6 Personeelstekorten in de zorg

Aan de orde is het debat over de personeelstekorten in de zorg. 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Ik geef mevrouw Agema als eerste spreker het woord. De spreektijden zijn vier minuten per fractie. 

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Al jaren kampt de zorg met een groot tekort aan medewerkers. Al jaren kijkt een meerderheid van de Tweede Kamer de andere kant op. Het Centraal Planbureau dacht voorafgaand aan de vorige verkiezingen nog dat er in de afgelopen periode 55.000 mensen extra bij zouden komen in de zorg, maar alleen al in de ouderenzorg werden er 55.000 mensen ontslagen. 37.000 van de mensen die werden ontslagen, waren medewerkers van verzorgings- en verpleeghuizen. Het debat van vandaag gaat dus allang niet meer over de jaarlijks terugkerende bezettingsproblemen in de zomer, maar over de verwoestende kaalslag, ouderenzorgbreed, van het vorige kabinet. Deze kaalslag is door deze demissionaire staatssecretaris steevast ontkend. 

Vandaag richt ik me op de bezetting in de verpleeghuizen, omdat daarvoor in de verkiezingstijd Kamerbreed de meeste beloftes zijn gedaan over meer medewerkers. Er moet heel veel verbeterd worden in de verpleeghuizen. De werkdruk is torenhoog, de bewoners worden steeds zwaardere patiënten en de scholing blijft achter. Zo goed als alle kwaliteitsindicatoren zijn in de afgelopen periode verslechterd. Denk aan indicatoren als drogeren, doorligwonden, valincidenten, ondervoeding, een haperende medicatie, veiligheid en vrijheidsbeperkende maatregelen. Deze verslechtering is ook terug te geleiden tot te weinig personeel. Soms zijn er zo weinig zorgmedewerkers dat de urine langs de enkels loopt, of is er helemaal geen tijd meer voor douchen, tandenpoetsen of naar buiten gaan. We riepen onze kelen schor, maar VVD en Partij van de Arbeid waren doof voor de ramp die zich voor onze ogen voltrok. Het viel allemaal wel mee, wilden ze ons laten geloven. Praat niet zo negatief, beten ze ons bits toe. 

Toen was daar het manifest-Borst, met de bezettingsnorm waar collega Leijten al langer voor pleitte. Aanvankelijk was ik nog huiverig voor zo'n norm, want in veel gevallen zou een bezetting van twee medewerkers op acht verpleeghuisbewoners die zware zorg nodig hebben te laag zijn. Doorrekeningen van ActiZ en het Centraal Planbureau naar aanleiding van het manifest waren echter choquerend. Wil je een minimale bezetting van twee medewerkers op acht bewoners tijdens piektijden realiseren, dan heb je minimaal 2 miljard extra, oftewel 50.000 zorgmedewerkers extra, nodig. 

De motie die wij indienden naar aanleiding van het manifest-Borst werd Kamerbreed ondersteund en in verkiezingstijd vlogen de beloftes ons om de oren. Daarom is het fijn dat wij hier nu zo snel na de verkiezingen staan om deze belofte in te lossen. Wij weten dat er minimaal 2 miljard extra nodig is, maar het demissionaire kabinet voegt voor dit jaar slechts 100 miljoen euro toe aan het macrobudget voor de verpleeghuizen. Dus hop, de verkiezingsbeloftes moeten nu worden ingelost, nog voor dit jaar. Geen tijd te verliezen, anders zijn de verpleeghuisbewoners niet meer dan campagnemateriaal gebleken. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan mevrouw Marijnissen. Er zijn vandaag drie Kamerleden die hun maidenspeech houden. Ik stel voor om na mevrouw Van Brenk te schorsen voor felicitaties. Ik zie namelijk dat de achterban is opgetrommeld en die wil ik niet tot het einde van het debat hier houden. Na mevrouw Van Brenk schorsen we dan voor felicitaties. Het gaat heel snel, want bij een maidenspeech mag niet worden geïnterrumpeerd. 

Het woord is aan mevrouw Marijnissen. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Voorzitter. Dank u wel. "Ik heb vierenhalf jaar als vrijwilliger in een verpleeghuis in Amsterdam gewerkt. Het is prachtig om in de laatste fase van het leven zo dicht naast mensen te mogen staan. Ik kreeg hier een opleiding aangeboden om als zorgverlener niveau 2 te gaan werken. Dit vond ik fantastisch. Ik was dan ook heel blij toen ik slaagde voor mijn examen en als helpende officieel aan de slag kon. Maar wat bleek? Toen was er opeens geen plek meer voor mij. Ik kreeg geen baan aangeboden. Nu zit ik thuis, werkloos op de bank, terwijl ik eigenlijk dolgraag in de zorg zou willen werken." Dit is het verhaal van Maria, 46 jaar, uit Amsterdam. Nu ze geen werk meer heeft, is ze vandaag in de gelegenheid om op de publieke tribune dit debat te volgen. Daar zit Maria. Maria is een van de 77.000 zorgverleners die de afgelopen periode hun baan zijn kwijtgeraakt. Goede zorg betekent voldoende medewerkers. Treurig vinden we het dan ook dat deze staatssecretaris dat niet wilde inzien. Zijn rekenmachine leek belangrijker dan die 77.000 banen, belangrijker dan liefdevolle aandacht voor onze ouderen. Want daarvoor zijn juist ook die medewerkers van niveau 1 en niveau 2 heel waardevol. Duizenden zorgverleners zitten werkloos thuis op de bank, zorgverleners die net als Maria dolgraag in de zorg willen werken; ze zijn er, maar ze worden niet ingezet. 

Ik spreek nu over de verpleeghuizen, maar de nood in de zorg is natuurlijk op veel meer plekken hoog. Verzorgingshuizen worden gesloten waardoor mensen hun baan verliezen. De bezuinigingen op de huishoudelijke zorg hebben tot veel ontslagen geleid. In de gehandicaptenzorg is de werkdruk nog altijd hoog. In de ziekenhuizen en in de wijk is een chronisch tekort aan verpleegkundigen. Hier in deze Kamer heeft men op 8 december 2016 het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers omarmd. Zij riepen onder andere op te komen tot een bezettingsnorm: twee zorgverleners op maximaal acht verpleeghuisbewoners. De SP heeft dan ook in haar verkiezingsprogramma het bedrag gereserveerd, dat het CPB becijferd had wat nodig zou zijn om tot deze bezettingsnorm te komen, te weten ruim 2 miljard euro. Maar ik heb natuurlijk ook even naar de verkiezingsprogramma's van de andere partijen gekeken op dit punt. In de verkiezingsstrijd en de debatten waren er behoorlijk wat meningsverschillen, maar eigenlijk niet over de ouderenzorg. Van links tot rechts, wij en, ja, zelfs ook de VVD beloofden op zeker moment maar liefst 2 miljard euro uit te willen trekken voor betere ouderenzorg. We waren het er allemaal over eens: de problemen in de ouderenzorg en de verpleeghuizen zouden nu echt opgelost moeten worden. 

De kiezer heeft afgerekend met het vorige kabinet. Staatssecretaris Van Rijn is toch een beetje de brokkenpiloot van de zorg gebleken. Met taskforces en interventieteams moest de boel gerepareerd worden en werd steeds opnieuw om vertrouwen gevraagd, maar op een gegeven moment was het vertrouwen gewoon weg. De staatssecretaris heeft naar de mening van de SP zijn kans gehad. Laat hem nu handelen naar wat deze Kamer wil. Als je de verkiezingsprogramma's goed bekijkt, investeert een zeer, zeer ruime meerderheid in deze Kamer ten minste 300 miljoen euro. De meeste partijen met de SP voorop willen eigenlijk nog veel meer investeren in een goede ouderenzorg en verpleegzorg, maar over die 300 miljoen zijn we het in ieder geval eens. Maria, haar collega's en deze ouderen kunnen echter niet wachten tot de formatie is afgerond. Wellicht gaat die namelijk nog maanden duren en al die Maria's die nu werkloos thuiszitten, zouden morgen weer aan de slag moeten kunnen en doen waar ze goed in zijn, namelijk zorgen. Daarom tot slot: is de staatsecretaris bereid om per direct 300 miljoen euro uit te trekken voor extra collega's in de verpleeghuizen? 

De voorzitter:

Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. 

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Pia Dijkstra namens D66. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik ben gevraagd om mevrouw Bergkamp te vervangen en dat doe ik met veel plezier, want we debatteren vandaag met de nieuwe Kamer over dit onderwerp en in het verleden hebben we het er natuurlijk ook heel vaak over gehad. We delen de zorgen over de tekorten in de zorg, zowel waar het gaat om het aantal verpleegkundigen als waar het gaat om het opleidingsniveau. De afgelopen periode is dit onderwerp te weinig een prioriteit geweest van het kabinet, ondanks de roep vanuit de Kamer en vanuit Hugo Borst en Carin Gaemers. Bovendien verscheen afgelopen week de Agenda voor de Zorg, waarin zestien organisaties nogmaals benadrukken hoe belangrijk het is dat we het tekort aan gekwalificeerd personeel wegnemen. 

De inzet van D66 is helder: er moet meer geld komen voor extra handen aan het bed, niet alleen in de verpleeghuizen maar ook in de wijk en bij de kinderverpleegkundigen. Dit hebben we de afgelopen maanden ook helder uitgedragen. In een motie vroegen we al eerder om een actieplan personeel verpleeghuiszorg en vroegen we aandacht voor de hoge werkdruk en de mogelijkheden voor bij-, na- en omscholing. Nu is het met een demissionaire staatssecretaris een lastige situatie, maar ik hoor graag van hem wat de huidige concrete plannen nog zijn om het tekort aan verpleegkundigen aan te pakken. Daarom wil ik het nog een slag concreter weten: wie doet wat, wanneer en hoe? 

Ook vraag ik de staatssecretaris of hij het met mijn fractie eens is dat de studentenstops voor verpleegkundigenopleidingen opgeheven moeten worden. Het is toch onverklaarbaar dat deze bestaan als er een tekort is aan verpleegkundigen, ook hoogopgeleide verpleegkundigen, op de arbeidsmarkt. Mijn vraag is dus of we deze stops nog voor het aanstaande studiejaar kunnen opheffen. 

Door de hoge druk op de werkvloer ontstaat er een tekort aan stageplaatsen, omdat er simpelweg geen ruimte is om nieuwe mensen op te leiden en te begeleiden. Is de staatssecretaris het met me eens dat we moeten zorgen voor meer stageplekken? Hoe denkt hij dit het beste te realiseren en hoe kan hij zo snel mogelijk de bestaande knelpunten wegnemen? 

Ik wil ten slotte ten aanzien van dit onderwerp nog iets zeggen over zij-instromers. Zij kunnen een grote rol spelen bij het wegnemen van de tekorten. Is het bekend op welke manier organisaties hier zelf aan bijdragen, ook wat hun huidige personeel betreft? Dat zijn dan misschien wel geen zij-instromers, maar het zijn wel mensen die met bij- en nascholing een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van het tekort. Denk aan een verzorgende die via een opleiding verpleegkundige kan worden. We vragen heel veel van mensen in de zorg. Daarom is die ruimte voor bij- en nascholing heel belangrijk. Ik hoor dit graag van de staatssecretaris. 

Het gaat niet alleen om het personeelstekort, investeren in kwaliteit is ook een must. Daarom hoor ik ook graag wat de stand van zaken is van de Leidraad en het kwaliteitskader. Welke stappen worden daar nu gezet? 

Ik sluit af. Voor D66 is het belangrijk dat we de genoemde knelpunten zo spoedig mogelijk wegnemen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat de heer Nijboer nog een vraag heeft. 

De heer Nijboer (PvdA):

Mevrouw Dijkstra sprak mooie woorden aan het eind van haar betoog toen ze zei dat de knelpunten zo snel mogelijk moeten worden opgelost. Dat onderschrijf ik volledig. Ik heb voorgaande sprekers horen zeggen dat er met dat manifest van Hugo Borst sprake is van een acuut probleem, waarvoor we eigenlijk al bij voorjaarsnota geld moeten reserveren. Hoe staat D66 daartegenover? 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Op dit moment wordt er onder andere hierover aan de informatietafel overlegd. Wat D66 betreft doorkruisen we dat op dit moment niet. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben van huis uit financieel woordvoerder en mag vandaag dit debat voeren. Het is wel zo dat besluiten over ouderenzorg in deze periode genomen worden. Als we daarmee wachten, wordt de ouderenzorg volgend jaar niet verbeterd. Dat zou toch wel ernstig zijn, gegeven de uitspraak van de meerderheid in de Kamer dat dit snel moet worden aangepakt. Laat D66 dan de procedurele redenen van de formatie voorgaan, terwijl er Kamerbreed is gezegd dat er ten minste 300 miljoen nodig is? Mevrouw Marijnissen bracht dit zojuist ook goed naar voren. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Daar blijf ik ook helemaal achterstaan. Wij hebben als D66 ook onze inzet duidelijk gemaakt. Ik vind het nu echter niet het moment om te zeggen dat we dat hier in dit debat moeten regelen. De urgentie is bekend, ook aan de informatietafel. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben het eens met mevrouw Dijkstra dat het niet vandaag hoeft te worden geregeld. Maar dat moet wel gebeuren bij voorjaarsnota. Dan gaat het over de begroting voor volgend jaar. Anders ben je immers te laat. Dan kunnen de verpleeghuizen de mensen niet meer aannemen. Ze moeten ook advertenties zetten en mensen moeten worden aangenomen. Hoe gaat D66, gegeven de moeilijke politieke situatie, garanderen dat er tijdig besluitvorming zal plaatsvinden? Dat is immers volgende maand al. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik kan alleen maar herhalen wat ik eerder gezegd heb. Deze zaken liggen op dit moment op de informatietafel. Ik ga daar niet op vooruitlopen, maar die urgentie is bij iedereen bekend. Die staat bij iedereen op het netvlies. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Ik begrijp dat mevrouw Dijkstra niet wil vooruitlopen op datgene wat op de formatietafel ligt. Dat zou logisch klinken, ware het niet dat ook D66 het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers heeft omarmd. Zij vraagt de staatssecretaris naar de stand van zaken van de Leidraad. Maar goed, dat manifest pleitte natuurlijk niet zozeer voor een leidraad, voor iets richtinggevends. Nee, dat dat pleitte gewoon voor een keiharde personele bezettingsnorm, namelijk twee op acht. We weten allemaal dat daar euro's voor nodig zijn. Wat let D66 dan nog om daar nu een besluit over te nemen? 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik kan mijzelf blijven herhalen. 

De voorzitter:

Nee. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik feliciteer mevrouw Marijnissen met haar maidenspeech. Het is goed dat wij nu wel even met elkaar van gedachten kunnen wisselen. De leidraad staat niet los van het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers. Beide zaken moeten geregeld worden. Ook de kwaliteit is heel erg belangrijk. Ik heb al eerder aangegeven dat de urgentie bij iedereen op het netvlies staat. Op de informatietafel liggen deze onderwerpen. Ik ga daar op dit moment niet op vooruitlopen. Maar onze inzet mag duidelijk zijn, die staat. 

De voorzitter:

Hebt u nog een andere vraag, mevrouw Marijnissen? Deze vraag is immers al vaker gesteld. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Mevrouw Dijkstra zegt dat de inzet staat. Maar is dat dan de inzet om in ieder geval 300 miljoen extra te reserveren om zo snel mogelijk te komen tot een personele bezettingsnorm? 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

D66 heeft 400 miljoen euro gereserveerd voor nascholing, bijscholing en omscholing voor het personeel. Dat is de inzet van D66. 

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Hermans, die haar maidenspeech zal houden. 

Mevrouw Hermans (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Zeven dagen per week, 24 uur per dag werken duizenden mensen met passie, toewijding en deskundigheid in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg. Zij zorgen voor goede zorg en liefdevolle aandacht voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. Dat verdient groot respect en waardering. Ik sta hier vandaag voor het eerst en dat beschouw ik als een voorrecht. Daarom gebruik ik dit moment om respect en waardering uit te spreken. Door alle aandacht in de media en in deze zaal voor de dingen die niet goed gaan, lijkt het soms alsof het in de zorg in Nederland alleen maar kommer en kwel is. Niets is minder waar. Op veel plekken in ons land wordt liefdevolle en goede zorg geleverd. Dat wil ik benadrukken, want als wij dat niet erkennen, hoe kunnen wij dan van jonge mensen verwachten dat zij vol overtuiging voor een baan in de langdurige zorg kiezen, dat al die mensen die er nu werken dat zullen blijven doen en dat mensen die een overstap naar de zorg overwegen, die overstap ook maken? Dat is de reden dat wij hier vandaag staan. Wij moeten dat kunnen verwachten. Wij, de samenleving, hebben hen nodig, evenals hun passie, toewijding en deskundigheid. De vraag naar zorg en daardoor ook de vraag naar zorgpersoneel zullen in de komende jaren alleen maar toenemen. 

In de gehandicaptenzorg zien we dat het omscholen en bijscholen van medewerkers vruchten begint af te werpen, maar we zijn er nog niet. Achteroverleunen is geen optie. In de wijk, bij mensen thuis, zorgen wijkverpleegkundigen en specialisten ouderengeneeskunde ervoor dat mensen de juiste zorg krijgen, maar ook daar zijn we er nog niet. Het arbeidsmarktvraagstuk in de ouderenzorg vraagt om een aanpak waarbij zorg in de eerste lijn, in de wijk, in ziekenhuizen en in verpleeghuizen in samenhang wordt bekeken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is daarom hoe het staat met de integrale arbeidsmarktanalyse die hij eerder heeft toegezegd. Hoe staat het met het gebruik van de scholingsvouchers in deze sector? Is het aantal aanvragen toegenomen, zoals werd verwacht? 

Ik wil apart stilstaan bij de personeelsopgave waar de verpleeghuiszorg voor staat. De zorgvraag van mensen en de complexiteit van de zorg die zij nodig hebben nemen toe. De ruimte en vrijheid om zelf keuzes te maken over je zorg en de manier waarop je je dag invult, spelen terecht een grote rol. De oplossing is niet simpelweg een kwestie van meer geld. We moeten er samen voor zorgen dat de juiste mensen in de verpleeghuizen aan de slag gaan. Dat vraagt om een gevarieerde personeelssamenstelling, met medewerkers die opgeleid zijn om de juiste zorg te leveren en met medewerkers die ervoor zorgen dat je zo veel mogelijk de dingen kunt blijven doen die je leuk vindt. Het gaat om een mix van hoger en lager opgeleid personeel, een mix van zorg en welzijn. Dat vraagt om een extra investering in de verpleeghuiszorg, maar niet door zomaar geld over de schutting te gooien. We moeten daar voorwaarden aan verbinden. Ook moeten we kijken naar de regeldruk. Dit moet er samen voor zorgen dat bewoners én personeel plezier in het leven en in hun werk houden. 

Ik ben opgegroeid in de gelukkige omstandigheid dat ik de ruimte had en kreeg om mijn eigen keuzes te maken en talenten te ontwikkelen. Ik realiseer me dat dat niet voor iedereen vanzelfsprekend is, of je nu jong of oud bent. Daar moeten wij elke dag aan werken. Ik wil dat in mijn tijd als Kamerlid dag in, dag uit gaan doen. 

(Geroffel op de bankjes) 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw maidenspeech. 

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Vandaag mag ik mijn collega Léonie Sazias vervangen. Zij is wegens een operatie helaas verhinderd. 

Het is speciaal voor mij, omdat ik me de afgelopen jaren ingezet heb voor het werken van de medewerkers in zorg en welzijn. Het is goed om nu te spreken over een onderwerp dat na aan het hart ligt: de personeelstekorten in de zorg. Want waarom zou je willen werken in een sector waarin de afgelopen jaren massaontslagen zijn gevallen? Waarom zou je willen werken in een sector waar draconische bezuinigingen hebben plaatsgevonden? Waarom zou je willen werken in een sector die veel van je privéleven eist en weinig betaalt? Waarom? Omdat het prachtig werk is, dat veel betekent voor de mensen die ervan afhankelijk zijn. Én omdat in de zorg mensen werken die hart hebben voor de mensen voor wie zij zorgen, die opstaan om de dag voor de mensen in hun laatste levensfase mooier te maken, die ervoor zorgen dat door hun inspanning mensen langer thuis kunnen blijven wonen, die mensen na een operatie geruststellen en verplegen, die jongeren veiligheid bieden die zij thuis niet hebben en die gehandicapten die moeilijk verstaanbaar gedrag hebben wél geleerd hebben te begrijpen. Al die mensen verdienen respect en ondersteuning, en vooral: collega's erbij. 

De afgelopen maanden ging het in de commissie voor VWS en daarbuiten vaak over de situatie in de verpleeghuizen, het personeelstekort en het manifest van Borst en Gaemers, en terecht. Kamerbreed werd de motie omarmd. Het is absoluut nodig te investeren in voldoende en goed opgeleid personeel van alle opleidingsniveaus. Uit veel onderzoeken onder medewerkers blijkt dat er gewoon collega's te kort zijn. We kennen de verhalen die tot op de dag van vandaag voorkomen: geen tijd om rustig met een bewoner te praten, en tijdens nachtdiensten de zorg voor 80 bewoners. Collega's zoals activiteitenbegeleiders en voedingsassistenten zijn wegbezuinigd. Dat kan niet. Mensen in de zorg hebben er recht op hun werk goed te kunnen doen. Goede zorg voor kwetsbare groepen is een teken van beschaving. Waardering van mensen die deze zorg elke dag met hart en ziel geven moet er niet alleen materieel zijn. Voor de meesten is immateriële beloning minstens zo belangrijk. Waardering zit hem ook in voldoende collega's, opleidingsmogelijkheden en het gevoel dat je werk ertoe doet, dat het goed beloond wordt en dat het niet wordt miskend en afgebroken. 

Maar wij vragen ook aandacht voor de werkloos geraakte 45-plussers in de zorg. Het is mooi dat er een loopbaantraject is voor 5.000 werkloos geraakte 45-plussers in de zorg, maar op een totaal van 74.000 werklozen vanuit de zorg is het een druppel op de gloeiende plaat, zeker gezien het feit dat het aantal aanvragen voor scholingsvouchers achterblijft in deze groep. De arbeidsmarktpositie voor werkloze 45-plussers is sowieso al moeilijk en velen van hen komen ook niet meer aan een baan. Dat betekent dat op hen meer ingezet moet worden. In deze groep zijn er echt veel mensen die door willen in de zorg maar hierbij ondersteuning nodig hebben. Laten wij deze twee grote maatschappelijke problemen met elkaar combineren: de grote personeelstekorten in de zorg en de hoge werkloosheid onder 45-plussers. Het is een gemiste kans als wij daar niets mee doen. Dat kan als elke werkloze 45-plusser bij het UWV actief wordt gewezen op mogelijkheden te werken in de zorg en een proeftraject kan volgen. De nood is hoog en de urgentie voor beide problemen is manifest. Wat denkt de regering van dit plan? Is er bereidheid om hiervoor een pilot op te zetten? Is de regering bereid hier aandacht en geld in te steken? We hebben ze immers zo hard nodig. Ik krijg graag een reactie. 

Ook het tekort van wijkverpleegkundigen is nog steeds een groot probleem. Zonder extra inspanningen dreigt een tekort van maar liefst 2.200 wijkverpleegkundigen in 2019. Is de staatssecretaris het met 50PLUS eens dat alle gebeurtenissen in de ouderenzorg hebben bijgedragen aan een negatieve beeldvorming over deze sector, waardoor dit een dreigend probleem blijft? 

De voorzitter:

Gaat u afronden? 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij de aangenomen motie-Krol/Bergkamp over dit onderwerp heeft opgepakt? 

Ik kom op mijn laatste punt. Het personeelstekort komt voor in alle takken van de zorg. Het komt niet alleen voor in de ouderenzorg, maar ook in de jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg. Wat 50PLUS betreft is ook daar een bezettingsnorm wenselijk. 

De voorzitter:

Dank u wel. Gefeliciteerd met uw maidenspeech. 

(Geroffel op de bankjes) 

De voorzitter:

Ik stel voor om nu even te schorsen om collega's in de gelegenheid te stellen mevrouw Van Brenk, mevrouw Hermans en mevrouw Marijnissen te feliciteren. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Ellemeet namens GroenLinks het woord. Mevrouw Ellemeet zou eigenlijk ook een maidenspeech kunnen houden, maar zij heeft gezegd: ach, ik heb eerder in de Kamer gezeten, dus het is mooi zo. Welkom terug, mevrouw Ellemeet. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik wil graag beginnen door kort iets te zeggen over de drie nieuwe collega's, alhoewel ik mijzelf hier ook heel nieuw voel. Dat is namelijk een goed gebruik; daar herinnerde de heer Van der Staaij, die mij toesprak na mijn maidenspeech, mij ook aan. Ik wil mevrouw Van Brenk, mevrouw Hermans en mevrouw Marijnissen complimenteren met hun mooie toespraken en inbrengen. Ik begin bij Lilian: ik vind het heel fijn om te merken dat je je zo strijdbaar inzet. Ik denk dat we juist in de zorg die strijdbaarheid heel goed kunnen gebruiken. Bedankt daarvoor. Ik wil ook tegen mevrouw Hermans en mevrouw Van Brenk zeggen: ik vind het mooi dat jullie je betrokkenheid tonen, dat er heel duidelijk heel veel empathie in jullie verhaal zit en dat er daarnaast heel veel redelijkheid spreekt uit jullie verhaal. Ik denk dat we ook die combinatie heel goed kunnen gebruiken bij dit mooie onderwerp, de zorg. Mijn felicitaties! 

De voorzitter:

En dit gaat niet van uw spreektijd af. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Gelukkig! 

Voorzitter. Ik begin nu aan mijn eigen inbreng. Tweeënhalf jaar geleden stond ik hier zelf voor het eerst in een debat met deze staatssecretaris, ook over problemen in de verpleeghuiszorg. Toen vertelde ik dat ik naast de missie van mijn partij ook een persoonlijke missie heb: niet zwichten voor de Haagse reflex om incidenten leidend te laten zijn in het politieke debat. Zeker in de zorg ligt die reflex op de loer. Er gaat altijd wel ergens iets mis in de zorg, want zorg is mensenwerk. Ik kan mij tweeënhalf jaar later nog steeds vinden in deze missie. Er rust een grote verantwoordelijkheid op de schouders van ons als volksvertegenwoordigers om de juiste balans te vinden tussen het aanpakken van misstanden en het geven van vertrouwen in wat er wel goed gaat. 

Om met dat laatste te beginnen: we hebben veel redenen om trots te zijn op al die mensen die werken in de zorg, die zich inzetten voor onze ouderen, onze zieken en mensen die hulp nodig hebben. Er zijn goede voorbeelden te over van zorg die aansluit bij de wensen van cliënten. Dat mogen wij vol overtuiging uitdragen. Sterker nog, we hebben die mooie voorbeelden en verhalen hard nodig, want er zijn een aantal grote uitdagingen in de zorg. 

Een van de grootste uitdagingen is die van de personeelstekorten. Mijn eerste debat ging daarover en in de tussentijd is dit probleem niet kleiner geworden. De bezuinigingen op de zorg van de afgelopen jaren komen als een boemerang terug. Dit kabinet heeft de problemen voor de zorgarbeidsmarkt groter gemaakt in plaats van beheerst. Daarom is het nu meer dan ooit alle hens aan dek. Meer dan 55% van de vvt-organisaties geeft aan dat de werkdruk weer is toegenomen. Dit baart me zorgen, zeker als je bedenkt dat er de komende jaren tienduizenden extra zorgmedewerkers nodig zijn. Het gaat hierbij om personeel in verpleeghuizen, maar zeker ook om personeel in de wijk, voor mensen thuis, en personeel voor gehandicapten. 

Deze urgente situatie vraagt wat GroenLinks betreft om een brede aanpak. Allereerst wordt het tijd dat we de schoonheid en complexiteit van werken in de langdurige zorg weer met passie voor het voetlicht brengen bij studenten. We zien in het zorgveld al mooie initiatieven ontstaan van medewerkers die trots zijn op hun werk. Graag hoor ik van de staatssecretaris of, en zo ja, hoe hij actief wil bijdragen aan een positieve beeldvormingscampagne voor de langdurige zorg en hoe hij hierin samen met andere departementen en met het veld wil optrekken. Daarnaast vraag ik de staatssecretaris of hij met GroenLinks van mening is dat de zorgopleidingen nog te wensen overlaten en dat studenten onder andere uitvallen doordat zij afgeschrikt worden door een eerste, veel te zware stage. Daarnaast zijn er ook signalen dat de overstap tussen opleidingen zelf stroef is en problemen oplevert. 

Uit mijn gesprekken met mensen uit het veld begrijp ik dat het voor veel instellingen juist vanwege de personeelskrapte ondoenlijk is om stagiaires goed te begeleiden. Hoe wil de staatssecretaris deze catch 22 doorbreken? Beschouwt de staatssecretaris deze problemen als een gedeelde verantwoordelijkheid met de minister van OCW? Zo ja, hoe pakt hij deze problemen aan? Is de staatssecretaris bereid om de numerus fixus voor verpleegkundigen op te heffen? 

De huidige zorgmedewerkers hebben alle ruimte nodig om door te leren. Een leven lang leren is hard nodig in de zorg, onder andere als het gaat om het leren gebruiken van technologie. Hoe wil de staatssecretaris de noodzakelijke ontwikkeling van incompanytraining en maatwerk in opleidingen voor het huidige zorgpersoneel bevorderen? 

GroenLinks denkt dat er ook veel te leren valt van al bestaande initiatieven, zoals het betrekken van zijinstromers als zorgmedewerkers. Ook heb ik goede verhalen in Amsterdam over vg-cliënten in de dagbesteding die ondersteunend en verzorgend werk doen in de ouderenzorg. Daarnaast heeft ZorgpleinNoord in samenwerking met werkgevers initiatieven ontwikkeld voor de gehandicaptenzorg, ouderenzorg en wijkverpleegkundigen. Medewerkers van 45 jaar en ouder met mbo niveau 2 of lager kunnen bij ZorgpleinNoord terecht voor gratis loopbaanoriëntatie. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij orthodoxe en onorthodoxe oplossingen wil ondersteunen en bevorderen om het grote probleem van de krapte op de zorgarbeidsmarkt op te lossen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik vond het een goed verhaal van mevrouw Ellemeet. Zij benadrukte de urgentie van genoeg mensen aan het bed, mensen die werken in de zorg. Eén zaak liet zij echter onbesproken en ik wil haar vragen waarom. De norm van Hugo Borst en Carin Gaemers is breed besproken in de Kamer. Hoe staat GroenLinks daartegenover? Dit moet vrij snel geregeld worden. Dat weet iedereen, dat weet ook iedereen die in de zorg werkt. Ik heb haar er niet over gehoord. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Als de heer Nijboer weet waarop wij in de campagne hebben ingezet en als hij ons verkiezingsprogramma kent, dan kent hij GroenLinks als een partij die volledig staat voor goede zorg in verpleeghuizen en ook daarbuiten. Dit is voor ons een prioriteit. Wij hechten hier heel veel waarde aan en zullen daarom inzetten op goede zorg en voldoende personeel hiervoor. 

De heer Nijboer (PvdA):

Dat vind ik hartstikke mooi. Zouden we als Kamer daarmee vandaag al een begin kunnen maken? Dat is in het verleden ook al gebeurd op dit dossier. De PvdA is van harte daartoe bereid. Is er met GroenLinks over te spreken dat wij tegen het kabinet zeggen dat er bij de Voorjaarsnota geld voor moet komen? Naast inhoudelijke overwegingen hoe je betere ouderenzorg krijgt, is er gewoon geld voor nodig. Is GroenLinks bereid om dat met ons te doen? 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Er mag geen misverstand over bestaan dat wij dit heel belangrijk vinden. Wij vinden dat dat personeel er moet zijn. Dit is niet het moment om daarop vooruit te lopen en te spreken over de budgetten. Wij gaan voor een goede en stevige inzet. Daar staat onze partij voor. Het is nu echter niet het moment om dit op deze manier te bespreken. 

De heer Nijboer (PvdA):

Het gaat over personeel in de zorg. Als er ergens een tekort is, dan is het de ouderenzorg. Iedereen in de Kamer is het erover eens dat het daar beter moet. Dit debat gaat daarover en de Voorjaarsnota zit eraan te komen. We kunnen nu aan het demissionaire kabinet meegeven wat de Kamer wil. Ik geef mevrouw Ellemeet toch in overweging om haar woorden vandaag wat meer invulling te geven. Als het op formuleringen aankomt, ben ik graag bereid samen daarnaar te kijken. Ik nodig GroenLinks er graag toe uit om die woorden uit de campagne vandaag luister bij te zetten. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik hoop dat mijn inbreng duidelijk heeft gemaakt dat deze inzet nog staat, of het nu campagnetijd is of niet. Wij staan hiervoor. Ik sluit mij aan bij datgene wat mevrouw Dijkstra eerder hierover heeft gezegd. Dit onderwerp ligt op de informatietafel. Wij mengen ons daar nu niet in. Wij staan voor onze ambitie. Die wordt niet minder. Dat is alles wat ik er nu over kan zeggen. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Ik ben blij met uw antwoorden op de vragen van de heer Nijboer. Ik vraag mij wel iets af. U zegt dat nu niet het juiste moment is. Ik begrijp dat u in gesprek bent en dat er druk geformeerd wordt. Tegelijkertijd houdt u een gloedvol betoog over het verbeteren van het imago van het werken in de zorg. Dan zou u toch als geen ander moeten weten dat je elke reclame- en imagocampagne kunt starten, maar dat er geen goed imago komt als wij het probleem van de grote personeelstekorten niet tackelen. Waarom bent u niet bereid om, terwijl eigenlijk iedereen het erover eens is, te zeggen: we gaan alvast aan de slag? 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Wij willen Nederland veranderen, zeker ook op het punt van de zorg. Dat is onze inzet geweest en dat is nog steeds onze inzet. Dat zal ook onze inzet zijn aan de formatietafel. Dat is een van onze grootste prioriteiten. Vertrouwt u daarop. Dit is onze prioriteit. Wij gaan daarvoor. Wij willen daar hoog op inzetten. Dat is mijn reactie op uw vraag, mevrouw Marijnissen. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Als alle op dit moment formerende partijen zeggen "dit staat bij ons bovenaan het lijstje en maakt u zich geen zorgen, want we willen dat doen", kunnen we dan niet gewoon zeggen dat we het vandaag gaan doen? 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Zo werkt het niet. Wij zijn hier in debat, als woordvoerders zorg. Ik heb hier net geuit wat de ambitie is van GroenLinks. Wij willen de personeelskrapte aanpakken. Dit staat heel hoog op ons prioriteitenlijstje. Dat kan ik u hier nu meegeven. Verder is het ongepast om ons hier nu te mengen in de gesprekken aan de formatietafel. Onze ambitie staat dus. Wij willen ervoor gaan. Dat heb ik net in mijn inbreng betoogd. Wij moeten hier wat aan doen en dat zullen wij ook zeker inbrengen aan tafels waaraan dat ter sprake komt. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Personeelstekorten in de zorg, dat is een breed onderwerp. Ik moet me gezien de spreektijd helaas beperken. Ik wil het dus hebben over de verpleeghuiszorg en over de wijkverpleging. Inmiddels geldt in de verpleeghuiszorg de bezettingsnorm. De staatssecretaris zei eerder dat die gelijk gehandhaafd zou worden, maar wordt er nu precies gehandhaafd? Als je de leidraad leest, kom je namelijk niet verder dan dat er afgesproken moet worden dat er een norm is. De eerste vraag aan de staatssecretaris is wat en hoe er nu wordt gehandhaafd. Wat is er veranderd in de verpleeghuizen nu die bezettingsnorm geldt? 

De afgelopen jaren zijn tienduizenden helpenden en verzorgenden in de ouderenzorg en in de thuiszorg ontslagen. Dat is bekend. Heeft de staatssecretaris inmiddels een plan van aanpak liggen om deze mensen weer terug te krijgen in de zorg? Zij hebben de kennis en de ervaring om de gaten die nu vallen, te vullen. Wat gaat hij doen om deze mensen zover te krijgen om in elk geval bijvoorbeeld deze zomer te gaan werken, zodat er voldoende personeel is voor de bewoners van de verpleeghuizen en de zelfstandig wonende kwetsbare ouderen? Dat was immers de eerste aanleiding voor dit debat. 

Uiteraard gaat het daarbij ook om geld. Er kan financiële ruimte gemaakt worden door regels te schrappen. Dat vindt de regering ook. Dat is een van de conclusies van de pilot regelarme zorg. Ik ben echter eigenlijk ook wel benieuwd naar wat er is gebeurd met de motie-Keijzer van 10 november 2016 waarin de Kamer de staatssecretaris vroeg om de door het veld aangedragen regels nu eindelijk eens te schrappen. Ik ga ervan uit dat hij straks zegt dat dat is gebeurd. Dan ben je er natuurlijk nog niet. Het CDA heeft dit ook in zijn verkiezingsprogramma en in de doorrekeningen staan. Wij zijn van mening dat dit op de formatietafel moet liggen. We moeten echter ook de zorginkoop voor 2018 in gedachten houden. De voorlopige kaderbrief Wlz die half of eind juli het licht ziet, is daarvoor bijvoorbeeld een moment. 

Dan de wijkverpleging. We komen duizenden wijkverpleegkundigen tekort en ik zie geen actie van de regering. Aangezien de meeste ouderen met een zorgbehoefte thuis, in hun eigen huis, wonen, is dit van het grootste belang. Ook in de intensieve kindzorg vallen grote gaten. We weten dat er een ernstig tekort is aan deskundige specialistisch opgeleide wijkverpleegkundigen die thuis zorg kunnen geven aan ernstig meervoudig gehandicapte kinderen. Hoe gaat het daarmee? 

Er zijn nu al honderden openstaande vacatures. Althans, dat heeft ActiZ ons laten weten. Erkent de staatssecretaris dit en, zo ja, moeten er dan niet veel meer mensen worden opgeleid? Als ik bij de desbetreffende opleidingen ga kijken, zie ik "numerus fixus" staan. Klopt dit? Is er een beperking in de hoeveelheid opleidingsplekken voor nieuwe wijkverpleegkundigen en, zo ja, wat doet de staatssecretaris daaraan? Dit is namelijk niet het enige probleem. Je hoort ook dat mensen die in opleiding zijn geen stageplekken kunnen vinden. Zo stagneert de opleiding van nieuwe mensen in de zorg natuurlijk helemaal. Ik hoorde mevrouw Ellemeet vragen of de numerus fixus kan worden opgeheven. Ik vind dat een goede vraag, dus die ondersteun ik. Tot slot. Tijdens het Nationaal Zorgdebat, dat eind januari op televisie is uitgezonden, vertelden Amy N'daw en Rob Gielen, twee jonge mensen die werkzaam zijn in de ouderenzorg, dat het werk in de ouderenzorg prachtig is. Zij vertelden dat de hoeveelheid liefde die zij terugkrijgen onbeschrijfelijk is. Ik zat naar dat debat te kijken en dacht toen al aan de vraag die ik nu ga stellen. Zouden de staatssecretaris en ActiZ niet samen moeten bekijken hoe zij dit soort mensen als inspirerende voorbeelden kunnen gebruiken om meer mensen ontvankelijk te maken voor dit prachtige vak? 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Ik hoor mevrouw Keijzer tot mijn grote geluk aan de staatssecretaris vragen om zich ervoor in te spannen om met name de reeds ontslagen mensen met niveau 1 of niveau 2 snel aan de slag te krijgen. Zij had het als termijn daarbij over "deze zomer". Mag ik vragen hoe mevrouw Keijzer dat wil gaan doen? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik ben de staatssecretaris niet, want die zit daar, in vak-K. Daarom heb ik hem mijn vraag gesteld. Er zijn duizenden mensen ontslagen; dat weten we allemaal. Het gaat om de helpenden en de verzorgenden. Nu constateren we met elkaar dat er in het algemeen een groot tekort is aan mensen die werken in de zorg, maar zeker is er een groot tekort in de zomer. Dat was de aanleiding voor mevrouw Agema om in september vorig jaar dit debat aan te vragen. In de zomer gaan mensen namelijk met vakantie, waardoor er nóg meer gaten vallen. Volgens mij geldt hier bijna: een plus een is twee. Daarom vraag ik de staatssecretaris of hij een plan van aanpak heeft liggen waarmee hij bekijkt hoe je deze mensen geïnteresseerd kan krijgen om tijdelijk de mensen te verzorgen die in de verpleeghuizen verblijven. Het gaat immers om tijdelijke arbeidsplekken. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Het is vandaag 29 maart. Als wij willen dat deze krachten, die inderdaad hard nodig zijn, aanstaande zomer weer aan de slag kunnen, dan is het volgens de SP belangrijk om daar vandaag een besluit over te nemen. Is mevrouw Keijzer dat met ons van mening? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

De vraag is, welk besluit je dan neemt. Wat moet er bijvoorbeeld gebeuren? Dan moet de staatssecretaris bijvoorbeeld in overleg treden met ActiZ om te bekijken hoe je al deze mensen kunt benaderen. Ik bedenk nu maar iets, maar ik zit daarmee het werk van de staatssecretaris te doen. Het lijkt me niet verstandig als ik dat doe. Hoe kun je aan deze mensen vragen: goh, bent u geïnteresseerd in tijdelijk werk in de zomermaanden in de verpleeghuizen, omdat er dan daar grote tekorten aan arbeidskrachten zijn? 

De voorzitter:

Tot slot. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Tot slot, voorzitter. Als wij willen dat over een maand of twee tot drie deze mensen inderdaad aan de slag kunnen in de verpleeghuizen, moeten we er natuurlijk ook voor zorgen dat er geld is om die mensen aan te nemen. Ik denk dat mevrouw Keijzer dat ook begrijpt. Is zij met de SP van mening dat het wijs zou zijn om zo'n besluit te nemen? Dat zou wijs zijn als zij ook vindt dat deze mensen inderdaad deze zomer al aan de slag zouden moeten kunnen, iets wat ik natuurlijk volledig met het CDA eens ben. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Op zichzelf ben ik dat wel met mevrouw Marijnissen eens; natuurlijk. Maar de vraag is ook of dat een besluit van ons vraagt. Daarvoor is namelijk een besluit nodig van de desbetreffende zorginstellingen. Zij moeten besluiten om in de zomermaanden extra mensen aan te nemen. Mevrouw Marijnissen weet ook wel dat dat ook in de budgetruimte zit. Daarin is ruimte voor vervanging van mensen tijdens ziekte en vakantie. Je kunt echter geen blik met opgeleide mensen opentrekken. Daar gaat het hier nu veel meer om. Er zitten nu wel helpenden en verzorgenden thuis. Zij hebben die opleiding. Ik zei al dat hiervoor bijna geldt: een plus een is twee. Daarom heb ik mijn vraag aan de staatssecretaris gesteld. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik wil aan mevrouw Keijzer dezelfde vraag stellen als de vraag die ik aan de woordvoerder van D66 en aan die van GroenLinks stelde. In hoeverre is mevrouw Keijzer bereid om namens de Kamer ook al snel een besluit te nemen om dat extra geld voor de verzorgings- en verpleeghuizen veilig te stellen? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Volgens mij ligt nu de Voorjaarsnota niet voor. Dat was wat ik hoorde na de interruptie bij mijn twee collega's. Als de Voorjaarsnota voorligt, zou het debat hierover kunnen worden gevoerd. Maar de heer Nijboer is woordvoerder Financiën. Hij weet dus natuurlijk ook wel dat er andere geschikte momenten zijn als er geld beschikbaar moet worden gesteld voor 2018. Als geen ander weet de heer Nijboer natuurlijk ook dat, als dat een besluit zou zijn, die vraag hup, direct op de formatietafel ligt. Dat is mijn insteek hier ook en dat heb ik net ook gezegd. De noodzaak is er; voor 2018 moet er iets gebeuren. Voor de woordvoerders voor de zorg is dan overigens bijvoorbeeld de bespreking van de voorlopige kaderbrief Wlz een van de momenten die daar voorligt. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben niet meer verrast over dit antwoord, want het lijkt al een beetje afgestemd met de onderhandelende partijen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Volgens mij zat er in mijn antwoord een variatie. 

De heer Nijboer (PvdA):

Er zit wel een reden achter. Ik vraag dit juist als woordvoerder Financiën. Een demissionair kabinet kan geen vergaande voorstellen meer doen voor extra geld voor de zorg, want er is geen meerderheid meer voor het kabinet van de coalitiepartijen. De Kamer moet dat dus doen. Dit debat gaat over de werkgelegenheid in de zorg. In dit debat kunnen we het kabinet in meerderheid vragen om toch een voorstel te doen, ondanks zijn demissionaire status. De PvdA is graag bereid om dat te doen. Waarom wil het CDA dat niet? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Het verbaast mij wel een beetje dat de PvdA bereid is om dat te doen, maar zo gaan de dingen, denk ik dan maar bij mijzelf. De heer Nijboer weet net zo goed als ik dat dit onderwerp aan de orde kan komen bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Daar moet dit debat gevoerd worden. Als de Kamer al daartoe besluit, komt het op dezelfde formatietafel terecht. Dat heb ik ook in mijn inbreng gezegd. Je kunt daarvoor een aantal momenten pakken. We zijn er met zijn allen van overtuigd dat er wat moet gebeuren. Daarom heeft de Kamer dat besluit al in december vorig jaar — dat is nog niet eens zo heel lang geleden — Kamerbreed, dus met alle partijen, genomen. 

De voorzitter:

U bent nu aan de beurt, mijnheer Nijboer. U spreekt namens de PvdA. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Allereerst mijn complimenten voor de maidenspeeches van mevrouw Marijnissen, mevrouw Hermans en mevrouw Van Brenk. Sorry, mevrouw Van Brenk, ik moest heel even zoeken waar u zit om u aan te kunnen kijken. Ik ben nog niet helemaal gewend, maar u zit bijna op mijn oude plek. Voor mij is dit ook een beetje een maidenspeech als woordvoerder Financiën in de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, maar het is mij een genoegen. 

Ik wil over drie dingen wat zeggen: ten eerste de immense hoeveelheid personeel die in de komende jaren nodig is in de zorg, ten tweede de arbeidsvoorwaarden en ten derde — daar gingen mijn interrupties al over — de vraag wat er nodig is in de ouderenzorg. Er wordt verwacht dat er alleen al in de komende vier jaar 145.000 mensen extra nodig zijn in de zorg. Dat is echt een enorm aantal. Daarvoor hebben we opleidingen nodig en studenten die zin hebben om weer in de zorg te werken. We hebben daarvoor een wat groter plan nodig dan het gewoon maar een beetje op zijn beloop te laten. Ik vraag de staatssecretaris of hij bereid is om zo'n plan op te stellen. We worden met zijn allen ouder. Dat is mooi, maar we genieten ook meer zorg en daarvoor zijn meer mensen nodig. 

Het tweede dat daarvoor nodig is, zijn goede arbeidsvoorwaarden. Er zijn veel debatten gevoerd over de arbeidsvoorwaarden in de thuiszorg. Die zijn ietwat verbeterd. Wij willen daar graag nog wat bij doen, zoals in ons verkiezingsprogramma staat, maar wij zijn nu niet aan zet. Wij vinden dat er in de zorg over de gehele linie beter betaald moet worden. Laat ik preciezer zijn: over bijna de gehele linie, want voor de medisch specialisten kan het wel een stuk minder. Je ziet eigenlijk hetzelfde gebeuren als in het grote bedrijfsleven: de top verdient heel goed, maar de mensen die het gewone werk doen, zijn wat achtergesteld. Dat moet in balans worden gebracht. 

Ik kom nu op het derde punt. Mijn interrupties gingen daar ook al over. Ik zeg dit niet om flauw te doen, want ook toen wij nog vol coalitiepartij waren, hebben wij ons in het afgelopen najaar geschaard achter de Kamermeerderheid om de kwaliteit van de ouderenzorg in de verpleeghuizen te verbeteren. Maar dat moet nu zo langzamerhand wel gaan gebeuren. Ik hoor D66, GroenLinks — de VVD heb ik niet gehoord, maar zij zal ongetwijfeld hetzelfde vinden, want het was een maidenspeech — en het CDA zeggen dat het op de formatietafel ligt. Dat getuigt van een heel groot vertrouwen over het feit dat u er snel uit bent met zijn allen. Als ik het een beetje goed heb beluisterd de afgelopen week, hoorde ik dat er nog heel grote verschillen zijn. Ik hoorde "we zijn er nog lang niet uit" en "we moeten het nog maar zien". Als je de ouderenzorg serieus neemt en als je staat voor wat je in de verkiezingen hebt gezegd, is het nodig om bij de Voorjaarsnota het besluit te nemen om daarvoor meer geld uit te trekken. Dat kan niet anders, want anders kunnen mensen niet op tijd worden aangenomen en weten verzorgings- en verpleeghuizen niet waar ze aan toe zijn. Dat besluit kan nu of bij de Voorjaarsnota genomen worden, maar het kabinet kan dat niet meer doen, want het is demissionair. De Kamer zal dit dus Kamerbreed moeten doen. Ik doe de collega's nogmaals een oproep om dit gezamenlijk te doen. Ik wil met u kijken naar formuleringen en naar de moeilijkheden. Ik ben zelf ook financieel woordvoerder geweest. Het komt allemaal heel precies, maar dit is wel het moment waarop het kan. De PvdA is graag bereid om dat te doen. Het is geen controversieel iets en we zijn het allemaal eens. Zelfs de VVD beloofde 2 miljard extra. Dat moet toch te doen zijn? Laten we dat dan ook met zijn allen proberen. Over de ouderenzorg en het manifest van Hugo Borst is steeds gezegd: dat nemen we serieus en daar gaan we mee aan de slag. Er zijn al stappen gezet door de Kamer. Laten we vandaag dan de volgende stap zetten. 

Mevrouw Agema (PVV):

Het verhaal van de heer Nijboer is mij van A tot Z uit het hart gegrepen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Tot uw dienst. 

Mevrouw Agema (PVV):

Maar ik ben tegelijkertijd ook compleet verbijsterd. Het was toch de Partij van de Arbeid die de afgelopen jaren die ouderenzorg van A tot Z, ook van A tot Z, volledig heeft afgebroken? Het CPB beraamde nog 55.000 banen erbij. Het werden er 55.000 minder. Uit de verzorgings- en verpleeghuizen werden 37.000 mensen ontslagen. Mevrouw Volp, uw voorganger, moest dreigen met opstappen om die motie over het manifest van Borst mee te mogen tekenen. Waarom heeft de Partij van de Arbeid niet eerder aan de bel getrokken en dit verhaal niet een paar jaar eerder verteld? Dan had al dat drama niet hoeven plaats te vinden. 

De heer Nijboer (PvdA):

Dit hebben we eerder ook verteld. Sterker nog, anderhalf jaar geleden zou er nog een half miljard op verzorgingshuizen bezuinigd worden. Het was een behoorlijke strijd, waar ik ook persoonlijk bij betrokken was, om dat van tafel te krijgen, maar dat is gelukt. Er is vorig jaar 100 miljoen extra uitgetrokken voor de zorg en we gaan nu verder. U hoort van ons dus hetzelfde verhaal. Het is nu wel anders, gezien de economische situatie waar we nu in zitten. Het is niet vanzelf dat de Nederlandse overheidsfinanciën, de economie en de werkgelegenheid weer groeien. Daar waren moeilijke maatregelen voor nodig, ook in de zorg. Daar loop ik niet voor weg. Die hebben pijn gedaan. Daar loop ik ook niet voor weg. Maar die waren wel nodig om nu weer te kunnen investeren, onder andere in de zorg, maar ook in onderwijs en in andere zaken. Wij willen dat nu ook doen. 

Mevrouw Agema (PVV):

O, dus op de vraag of er wel of niet voldoende handen aan het bed zijn, is het antwoord van de Partij van de Arbeid de vraag of het economisch beter of minder goed gaat met ons land. Dus als het economisch slechter gaat, hebben we 37.000 ontslagen en als het economische beter gaat, dan roept de Partij van de Arbeid dat er extra mensen bij moeten. Dat kan toch niet? Het is toch een demografisch verhaal? Er komen toch steeds meer hoogbejaarden bij die aan deur van verpleeghuizen kloppen en die steeds ziekere patiënten worden? Het is toch geen economisch rekensommetje? Waarom hebt u dit niet eerder gedaan? Waarom nu het kalf verdronken is? Waarom nu, nu ze met te weinig personeel zitten? Waarom nu, nu er door de Partij van de Arbeid 37.000 mensen in de verzorgingshuizen en verpleeghuizen zijn ontslagen? 

De heer Nijboer (PvdA):

De zorg moet natuurlijk altijd goed zijn. De vraag is wanneer er ruimte is voor extra investeringen. Als we het beleid van de PVV hadden gevolgd — voor zover er sprake is van beleid, met elf punten op een A4'tje — en de grenzen dicht waren gegaan, dan had iedereen in Rotterdam en op Schiphol die exporteert, zijn baan verloren. Dat je dan de collectieve voorzieningen voor ons onderwijs en onze zorg op een fatsoenlijk peil kunt houden, dat verhaal mag u houden, maar niemand gelooft daarin. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Agema. 

Mevrouw Agema (PVV):

Volgens mij gaat het nu in ieder geval in Engeland al een stuk beter. Voor de Partij van de Arbeid zijn hoogbejaarden dus campagnemateriaal. Nu het economisch beter gaat, kan de Partij van de Arbeid een hoop beloven, maar de Partij van de Arbeid heeft eerst alles afgebroken en heeft dat hier al die jaren verdedigd. Ik mag toch hopen dat de Partij van de Arbeid niet met elke wind die hier waait, verandert. Als we de grenzen hadden gesloten, hadden die 37.000 mensen niet ontslagen hoeven worden. Als we minder geld aan de Europese Unie kwijt zouden zijn, was er meer geld in eigen land. Nederland moet kiezen. Het is een verzorgingsstaat of een immigratieland. Ik hoop dat de Partij van de Arbeid die keuze ooit nog eens gaat maken, want dan hoeft ze bij de volgende crisis niet opnieuw de verpleeghuisbewoners bij het oud vuil te zetten. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik was wel voorbereid op een scherp debat in de commissie zorg. Daar staat de commissie ook om bekend. Het is niet alleen maar roepen in de politiek, het is ook af en toe proberen een meerderheid te krijgen. Ik zoek naar een mogelijkheid om een paar honderd miljoen extra te realiseren voor de ouderenzorg om die te verbeteren. Mevrouw Agema is dat met mij eens. Dan hoop ik dat daarvan iets doorklinkt in de inbreng. Dat hoeft niet. Ik bedoel, dat is ook een stijl, maar ik probeer dat hier te regelen vandaag. Dat ziet u ook. Ik heb de oproep gedaan aan collega's, ik heb geïnterrumpeerd en ik zal straks tijdens de schorsing ook nog het een en ander proberen. Ik proef wel enige steun, maar de toon die wordt gebruikt, is nog een beetje in de PVV-stijl. 

De voorzitter:

Een klein punt, mevrouw Agema. 

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel dat u mij nog even het woord geeft, voorzitter. Daarna zal ik niet meer interrumperen. Goed. Ik hoop dat de heer Nijboer dan ook het cordon sanitaire ten aanzien van de PVV wil doorbreken en samen met mij een motie gaat indienen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Er is geen sprake van een cordon sanitaire. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

De heer Nijboer maakte de opmerking dat de zorg goed moet zijn. Daarbij wekte hij ook de suggestie dat de zorg fantastisch is. Volgens mij hebben we afgelopen weekend bij Nieuwsuur gezien dat bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg sterk te wensen overlaat. Of neem de discussie over de verpleeghuiszorg. Er schijnt wel een norm te zijn voor verpleeghuiszorg, maar die is echt nog niet overal ingevoerd. Ik zou graag een bevestiging van de heer Nijboer krijgen dat hij toch ook wel vindt dat er op dit moment nog wel de nodige zorgen over de zorg zijn. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, ik vind beide. Aan de ene kant ben ik trots op de Nederlandse gezondheidszorg. Iedereen, ongeacht inkomen of afkomst, kan goede zorg krijgen, in het ziekenhuis, bij artsen, bij huisartsen die hartstikke goed werk doen, bij mensen die in de zorg werken, in de thuiszorg. Er wordt gewoon goede en mooie zorg verleend in Nederland. Tegelijkertijd zijn er problemen, in de ggz en elders. Daar hebt u gewoon gelijk in. Zoals overigens overal dingen beter kunnen en moeten. Maar over het algemeen is de PvdA trots op de mensen die werken in de zorg, die soms onder heel moeilijke, bureaucratische omstandigheden hun werk doen. Daar moeten we ook wat aan doen, maar daar hebben we het vandaag niet over. Natuurlijk moeten dingen beter, dat ben ik met mevrouw Van Brenk eens. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik ben blij dat u dat zegt. Inderdaad, er werken fantastische mensen in de zorg, met grote betrokkenheid. Ik wil ook nog een opmerking maken over de betaalbaarheid van de zorg. Eigenlijk had ik gehoopt die te horen van de PvdA. Voor veel mensen is dat eigen risico een behoorlijk punt. U zegt: de zorg is betaalbaar en makkelijk toegankelijk. Er zijn mensen die zorg mijden, juist om dit punt. Er zijn ook mensen die niet naar de huisarts durven, omdat ze dan medicijnen voorgeschreven krijgen waarvoor extra betaald moet worden. Volgens mij is er dus nog heel veel te doen in de zorg. Ik hoop dat de heer Nijboer dat met mij eens is. 

De heer Nijboer (PvdA):

Jazeker. Wij zijn voor het afschaffen van het eigen risico, maar wij zitten helaas niet aan de formatietafel, en dit is echt iets voor de formatietafel. Daar zitten wij niet meer aan, die positie is ons helaas niet vergund. Ik had het in dit debat over de ouderenzorg. Dat kan nu geregeld worden bij de Voorjaarsnota. Als we daarmee wachten, laten we de ouderenzorg in de steek. Het is echt aan de Kamer, dat kan niet aan het kabinet worden overgelaten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef tot slot het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Voor het eerst weer een groot zorgdebat na de verkiezingen. Het is fijn om naast het vertrouwde stemgeluid van de dames Agema, Keijzer en Dijkstra ook weer een aantal nieuwe stemmen in deze Kamer te horen. Een mooie mix van continuïteit en verversing, zou ik zeggen. Ik sluit me graag aan bij de complimenten die al zijn uitgesproken aan het adres van mevrouw Marijnissen, mevrouw Hermans en mevrouw Van Brenk. Ik vond dat mevrouw Ellemeet het wel heel mooi zei: betrokken, redelijk en strijdbaar. Dat klonk ook in alle maidenspeeches door. Meneer Nijboer had ook een soort maidenspeech als zorgwoordvoerder. Ik wil hem graag complimenteren met de snelle omschakeling van de regeringsmodus in de oppositiemodus. Dat is knap. Natuurlijk neemt hij ook zijn ervaring als woordvoerder financiën mee in dit debat. 

Kamerbreed werd gezegd dat het ongelooflijk belangrijk is dat we voldoende mensen en ook goede mensen hebben in de zorg. Dat is in het belang van de mensen die op die zorg zijn aangewezen, maar ook van het werkplezier van de mensen die in de zorg werken. Als je te maken hebt met een hoge werkdruk en er nog weer eens collega's uitvallen, dan komt er namelijk nog meer werk te drukken op de schouders van de mensen die nu al in de zorg werkzaam zijn. Het is dus een ongelofelijk belangrijk onderwerp. Hoe kunnen we dat personeelstekort in de zorg aanpakken? Er zijn nu al heel veel openstaande vacatures en het aantal ouderen dat op de zorg aangewezen is, neemt toe. Kortom: er is veel werk aan de winkel. 

Ten eerste sluit ik me graag aan bij de vragen die gesteld zijn over de numerus fixus voor een aantal verpleegkundeopleidingen. Die is toch wel heel raar, gezien het feit dat er juist zo veel extra mensen nodig zijn. Kan die numerus fixus niet van tafel? Als ik de afgelopen tijd vroeg hoe dat nou kan, hoorde ik terug: ja, inderdaad, het ligt aan de stageplekken. Je moet ook begeleiding kunnen bieden aan die stagiaires. Als dat het onderliggende probleem is, is er dan geen oplossing te vinden om dat tekort aan stageplaatsen al op korte termijn te verminderen? Ik zou de staatssecretaris willen vragen: hoeveel extra geld is daarvoor nodig? Of zijn er andere oplossingen mogelijk om meer begeleiding te kunnen bieden en daarmee meer stageplaatsen te kunnen creëren? 

Een tweede punt is de bijscholing en de doorstroming van bestaand personeel. Wat kan er gedaan worden om meer zorgverleners de kans te geven om zich om te scholen naar een hoger deskundigheidsniveau? Wat kan de staatssecretaris nog bijdragen om ervoor te zorgen dat dit wel gebeurt? 

Een derde punt is het vasthouden van het bestaande personeel. Het is natuurlijk ook cruciaal dat het werken in de zorg weer aantrekkelijk gemaakt wordt. Dat kan door de werkdruk te laten dalen, maar ook door de administratieve lasten te verminderen. Juist die enorme administratieve rompslomp vermindert het werkplezier in de zorg. Dat hoor je niet alleen terug in contacten met mensen uit de zorg; je leest het ook in allerlei rapporten. Ook om die reden wil ik de staatssecretaris vragen welke mogelijkheden hij ziet om daar op korte termijn verder iets aan te doen. Tijdens het debat over de administratieve lasten van afgelopen september kreeg ik van de staatssecretaris de toezegging dat hij met een schrapwet zou komen. Ik heb nog geen wetsvoorstel gezien. Wanneer kunnen we dat wetsvoorstel wel verwachten? 

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. 

De vergadering wordt van 15.54 uur tot 16.05 uur geschorst. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Allereerst feliciteer en complimenteer ook ik de leden Marijnissen, Hermans en Van Brenk met hun maidenspeech en ook een beetje mevrouw Ellemeet met haar halve maidenspeech. Ik spreek de hoop en ook wel een beetje de verwachting uit dat wij in de tijd die mij nog is gegeven, prettig samen zullen werken. Bovendien wens ik hun allemaal veel geluk, genoegen en misschien wel een beetje plezier in het vervullen van het mooie ambt dat zij hebben aanvaard. Het feit dat zij ervoor gekozen hebben of dat het lot voor hen heeft bepaald dat zij de portefeuille zorg doen, zal de komende tijd altijd een zekere mate van spanning en sensatie met zich meebrengen. Ik wijs er maar op dat zo'n beetje het laatste plenaire debat voor de verkiezingen en ook het eerste plenaire debat na de verkiezingen over de zorg gingen. Dat zegt wel het nodige. 

Ik heb nu enige ervaring in dit dossier. Misschien moet ik ook een soort wens uitspreken voor de komende periode, althans de komende periode die ik nog mag meemaken. Ik denk dat we niets af moeten doen aan de ingewikkeldheid van de dossiers die we met elkaar hebben besproken en gaan bespreken en die ook door de Kamer zijn behandeld. Ik ben me ook zeer bewust van het feit dat de combinatie van hervormen en houdbaar maken van de zorg natuurlijk een heel ongemakkelijke en moeilijke combinatie is en was. Ik constateer wel met enig plezier dat in de verkiezingsprogramma's weliswaar accentverschillen zitten, maar dat ondanks de heel heftige debatten die we in deze Kamer met elkaar hebben gevoerd, heel weinig partijen een andere visie hebben op de hervormingen die zijn doorgevoerd en dat die hervormingen in ieder geval niet worden teruggedraaid. Dat is in ieder geval een constatering. 

Mevrouw Marijnissen vergeleek mij met een piloot. Ik heb er inderdaad voor gekozen om piloot te zijn in moeilijk weer. Ja, je kunt er ook voor kiezen om stuurman of stuurvrouw aan de kant te zijn. Beide keuzes zijn aanvaardbaar, maar ik sta voor de keuze die ik op dat punt heb gemaakt. 

Er is het nodige gebeurd. De langdurige zorg is niet volledig afgebroken, zoals sommigen zeggen. Ik raad iedereen aan om toch gewoon naar de cijfertjes te kijken. De budgetten zijn nu zodanig dat ze min of meer in de pas lopen met de ontwikkeling van de economische groei, waaronder de demografie. Dat betekent dat we de demografie en de economische groei kunnen faciliteren, maar het betekent ook iets heel anders. Het gaat niet alleen om verhalen over bezuinigen of hervormen; dit betekent ook dat de betaalbaarheid van de zorg een beetje op orde begint te komen, ook voor mensen met een kleine, smalle beurs. Elk jaar betaalt iedereen ongelofelijk veel aan de zorg. Al die maatregelen zijn er natuurlijk ook op gericht om een andere kwaliteit mogelijk te maken, de zorg dichter bij de mensen te brengen en ervoor te zorgen dat we de zorg thuis beter maken, maar ze zijn er ook op gericht om de zorg voor gewone mensen betaalbaar te houden. Dat is ongelofelijk belangrijk, want mensen betalen zich nu al helemaal blauw aan de zorg. 

Door alle inspanningen lijken wij erin te slagen in de komende periode ruimte te hebben en te maken voor nieuwe investeringen en om ons te buigen over het probleem dat al op onze agenda stond maar waarvan wij ons nu nog meer bewust zijn, namelijk de vraag hoe wij ervoor zorgen dat er voldoende personeel is om dat mooie extra werk in de zorg te doen. Het lijkt erop dat er in de komende periode extra geld beschikbaar komt. Ik moet soms moeite doen om niet met enige jaloezie naar de formatietafel te kijken. Het zijn wel andere discussies dan vier jaar geleden. Ik feliciteer de formatiepartijen daarmee. Ik hoop dat dit snel tot resultaat leidt. 

Zoals bekend is eerder in de Kamer gesproken over de vraag wat de discussie over de verpleeghuiszorg en de kwaliteitsdiscussie betekenen. Ik heb toen beloofd dat ik een eerste impactanalyse van het nieuwe kwaliteitskader zo snel mogelijk aan de Kamer zal sturen. Ik ga ervan uit dat ik dat eind deze week of begin volgende week kan doen. Misschien helpt dit ook nog wat aan de formatietafel. Deze staatssecretaris kan dan in ieder geval voor enige dienstverlening aan de formatiepartijen zorgen. 

Daarnaast is er nog een ander algemeen punt en dat heeft betrekking op de discussie over de arbeidsmarkt en het imago. Ik heb de afgelopen periode heel veel verpleeghuizen, wijkverpleging en thuiszorg bezocht. Natuurlijk was er veel discussie en zijn er veel zorgen, maar er was een hartenkreet van bijna iedere verplegende, verzorgende en helpende: kunt u ervoor zorgen dat er niet alleen maar negatief over de zorg en de langdurige zorg wordt gesproken? Dat is zo belangrijk en het was een unisono verhaal. Ik vind dat wij als politiek daarin een bijzondere verantwoordelijkheid hebben. Ja, wij zijn ervoor om dingen die niet goed gaan, aan de orde te stellen. Wij zijn ervoor om dingen die verbetering behoeven, op de agenda te zetten. Wij moeten niet alleen onze waardering uitspreken voor al die noeste werkers en werksters in de zorg, maar die vooral ook tot uitdrukking laten komen in onze debatten en onze houding. Ook wij kunnen bijdragen aan een beter imago van de sector die dit zo van harte verdient, omdat er elke dag met zo veel passie wordt gewerkt, soms alleen maar voor een glimlach. Ik denk dat wij ons heel erg bewust moeten zijn van het feit dat dit een bijzondere verantwoordelijkheid is, niet om net te doen alsof er geen problemen zijn en ook niet om die niet aan de orde te stellen. Als wij praten over een beter imago van de zorg moeten wij, nu er grote tekorten ontstaan, zeker ook in de langdurige zorg, ervoor zorgen dat dit imago in woord en daad wordt verbeterd. 

Een aantal leden heeft al gezegd dat de situatie op de arbeidsmarkt in rap tempo verandert. Die veranderde al, maar het wordt nu zichtbaarder. Het aantal moeilijk vervulbare vacatures stijgt, de instroom in de WW neemt af en de werkgelegenheid neemt naar verwachting weer toe in 2017. Het is inderdaad nu al lastig om vacatures te vervullen zowel voor gespecialiseerd verpleegkundigen in de acute zorg en verzorgenden en verpleegkundigen in de verpleeghuiszorg als voor de wijkverpleegkundige zorg. Als de huidige trend zich voortzet, zullen wij in 2020 naar verwachting spreken over een tekort van 20.000 personen. Die analyses van de arbeidsmarkt en de verschillende scenario's die daaraan ten grondslag liggen, moeten heel nauwgezet in beeld worden gebracht. Ik zal het nieuwe rapport van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn op korte termijn aan de Kamer sturen. Daarin is een uitgebreide analyse van de arbeidsmarkt nu en in de komende periode opgenomen. 

Het is belangrijk dat wij niet alleen het oog houden op de kwantitatieve opgave, maar ook op de kwalitatieve opgave, omdat de zorg enorm verandert. Ik denk dan niet alleen aan de combinaties van zorg en welzijn die nu belangrijker worden, maar ook aan de ontwikkeling van e-health en technologie. Daarover heeft een aantal leden behartigenswaardige woorden gesproken. De organisatie van het vak verandert. De integratie van het vak verandert. Zorg en welzijn gaan meer samenwerken en de context waarin de zorg moet worden verleend, verandert. Ik denk alleen al aan de samenwerking met familie, verwanten en bewoners die heel andere eisen aan het vak stelt. Er is veel in gang gezet, ik zal dat straks heel kort aanraken, maar er ligt nog een hele agenda voor ons. Wij moeten nadenken over de vraag hoe wij de instroom in het vak kunnen verbeteren. Wij moeten ook nadenken over de vraag hoe wij de om-, her- en bijscholing kunnen verbeteren. Wij moeten verder nadenken over de vraag hoe wij het werk anders organiseren. Ik sprak al over de combinatie van de functies zorg en welzijn. De heer Nijboer zei terecht dat wij ook moeten kijken naar de arbeidsvoorwaarden. Wat moet er, kijkende door je oogharen, in de komende periode gebeuren? Er moet veel meer vast personeel komen. Er moet minder flex zijn. Er kunnen meer ouderen in de zorg gaan werken. We kunnen ook meer zijinstromers helpen om weer in de zorg te werken. 

Er is in de afgelopen periode op al die punten het nodige in gang gezet. Soms is er sprake van een sectorgerichte aanpak. Ik heb het Plan van Aanpak Kwaliteit Verpleeghuizen op verzoek van D66 al eerder naar de Kamer gestuurd. Soms is er sprake van een regionale aanpak, waarin de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt op een heel andere manier moet worden vormgegeven. Er moeten veel meer contacten zijn tussen de opleidingsinstellingen en de zorgaanbieders. Soms is er ook een overstijgende agenda. Sociale partners werken nu samen onder leiding van SER-kroonlid en hoogleraar Romke van der Veen om voor de toekomst een heel concrete actieagenda voor alle partijen neer te zetten, gericht op: wie doet wat wanneer? Dat is een beetje de vraag die mevrouw Dijkstra stelde. Het gaat over de volle breedte van de zorg, de intramurale verpleging en verzorging, de thuiszorg, de wijkverpleegkundige zorg, de eerstelijnszorg en de acute zorg in de ziekenhuizen. 

Het is natuurlijk altijd een beetje lastig om te kijken wat je als demissionair kabinet nog kunt doen, maar gelet op het verzoek van de Kamer om een geïntegreerd beeld te krijgen, niet alleen qua analyse maar ook gericht op de vraag hoe we ervoor staan in de verschillende sectoren, zeg ik graag toe om zeer binnenkort een brief over de arbeidsmarktontwikkelingen — hoe het was en wat we kunnen verwachten — naar de Kamer te sturen. Dan kunnen alle partijen daar gebruik van maken. 

Ik zal kort een aantal opmerkingen maken over de verpleeghuizen. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Ik heb een vraag aan de staatssecretaris. Ik begrijp dat hij nog steeds achter het beleid staat dat hij de afgelopen periode heeft vormgegeven. Zoals hij weet, ligt mijn verleden bij de vakbond. Ik werd daar vaak uitgenodigd om te komen praten over ontslagrondes. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik heb u daar wel eens ontmoet. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Dat klopt. Ik werd vaak uitgenodigd voor ontslagrondes voor personeel op niveau 1 en niveau 2. Dit personeel moest het verpleeghuis uit, onder andere door het beleid van dit kabinet. Ik hoor u net zeggen dat het niet alleen over de kwantiteit en de kwaliteit gaat. Bedoelt u daarmee dat u nog steeds dezelfde analyse heeft, namelijk dat er eigenlijk geen plek meer is in het verpleeghuis voor personeel op niveau 1 en niveau 2? Die mensen zijn in de afgelopen periode natuurlijk en masse ontslagen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Die analyse heb ik nooit gehad. Zoals u weet, heb ik nogal indringend het vraagstuk aan de orde gesteld wat de kwaliteit van de toekomst is in verpleeghuizen. Die is tweeledig. Enerzijds moeten we er rekening mee houden dat we met een complexere zorgvraag te maken krijgen, omdat mensen op een veel latere leeftijd in een verpleeghuis komen. Hierdoor ontstaat een andersoortige en ingewikkeldere zorgvraag. Dit vraagt om een opleidingsniveau waardoor je weet hoe je hiermee om moet gaan, met behulp van andere disciplines. Anderzijds is de kwaliteit van leven minstens zo belangrijk. Activiteitenbegeleiding en dagbesteding spelen dus misschien nog wel een belangrijkere rol. Deze vragen om een andersoortige opleiding. Hierbij kan uitstekend gebruikgemaakt worden van de ervaring die mensen van niveau 1 en 2 hebben. In de afgelopen jaren heb je gezien dat de samenstelling van het personeel is gewijzigd, hoewel dit meer het geval was in de verzorgingshuizen dan in de verpleeghuizen. Ik denk dat het personeel in de toekomst een mix moet zijn van aan de ene kant meer kennis, kunde en competentie op het gebied van zware zorg en aan de andere kant veel meer aandacht voor zingeving, dagbesteding en activiteiten. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Dat begrijp ik. Hoe kijkt u dan aan tegen het probleem van de korte termijn? Mevrouw Keijzer had het net over de aanstaande zomer. De zomerperiode is altijd een periode vol problemen. Mensen van niveau 1 en niveau 2 zijn, zoals ik net al zei, en masse ontslagen. Daar werd ik zelf als vakbondsbestuurder bij uitgenodigd. Eentje zit er hier op de tribune. Die is morgen beschikbaar om te werken als zij een baan krijgt aangeboden op niveau 2. Die banen zijn er op dit moment echter niet. Bent u het met ons eens dat dit stuk welzijn, tijd om een keer te wandelen, tijd om een keer de krant te kunnen lezen of hulp bij voeding, iets wat een voedingsassistent met niveau 1 doet, elementair is in een verpleeghuis? Moeten we niet juist alles uit de kast halen om die mensen met niveau 1 of 2 terug te halen? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat ben ik eigenlijk wel met mevrouw Marijnissen eens. Dat is ook een van de redenen waarom ik met betrekking tot de 100 miljoen die ik vorig jaar ter beschikking heb gesteld voor dit jaar, heb gezegd: laten we alvast beginnen daar waar de nood het hoogst is, zodat onder andere de acute personeelsvraagstukken mede kunnen worden opgelost. Dit is een demissionair kabinet. Dat betekent dat wij van onze kant geacht worden geen initiatieven te nemen. Ik heb van de formatiepartijen begrepen dat ze dat allemaal wel doen en dat die formatie heel snel gaat, zodat misschien nog wel bij Voorjaarsnota allerlei besluiten kunnen worden genomen. Ik heb dat overigens nog niet helemaal gehoord. Ik stel mij dus wat terughoudend op. 

De voorzitter:

Dan weet u meer dan wij. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik stel mij dus wat terughoudend op. Ik weet niet precies wat het tijdschema is van die formatiepartijen. Ik constateer wel een paar dingen. Ten eerste: het wordt heel belangrijk gevonden. Ten tweede: iedereen heeft dat in zijn verkiezingsprogramma staan. Dus ten derde: wat let er om de besluitvorming op dat punt dan af te wachten? Ik wacht met spanning en ook wel een beetje verwachting af wat er op dat terrein gaat gebeuren. 

Mevrouw Agema (PVV):

Ik vraag mij af waarom de staatssecretaris eigenlijk terughoudend af staat te wachten. Hij zit nog op zijn post. Er zijn net 37.000 mensen ontslagen uit de instellingen. Er is een overschot van 3 miljard euro. Hij weet dat er 100 miljoen tekort is. Hij weet dat zowel ActiZ als het Centraal Planbureau heeft becijferd dat minimaal 2 miljard euro nodig is. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik stuur de impactanalyse van de Zorgautoriteit naar de Kamer. 

Mevrouw Agema (PVV):

Waarom slaat de staatssecretaris dan niet met zijn vuist op tafel en zegt hij niet gewoon tegen demissionair minister Dijsselbloem: hier? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Omdat in een demissionaire periode het kabinet demissionair is maar de Kamer niet. De Kamer is met 81% van de stemmen gekozen. Dus we hebben een missionaire Kamer en een demissionair kabinet. Dan past dus enige bescheidenheid. Als de Kamer iets anders wil, moet zij daar een uitspraak over doen. 

Mevrouw Agema (PVV):

Waarom richt de staatssecretaris zich dan niet passievol richting de Kamer? Waarom kijkt hij de Kamer niet rond? Regel dit, Kamer! Zorg voor die 2 miljard! Er is een begrotingsoverschot van 3 miljard, regel dit, Kamer, doe dit! Hier past juist geen bescheidenheid, hier past passie. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Soms gaat passie gepaard met bescheidenheid. Dat zult u misschien niet geloven maar het is wel zo. Sterker nog, daar wordt het spannender van. 

De voorzitter:

Nou, vertel wat we hier hebben! 

Staatssecretaris Van Rijn:

U hebt mij, denk ik, met passie horen spreken over het gehele traject dat we hebben doorgevoerd ten aanzien van de verpleeghuizen. De oorspronkelijke bezuiniging van 500 miljoen hebben we geschrapt. Er is 200 miljoen extra uitgetrokken voor dagbesteding en opleidingsactiviteiten, waarbij het personeel en de ondernemingsraad toestemming moeten geven. Er is 100 miljoen uitgetrokken om alvast te beginnen, vooruitlopend op het kwaliteitskader. Dat kwaliteitskader is er gekomen. Vervolgens heb ik de Zorgautoriteit gevraagd uit te rekenen wat het zou gaan kosten. Als dat geen passie is, dan weet ik het niet meer. De bescheidenheid zit er in dat het inderdaad nu aan de Kamer en de formerende partijen is om te kijken wat ze daarmee doen. Mijn hart klopt vol verwachting. Dat is altijd zo als je passie hebt. 

Ik heb daarmee in algemene zin mijn tekst over de verpleeghuizen kunnen uitspreken. Zoals ik al zei, zijn er twee verschillende ontwikkelingen die wel samenkomen. Enerzijds zijn er de complexere zorgvraagstukken, waarbij soms een andere competentie van personeel wordt gevraagd, en anderzijds zijn er de welzijnsvraagstukken waarbij levenservaring en een arm om de schouder van de bewoner nog veel meer doen dan alleen maar zorgen dat de basiszorg op orde is. Die discussie zit ook precies in het kwaliteitskader. 

Mevrouw Keijzer heeft gevraagd hoe het dan nu met de handhaving zit. Die start vanaf nu. In het kwaliteitskader wordt juist die mix aangegeven. Dus niet alleen maar kijken naar de basisveiligheid die op orde moet zijn, zoals medicatieveiligheid en hygiëne, maar ook kijken naar kwaliteit van leven en nagaan of de personeelsbezetting voortdurend wordt afgestemd op de groep die je hebt, hetgeen voor dementerenden anders is dan voor een groep met korsakov of huntington. Ook gaat het erom dat nagegaan wordt of de leider van het tehuis zich op de werkvloer begeeft en de mensen kent. In dat kwaliteitskader is de personeelskant een heel belangrijk punt. Daarnaast zijn er nog tal van andere punten waar de inspectie vanaf heden met de organisaties over kan spreken. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Als je de leidraad leest, dan moet er een gesprek komen met het personeel, waar uiteindelijk dan uitkomt wat daar de norm is. Het is dan aan het bestuur van de instelling om ervoor te zorgen dat dit in de praktijk zijn beslag krijgt. Vluchten kan dan niet meer. Dat geldt nu al. Dat heeft de staatssecretaris gezegd. Ik ben dan wel benieuwd naar de manier waarop het nu gaat in de praktijk. De inspectie doet tegenwoordig gelukkig ook onaangekondigde bezoeken. Zij komt binnen, weet dat het gesprek is gevoerd en dat de norm twee op acht is. Als zij constateert dat die norm niet wordt gehaald, wat dan? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan wordt meestal bekeken of de kwaliteit op orde is. Vervolgens wordt bekeken of de instelling werkt aan het zichtbaar maken van de kwaliteit. Dat is ook belangrijk. Tot slot wordt bekeken hoe er gewerkt wordt naar de kwaliteitsnormen die er nu zijn. Er zit ook een financiële component aan. Precies om die reden heb ik de Zorgautoriteit gevraagd om na te gaan wat het kwaliteitskader betekent in termen van financiën. Daar heeft zij nu een eerste impactanalyse op gedaan. Zij kijkt overigens nog verder naar de kostprijsmethodiek, maar dat is van iets latere zorg. Dat verhaal ligt er nu. Mevrouw Keijzer heeft net aangekondigd dat zij zelf zeer bereid is om te bekijken of er financiële consequenties voortvloeien uit het kwaliteitskader en of de eerste impactanalyse leidt tot besluitvorming, ook door de politiek. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

In deze zin is er niets veranderd: ik stel een heel concrete vraag, maar krijg het complete kwaliteitskader als antwoord. Stel dat op een gegeven moment in een instelling wordt vastgesteld dat de norm twee op acht is, dat de inspectie komt en constateert dat dit niet aan de orde is, wat gebeurt er dan? Hoe ziet dat er in de praktijk uit? Ik wil gewoon even een concreet antwoord. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan wordt het meestal een oplopende ladder. Eerst wordt de instelling in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde periode tot een zodanige verbetering te komen, dat zij wel aan de norm voldoet. Lukt dat onvoldoende, dan kan er een aanwijzing volgen. Lukt dat onvoldoende, dan kan een last onder dwangsom volgen, waardoor het toezicht als het ware steeds wordt aangescherpt. Dat is de normale toezichtspraktijk, zoals die nu plaatsvindt. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Als ik het goed begrijp, gaat het dus zo. De inspectie komt binnen en vraagt: hebt u een norm? Als de instelling geen norm heeft, geldt de ladder, maar als zij wel een norm heeft, geldt de ladder ook. Uiteindelijk kan dan dus een last onder dwangsom worden opgelegd. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Zeker. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Helder. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik kom nu toe aan de specifieke vragen die gesteld zijn. De vraag van mevrouw Marijnissen of we per direct geld kunnen uittrekken, heb ik geprobeerd te beantwoorden met passie en bescheidenheid. Zoals ik heb gezegd, is de Zorgautoriteit bezig om een analyse te maken. Ik hoop dat ik die zeer binnenkort naar de Kamer kan sturen, zodat iedereen daar gebruik van kan maken. Het nieuwe kabinet of de formatietafel zou daar dan snel een besluit over kunnen nemen. 

Mevrouw Dijkstra vroeg wat de concrete plannen zijn om de tekorten in de zorg aan te pakken. Ik heb daar in algemene zin al iets over gezegd. Ik heb ook beloofd om de arbeidsmarktbrief heel snel naar de Kamer te sturen. We zijn nu bezig met een drieslag. Ten eerste is er een sectorgewijze aanpak. Wat is er bijvoorbeeld nodig voor de verpleeghuissector of voor de acute zorg in de ziekenhuizen? Ten tweede is er een sectorgerichte aanpak om de verbinding tussen zorg, onderwijs en zorgaanbod te verbeteren. Ten derde wordt bekeken wat de gemeenschappelijke knelpunten zijn, want het zou zo kunnen zijn — nu doe ik een beetje een voorspelling over de brief die we aan het maken zijn — dat we de arbeidsmarkt van de zorg veel integraler moeten bekijken en niet zozeer per deelsector. Voor de doorstroming, de opleiding en de flexibiliteit van de opleidingen moet je zorgbreed kijken en zelfs nog veel breder dan alleen de zorg: ook de welzijnskant moet je erbij betrekken. Sommige roc's zijn al bezig om te bekijken hoe je de schotten, waarvan er nu te veel zijn, een beetje kunt afbreken, zodat het arbeidsmarktperspectief voor iedereen die een zorgopleiding volgt, nog verder wordt vergroot. Deze informatie zal de Kamer in de arbeidsmarktbrief nog wel aantreffen. 

Mevrouw Dijkstra en anderen hebben gevraagd naar de numerus fixus. 

De voorzitter:

Mevrouw Dijkstra heeft nog een vraag over het vorige punt. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Wanneer kunnen we die arbeidsmarktbrief ongeveer verwachten? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Als ik een inschatting moet maken, wordt dat volgende week. Als ik echter alle vragen die u stelt er nog in moet meenemen, wordt het misschien iets later, maar dat is ongeveer het tijdschema. 

Het is misschien goed om eerst de getallen in het kader van de numerus fixus op een rij te zetten. In de afgelopen jaren zijn alle eerstejaarsstudenten voor de voltijdopleidingen hbo verpleegkunde geplaatst. Bij de deeltijdopleiding van het studiejaar 2015-2016 zijn 10 op de ongeveer 600 studenten niet toegelaten. De reden daarvoor is overigens niet bekend. Het aantal studenten hbo verpleegkunde neemt wel toe. In 2006 werden er nog 3.800 opgeleid, in 2012 waren dat er 5.000 en in 2016 naar verwachting ergens tussen de 6.000 en 7.000. 

De numerus fixus is een besluit van de instellingen. Die is vier jaar geleden ingesteld om de kwaliteit van de opleiding te kunnen borgen. Dan kom je een beetje in een vicieuze cirkel terecht: zijn er voldoende stageplaatsen of niet? Vier jaar geleden was er een onverwachte verdubbeling van de instroom van eerstejaarsstudenten. Uit die tijd dateert die numerus fixus. Op dit moment neemt het aantal hbo-opleidingen verpleegkunde met een numerus fixus sterk af. Zo hadden veertien van de zeventien hbo- opleidingen verpleegkunde in het studiejaar 2016 een numerus fixus. Voor het komende studiejaar, 2017-2018, zijn er vijf opleidingen met een numerus fixus. Overigens ben ik het wel eens met het beeld. Wat mij betreft ben en blijf ik in gesprek met zowel het ministerie van Onderwijs als de onderwijsinstellingen om te bekijken of wij die laatste numerus fixus ook gewoon kunnen afschaffen. De roep om de opleiding is immers groot. Je moet wel heel sterke argumenten hebben om als eerste stap een numerus fixus in te stellen. Ik denk dat wij er eigenlijk vanaf moeten. Nogmaals, dat begint al te komen. Er is nog een vijftal. 

De heer Van der Staaij (SGP):

De staatssecretaris gaf al aan dat hij nog in gesprek is om te bekijken of de numerus fixus bij de vijf overgebleven opleidingen niet ook nog weg kan. Wanneer kan hij daar duidelijkheid over verschaffen? Je merkt namelijk in de praktijk dat het bestaande beeld — het is maar de vraag of je daar daadwerkelijk wordt toegelaten — toch negatief doorstraalt op studenten die overwegen om voor zo'n opleiding te kiezen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik kan het niet helemaal overzien, maar ik kan me voorstellen dat ik de Kamer in een van de arbeidsmarktbrieven die wij in de komende periode ongetwijfeld zullen toezenden, daarover even rapporteer. Ik denk niet dat het in de komende brief al lukt, maar over een maand of zo kan ik daar wat over zeggen. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Maar er zit nu natuurlijk een arbeidsmarktbrief aan te komen. Het punt speelt nu. Breed wordt eigenlijk gezegd dat wij dit niet moeten hebben; dat kwam ook in de afgelopen campagne naar voren. Kunnen wij niet het ijzer smeden nu het heet is, en nu het signaal krijgen: wij stoppen met de numerus fixus? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voor de goede orde: het is een beslissing van de instellingen. De gesprekken lopen nu inderdaad. We bekijken natuurlijk even breder wat de oorzaak is waardoor je een numerus fixus hebt. Moeten wij die nu eigenlijk nog handhaven vanwege het gebrek aan stageplaatsen? In dat geval moeten wij dát eigenlijk oplossen. Daar zijn wij nu wel mee bezig. We smeden het ijzer wanneer het heet is. We gaan dus niet zitten wachten tot er een keer een standpunt komt. Wij zijn die gesprekken nu al aan het voeren. Maar de heer Van der Staaij vroeg concreet wanneer ze naar mijn idee tot resultaat leiden. Dat kan ik even niet zeggen. 

Voorzitter. Mevrouw Dijkstra heeft een vraag gesteld over de zijinstroom. Dat is een zeer belangrijk punt. Er zijn een aantal manieren om die te bevorderen. Dat kan door actief mensen te werven en op te leiden. Er zijn instellingen die dat doen. Ik wijs erop dat in het Sectorplan Zorg 68.000 medewerkers om-, her- en bijgeschoold zijn. Ik heb onlangs, vorige week, met een aantal mensen gesproken die een bijscholing hebben doorlopen. Zij waren daar zeer enthousiast over en werken nu vol passie in de zorg. Er zijn een aantal projecten, zoals Sterk in je werk, zorg voor jezelf, waarin kwetsbare groepen wegwijs worden gemaakt om in de zorg terecht te komen. Wij werken ook samen met het UWV om de mensen die volgens de data daar beschikbaar zouden zijn voor de zorg actief op te sporen. In het kader van die arbeidsmarktplannen zullen wij echt ook veel aandacht besteden aan de zijinstroom, omdat dat een belangrijke stroom zou kunnen zijn om een deel van het personeelsprobleem inderdaad te kunnen oplossen. 

De vragen van mevrouw Dijkstra over het Kwaliteitskader en de leidraad heb ik al beantwoord, denk ik. 

Misschien kan ik nog even een verdieping geven rond de stageplaatsen. De belangrijkste vraag die ik ben tegengekomen, is de volgende. Hoe vinden partijen elkaar beter als je meer stageplaatsen wilt? Soms is de infrastructuur van de opleiding en het zorgaanbod namelijk niet zodanig dat partijen elkaar snel weten te vinden. Door de regionale plannen die we nu aan het maken zijn, wordt dat steeds hechter. Er komt als het ware een soort infrastructuur tussen zorgverlener, zorgaanbod en zorgopleidingen. Daar waar dat goed loopt, worden er heel goede resultaten bereikt, omdat het aantal stageplaatsen dan toeneemt. Er is een stagefonds van 112 miljoen om stageplekken voor werkgevers aantrekkelijker te maken. Het aantal stageplekken is inmiddels ook verdubbeld; dat geeft al aan dat we daar langzaam maar zeker resultaten aan het bereiken zijn. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de stageproblematiek. Ik hoor uit het veld dat het niet alleen een probleem is om de goede koppeling te vinden tussen opleiding en instellingen, maar dat er ook veel instellingen zijn die aangeven gewoon geen beschikbaarheid te hebben. Ze hebben geen mensen, geen ruimte en geen tijd om stagiaires echt goed te begeleiden. Dat is toch echt een ander probleem dan een goede koppeling tussen opleidingen en instellingen. Herkent de staatssecretaris dit? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ja. In ieder geval deels. Als je heel krap in je personeel zit, of van mening bent dat dat zo is, voel je weinig ruimte om ook nog stagiairs te begeleiden. Tegelijkertijd zie ik ook dat als instellingen er heel bewust voor kiezen om het begeleiden onderdeel van hun bedrijfsvoering te maken, met het idee dat het erbij hoort en dat ze mensen moeten opleiden die deels leren en deels meewerken, zij dat ervaren als een enorme aanvulling op hun eigen bedrijfsvoering. Maar het is onmiskenbaar zo dat als er meer geld ter beschikking zou komen voor meer personeel, er ook meer ruimte wordt gevoeld om stagiairs te begeleiden. Het is dus geen noodzakelijke voorwaarde, maar het helpt wel. Overigens is het ook een kwestie van bewustwording. Steeds meer werkgevers worden zich ervan bewust dat het aanbieden van stageplekken helpt om aantrekkelijk te zijn en te blijven. Het aantal voltijds stageplekken in 2007 was 2.441 en in 2015-2016 was het 4.721. Dat is dus een verdubbeling van het aantal stages. Je ziet het bewustzijn zeer sterk toenemen. Maar het klopt dat de gevoelde personeelskrapte een factor kan zijn om te zeggen: dit wil ik er niet bij hebben. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Is de staatssecretaris het dan met mij eens dat het belangrijk is om een goede probleemanalyse te hebben, dus dat je weet wat de oorzaken zijn voor het niet goed georganiseerd krijgen van voldoende stageplekken? Het begint ermee dat we eerst heel goed onderzocht hebben waarom het nog niet lukt. Is die probleemanalyse er? Kan de Kamer die dan ook krijgen? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ja, die zit onder andere in de arbeidsmarktbrief die ik al aankondigde. Daar zullen we erop ingaan. Je ziet dat de regionale aanpak, waarbij zorgopleider en zorgopleidingen veel structureler in contact worden gebracht met de verzamelde werkgevers, leidt tot veel betere afspraken over het aantal stageplekken. Je gaat het arbeidsmarktvraagstuk in de zorg pas tot je eigen verantwoordelijkheid rekenen als je er heel veel last van hebt. In de afgelopen maanden merkte ik in alle gesprekken met de zorgopleiders en de zorgaanbieders dat het besef elkaar te moeten vinden om te bekijken wat er in de eigen regio aan de hand is, hoe er moet worden samengewerkt, hoeveel stageplekken er nodig zijn en wat dat betekent voor de lange termijn, de strategische personeelsplanning, nu veel meer opgeld doet. Dat is precies de weg die we met elkaar moeten volgen. 

Voorzitter. Mevrouw Hermans vroeg naar de toezegging betreffende de integrale arbeidsmarktanalyse. In de afgelopen periode is inderdaad gewerkt aan een uitgebreide analyse; in het kader van de arbeidsmarktbrief zal ik die op korte termijn aan de Kamer doen toekomen. Dan hebben we in ieder geval de cijfers in handen en kan de Kamer conclusies trekken op basis van die analyse. 

Mevrouw Hermans vroeg ook hoe het zit met de scholingsvouchers. Halverwege februari waren er ongeveer 1.050 aanvragen gedaan. Daarvan waren er 437 toegekend en 254 afgewezen. 360 aanvragen waren nog in behandeling. We hebben nog even bij het ministerie van SZW gevraagd of dit aantal nu begint toe te nemen. Dat is het geval. Er is ook een aantal projecten waarin mensen actief worden gewezen op de scholingsvouchers. Ik maak hier wel de kanttekening bij dat scholingsvouchers voor mensen die nu een werkloosheidsuitkering hebben, op zich een beperkte impuls zijn om hun aantrekkelijkheid op de arbeidsmarkt verder te vergroten. Ze zijn natuurlijk geen antwoord als je bijvoorbeeld van een mbo-opleiding naar een hbo-opleiding wilt komen. Daar zijn die vouchers natuurlijk niet voor. Ik vind het in ieder geval goed om te zien dat de aanvankelijke terughoudendheid wat lijkt te verdwijnen. 

Mevrouw Van Brenk vroeg mij of ik ook bereid was om actief 45-plussers te stimuleren om te werken in de zorg. In mijn bijdrage heb ik aangegeven dat ik dat inderdaad een belangrijk aandachtspunt vind. Ik vind zelf eigenlijk dat het zonde is dat zo weinig ouderen in de zorg en de verpleeghuiszorg werken. De levenservaring en de werkervaring van heel veel van de ouderen is namelijk van onschatbare waarde voor de kwaliteit van zorg, met name in verpleegtehuizen. Ik deel dus de mening dat een combinatie van sectorplannen waarin we dat proberen aan te jagen, ongelofelijk belangrijk is. Als ik de arbeidsbrief naar de Kamer stuur, zal het nieuwe kabinet ook moeten bedenken welke extra maatregelen genomen kunnen worden om dat te doen. Ik heb al een paar maatregelen genomen en ik ben het zeer met mevrouw Van Brenk eens dat we dat moeten voortzetten. 

Datzelfde geldt voor de beeldvorming. Eigenlijk is dat ook in het verlengde van de motie van de heer Krol en mevrouw Bergkamp, waarin het kabinet verzocht wordt om aandacht te besteden aan het imago van de zorg. Mevrouw Dijkstra verwees er al naar. We hebben verschillende campagnes gehad en er zijn verschillende activiteiten geweest op het terrein van het imago van de zorg: de Week van Zorg en Welzijn, van 13 tot 18 maart; de campagne Daar zit meer achter, gericht op hbo-v; de campagne Bijzonder Werk, gericht op de gehandicaptenzorg; en Toekomst in de wijk, gericht op de wijkverpleging. Ik kan me zo voorstellen dat we nog verder zullen nadenken over de vraag wat we nog meer zouden kunnen doen. We zouden dat moeten afwegen in het kader van de arbeidsmarktmaatregelen die we zouden kunnen nemen. We kunnen dat doen aan de hand van de brief die ik zojuist heb toegezegd. 

Dit is, denk ik, meteen een antwoord op de vraag van mevrouw Ellemeet over de positieve campagne. Voor zover het nodig is, zullen we daar zeker andere departementen bij betrekken. Daar vroeg mevrouw Ellemeet naar. Wij werken overigens op dit terrein zeer nauw samen met het ministerie van Onderwijs. We doen dat ook in het kader van het Zorgpact, waarin meer in het algemeen wordt bekeken hoe we de verbinding tussen opleidingen, onderwijs en zorg verder kunnen versterken. Er lopen in dat kader een aantal heel succesvolle projecten. 

Mevrouw Ellemeet sneed een punt aan dat ik, dacht ik, al even had benadrukt. Dat punt is: hoe zorgen we ervoor dat we zorgbreed denken en niet alleen maar vanuit de hokjes waar de zorgaanbieder in zit? Voor het loopbaanperspectief voor mensen in de zorg is het namelijk misschien goed om over care en cure en zorg en welzijn, over doorstroming naar andere opleidingen en over een verbreding van opleidingen te kunnen nadenken. Het is ongelofelijk belangrijk dat we de arbeidsmarkt van de zorg integraler gaan bekijken, zodat het perspectief van mensen kan toenemen. Dat zullen we dus in de verdere plannen meenemen. In het Zorgpact werken we inderdaad heel nauw samen met het ministerie van Onderwijs, zeg ik naar aanleiding van een vraag die mevrouw Ellemeet stelde. 

Over de numerus fixus heb ik het voldoende gehad, denk ik. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Mijn vraag over de problemen rond zorgopleidingen was nog wat specifieker en sluit aan bij het punt van de stages, waarbij mijn vraag eveneens is of er een goede probleemanalyse is. We krijgen signalen dat studenten stoppen met hun opleiding omdat ze meteen aan het begin een heel zware stage moeten lopen. Dat schrikt af en werkt dus niet goed. We weten dat de koppeling tussen verschillende opleidingen niet goed is, waardoor de doorstroom bemoeilijkt wordt. Is er een heldere probleemanalyse van wat er nu niet goed gaat met de zorgopleidingen? Waarom kiezen studenten niet voor die opleidingen? De heer Van der Staaij had het al over de numerus fixus, die een afschrikkende functie kan hebben. De opleidingen zijn zelf ook niet ideaal. Er komen allerlei signalen uit het veld dat het niet goed werkt. Gaat u dat ook meenemen in de arbeidsmarktbrief? Kan er een duidelijk apart onderdeel komen met een heldere probleemanalyse met betrekking tot die opleidingen, zodat we kunnen nadenken over passende oplossingen? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dit zit al in het beleid via de zorgpactbenadering. U noemt een aantal oorzaken en dat is precies hoe het zit, want soms zit het ook vast op het verwachtingspatroon. Een student volgt een opleiding bij een roc, kiest voor een bepaalde richting en heeft een bepaald beeld van wat het vak inhoudt. Vervolgens zit een student de hele tijd op school, komt daarna in een stage terecht en denkt: wacht even, dit is helemaal niet wat ik ervan verwachtte! Mede in het kader van het Zorgpact en de regionale aanpak wordt het nu heel belangrijk dat zorgopleidingen en zorgaanbieders bij elkaar gaan zitten en als het ware vanaf het begin van de opleiding al duidelijk maken wat het vak is en wat studenten ervan kunnen verwachten. Hoe kan er een goede combinatie van werken en leren gemaakt worden? Waar dat plaatsvindt, wordt het verachtingspatroon aan de voorkant van de opleiding beter en neemt de kans op een succesvolle doorstroom en later een baan heel erg toe. Er moet dus inderdaad flexibiliteit zijn in de opleidingen en er moet een goede infrastructuur tussen zorg en onderwijs zijn, maar vooral ook in de opleidingen zelf moet van begin af aan duidelijk worden wat het werk inhoudt, wat je kunt verwachten en wat de toekomstperspectieven zijn. Dat is de analyse die in het kader van het Zorgpact is gemaakt en die wij meenemen in de arbeidsmarktbrief. 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Er zijn inderdaad mooie voorbeelden. We zien dat het op sommige plekken beter gaat en dat er initiatieven genomen worden om de koppeling tussen praktijk en opleiding te verbeteren. Tegelijkertijd horen we nog steeds veel geluiden dat het op veel plekken onvoldoende goed gaat. Ik mis de bundeling van de analyses die er her en der wel zijn, die ook toegepast worden en waarop verbeteringen doorgevoerd worden. Als je die bij elkaar hebt, kun je vervolgens nadenken over de vervolgstappen. Het probleem is er namelijk nog steeds. Er zijn nog steeds problemen rond de zorgopleidingen. We zitten nog steeds met een groot tekort aan personeel. We zullen dus alles op alles moeten zetten om de juiste maatregelen te kunnen nemen. Waar worden die analyses gebundeld? Hoe kunnen we overzicht krijgen van de probleemanalyses die er her en der zijn? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Er zijn al rapporten op dat punt. Ik noem de RegioPlus-benadering, die u ook bekend is. De factoren die u nu noemt, zijn per regio verschillend. We moeten heel goed in de gaten houden wat de best practices zijn en welke breder gebruikt kunnen worden, ook in andere regio's. Precies daar staan we nu. Er zijn heel interessante regionale aanpakken zichtbaar die leiden tot succes, die we nu met alle regio's bespreken en die integraal onderdeel vormen van de hele arbeidsmarktaanpak. U hebt gelijk. Aan de ene kant moet je ervoor zorgen dat partijen in de regio hun verantwoordelijkheid nemen, want daar moet het gebeuren. Die opleidingen zijn er en die regionale vraag is er. Aan de andere kant moet je succesvolle aanpakken beschikbaar stellen voor iedereen. Dat doen we nu. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wachtte nog even op een antwoord, maar dat kwam niet. Ik heb specifiek gevraagd of de staatssecretaris bereid was een pilot te doen met het UWV om ervoor te zorgen dat we de 45-plussers die werkloos zijn geraakt in de zorg, extra kunnen inzetten. Ik hoop dat ik niet hoef te wachten op een brief, maar de bereidheid om die pilot te doen lijkt mij toch wel het minste. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Die bereidheid is er, maar ik wil even nagaan of de afspraken die we al over de 45-plussers maken en ook de afspraken die we met het UWV maken een antwoord zijn op uw vraag. Ik ben ervoor, want de inspanning op dat punt moet worden vergroot. Ik ben dat zeer met u eens. Geef mij even de gelegenheid om te bekijken wat er al loopt en hoe dat verder versterkt kan worden. Ik kan dat dan ook in mijn brief meenemen. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik wil toch nog even terugkomen op de stageplaatsen. De staatssecretaris verwijst naar maatregelen die worden genomen in de regionale aanpak, waardoor de afstemming beter is. In de praktijk is de werkdruk in de instellingen zo hoog dat het niet mogelijk is om mensen op te leiden. Mevrouw Ellemeet vroeg of het niet goed zou zijn om precies de vinger erachter te krijgen waar het aan ligt. Ik zou er toch iets meer van de staatssecretaris over willen horen dan alleen dat er nu onderling wordt overlegd en dat er beter wordt afgestemd. Je moet uiteindelijk voldoende mensen hebben om de werkdruk in de instellingen te kunnen verminderen, waardoor er veel meer aandacht voor de cliënt mogelijk is. We kunnen daar niet heel lang op wachten. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik ben blij om nu ook van mevrouw Dijkstra te horen dat we niet langer moeten wachten. Ik heb geprobeerd aan te geven dat er meerdere oorzaken zijn. Laat ik er twee of drie pakken. De eerste oorzaak is de opleidingscultuur. Ik ga nu een beetje overdrijven. Vroeger ging een zorgaanbieder werven als er vacatures waren en was de opleiding een zaak van de zorgopleidingen. Dan is er geen opleidingscultuur waarin je in je eigen organisatie nadenkt over: wat kan ik eigenlijk doen voor mijn huidige personeel, om nieuw personeel te kunnen blijven werven en om stageplekken ter beschikking te stellen omdat ik daar ook van leer, wat ook inspanning kost. Die cultuur is aan het veranderen. Door de arbeidsmarktontwikkeling beseffen heel veel werkgevers nu dat je ook als instelling zelf moet nadenken: wat kan ik zelf aan personeelsplanning doen, inclusief begeleiding en het openstellen van stageplekken? Dat kan niet overal; het hangt ook af van de schaalgrootte. 

De tweede oorzaak is de gevoelde werkdruk. Als je ongelooflijk worstelt met de werkdruk en bijvoorbeeld met veel vacatures hebt, zal de animo niet groot zijn om ruimte en tijd beschikbaar te stellen voor stagebegeleiding. Voordat je daarvoor wat ruimte krijgt, moet je vaak eerst het probleem van de vacatures en de werkdruk oplossen. De tweede oorzaak ligt dus aan de personeelskant. 

De derde oorzaak is de infrastructuur, het overleg. Zorgopleidingen, zorgaanbieders, werkgevers en werknemers zitten regelmatig gezamenlijk om de tafel om te bekijken wat er in de regio aan de hand is, wat er nodig is en hoe de vraag zich ontwikkelt. Dat ontwikkelt zich nu sterk door de regionale aanpak. Dat is een derde oorzaak van wat er in het verleden allemaal niet goed ging. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik blijf nog een beetje worstelen met de vraag wat de beste oplossing is om zo snel mogelijk meer ruimte voor stageplaatsen te krijgen. Ik denk dat de regioaanpak op zich goed is, net als de onderlinge uitwisseling. De vraag is echter toch wat er nodig is om binnen die instellingen die werkdruk op korte termijn te verlagen. Er moet dus meer personeel bij. Het wordt een soort vicieuze cirkel en de vraag is hoe we die doorbreken. Ik zou daar toch iets meer over willen horen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

U daagt me nu een beetje uit om terug te komen op het begin van het debat. Toen hadden we het over de vraag hoe snel je kunt handelen, als je vindt dat er een werkdrukprobleem is. Ik heb zelf al wat extra geld beschikbaar gesteld, die 100 miljoen, om snel iets te kunnen doen waar de nood het hoogst is. Er ligt nu een impactanalyse van de Nederlandse Zorgautoriteit over de vraag wat het kwaliteitskader betekent en wat voor kosten daaraan verbonden zijn. Een van de oplossingen is — ik zal niet zeggen dat het dé oplossing is — dat daar snel besluitvorming over plaatsvindt. Ik heb al gezegd dat mij enige bescheidenheid past. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

U mag het best vragen aan de Kamer. 

Staatssecretaris Van Rijn:

En van u besluitvaardigheid, denk ik. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ja. Dank u wel. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Mevrouw Ellemeet vroeg — ik zeg het even simpel — of het niet goed is om incompanytrainingen te bevorderen. Ik denk dat dat heel terecht punt is. Het hoort een beetje bij de opleidingscultuur waarover we het hadden. Met de komst van de mbo-wetgeving in 1996 zijn de inserviceopleidingen overgegaan naar de roc's, waarmee er meer een scheiding is gemaakt tussen de opleiders en de zorgaanbieders. Daar waren ook redenen voor. Nu zie je dat steeds meer werkgevers beseffen dat ze het niet alleen maar kunnen overlaten aan de opleidingsinstituten, maar dat ze er zelf ook voor moeten zorgen dat ze een permanente training en opleiding voor hun eigen mensen hebben waarin ze zelf om-, her- en bijscholing kunnen doen waar het gaat om nieuwe vraagstukken, rondom bijvoorbeeld complexe dementiezorg. Ook daar zijn inmiddels een aantal goede voorbeelden van. Er wordt steeds meer ingezet op in company. Ik durf bijna het woord "inserviceopleidingen" niet meer te gebruiken. Je ziet dat er nu veel meer mengvormen ontstaan tussen de opleidingen en het Zorginstituut en dat er opleidingen ontstaan die je als instelling zelf met je eigen mensen in service kunt gaan doen. 

De voorzitter:

Bent u aan een afronding toe? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik ben toe aan de vragen van mevrouw Keijzer. 

De voorzitter:

Ik word een beetje afgeleid, want de heer Weisglas staat tegenover mij met een bos bloemen. Die neem ik straks in ontvangst. Fijn dat u er bent, mijnheer Weisglas. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Als u daarom zou willen schorsen, dan voeg ik mij. 

De voorzitter:

Nee. Hij weet als geen ander dat dat niet zomaar kan. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik denk dat ik een aantal vragen van mevrouw Keijzer al heb beantwoord, zoals haar vraag over de inspectie. Misschien even kort over wat er gebeurt met haar motie met het verzoek om de aangedragen administratieve lasten te schrappen. Ik stuur binnenkort twee brieven aan de Kamer, eentje over de administratieve lasten in de jeugdzorg en een andere over de administratieve lasten in de Wet langdurige zorg en de Wmo. Die zijn ter beantwoording van de motie van mevrouw Keijzer op dat punt. In die brieven staat ook een programma om zorgverleners te ondersteunen bij het wegnemen en schrappen van lasten die in de eigen organisatie plaatsvinden. Ik kan een tipje van de sluier oplichten. We hebben het al eerder gezegd: heel veel van die administratieve lasten worden veroorzaakt door regels van de instelling zelf, die soms helemaal niet te herleiden zijn tot centrale regelgeving van de rijksoverheid. Juist daarom is het zo belangrijk om daarin grote opruimingen te houden. Ik kan me voorstellen dat we aan de hand van de brieven die de Kamer krijgt nadere afspraken maken over hoe we die met elkaar gaan behandelen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik heb toch een vraag, want ik wil liever niet teleurgesteld worden. De motie begint met de eindevaluatie van het experiment regelarme zorg en stelt dat daarin door het veld 700 regels zijn ingediend om te schrappen. Mag ik er nu vanuit gaan dat die daar waar ze wel van de overheid komen, geschrapt zijn? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Zeker. U zult zien dat er een groot aantal voorstellen inzit van dingen die al gedaan zijn, die we voornemens zijn en die we op de rij hebben gezet om ook regels van de kant van de rijksoverheid te schrappen. 

Voorzitter, mevrouw Keijzer vroeg nog of ik erken dat er nu veel vacatures zijn. Ja, dat erken ik en daar ben ik mijn betoog ook mee begonnen. Je ziet dat er steeds meer vacatures komen, die soms moeilijk te vervullen zijn. Dat is een van de redenen om tot die gezamenlijke arbeidsmarktcampagne te komen. 

Over een numerus fixus hebben wij het gehad. Verder realiseer ik mij dat het, los van de cultuur die wij hier met z'n allen hebben, zaak is om na te denken over de vraag hoe wij de arbeidsmarkt voor de zorg samen met de brancheorganisaties verder zouden kunnen versterken. Ik heb daar volgens mij ook positief op gereageerd en ik ben zeer bereid om hierover met de bracheorganisatie verder te spreken. 

De eerste vraag van de heer Nijboer was, of ik bereid ben om een plan op te stellen om in de komende jaren meer personeel voor de zorg aan te trekken. Ik wil inderdaad in die arbeidsmarktbrief een breed beeld schetsen van wat onze concrete agenda voor de komende jaren zou kunnen zijn. Het is uiteraard aan het nieuwe kabinet om dat verder in te vullen, maar ik wil de voorzet maar doen. Dat zal ik dus in die arbeidsmarktbrief doen die ik de Kamer zeer binnenkort zal sturen, zoals ik heb beloofd. Ik ben daar dus mee bezig, zowel op het regionale als op het landelijke niveau. 

De heer Nijboer maakte verder een paar behartigenswaardige opmerkingen, die ik maar als volgt vertaal. We hebben ervoor gezorgd dat de discussie over de kwaliteit van de verpleeghuiszorg is opgestart, de bezuinigingen zijn geschrapt, er wat extra geld is uitgetrokken en er nu opnieuw een bal op de stip ligt, namelijk de impactanalyse van de Nederlandse Zorgautoriteit. Ik wil de vergelijking met voetbal eigenlijk niet maken sinds de laatste weken. Want ook als de bal op de stip ligt, wil het nog niet zeggen dat hij ook het doel ingaat. Ik ga er echter van uit dat de partijen die betrokken zijn bij de formatie, zo goed kunnen voetballen dat we die angst niet hoeven te hebben. 

Ik kom ten slotte bij de opmerkingen van de heer Van der Staaij. Volgens mij hebben we over de stageplaatsen en de numerus fixus al voldoende gesproken. Datzelfde geldt voor zijn vraag over de administratieve lasten. De Kamer mag verwachten dat zij op korte termijn twee brieven ontvangt waarin we kunnen discussiëren over de aanpak van de administratieve lasten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Volgens mij is er behoefte aan het houden van een tweede termijn, maar voordat we daaraan beginnen, schors ik de vergadering voor vijf minuten. 

De vergadering wordt van 16.56 uur tot 17.02 uur geschorst. 

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef mevrouw Agema het woord. 

Nee nee, mevrouw Ellemeet! U mag niet tijdens de vergadering met de staatssecretaris gaan praten. Alleen als er geschorst wordt. Ik neem het u niet kwalijk. Het is uw eerste debat. 

Mevrouw Agema. 

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij kunnen deze staatssecretaris en ik het niet eens eens worden over wat "passie" is. Volgens mij gaat het altijd wel gepaard met enige uitbundigheid. Ook in verkiezingstijd is er heel passievol gesproken en gedebatteerd over de verpleeghuiszorg. Zelfs de VVD was er enthousiast over om 2 miljard extra vrij te maken voor die verpleeghuiszorg. We hadden destijds ook een motie ingediend naar aanleiding van het manifest-Borst/Gaemers om dat manifest en de bezettingsnorm te realiseren. Die tekende iedereen ook mee. En ik heb daarstraks een motie rondgestuurd, en alleen mevrouw Van Brenk wilde die meeondertekenen. De passie voor de verpleeghuisbewoner is dus wel flink gekelderd. 

Willen we geld regelen, dan moeten we dat nu doen, vóór de Voorjaarsnota. Dat kunnen we niet aan de formatie overlaten, want dan wordt het 2018 en misschien zelfs pas 2019, terwijl de mensen nú de urine langs de enkels hebben lopen, terwijl er nú personeelstekorten zijn in de verpleeghuizen. 

Daarom dien ik de volgende motie in. Ik hoop passievol dat die dinsdag wordt aangenomen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, via de Voorjaarsnota voldoende middelen toe te voegen aan het macrobudget voor de verpleeghuizen om een minimale bezetting van twee medewerkers op acht verpleeghuisbewoners tijdens piektijden te realiseren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agema en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 267 (29282). 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ook ik heb de passie van de staatssecretaris gehoord. Ik hoorde ook best nog wel wat goede ideeën voorbijkomen. Alleen krab ik me in zo'n eerste debat toch wel een beetje achter de oren, omdat het toch wel jammer is dat de staatssecretaris inderdaad, zoals hij zei, demissionair is en dat het niet allemaal de afgelopen vier jaar gedaan is toen hij nog volledig in charge was. Maar ik ben het ook wel eens met de staatssecretaris als hij zegt: het kabinet is demissionair, maar de Kamer niet. Ik denk dat wij dat als Kamer dan ook maar moeten uitleggen als een uitnodiging aan ons als Kamer om de passie van de staatssecretaris een push te geven en hem ook de middelen te geven om het te kunnen doen. 

Ik heb mevrouw Keijzer horen zeggen dat zij het belangrijk vindt dat deze zomer al de personeelstekorten opgelost worden. Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat het helemaal niet zo'n slecht idee zou zijn om mensen van niveau 1 en 2 toch weer een goede plek in het verpleeghuis te geven. Daarom willen wij graag een motie indienen. Die luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er al lang gesproken wordt over problemen rond de kwaliteit van zorg in verpleeghuizen; 

constaterende dat de Kamer het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers, waarin staat dat er meer zorgverleners ingezet moeten worden, heeft omarmd; 

constaterende dat er een begrotingsoverschot bestaat van 2,9 miljard; 

spreekt uit dat de Kamer van mening is dat de verpleeghuiszorg per direct extra zorgverleners nodig heeft om ouderen fatsoenlijke, veilige en goede zorg te kunnen bieden; 

verzoekt de regering, per direct ten minste 300 miljoen extra ter beschikking te stellen voor meer zorgverleners, te beginnen in de verpleeghuissector, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 268 (29282). 

Mevrouw Agema (PVV):

Mevrouw Marijnissen heeft zojuist haar maidenspeech gehouden. Ze dient eigenlijk bijna dezelfde motie in als ik zojuist heb ingediend. Ik had mijn motie ook al rondgestuurd. Ik vind het een wat jammere start, misschien zelfs wel een valse start, dat mevrouw Marijnissen niet medeondertekent en daarna bijna dezelfde motie indient. Ik zou mevrouw Marijnissen willen vragen: teken nu mee en trek de motie in die u zojuist hebt ingediend. Samen staan we sterk. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Over de bezettingsnorm van twee op acht is Renske Leijten als eerste in deze Kamer begonnen, dus als er één partij is die warmdraait voor de bezettingsnorm van twee op acht, dan is het de SP. Als er één partij is die het volledige bedrag dat het CPB becijferd heeft, in haar verkiezingsprogramma heeft opgenomen — ruim 2 miljard — dan is het de SP. Wij hebben van harte het manifest van Carin Gaemers en Hugo Borst omarmd met de bezettingsnorm van twee op acht. Als wij dat morgen kunnen regelen, gaan wij dat morgen regelen. Deze motie hebben wij desalniettemin ingediend omdat die gehoor geeft aan de oproep van de staatssecretaris namens het kabinet: het kabinet is demissionair maar de Kamer niet. En wij pakken het bodembedrag, waar iedereen in deze Kamer het over eens is, namelijk 300 miljoen euro extra. Daarom hebben wij gezegd: laten wij dat nou in ieder geval doen. Dat is ook een extra argument voor de partijen die nu aan de formatietafel zitten. Die hoeven daar allemaal niet op te wachten, want hier waren wij het allemaal al over eens. Dat ligt bij uw motie toch anders. Dus als wij willen dat wij deze zomer al extra mensen in de verpleeghuizen hebben, dan vinden wij dit een heel goede eerste stap. 

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, voor het verkiezingsreces was deze Kamer het eens over een minimale bezetting van twee op acht. Daar heb je 2 miljard euro voor nodig en geen 300 miljoen. Voor 300 miljoen euro betaal je misschien het salaris van 6.000 medewerkers, terwijl er net 37.000 zijn ontslagen. Zo ken ik de SP niet! Ik ken de SP niet als een partij die voor een marginaal plusje gaat. Ik ken een SP die voor "goed" gaat. Daarom snap ik niet dat mevrouw Marijnissen ineens al haar idealen overboord gooit door hier voor 300 miljoen euro te pleiten. Dat kan toch niet? De mensen zitten nú met de enkels in de urine. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

U staat hier tegen de verkeerde partij te ageren, want nogmaals, als er één partij is die hier als eerste gesproken heeft over een bezettingsnorm, dan is het de SP. En het was u, mevrouw Agema, die kritisch stond te wezen op de bezettingsnorm; ik heb dat debat uit december 2016 nog eens teruggekeken. Ik heb het letterlijke citaat van u daar liggen. U zei: ik weet niet of dat nou zo'n goed idee is van mevrouw Leijten, want in de kinderopvang werkt het ook niet. Het is altijd de SP geweest die gepleit heeft voor een bezettingsnorm van twee op acht. Dat zullen wij altijd blijven doen. En de SP is ook de enige partij met een door het CPB doorgerekend verkiezingsprogramma die dat kan betalen. 

De voorzitter:

Wij gaan dinsdag pas over de moties stemmen. Misschien is het een idee om te bekijken of dat onderling afgestemd kan worden. 

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, het gaat erom dat ik hier duidelijk heb aangegeven dat ik zorgen heb over een bezettingsnorm van twee op acht voor zware verpleeghuisbewoners. Dat moeten er waarschijnlijk wel drie zijn. Dat is dus een minimum, maar voor mevrouw Marijnissen is het minimum van het minimum ineens 6.000 in plaats van 50.000. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Marijnissen. O sorry, de heer Nijboer had ook nog een vraag. Komt u maar terug. 

De heer Nijboer (PvdA):

Als je het geluid nou uitzet, denk je dat ze het helemaal niet eens zijn, en als je het aanzet, misschien ook wel niet. Maar als ik u zo hoor, mevrouw Marijnissen, dan bent u het inhoudelijk toch gewoon met mevrouw Agema eens over de ouderenzorg en de verpleeghuiszorg? 

Mevrouw Marijnissen (SP):

U doelt op de bezettingsnorm? Ik heb daar net een heel duidelijk antwoord op gegeven. Het is Renske Leijten die hier als eerste gepleit heeft voor een bezettingsnorm. Wij hebben altijd fanatiek het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers omarmd. Wij zijn de enige politieke partij met een door het CPB doorgerekend verkiezingsprogramma die voldoende middelen reserveert voor de bezettingsnorm. 

De voorzitter:

Helder, mevrouw Marijnissen. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

U kunt tegen iedereen in deze Kamer ageren op dat punt, maar niet tegen onze partij. 

De voorzitter:

Waar wilt u naartoe, mijnheer Nijboer? 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik wou alleen een beetje duidelijkheid scheppen in het debat, ook voor de mensen die kijken. Ik stel vast dat de PvdA, de SP en de PVV het gewoon eens zijn. Dat is het enige wat ik wou doen. Het is ook geen aanval. Het is gewoon een vaststelling. Volgens mij is het debat erbij geholpen als dat wordt gedaan. Daarom deed ik dat, voorzitter. Dus volgens mij zijn wij het eens. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

Misschien ter toelichting, wij hebben zelf 2 miljard euro gereserveerd juist omdat wij zeggen dat die bezettingsnorm er vandaag zou moeten komen en niet gisteren. Ik vind het een grof schandaal dat die er nog steeds niet is. 

De voorzitter:

Het wordt niks, mijnheer Nijboer. 

Mevrouw Marijnissen (SP):

De vraag is of wij daar nu een meerderheid voor gaan halen. En de partijen die ik net allemaal heb horen zeggen "wij zitten in de formatiestand, wij gaan daar nu niet op vooruitlopen", hebben in ieder geval die 300 miljoen euro in hun verkiezingsprogramma's staan. Het zou een schandaal zijn als wij vandaag met z'n allen de Kamer uit lopen zonder het eens te zijn of te kunnen worden over iets waar wij het voor de verkiezingen allemaal wel over eens waren, namelijk per direct ten minste 300 miljoen euro naar de ouderenzorg. 

De voorzitter:

Dit was uw eerste debat, toch? Nou, dat belooft wat! Ik geef het woord aan mevrouw Hermans, die spreekt namens de VVD. 

Mevrouw Hermans (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de antwoorden in de eerste termijn. Ik kijk uit naar de stukken over de arbeidsmarkt, de analyse en de andere stukken die de staatssecretaris daarover toezei. Ik hoor graag hoe we daar samen met de sector en het onderwijs in de komende jaren werk van gaan maken. 

Wij hebben hier in de Kamer een rol om de goede, mooie en bijzondere verhalen te blijven benadrukken. Ik heb daarover in mijn eerste termijn al het een en ander gezegd. We moeten de huidige arbeidsmarktinstrumenten — de vouchers en het Stagefonds zijn al genoemd — gericht in blijven zetten, met als uiteindelijke doel de passie, de toewijding en de deskundigheid van medewerkers in de sector nu en in de toekomst te kunnen blijven garanderen. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. 50PLUS zal alle moties die bijdragen aan een verbetering van de zorg, steunen. De noodzaak voor meer personeel in de zorg wordt breed gedragen in deze Kamer. Dat geldt niet alleen voor de ouderenzorg, maar voor de hele zorg. Daaruit spreekt waardering, iets wat heel hard nodig is. 

Wij kijken ook uit naar de arbeidsmarktbrief. Wij zullen een oordeel vormen over de vraag of de motie-Krol/Bergkamp hierin voldoende is verwerkt. Alhoewel wij de welwillendheid van de staatssecretaris op dit punt hebben gehoord, willen wij toch een motie indienen over werkloze 45-plussers. Dat is voor 50PLUS een ontzettend belangrijk punt. De werkloosheid en het personeelstekort zijn twee speerpunten van 50PLUS. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er grote personeelstekorten bestaan in de ouderenzorg; 

overwegende dat er een hoge werkloosheid bestaat onder 45-plussers; 

overwegende dat deze twee met elkaar te combineren zijn door actief in te zetten op het begeleiden van werkloze 45-plussers naar de zorg; 

verzoekt de regering, in samenwerking met het UWV en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een pilot hiertoe op te starten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 269 (29282). 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij kunnen we concluderen dat alle partijen en de staatssecretaris het erover eens zijn dat de personeelskrapte op de zorgarbeidsmarkt een van de grote uitdagingen van de komende tijd is. Om daarmee in de komende tijd goed aan de slag te kunnen gaan, moeten we de oorzaken van de problemen heel scherp voor ogen hebben. De staatssecretaris kwam mij daarin al gedeeltelijk tegemoet met een eerste analyse. Ik vraag de staatssecretaris om een aparte alinea in de arbeidsmarktbrief, waarin hij een samenvatting geeft van de conclusies uit de rapporten waarnaar hij verwijst. Hij geeft aan dat er allerlei rapporten zijn waarin een probleemanalyse geschetst wordt van de opleidingen en de aansluiting van de opleidingen op de praktijk. Ik heb het dan bijvoorbeeld over stageplekken. Ik vraag hem om een aparte alinea te reserveren voor die samenvatting, zodat wij op basis daarvan scherp voor ogen hebben hoe wij de problemen kunnen aanpakken en hoe wij daarmee voortvarend aan de slag kunnen gaan. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Om voldoende personeel te krijgen, zijn opleidingen en een betere beloning nodig. Ik heb de staatssecretaris daar niet heel veel over horen zeggen, maar het vergt een betere beloning, ook voor mensen die gewoon het werk doen in de zorg. Daar is de PvdA-fractie een voorstander van. 

We hebben een uitvoerig debat gevoerd over de vraag wat er moet gebeuren in de ouderen- en de verpleeghuiszorg. Snelle besluitvorming is echt belangrijk. Dat moet uiterlijk bij Voorjaarsnota. Ik heb de onderhandelende partijen goed gehoord: vertrouwt u ons nou, het komt goed. Daar zal ik ze ook aan houden, maar daarover moet binnen een maand duidelijkheid zijn. Het gaat over groot geld; dat is door verschillende partijen benoemd. De PvdA-fractie is er voorstander van om dat geld ook uit te trekken. Ik heb een motie geformuleerd die zo veel mogelijk ruimte laat, ook voor die partijen, om daar gezamenlijk achter te kunnen staan. Ik heb zelf namelijk ook weleens in de positie gezeten dat je niet in een keer al te grote claims kunt omarmen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er extra investeringen in de ouderenzorg noodzakelijk zijn; 

overwegende dat uiterlijk bij Voorjaarsnota middelen gereserveerd moeten worden om duidelijkheid te geven aan verzorgings- en verpleeghuizen; 

overwegende dat het kabinet demissionair maar de Tweede Kamer missionair is; 

verzoekt de regering, bij Voorjaarsnota aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor het verbeteren van de ouderenzorg, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 270 (29282). 

Mevrouw Agema (PVV):

De vermoedelijk nieuwe oppositie moet nog wel even leren samenwerken. Ik heb net een motie ingediend: "verzoekt de regering, via de Voorjaarsnota voldoende middelen toe te voegen". En nu dient de heer Nijboer dezelfde motie in. Dat kan toch niet! 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik kan me niet aan de lichte indruk onttrekken dat het in de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van het grootste belang is wie als eerste onder de motie staat. Er was zonet ook een hoogoplopende discussie over iets waar twee partijen, de SP en de PVV, het inhoudelijk over eens waren. Zo is het ook in de politiek: ik laat mij als PvdA niet aanleunen dat wij niet kunnen samenwerken. Wij hebben de afgelopen tijd met de VVD heel moeilijke maatregelen genomen. De PVV slaat nu een behoorlijk assertieve toon aan. Als je eerst zegt "jullie deugen allemaal niet, alles is de schuld van de PvdA, niks is goed", dan kun je niet verbaasd zijn dat we vervolgens niet samenwerken en onze naam niet onder de motie staat. Zo werkt het niet, mevrouw Agema. In de commissie voor zorg ga ik met passie samenwerken. Misschien is dat ook wel de gewenste passie die u graag ziet. Daar ben ik graag toe bereid, met alle partijen. In dit geval doe ik dat met mevrouw Van Brenk. Ik zou ook de motie van de SP steunen, alleen heb ik geen 300 miljoen genoemd, want dat leek me lastig voor die andere partijen. Daar hebben we het zojuist ook over gehad. Die 300 miljoen is misschien niet handig om maximale steun te krijgen. Zo ga ik dat doen, mevrouw Agema. Als we de volgende keer samen kunnen optrekken, doe ik dat dus graag, maar ik laat me niet eerst aanleunen dat ik van alles heb misdaan. Het kan niet zo zijn dat u mij een beetje uitscheldt en zegt: ik moet per se als eerste onder de motie staan, u hebt te tekenen bij het kruisje en we overleggen niet. Daar ga ik niet aan meedoen; het spijt me. 

Mevrouw Agema (PVV):

Ik heb dit debat aangevraagd. Ik was de eerste spreker. Het is mores in de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat je bij het indienen van zo ongeveer dezelfde motie onder één motie gaat staan. Degene die de mores doorbroken heeft, was de Partij van de Arbeid in de afgelopen periode, met dat categoriale discriminatiebeleid, waarbij tegen elk voorstel van de PVV werd gestemd. Het is aan de heer Nijboer om dat te doorbreken. De heer Otwin van Dijk, de voorganger van de heer Nijboer, wachtte altijd nog een paar weken voordat hij een voorstel pikte. Maar de heer Nijboer doet dat in hetzelfde debat! Dat kan toch niet! 

De heer Nijboer (PvdA):

Mijn normale modus, en die van de Partij van de Arbeid, is dat we voorstellen inhoudelijk beoordelen en ook in gezamenlijkheid oplossingen zoeken. Als we het inhoudelijk oneens zijn, voeren we een scherp debat. Dat scherpe debat hoort er niet over te gaan wie als eerste onder een motie staat. In de discussie met de SP liep het net behoorlijk hoog op; dat heb ik in de commissie voor Financiën zelden meegemaakt. Dit, terwijl men het inhoudelijk met elkaar eens was. Daar ga ik niet aan meedoen. Ik probeer de komende jaren de rust te bewaren … 

De voorzitter:

En de passie. 

De heer Nijboer (PvdA):

… en ik dank u voor dit eerste debat. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil niet graag de gelegenheid mislopen om in dit gepassioneerde debat nog een kleine bijdrage in tweede termijn te leveren. Het woord "passie" is inderdaad het meest gebruikte woord in dit debat. Volgens mij staat dat voor gedrevenheid voor iets waardoor je geraakt bent en ook voor het vermogen om moeilijkheden te overwinnen. Volgens mij is dat allemaal hard nodig in het debat over de zorg in de komende tijd. Die betrokkenheid op de mensen om wie het daadwerkelijk gaat, en gelukkig ook die zovele mensen die met passie in de zorg werkzaam zijn: dat is het onderwerp van vandaag. Ik heb gemerkt dat de heer Nijboer een scherp observator is, want inderdaad is de overeenstemming daarover groot. Al zijn de toonhoogten wat verschillend, in feite vindt iedereen het ongelooflijk belangrijk om te bezien hoe we zo goed mogelijk de enorme arbeidsmarktopgave kunnen vormgeven in de komende tijd. Overeenstemming is er ook over dat er extra geld voor nodig is. Of dat nu per direct moet, per gisteren, bij Voorjaarsnota of bij de formatietafel, daarover zijn vandaag nogal wat verschillende modaliteiten langsgekomen. Maar dat er meer geld nodig is voor meer handen aan het bed, staat als een paal boven water. In een demissionaire periode is het altijd weer even opletten wat de juiste koers is. Natuurlijk, als het gaat om bedragen die voor de lange termijn, voor de komende jaren nodig zijn, dan is dat niet nu in een vluggertje te regelen. Ik vind het echter wel reëel om te bekijken wat er voor het lopende jaar nog extra nodig is, ook met het oog op de arbeidsmarkt. Ik hoop dat de arbeidsmarktbrief van de staatssecretaris daarover nog verdere duidelijkheid kan geven. Dat kan namelijk een helder zicht geven op wat echt nodig en nuttig is voor het lopende jaar. 

De voorzitter:

We zijn hiermee gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. Ik begrijp dat de staatssecretaris direct kan antwoorden. Ja, en hij heeft ook alle moties. Het woord is aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Ik ga eerst in op een specifieke vraag van mevrouw Ellemeet, namelijk of ik in de arbeidsmarktbrief aandacht wil besteden aan datgene wat we op grond van eerdere rapporten al weten over het precieze probleem van de aansluiting van de stageplekken op het onderwijs. Ik ga daar mijn best voor doen. Dan kan de Kamer kennisnemen van de inzichten die al zijn verworven uit vorige rapporten. 

Ik kom op de moties. Ik moet die gepassioneerde terughoudendheid proberen een beetje vorm te geven. Dat is geen gemakkelijke taak, maar laat ik dat toch proberen, in het besef dat een oordeel van mij weinig toegevoegde waarde biedt aan het oordeel dat de Kamer over zichzelf zou moeten hebben, gelet op deze moties. 

In de motie op stuk nr. 267 staat heel specifiek dat tijdens piektijden een minimale bezetting van twee medewerkers op acht verpleeghuisbewoners moet worden gerealiseerd. Ik wijs erop dat in het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg wordt gesteld: pas een beetje op met het hanteren van een vaste verhouding, juist omdat je over verschillende groepen moet nadenken. Ja, we hebben de Nederlandse Zorgautoriteit om een impactanalyse gevraagd, maar enige terughoudendheid zou ook op dit punt op zijn plek zijn. Immers, je zou bijna weer een vaste norm introduceren. De Nederlandse Zorgautoriteit kijkt daar weliswaar naar, maar het Kwaliteitsinstituut waarschuwt ervoor. Om die reden zou deze motie wat mij betreft minder passend zijn. 

In de motie op stuk nr. 268 wordt gevraagd om ten minste 300 miljoen extra ter beschikking te stellen. Ik ondersteun de passie die uit deze motie spreekt, maar tegelijkertijd heb ik aangekondigd dat de Nederlandse Zorgautoriteit binnenkort komt met een impactanalyse, met een analyse van wat het Kwaliteitskader betekent. Vooruitlopend daarop nu een bedrag vaststellen zonder dat je de stukken nog hebt kunnen zien, lijkt me niet helemaal passend. Om die reden vind ik de motie op zijn minst voorbarig. Ik raad aan om de impactanalyse af te wachten. 

In kom op de motie van mevrouw Van Brenk op stuk nr. 269. Ik wil proberen of we tot overeenstemming kunnen komen. Wat ze vraagt, is er de facto al. Het project Sterk in je werk, voor 45-plussers, is gestart naar aanleiding van een eerdere motie van 50PLUS. Daarmee zijn we nu aan het werk. Het lijkt me eigenlijk niet goed om een nieuw project te starten. De doelgroep wordt wel per 1 april verbreed naar mensen die nu geen werk hebben in de zorg. In die zin komen we dus tegemoet aan wat in de motie wordt gevraagd. Ik stel dan ook voor om in die arbeidsmarktbrief nog eens even goed op te schrijven wat we nu aan het doen zijn. Om die reden zou de indiener die motie misschien kunnen aanhouden en bekijken of dat tot tevredenheid stemt. 

Bij de motie op stuk nr. 270 is er misschien wel sprake van de optimale combinatie van passie en terughoudendheid, omdat het kabinet in demissionaire staat wordt verzocht om iets bij de Voorjaarsnota te doen. Het past mij niet om daarover een uitspraak te doen. Hier is echt een oordeel van de Kamer zelf nodig. 

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we aan het eind gekomen van dit debat. O, mevrouw Van Brenk wil nog iets zeggen. 

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik kan leven met het voorstel om die motie aan te houden. Ik wacht dus even de brief af. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Brenk stel ik voor, haar motie (29282, nr. 269) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris en de Kamerleden. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. 

Naar boven