18 Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2018

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2018 ( 34775-XVII ).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Wij gaan verder met de tweede termijn van de kant van de regering. Ik geef het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Kaag:

Dank u, mevrouw de voorzitter. Ik wil eerst kort terugkomen op de vragen waarvan ik had gesuggereerd dat ik er in tweede termijn op zou terugkomen. Vervolgens, met uw permissie, wil ik doorgaan op de amendementen en de moties.

Ik begin met de vragen en kom eerst terug op drie vragen die gesteld zijn door Kamerlid Becker van de VVD. De eerste vraag was heel pertinent: hebben wij voldoende vrije middelen in het humanitaire budget als dat acuut nodig is? Het Kamerlid gebruikte ook het woord "calamiteit". Dat is een nogal zware term. Dan denk je vaak aan een tsunami. Dan zullen altijd andere middelen moeten worden ingezet. Dat is internationaal altijd gebleken. Ik denk dat de vraag gestoeld is op de vraag: hebben we genoeg over voor de onverwachte omstandigheden van redelijke proporties? Er zijn twee punten. Wij reserveren altijd geld op de begroting voor de onvoorziene gevallen. Dat is meestal in de orde van grootte van 10% tot 15% als de begroting al vastligt. Vaak zijn er ook nog interne verschuivingsmogelijkheden nodig.

Het tweede punt is dat wij aan het begin van het jaar juist al middelen vrijmaken voor de Verenigde Naties, voor CERF maar ook voor het Rode Kruis en de Nederlandse hulpalliantie, waarmee zij juist direct kunnen reageren op de noden. Die organisaties hebben zelf ook een ingebouwd mechanisme om reserves aan te houden, zodat zij kunnen opereren. In principe is er binnen het systeem genoeg ruimte om adequate respons op te bouwen.

De tweede vraag was of wij innovatie en de rol van het bedrijfsleven kunnen stimuleren bij opvang in de regio. Het antwoord is ja. Innovatie is eigenlijk al veel langer een thema. Het is geïntegreerd in de uitvoering van humanitair beleid. De organisaties, of ze nu nationaal of internationaal zijn, zoeken daar ook altijd naar, ook vanwege de complexiteit en de langdurigheid van humanitaire crises. De Nederlandse coalitie van humanitaire innovatie heeft zichzelf een Engelse naam gegeven, maar daarin werken bedrijven, hulporganisaties, overheid en kennisinstellingen samen. Zij leveren specifieke resultaten.

Een heel bijzondere vraag, zeer gewaardeerd ook, betrof de zonnepanelen. Die worden al gebruikt, ook juist in landen met opvang in de regio. Er is een aantal projecten al meerjarig gefinancierd via UNDP in Libanon. Ik heb zelf in de Bekavallei deze projecten twee jaar geleden al bezocht. Het zijn allemaal momenten om kennis te delen, kosten te drukken en inderdaad weer de indirecte en directe zelfredzaamheid van de gemeenschap, ook de gastgemeenschappen, te bevorderen.

De laatste vraag van het Kamerlid van de VVD was wanneer wij de Kamer kunnen informeren over de besteding van de extra middelen voor noodhulp bij opvang in de regio. Ik kan toezeggen dat wij daar in december in een korte brief op terugkomen. U hebt uw antwoord dus nog voor de kerst.

De voorzitter:

Een korte vraag.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter en dank voor de toezegging van de brief. Fijn dat de minister zegt dat er ruimte is om opvang in de regio ook van innovatie te voorzien. Zij noemt het voorbeeld van de zonnepanelen. Nu gaat de minister werken aan een beleidsagenda voor de inzet van middelen. Wil zij daarin aan dit specifieke punt aandacht besteden?

Minister Kaag:

Dat is al het geval, maar uiteraard.

Dan ga ik verder, mevrouw de voorzitter, op de vraag van Kamerlid Diks van GroenLinks, of ik perspectief kan geven op het opnemen van wetgeving in convenanten en of ik die wetgeving alvast kan voorbereiden. Ik vind het een ontzettend belangrijk thema, maar zoals ik eerder zei: in het regeerakkoord is duidelijk gesteld dat wij eerst die convenanten die nu al lopen, willen evalueren. Ik heb ook gezegd dat ik daar graag op kortere termijn op terug wil komen als koerscorrectie nodig is. Het element wetgeving kan worden besproken bij de nieuwe convenanten. Maar uiteraard, zoals wij eerder zeiden, denk ik dat er een breder kader moet komen om te bezien wanneer welke wetgeving relevant is en ook het gewenste resultaat kan bereiken. Wij moeten ook de mogelijkheid openhouden dat dit niet het geval is. Het hangt dus boven de markt, maar het is geen toezegging om het in te voeren. Het is een onderzoeksvraag.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik ben zeer tevreden met het antwoord van de minister. Het ging mij er heel nadrukkelijk om dat u open wilt houden dat het zwaard van de wetgeving, zal ik maar zeggen, boven het hoofd van de organisaties blijft hangen. Dat is wat u toezegt, volgens mij.

Minister Kaag:

Ja.

De heer Bouali van D66 heeft gevraagd of er aandacht is voor groene technologieën en producten. Ik zou zeggen: ja, er zijn veel Nederlandse ondernemers, vooral start-ups, hier en in ontwikkelingslanden, die juist kijken naar de inzet en ontwikkeling van groene technologieën. Als er aanvraag wordt gedaan, kunnen we veel instrumenten inzetten op screening en ondersteuning. Ik zie dit als een kans en als een directe en indirecte bijdrage aan de voortgang in het halen van de klimaatdoelstellingen die in Parijs zijn gesteld en die ook door Nederland zijn ondertekend, met een klimaatambitie die ook in het regeerakkoord wordt ondertekend.

Een tweede vraag van Kamerlid Bouali was of ik overweeg een bijdrage te leveren aan Serious Request. Ik vind het een ontzettend mooie actie. Al dit soort acties zijn heel nuttig en verstandig. Ze brengen onder het daglicht de noden van mensen, in dit geval het heel mooie doel van gezinshereniging. Dat betekent ook dat kwetsbare kinderen weer familieleden kunnen vinden en dat ouders en familieleden kinderen weer kunnen vinden. Ik wil kijken naar verdere mogelijkheden. Ik doe nu geen specifieke financiële toezegging. Ik ondersteun van harte dit initiatief en andere, maar financiële toezeggingen wil ik nog niet doen. Wij steunen namelijk ook separaat het Rode Kruis. En ik moet ervan uitgaan dat veel van de uiteindelijke samenkomst van dezelfde doelen direct en indirect wordt gefinancierd.

De heer Bouali vroeg ook of sectorstudies inzake Marokko met de Kamer kunnen worden gedeeld. Ja, zodra ze klaar zijn. Dan kunnen we ze altijd bespreken.

De heer Dijkgraaf stelde een vraag over gendercide. Ik verwijs naar de vorige Kamerbrief, maar ik begreep dat de heer Dijkgraaf nogmaals wilde horen dat ik mij hiervoor zal blijven inzetten. Dat is een volhartig ja. Discriminatie van meisjes en anderen gebaseerd op diepgewortelde stereotypen veroorzaakt natuurlijk achterstelling. Ik weet dat gendercide heel specifiek is, maar in onze bredere beleidsnota wil ik uitwerken en uitbouwen wat we gaan doen op alle terreinen die meisjes en vrouwen betreffen. Daarom is er ook het bredere agendapunt SRGR, waarin dit onder "vrouwen en meisjes" zal vallen. Met permissie kom ik hier in detail op terug in de nieuwe beleidsnota.

Dan een vraag van het Kamerlid van het CDA: wat stellen wij voor om te doen aan de bestrijding van prostitutie? Kan ik dit in een brief toelichten? Ik wil voorstellen dat de algehele aanpak valt in het brede kader dat ik net heb geschetst. Het gaat om het thema van vrouwen, vrouwenrechten, meisjes en kwetsbare groeperingen daarbinnen. Vrouwen die gedwongen worden om als prostituee te werken, verdienen daarin ook onze aandacht. Onze programma's zijn daar direct of indirect op gericht. Wij willen ons ook op continue basis richten op de bestrijding van kinderprostitutie. Ik noem het als voorbeeld, want ik wil er ook weer op terugkomen in de beleidsnota.

De beleidsnota, zo kan ik u verzekeren, wordt geen kerstboom. Er zal een coherentie in zitten qua principiële thema's en aanpak. Wij willen dat verder gaan versterken. Een aparte brief lijkt mij in dit geval misschien niet de meest efficiënte methode.

De heer Dijkgraaf en mevrouw Van den Hul gingen in op kindhuwelijken en huwelijksdwang. Bestrijding van kindhuwelijken en huwelijksdwang is cruciaal. We hebben veel programma's die zich al daarop hebben gericht. We moeten natuurlijk ook alle instrumenten kunnen inzetten. Sinds deze zomer is er een speciale eenheid die zich richt op het voorkomen en bestrijden van huwelijksdwang. Er is capaciteitsversterking, zowel in Den Haag als op de posten. Er zijn vijf focuslanden — nou ja, "plaatsingen", maar het gaat natuurlijk om landen — namelijk Irak, Pakistan, Sudan, zowel Kenia als Somalië en Marokko. De komende tijd zal er een nog verdergaande samenwerking worden opgezet voor de versterking aan internationale kant. De Kamer zal volledig worden geïnformeerd tegen de zomer van 2018. Wij doen dat niet alleen. Wij gebruiken ook landelijke expertise van het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld van de politie en het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating. Dus we zien hier weer een bundeling van kracht en kennis, maar ook gecommitteerde mensen, en daar gaat het uiteindelijk ook om, vooral bij deze thema's.

Dan heb ik nog twee vragen liggen van de heer Hijink. Ik wil niet zeggen dat ze op hetzelfde neerkomen, maar er is een band tussen beide vragen: de bindende wetgeving voor bedrijven, het verdrag, de onderhandelingen en of ik mij daarvoor wil inzetten. Zoals de heer Hijink misschien heeft begrepen, vind ik dit een belangrijk thema. Ik worstel met de juiste aansturing van deze thematiek. Ik heb nog geen goed gefundeerd inzicht voor wat betreft de documenten die ik tot nu toe heb gezien. Ik wil hier in een later stadium op terugkomen. Dat kan schriftelijk of mondeling, maar ik wil eerst een beter inzicht verwerven in zowel wat de kansen zijn die zo'n verdrag kan bieden als ook wat het veld is binnen de EU en op welke specifieke thema's we misschien een doorbraak kunnen krijgen. Dus het is heel centraal. Ik vind dit heel belangrijk en de vraag blijft ook terecht terugkomen. We moeten een balans zien te vinden, ook om recht te doen aan Nederland en aan waar wij voor staan, maar het doel heiligt niet altijd de middelen. Ik wil het juiste middel vinden om het doel te kunnen bereiken, en dat vergt meer tijd. Ik kom hier graag schriftelijk op terug, mevrouw de voorzitter, als dat acceptabel is. Ik zie u jaknikken.

Dan wil ik, met uw permissie, voortgaan met de amendementen op de begroting.

De voorzitter:

Zij het dat de heer Dijkgraaf een korte vraag heeft.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Altijd toch, voorzitter? Dat het een korte vraag is?

De voorzitter:

Ja.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik miste één ding. Ik had nog gevraagd of er voor de zomer van 2018 een brief zou kunnen komen over de DOD-toets, de duurzameontwikkelingsdoelen.

Minister Kaag:

Dat is een ja.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Gaat u verder. Amendementen.

Minister Kaag:

Ik begin met het amendement van het lid Van den Hul. De suggestie van de regering is om dat te ontraden. We hebben veel sympathie en steun voor het initiatief SheDecides, natuurlijk ook middels de investeringen die ik al heb benoemd en extra financiering waartoe al is besloten eerder dit jaar, een verhoging van 13 miljoen euro. Ik wil er echter voor zorgen dat de begroting niet uit balans raakt, want we gaan, zoals ik al eerder zei, nog aan de slag met een nieuwe beleidsnota. Ik wil ook zeker niet dat de voorgestelde dekking ten koste gaat van een belangrijke humanitaire en OS-partner zoals UNICEF. Dat zou namelijk betekenen dat er een halvering plaatsvindt en dat lijkt me in het kader van ons denken en ons gesprek niet de juiste weg. Het afwachten van de beleidsnota is misschien het nuttigst in dit geval, daarom ontraad ik dit amendement. De thema's die we benoemen, inclusief de kanalen, komen dan weer uitgebreid aan bod. Dan zullen de keuzes ook worden gewogen.

De voorzitter:

Het gaat om het amendement op stuk nr. 9. Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik wil de minister vragen of het, gegeven haar overweging om ons amendement over extra steun voor SheDecides te ontraden, mogelijk is om elkaar te vinden, bijvoorbeeld door te zoeken naar een andere dekking of naar een andere oplossing. Misschien kunnen we elkaar halverwege tegemoetkomen. Het is ons erom te doen, additioneel te borgen dat in deze wereld, waarin seksuele rechten onder druk staan, juist dit geborgd blijft.

Minister Kaag:

In deze fase wil ik nog niet die toezegging doen, om de simpele reden dat we UNFPA financieren. We financieren zeer veel andere organisaties. SheDecides is een belangrijk politiek en operationeel antwoord op een crisis die inderdaad is veroorzaakt door politieke besluiten in de VS, maar er zijn vele wegen, vele kanalen om dezelfde doelstellingen te bereiken. Er staat van Nederlandse kant in feite al 30 miljoen op SheDecides. We gaan dit dus zeker voortzetten, maar nu wil ik ook de tijd nemen om de totaliteit van — nu zit ik zelf even klem met mijn afkortingen — die thematiek van SGRG goed aan te sturen en daar ook resultaat op te boeken. SheDecides zal dat zeker doen. Tegelijkertijd wil ik in de gesprekken, zoals nu op de EU/AU-top, de zuidelijke landen aanspreken op hun verantwoordelijkheid, inclusief financiering. Dan komen we terug op een debat in de trant van: we hebben iets samen met anderen opgezet, maar dat wil niet zeggen dat wij dat nu heel ruim moeten blijven dragen. Dit is ruim. Ik sta er zeker voor, maar ik wil graag de beleidsnota afwachten en daarna verder kijken. Ik denk niet dat u teleurgesteld zal zijn, maar dit is een te vroege committering om nog meer geld te besteden, terwijl het initiatief een aantal maanden loopt.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wij kijken uit naar dat constructieve gesprek op dit terrein.

De voorzitter:

Het volgende amendement.

Minister Kaag:

Het amendement van de leden Kuzu en Van den Hul laat ik graag over aan het oordeel van de Kamer, want ik informeer u in januari over de inzet van het totale noodhulpbudget, natuurlijk in zijn totaliteit. We hebben eerder een brief toegezegd. De dramatische situatie van de Rohingya wordt ten volle onderkend. Nederland heeft ook al regelmatig financiën bijgedragen, in 2017 9 miljoen aan hulp aan de Rohingya in Myanmar en Bangladesh. Dat betreft zowel algemene hulpverlening als verbetering van de positie van vrouwen en meisjes. Ik wijs er weer op dat de toezegging van noodhulp uit de additionele middelen ook wordt overgelaten aan de ontvangende organisaties. Die zullen naar alle waarschijnlijkheid ook weer steun verlenen aan de Rohingya. We kunnen de middelen en thema's dus niet altijd uit elkaar halen. Ik laat dit over aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

Dat is het amendement op stuk nr. 10.

Mevrouw Becker (VVD):

Graag een kleine toelichting. De minister laat het oordeel aan de Kamer. De dekking voor dit amendement wordt gevonden in de bijstelling van het BNI, in wat daarvoor aan de begroting is toegevoegd. Komt de minister naar aanleiding daarvan bij haar beleidsnota ook met een invulling van die middelen? Daar wordt nu al een voorschot op genomen en ik ben dus benieuwd hoe de minister zal omgaan met de rest van die middelen.

Minister Kaag:

Twee antwoorden. De dramatische situatie van de Rohingya kunnen we niet betwisten; die is onvoorstelbaar. Ten tweede: ja, we komen in de beleidsnota natuurlijk terug op de bredere inzet.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik zou de dramatische situatie zeker niet willen betwisten, maar ik heb van het vorige kabinet, van minister Koenders, begrepen dat geld hierbij niet zozeer het grote probleem is maar dat de Nederlandse diplomatieke inzet daar veel meer aan een oplossing zou moeten bijdragen. Is de minister dat met een van haar voorgangers eens?

Minister Kaag:

Ik weet niet wanneer minister Koenders dat zei, maar de situatie van de Rohingya is de laatste maanden natuurlijk aanzienlijk verslechterd. Er zijn ook een aantal onderzoeksmissies om een aantal heel specifieke mensenrechtenthema's te onderzoeken. Ten tweede is politieke ondersteuning voor beleid en onderhandelingen altijd belangrijk — kijk maar naar de situatie in Syrië — maar in de tussentijd wachten we niet af. We verwachten van vluchtelingen en mensen die conflicten ontvluchten, ook niet dat zij hun adem inhouden in afwachting van politieke oplossingen of diplomatieke processen, want die kunnen een tijd duren.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Kaag:

Ik ga door naar het amendement van de leden Hijink en Karabulut over 2 miljoen voor bestrijding van wildlife crime. Het is een succesvol programma, zoals nog eens is gebleken. Het loopt tot juli 2018. De komende maanden wil ik bezien wat de landen nog meer nodig hebben om wildlife crime uiteindelijk zelf effectief te bestrijden en hoe Nederland hieraan kan bijdragen. Op dit moment ontraad ik het amendement.

De voorzitter:

Gaat u verder. We zijn nu toe aan de moties.

Minister Kaag:

Nee, ik heb nog één amendement, tenzij ik mij vergis, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

U heeft gelijk.

Minister Kaag:

Dat is het amendement van de leden Hijink en Karabulut over 1 miljoen euro voor de Afrikaanse diasporaorganisaties. Het is, lijkt mij, nu niet urgent om nog een nieuw initiatief op te zetten met diasporaorganisaties. Naar aanleiding van de amendementen-Smaling/Mulder van vorig jaar is al een nieuw initiatief gestart gericht op koppeling van Nederlandse en Afrikaanse jonge diasporaondernemers. Via het Programma Uitzending Managers (PUM) en Afrika in beweging is er 1 miljoen voor ingezet en de resultaten moeten we eerst afwachten. Daarom ontraad ik dit amendement.

De voorzitter:

Dan de moties.

Minister Kaag:

Dan kom ik allereerst op de motie van mevrouw Van Weerdenburg op stuk nr. 16. Ik heb daar drie kanttekeningen bij. Wij financieren geen activiteiten die in strijd zijn met mensenrechten. Wij behoeden wel onschuldige vrouwen en meisjes voor de oordelen van informele rechtbanken die de naam "rechtbank" niet verdienen. De inzet van Nederland in Somalië is gericht op een meer toegankelijke, rechtvaardige en eerlijke rechtspraak voor de burger, gebaseerd op internationale mensenrechtennormen, inclusief vrouwenrechten, dit ook juist om te voorkomen dat ze hun toevlucht zoeken tot informele rechtspraak, waaronder het gewoonterecht — ook vaak een bron — of tot rechtspraak van niet-statelijke actoren als Al-Shabaab. In die situaties worden vrouwen en meisjes bijna altijd benadeeld. Ik ontraad deze motie.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 17 van mevrouw Van Weerdenburg. Hulpgeld gaat naar hulpprojecten en niet naar multinationals. Natuurlijk gaat er geen hulpgeld naar Apple. Integendeel, bedrijven betalen voor hun lidmaatschap van dit Europese partnerschap en ze betalen zo mee aan de projecten. Het helpt ons om bedrijven te stimuleren om verantwoord te ondernemen. Het leidt er ook weer toe dat bedrijven meer verantwoord metalen gaan kopen in de wereld. Dit is onderdeel van onze duurzame handelsketen. Het partnerschap is in de opstartfase en heeft twintig leden Sinds gisteren is ook de EU lid met een bijdrage van 5,4 miljoen euro. Het grootste gedeelte van de bijdragen voor dit partnerschap tot nu toe bestaat inderdaad uit overheidsbijdragen. Het moet als een soort startkapitaal worden gezien, in afwachting ervan dat meer bedrijven lid worden zodat ze duurzaam en onafhankelijk zullen worden als organisatie, ook zonder overheidsbijdrage. Ik ontraad deze motie.

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Even ter verduidelijking: bijvoorbeeld Apple, een bedrijf dat in 2016 een omzet van 215 miljard dollar boekte, betaalt voor zijn lidmaatschap 30.000 dollar. Klopt dat?

Minister Kaag:

Ik heb het bedrag niet voor mij. Ik kan het bevestigen. Ik blijf bij de ontrading.

De motie op stuk nr. 18 van mevrouw Van Weerdenburg komt kort gezegd neer op "geen cent meer voor ontwikkelingshulp". Ik ontraad deze motie om alle redenen die ik hier vanochtend heb genoemd en die mijn voorgangers hebben genoemd. Het regeerakkoord is op dit punt ook helder.

De motie op stuk nr. 19 van mevrouw Becker vraagt de regering te komen met een proactieve handelsagenda. Ik hoop dat duidelijk is dat ik mij daar helemaal achter schaar en ik dit ook ambitieus hoop op te pakken in samenspraak met deze Kamer, bedrijfsleven en anderen.

De voorzitter:

We hebben ook de optie van overnemen.

Minister Kaag:

O, sorry, overnemen.

De voorzitter:

Als niemand daar bezwaar tegen heeft ... Mevrouw Ouwehand? Dan gaan we de motie gewoon in stemming brengen. Dan wordt het oordeel Kamer, begrijp ik.

Minister Kaag:

Nee, pardon, overnemen.

De voorzitter:

Ja, maar als de motie in stemming komt, wat is dan uw oordeel?

Minister Kaag:

Oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oké, dan komt de motie in stemming omdat de Partij voor de Dieren erover wil stemmen.

Dan nu de motie op stuk nr. 20.

Minister Kaag:

Mevrouw de voorzitter, ik moet even tien seconden kijken of ik mijn papieren zelf niet te veel heb bewogen.

Ik ga door met de motie-Becker op stuk nr. 20 over de substantiële bijdrage aan CERF door andere landen. Ik wil daarover een vraag stellen. Ik begrijp de intentie, maar zoals de motie nu is geformuleerd, is zij tweeledig of is er een risico op tweeledigheid. Uiteraard zal deze regering, zoals Nederlandse regeringen voor haar ook hebben gedaan, zich ervoor inzetten om de middelen te verbreden en de donorbasis van CERF uit te breiden, vooral met een oproep aan de vele andere landen die de middelen daartoe hebben. We kijken ook naar innovatieve bronnen van financiering uit het bedrijfsleven. Samen met collega Zijlstra en natuurlijk anderen plegen wij op dit punt continu diplomatieke inspanningen. Mochten die niet de gewenste resultaten opleveren, dan ontraad ik deze motie. Mocht het gaan om inzet, dan kan ik deze motie overnemen.

Mevrouw Becker (VVD):

Het gaat mij natuurlijk om de inzet, maar het gaat mij er ook om dat we de bijdrage van Nederland niet zien als automatisme, onafhankelijk van de vraag of andere landen ook bereid zijn te leveren. Wat mij betreft kan Nederland het niet in zijn eentje op zich nemen om zo'n fonds te blijven vullen. Daarom heb ik niet opgeschreven dat we het moeten verlagen, maar ik wil bij de Nederlandse bijdrage wel rekening houden met dit speelveld. Zo heb ik de motie bedoeld.

Minister Kaag:

Ik denk dat we een succesvol beleid gaan tegenspreken als we dit pad inslaan. In eerste instantie: het multilateraal en flexibel inzetten op noodhulp, getest, transparant en met resultaten, is een van de succesvolle kanalen. In tweede instantie: vele andere landen geven ook veel geld via de Wereldbank, het IMF en andere bronnen. Als we de deelname of bijdrage van anderen alleen via CERF gaan meten, tellen we verkeerd. Misschien komen we dan van een koude kermis thuis. Bovendien verliezen we ...

De voorzitter:

Wat is uw oordeel?

Minister Kaag:

... aan invloed als het erom gaat als land internationaal mee te tellen. Dat is ook een instrument. Mijn oordeel is dan: ontraden.

De voorzitter:

Oké. Dan gaan we naar de motie van mevrouw Diks c.s. op stuk nr. 21.

Minister Kaag:

Zoals ik deze motie lees, zou zij ingaan tegen de afspraken die helder zijn geformuleerd in het regeerakkoord. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Dan de motie-Diks c.s. op stuk nr. 22.

Minister Kaag:

Deze motie van mevrouw Diks gaat over het terugwinnen van landbouwgrond in de Sahara. Ik denk dat het heel goed en nuttig is om dit te onderzoeken. Ik kom er, zoals eerder gesuggereerd, graag op terug in de nieuwe beleidsnota. Ik neem deze motie dus over. Althans, mijn suggestie is om haar over te nemen.

De voorzitter:

Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Dat is niet het geval.

De voorzitter:

De motie-Diks c.s. (34775-XVII, nr. 22) is overgenomen.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 23.

Minister Kaag:

Dat is de motie van mevrouw Diks over de Global Financing Facility. Het is een interessant initiatief. Wij investeren al, weliswaar op beperkte wijze, in het land Mozambique. Om lid te worden van het besturend orgaan zouden we onze financiering aanzienlijk moeten uitbreiden. Ik denk dat ik eerst de resultaten van onze ervaring in Mozambique wil afwachten alvorens verder te gaan. In de beleidsnota kom ik erop terug. In deze fase ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dan gaan we verder met de motie op stuk nr. 24.

Minister Kaag:

Dat is een motie van mevrouw Diks over de SDG-toets en imvo-richtlijnen in de wetgeving. Zoals eerder is gememoreerd, is er een brief gestuurd over de voor- en nadelen van een SDG-toets. De toets kan een bijdrage leveren aan de beleidsvoorbereiding en aan coherent beleid, maar hetzelfde geldt voor wetgeving, namelijk door te kijken hoe wetgeving kan bijdragen aan naleving van OESO-richtlijnen. Ik wil wel voorkomen dat toetsen het beleid alleen nog maar complexer maakt en ook nog tot kostenverhoging leidt. Het kabinet zal die afweging moeten maken. Ik ga hiermee aan de slag, zoals eerder gesuggereerd, en zal de Kamer hierover in mei 2018 informeren. Mijn verzoek is: aanhouden van deze motie.

De voorzitter:

Mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Daar kan ik, eerlijk gezegd, wel mee leven, want het gaat mij, eerlijk gezegd, om het doel en niet om deze motie per se aangenomen te krijgen. Voor de helderheid, het ging mij er ook niet om dat er allerhande aparte toestanden moeten worden georganiseerd om die toetsen in te richten. Het ging mij er meer om een paragraaf in de memorie van toelichting te krijgen, zodat er consequent bij nieuwe wetsvoorstellen aandacht voor is.

De voorzitter:

Houdt u de motie aan?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Diks stel ik voor haar motie (34775-XVII, nr. 23) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De tiende motie, op stuk nr. 24.

Minister Kaag:

De motie is op stuk nr. 24 is, meen ik, de laatste motie van mevrouw Diks van GroenLinks. Ik verwijs, eerlijk gezegd, kortheidshalve naar het antwoord in de schriftelijke set. Dat is een opzet. Een investeringsverdrag is natuurlijk nodig om investeerders minimale rechtszekerheid — in dit geval onderstreep ik het woord "investeerders" — en bescherming te bieden. Dat is van belang in landen waar het rechtssysteem niet onafhankelijk is of juridische procedures eindeloos kunnen duren. Het garanderen van rechtszekerheid via investeringsverdragen kan ook leiden tot het aantrekken van investeringen en dus weer die gewenste economische impuls geven. Ik denk dat uitputting van de nationale rechtsgang hierbij niet altijd zal helpen en het kan het functioneren van een multilateraal investeringshof, waarover we nu onderhandelen, ondermijnen. Ik wil deze motie ontraden.

Mevrouw de voorzitter, ik ga naar de motie-Amhaouch/Kuik op stuk nr. 26 van het CDA over het opstellen van criteria voor focuslanden ruim voor het verschijnen van de nota. Ik ontraad deze motie, aangezien we de tijd moeten hebben om dit zorgvuldig te doen met de andere leden van het kabinet en we een breed consultatieproces moeten opzetten. De criteria kunnen niet los worden gezien van de inhoud van de beleidsnota. Het zou waarschijnlijk een kunstmatige discussie opleveren en misschien geen volledige duiding. De beleidsnota komt met de criteria erbij. Uiteraard zullen we in veelvuldig gesprek gaan met het maatschappelijk middenveld, de Kamer zelf, het bedrijfsleven en met eenieder die betrokken is bij het opstellen en de uitvoering. In dat proces worden natuurlijk ook criteria opgesteld. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Dat is de motie-Kuik c.s. op stuk nr. 26, omdat mevrouw Kuik de motie heeft ingediend.

De motie op stuk nr. 27.

Minister Kaag:

Mevrouw de voorzitter, dat is een motie van Mustafa Amhaouch over het versterken van de voedselwaardeketen en het klimaat. Ik ben het volledig eens met de intentie en de doelstellingen die verwoord zijn in deze motie. Ik zou deze graag overnemen.

De voorzitter:

Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van de motie op stuk nr. 27 van mevrouw Kuik c.s.? Ik zie het al; mevrouw Ouwehand komt naar voren. Dan gaan we deze motie in stemming brengen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou, voorzitter, dat hangt af van het oordeel op mijn motie. Kan ik dit aan het eind van de bespreking doorgeven?

De voorzitter:

Ja, dat is prima. Dat mag wel.

De motie op stuk nr. 28.

Minister Kaag:

Deze motie zou ik graag overnemen. Het is centraal verbonden met het Nederlandse beleid voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. We komen hierop terug in de beleidsnota.

De voorzitter:

Daar gaat iedereen mee akkoord? Ik zie dat dit het geval is. Mevrouw Kuiken, u ook? Ja.

De motie-Kuik (34775-XVII, nr. 28) is overgenomen.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 29.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 29 wil ik graag overnemen. De blokkade moet worden opgeheven om de burgerslachtoffers van het conflict in Jemen te kunnen helpen. Er is een bericht binnen dat de blokkade van Jemen door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië zou zijn opgeheven voor humanitaire goederen, maar we moeten een slag om de arm houden zoals altijd in oorlogs- en conflictsituaties. VN-vluchten naar Sana zijn voorlopig ook nog niet hervat. Maar ik sluit mij aan bij de intentie en de geest van de motie; overnemen.

De voorzitter:

Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van de motie op stuk nr. 29? De VVD. Dan gaan wij daarover stemmen. De motie komt in stemming. Het oordeel is?

Minister Kaag:

Overnemen. Eh ... Jemen?

De voorzitter:

Ja, als de motie op stuk nr. 29 niet wordt overgenomen en gewoon in stemming wordt gebracht, dan is het ...

Minister Kaag:

Aannemen.

De voorzitter:

Oordeel Kamer? Ja ...

Minister Kaag:

Ik heb even het andere lijstje niet bij me. Ik ken langzamerhand alle trucjes maar deze nog niet. Ik sluit mij aan bij de intentie van de motie.

De voorzitter:

Dus eh ... Dan is het oordeel Kamer, neem ik aan.

Minister Kaag:

Oordeel Kamer, ja. Excuus.

De voorzitter:

Ja, Oké.

Minister Kaag:

Het zijn een paar lange weken geweest.

De voorzitter:

Nee, het is voor ons heel vanzelfsprekend, maar zo vanzelfsprekend is het ook weer niet. Dus ik begrijp het heel goed.

Minister Kaag:

Volgende keer heb ik mijn kleine spieklijstje bij me.

Mevrouw de voorzitter. De motie-Hijink c.s. op stuk nr. 30 gaat over flexibiliteit noodhulp. Ik schaar mij geheel achter deze motie. Ik wil deze suggestie graag overnemen.

De voorzitter:

Ook hier geldt: als niemand bezwaar heeft tegen het overnemen, dan hoeft zij niet in stemming te worden gebracht. Ik zie geen bezwaar.

De motie-Hijink c.s. (34775-XVII, nr. 30) is overgenomen.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 31 is ingediend door de leden Bouali en Van den Hul. Ik wil deze suggestie overnemen. Ik verwelkom de oproep om stevig in te zetten op vrouwenrechten en SRGR. Het sluit geheel aan bij de geest en letter van het kabinet en het regeerakkoord. Wij komen erop terug in de beleidsnota.

De voorzitter:

Ook nu vraag ik of iemand bezwaar tegen het overnemen heeft. Nee?

De motie-Bouali/Van den Hul (34775-XVII, nr. 31) is overgenomen.

De motie op stuk nr. 32.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 32 is van de leden Van den Hul, Hijink, Ouwehand, Bouali en Diks. Ik sluit mij daar geheel bij aan. Onderwijs is cruciaal. Het is een mensenrecht. Het is een voorwaarde voor ontwikkeling. Het is een voorwaarde voor emancipatie. Het past in noodhulp en internationale samenwerking. Het verbindt ook naar werk in alle omstandigheden. Ik suggereer deze over te nemen.

De voorzitter:

Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van de motie op stuk nr. 32? Ah, de heer Voordewind. Dan gaan wij haar in stemming brengen. Nee? U heeft een vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wil even een duiding van hoe de minister dit ziet. Ziet de minister dit nu als vijfde speerpunt? Onderwijs is officieel geen thema meer van de vier speerpunten die wij eerder hebben genoemd. Hoe moet ik de motie duiden?

Minister Kaag:

Misschien kan ik het anders verwoorden. Misschien is het geen vijfde speerpunt. Wij gaan het beleid doorlichten en beoordelen. Wij kijken naar de SDG's. Een aantal speerpunten kan misschien op een andere manier verwezenlijkt worden. Dat weet ik nog niet. Ik weet wel dat onderwijs een belangrijk thema is waardoor wij veel van de SDG's kunnen bereiken. Op dit moment is het te vroeg om te zeggen dat het speerpunt nummer vijf is. Wij moeten gewoon het hele beleid goed herzien in het kader van het regeerakkoord, de SDG's en de hulp/handelinvesteringsagenda.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat vind ik heel mooi, alleen gaat het hier alleen om meisjes. Bedoelt de minister dat dan ook breder? Want het dictum luidt gewoon: het onderwijs een prominente rol te laten spelen.

Minister Kaag:

Dat klopt. Dat is ook zo. Tegelijkertijd hebben wij vanochtend ook lang gesproken over het belang van onderwijs voor jongeren, ook jonge mannen. Het gaat om beroepsonderwijs en kansen op werk. Onderwijs is uiteraard breder. Het is niet meisjesonderwijs.

De voorzitter:

Nogmaals, overnemen? Ja? Geen bezwaar meer, meneer Voordewind? Oké.

De motie-Van den Hul c.s. (34775-XVII, nr. 32) is overgenomen.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 33 is ingediend door de leden Van den Hul, Diks en Ouwehand. Dit is lastig voor mij. Ik vraag mij af hoe ik de motie zoals zij is ingediend moet interpreteren. Als de motie gaat over het gehele kabinetsbeleid op het gebied van gender, dan moet ik uiteraard gaan samenwerken met veel collega's waaronder het ministerie van OCW. Als het om internationaal genderbeleid gaat, dan is het voor mij makkelijker om te suggereren haar over te nemen. Zo niet, ben ik niet in staat vanuit mijn functie daar een gehele mening over te hebben die correct is.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb uiteraard alle begrip voor de beperkte actieradius binnen de portefeuille, maar de inzet en bedoeling van deze motie was juist om hier beleidsoverstijgend en interdisciplinair naar te kijken. Ikzelf zie deze motie als een aansporing om het gesprek aan te gaan met collega's op andere departementen.

Minister Kaag:

Dan moet de motie mijns inziens anders worden verwoord. Op dit moment zou ik een verplichting op mij nemen die ik niet kan waarmaken en die mij constitutioneel niet toekomt.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hoor heel graag van de minister welke aanpassing van het dictum ervoor zou kunnen zorgen dat zij akkoord gaat met de strekking.

Minister Kaag:

De strekking is niet aan mij. Voor zover ik kan zien, valt het ontwikkelen van een overkoepelend genderbeleid voor de regering niet geheel binnen mijn jurisdictie als minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Misschien is er een ander kanaal om deze vraag op dezelfde manier te stellen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik laat de motie zoals zij is en breng haar graag in stemming. Dank u wel.

De voorzitter:

U kunt de motie altijd wijzigen voordat zij in stemming wordt gebracht. Het oordeel is volgens mij duidelijk, maar ik vraag het voor de zekerheid nog even. Wat is het oordeel van de minister over deze motie?

Minister Kaag:

Zoals de motie nu is geformuleerd, ontraad ik haar vanuit mijn perspectief.

De voorzitter:

Oké. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 34.

Minister Kaag:

In de motie-Van den Hul c.s. op stuk nr. 34, van respectievelijk de PvdA, de PvdD en DENK, wordt verzocht om de toegankelijkheid van bestaande financieringskaders voor lokale organisaties en vakbonden te vergroten en daarvoor gespecialiseerde capaciteit op ambassades en het ministerie vrij te maken. Er zijn drie redenen waarom ik deze motie vanuit het huidige perspectief ontraad. Er zijn al veel manieren en vormen waarbij we samenwerken met of ondersteuning verlenen aan lokale organisaties en vakbonden. Dat wordt op lokaal niveau, via de ambassade, op regionaal niveau of vanuit Den Haag gedaan, ook middels onze partners. We hebben daarnaast strategische partnerschappen, waaronder Samenspraak en Tegenspraak. Ik zie op dit moment geen noodzaak om nieuwe financieringskanalen te starten, maar ik ben het wel geheel eens met de indieners dat de ruimte voor maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers wereldwijd onder druk staat. Ik heb de krimpende politieke ruimte voor organisaties die opkomen voor mensenrechten vanochtend al benoemd. Ik kom daar dit voorjaar op terug in mijn beleidsnota. Maar zoals de motie nu is geformuleerd, ontraad ik haar.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Daar ben ik weer, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, ik zie het.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Sorry voor dit abonnement op de interruptiemicrofoon. Ik wil dat de minister zich goed realiseert dat ik niet vraag om extra budget. Daar gaat het niet om. Ik wil benadrukken dat het gaat om de toegankelijkheid. We krijgen veel signalen van organisaties uit het zuiden waaruit blijkt dat die toegankelijkheid juist bij grote tenderprocedures onder druk staat. Het gaat uitdrukkelijk niet om extra geld, maar om het toegankelijk maken van het budget.

Minister Kaag:

Het toegankelijk maken van een budget kan veel lagen hebben. Ik zou graag eerst meer details willen ontvangen van het Kamerlid Van den Hul. Welke moeilijkheden kunnen en moeten in de normale procedure worden opgelost? Dat is heel normaal. Daar kunnen we altijd meer aan doen. Soms gaat het om taal en soms om technische capaciteit. Het vrijmaken van meer gespecialiseerde capaciteit is een budgettaire inplanning van personele capaciteit. Door de kortingen uit het verleden op de personele bezetting binnen het budget voor ontwikkelingssamenwerking hebben we bijna niet genoeg staf om de intensivering van het programma goed bij te houden. We hebben een aantal andere kwesties die wat mij betreft op dit moment prioritair zijn.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik ben blij om te horen dat het thema "shrinking space" goed op het netvlies staat bij deze minister. Daar twijfel ik ook niet aan. Ik zou op dit moment willen voorstellen om deze motie aan te houden, zodat we het gesprek over de casuïstiek kunnen voortzetten.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van den Hul stel ik voor haar motie (34775-XVII, nr. 34) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 35.

Minister Kaag:

Dat is de motie van het lid Van den Hul over het betrekken van diasporaorganisaties bij de totstandkoming van nieuw beleid. We maken al gebruik van de kennis van diasporaorganisaties, maar ik denk dat het heel relevant is. Internationale organisaties zoals de IOM doen dit ook. Ik zie daar veel kansen. Mijn suggestie zou zijn deze motie over te nemen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Kamerleden. We gaan stemmen over de motie op stuk nr. 35. Dan is het oordeel van de minister?

Minister Kaag:

Oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan komt de motie in stemming. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 36.

Minister Kaag:

Een motie van de heer Voordewind over de Nederlandse hulpalliantie. De evaluatie halverwege de rit bevestigt dat de alliantie effectief en efficiënt te werk gaat. Ik ben van plan om de samenwerking met deze alliantie voort te zetten, maar zoals ik ook al heb gemeld, komen we terug op het bredere pakket van middelen voor 2018. In principe zijn we van plan om de financiering voor DRA op het niveau van 2017 te houden. De toekenning zal zich dus verhouden tot de voorgaande jaren. Ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer, gelet op het debat over de middelen.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 37.

Minister Kaag:

Die is van de heer Voordewind van de ChristenUnie over het Addressing Root Causes Fund. Dan gaat het vooral om de uitbreiding van het ARCF. Ik laat deze motie aan het oordeel van de Kamer, met de connotatie dat het ARCF nog maar net is gestart, zoals ik vanochtend ook heb gezegd. Ik denk dat het altijd belangrijk is om een beetje gezonde druk te hebben, op onszelf maar ook op partnerorganisaties, om te zien wat er geleverd wordt aan resultaten en wat we nog kunnen leren. In de nota komen we terug op ervaringen, dilemma's en verdere opties. Ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer.

Ik kom op de motie op stuk nr. 38 van het lid Voordewind over het nationaal klimaatfonds. Uiteraard sluit die zich geheel aan bij het beleid van de regering. Klimaatrelevantie en ontwikkelingsrelevantie gaan hand in hand, zoals verwoord door de heer Voordewind. Dit is in principe ook onze inzet. Ik hoop dat de Kamer deze motie overneemt.

De voorzitter:

Is er instemming? Nee, de PVV wil graag stemmen over de motie. Zij maakt bezwaar tegen overneming.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben even in verwarring, voorzitter. Is het "oordeel Kamer" of neemt de minister ...

Minister Kaag:

Ik neem de motie over.

De voorzitter:

Ja, maar als een fractie ...

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik stel het toch op prijs om de motie in stemming te brengen. Dan wordt het "oordeel Kamer", neem ik aan.

De voorzitter:

Ja, dat zei de minister.

De motie op stuk nr. 39.

Minister Kaag:

Dat is de motie van mevrouw Ouwehand over het handelsbeleid, dat niet mag leiden tot een ecologisch tekort. Ik vind het een heel sympathieke motie. Ze strookt met de Nederlandse inzet voor duurzame handelsakkoorden, maar ik voorzie praktische problemen bij de concrete uitvoering van het verzoek in de motie, zoals een eenduidige berekeningswijze. Ik heb het boek natuurlijk nog niet gelezen, mevrouw Ouwehand. Dan had ik het misschien geweten, maar op dit moment zie ik de methodologie en de beleidsaanpassing niet. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 40.

Minister Kaag:

Deze motie van mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren gaat over het leidend laten zijn van de strijd tegen klimaatverandering boven economische groei en vrijhandel. Klimaatbeleid en handelsbeleid richten zich op verschillende doelen, maar er is ook een samenkomen. Welvaart, werkgelegenheid, actie tegen klimaatverandering, adaptatie en mitigatie zijn natuurlijk heel belangrijk. Ze moeten elkaar niet snijden. Ik begrijp de positionering en de inzet van mevrouw Ouwehand, maar het gaat mij te ver om te stellen dat het ene doel boven het andere moet. Ook hier kom ik terug op de duurzame ontwikkelingsdoelen. Daarom ontraad ik de motie.

Dan de motie op stuk nr. 41 over voedsel als mensenrecht. Ik ontraad deze motie, maar ik maak daarbij wel de volgende kanttekening. Het recht op voedsel wordt uiteraard genoemd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, in artikel 25.

Minister Kaag:

Het realiseren van dit recht en duurzameontwikkelingsdoel nummer 2, het uitbannen van honger, is aanleiding om een geïntegreerde benadering te kiezen en voedsel niet maar door één lens, die van mensenrechten, te bekijken, want we komen er waarschijnlijk niet uit. Uit het debat van vandaag en gisteren bleek ook dat voedselvoorziening, kwaliteit, toegang, productiviteit, handel en investeringen en klimaatbeleid juist een geïntegreerde benadering vormen. Ik ontraad deze motie.

Voorzitter. Ik kom op de motie op stuk nr. 42 over het uitsluiten van voedsel van handelsakkoorden, zoals ingediend door mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. De inschatting van de regering is dat we juist door voedsel op te nemen in handelsverdragen een kans hebben om normen en standaarden voor voedsel en dierenwelzijn in de wereld te bevorderen. We zijn ook een belangrijk, concurrerend exporterend land op het gebied van voedsel en voedseltechnologie. Het opnemen van voedsel in handelsverdragen draagt dus bij aan onze economische kansen en werkgelegenheid, maar we doen dat door de lens van duurzaamheid, zoals we ook zien in de convenanten en in onze gesprekken met het bedrijfsleven. Ik ontraad deze motie.

Ik ben akkoord met de motie van de heer Kuzu van DENK op stuk nr. 43 over effectieve communicatie over resultaten zoals geboekt door internationale ontwikkelingssamenwerking. Mijn advies zou zijn om deze motie over te nemen. We hebben vele bronnen van informatie. Sommige worden vandaag al geciteerd, zoals osresultaten.nl. Ook voor het debat is dit heel belangrijk, maar we kunnen altijd nog verbetering aanbrengen. Mijn advies is dus om deze motie over te nemen.

De voorzitter:

Heeft iemand hier bezwaar tegen? Ik zie dat mevrouw Becker het er niet mee eens is. Dan komt de motie in stemming.

De motie op stuk nr. 44.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 44 is ook ingediend door de heer Kuzu van DENK. Ik heb al eerder gezegd — ik meen bij de beantwoording van de vragen — dat we al bedragen hebben gealloceerd om het mogelijk te maken dat die organisaties effectief handelen in de context van zowel Bangladesh als Myanmar met het doel om de Rohingyavluchtelingen te assisteren. De Rohingyacrisis is sterk in beeld. Zoals ik ook al eerder zei, denk ik dat we op dit moment binnen het financieel kader gewerkt hebben aan de noodhulp die vooruitgezet wordt en financiële middelen. Het is ook juist aan organisaties om weer keuzes te maken. Voor volgend jaar zijn deze crisis en andere crises natuurlijk altijd sterk in beeld. Verder laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer.

De laatste motie die ik bespreek is de motie-Kuzu/Azarkan op stuk nr. 45. Deze betreft extra middelen voor de Marokkaanse Rif. Marokko is op dit moment geen focusland. Ik ben bereid om dit verzoek mee te nemen in de totale afweging, maar dan hebben we het over beleid, prioriteiten, middelen, partnerlanden en criteria. Er zijn natuurlijk vele andere wegen waarop ook al samenwerking plaatsvindt. In deze fase ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Voorzitter, vergeeft u mij mijn onervarenheid. Ik was in dit snelle tempo niet meteen zo creatief om toch nog een poging te wagen met mijn motie op stuk nr. 20. Ik had daar even een kort debatje over met de minister, waarin zij zei: ik ben graag bereid om me in te zetten om andere landen aan te sporen meer bij te gaan dragen aan CERF, maar ik vind dat deze motie een te harde koppeling heeft wat betreft de Nederlandse bijdrage.

De voorzitter:

Over welke motie heeft u het?

Mevrouw Becker (VVD):

De motie op stuk nr. 20, voorzitter. Ik vind het wel belangrijk dat Nederland daar wel naar kijkt en dat we ook reflectief zijn op onze eigen bijdrage. Zou het de minister helpen als ik in plaats van "de Nederlandse bijdrage hierop af te stemmen" ervan zou maken: "hier in de Nederlandse bijdrage rekening mee te houden"? Ik vraag dat meteen, zodat het nu misschien ook al kan worden meegenomen.

Minister Kaag:

Dit is een meer principiële, politieke en fundamentele vraag. "Rekening houden met" is meteen een afweging maken. Mocht over drie maanden, wat ik kan voorspellen, dezelfde club landen ondanks onze beste inzet nog steeds eenzelfde soort bijdrage leveren, dan wil ik daar niet automatisch conclusies aan verbinden. Het is belangrijk dat de beleidsnota uitlegt hoe noodhulp werkt en via welke kanalen, en wat er van Nederland wordt verwacht. U zult zien dat veel andere landen ook enorme bijdragen leveren, maar misschien niet binnen dit kanaal. Dit kanaal werkt voor ons, want het levert resultaten en transparantie, direct aan de mensen die we willen helpen. Ik denk dat we heel snel spijt krijgen van wat er in de motie staat. Ik waardeer enorm de voorzet die gemaakt wordt, maar ik ben huiverig voor de mogelijke consequenties en blijf bij mijn eerdere oordeel.

Mevrouw Becker (VVD):

Dan laat ik het gewoon zo, voorzitter, want dan bedoelen we inderdaad iets anders.

Ik heb een tweede punt, als u het mij toestaat, voorzitter.

De voorzitter:

Dat ligt eraan.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik ga een poging wagen. Het gaat over de motie op stuk nr. 30. Het ging vrij snel; ik stak mijn hand nog op maar kon het niet echt overzien. De motie gaat over criteria voor noodhulp en is overgenomen, maar ik verzoek om haar toch stemming te brengen.

De voorzitter:

Dat gaan we doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Omdat mijn moties zijn ontraden, zou ik graag stemmen over de motie op stuk nr. 27 van het CDA.

De voorzitter:

Dat gaan we ook doen.

Nog meer wensen? Nee?

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik wil de minister ontzettend bedanken voor haar aanwezigheid, voor haar antwoorden en voor haar bijdrage aan dit debat. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt van 15.43 uur tot 16.05 uur geschorst.

Voorzitter: Van Oosten

Naar boven