7 Voor bijen schadelijke landbouwpesticiden

Aan de orde is het dertigledendebat over landbouwpesticiden die schadelijk zijn voor bijen. 

De voorzitter:

Aan de orde is het dertigledendebat over landbouwpesticiden die schadelijk zijn voor bijen. Ik geef mevrouw Ouwehand als eerste spreker namens de Partij voor de Dieren het woord. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Zo'n twintig jaar geleden zijn er nieuwe vormen van bestrijdingsmiddelen geïntroduceerd: systemische middelen. Dat betekent dat je het in de bodem injecteert, of je dompelt de zaadjes erin onder, en dan zit de hele plant die eruit groeit, vol met dat gif. Onafhankelijke wetenschappers hebben gewaarschuwd voor de gevaren daarvan en die zagen we op een gegeven moment ook optreden. Wereldwijd is de bijenpopulatie hard achteruitgegaan sinds de introductie van die systemische middelen. 

Omdat de waarschuwingen ook doordrongen tot in de Kamer, heeft zij in 2013 een motie aangenomen die het kabinet opriep om in te zetten op een compleet Europees moratorium op het gebruik van deze middelen: neonicotinoïden en fipronil. En toen later bleek dat dit moratorium onvoldoende groot zou worden, heeft deze Kamer gezegd dat we in elk geval nationaal maatregelen moesten nemen, dus een nationaal moratorium. 

Het Europees moratorium kwam er, maar heel beperkt. En nu er na verloop van tijd nieuwe studies zijn gekomen, heeft de Europese Commissie geconcludeerd dat dit moratorium in elk geval moet blijven en moet worden uitgewerkt. Het kabinet steunt dat. Dat is op zich goed nieuws, maar het is wel achter de feiten aanrennen, dat willen wij maar gezegd hebben. En dit alles op basis van nieuw gepubliceerde studies in Science, die in juli voor ons aanleiding waren om dit debat aan te vragen. Er zijn nieuwe herevaluaties van de EFSA. Dat is allemaal hartstikke goed. Op 19 september is ook de taskforce voor deze systemische pesticiden met haar tweede editie gekomen, een evaluatie van 500 studies sinds 2014. De conclusie daaruit, die dus heel recent is, laat eigenlijk geen enkele ruimte meer voor het gebruik van deze stoffen. 

Daarmee kom ik op de eerste vraag aan het kabinet. Het is mooi dat de lijn van de Europese Commissie wordt gesteund, maar deelt het kabinet de visie van de Partij voor de Dieren dat de studies van die taskforce aanleiding geven om te pleiten voor een volledig moratorium? Dat zou ook in lijn zijn met een eerder aangenomen motie van deze Kamer. 

De heer Von Martels (CDA):

Mevrouw Ouwehand weet zelf ook wel, denk ik, dat bijengezondheid een samenspel van factoren is. Het laatste onderzoek dat heeft plaatsgevonden, was aanleiding om een debat aan te vragen. Kent u de uitslagen daarvan goed? Ik weet niet hoe u deze interpreteert, maar ik heb er een heel andere interpretatie bij. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, dat gebeurt vaker, dat de Partij voor de Dieren en het CDA net even iets anders naar wetenschappelijke studies kijken. De Partij voor de Dieren heeft eerder de neiging om onafhankelijke wetenschappelijke evaluaties van groter belang te vinden dan conclusies op basis van studies van de industrie die we niet mee hebben mogen beoordelen. Dat is een eerste verschil. Het tweede is dat ik de studies, zoals gepubliceerd in Science, hoog heb zitten. Bij die Task Force on Systemic Pesticides zitten ook studies van de industrie. In totaal zijn het 500 studies. De hele evaluatie is nog niet openbaar, maar de conclusies zijn al wel tot ons gekomen. Die zijn helder genoeg. Er moet een volledig moratorium komen op het gebruik van neonicotinoïden en fipronil, omdat het onaanvaardbare gevaren met zich brengt voor de kwaliteit van ons water, voor de biodiversiteit, voor de bijen, voor de veiligheid van ons voedsel, en noem maar op. 

De heer Von Martels (CDA):

Ik hecht ook uitermate veel waarde aan wetenschappelijk onderzoek, maar juist dit onderzoek liet eigenlijk geen heel opvallende uitkomsten zien. Integendeel. Er waren 258 meetpunten; 238 hadden geen effect, 9 hadden negatief effect en 7 hadden een positief effect. Bij u klinkt nu wel heel erg selectieve verontwaardiging door, maar de positieve effecten noemt u dus niet. Er was nauwelijks effect tijdens dit onderzoek, dus het verbaast mij ten zeerste dat u juist dit onderzoek aangrijpt om nu te pleiten voor een debat en voor totale afschaffing van de neonicotinoïden. In het vervolg van het debat zal ik nog even toelichten waarom ik dit zeg, maar dan weet u dit alvast. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het voorzorgsbeginsel is natuurlijk wel belangrijk. Daarom vragen wij niet voor het eerst om een moratorium op neonics, maar hebben wij dat al eerder gedaan. Ten tweede lijkt het er toch een beetje op dat het CDA hetzelfde trucje toepast als in de klimaatdiscussie: de consensus die er op basis van zeer veel verschillende studies en evaluaties is, wordt door het CDA in twijfel getrokken omdat er volgens één wetenschapper of één studie niet zo'n scherp effect zou zijn. Dat vinden wij wel een heel gekke manier van omgaan met de wetenschap. 

De voorzitter:

Ik zie dat u wilt interrumperen, mijnheer Von Martels, maar dat sta ik niet toe. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Mijn vraag aan het kabinet is dus of het op basis van de evaluatie van de taskforce ook bereid is om stappen verder te zetten en dus niet alleen maar de lijn van de Europese Commissie wil steunen, maar ook wil oproepen tot een volledig verbod. Er is een tweede vraag; daarom hadden wij de staatssecretaris van I en M uitgenodigd, maar die is helaas niet afgevaardigd. Ik hoop dat de minister deze vraag kan beantwoorden. Het kabinet heeft aangekondigd een wetswijziging voor te bereiden opdat het voor toegelaten gifstoffen nationaal beperkende maatregelen kan nemen. Dat gaat in dit geval over de verkoop van Roundup aan particulieren. Op dit moment is daar nog geen juridische grondslag voor. Het kabinet werkt aan een wetswijziging om dat wel mogelijk te maken. Kan het kabinet toezeggen dat het de wetswijziging omarmt die ruimte creëert voor een nationaal moratorium op neonicotinoïden, mocht het Europees moratorium er in de komende periode niet komen? Daar heeft deze Kamer al om gevraagd. 

Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Groot namens D66. 

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Met bijen kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Bijen zijn een cruciaal onderdeel van ons ecosysteem. Daarom ben ik verheugd dat wij deze kwestie hier vandaag bespreken. 

EFSA concludeert dat er sprake is van een hoog risico of dat een risico bij het gebruik van een drietal neonicotinoïden niet uitgesloten kan worden. D66 steunt de bevindingen van EFSA en is net als de minister van mening dat Europa actie moet ondernemen om het gebruik van deze middelen aan banden te leggen. Echter, er is een discussie over het toetsingskader dat is gehanteerd. D66 vindt dat op deze discussie zo snel mogelijk een oplossing moet volgen. Immers, een breed gedragen toetsingskader is essentieel voor verantwoorde besluitvorming en dit brede draagvlak ontbreekt op dit moment. 

Als dit vernieuwde, breed gedragen toetsingskader tot stand is gekomen, bepleit D66 de toetsing van de alternatieve werkzame stoffen. Zoals uit de bevindingen van EFSA ook blijkt, hebben alternatieven niet per se een lager risicoprofiel. Daarnaast moet je constateren dat in het oorspronkelijke toetsingskader een lacune zat. Het Ctgb wijst in zijn beoordeling van diverse andere wetenschappelijke publicaties namelijk op deze lacune, de blootstellingsroutes via insecten. Daardoor kan bijvoorbeeld natuurlijke bestrijding via sluipwespen minder effectief worden. Nuttige insecten worden aangetast, waardoor plagen minder goed beheersbaar zijn. En dat leidt weer tot inzet van meer chemische middelen. Ook stelt het Ctgb dat het een bekend feit is dat neonicotinoïden persistent zijn in de bodem. 

D66 kan volgen dat het Ctgb hier weliswaar een gevaar ziet, maar geen risico. Echter: betekent het feit dat dergelijke toegelaten middelen volgens de huidige stand van de kennis veilig zijn voor mens, dier en milieu, ook dat ze goed zijn, goed voor de bodem, goed voor biodiversiteit, goed voor onze volksgezondheid? Volgens een studie in Science is in 

Duitsland in bijna 25 jaar 80% van de insecten verdwenen uit natuurreservaten die dicht bij agrarisch cultuurland liggen. Een toevallige samenhang? Een statistisch verband? We weten het niet. 

Voorzitter. D66 staat achter het advies van EFSA om het gebruik van deze middelen in te perken. D66 steunt de minister en wil dat de discussie over het toetsingskader zo snel mogelijk wordt beslecht. D66 vindt het verstandig dat alternatieve stoffen ook worden beoordeeld. Dat lijkt ons zelfs logisch. 

Tot slot maken wij ons behalve over de bijen ook zorgen over andere lacunes in het toetsingskader, vooral over de verspreiding via insecten en de bodem. Dat bestrijdingsmiddelen veilig zijn, wil nog niet zeggen dat ze goed zijn. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Grashoff namens GroenLinks. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Bijen, vlinders, libellen en kevers zijn de basis van onze voedselketen, in de dierenwereld en uiteindelijk ook in de mensenwereld. Maar deze insecten staan onder druk en hun aantal neemt langzaam af. Dat nemen onderzoekers al jaren waar. We spreken niet over een paar procentjes, maar over dalingen tussen de 35% en 45% in pak 'm beet 40 jaar. Dat is zo'n sterke daling dat die ook simpelweg is waar te nemen als je met je auto over de snelweg rijdt. Een paar decennia geleden had je dan een wissertje nodig om de voorruit schoon te maken. Dat hoef je tegenwoordig niet meer te doen in Nederland. 

Voorzitter. Voor de afname van soorten zijn veel redenen. Een daarvan is het gebruik van neonicotinoïden, landbouwgif dat makkelijk is voor de boer, maar heel slecht voor ons ecosysteem en met name voor de bijenstand. Aanleiding voor dit debat waren omvangrijke studies in Science, die opnieuw aantoonden dat deze insecticiden bijdragen aan de achteruitgang van bijensoorten. De Europese Commissie erkent het. EFSA, de Europese toezichthouder, ook. Vandaar dat er nu aanvullende maatregelen op Europees niveau komen. 

Voorzitter. Met de basis van onze ecosystemen moeten we niet sollen. Ik zeg dus: we moeten minimaal de voorstellen van de Europese Commissie steunen. Is de minister dat ook van plan? Ik neem aan van wel, gezien zijn uitingen tot nu toe, en die van zijn voorganger. Dat betekent een uitbreiding van de huidige restricties, tot alleen nog toepassing van de betreffende middelen in een gesloten kas. Behandeld zaad mag alleen in een kas worden uitgezaaid. De levenscyclus van een plant wordt beperkt tot de kas. 

Er is veel aan gelegen om de zuiveringsplicht in de kas ook daadwerkelijk handen en voeten te geven. Die plicht gaat vanaf 1 januari 2018 draaien. Dat had wat ons betreft overigens al veel eerder gekund. Staat alles nu ook gereed zodat het echt effectief is per 1 januari 2018? Wordt er dan ook strikt gehandhaafd? 

Voorzitter. Bedrijven die het collectief willen doen, hebben nog uitstel tot 2021. Ik zou de minister willen vragen waar dat uitstel eigenlijk voor nodig is. Naar wij ons vanuit de sector laten vertellen, zijn er inmiddels al vormen van collectieve oplossingen, bijvoorbeeld de zuiveringsapparaten simpelweg in een vrachtauto zetten en langsrijden waar en wanneer dat nodig is. Is die uitzondering tot 2021 überhaupt nodig? Kan dat niet korter? En wat doet de minister om ervoor te zorgen dat in elk geval de collectieve voorzieningen er zo snel mogelijk komen en ze niet als uitvlucht in plaats van uitstel worden benut? 

Voorzitter, ik sluit af. Mijn fractie wil ten minste dat de minister tijdens het aankomende SCoPAFF het voorstel van de Europese Commissie steunt. Daar ga ik ook van uit. Mijn fractie is van mening dat we snel een einde moeten maken aan het gebruik van neonicotinoïden als geheel. Ze zijn slecht voor onze biodiversiteit. Laten we een voorbeeld nemen aan landen die misschien nog iets ambitieuzer zijn op dit vlak dan Nederland. Laten we ons daarmee in de voorhoede scharen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Futselaar namens de SP. 

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel. Neo-nico-tioe-oïden. Wat doen wij onszelf aan, voorzitter? En dan bedoel ik niet alleen taalkundig, maar ook als het gaat om onze ecosystemen. Mevrouw Lodders dacht: hij zegt het verkeerd. Maar dat was natuurlijk bewust. Niettemin zal ik verder neonics zeggen, want dat maakt het wat makkelijker. 

Voorzitter. Het CDA zal hier zo gaan pleiten voor rede in plaats van emotie in de discussie over neonics. Tenminste, ik las gisteravond op de website van Boerderij dat het CDA dat hier gaat doen, dus daar ga ik maar van uit. Ik wil daar vast mijn grote steun voor uitspreken, want laten wij met rede en ratio kijken naar deze casus. We hebben een probleem met het afnemend bijenaantal, wat niet alleen slecht is voor ecosystemen in het algemeen, maar ook voor een deel van onze voedselproductie. En natuurlijk, we kunnen aardappelen en graan eten tot we erbij neervallen, maar ikzelf hecht ook aan een stuk fruit af en toe. 

We hebben een aangetoond verband tussen bijenafname en neonics. Ja, er kunnen ook andere factoren een rol spelen, maar het verband is aangetoond. We hebben de Europese Commissie en de EFSA, die zeggen: hier zit een hoog risico. Dus laten we er rationeel naar kijken en zeggen: we hebben een reden voor grote zorg en er moet gehandeld worden. Ik ben blij dat ik kan zeggen dat ik niet ontevreden was met de brief van het kabinet hierover. In meerdere zin is het erg jammer dat de heer Van Dam voortijdig is opgestapt, want ik had ook graag iets vriendelijks over hem gezegd in deze Kamer. Dat is mij nu niet gegund, maar niettemin sluit ik mij aan bij de eerdere sprekers die graag zouden willen dat het kabinet deze lijn voortzet. 

Ten slotte wijs ik de collega's erop dat als het gaat om de discussie over glyfosaat onze kant van de Kamer vaak in het gezicht is geslagen. We hebben een EFSA-advies. Dat lijkt mij ook bij uitstek iets wat we in deze discussie moeten volhouden. We hebben dat EFSA-advies en laten we dat volgen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Graus namens de PVV-fractie. 

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dit is een heel belangrijk debat. Het gaat namelijk over bijen, over bestuivers. Ze staan aan het begin van onze voedselcyclus. De meeste mensen kennen bijen van de honing. Thuis heb ik een boek met meer dan duizend pagina's over ook de medicinale werking van honing, de antibiotische werking, de pre- en probiotische werking. Het sputum is medicinaal. Het gif wordt zelfs ingezet bij bepaalde reumapatiënten. Bijen zijn wonderlijke schepselen van de natuur en volgens sommige partijen schepselen van onze lieve Heer. Wij hebben altijd gezegd dat als pesticiden een gevaar vormen voor diergezondheid, voor volksgezondheid, voor bijen, hommels of andere bestuivers, het wat ons betreft dan einde oefening is. Einde oefening! Niet wachten op de EU. Allemaal onzin. We hebben hier de beste deskundigen aan boord, in Nederland. Desnoods een alleingang — het woord alleen al — maar nergens op wachten en gewoon kappen ermee. Ook bij twijfel: kappen. We kunnen niet zonder. 

Ik ben heel dankbaar dat ik mij ooit hier samen met mevrouw Lutz Jacobi van de PvdA, die nu helaas niet meer in de Kamer zit, heb mogen inzetten voor de bijen. Vandaar dat er nu inmiddels bij vele overheidsgebouwen en ook bij bierbrouwerijen en bankgebouwen bijenkasten staan waar de bijen geen last hebben van straling, pesticiden of bepaalde mijtsoorten die dodelijk voor ze zijn. Dat is één groot succes geworden. De bijen zijn hot. Ze zijn belangrijk. Ze zijn onmisbaar. Ik heb ooit op een Amerikaanse zender een filmpje gezien over wat er gebeurt als de bijen zouden uitsterven. Ze lieten daarin een supermarkt zien voor en na en dat is gewoon schrikbarend. Die dieren zijn gewoon onmisbaar. Nogmaals, ze staan aan het begin van onze voedselcyclus. 

Aangezien ik ook woordvoerder ben in het AO over luchtvaart dat op dit moment gehouden wordt, ben ik de hele tijd op en neer aan het rennen. Dus wanneer iemand voor mij spreekt als de minister niet om wil gaan, ben ik bereid eventuele moties mee te tekenen. Ik zie mevrouw Ouwehand al knikken. Dus als er goede moties worden ingediend, zou ik die graag mee willen tekenen, aangezien ik niet weet of ik de tweede termijn hier ook nog aanwezig kan zijn. 

De voorzitter:

Ook als u die moties niet gezien heeft? 

De heer Graus (PVV):

Nou, ik ken de minister wel een beetje. Daarom. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Er ligt al een aangenomen motie van de Kamer voor een volledig Europees moratorium en ik ga er gewoon van uit dat de minister die heel goed kent en we dus geen nieuwe motie op dat punt hoeven in te dienen. 

De heer Graus (PVV):

Inderdaad. Ik had daar ook graag een reactie op gehad, in de zin hoe het daarmee staat. We hebben die motie ook gesteund. Mevrouw Ouwehand knikt bevestigend. Die hebben we gesteund en dan is het mogelijk niet nodig. Ik ken de minister als iemand die, zoals ik altijd zeg — dat bedoel ik een beetje grappend — de souplesse heeft van een zeecontainer. Hij is vrij strak. Hij is niet vlug over te halen of warm te krijgen voor iets. Hij wijkt niet vlug van zijn beleid af. Ik hoop dat hij dat nu wel doet. Ik zie hem vriendelijk lachen. Dit is in ieder geval een van zijn laatste dagen als minister van Economische Zaken, want ik hoop dat hij er nog heel lang mag zijn. Dan hoop ik dat we hem nu een keer aan onze kant kunnen krijgen hiermee. 

De voorzitter:

Hij lacht vriendelijk maar zo kijkt hij altijd, denk ik. 

De heer Graus (PVV):

Ik ken hem wel wat strakker, mevrouw de voorzitter. Soms heeft hij inderdaad de dolfijnenlach en dat is meestal een goed voorteken. 

Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Von Martels namens het CDA. 

De heer Von Martels (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Dit debat wordt gevoerd naar aanleiding van een onderzoek waarbij de aardhommel, de rosse metselbij en de tamme honingbij als hoofdrolspelers fungeerden. De bijzaak is vandaag terecht hoofdzaak. Toch sta ik hier met enige tegenzin, omdat het onderwerp dat wij bespreken waarschijnlijk een schijnoplossing gaat bieden. Maar goed, het debat wordt ondanks mijn bezwaar toch gevoerd, en dat allemaal dankzij een aantal overijverige politieke werkbijen. Hopelijk zal het niet al te veel stuifmeel doen opwaaien. 

Het bloeiende perspectief waar we ons op moeten richten, is de vraag: hoe gaan we naar een emissieloze en residuvrije toekomst, en wat is daarvoor nodig? De ambitie moet dus zijn op welke wijze we beschikbare kennis en het ontwikkelen van nieuwe kennis binnen systemen integraal kunnen toepassen. Dat betekent investeren in de nieuwste teelttechnieken, waarbij geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Inzoomend op dit onderwerp staan voor het CDA de volksgezondheid en de bescherming van het milieu voorop. De veiligheid voor mens en milieu wordt geborgd door onafhankelijke autoriteiten met wetenschappers die beoordelen of stoffen en middelen toegelaten moeten worden en, zo ja, onder welke voorwaarden. Als naar de mening van deze autoriteiten een product een risico met zich meebrengt, zullen zij het gebruik van het product zeer beperken of verbieden. 

Voor het CDA zijn de adviezen van de onafhankelijke wetenschappers van de EFSA en het Ctgb leidend. Met nieuwe informatie is onder meer voor neonicotinoïden ten behoeve van de bescherming van bijen het gebruik voor bepaalde toepassingen verboden. Het CDA staat daar volledig achter. Ik vertrouw erop en ga ervan uit dat het Ctgb en de EFSA de recente publicaties in Science heel goed bestuderen en op basis daarvan zullen handelen. Mijn vraag aan de minister is of het onderliggende onderzoek van deze studies al bekend was bij de huidige voorliggende Europese beoordeling van neonicotinoïden. 

Tot slot citeer ik Randy Oliver, de milieuman, imker en bioloog die veel heeft bijgedragen aan de ontrafeling van misvattingen over neonicotinoïden: "Wanneer de emotie het wint van de wetenschap, wat moeten boeren en de producenten van bestrijdingsmiddelen dan doen? Er zijn miljoenen dollars nodig om een nieuw product op de markt te brengen. Dat geldt ook voor de nieuwe generatie pesticiden en insecticiden met lage risico's. Waarom zou de industrie daarin investeren als al haar inspanningen in rook kunnen opgaan door een publiekscampagne die inspeelt op irrationele angsten?" 

De heer Graus (PVV):

Zou de CDA-collega mij dan mogelijk kunnen steunen? Ik vraag hier al heel lang om over te gaan op niet-chemische bestrijding. Dan is het woord "pesticiden" niet meer goed. Laten we het natuurlijke pesticiden noemen. Is mijn collega van het CDA bereid om daarover mee te denken? Ik wil er mogelijk ook bij de begrotingsbehandeling iets mee gaan doen. Misschien kunnen we samenwerken, want daar is geld voor nodig. Zonder geld kun je zoiets niet ontwikkelen. Het bestaat wel, het is vaak goedkoper en het is diervriendelijk en beter voor de dier- en volksgezondheid. 

De heer Von Martels (CDA):

Wie weet kunnen wij samen een heel eind optrekken. Ik sprak al van een emmissieloze en residuvrije toekomst. Daar ben ik helemaal voor, maar het gaat er dan om op welke termijn we dat kunnen realiseren. Welke doelstellingen hebben we en welke stip zetten we op de horizon? In die zin kunnen we samen optrekken, ja. 

De heer De Groot (D66):

Dat laatste klinkt mij als D66'er natuurlijk als muziek in de oren: een echt gezonde bodem geeft een gezond gewas. Als het goed is, heb je daar geen bestrijdingsmiddelen voor nodig. Dat zou althans beter zijn. 

Mijn vraag gaat over het volgende. Wij volgen hier de wetenschap. Je ziet dat alle partijen die al in 2009 riepen dat er iets mis was met de neonicotinoïden, uiteindelijk gelijk hebben gekregen. Dat lag niet aan de wetenschap, maar wel aan het toetsingskader. Dat toetsingskader had een lacune. Bent u met mij van mening dat het mogelijk is dat het huidige toetsingskader, weliswaar aangevuld met bijen, op het gebied van insecten en de bodem onvoldoende duidelijk is? Een aantal studies geven daartoe aanleiding. Moeten wij er niet iets aan doen dat we onvoldoende weten? 

De heer Von Martels (CDA):

Doelt u nu op bee guidance, dat onderzoek, dat toelatingscriterium of niet? 

De heer De Groot (D66):

Ja. Het oorspronkelijke toelatingsschema is aangevuld met bijen, want er was iets aan de hand met de bijen. Tegelijkertijd zien we dat er iets aan de hand is met onze bodem en insecten. Het is zeer aannemelijk — een aantal studies duiden daarop — dat dit ook te maken heeft met deze neonicotinoïden. Volgens mij moeten we de wetenschap zo snel mogelijk vragen om aan de slag te gaan met het toetsingskader, zodat ook deze mogelijke lacune wordt gevuld. 

De heer Von Martels (CDA):

Dat is een vraag die u stelt. Ik denk dat het ook een vraag is aan de minister hoe hij daartegen aankijkt. Ik weet dat bee guidance nog een onvolledig ingevuld middel is om tot een goede oplossing te komen, dus er zijn nog lacunes. Dat moet eerst worden opgelost, zodat het in de toekomst meer leidend zou kunnen zijn. Op basis daarvan kunnen wij dan weer beslissingen nemen. In die zin ben ik het met u eens. 

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Lodders namens de VVD. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Sinds enkele jaren worden wij in dit huis op initiatief van de heer Graus hier in de tuin vergezeld door een heus bijenvolk. De bij en haar gesteldheid is dan ook meerdere keren onderwerp van debat geweest. Dat begrijp ik, omdat de bijensterfte in de afgelopen jaren is toegenomen. Wat ik echter niet begrijp, is dat er direct wordt gewezen naar de landbouw en het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen als grootste boosdoener van de bijensterfte. Geen bijen, geen bestuivers en dat snappen boeren heel goed. 

Als wij goed kijken naar de oorzaken van bijensterfte, dan zien we dat hier meerdere factoren aan ten grondslag liggen. Als bijenvolken last hebben van de varroamijt, is dat een serieus probleem. Maar ook de hoeveelheid voedsel voor de bij en de hygiëne van de imker hebben invloed op de gesteldheid van de bij. Er is dus geen eenduidige oorzaak aan te wijzen als absolute oorzaak van de bijensterfte. Het is daarom te gemakkelijk om nu allerlei gewasbeschermingsmiddelen te gaan verbieden. 

Dat is ook niet verstandig, want gewasbeschermingsmiddelen zijn nodig om planten, ons voedsel, te beschermen tegen ziekten, plagen en onkruiden. Zonder deze middelen zullen plagen niet afdoende kunnen worden bestreden, zullen oogsten verloren kunnen gaan en zal de voedselvoorziening in gevaar kunnen komen. De VVD vindt het belangrijk dat de toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op een zo veilig mogelijke manier gebeurt. De volksgezondheid mag daarbij niet in gevaar komen. Wij willen natuurlijk ook zo min mogelijk negatief effect op natuur, dier en milieu. 

Gevaar en risico worden nog weleens door elkaar gehaald. De werkzame stof van gewasbeschermingsmiddelen kan, net als heel veel schoonmaakmiddelen, een gevaar zijn voor bijen of de gezondheid van mens en dier. Maar als je in de gebruiksvoorschriften voorwaarden stelt zodat het risico minimaal is dat mens of dier met deze stoffen in aanraking komen, is er minder of geen risico en is er dus geen probleem. Het bedrijfsleven neemt hierin het initiatief. Gecoat zaad, waarbij het gewasbeschermingsmiddel niet meer op een vol veld hoeft te worden toegediend maar heel specifiek bij het zaadje van de plant, is een mooi voorbeeld. 

Daarnaast zien we ook in de landbouw heel interessante ontwikkelingen. Neem de precisielandbouw en de driftreducerende technieken. Elk jaar weer worden hier belangrijke stappen in gezet. De VVD ziet graag dat de overheid de ruimte biedt voor ontwikkelingen op het gebied van precisielandbouw, waarbij regelgeving niet in de weg mag zitten, met maar één doel: op een verantwoorde manier met oog voor mens, natuur en milieu oogsten te laten slagen, zodat wij onze mooie Nederlandse producten kunnen consumeren. Dank u wel. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De VVD wijst naar gebruiksvoorschriften. Je doet een risicoanalyse en zegt: oké, als het middel op deze manier wordt gebruikt, dan kan het misschien wel veilig. Maar dat is een papieren werkelijkheid. We hebben in de praktijk gezien dat bijvoorbeeld imidacloprid, een van die gevaarlijke neonics, tot normoverschrijdingen in het oppervlaktewater leidde van wel 1.000 tot 4.000 keer. Als je dat zou willen voorkomen, als je zo stuurt op maximaal toelaten aan de hand van gebruiksvoorschriften, dan zou je een enorm toezichtsapparaat moeten optuigen, waar de VVD ook niet voor is. Leidt dat dan niet een keer tot de conclusie dat je vanuit dat voorzorgsbeginsel wat voorzichtiger moet zijn met het toelaten van allerlei middelen? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Er zijn in de afgelopen jaren natuurlijk ontzettend veel ontwikkelingen geweest. 10, 20 of 30 jaar geleden, bij de introductie van gewasbeschermingsmiddelen, waren er hele andere gebruiksvoorschriften. Toen ontbrak het ook aan kennis over de gevolgen daarvan. Er zijn de afgelopen jaren dus heel veel stappen gezet. Het gaat me gewoon vier stappen te ver om continu naar boeren en tuinders te wijzen alsof ze de gebruiksvoorschriften allemaal aan hun laars lappen. Dat is niet het geval. Op dat punt zijn stappen gezet, zeker als het gaat over de normoverschrijdingen waar mevrouw Ouwehand het over heeft. Boeren die dat willens en wetens doen, moet je aanpakken. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mevrouw Lodders gaat niet in op mijn vraag. Ik zei dat het werken met toelatingen en het stellen van scherpe gebruiksvoorschriften nogal een papieren werkelijkheid is. Daar hoor ik de VVD ook wel over klagen, want het gaat om dikke stapels papier, waarbij de boeren moeten bedenken: "Oké, dit middel kan niet als het regent, wel als het waait, nee wacht, niet als het waait, als de zon schijnt, als de maan hoog aan de hemel staat ..." Dat is nogal een bureaucratie. Om die goed te handhaven, heb je dus ook een heel apparaat nodig. En voor die dingen is de VVD helemaal niet. Ik zou dus graag zien dat de VVD dat meeweegt in haar eigen kijk op de vraag wanneer we bestrijdingsmiddelen nou moeten toelaten, en hoe dan, en of dat in de praktijk ook zorgt voor de bescherming die ze, zo hoor ik mevrouw Lodders zeggen, wel degelijk van belang vindt. 

Mevrouw Lodders (VVD):

De VVD is van mening dat het geen papieren werkelijkheid is. Nogmaals, als een boer of een tuinder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, dan doet hij dat niet om de VVD of wie dan ook te plezieren; dan doet hij dat om de gewassen te beschermen tegen plagen, ziektes en onkruiden. Die middelen zijn hartstikke duur. Ze willen dus zo min mogelijk middelen gebruiken. Ik denk dat de boeren heel goed weten wat voor gebruiksvoorschriften er zijn. Kunnen ze met minder middel toe, dan zullen ze dat alleen omwille van de portemonnee al doen. De gebruiksvoorschriften zijn in die zin dus geen papieren werkelijkheid. Natuurlijk moeten er voorschriften op het etiket staan, op de fles chloor, de fles schoonmaakazijn en de gewasbeschermingsmiddelen. Daar moeten boeren en tuinders zich aan houden. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik zou mevrouw Lodders willen vragen of zij het nou met mij eens is dat er ondanks gebruiksvoorschriften en weet ik wat allemaal gewoon jarenlang sprake is geweest van enorme normoverschrijdingen van bijvoorbeeld imidacloprid in het oppervlaktewater. Die zijn door de Vewin en de waterschappen geconstateerd. Geeft dat niet aan dat de cirkelredenering van mevrouw Lodders — boeren doen dat niet, want ze snappen hun eigen belang — gewoon niet opgaat? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Nee, dat deel ik niet. 

De voorzitter:

De heer Lodders. Nee, ik bedoel natuurlijk de heer Grashoff. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Met dit antwoord neem ik geen genoegen. Ik wil graag een motivering. Dat begrijpt mevrouw Lodders toch ook wel? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan ga ik in herhaling vallen. Dat wil ik natuurlijk met alle plezier doen. Als we kijken naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, dan moeten we terug naar 20 à 30 jaar geleden. Daar hebben we ook al veelvuldig debatten over gevoerd. Op het moment dat duidelijk is dat er normoverschrijdingen zijn, dan moet je daarmee aan de slag gaan. Daar zijn ook gerichte acties en maatregelen op ingezet. Daar wordt ook naar gehandeld. Gebeurt dat niet, dan moet je als toezichthouder ingrijpen. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Een mooi theoretisch verhaal, maar u blijft er toch wonderlijk omheen draaien. Steunt de VVD nou eigenlijk gewoon het kabinetsbeleid, bijvoorbeeld ten aanzien van de gesloten kas en de 99% zuivering die nu is voorgesteld? En steunt de VVD ook het voornemen om de Europese Commissie te steunen in de nadere maatregelen, te ja of te nee? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat laatste niet. Waarom niet? Dat is een ander debat. Volgens mij moeten we dat debat voeren op het moment dat het geagendeerd staat. Volgende week woensdag, zeg ik zo uit mijn hoofd, hebben we een AO over de Landbouw- en Visserijraad. Daar zal ik ook nog nadrukkelijk hierop ingaan. Over het toetsingskader, waar de EFSA, de Europese autoriteit, op toetst, bestaat nog heel veel discussie. Je zal een met elkaar vastgesteld toetsingskader moeten hebben voordat je een afweging kan maken te ja of te nee. Maar ik kom daar volgende week zeker op terug, want dan staat het geagendeerd. 

De voorzitter:

Dat lijkt me een prima voorstel. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister. 

Minister Kamp:

Voorzitter. De neonicotinoïden. Misschien mag ik beginnen met de heer Futselaar aan te halen. Die zegt dat we naar deze casus met rede en ratio moeten kijken. Dat vind ik ook. Het is echt nodig om dat te doen. De bestuiving is natuurlijk van cruciaal belang. Het is een cruciaal onderdeel van de hele keten. Als daar iets mee aan de hand is, dan heeft dat onze grootste aandacht nodig. Het gaat dan om bijen, maar het gaat ook om vlinders en om zweefvliegen. 

Het meest pregnant was dit aan de orde toen er berichten waren dat het aantal honingbijenvolken dat gehouden wordt, snel aan het afnemen was en dat dat veroorzaakt werd door die neonicotinoïden. Inmiddels zijn we zover dat waar eerst 20%, soms 30% van die bijenvolken de winter niet overleefden, dat nu is teruggebracht tot 14%. Uit onderzoek is gebleken dat, zoals ook mevrouw Lodders zegt, de oorzaak daarvan lag bij de varroamijt, oftewel de Varroa destructor, en niet bij de neonicotinoïden. Die varroamijt is de reden dat die bijenvolken het in de winter niet hielden en stierven. Ik denk dat het goed is om dat vast te stellen. Dat is een van de redenen, de ratio waar de heer Futselaar, denk ik, ook op doelt. Ik praat het probleem daar niet mee weg. Het gaat niet alleen om de honingbijen. Er zijn 360 soorten bijen. Er zijn heel veel vlinders en heel veel zweefvliegen en varianten daarop, zoals ook de heer De Groot zei, die relevant zijn en waar we dus ook naar moeten kijken. 

Er is een aantal jaren geleden, in 2012, een analyse, een herbeoordeling geweest van de EFSA, waar beperkende maatregelen uit gekomen zijn, met name dat je die gewassen waarvan de bloemen aantrekkelijk zijn voor bijen, niet meer mag behandelen met die neonicotinoïden waar we het nu over hebben. Dat is toegepast. Er is vervolgens een herbeoordeling gemaakt in 2015 door de EFSA, waar de Europese Commissie nu een eerste conclusie uit getrokken heeft, namelijk dat neonicotinoïden alleen nog gebruikt zouden mogen worden in kassen. Nederland steunt die benadering van de Europese Commissie, maar heeft er wel een belangrijke opmerking bij geplaatst. Dat heeft er ook toe geleid dat er nog geen definitieve conclusie door de Europese Commissie is getrokken. Het wordt ook niet geagendeerd voor oktober. Mevrouw Lodders doelde op een overleg dat binnenkort plaatsvindt. Misschien dat zij ook gedacht heeft dat dit al geagendeerd zou worden voor begin oktober om hierover conclusies te trekken. Dat is niet het geval. Dat zal op een later tijdstip zijn. Dat komt, denk ik, omdat datgene wat Nederland naar voren brengt, heel relevant is. 

Kijk, die neonicotinoïden worden gebruikt voor een bepaald doel, zoals mevrouw Lodders ook zei. Daar willen we iets mee bereiken. De NVWA heeft gezegd dat het een grote impact heeft op de teelt van aardappelen, suiker- en voederbieten, graszoden, bloembol- en bloemknolgewassen als die stoffen niet meer gebruikt mogen worden. Dat is dus een groot deel van de teelt die wij in Nederland hebben. En "grote impact" is jargon voor dat met de dan nog resterende middelen en mogelijkheden, de plagen die zich voordoen niet meer afdoende kunnen worden beheerst, dat daar niet afdoende tegen kan worden opgetreden, of dat bij het gebruik van die middelen op korte termijn al resistentie daartegen ontstaat. Het gaat dus om veel belangrijke gewassen. Wij kunnen iets verbieden, maar dat heeft grote impact. Wat daar dan voor in de plaats komt, is of niet geschikt of er ontstaat snel resistentie tegen. 

Dat is dus een zorgelijke situatie. Daarom hebben wij tegen de Europese Commissie gezegd dat het heel goed is om te kijken wat precies de risico's zijn bij hoogwaardige coating- en zaaitechnieken. Als je de coating van zaden gebruikt voor gewassen waarvan de bloemen niet interessant zijn voor bijen, vlinders en zweefvliegen, dan moet je daar anders tegen aankijken dan bij gewassen waarbij dat wel het geval is. Het is ook mogelijk om het spuiten van boomgaarden of bosbessen, wat ook gebeurt, zodanig te doen, buiten het bloeiseizoen, op een bepaalde manier en onder bepaalde condities, dat je de risico's drastisch kunt beperken. Het is nodig dat je de overblijvende risico's afweegt tegen de risico's van alternatieve middelen. Maar de risico's van die alternatieve middelen zijn mij op dit moment nog niet duidelijk. Dat zou onderzocht moeten worden, zodat als je iets verbiedt, je weet wat de consequentie is voor de teelt en voor de alternatieve producten die gebruikt gaan worden. Hebben die niet nog grotere nadelen? Die opmerkingen hebben wij richting de Europese Commissie gemaakt. 

We hebben ook gezegd dat het toetsingskader vastgesteld moet worden. Een aantal woordvoerders spraken daar ook over; met name de heer De Groot ging daar in het bijzonder op in. Op dit moment heeft EFSA gewerkt volgens een niet-vastgesteld toetsingskader. Ik denk dat ze ook niet anders konden op dit moment, want het toetsingskader was er niet. Zij vonden iets belangrijk, dus dan moeten ze het zo goed mogelijk doen. Als wij nu verregaande maatregelen willen nemen, dan is het van belang om een vastgesteld toetsingskader te hebben en om dat vastgelegd te hebben in een Europees richtsnoer. Dat hebben we bij de Europese Commissie naar voren gebracht. Met die kanttekeningen zijn we naar de Europese Commissie gegaan. De Europese Commissie kan dat nader uitzoeken en daar informatie en opvattingen over geven. Wij zullen die met grote belangstelling bestuderen om daar vervolgens een definitief standpunt over in te kunnen nemen. 

Voorzitter. Mevrouw Ouwehand vroeg hoe het zit met de wetswijziging die aan de orde is. Zij vroeg of het mogelijk is om met de wetswijziging waar zij op doelde, ook nationaal beperkende maatregelen te nemen voor een verbod op verkoop aan particulieren. Ze noemde daarbij ook een ander middel, waarover op dit moment een discussie gaande is. Het is niet mogelijk om dat te doen. Ik vind het ook niet wenselijk om dat te doen. Ik vind het van groot belang dat we in heel Europa een geharmoniseerd gewasbeschermingsmiddelenbeleid hebben. Dat betekent dat we in Europa op dezelfde manier daarmee omgaan en dat we daar een Europese aanpak voor hebben met Europese richtlijnen en richtsnoeren, en een verordening als dat noodzakelijk is. Op die manier komen er vanuit Europa handvatten voor de middelen die door Europa goedgekeurd worden wat betreft de werkzame stof. Vervolgens kunnen wij op basis van die werkzame stof beslissen over de toelating en het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel. Ik denk dat dat systeem goed is en dat we dat moeten blijven hanteren. Ik ben er geen voorstander van als Nederland daar uitzonderingen op gaat maken en daarin een eigen lijn gaat volgen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het is geen geheim dat het kabinet daar geen voorstander van is. Daarom heeft de Kamer gezegd: dan is er blijkbaar een motie nodig. Die is in meerderheid aangenomen. Daarin vraagt deze Kamer om een nationaal moratorium op neonicotinoïden als de Europese beperkingen onvoldoende zijn; en dat vonden wij. Mijn vraag ging over het volgende. Deze Kamer heeft een soortgelijke motie aangenomen over de verkoop van Roundup aan particulieren. Toen heeft de staatssecretaris van I en M, na eerst andere maatregelen te hebben geprobeerd, aan de Kamer beloofd: ik zet een wetswijziging in gang om daar de juridische grondslag voor te regelen, want op dit moment kan ik dat niet uitvoeren. Mijn vraag was: zal die wetswijziging ook mogelijkheden bieden voor bijvoorbeeld het uitvoeren van de aangenomen motie over een nationaal verbod op neonicotinoïden? Dit dan even los van de vraag of je dat ook daadwerkelijk wilt. Maar zoals ik de staatssecretaris begrijp, is het doel van die wetswijziging dat die mogelijkheid in elk geval in onze nationale wetgeving wordt gecreëerd. 

Minister Kamp:

Ik heb al gezegd dat ik het van belang vindt om aan het Europese gewasbeschermingsbeleid vast te houden en daar in Nederland geen uitzondering op te maken. Ik heb wat betreft het andere punt ook aangegeven dat ik van mening ben dat wij niet hier een eigen koers moeten gaan varen. Dat betekent dat ik tijdens dit debat niet vooruit wil lopen op de discussie rond glyfosaat en het middel dat daaruit komt, Roundup. Ik weet dat daar een discussie over gaande is. Het is wel van belang dat we daar bij gelegenheid van gedachten over wisselen. Daar ben ik ook graag toe bereid, maar ik ben nu naar de Kamer geroepen om te spreken over de neonicotinoïden en ik wil bij een andere gelegenheid spreken over glyfosaten en Roundup. Ik wil daar nu niet op vooruit lopen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat snap ik. Het gaat ook alleen maar over het punt dat de Nederlandse wetgeving op dit moment blijkbaar niet goed genoeg is om bijvoorbeeld — het is maar een voorbeeld — het verkoopverbod van Roundup daadwerkelijk te regelen. Daarom had ik ook graag de staatssecretaris van I en M bij dit debat gezien, voor die vraag. Nogmaals, ik snap dat het kabinet er geen voorstander van is, maar deze Kamer heeft een uitspraak gedaan en we zouden graag duidelijkheid krijgen over de juridische mogelijkheid daarvan. Misschien kan de minister aan de staatssecretaris van I en M vragen of zij de Kamer nog wat helderheid kan verschaffen waar die wetswijziging waar zij op inzet, op zal zien. 

Minister Kamp:

Als de Kamer behoefte heeft aan informatie, zoals nu verwoord wordt door mevrouw Ouwehand, dan voorzie ik daar graag in. Ik zal kijken of ik dat doe of dat de collega van I en M dat doet. Ik zal zien hoe ik mevrouw Ouwehand en daarmee de Kamer op dat punt tegemoet kan komen. 

Wat betreft de motie waar zij net over sprak het volgende. Moties zijn voor het kabinet natuurlijk van het grootste belang, maar het is ook van belang wat er aan Europees beleid is, wat er aan Europese verordeningen zijn, wat de wetenschappelijke analyses zijn en wat de effecten zijn voor Nederland wat betreft gewassen die wel of niet geteeld kunnen worden. Het is ook van belang wat er dan als alternatief gebruikt gaat worden en wat de risico's daarvan zijn. Alleen op basis van moties regeren, lijkt aantrekkelijk, maar dat is voor het kabinet niet altijd mogelijk. Vandaar dat wij al die andere informatie die ik net heb genoemd, er ook bij betrekken alvorens wij vaststellen wat wij op een verantwoorde manier kunnen doen als kabinet. 

Dit wat betreft deze vraag van mevrouw Ouwehand. Mevrouw Ouwehand vroeg ook nog of er al een opvatting is over de studie waar sprake van was. Er komt voortdurend informatie beschikbaar. Voor EFSA, voor ons, voor het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en voor iedereen geldt dat als er wetenschappelijk onderzoeksmateriaal beschikbaar komt, je daar graag gebruik van maakt bij het vaststellen van je beleid. Wij doen dat ook. Ik heb het onderzoek waar mevrouw Ouwehand op doelt nog niet gezien, maar zodra dat wel het geval is, zal ik het ook aan het college voorleggen en daar weer een advies over vragen. Ik ben ervan overtuigd dat voor EFSA hetzelfde geldt als voor ons. Iedere keer als er wat beschikbaar komt wat relevant is, kijk je daarnaar en dan zie je of dat volgens jou effect moet hebben op het beleid dat je voert. Een andere vraag die door een van de woordvoerders op dit punt is gesteld, wil ik ook op deze wijze beantwoorden. 

Hiermee heb ik de vragen van mevrouw Ouwehand gehad en kom ik bij de heer De Groot. Hij sprak over het cruciaal zijn van bijen. Ik heb hem daar zeker in gesteund. Dat geldt voor alle dieren die op de een of andere manier aan de bestuiving bijdragen. De heer De Groot sprak over het belang van een vastgesteld toetsingskader. Dat ben ik zeer met hem eens. Hij noemde ook het risico van de alternatieve middelen. Dat ben ik ook met hem eens. Ik denk dat het ook past in wat de heer Futselaar heeft gezegd, namelijk dat je met rede en ratio naar deze casus moet kijken. 

De heer Grashoff zei dat minimaal de voorstellen van de Europese Commissie gesteund moeten worden. Daar heeft mevrouw Lodders ook het nodige over gezegd. Ik heb daar net mijn eigen bewoordingen voor gekozen, ook in reactie op hetgeen de heer Grashoff op dit punt naar voren bracht. 

De heer Grashoff sprak over het strikt handhaven van de zuiveringsregels die gelden voor de kassen. Hij vroeg naar de stand van zaken daarbij en of de uitzondering die geldt, nog steeds nodig is. We hebben daar beleid voor neergezet. Dat wordt op dit moment volgens schema uitgevoerd. Die zuiveringsplicht begint, zoals de heer Grashoff zei, in 2018. Daaraan kan worden voldaan via individuele, via collectieve en via mobiele installaties. Er rest een mogelijkheid dat het bevoegd gezag — dat zijn de gemeenten en de waterschappen — voor drie jaar uitstel geeft voor collectieve installaties. Zij hebben er natuurlijk tijd voor nodig om te zien of ze dat willen doen. Dat kost wat tijd. Ik denk dat we dat op een verantwoorde manier hebben gedaan. Het is niet zo dat je bij collectiviteit automatisch uitstel krijgt. Het kan verleend worden, en daar moeten degenen die daar het dichtst bij zijn, veel belang bij hebben. Daar moet dus een besluit over genomen worden. Ik geloof dat we dat goed geregeld hebben en dat ook zo moeten vasthouden. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik neem aan dat we alleen uitstel verlenen als daar daadwerkelijk aanleiding voor is. Maar ik tast in het duister over welke criteria we daar eigenlijk voor hanteren. Zou de minister mij dat kunnen verhelderen? 

Minister Kamp:

Als dat de heer Grashoff niet duidelijk is, dan moet ik niet uitsluiten dat datgene wat wij naar de Kamer toe aan informatie hebben aangeleverd op dat punt niet die duidelijkheid heeft verschaft. Dat zal ik nakijken. Als dat tekortschiet, zal ik daar aanvullende informatie over geven. Mocht het al in de informatie verwerkt zijn, zal ik aan de heer Grashoff aangeven waar dat dan staat. Ik kom daarop terug. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Kamp:

Ik ben ingegaan op de punten die de heer Graus naar voren heeft gebracht. 

De heer Von Martels zei dat hij uiteindelijk toe wil naar een emissieloze en residuvrije toekomst. Ik denk dat dat een heel goed streven is, wat we ons allen aan zouden kunnen trekken. Wat trouwens ook van belang is, is dat we straks 9 miljard mensen op de wereld voeden. Dat moet ook gebeuren. Zo zijn er een heleboel andere dingen die van belang zijn. Voor ons als politici is het altijd onze verantwoordelijkheid om een balans te zoeken, om keuzes te maken en om daarover verantwoording af te leggen. 

De heer Von Martels vroeg zich af wat de boeren nog moeten doen wanneer de emotie het wint van de wetenschap. Dat ben ik ook met hem eens. Ik denk dat dat een terecht verzuchting is. Boeren dragen in hun complexe omgeving een grote verantwoordelijkheid en werken daar keihard voor, vaak met lage marges. Bij deze mensen ligt een grote verantwoordelijkheid, en zij zijn bereid om die verantwoordelijkheid te nemen. Maar daar hoort dan wel bij dat wij hen ook duidelijkheid verschaffen. Dat betekent dat wij op een verantwoorde manier moeten omgaan met die gegevens uit de wetenschap en met die emotie. Wij moeten ervoor zorgen dat wij uiteindelijk voor de boeren een werkbare situatie creëren. Die werkbare situatie zal uiteindelijk dan ook moeten bijdragen, zo ben ik met de heer Von Martels eens, aan die emissieloze en residuvrije toekomst die we hopen te bereiken. 

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik had even gewacht tot het einde van het betoog van de minister. Het was een terechte constatering van de minister dat ik ervan uitging dat het onderwerp op de eerstvolgende Landbouw- en Visserijraad aan de orde zou zijn. Kan de minister een inschatting geven wanneer er meer duidelijkheid zal komen in Brussel? 

Minister Kamp:

Het had door de Europese Commissie voor begin oktober in een relevant verband geagendeerd kunnen worden. Dat is niet gebeurd. Dat zal dus nu ook niet meer gebeuren. Ik zal nagaan wanneer de volgende te verwachten gelegenheid is dat dat door de Europese Commissie geagendeerd kan worden. Want zoals mevrouw Lodders weet, moeten uiteindelijk de lidstaten daar ook een besluit over nemen. Ik zal nagaan wanneer dat is en ik zal ervoor zorgen dat mevrouw Lodders die informatie ook krijgt, nog voor het algemeen overleg dat zij volgende week met mij zal voeren. 

De voorzitter:

We gaan nu naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren het woord. De spreektijden zijn één minuut, inclusief het indienen van moties. Maar dat weet u natuurlijk heel goed, mevrouw Ouwehand. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Dat weet ik. Ik heb zelfs geen motie, want er zijn al moties die zijn aangenomen en ik heb er alle vertrouwen in, ook met de nieuwe studie waarover de minister zojuist zei dat hij die nog moet bekijken. Hartstikke mooi, want dat onderzoek onderstreept de conclusie nog eens die deze Kamer al heeft getrokken, namelijk dat een Europees moratorium echt het allerverstandigst is. 

Ik ben dus benieuwd wanneer die recent verschenen evaluatie van de taskforce van systemische pesticiden door het kabinet en de EFSA beoordeeld kan worden. Kan de minister daar helderheid over verschaffen? Ik heb er alle vertrouwen in dat dit alleen maar leidt tot de conclusie dat we deze middelen echt aan banden moeten leggen. 

Ik heb ook geen motie over het alternatieve traject dat inhoudt dat we moeten inzetten op meer agrodiversiteit, weerbare rassen en meer diverse landbouw. We moeten dus af van de monocultuur, omdat dit de stap vooruit is om helemaal zonder bestrijdingsmiddelen te kunnen werken. Daarover heeft deze Kamer ook al moties aangenomen, dus ik roep het kabinet eigenlijk op te doen wat volgens deze Kamer nodig is. Zij heeft dat in al haar wijsheid al voorspeld. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Groot namens D66. 

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb drie moties en die hebben ook enige logica in die zin dat de eerste gaat over het guidance document. Mij valt op in de brieven daarover dat, als ik het Ctgb mag geloven, er heel weinig communicatie is tussen de EFSA en het Ctgb. Ik vind het heel erg verwonderlijk dat, nu het zo'n belangrijk onderwerp betreft, niemand ervan op de hoogte is dat het hele document wordt toegepast. 

De voorzitter:

Hebt u moties? 

De heer De Groot (D66):

O ja, ik ga de moties voorlezen. 

De voorzitter:

Ja, u moet echt meteen de moties voorlezen. 

De heer De Groot (D66):

Ja. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een geaccepteerd guidance document for bees van hoge waarde is bij de discussie over neonicotinoïden en de effecten op bijenpopulaties; 

constaterende dat het huidige guidance document for bees nog niet op EU-niveau is aanvaard; 

verzoekt de regering om zich op Europees niveau in te zetten voor aanvaarding; 

verzoekt de regering tevens daarbij te streven naar het creëren van een breed draagvlak voor het nieuwe guidance document for bees, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 402 (27858). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er alternatieven bestaan voor het gebruik van neonicotinoïden; 

overwegende dat deze alternatieven niet per se een lager risicoprofiel hebben; 

constaterende dat kennis over deze alternatieven noodzakelijk is voor een verantwoorde besluitvorming omtrent het toelaten van deze middelen op de Nederlandse markt; 

verzoekt de regering samen met de andere EU-lidstaten bij de Europese Commissie aan te dringen op toepassing van het guidance document for bees op alternatieve middelen met een hoog risicoprofiel voor bijen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 403 (27858). 

Als u moties heeft, moet u niet eerst een inleiding houden. U moet dan met de moties beginnen. Eén minuut is één minuut. Dat geldt voor iedereen, dus ook voor u. 

De heer De Groot (D66):

Ik ga meteen door. 

De voorzitter:

De volgende keer moet het echt niet op deze manier. 

De heer De Groot (D66):

Ja. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er lacunes bestaan in de huidige beoordelingscriteria voor pesticiden; 

overwegende de brede maatschappelijke zorg over de effecten van pesticiden op onze gezondheid en biodiversiteit; 

constaterende dat deze lacunes het draagvlak van onderzoek naar pesticiden ondermijnen; 

verzoekt de regering onderzoek uit te voeren naar lacunes in de huidige beoordelingscriteria; 

verzoekt de regering voorts te komen met voorstellen om bestaande lacunes te dichten c.q. de bestaande criteria aan te vullen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 404 (27858). 

De laatste motie moet nog worden gekopieerd. Is de minister zover? 

Minister Kamp:

Bijna. 

De voorzitter:

Mijnheer Grashoff. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, volgens mij hebt u mij geen tweede termijn gegeven. 

De voorzitter:

Ach, ik dacht dat u ... U krijgt het woord. Ik weet niet wat er vandaag aan de hand is. Ik keek rond en ik dacht dat u geen behoefte had aan een tweede termijn, maar die conclusie was ten onrechte. De heer Grashoff heeft het woord. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb een korte motie over het uitstel van de zuiveringsplicht voor de kassen. Ik heb het antwoord van de minister dat hij mij nog informatie toestuurt, gehoord. Ik ga de motie indienen. Mogelijk houd ik haar aan en mogelijk komt zij weer tevoorschijn na ommekomst van die informatie, want die wil ik dan wel graag wegen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat per 1 januari 2018 glastuinbouwbedrijven verplicht zijn gewasbeschermingsmiddelen uit het afvalwater te zuiveren; 

constaterende dat bedrijven die collectief willen zuiveren, uitstel kunnen krijgen tot 1 januari 2021; 

overwegende dat uitstel tot 1 januari 2021 zorgt voor grote risico's voor milieu en biodiversiteit, terwijl er al voldoende zuiveringsopties mogelijk zijn; 

verzoekt de regering de uitzondering voor collectieve zuivering te beperken tot uiterlijk 1 januari 2019, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 405 (27858). 

De laatste motie wordt gekopieerd. Ook de heer Futselaar wil nog het woord voeren. Hij heeft het woord. Ik keek rond en ik dacht: niemand reageert. 

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter, mijn respect voor uw gezag is zo groot dat ik niet kom als u mijn naam niet noemt. 

De voorzitter:

Dan durft u niet meer. Sorry. 

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Ik heb in mijn bijdrage het kabinet gecomplimenteerd met zijn standpunt. Ik moet mijzelf in zoverre corrigeren dat ik constateer dat het kabinet heeft verzuimd om de grootste coalitiepartij mee te nemen in dat standpunt. Ik zou de minister dus graag willen vragen of hij in zijn waarschijnlijk laatste weken alles op alles wil zetten om die partij te overtuigen van de juistheid van het kabinetsstandpunt. Wellicht heeft hij daarbinnen enige invloed. Zo niet, dan heb ik mij laten vertellen dat de afdeling voorlichting erg invloedrijk is. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik toch maar even rond of ik niemand heb overgeslagen. Echt niet? Dan zijn we hiermee echt aan het eind gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft intussen de tijd gehad om naar de ingediende moties te krijgen, met uitzondering van de laatste motie, de motie van de heer Grashoff. Of heeft u die ook al? Ja, hè? 

Minister Kamp:

Ja. 

De voorzitter:

Goed. Dan geef ik nu het woord aan de minister. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Ouwehand vroeg wanneer het kabinet met opvattingen komt over recente onderzoeken. Ik kan daar geen datum voor geven op dit moment. Zodra er relevante onderzoeken zijn, vragen we, voordat we een standpunt innemen, advies van het Ctgb. Mede op basis van dat advies zullen wij vervolgens ons standpunt innemen. We doen dat altijd zo spoedig mogelijk, dus dat zal ook dit keer het geval zijn. 

Van de heer De Groot heb ik een drietal moties gekregen, waar ik één algemene opmerking over wil maken. In de regel gaat het bij deze drie moties om dingen waarvan ik al gezegd heb dat ik ze ga doen of die al gebeuren. Die zijn nog een keer in een motie vastgelegd. Ik vind dat je dat niet zou moeten doen. Zulke moties zou ik eigenlijk overbodig moeten verklaren, maar ach, ik zit hier in mijn nadagen en ik heb een milde bui. De Kamer in de nieuwe samenstelling moet hier misschien haar weg nog in vinden. Dus laat ik het wat positiever benaderen deze keer. 

In zijn eerste motie, op stuk nr. 402, vraagt de heer De Groot de regering om te streven naar het creëren van een breed draagvlak voor het nieuwe guidance document for bees. Ja, we zijn ermee bezig om dat te doen. Ik zal de motie nu aanmerken als ondersteuning van beleid en het oordeel erover aan de Kamer laten. 

In zijn tweede motie, op stuk nr. 403, zegt de heer De Groot dat de regering samen met andere EU-lidstaten bij de Commissie moet aandringen op toepassing van het guidance document for bees op alternatieve middelen met een hoog risicoprofiel voor bijen. Ik zal die motie nu ook aanmerken als ondersteuning van beleid, maar ik lees de motie als volgt. We hebben al gevraagd om te onderzoeken wat de effecten van de alternatieven zijn. Dat is dus wat er moet gebeuren. Het is niet mijn bedoeling om nu eerst de ene groep werkzame stoffen en middelen taboe te verklaren en vervolgens ook de andere groep taboe te verklaren. Dan moeten de akkerbouwers maar zien hoe ze eruit komen. Die moeten dan misschien nog weer wat anders gaan gebruiken, wat nog meer nadelen heeft of grote andere problemen veroorzaakt. Dat is niet mijn bedoeling. De gewassen moeten op een verantwoorde manier geteeld worden. Dat kan onder bepaalde voorwaarden ook met het gebruik van neonicotinoïden. Dat kan in ieder geval in kassen, maar ik heb er ook een aantal andere opmerkingen bij gemaakt. We zullen moeten bekijken wat de ins en outs zijn van die alternatieven en hoe we die moeten beoordelen. Wij hebben dus al gevraagd om de alternatieven te onderzoeken. Als wat wij gevraagd hebben, dus het onderzoeken van de effecten van de alternatieven door de Europese Commissie, is waar de heer De Groot op ziet met zijn motie, dan zie ik de motie als ondersteuning van het beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer. 

In zijn derde motie, op stuk nr. 404, verzoekt de heer De Groot de regering om onderzoek uit te voeren naar lacunes in de huidige beoordelingscriteria, en met voorstellen te komen om die te dichten. Die lacunes zijn bekend op dit moment en die worden ook door de EFSA gedicht. Dat is noodzakelijk, omdat het Europees beleid is dat de Europese instantie die we daarvoor hebben, EFSA, daarvoor de dingen doet die nodig zijn. Ze zijn er dus mee bezig. Ik zie deze motie dus ook maar als ondersteuning van het beleid en laat het oordeel erover aan de Kamer. 

De motie-Grashoff op stuk nr. 405 zegt dat de uitzondering voor de collectieve zuivering beperkt zou moeten worden tot 1 januari 2019, in plaats van de drie jaar die wij daarvoor in gedachten hebben. Die uitzondering van drie jaar is maximaal en geldt alleen als daartoe besloten wordt door het bevoegd gezag, dus de waterschappen of de gemeenten. Ik heb met hen een afspraak gemaakt over die maximaal drie jaar en ik heb de overtuiging dat ze daar op een verantwoorde manier gebruik van zullen maken. Ik wil dus niet afwijken van die afspraak. Om die reden ontraad ik deze motie van de heer Grashoff. 

Dan heb ik nog een motie. 

De voorzitter:

Nee, dat was het. 

Minister Kamp:

Ik heb verder geen moties meer, maar er is nog wel een punt van mevrouw Lodders waar ik op terug moet komen. Zij heeft duidelijkheid gevraagd over de besluitvorming in Brussel. Ik ben daarop ingegaan voor wat betreft een van de trajecten. Het gaat om twee trajecten. Een traject betreft de glyfosaten. Die goedkeuring verloopt op 31 december van dit jaar. Dit betekent dat het laatste moment dat dit kan worden besproken, de relevante vergadering is waarbij alle lidstaten aanwezig zijn; dat is de SCoPAFF-vergadering van 12 en 13 december. Dat is de laatste gelegenheid. Wij moeten dus voor die tijd ons eigen standpunt afgerond hebben. 

Van het tweede traject, voor de neonicotinoïden, is nog niet bekend wanneer de besluitvorming zal plaatsvinden. Zodra ik daar meer over weet, zal ik dat de Kamer laten weten. Maar ik heb al gezegd wat ik nu kan zeggen, namelijk dat dit niet begin oktober zal plaatsvinden. Een volgende datum is nog niet bekend. Zodra die bekend wordt, hoort de Kamer dat. 

Ik hoop dat ik hiermee heb gereageerd op hetgeen de Kamer in tweede termijn naar voren heeft gebracht. Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit dertigledendebat. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zullen volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. Ik dank de minister. Volgens mij was dit zijn laatste debat vandaag. 

De vergadering wordt van 16.15 uur tot 16.33 uur geschorst. 

Naar boven