3 Selectie en toegankelijkheid van het hoger onderwijs

Aan de orde is het VAO Selectie en toegankelijkheid van het hoger onderwijs (AO d.d. 17/01).

De voorzitter:

Dames en heren, goedemorgen. Wij starten de dag met een VAO met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Welkom, minister. Dit VAO over selectie en toegankelijkheid van het hoger onderwijs is een uitvloeisel van het algemeen overleg dat is gehouden op de zeventiende.

De eerste spreker is de heer Van Meenen van D66. De spreektijd is twee minuten.

Gaat uw gang.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, dank u zeer. Zoals u weet is voor D66 de toegankelijkheid van het onderwijs, en uiteraard ook van het hoger onderwijs, van het grootste belang. Om die reden dien ik een tweetal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij ruim een op de tien bacheloropleidingen een numerus fixus is ingesteld;

overwegende dat een te grote mate van decentrale selectie risico's met zich meebrengt met betrekking tot de diversiteit van de studentenpopulatie, de keuzevrijheid van studenten en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs;

verzoekt de regering om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs op sectoraal en instellingsniveau te waarborgen door samen met studentenbonden en koepelorganisaties afspraken te maken over kaders waarbinnen instellingen decentrale selectie in de bachelorfase mogen toepassen op basis van het geplande onderzoek naar de effecten van decentrale selectie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 607 (31288).

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat studenten op dit moment soms honderden euro's moeten betalen om door de selectieprocedure van een opleiding te komen;

overwegende dat dit kansenongelijkheid kan bevorderen omdat niet iedereen de financiële middelen heeft om dit te betalen;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat universiteiten en hogescholen de kosten van selectie niet bij de student terecht laten komen, om zo kansengelijkheid te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Van der Molen, Bruins en Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 608 (31288).

Dank u wel, meneer Van Meenen.

Dan geef ik het woord aan de heer Özdil van GroenLinks. Hij heeft drie moties. Hij gaat dus snel praten, maar niet zo snel dat we hem niet meer verstaan.

Gaat uw gang.

De heer Özdil (GroenLinks):

Dank u, voorzitter. Het zogeheten bindend studieadvies is onnodig, onmenselijk en oneerlijk. De naam zegt het al een beetje: een advies dat bindend is. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het "bindend studieadvies" van invloed is op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en niet bijdraagt aan verbetering van onderwijskwaliteit;

constaterende dat het bindend studieadvies het flexibel en op eigen tempo kunnen studeren bemoeilijkt;

verzoekt de regering de mogelijkheid tot het geven van een bindend studieadvies te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 609 (31288).

De heer Özdil (GroenLinks):

Voorzitter. Dit was natuurlijk de tekst van de motie-Grashoff uit 2015. Toen stemden D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie. Dat gaan ze natuurlijk weer doen, maar nu er een D66-minister aan het roer is, hoop ik dat deze motie dit keer zelfs wordt overgenomen.

Voorzitter. GroenLinks is blij met de minister die begrijpt dat het niet eerlijk is dat selectiekosten bij studenten liggen. Wat ons betreft is er ook helemaal geen selectie, maar ...

De voorzitter:

U heeft moties. Ik denk dat u de moties snel voor moet lezen, want anders heeft u daarvoor de tijd niet. U heeft twee minuten in totaal, dus leest u de moties voor.

De heer Özdil (GroenLinks):

Ja. Dank u.

... zolang selectie bestaat, is het belangrijk dat wij dit eerlijk inrichten. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat momenteel de kosten van gestandaardiseerde toetsen voor selectieopleidingen bij studenten liggen;

overwegende dat ook de minister heeft uitgesproken dat het niet eerlijk is om deze kosten aan de student door te berekenen, en dat deze kosten de kansenongelijkheid kunnen vergroten;

overwegende dat het tegelijkertijd onwenselijk is dat het wegnemen van deze financiële barrière leidt tot toenemende spanningen op onderwijsbudgetten;

verzoekt de regering nieuwe gestandaardiseerde toetsen te faciliteren die gratis zijn voor studenten, en deze toetsen kostenefficiënt in te richten door online mogelijkheden in acht te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 610 (31288).

De heer Özdil (GroenLinks):

Voorzitter, tot slot, een motie over de taskforce.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gemaakte afspraken in de Taskforce Toelating Master geen regels over de kaders voor de invoering van masterselectie betreffen;

overwegende dat voor alle partijen duidelijk gemaakt dient te worden in welke gevallen en onder welke voorwaarden masterselectie wenselijk is en wanneer niet;

verzoekt de regering om regie te nemen en in overleg met de studentenbonden en koepelorganisaties ook tot regels voor masterselectie te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 611 (31288).

Er is een vraag voor u van de heer Van Meenen over deze motie.

De heer Van Meenen (D66):

Ik zit even te zoeken naar het verschil met de motie die ik eerder indiende, ongeveer een jaar geleden. Die motie heeft namelijk aan de regering gevraagd — en is ook aangenomen — om kaders vast te stellen voor de masterselectie. Die motie moet overigens nog uitgevoerd worden. Wat is het verschil met deze motie?

De heer Özdil (GroenLinks):

In de uitvoering van de motie waar de heer Van Meenen terecht naar verwijst ontbreken voorwaarden om die kaders in te stellen met inspraak en instemming van studenten. Dat was volgens mij wel de intentie van die motie. Vandaar deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Özdil (GroenLinks):

Tot slot, voorzitter. Ik wil hier uitspreken dat ik ernaar uitkijk om straks te zingen voor collega Van Meenen, die jarig is.

De voorzitter:

De heer Van Meenen was afgelopen maandag jarig, maar wij weten dat hij het heerlijk vindt dat er aandacht voor is en wij feliciteren hem vanaf deze plaats ook van harte.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, ik hoef er echt niet de hele dag aan herinnerd te worden dat ik afgelopen maandag 62 geworden ben. Het is al erg genoeg.

De voorzitter:

Het is een geschenk, mijnheer Van Meenen. Het woord is aan de heer Beertema. Hij spreekt namens de PVV.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb twee moties. Ik heb ze al eerder ingediend bij begrotingsbehandelingen. De eerste gaat over de verengelsing van het onderwijs. Die heeft een bepaalde dynamiek gekregen waardoor ik denk dat de partijen die toen tegen waren, ongetwijfeld voor zullen stemmen. Dan kijk ik vooral naar het CDA en de ChristenUnie, die tegen deze moties waren. Onbegrijpelijk. De tweede motie gaat over de numerus fixus.

Voorzitter, daar gaat-ie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nederlands als onderwijs-, onderzoeks- en instructietaal steeds verder in het nauw raakt door de verengelsing van het hoger onderwijs;

constaterende dat wetsartikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs voorschrijft dat de positie van het Nederlands binnen het hoger onderwijs en de wetenschappen gewaarborgd blijft;

verzoekt de regering om zich te houden aan de Wet op het hoger onderwijs, artikel 7.2, en de positie van het Nederlands als onderwijstaal onverkort overeind te houden, op de wettelijke uitzonderingen na, en de verengelsing van het onderwijs terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 612 (31288).

De heer Beertema (PVV):

Mijn tweede motie gaat over de numerus fixus die geldt voor buitenlandse studenten maar ook voor Nederlandse studenten. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de numerus fixus in het hoger onderwijs binnen een aantal opleidingen zowel voor Nederlandse als voor internationale studenten geldt, waardoor de opleidingscapaciteit voor Nederlandse studenten beperkt wordt;

constaterende dat 73% van de internationale studenten weer vertrekt naar het land van herkomst na voltooiing van de opleiding;

van oordeel dat internationalisering van het onderwijs niet ten koste mag gaan van de capaciteiten, kwaliteiten en de mogelijkheden van de Nederlandse student;

verzoekt de regering het hoger onderwijs op te dragen Nederlandse studenten voorrang te geven als er sprake is van een numerus-fixusbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 613 (31288).

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Nog één ding. Ik vind deze moties zo principieel dat ik hierbij graag alvast een hoofdelijke stemming aankondig.

De voorzitter:

Dat stellen wij zeer op prijs. Dank u wel. Er zijn twee vragen voor u, allereerst van de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Die tweede motie is zeker zeer principieel, want dat is echt zo'n "eigen-volk-eerst"-motie. Je verwacht het niet. Mijn vraag aan de heer Beertema is: stel dat alle landen in de Europese Unie zo'n motie zouden aannemen, wat zou dat betekenen voor Nederlandse studenten die in het buitenland willen studeren?

De heer Beertema (PVV):

In de eerste plaats, dat "eigen volk eerst", die verwijzing daarnaar, stuit me tegen de borst. Altijd die eeuwige terzijdes van D66 om mij toch eventjes iets met een fascistische of met een nazistische toon aan te wrijven, ik vind het walgelijk. Ik wil dat meneer Van Meenen daar nu afstand van neemt en anders hoef ik die vraag ook helemaal niet meer te beantwoorden. Ik ga op deze manier ook niet meer in gesprek met collega-politici.

De voorzitter:

De heer Beertema heeft een vraag aan u gesteld, meneer Van Meenen, om de verwijzing die hij beleeft naar nazisme en fascisme eruit te halen. Dat verzoek plaats ik hierbij naar u.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, ik ga dat niet terugnemen. Ik vind het heel jammer dat de heer Beertema daarmee ook gewoon mijn vraag niet beantwoordt. Want die vraag is — dat is altijd bij dit soort moties — hoe het zou zijn, wat het nu betekent als je het even omdraait. Stel nou dat in alle landen waar ...

De voorzitter:

Uw vraag was helder. We hebben één vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Maar goed, ik begrijp dat we daar geen antwoord op zullen krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Beertema (PVV):

Nou, voorzitter, de vraag was duidelijk hoor, maar om nog even in te gaan op dat "eigen volk eerst", er zijn een heleboel mensen, meneer Van Meenen ...

De voorzitter:

Via mij graag.

De heer Beertema (PVV):

... die het prima vinden om Nederlandse studenten op onze eigen universiteiten, rijksuniversiteiten nota bene, voorrang te geven ten opzichte van buitenlandse studenten. Het zijn die Nederlandse ouders en die studenten zelf die belasting betalen. Vanuit het belastinggeld wordt dat onderwijs verzorgd, dus dat eventjes op dat "eigen volk eerst" van u, waar u zo bijdehand mee komt.

In de tweede plaats is het natuurlijk zo dat Nederland koploper is in het aantal buitenlandse studenten aantrekken. Er gaan helemaal niet zo heel veel Nederlandse studenten in Polen studeren, of in Frankrijk, waar ze overigens wel in het Frans moeten studeren en niet in het Engels, of in Italië. Zo is de situatie, dus maakt u zich daar niet zo druk om, dat komt allemaal goed, meneer Van Meenen van Democraten 66.

De voorzitter:

Dank u wel. En graag via mij spreken. Dank u wel, u had alsnog een uitgebreid antwoord gegeven.

De heer Özdil (GroenLinks):

Ja, voorzitter, collega Van Meenen heeft natuurlijk wel een punt als het gaat om de vraag die hij stelt over ...

De heer Beertema (PVV):

"eigen volk eerst"

De heer Özdil (GroenLinks):

Nee, over de maatregel die collega Beertema voorstelt, namelijk hoe gaat het dan met Nederlandse studenten die wel degelijk buitenlandse ervaring willen opdoen? Wat collega Beertema natuurlijk terecht ook aangeeft, eerder in het debat, is dat die ook in zijn tijd naar MIT en dat soort plekken gingen. Wat GroenLinks heel belangrijk vindt, en daarom mijn vraag over de motie, is de PVV nou wel of geen voorstander van internationalisering, van internationale samenwerking in het hoger onderwijs, op een goede manier?

De heer Beertema (PVV):

Ja, voorzitter, natuurlijk zijn we dat. Heel lang geleden, toen ik zelf studeerde, had ik tal van collega's die naar MIT gingen. Dat waren de allerbeste studenten die we hadden. Die samenwerking was er al lang. In die hoog technisch gespecialiseerde studies was het al heel gebruikelijk om internationaal samen te werken. Natuurlijk is er niks tegen internationale samenwerking. De wetenschap bloeit daarbij, dat moet ook blijven, tuurlijk. Ik heb ook opgeroepen om Nederlandse studenten bij een numerus fixus-opleiding voorrang te geven. Dat is de motie. De andere motie gaat over die enorme doorgeschoten internationalisering. Ik wil u even verwijzen naar een poll in de Telegraaf, dat 94% van de respondenten aangaf dat ze pal achter het Nederlands stonden als onderwijstaal. Ik wil de heer Özdil ook meegeven, als u in Italië gaat studeren, moet u echt niet denken dat daar bachelorstudies en masterstudies worden aangeboden in het Engels. Natuurlijk niet, dat is gewoon in het Italiaans. Leer maar Italiaans. Al die studenten mogen wat mij betreft blijven komen. Laat ze Nederlands leren, zo moeilijk is het niet.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. En daarmee geef ik nog het woord aan de heer Futselaar van de SP-fractie. Gaat uw gang.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. De SP is tegenstander van selectie in het hoger onderwijs, om diverse redenen, maar onder andere omdat we nu in de praktijk zien dat selectie ertoe leidt dat bepaalde doelgroepen, bijvoorbeeld kinderen van ouders met een lager dan gemiddeld inkomen, met een lager dan gemiddelde opleiding, toch relatief vaak afvallen bij dat soort processen. De minister heeft bij het algemeen overleg toegezegd zeer kritisch te blijven kijken naar selectie. Er worden verschillende onderzoeken gedaan en er is een taskforce ingesteld. Dat is de reden dat de SP nu, ondanks onze tegenstand tegen selectie, geen extra moties indient, want je moet een minister soms ook de tijd gunnen om het juiste te doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Tielen van de VVD-fractie.

Mevrouw Tielen (VVD):

Dank wel, voorzitter. Dank aan de minister voor het goede debat dat we twee weken geleden hadden over selectie en toegankelijkheid in het hoger onderwijs. De VVD vindt selectie in sommige gevallen een goede manier om bij te dragen aan succes in de studie en op de arbeidsmarkt. Maar de minister heeft onze zorg nog niet helemaal weg kunnen nemen als het gaat over de numerus fixus bij opleidingen ten aanzien waarvan de arbeidsmarkt schreeuwt om nieuwe afgestudeerden. Daarom dien ik een motie in, mede namens het CDA.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een groot tekort is aan arbeidskrachten met een afgeronde opleiding in ICT of techniek;

constaterende dat desondanks voor een deel van de ICT- en techniekopleidingen voor het academisch jaar 2018-2019 een numerus fixus is ingesteld;

overwegende dat een beperkt aantal studenten leidt tot een beperkt aantal afgestudeerden;

verzoekt de regering om te onderzoeken op basis van welke criteria de numerus fixus wordt ingesteld, als het gaat om opleidingen waar een tekort aan arbeidskrachten voor geldt, en hoe deze belemmeringen kunnen worden weggenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 614 (31288).

Dan is het woord aan de heer Van der Molen van het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Als CDA zijn we blij met de toezegging van de minister in het algemeen overleg dat ze het gesprek wil aangaan met de instellingen over het eventueel aanstellen van zorgcoördinatoren, omdat we als CDA vinden dat studenten met een handicap of een andere beperking beter ondersteund zouden moeten worden. Ik zou toch heel graag van de minister willen weten hoe zij ons op de hoogte zal stellen van de uitkomsten van die gesprekken maar vooral ook wanneer de eerste zorgcoördinatoren in het hoger onderwijs aangesteld kunnen worden.

Het CDA deelt de zorgen van de VVD over met name de numerus fixus bij techniekopleidingen. Vandaar onze steun voor de motie die zonet is ingediend. Zelf dienen wij nog een motie in die gaat over selectie en internationalisering, mede naar aanleiding van de kritische reactie van de minister op de numerus fixus bij de psychologieopleiding van de Universiteit van Amsterdam; daar hebben we buitenlandse en Nederlandse studenten die samen kans moeten gaan maken op een plek bij die opleiding. We willen als CDA heel graag dat de Kamer daarin wordt meegenomen, omdat we in het AO daarover een discussie hebben gehad. Vandaar dat ik samen met de heer Van Meenen van D66 de motie selectie en internationalisering wil indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de UvA een numerus fixus in heeft gesteld bij haar psychologieopleiding vanwege de grote instroom van onder meer studenten van buiten het EER-gebied en dat deze opleiding inmiddels een groot aantal inschrijvingen kent;

overwegende dat de Kamer zich een beeld moet kunnen vormen van de invloed van internationalisering op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs door kennis te nemen van de manier waarop de Universiteit van Amsterdam tot een uiteindelijke selectie komt;

verzoekt het kabinet:

1. de Kamer feitelijk te informeren over de uitkomst van de selectie bij de opleiding psychologie van de UvA en daarbij te kijken naar de wijze van selectie, het aantal toegelaten Nederlandse studenten en het aantal niet-EER-studenten dat wordt toegelaten tot de bacheloropleiding;

2. hierbij in te gaan op de bredere vraag hoe bij Nederlandse universiteiten omgegaan wordt met selectie bij opleidingen waar tegelijkertijd veel Nederlandse en niet-Nederlandse studenten zich inschrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 615 (31288).

De voorzitter:

Ik kijk even of er nog onverwachte aanvullende woordmeldingen zijn van partijen. Nee, die zijn er niet.

Ik zie dat de minister de laatste motie nog mist. We wachten heel even tot zij die heeft. Ik schors voor enige ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Ik zie dat de minister alle moties heeft.

Ik geef haar nu de gelegenheid om ze van een appreciatie te voorzien.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Ik dank de Kamer nogmaals voor het prettige overleg dat wij volgens mij twee weken geleden hadden over de toegankelijkheid in het onderwijs. Ik zal kort ingaan op de negen ingediende moties.

Ik kom eerst te spreken over de motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 607 over de criteria bij decentrale selectie. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven — ik deel de opvatting van de heer Van Meenen — dat decentrale selectie risico's met zich brengt en dat ik nog niet op alle punten overtuigd ben van de meerwaarde van die decentrale selectie. We gaan de uitkomsten monitoren door de effecten van de decentrale selectie te onderzoeken. We gaan daar lessen uit trekken. In de motie van de heer Van Meenen staat dat uit die lessen ook criteria naar voren zouden moeten komen. Dat lijkt mij een goede weg. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer over.

Dan de motie van de heer Van Meenen c.s. op stuk nr. 608 over de toetsen. Over het gebruik van de toetsen en de kosten daarvan ben ik in gesprek met de koepels en de studentenbonden. De instellingen werken nu aan een voorstel, waarbij de student binnen de bacheloropleiding de mogelijkheid moet krijgen om te voldoen aan de eisen voor toelating voor de masteropleiding. De koepels werken dat voorstel de komende maanden uit en betrekken daarbij ook de LSVb en het ISO om te kijken of men gezamenlijk tot een voorstel kan komen dat voldoet aan alle randvoorwaarden. Ik zal daarover voor de zomer een besluit nemen en de Kamer daarover informeren. Ik verzoek de heer Van Meenen dus om deze motie aan te houden tot de zomer. Dan zal ik de Kamer berichten tot welke conclusies wij zijn gekomen op basis van het overleg over de toetsen en welke besluiten ik voornemens ben te nemen. Dan kan de heer Van Meenen alsnog bezien of hij die motie nodig vindt.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp die redenering. Ik zal de motie in overleg met de medeondertekenaars aanhouden.

Minister Van Engelshoven:

Wetende dat deze motie er ligt, zal ik uiteraard een besluit nemen in de geest van de motie. Dan kan de Kamer daarna alsnog toetsen of ik dat goed heb gedaan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor zijn motie (31288, nr. 608) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Engelshoven:

Ik kom bij de motie van de heer Özdil op stuk nr. 609. Die motie vraagt mij, het bindend studieadvies te schrappen. Volgens mij heb ik tijdens het algemeen overleg heel helder aangegeven dat ik dat niet voornemens ben. Het proefschrift van de heer Sneyers, waaraan u deze conclusie ontleende in het algemeen overleg als ik het goed heb, kwam niet zozeer tot de conclusie dat het bindend studieadvies moet worden afgeschaft. Hij zegt: mentorprogramma's en studiebeurzen, andere instrumenten dus, zouden een goede aanvulling moeten zijn op dat bindend studieadvies. Hij zegt in zijn proefschrift eigenlijk dat je het bindend studieadvies niet als zelfstandig instrument moet gebruiken. Het moet worden ingebed in een goede begeleiding van de student. Op die manier gaan wij ernaar kijken, heb ik gezegd. Uw motie gaat mij op dit moment echt een stap te ver, dus ik ontraad deze motie.

De heer Özdil (GroenLinks):

Ik dank de minister voor haar antwoord. Een kleine correctie: Eline Sneyers is een vrouw. Maar goed, voor een partij die ook genderneutraliteit voorstaat is dat geen punt.

Minister Van Engelshoven:

We zeggen gewoon: professor Sneyers.

De heer Özdil (GroenLinks):

Mijn vraag aan de minister is: als wij mijn motie interpreteren als het afschaffen van het bindende karakter van het studieadvies, zou dat een optie zijn? De goede dingen blijven, maar we schaffen het bindende karakter af, dat de studenten veel schade toebrengt en kansen vermindert.

Minister Van Engelshoven:

Nee, volgens mij ben ik daar in het algemeen overleg heel helder over geweest. Dat is niet een optie. Ik heb aangegeven dat het soms nodig is om ervoor te zorgen dat de student echt op de goede plek terechtkomt. Ik vind die conclusie nu echt veel te voorbarig.

De voorzitter:

Daarmee wordt de motie ontraden, begrijp ik.

Minister Van Engelshoven:

Ja.

De voorzitter:

Dan de vierde motie.

Minister Van Engelshoven:

Dat is de motie-Özdil op stuk nr. 610 over de gestandaardiseerde toetsen. Er ligt ook de motie van de heer Van Meenen, waar uw naam onder staat. Ik heb net gezegd: wij gaan daarnaar kijken. Voor de zomer neem ik een besluit. In het licht van de uitspraak die er ligt ga ik daarnaar kijken. U vraagt mij in uw motie een rol te pakken waarvan ik vind dat ik die niet heb, namelijk dat ik nieuwe gestandaardiseerde toetsen moet faciliteren. Volgens mij is het niet de rol van de minister om toetsen te faciliteren. Het is aan de instellingen om ervoor te zorgen dat de toetsen die zij nodig vinden, er zijn. De afspraak is dat zij in de bachelor daar een vorm voor proberen te vinden. Ik zie het eerlijk gezegd niet als mijn rol om toetsen te faciliteren. Als ik u een advies mag geven: uw naam staat onder de motie van de heer Van Meenen. Die is aangehouden tot de zomer. Deze motie voegt daar weinig aan toe, en gaat ook uit van de minister in de verkeerde rol. Het oordeel is in ieder geval: ontraden.

De heer Özdil (GroenLinks):

Ik snap de overwegingen van de minister en houd ook graag mijn motie aan. Eventueel pas ik die te zijner tijd aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Özdil stel ik voor zijn motie (31288, nr. 610) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Engelshoven:

Dan kom ik op de motie-Özdil op stuk nr. 611 over de taskforce masterselectie. Ik hecht zeer aan het werk van deze taskforce en zou niet de regie willen overnemen. In die taskforce zijn nu net de instellingen samen met studenten aan het kijken om te komen tot regels voor een goede masterselectie. Op basis van de uitkomsten van die taskforce — dat heb ik u gemeld — neem ik een besluit. Dat lijkt mij de goede volgorde. Als er een taskforce is die goed werkt, voel ik mij niet zo geneigd om dat werk over te nemen. Uiteraard ga ik met de conclusies van die taskforce aan de slag. Als u mij dat vraagt, zeg ik volmondig ja. Maar ik ga niet de regie overnemen, dus de motie zoals die nu is, ontraad ik.

De heer Özdil (GroenLinks):

Kan ik het antwoord van de minister als volgt opvatten? Als ik in mijn motie iets specifieker zet wat er dan nog ontbreekt in de taskforce tot nu toe, namelijk die kaders die nog niet kunnen en mogen worden gesteld rond selectie, is dat dan iets waarmee we kunnen werken?

Minister Van Engelshoven:

Ik vraag me af waar nu precies een motie voor nodig is. Die taskforce is aan het werk en op basis daarvan gaan we een besluit nemen over de selectie voor de master. Ik zou zeggen: wacht nou even. Ik merk dat ik in deze Kamer vrij vaak aanloop tegen uw ongeduld, maar er is een heel helder tijdpad uitgezet. Er is een taskforce en de minister gaat op basis daarvan een besluit nemen. Ik zou zeggen: wacht dat nou even af en oordeel dan.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan niet het debat overdoen. Ik begrijp dat deze motie, zoals die nu voorligt, wordt ontraden. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 612.

Minister Van Engelshoven:

De motie op stuk nr. 612 van de heer Beertema gaat over een herhaalde discussie. Het is ook een herhaalde motie. Ik ga deze motie ontraden, want ze is overbodig. Wij weten allemaal wat de Wet op het hoger onderwijs zegt. Volgens mij heb ik ook van de week de lijn heel helder getrokken: als een instelling kiest voor Engels, dan moet dat Engels van kwaliteit zijn; er moeten goede inhoudelijke gronden zijn waarom men voor de Engelse taal kiest. Daar kunnen overigens heel goede argumenten voor zijn. Het voorbeeld dat de heer Beertema noemde, Italië, laat nou juist zien dat men door een gebrek aan Engels en door het gebruik van enkel Italiaans als voertaal internationaal gezien echt achterop komt in onderzoek en onderwijs. Italië mist op dit moment echt de aansluiting met internationale ontwikkelingen in het onderzoek. Het voorbeeld dat u noemt is voor mij een bewijs dat Engels op een aantal plekken juist heel goed zou zijn en dat het juist heel dienstig kan zijn.

Er kunnen heel goede redenen zijn om Engels in te voeren, maar we moeten zeker kritisch zijn als dat doorschiet en een instrument wordt voor het enkel aantrekken van studenten. Ik heb u eerder toegezegd — en ik zal dat de komende week nog bevestigen in de procesbrief, die we al eerder hadden afgesproken — dat ik nog voor de zomer, in juni, kom met een brief over de internationalisering. Ik wil die tijd wel even nemen, omdat er op dit moment onderzoek wordt gedaan door de VSNU en de Vereniging Hogescholen naar al die aspecten van internationalisering. Ik heb ook nog advies gevraagd aan de Onderwijsraad en op basis daarvan ga ik u voor de zomer een uitvoerige beleidslijn geven over hoe om te gaan met Engels in het hoger onderwijs. Maar deze motie ontraad ik.

De heer Beertema (PVV):

Dan wordt het toch weer uitstellen, uitstellen, uitstellen, terwijl het hele veld — de Universiteit van Amsterdam, de Radboud Universiteit, allerlei deskundigen die wij hier geraadpleegd hebben— zegt: dat Engels is nooit van voldoende niveau. Het is te idioot voor woorden om te bedenken dat dat sowieso zou kunnen! Lees al die kritieken op dat steenkolenengels. Ik neem het die hoogleraren en die medewerkers niet kwalijk, het is hun moedertaal niet. Er is een verschil, geef ik de minister mee, tussen de moedertaal en een vreemde taal. Ik ben leraar Engels, ik weet daar alles van. Het krijgt nooit de diepte die het in je eigen moedertaal heeft.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Beertema (PVV):

Dan nog iets, voorzitter: in artikel 7.2 staat "op de wettelijke uitzonderingen na". Ik vermoed, en niet alleen ik, dat die "wettelijke uitzonderingen" gebruikt worden door de internationaliseringsprofeten om zo veel mogelijk buitenlandse studenten binnen te halen, zodat ze inderdaad die wettelijke uitzondering hebben en dus allemaal bachelors en masters psychologie in het Engels kunnen gaan aanbieden.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan het debat niet overdoen, meneer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Dat is hoe het werkt! Wij hebben geen studenten meer en daarom worden die universiteiten zenuwachtig.

De voorzitter:

U doet nog een indringend beroep om de motie anders te duiden, hoor ik u zeggen. De minister kan daar kort op reageren.

Minister Van Engelshoven:

Het verschil van inzicht, en ik geloof niet dat wij dat gaan overbruggen, is dat u fundamenteel anders denkt over internationalisering in het hoger onderwijs dan ik.

De voorzitter:

Prima, dank u wel.

Minister Van Engelshoven:

We moeten dat binnen goede kaders doen, maar internationalisering is in het hoger onderwijs wel een heel groot goed.

De voorzitter:

We gaan het debat niet overdoen, dus ik wil eigenlijk alleen degene die de motie heeft ingediend de gelegenheid geven om een vraag te stellen, want we zijn nu toe aan de volgende motie.

Wanneer de brief komt, is nog de vraag.

Minister Van Engelshoven:

In juni.

De voorzitter:

Ik hoor de minister zeggen in juni.

Minister Van Engelshoven:

En de procesbrief krijgt u komende week. Ik begrijp dat u allemaal verschrikkelijk veel haast heeft, maar het is ook wel goed om de onderzoeken die er lopen even goed mee te nemen. Zorgvuldigheid in dezen is ook goed.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan hebben we de motie op stuk nr. 613 van de heer Beertema.

Minister Van Engelshoven:

Ja, die gaat over de numerus fixus. Daarover hebben we ook eerder het gesprek gevoerd. Deze motie is gewoon in strijd met het Europees recht, dus die ga ik om die reden ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Van Engelshoven:

De motie van mevrouw Tielen, op stuk nr. 614, gaat over numerus fixus bij opleidingen voor vakken waarvoor er een tekort is op de arbeidsmarkt. Ik geloof dat we ons daar allemaal zorgen over maken. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer, maar wat u in die motie vraagt, is in feite ook gewoon de uitvoering van wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken. In de motie vraagt u mij om de minister een instrument te geven om een besluit te nemen over het wel of niet toestaan van een numerus fixus. Die wettelijke maatregelen gaan we nemen en dat gaan we ook zo snel mogelijk doen. Uiteraard gaan we daarbij ook criteria formuleren waarop mijn besluit dan gebaseerd kan zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan naar de motie op stuk nr. 615, van de heer Van der Molen en de heer Van Meenen.

Minister Van Engelshoven:

Ja, ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer, maar ik wil haar wel iets nuanceren. U vraagt mij om specifiek te kijken naar psychologie op de UvA. Nou is daar veel publiciteit over geweest, maar ik zou graag iets breder willen kijken dan dat. Ik zou ook graag op een wat bredere basis een besluit nemen. Ik heb hier ook met de UvA over gesproken en in de motie wordt ook aangehaald waar het soms wringt, namelijk bij de vraag of je, als je een international classroom, dus een divers samengestelde studentenpopulatie wilt, dan instrumenten hebt om daarop te sturen als je internationale studenten binnenhaalt. Daar gaan we naar kijken, maar als u het goed vindt, bekijken we dit breder dan alleen bij de UvA.

De voorzitter:

Meneer Van der Molen, volgens mij kunt u er nauwelijks bezwaar tegen hebben dat de minister uw motie breder wil uitvoeren dan u wenst.

De heer Van der Molen (CDA):

Toch heb ik daar nog een kanttekening bij, voorzitter. Het is juist om die reden dat er twee punten in het dictum van de motie staan. Het eerste gaat wel echt over de UvA, maar dat staat er ook feitelijk. We hebben het tijdens het AO gehad over de vraag of het zich nou voordoet. Nou, laten we dit geval gewoon even bekijken, niet om een oordeel achteraf over te hebben, maar om gewoon echt te zien hoe dit in de praktijk uitwerkt. Het tweede punt gaat in ieder geval over wat de minister ook aangeeft. Daarin staat: laten we nou breder bekijken hoe dit soort afwegingen worden gemaakt. Dus ik val de minister bij, maar ik zou bezwaar hebben tegen de uitleg dat we de UvA niet even als casus ook in die informatie aan de Kamer benoemen. De actualiteit vraagt daar namelijk om.

Minister Van Engelshoven:

Dat is prima, maar u zult het mij niet kwalijk nemen dat ik dan ook nog wel een andere casus ga bekijken.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee komen wij volgens mij aan het einde van ...

Minister Van Engelshoven:

Nou voorzitter, de heer Van der Molen heeft nog één vraag gesteld, over de zorgcoördinator. Daarover hebben we in het debat aangegeven dat we het erover eens zijn dat die begeleiding goed moet zijn. Ik heb gezegd dat het mij niet uitmaakt of het nou precies een zorgcoördinator moet zijn, of dat het in een andere vorm gebeurt, als de functie maar uitgevoerd wordt. Ik kom daarop terug bij de reactie die ik nog moet geven op de motie-Bruins/Asante. Daar heb ik volgende week bestuurlijk overleg over. Die reactie komt zo snel mogelijk naar de Kamer toe.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee kom ik aan het einde van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken zodat de "changer" kan plaatsvinden voor het volgende debat, over een financieel onderwerp.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven