan afschaffen. Ik vind dat echt een interne discussie.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven