7 Geannoteerde agenda Europese Raad 24 en 25 maart

Aan de orde is het VSO over de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 24 en 25 maart 2017 (21501-02, nr. 1194).

De tijdelijke voorzitter:

Ik heet de minister-president van harte welkom en geef het woord aan de eerste spreker: de heer Omtzigt namens het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Op de Europese top wordt gesproken over 60 jaar Unie, over de bedreigingen, de uitdagingen en de toekomst van de Unie. Dat is heel goed. Een van de belangrijke uitdagingen is de verhouding met Turkije. De huidige president van dat land heeft Europese regeringsleiders, onder wie de Nederlandse regeringsleider, uitgemaakt voor nazi's. Ook andere ministers hebben dat gedaan. Er zijn tal van andere kwalificaties gegeven die ik in twee minuten niet eens zou kunnen herhalen.

Graag zou ik van de premier horen wat hij daarvan vindt en hoe dat voorkomen kan worden. Aangezien er zeer actief gepoogd wordt om hier campagne te voeren en aangezien ook Nederlandse onderdanen zeer actief worden opgeroepen om te protesteren en om andere dingen te doen, denk ik dat het nodig is dat de landen van de Europese Unie een gezamenlijke lijn trekken. Het staat niet formeel op de agenda, maar als de EU-leiders hier niet over spreken, dan missen ze echt een heel belangrijk onderwerp tijdens hun formele en informele bijeenkomst.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Turkije, ondanks herhaalde verzoeken, de rapporten van het CPT (het antimartelcomité van de Raad van Europa) over bezoeken aan Turkse gevangenissen in de zomer van 2016 niet openbaar maakt;

constaterende dat de Europese Unie nog immer pretoetredingssteun betaalt aan Turkije voor het gevangeniswezen aldaar, namelijk bijna 2 miljoen euro per maand;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de EU collectief om deze rapporten verzoekt en dat ze binnen vier weken openbaar worden;

verzoekt de regering tevens, te bewerkstelligen dat de pretoetredingssteun, met name die voor gevangenissen, onmiddellijk wordt stopgezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De tijdelijke voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Verhoeven, Voordewind, Karabulut en Bisschop.

Zij krijgt nr. 1729 (21501-02).

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb een tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Turkse regering openlijk campagne voert in meerdere Europese landen en dat Turkije via zijn ministerie van godsdienstzaken Turkse ambtenaren aanstelt in Nederlandse moskeeën die op vrijdag door de Turkse overheid opgestelde en goedgekeurde preken voorlezen;

constaterende dat het EVRM in artikel 16 en 17 mogelijkheden biedt om beperkingen op te leggen aan de politieke activiteiten van vreemdelingen;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de andere EU-lidstaten en binnen drie weken met een voorstel te komen voor een gemeenschappelijke lijn over de ruimte die niet-lidstaat Turkije heeft voor het ontplooien van politieke activiteiten in de Europese Unie, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De tijdelijke voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Voordewind, Karabulut en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1730 (21501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Terwijl de Turkse regering de spanningen in het eigen land probeert te exporteren naar Europa, is het met de dag dramatischer met de situatie en de rechtsstaat in het eigen land. Zo is een groot deel van de oppositie monddood gemaakt. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gekozen parlementariërs in Turkije ten onrechte worden opgepakt en vervolgd en dat het de oppositie hierdoor onmogelijk wordt gemaakt haar democratische taken uit te voeren;

veroordeelt deze werkwijze van de Turkse regering en roept de regering op zich in EU-verband in te spannen voor vrijlating van gekozen parlementariërs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De tijdelijke voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Voordewind en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1731 (21501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ons land, Nederland, exporteert net als Duitsland voor miljoenen aan wapens en militair materieel naar Turkije, terwijl dat materieel op dit moment ook wordt ingezet tegen de eigen bevolking. Duitsland is hier al mee bezig, in die zin dat men het aan banden probeert te leggen. Dat zouden wij ook moeten doen en daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Duitsland de export van militair materieel naar Turkije aan banden heeft gelegd;

verzoekt de regering, de export van militair materieel naar Turkije op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De tijdelijke voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1732 (21501-02).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De PVV stelt zich al ruim tien jaar op het standpunt dat Turkije niet bij Europa hoort. En wat hebben we weer gelijk gekregen de afgelopen maanden! Turkije hoort natuurlijk niet bij Europa, mentaal niet, cultureel niet, politiek niet, op geen enkele manier. De toetreding van Turkije tot Europa is dus ook een zaak die we helemaal niet moeten nastreven.

De PVV is van mening dat de onderhandelingen over toetreding nu echt gestopt kunnen en moeten worden. We moeten echt ophouden met het langer voortsleuren van een dood paard, om het zo maar te zeggen. We moeten duidelijk worden ten opzichte van Turkije. We moeten duidelijk maken dat we niet met hen in zee zullen gaan om hen toe te laten tot de Europese Unie. Ze horen er gewoon niet bij en dat moeten ze vanaf nu gewoon weten ook. We moeten dus niet weer gaan zitten pappen en nathouden en melk en water met elkaar vermengen. Het moet gewoon afgelopen zijn en dat moet duidelijk worden gemaakt.

Het wangedrag van Turkije, ook de afgelopen weken, ten opzichte van ons land heeft natuurlijk bijgedragen aan dat ontzettend slechte beeld dat je van Turkije kunt en moet hebben: ministers die binnenkomen in ons land, gewoon binnendringen in ons land terwijl ze weten dat ze niet gewenst zijn. Ze doen dat gewoon toch. Verder bedreigt de Turkse potentaat Erdogan ons nu zelfs met religieuze oorlogen als we ons niet aanpassen aan zijn cultuur. Dat moeten we allemaal niet willen. Daar moeten we mee stoppen. Ik heb dan ook maar één boodschap voor de minister-president: zeg tegen Turkije dat ze niet welkom zijn, draag dat uit in de Europese Unie en zet de diplomatieke betrekkingen met Turkije ook maar gewoon op een heel laag pitje.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De waarschuwingen c.q. bedreigingen van president Erdogan richting Europa en richting Nederland lijken niet op te houden. Nederland zou een fascistisch, nazistisch land zijn. Nederland zou verantwoordelijk zijn voor de dood van 8.000 Srebrenica-mannen. Er lijkt geen einde aan die beschuldigingen te komen. Dat vraagt om een krachtig signaal van Europa, maar ook van Nederland. Daarom moet de EU de duidelijke boodschap afgeven dat het niet over zich heen laat lopen en Nederland moet stoppen met die toetredingsgelden over te maken aan Turkije. Vandaar dat mijn fractie de motie van de heer Omtzigt mede heeft ondertekend.

De tijdelijke voorzitter:

De minister heeft nog niet alle moties voor zich, want niet alle moties zijn gekopieerd. Daarop moeten we even wachten. Omdat de minister even wil schorsen om zijn beantwoording voor te bereiden, schors ik het debat twee minuten.

De vergadering wordt van 14.40 uur tot 14.43 uur geschorst.

Minister Rutte:

Voorzitter. We hebben natuurlijk bizarre taferelen gezien een paar weken geleden. Eerst werden wij 's morgens geconfronteerd met een minister van Buitenlandse Zaken van Turkije, die de noodzaak zag om te dreigen met sancties, terwijl er nog gesprekken gaande waren over de vorm waarin hij hier in Nederland een groep Nederlanders zou kunnen toespreken, die ook gaan stemmen in het Turkse referendum. Terwijl die gesprekken nog gaande waren, kwam hij met het dreigement van sancties. Toen heeft de Nederlandse regering besloten — onder druk van sancties en chantage kunnen wij niet verder onderhandelen — om de landingsrechten in te trekken van het toestel van de Turkse minister van Buitenlandse Zaken. Dat is een stap zonder precedent, maar wel noodzakelijk, gegeven de hele context.

Later die dag bleek de Turkse minister van Familiezaken — we hebben het allemaal gezien — op weg te zijn naar Rotterdam. Wij lieten haar weten dat we dat om reden van de openbare orde niet wilden, maar dat wij ook om reden van wat er die ochtend gebeurd was, die dreigementen met sancties, geen optreden van haar wensten in enigerlei verband hier in Nederland. Dat heeft geleid tot de hele scene in Rotterdam en de grote verstoringen van de openbare orde die daaruit voortkwamen. Uiteindelijk hebben wij haar teruggeleid naar Duitsland. Dat was allemaal zaterdag en zaterdagnacht, op 11 maart, zeg ik uit mijn hoofd.

Vervolgens hebben wij te maken gekregen met de meest verschrikkelijke verwensingen, uitgesproken door de Turkse president in de richting van Nederland, Duitsland, Europa. Wij nemen daar steeds in de meest krachtige termen afstand van. Wij laten niet met ons sollen. Vandaar ook steeds die stevige reacties op die uitlatingen. Tegelijkertijd heeft de Nederlandse regering besloten, nu zelf niet de escalatie te zoeken. Wij hebben stappen zonder precedent genomen, zowel 's morgens als 's nachts, tegen regerende Turkse ministers die in Nederland wilden optreden. Gegeven de context van die nacht moesten wij die stappen nemen. Wij vinden het verstandig om niet van onze kant te escaleren, maar om wel iedere keer duidelijk te maken wat wij ervan vinden wanneer de Turkse regering over de schreef gaat met uitspraken die in een aantal gevallen ook werkelijk in strijd zijn met wat er tussen beschaafde volkeren betamelijk is. Zeker de uitspraken over het fascisme, het nazisme en Srebrenica waren way out of line en onacceptabel.

Tegen die achtergrond kom ik bij de moties, om te beginnen de motie op stuk nr. 1729 van de heer Omtzigt, ook getekend door een paar anderen. Strikt genomen is die motie overbodig en zou ik haar moeten ontraden, maar laten we proberen hier vandaag vooral de eenheid te zoeken op de belangrijke onderwerpen. Die motie is feitelijk overbodig, omdat de Raad Algemene Zaken op 13 december al heeft uitgesproken dat wij dat rapport openbaar willen hebben. Het is alleen zo dat Turkije daarover beslist. Tot op heden is het niet gebeurd, maar zowel wij alsook de Europese Unie blijven aandringen op openbaarmaking van dat rapport.

De motie verzoekt ook om opschorting van de pretoetredingssteun. Daar is Nederland al sinds de couppoging voorstander van, maar daar is geen draagvlak voor in Europa en geen draagvlak voor in de Raad. Wij blijven ons daarvoor inspannen. Ik denk dat wij het zo moeten doen, in de spirit van deze eerste ontmoeting tussen mij en het nieuwe parlement en gezien het belang van het onderwerp Turkije, dat wij vaststellen dat dit ondersteuning is van regeringsbeleid en dat het aannemen van deze motie ons nog meer sterkt in het ons blijven inzetten voor het in de motie gevraagde.

Ik kom op de tweede motie over het verbieden van Turkse campagneactiviteiten, de motie op stuk nr. 1730. Op dit moment is de kans nul dat die gezamenlijke Europese lijn er gaat komen. Dat geldt niet alleen voor Europa, maar ook voor de like-minded nations, zie onder andere de Frans-Duitse verklaring van 16 maart. Toch zou ook hier mijn suggestie zijn om die motie aan te nemen. Dan zal ik minister van Buitenlandse Zaken vragen om te bezien of dat draagvlak er de komende weken onverwacht toch zou kunnen ontstaan. Dat hoop ik, maar ik denk het niet. We gaan ons best daarvoor doen. Dat doen we overigens ook al. Er zijn heel veel contacten in Europa op dit punt. Ik verwacht eerlijk gezegd niet dat er gezamenlijkheid zal komen ten aanzien van een dergelijk verbod, maar we kunnen ons daar wel voor inspannen. Ik zal die motie dan ook doorgeleiden naar de minister van Buitenlandse Zaken en hem vragen zich daarvoor sterk te maken.

De motie van mevrouw Karabulut en anderen op stuk nr. 1731 veroordeelt deze werkwijze van de Turkse regering. Dat is een uitspraak van de Kamer. Die kan ik niet voor míjn rekening nemen, maar ik kan het daar op zichzelf verder ook bij laten omdat dit een uitspraak van de Kamer is en niet van de regering. Ik zeg dat heel formeel omdat wij uiteraard niet in de Turkse rechtsgang kunnen treden.

Met die oproep die aan het kabinet wordt gedaan, ben ik het eens. Dit is ook staand beleid van het kabinet. Ook deze motie is derhalve strikt genomen overbodig, maar ook hierover zou ik in het belang van de eensgezindheid willen zeggen: laten we met elkaar achter deze motie gaan staan, dan voelt het kabinet zich nog meer genoodzaakt om zich hiervoor in te zetten dan al het geval was.

De motie op stuk nr. 1732 daarentegen moet ik echt ontraden omdat de Duitse regering geen algemeen verbod op export heeft. De Duitse regering checkt bij de export van militair materieel steeds of het kan worden ingezet op een manier die in strijd is met de mensenrechten. Dat geldt ook voor de Nederlandse export van militair materieel naar Turkije. De regering kan zich dus niet vinden in het algemene verzoek om de export op te schorten. Wat er staat over Duitsland klopt niet. Ik wil deze motie dus ontraden, maar zeg er wel bij dat zowel voor de Nederlandse als voor de Duitse regering geldt dat wij bij de export van militair materieel steeds kijken of het materieel kan worden gebruikt in strijd met de mensenrechten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Op dit moment is de situatie in Turkije met betrekking tot de mensenrechten dramatisch. Ik kan mij op dit moment dus op geen enkele wijze voorstellen dat wij wel wapens zouden leveren aan Turkije, die vervolgens bijvoorbeeld tegen de eigen bevolking worden ingezet. Kan de minister-president daarop reageren?

Minister Rutte:

Ik verwijs naar wat ik zojuist zei: wij kijken daar al naar. Turkije is ook een NAVO-bondgenoot. Ik zou dus tegen een algemeen wapenexportverbod zijn. Wel ben ik het met mevrouw Karabulut eens dat wij moeten blijven checken, zoals ook de Duitsers doen, of de wapens niet gebruikt kunnen worden op een manier die in strijd is met de handhaving van de mensenrechten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Kan de minister-president dan garanderen dat er geen wapens worden geleverd aan Turkije die ingezet worden tegen de eigen bevolking, waardoor dus burgerdoden vallen?

Minister Rutte:

Ik kan alleen garanderen dat de Nederlandse regering daar bij het verlenen van wapenexportvergunning altijd op toeziet, maar algemene garanties zijn natuurlijk nooit te geven.

De heer Kuzu (DENK):

Wij vinden het verstandig dat de minister-president nu aangeeft dat een de-escalerende rol van belang is. Wel zouden wij van hem willen weten of er op de bewuste zaterdagavond diplomaten zijn vastgehouden en voor korte tijd gevangen zijn gezet. Klopt dat of niet? Zo ja, wie heeft daartoe dan de opdracht gegeven?

Minister Rutte:

In de chaos van die nacht hebben Turkse diplomaten mogelijk enige uren vastgezeten. Dat zoeken we helemaal uit. In mijn contacten die nacht heb ik tegen de Turkse premier gezegd dat wij het betreuren als dat zo zou zijn, maar dat wij dit eerst helemaal willen uitzoeken. Het betreuren betreft dan het vastzetten van twee Turkse diplomaten. Het was een chaos. We willen ook precies weten of die Turkse diplomaten er zelf alles aan hebben gedaan om te voorkomen dat wij niet zouden weten dat het Turkse diplomaten zijn. Dat zoeken we dus allemaal uit. Als dat zo zou zijn, betreuren wij het dat zij vastzaten, heb ik tegen de Turkse premier gezegd.

De heer Kuzu (DENK):

De minister-president geeft aan dat hij daar grondig onderzoek naar gaat doen. Ik zou van hem dan ook de toezegging willen dat hij die informatie met de Kamer gaat delen en ik zou graag horen op welke termijn.

Minister Rutte:

Eerlijk gezegd zoomt de heer Kuzu nu wel op een heel klein element van die nacht in. Ik ben ook wel heel benieuwd om even uit zijn mond te horen hoe hij überhaupt reflecteert op wat er die dagen is gebeurd en ook op de opmerkingen van Erdogan in de weken daarna over Nederland, over Srebrenica, over het fascisme, over het nazisme …

(Geroffel op de bankjes)

Minister Rutte:

Het valt mij eerlijk gezegd op dat ik hem daar niet over hoor.

De heer Kuzu (DENK):

Dat ligt dan aan het feit dat de minister-president selectief luistert, want ik heb wel degelijk gezegd dat Nederland geen fascistisch land is en dat Nederlanders geen fascisten zijn, maar …

Minister Rutte:

Maar u vindt het wel goed dat hij dat zegt?

De heer Kuzu (DENK):

Mag ik even, voorzitter? Hij stelt mij een vraag. Ik wil ook op uw plek gaan zitten, maar u bent tenslotte gekozen.

Wat ik wel aangeef is dat xenofobie en nationalisme een oprukkend probleem zijn. Ik denk dat het van wezenlijk belang is dat dit kleine onderdeel de escalatie tussen beide landen verder onder druk heeft gezet. Ik zou graag van de minister willen weten of hij de vraag die ik net heb gesteld, wil beantwoorden.

Minister Rutte:

Die heb ik zojuist beantwoord. Maar het blijft mij verbazen dat de president van de Turkse staat zich uit over Nederland, over Duitsland en zelfs rechtstreeks over de Duitse kanselier, dat zij ook persoonlijk kan worden beschuldigd van fascistische tendensen, terwijl ik de heer Kuzu alleen hoor over het opsluiten van twee Turkse diplomaten.

De tijdelijke voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde van dit VSO gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De tijdelijke voorzitter:

Wij gaan om 15.00 uur over de ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt van 14.52 uur tot 15.00 uur geschorst.

Naar boven