6 Begrotingen Algemene Zaken en Koning

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2017 ( 34550-III );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2017 ( 34550-I ).

De voorzitter:

Ik heet de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de minister-president van harte welkom. Het woord is aan de heer Van Raak namens de SP-fractie. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Een monarchie in een democratie kan eigenlijk niet, maar zolang mensen zoveel belang aan ons Koninklijk Huis hechten, zullen we dat toch mogelijk moeten maken. Dat kan alleen als de minister-president erin slaagt om gedoe rond het Koninklijk Huis te voorkomen, vooral geruzie over geld. Ook dit jaar is dat helaas opnieuw niet gelukt. Gisteren kregen we van de premier een warrige brief. Er zou geen bewijs zijn gevonden voor een dubieuze belastingdeal in 1973 met de leden van het Koninklijk Huis, maar er zou wel behoefte aan meer duidelijkheid en een onderzoek bestaan. Deze brief laat precies zien waarom er altijd zo veel gedoe rond de kosten van het Koninklijk Huis is. Dat is omdat de premier mist creëert en weigert om de waarheid te vertellen. Uit stukken die RTL-journalist Roel Geeraedts heeft ingezien bij het Nationaal Archief, blijkt dat er wel degelijk een belastingdeal is gesloten. De belastingvrijstelling op het privévermogen werd afgeschaft, maar, zo staat er, "de grondwettelijke uitkeringen zullen daartoe met een inkomenscomponent moeten worden verhoogd". De leden van het Koninklijk Huis moesten belasting gaan betalen, maar kregen dat via een achterdeur gewoon weer teruggestort. 

Ik wil weten hoeveel compensatie de leden van het Koninklijk Huis hebben gekregen en hoeveel zij nu nog krijgen. Waarom heeft de regering toen niet geluisterd naar bezwaren van topambtenaren die zeiden dat deze deal absoluut onjuist was, en die grote vraagtekens plaatsten bij de rol van prins Bernhard? En waarom heeft de regering de Tweede Kamer nooit geïnformeerd over deze dubieuze deal? Ik wil vandaag geen praatjes maar antwoorden. Ik wil gewoon dat de premier de waarheid vertelt, ook over het volgende. Waarom heeft de regering in 2010 geprobeerd om de stukken over de deal in dit archief tot staatsgeheim te verklaren? Daarover wil ik ook opheldering. Vorig jaar vond de Tweede Kamer met mij dat leden van het Koninklijk Huis gewoon belasting moesten betalen, net als alle andere Nederlanders. Dit jaar blijkt dat de premier die motie niet uitvoert. Dat kan niet. Ik vraag de premier om nog deze kabinetsperiode een voorstel te doen en in te dienen in de Tweede Kamer, waarbij alle belastingvrijstellingen voor de leden van het Koninklijk Huis ongedaan worden gemaakt. 

En dat dit. Waarom moet de kroonprinses straks vanaf haar 18de 1,5 miljoen euro krijgen? Waarvoor is dat nodig? Dat is veel meer geld dan haar moeder de koningin op dit moment krijgt, en acht keer zoveel als de premier krijgt. Waarom kunnen wij niet volstaan met een gewoon bedrag dat substantieel lager is dan bijvoorbeeld het inkomen van de minister-president? Ook vraag ik de minister-president dit jaar, na zes jaar kabinetten-Rutte, waarom er toch altijd gedoe over geld is. Over de onderhandse verkoop van kunst, over vliegtuigen die leeg heen en weer vliegen over de wereld, en over veel te duur onderhoud van schepen en koetsen, waarbij de Tweede Kamer elk jaar zoveel moeite moet doen om de meest basale informatie te krijgen. 

Een monarchie in een democratie kan alleen als in dit parlement een serieus debat mogelijk is over het Koninklijk Huis, en er dus ook een serieuze discussie kan worden gevoerd over de kosten daarvan. Als de premier bereid is om de brede wensen van de Tweede Kamer uit te voeren en hij bereid is om de Kamer goed te informeren en goed mee te nemen in besluiten. De Koning is niet alleen een verlengstuk van het nationale bedrijfsleven maar een vertegenwoordiger van ons allemaal. Koningschap is meer dan geld verdienen en heeft te maken met waardigheid. Een monarchie kan veel verdragen, maar niet dat eeuwige gedoe over geld. Ik vraag de premier vandaag om leiderschap te tonen en een serieus antwoord te geven op de vele vragen die hier in de Tweede Kamer en daarbuiten leven. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Veel Nederlanders dragen net als de VVD-fractie het koningshuis een warm hart toe. Het koningshuis is voor veel mensen een verbindende factor in de samenleving in tijden van verdriet, spanningen, vreugde en trots. Dat wordt in onze samenleving gezien en gewaardeerd. Daarnaast is het koningshuis van groot belang voor de BV Nederland. Met de aanwezigheid van de koning en de koningin bij handelsmissies gaan de deuren in het buitenland open voor ons bedrijfsleven. Dat betekent banen voor mensen in Nederland. Een betere ambassadeur kan ons land zich niet wensen. 

Bij een koningshuis hoort ook een zekere uitstraling. Die uitstraling brengt nu eenmaal kosten met zich mee. Daar is elk jaar weer discussie over, bijvoorbeeld over de nettovergoeding, de belastingvrijdom die de leden van het Koninklijk Huis genieten, de kosten van de restauratie van paleizen en de lemsteraak of de verkoop van kunst. Daar zou niet steeds discussie over moeten zijn. Dat doet de positie van het koningshuis geen goed. Vandaar dat de VVD-fractie er de afgelopen jaren steeds op heeft gehamerd dat de begroting van de Koning helder en transparant moet zijn. Juist een partij als de VVD, die voorstander is van de constitutionele monarchie, dient kritisch te zijn als zaken niet helder, niet transparant of zelfs niet juist zijn. Dat is in het belang van hetzelfde koningshuis. 

Ik heb daar vorig jaar dan ook voor gepleit bij de evaluatie van de begroting van de Koning. Aanvullend op de aanbevelingen in het rapport van ABDTOPConsult heb ik samen met andere partijen in de Kamer meer transparantie gerealiseerd. Dit jaar is een bijlage met uitgaven op andere begrotingen bij de begroting van de Koning opgenomen. Het grootonderhoudsregime en de daarbij behorende kosten van paleizen zijn vermeld. De onderhoudskosten voor De Groene Draeck zijn verlaagd en komen niet langer voor rekening van de Staat, indien prinses Beatrix er geen gebruik meer van maakt. De stichtingen van het Koninklijk Huis zijn inzichtelijk gemaakt. Het is goed dat de begroting nu veel transparanter is dan toen deze minister-president aantrad. 

Dit laat onverlet dat er ook dit jaar weer zaken zijn waarover discussie en ophef zijn ontstaan. Daarbij gaat het ten eerste om de verkoop van twee kunstwerken door leden van de koninklijke familie: het schilderij van Saleh en de Atlas Munnicks van Cleeff. Ten tweede gaat het om de compensatie die het koningshuis in de jaren zeventig zou zijn verleend voor het betalen van belasting over privévermogen. De kunstwerken bleken privé-eigendom te zijn, bleken op eigen kosten te zijn gerestaureerd en bleken niet op de lijst te staan die behoort bij de toenmalige Wet tot behoud van cultuurbezit. Het is dan ook helder dat de leden van de koninklijke familie hierbij niets verkeerd hebben gedaan. 

De heer Pechtold (D66):

Het standpunt van de VVD over deze kunstwerken verbaast me, want ik heb nog nergens gezien dat zij privébezit waren. Ik heb de afgelopen tijd ook nergens een kritische vraag van de VVD gezien over dit onderdeeltje van de problematiek. Het schilderij was decennialang zoek. De eigenaar was dus zelfs niet bekend en de vraag is dus van wie het was. Vindt mevrouw Van der Burg niet dat er verder onderzocht moet worden waarom er binnen drie of vier dagen een exportvergunning is gegeven, terwijl dat normaal wekenlang duurt? En waarom moest het allemaal zo geheimzinnig, met de verklaring dat er jarenlang niet over gesproken mocht worden dat de Atlas verkocht was? Ik wil ook van de VVD weten of zij vindt dat zaken die in de negentiende eeuw, toen dingen anders lagen, aan de Koning werden gegeven maar daarmee natuurlijk, net zoals nu, aan het volk, wel privébezit zijn. De conclusie van mevrouw Van der Burg dat dit dossier gesloten zou zijn, deel ik dus niet. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dat laatste is uw goed recht. Ik neem dan ook aan dat u daarover in uw eigen termijn vragen zult stellen. Wij hebben gekeken naar de feitelijkheden. Dit zijn de feitelijkheden die eruit gekomen zijn. Wat ons betreft is dit een bevredigend antwoord. 

De heer Pechtold (D66):

Zou mevrouw Van der Burg mij dan die feitelijkheden kunnen geven? Ik heb geen enkele vraag van haar gehoord. Ik heb samen met de heer Monasch vragen gesteld, omdat ik vind dat hier duidelijkheid over moet komen. Als mevrouw Van der Burg kan aangeven dat het eigendomsrecht 100% zeker is, dat een procedure die versneld is naar een paar dagen, doodnormaal is, terwijl het anders altijd weken duurt voordat een exportvergunning wordt gegeven, en dat het normaal is dat er geheimhoudingsclausules worden getekend, wat toch een raar beeld geeft, dan ben ik in tweede termijn graag bereid mijn ongelijk te erkennen. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik neem aan dat de informatie op de website van het Koninklijk Huis correct is. Daar heb ik mijn informatie vandaan. Daar staat deze informatie glashelder. Ik ben niet thuis in het verkopen van kunstwerken, in hoe het precies zit met exportvergunningen en in hoelang dat precies duurt. Daar is de heer Pechtold veel meer een expert in. Ik neem aan dat hij die vragen zal stellen aan de premier. 

De heer Pechtold (D66):

Ik ben blij dat ik deze vragen nu mede namens de VVD mag stellen. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik ga verder met het onderwerp compensatie. De regering geeft aan dat zij over de compensatie die in de jaren zeventig aan het koningshuis verleend zou zijn, niets heeft kunnen vinden in de archieven, in ieder geval geen link met de privévermogenscompensatie. De regering geeft echter ook aan dat niet kan worden vastgesteld dat er géén compensatie is geweest, omdat zij niet weet uit welke onderdelen de overeengekomen uitkering indertijd is opgebouwd. Hier moet geen discussie over zijn. Wat de VVD-fractie betreft moet hiernaar gekeken worden. De VVD-fractie is dan ook voorstander van het aangekondigde historische onderzoek. Dit dient onafhankelijk te gebeuren. Graag hoort mijn fractie hoe de minister-president dit wil vormgeven en wanneer de Tweede Kamer hier nader over geïnformeerd wordt. 

De heer Van Raak (SP):

Wat vond de VVD-fractie eigenlijk van de brief van de minister-president? Er zou geen bewijs zijn van een deal, maar even verderop staat: áls er een deal is, dan blablabla. En weer verderop staat: we weten het niet, want er moet een onderzoek komen. Ik heb in de afgelopen zes jaar nog maar zelden zo'n warrige brief van de premier ontvangen, terwijl de stukken die door RTL zijn verspreid, heel helder zijn. In die stukken staat dat tegelijk met de afschaffing van de belastingvrijdom een adequate regeling van de financiële positie van de Kroon getroffen moest worden. Daartoe moesten de grondwettelijke uitkeringen met een inkomenscomponent verhoogd worden. Zo ingewikkeld is het dus allemaal niet. Wat vindt de VVD van de mist die de premier hier bewust lijkt op te werpen? 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dan verschillen wij een beetje van mening over de duidelijkheid van de stukken die gestuurd zijn. Voor een deel van de stukken geldt dat er geen data boven staan. Misschien heeft de heer Van Raak andere stukken dan ik. Ik heb ze van de website van RTL. Ik vond het allemaal niet zo heel duidelijk. In de brief van de premier staat duidelijk dat hij geen een-op-eenrelatie heeft kunnen vinden. Er staat echter ook heel duidelijk in dat we niet weten hoe die vergoeding indertijd is opgebouwd. Daarom is historisch onderzoek nodig. Dat lijkt mij inderdaad nodig. Vandaar dus mijn vraag. 

De heer Van Raak (SP):

Het is natuurlijk heel raar dat wij hier al 43 jaar praten over vergoedingen aan het Koninklijk Huis en dat na 43 jaar blijkt dat eigenlijk niemand weet hoe die precies zijn opgebouwd, ook de minister-president niet. Het is toch raar dat daar dan een historisch onderzoek naar moet plaatsvinden? Over onderzoek gesproken: RTL kan alleen dingen openbaar maken die in archieven zitten die openbaar gemaakt mogen worden. Er zit echter heel veel materiaal — het relevante materiaal, materiaal met bewijs — in archieven die niet openbaar gemaakt mogen worden. Sterker nog, de regering heeft in 2010 geprobeerd van dit soort archieven een staatsgeheim te maken. Zullen we voor de helderheid van dit debat de minister-president vragen of hij die stukken alsnog openbaar wil maken? Ik doel dan op dezelfde stukken als waarop RTL zich heeft gebaseerd. Dan kunnen we vandaag een debat voeren over dezelfde gegevens, dezelfde archieven en dezelfde feiten. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ja, ik vraag niet voor niets om een historisch onderzoek. Het kabinet heeft dat zelf ook al voorgesteld. Dit moet gewoon uit de wereld. Dat lijkt mij een duidelijk standpunt. 

De heer Van Raak (SP):

Dat is geen historisch onderzoek. Wij zijn hier toch niet in het Historisch Museum. Wij zijn hier in de Tweede Kamer en voeren een politiek debat. De premier zegt: ik heb stukken gezien, maar ik heb niks gevonden. Een journalist van RTL zegt: ik heb de stukken gezien en het staat er allemaal in. Wat moeten we dan? Moeten wij hier vandaag een welles-nietesspelletje gaan voeren of voeren wij hier een serieus debat? Het lijkt erop dat wij 43 jaar lang voor de gek zijn gehouden. Ik heb daar genoeg van. Ik heb vandaag behoefte aan een serieus debat, dus ik vraag aan de VVD of zij bereid is om samen met ons aan de premier te vragen om die stukken vandaag nog openbaar te maken, zodat wij een serieuze discussie kunnen voeren. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Volgens mij heeft die journalist toegang gehad tot het Nationaal Archief. Er wordt nu gezegd: wij kunnen dat niet constateren. Het lijkt mij goed dat een onafhankelijke partij daarnaar gaat kijken. 

De heer Pechtold (D66):

De fractievoorzitter van mevrouw Van der Burg, de heer Zijlstra, noemde dit belastingontduiking. Ikzelf was iets terughoudender, misschien iets zorgvuldiger, omdat ik nog niet alle feiten op tafel had. Maar omdat bij de VVD het zware woord "belastingontduiking" gevallen is, vind ik wel dat wij die zweem eraf moeten halen als dat kan. Ik heb twee vragen. Staat mevrouw Van der Burg nog steeds achter haar fractievoorzitter wat betreft het woord "belastingontduiking"? Is mevrouw Van der Burg het met mij eens dat er nu geen historisch onderzoek nodig is, maar wel een Rekenkameronderzoek? 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De VVD-fractie en ook de fractievoorzitter van de VVD hebben steeds gezegd dat eerst de feiten boven tafel moesten komen. Dat is, denk ik, belangrijk. Daarom zijn wij ook voor dit onderzoek. 

Nu kom ik op de tweede vraag. Ik ben voor een onafhankelijk onderzoek. Ik heb er geen verstand van wie dat precies moet doen. Ik wil dat het onafhankelijk plaatsvindt. Ik denk dat het inderdaad een historisch onderzoek moet zijn, omdat ook wel bekeken moet worden wat er in die tijd allemaal is gebeurd en hoe dat is opgebouwd. 

De heer Pechtold (D66):

Omdat de VVD-fractievoorzitter hier de term "belastingontduiking" gebruikt heeft — en dat doet hij niet lichtzinnig, zo neem ik aan — is dit hele verhaal over 43 jaar verleden nogal beladen. Premier Rutte is historicus en ik ben kunsthistoricus. Ik acht onszelf erg groot en hoog in het historisch onderzoeken van dingen, maar het gaat hier gewoon om belastingtechnische afspraken in de politieke en constitutionele sfeer. Daarvoor hebben wij een instituut, namelijk de Algemene Rekenkamer. Die is onafhankelijk en hierin gespecialiseerd. Dat betekent: geen getouwtrek over de vragen welke historicus wij het onderzoek laten doen met welke opdracht en of hij voldoende mogelijkheden heeft om ook geheime stukken te lezen. Nee, daarvoor hebben wij de Rekenkamer. De mensen daar zijn gekwalificeerd en ook geautoriseerd. Ik voel dat er al iets aan ruimte is, dus ik zou heel graag hebben dat de VVD zegt: ja, dat is beter dan een historisch onderzoek. Ik beschouw dat laatste namelijk als een soort vlucht vooruit van de premier. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Pechtold komt hier vast in zijn eigen termijn hierop terug. Ik blijf bij mijn woorden: wij willen een onafhankelijk historisch onderzoek. 

De heer Pechtold (D66):

Is mevrouw Van der Burg het met mij eens dat de Rekenkamer onafhankelijk is en vaker de historie in duikt? 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik ben het met de heer Pechtold eens dat de Rekenkamer onafhankelijk is, maar ik weet op dit moment niet of dat de geëigende partij is om dit onderzoek te doen. Daarom houd ik het bij een onafhankelijk historisch onderzoek. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wil dan wel graag weten waar de twijfel van mevrouw Van der Burg zit. Waarom zegt zij: ik weet niet of de Rekenkamer de geëigende partij is om dat te doen? Waar zit dan de twijfel van de VVD? 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik niet weet of de Rekenkamer op dit vlak de beste partij is om dat te doen en daarom wil ik mij niet binden aan het maken van die keuze. Mij gaat het erom dat het onafhankelijk is en dat er inderdaad een historisch onderzoek plaatsvindt. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik vind dit heel raar. Wij vragen de Rekenkamer regelmatig om onderzoek te doen naar een bepaald onderwerp. Waarom zou dat dan in dit geval opeens niet kunnen? Het lijkt er toch op dat de VVD met twee maten meet. Ik heb nog een tweede vraag. Vindt mevrouw Van der Burg ook dat er gekeken moet kunnen worden in het archief van het Koninklijk Huis als dit onderzoek daadwerkelijk gaat plaatsvinden? 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

U geeft dit even in een tussenzinnetje aan. Ik ben alleen maar van mening dat een onafhankelijk onderzoek moet plaatsvinden. Ik ga me nu niet uitspreken voor een partij die dit moet doen. Ik hoor graag de afwegingen. Ik heb daar ook naar gevraagd in mijn inbreng. Hoe ziet zo'n onderzoek eruit? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Misschien komen wij wel bij hetzelfde uit. Dat weet ik niet, maar ik ga mij nu niet binden aan een bepaalde partij. Volgens mij is er toegang tot dat archief. Ik heb uit de media begrepen dat die journalist die ook heeft gehad, maar ik leg de vraag graag neer bij de premier. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het archief van het Koninklijk Huis wordt beschouwd als een privaat archief, ondanks dat er stukken in zitten die duidelijk een publiek belang hebben. Er is maar één persoon die kan bepalen of mensen toegang krijgen tot dat archief, namelijk de Koning. In dit geval, als het gaat over de financiën van de Koning, over publiek geld, zou ik het heel logisch vinden als deze informatie openbaar zou zijn, juist ook voor het draagvlak van de monarchie. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik begrijp dat u die vraag aan de premier gaat stellen. Ik hoor graag het antwoord daarop. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik proef enig ongemak bij mevrouw Van der Burg. Dat ongemak voel ik ook bij het openlijk spreken over financiële regelingen uit de jaren zeventig. We hebben vragen gehad over de toelage van de kroonprinses. We hebben het eerder gehad over een boot en over allerlei incidenten. Ieder jaar is er wel een ding. De financiële regeling met betrekking tot het Koninklijk Huis gaat terug naar de jaren zeventig en is geüpdatet in 2008. Zou het niet heilzaam zijn om een stap naar achteren te zetten en die hele regeling te herzien, zodat we verlost worden van ongemakkelijke discussies over incidenten en financiering, waarbij we allebei ongemak voelen? 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

We hebben vorig jaar net een hele evaluatie gehad. Dat brengt bij mij ook enig ongemak teweeg. In 2009 hebben we hier ingestemd met een aantal regelingen. Elk jaar komen toch weer die discussies. U hebt er gelijk in dat die bij mij ongemak teweegbrengen, ook omdat het belangrijk is dat eerst de feiten op tafel liggen. Dat is steeds de lijn geweest van de VVD-fractie. Ik vind het ook een goede lijn om nu maar eens historisch onderzoek te doen en te bekijken wat daaruit voortkomt. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Nu gaan wij een historisch onderzoek doen. Dan komt weer van alles boven en daar vinden wij dan weer iets van. Wij hebben een brief gekregen met een heel ingewikkelde berekening van de toelage van de kroonprinses. Dat is ook buitengewoon ingewikkeld. Het is een beetje incidentenpolitiek. We hobbelen een beetje van incident naar incident. Laten we een stap naar achteren doen en die hele regeling tegen het licht houden. Zou het niet wijs zijn om wellicht een nieuwe commissie in te stellen? Misschien moeten we er eerst over nadenken of zo'n commissie nodig is, maar zou het niet wijs zijn om gewoon die vraag te stellen, om onszelf te verlossen van het ongemak dat we voelen, dat we in de media voelen en waarmee we iedere keer geconfronteerd worden? 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb in de media gezien dat u daarvoor pleit. Ik denk dat het wijs is als u die vraag zelf neerlegt bij de premier. Ik ben er nog niet uit, ook vanwege de evaluatie die we vorig jaar gehad hebben en de uitgebreide evaluatie van 2009. In de brief wordt geschreven dat hier nog even naar wordt gekeken. Ik weet niet of hetgeen u beoogt, helpt bij de stap terug. Ik weet niet of dat in deze tijd kan. Wij hebben als partij gewerkt aan zo veel mogelijk transparantie, juist om dit uit de wereld te krijgen. Ik denk niet dat wij daarover van mening verschillen. Wij moeten echter wel constateren dat wij elk jaar weer met incidenten zitten. Dat ben ik met u eens. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voor alle helderheid: het gaat mij om die helderheid en transparantie. Als het transparant, helder en goed verdedigbaar is, verlossen we onszelf van ongemakkelijke discussies. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Mijn fractie hoort graag hoe de minister-president dit historische onderzoek wil vormgeven en wanneer de Tweede Kamer hier nader over geïnformeerd wordt. 

Ik kom bij de andere punten die ik wil aankaarten. Het is goed dat de renovatie van de gouden koets nu en in de toekomst niet leidt tot verhoging van het betreffende begrotingsartikel. Dat hebben we vorig jaar al afgesproken en het staat er nu glashelder in. Opvallend is dat de kosten voor de renovatie niet in de begroting vermeld worden, terwijl op de website van het Koninklijk Huis wel een indicatie wordt gegeven. De VVD-fractie vindt dit verwarrend. Dit leidt ook weer tot onnodige discussie. Kan de minister-president toelichten waarom hiervoor gekozen is? 

Afgelopen zomer is paleis Noordeinde een aantal weken voor het publiek open geweest. Een aantal collega's heeft daar heel hard voor gepleit en dat is gelukt. Mijn fractie lijkt het voor herhaling vatbaar. Er waren veel belangstellenden. Kan de minister-president zich hard maken om het in de komende jaren weer te laten plaatsvinden? 

Een paar jaar geleden heb ik er met succes voor gepleit dat wij Nederlanders, na zo'n 200 jaar koningschap, ook de beëdiging van de bewindslieden van een nieuw kabinet via televisie konden volgen. Dat heeft prachtige beelden van deze ceremonie opgeleverd in de Oranjezaal van paleis Huis ten Bosch. Nu komen er verkiezingen aan, en daarmee de beëdiging van een nieuw kabinet. Paleis Huis ten Bosch wordt verbouwd, zoals we allemaal weten, en is waarschijnlijk niet beschikbaar. Wil de minister-president toezeggen dat wij deze beëdiging straks kunnen volgen in een van de mooie zalen van paleis Noordeinde? 

Vandaag spreken wij over de twee begrotingen waarvoor de minister-president direct verantwoordelijk is. Bijzonder is dat hij premier is van het langstzittende kabinet van deze eeuw. Dit kabinet heeft moeilijke maatregelen moeten nemen. Dat heeft iedereen in Nederland gevoeld. Nederland is niet bij de pakken neer gaan zitten. Mensen hebben daar echt hun schouders onder gezet. Het resultaat van die inzet mag er zijn. Na jaren van crisis trekt de economie weer aan, daalt de werkloosheid en hebben mensen weer wat meer te besteden. Nog niet iedereen voelt dat. Daar gaan we de komende jaren dan ook hard aan werken. 

De heer Pechtold (D66):

Ik wil dadelijk in mijn eigen termijn een punt maken van de beantwoording van vragen van het parlement aan het kabinet. Er lekt van alles — daar zal ik bij stilstaan — maar ik wil het ook hebben over ons grondwettelijk recht om vragen te stellen. Mevrouw Van der Burg en ik doen dit debat al een paar jaar. Ik heb de afgelopen jaren keer op keer aangetoond dat de termijnen toenemen in plaats van afnemen. Voorzitter, ik betrek u er ook bij: we hebben daar gewoon afspraken over. Drie weken is de maximale termijn. Het enige ministerie dat zich er gemiddeld aan houdt is Algemene Zaken, alle andere niet. We kunnen daarom zeggen dat we bij de verkeerde zijn, maar aan de andere kant zijn we nu bij de bovenbaas, de minister-president. Ik vind dat er in dit laatste jaar zo langzamerhand wel wat verbetering mag komen, omdat we het in alle ernst over een recht van de Kamer hebben om informatie te krijgen. Is mevrouw Van der Burg het met mij eens dat we de premier daar vandaag een paar stevige toezeggingen over mogen laten doen? 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Pechtold weet ook dat hij de VVD altijd aan zijn zijde vindt als het gaat over de parlementaire rechten. We hebben dat inderdaad met elkaar afgesproken. Het is een belangrijk punt. Ik zie zijn vragen daarover tegemoet. Ik wil er één opmerking aan toevoegen: er worden ook wel heel veel vragen aan sommige departementen gesteld. Maar dat is nog steeds geen reden om ons parlementair recht met voeten te treden. Ik ben het dus met de heer Pechtold eens. 

De heer Pechtold (D66):

Om mevrouw Van der Burg te helpen: dat laatste is niet het geval. In de afgelopen negen jaar is het aantal vragen niet significant gestegen. Het aantal woorden dat we ervoor nodig hebben is dat wel. In 1995 hadden we gemiddeld nog 863 tekens inclusief spaties nodig, maar dat is nu opgelopen tot 1.671 tekens. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Pechtold heeft zijn huiswerk goed gedaan. Ik wacht zijn vragen met belangstelling af. Het is goed om te constateren dat Algemene Zaken over het algemeen zich wel aan de regels houdt. 

De voorzitter:

Het krijgt niet zo veel vragen, volgens mij. 

Ik geef het woord aan de heer Amhaouch namens het CDA. 

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Als één kleur de Nederlanders verbindt, dan is dat oranje. Dat zien we bij internationale sportevenementen, maar ook op Koningsdag. De koning is het symbool van eenheid. In ons land, met heel veel verschillende mensen en meningen, speelt de koning een onmisbare, verbindende rol. Koning Willem-Alexander en koningin Máxima staan midden in de samenleving en zijn benaderbaar, ook door het gebruik van Twitter en Facebook. Zo blijft Nederland op een eigentijdse manier verbonden met het Huis van Oranje. 

Op Koningsdag komen het Oranjegevoel en de Nederlandse handelsgeest samen in de vrijmarkt. Ook bij de begroting van de Koning ervaren we enerzijds het Oranjegevoel en anderzijds de handelsgeest: krijgen we waar voor ons geld en kan het niet wat goedkoper? Het is de taak van de minister-president om de waarde van het koningschap hoog te houden door de kosten van het koningschap op een zorgvuldige en transparante manier te regelen. Het is maar al te vaak gebeurd dat discussies over de kosten werden aangewakkerd door nonchalance en slordigheden van de minister-president. Waarom besteedt de minister-president zo veel woorden aan het niet openbaar maken van de kosten van de restauratie van de gouden koets? Intussen liet de stalmeester weten dat die kosten worden geschat op 1,2 miljoen euro. Hoe zit dat nou precies? 

Archiefonderzoek kan nieuws opleveren. RTL Nieuws meende in ieder geval een geheime belastingdeal op het spoor te zijn. Het moet voor de minister-president als historicus een kolfje naar zijn hand zijn: anderhalve meter archief over de totstandkoming van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. De minister-president deelde mee dat de koning er niets van af wist en zijn moeder ook niet. Dat was ongelukkig. Waarom voelde de minister-president zich zo genoodzaakt om deze mededeling te doen over zijn gesprek met de koning? Even voor de goede orde: het gaat vandaag niet om een beoordeling van de kabinetsbesluiten van 1972. Het gaat wel om de opbouw van de grondwettelijke uitkering op basis van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Als we het eens zijn over de opbouw, hoeven we niet elk jaar te bakkeleien over de bedragen. Kan de minister-president de opbouw van de bedragen uitleggen en verantwoorden? 

Het koninklijk paar vertegenwoordigt Nederland ook over de grens. Het aanzien en het grote netwerk van koning en koningin maakt het gemakkelijk om contacten te leggen met buitenlandse staatslieden en deuren te openen voor Nederlandse politieke en zakelijke belangen. Nederland is een klein land, maar scoort hoog op de lijst van meest concurrerende economieën. Zo combineert ons koninklijk paar een staatsbezoek vaak met een handelsmissies, zoals naar China, Duitsland en Australië. Hoeveel efficiënter kan het nog? 

De koning en koningin genieten een groot draagvlak. Uit de Koningsdagenquête 2016 blijkt dat twee op de drie Nederlanders de voorkeur geven aan de monarchie boven een republiek. Dat vindt het CDA een verstandige keuze. Ook geniet het koninklijk paar persoonlijk veel waardering onder de Nederlandse bevolking. Koningin Máxima zet zich met deskundigheid en betrokkenheid in voor microfinanciering. En in welk land stapt de koning op de tram? 

Tot slot. In het politieke debat bekijken we helaas allerlei zaken tegen een eenzijdige kostenpost. Oranje kost niet alleen, maar heeft ook een grote waarde en is in onze ogen onmisbaar voor de Nederlandse samenleving. Oranje staat voor een traditie van vrede, veiligheid en welzijn. Als we dat met elkaar eens zijn, kunnen we op een zakelijke manier over deze begroting spreken. 

De heer Pechtold (D66):

De heer Amhaouch was de afgelopen dagen nogal kritisch over collega's die vragen stelden. Het CDA creëerde een soort sfeer van: laat het allemaal. Dat is een beetje de sfeer van het Koningsdaggevoel dat de heer Amhaouch in zijn bijdrage centraal stelde. Nu hoor ik hem gelukkig toch wat vragen stellen. Vindt hij het niet gewoon een taak van een volksvertegenwoordiger om door te vragen als er maatschappelijke problemen opduiken en dan zeker als het gaat om de besteding van belastinggeld? 

De heer Amhaouch (CDA):

Dat is heel goed. Wij zijn ook altijd voor transparantie geweest. Mijn collega van de VVD heeft net ook gezegd dat er in 2008-2009 afspraken zijn gemaakt over transparantie. Natuurlijk kun je altijd doorvragen. Doorvragen met een kruideniersmentaliteit — het kan hier een beetje minder en hier een beetje meer — vind ik echter geen gepaste manier van discussie voeren in de wijze waarop wij in de Tweede Kamer met het koningshuis omgaan. 

De heer Pechtold (D66):

Kan de heer Amhaouch mij dan één voorbeeld geven van een vraag die het CDA de afgelopen vijf jaar in het openbaar heeft gesteld over deze financiën? 

De heer Amhaouch (CDA):

Het CDA is in 2009 in elk geval akkoord gegaan met een nieuwe manier van transparantie bieden in de begroting van het koningshuis. Volgens mij is iedereen daar bij geweest. De vraag is of je dat elk jaar of elke vier jaar of elke kabinetsperiode weer helemaal moet gaan doen. Vorig jaar hebben we de evaluatie gehad. Vindt u dat dit elk jaar moet gebeuren? 

De heer Pechtold (D66):

Ik stel vast dat het collega's zijn, zoals de heer Van Raak en ik, die doorvragen. De heer Amhaouch windt zich nu op over zo'n onderwerpje als de gouden koets, maar het is het speurwerk van journalisten, het is het doorvragen van zijn collega's dat daartoe leidt. Ik heb de afgelopen vijf jaar van de CDA-fractie over dit soort dingen geen enkele schriftelijke vraag, geen enkele mondelinge vraag gehoord. De heer Amhaouch lift nu mee op het werk van anderen, waarna hij ze vervolgens verwijt dat ze er hijgerig mee omgaan. En dat in een historisch perspectief waarin christelijke partijen op het moment dat er iemand van de koninklijke familie verliefd werd op een katholiek op hun achterste benen stonden. Mijn partij bemoeit zich niet met liefde, maar wel met belastinggeld. 

De heer Amhaouch (CDA):

De heer Pechtold gaat nu in op verschillende geloven, maar daar heb ik natuurlijk een eigen mening over. Wij moeten naar voren kijken, wij moeten naar de toekomst kijken. Er is in deze Kamer heel veel gezegd over transparantie. Elk Kamerlid heeft natuurlijk het recht om door te vragen. Daar zijn wij ook bij. Wij vragen nu ook door. De minister-president is er verantwoordelijk voor dat hij duidelijkheid geeft over een aantal zaken. Wij komen er hopelijk op terug bij de antwoorden. Terugkomend op die gouden koets: waarom zegt de minister-president er niks over en de stalmeester wel? Dat wil ik dadelijk graag horen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Kruideniersmentaliteit? Kruideniersmentaliteit? Meent het CDA nou werkelijk dat collega-Kamerleden die hier kritische vragen stellen over bedragen die op de totale rijksbegroting misschien niet veel zijn, maar die wel hoog zijn voor mensen die van een laag inkomen moeten rondkomen, een kruideniersmentaliteit hebben? Ik wil daar graag een reactie op horen. 

De heer Amhaouch (CDA):

De benadering noem ik een kruideniersmentaliteit. Wij spreken hier in de Kamer met z'n allen dingen af over een kroonprinses of over kroonprins Willem-Alexander. 30 jaar geleden was precies dezelfde methodiek aan de orde als nu voor kroonprinses Amalia. Daar is niks aan veranderd. Als GroenLinks nieuwe inzichten heeft of andere vragen heeft over de systematiekopbouw, dan gaan wij daar graag over in discussie. Maar als wij nu zeggen — een aantal partijen doet dat — dat het een onsje meer of minder mag zijn, dan noem ik dat een kruideniersmentaliteit in de omgang met zulke gevallen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De afgelopen jaren hebben chronisch zieken en gehandicapten steeds te maken gehad met een stapeling van allerlei kosten. Mensen die werkloos zijn, krijgen het financieel steeds moeilijker. En dan zegt het CDA, als hier collega-Kamerleden kritisch zijn over een behoorlijk hoog salaris, dat dat een kruideniersmentaliteit is. Van welke wereld is de heer Amhaouch zeg? 

De heer Amhaouch (CDA):

Mevrouw Voortman haalt een aantal dingen helemaal door elkaar. Wij kunnen er natuurlijk allerlei zaken bij halen. Het CDA staat natuurlijk ook voor een goede zorg voor mensen. Mijn collega Keijzer is daar altijd mee bezig. Het is niet gepast om deze dingen door elkaar te halen. Als wij op die toer gaan … Wij verspijkeren in dit huis heel veel miljoenen, of dat nou bij de Belastingdienst gebeurt of bij ICT-projecten. Volgens mij moeten wij dat vandaag niet doen. 

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Bij een modern koningschap horen moderne afspraken. Die afspraken moeten duidelijk, transparant en verdedigbaar zijn en dat zijn ze nu niet. Om het koningschap ook in de eenentwintigste eeuw te behouden, moet er veranderd worden. Het kabinet kan zich niet langer beroepen op traditie om deze noodzakelijke veranderingen tegen te gaan. De Partij van de Arbeid wil op vijf punten duidelijke afspraken. 

Ten eerste: behandel de Koning fiscaal als ieder ander. Dat is niet nieuw. Ik zeg het al jaren. Er is geen reden te bedenken om voor de Koning uitzonderingen te maken. Het veelgebruikte argument dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen functionele uitgaven en privé-uitgaven, snijdt geen hout. Als de premier dit toch zou vinden, vraag ik hem voorbeelden te geven waaruit dit blijkt. 

Het tweede punt betreft het door vele kabinetten gebruikte argument dat de Koning een substantieel privévermogen nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak en dat de belastingvoordelen daarvoor nodig zijn. Na de grondwetswijziging van 1972 is dat eveneens onzin. De Staat betaalt sindsdien alle functionele kosten. Terecht. Het gevolg is dat de vrijstelling van belastingen, in de Grondwet "belastingvrijdom" genoemd, kan en moet worden afgeschaft. 

De voorzitter:

Bent u klaar met dit punt? 

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben bijna klaar met mijn blokje, maar ik was even kwijt waar ik gebleven was. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Recourt (PvdA):

De Kamer heeft hiertoe de regering bij motie opgenomen. De regering weigert tot op heden om die motie uit te voeren, dus moet de Kamer het zelf doen. Ik zal dan ook, hopelijk met de mede-indieners van de motie van vorig jaar, SP en D66, en wellicht ook met andere partijen, een initiatiefwetsvoorstel maken dat een einde maakt aan de belastingvrijdom. 

De heer Van Raak (SP):

Dat klopt, ik heb vorig jaar een motie ingediend die gesteund is door de heer Pechtold en ook door de heer Recourt. Dat was een mooi initiatief van SP, PvdA en D66. Ik moet toch constateren dat het gênant is dat de premier gewoon een jaarlang zijn mond houdt en vervolgens in de begroting meedeelt dat hij die motie niet gaat uitvoeren. Ik vind het heel mooi dat de heer Recourt bereid is om een initiatiefwet te maken. Ik omarm dat initiatief ook graag. Dat gaan we doen! Maar wat vindt de heer Recourt ervan dat de premier op zo'n manier omgaat met een brede wens die leeft in de Tweede Kamer, en overigens ook buiten de Tweede Kamer? 

De heer Recourt (PvdA):

Spijtig, jammer, maar wel in zijn recht. We kunnen de premier niet dwingen om coûte que coûte onze motie uit te voeren. We leven in een democratie. Het staatsrecht is zo ingericht dat ook het kabinet, in een vorm van checks-and-balances, niet een-op-een hoeft te doen wat de Kamer zegt. Het kabinet kan bijvoorbeeld zelf besluiten om wetten niet in stemming te brengen of in te trekken op het moment dat die zo geamendeerd worden dat het kabinet die niet meer herkent als zijn eigen wetten. Hetzelfde geldt natuurlijk als je de opdracht geeft om een wet te maken die het kabinet niet voor zijn rekening kan nemen. Nogmaals, dat vind ik jammer, maar zo zijn wel de regels. 

De heer Van Raak (SP):

Ik heb ook een wat meer huishoudelijke vraag. We gaan die initiatiefwet maken. Ik zie daarnaar uit. Het wordt wel een grondwetsherziening. Dat betekent dat het in tweeën moet en dat er ook na de verkiezingen nog een keer over gestemd moet worden. Er komen verkiezingen aan. Is de heer Recourt bereid om te proberen om die initiatiefwet in ieder geval voor de verkiezingen in de Kamer te hebben? 

De heer Recourt (PvdA):

Daar ben ik zeker toe bereid. Het is nog maar de vraag of dat gaat lukken, want zoals ook de heer Van Raak weet hebben we nog maar weinig tijd, maar het zou mooi zijn. Dan verkorten we de tijd van dit wetsvoorstel aanzienlijk. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Recourt (PvdA):

Ik was bij het tweede punt gebleven. De compensatie voor belastingen die worden betaald, moet stoppen. Zoals gezegd: bij de Grondwet van 1972 is geregeld dat alle kosten die verbonden zijn aan de uitoefening van het koningschap, door de Staat worden vergoed. Er bleven echter belastingvrijstellingen bestaan, maar het privévermogen van de Koning zou vanaf dat moment wel worden belast. Als dat feitelijk niet is gebeurd omdat de belastinginkomsten via een heimelijke afspraak weer linea recta terugvloeiden naar de Koning, is dat niet acceptabel en moet dat veranderen. Dit mag nu, in 2016, geen onderdeel zijn van de uitkering aan de Koning. 

De premier stelt in zijn brief van gisteren dat er geen bewijs is gevonden voor deze compensatie. RTL Nieuws weerspreekt dit en onderbouwt dat met bronnen. Kent de premier de bronnen van RTL? Zo nee, waarom beschikt hij daar niet over? Zo ja, kan hij dan aangeven waarom hij tot een andere conclusie komt? Ik waardeer het dat de premier verder gaat zoeken en ik waardeer het dat we — eindelijk, zeg ik erbij — meer duidelijkheid gaan krijgen over de elementen waaruit de uitkering aan de Koning bestaat. Kan de premier toezeggen dat het onderzoek in ieder geval onafhankelijk plaatsvindt? En naar aanleiding van de interrupties op mevrouw Van der Burg vraag ik ook gelijk: wie moet dat onderzoek doen? Ik weet dat nog niet, zeg ik alvast, want ik vind niet dat je zo makkelijk kunt stellen dat de Rekenkamer dat zou moeten doen. Ik heb zelf bijvoorbeeld de bronnen van RTL gelezen. Het is vooral tekstonderzoek in plaats van cijferonderzoek. Het heeft mij verbaasd hoezeer we 50 jaar geleden in een andere taal schreven dan nu. Ik vond de stukken ongelofelijk lastig te interpreteren. Behalve financiële expertise wil ik daarom in ieder geval ook historische expertise. 

De heer Pechtold (D66):

Ik ben het met die nuance eens. Overigens waren de aantekeningen van hoge ambtenaren in de kantlijn weinig cryptisch; die waren heel duidelijk. Ik ben het ermee eens dat de Rekenkamer gewend is om in begrotingen te kijken, maar er moet ook worden gekeken naar verslagen van overleggen die niet eens in de Trêveszaal, maar in een paleis hebben plaatsgevonden. Ik vind een historisch onderzoek een vlucht vooruit van het kabinet. Wij moeten dan gaan vragen wie dat gaat doen en wat de opdracht aan de commissie is. Zo krijgen we een heel opgetuigd gebeuren. Ik pleit liever voor iets wat al bestaat zoals de Rekenkamer. Ik vind het prima als het kabinet dadelijk in de beantwoording aangeeft dat daaraan voorafgaand of daarnaast ook nog een historisch onderzoek plaatsvindt. Ik wil evenwel graag iets wat in de aard onafhankelijk is en gewend is met onderzoeksmaterie om te gaan en waarmee we geen gedoe over vraagstelling en dergelijke krijgen. Is de heer Recourt dat met mij eens? 

De heer Recourt (PvdA):

Al die laatste elementen, ja. Nogmaals, ik kan in deze eerste termijn nog niet zeggen dat de Rekenkamer het gaat doen. Ik geef de elementen aan waaraan moet worden voldaan. Ik wil namelijk ook dat die commissie, de Rekenkamer of wie het ook gaat doen, toegang krijgt tot alle relevante bronnen zoals het Koninklijk Huisarchief, voor zover wij er hier iets over kunnen zeggen — ik doe er in ieder geval een oproep toe — en wellicht andere bronnen. Dat is echt historisch brononderzoek. Die expertise moet erin. Laten we voor het hoe eerst het antwoord van de premier afwachten. 

De heer Pechtold (D66):

Maar de heer Recourt is het met mij eens dat het niet alleen historisch onderzoek moet zijn waarbij wij geen grip op de vraagstelling en samenstelling van de commissie et cetera hebben, ook gezien de hele voorgeschiedenis en de sfeer die eromheen hangt. Laten we niet vergeten dat de VVD het belastingontduiking heeft genoemd. De heer Recourt en ik zijn daarin zorgvuldiger geweest, maar de VVD heeft dat gezegd. Ik vind dan ook dat dat snel duidelijk moet worden. 

De heer Recourt (PvdA):

Eens! 

De heer Van Raak (SP):

Ik ben historicus, zelfs politiek historicus. Ik heb de stukken gisteravond uitgebreid bestudeerd. Er vielen mij twee dingen op: het is een erg ongeordend archief en het is fantastisch materiaal. Je krijgt wel een kijkje in de keuken, zullen we maar zeggen. Ik merk dat de premier ook in zijn brief het onderwerp heel groot wil maken. Ik zie het al helemaal gebeuren: een groot onderzoek, een historisch onderzoek en dat kan heel lang duren. Het probleem is echter heel klein: is er een belastingdeal gesloten, hoe is die tot stand gekomen, is de Kamer daarover geïnformeerd en waarom niet? Dat is een heel klein onderzoek, een belastingtechnisch-financieel onderzoek. Wil de heer Recourt de Algemene Rekenkamer serieus overwegen, zoals ik eerder deze week heb voorgesteld, ook in het licht van het gegeven dat het een klein onderzoek moet zijn over een klein probleem, de deal, dat het snel moet gebeuren en dat we niet mee moeten gaan met een premier die dat over de verkiezingen heen wil tillen? 

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben het maar zeer ten dele met de heer Van Raak eens. Laten we beginnen met de omvang van het onderzoek. De premier schrijft in zijn brief: we willen verder bekijken waaruit die uitkering aan de Koning, die A-component bestaat. Welke elementen zitten daarin? Dat is breder dan alleen de vraag of er in 1972 een deal is gesloten. 

Misschien hebben we ook juridische kennis nodig. Het citaat dat de heer Van Raak aanhaalde, is wat mij betreft niet heel duidelijk. In welke context moet je dat bezien? De toenmalige koningin, Juliana, moest voor 1972 kosten voor het reilen en zeilen van het koningschap uit haar privévermogen betalen. Dat moest veranderd worden. De Staat heeft veel kosten voor zijn rekening genomen en vervolgens moest er een uitkering, een A-component aan de toenmalige koningin worden betaald. Dat lees ik in het citaat dat de heer Van Raak heeft aangehaald. Vervolgens stelt hij een aantal andere heel terechte vragen, bijvoorbeeld hoe het zit met de kritiek van Financiën enzovoorts. Dat doet vermoeden dat er meer aan de hand was, dat er destijds mogelijk handjeklap heeft plaatsgevonden. Ik wil het echt beter weten. Maar zo eenduidig als nu "het bewijs is klip-en-klaar" kon ik het ook niet maken. 

De heer Van Raak (SP):

Het onderzoek moet zich concentreren op het handjeklap. Al het andere, zoals de opbrengsten van de kroondomeinen en de kosten voor de doop van kleinkinderen, is interessant, maar het doet er niet toe. Waar het om gaat is het handjeklap, de belastingdeal. Dat is binnen het geheel van de vergoedingen van het Koninklijk Huis een klein element. Ik vraag mij af of dat wel legaal is gebeurd, of het überhaupt wel mag en of niet de heer Zijlstra gelijk heeft dat het gewoon belastingontwijking is. Dat kleine element moeten we onderzoeken. Ik ben heel erg bang dat de PvdA vandaag heel kritisch is op de VVD-premier, maar dat ze straks samen concluderen dat we een heel groot onderzoek moeten gaan doen naar de hele constructie van destijds, en dat het nog heel lang kan duren. Terwijl het probleem dat hier voorligt, een relatief simpele belastingdeal is, die we heel snel kunnen onderzoeken. Volgens mij kan de Algemene Rekenkamer dat binnen een week, twee weken. Dan moet het wel klaar zijn. 

De heer Recourt (PvdA):

Ik denk dat het langer duurt, nogmaals, omdat je moet bekijken waar de uitkering aan de koning uit bestaat. Welke elementen bestaan er? Een mogelijke deal is weggestopt in een van de elementen. Je kunt zeggen "we moeten dit stukje doen", maar als je met een verrekijker op bijvoorbeeld een tafeltje kijkt, mis je de grote context. Het hoeft geen eindeloos onderzoek te zijn, maar in twee weken krijg je het niet voor elkaar. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, echt afsluitend op dit punt, anders vallen we in herhaling. 

De heer Van Raak (SP):

Dit precies wat ik vreesde. "We moeten een groot onderzoek doen naar de samenstelling van de vergoedingen van de leden van het Koninklijk Huis." Nee, dat hoeft helemaal niet. We moeten een onderzoek doen naar de deal. Is de PvdA het met mij eens dat wij een onderzoek moeten doen naar de deal en niet een heel historisch onderzoek naar de geschiedenis van de totstandkoming van het systeem van vergoedingen? Anders is de PvdA met hetzelfde bezig als de VVD, namelijk met mist creëren. 

De heer Recourt (PvdA):

Met een onderzoek creëer je geen mist, maar duidelijkheid. Je kunt hoogstens zeggen dat het snel of langzaam moet. Er is geen onderscheid tussen een heel klein onderzoekje of een heel groot onderzoek. Om te achterhalen of er een deal is, moet je breder kijken. Je kunt het niet met een microscoopje doen. Daar moet je echt breder voor kijken. Sterker nog, ik vraag zo om het onderzoek nog verder te verbreden of apart onderzoek te doen naar de uitkering aan de kroonprinses. Ook daar wil ik duidelijkheid over hebben. 

Daar kom ik nu aan toe. Breid het onderzoek naar de elementen van de Koning uit naar de troonopvolger. Dan zeg ik in de richting van de heer Van Raak: of maak er een apart onderzoek van! We snappen dat prinses Amalia ook als student werkzaamheden zal verrichten ter voorbereiding op haar taak en dat dit gewoon functionele kosten zijn die de Staat moet vergoeden. We snappen alleen niet dat die kosten zo hoog moeten zijn als zij voornamelijk nog studeert. Studiekosten lijken mij gewoon voor de ouders. Wil de premier ook hier inzicht in geven? Zo kunnen we tijdig tot een redelijke, transparante en uitlegbare uitkering komen voor tijdens haar studie. 

Mijn vierde punt is het volgende. Zoek uit en maak helder wie eigenaar is van voorwerpen: de Staat of de Koning. Uit een artikel in het NRC over de verkoop van een schilderij door leden van de koninklijke familie aan het buitenland bleek dat zelfs nu nog niet altijd duidelijk is wie eigenaar is van voorwerpen zoals schilderijen. Is dat de Staat of de Koning? Hoe zit het met het schilderij van schilder Saleh waar het NRC over berichtte? Hoe zit het met andere voorwerpen? Paleizen zijn gemeubileerd. Is altijd duidelijk wat van de Staat is en wat privébezit is? Is er zicht op alle relevante voorwerpen en waar ze zich bevinden? Deze onduidelijkheid is zeer onwenselijk en kwetsbaar voor de Koning. Dit moet in kaart worden gebracht. 

De heer Pechtold (D66):

Ik heb zelf de Erfgoedwet in de Kamer mogen behandelen. Daarbij hebben we vastgesteld dat dit bij heel veel overheidsinstanties een probleem is, zoals bij waterschappen en universiteiten. Hier in de Tweede Kamer is nog wel eens een schilderij van een heel VVD-kabinet opgerold en in de afvalbak beland. 

De voorzitter:

Cort van der Linden. 

De heer Pechtold (D66):

Cort van der Linden, door Piet van der Hem geschilderd. Prachtig portret. Het is weg, de afvalbak in. Ook nu krijgt een hoogwaardigheidsbekleder, zoals onze Voorzitter, weleens een cadeautje. Als het een fles wijn is, neem je die mee naar huis. Als het een of ander kunstwerkje is, komt het hier in een kast te staan. In dat licht zie ik ook zoiets als zo'n schilderij van Raden Saleh. De vergoeding die deze schilder zijn leven lang kreeg, werd betaald door het ministerie van Koloniën, niet uit de privékas van de Koning. Zo zijn er onduidelijkheden geweest, ook in de nalatenschap van voormalig koningin Juliana en prins Bernhard. Ik vermoed zomaar dat wij nog meer krijgen, dus ik vind dat het mijn en dijn van dat soort zaken goed onderzocht moet worden om te voorkomen dat belangrijk cultureel erfgoed weer ineens verdwenen is in mistige verhoudingen waar veel geld mee gemoeid is. In dit geval is een uniek werk, ons historisch bezit, ineens "hup" ver naar het buitenland verdwenen. 

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben het daar helemaal mee eens. Dat was juist mijn pleidooi: maak duidelijk en inventariseer wat van wie is. Daar komt het op neer. Ik kan nu niet hier zeggen: het een is van de Koning, het ander is van de Staat. Ook dat moet je zien in het perspectief van, in dit geval, de negentiende eeuw. Daar kun je niet direct de normen van de twintigste eeuw van toepassing op verklaren. Maar laten wij dat door een commissie, een deskundige of wie dan ook laten vaststellen, zodat daar vooral geen discussie meer over is. Als wij vervolgens hebben vastgesteld dat het privé is en het binnen de normen valt, in die zin dat je dat naar het buitenland mag vervreemden, vind ik dat wij als politiek dan wel klaar zijn. Dan kun je er cultureel van alles van vinden, bijvoorbeeld dat wij het moeten houden, maar dan moeten wij vooral de wet veranderen die bepaalt wat naar het buitenland mag en wat niet. Wij moeten zo met de koninklijke familie omgaan dat het klaar is op het moment dat zij aan de regels voldoet. 

De heer Pechtold (D66):

Dat laatste vind ik een zeer waardevol en respectvol uitgangspunt, maar om daar te komen hebben wij nog wel een weg te gaan, stellen wij samen vast. Ik wilde het niet allemaal bij de minister-president neerleggen. Omdat dit echt om cultureel erfgoed gaat, wil ik dit aan de orde stellen bij de begroting waar ook cultuur aan de orde komt en de behandeling van de Erfgoedwet. Maar ik zie uit naar de samenwerking met de PvdA, die wij nu al voelen, en misschien ook andere partijen om dit historisch verantwoord te brengen en wel zo dat wij niet nog meer gedoe krijgen over de vraag: van wie was nou wat? 

De heer Recourt (PvdA):

Eens. Nogmaals, het is uiteindelijk ook schadelijk voor de koning zelf. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wil even voortborduren op het thema "voorkomen van gedoe", dat bij iedereen breed leeft. De heer Recourt vroeg ook hoe het precies zit met het bedrag voor de troonopvolgster. Wat vindt hij van de antwoorden die het kabinet daarop heeft gegeven? 

De heer Recourt (PvdA):

Onvoldoende, voor zover ik dezelfde antwoorden voor ogen heb als de heer Van der Staaij. Daarin wordt eigenlijk vooral gezegd: wij hebben het altijd zo gedaan; dit zijn de regelingen en daar komt 2,5 ton A-inkomen uit en 1,2 miljoen B-component. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Precies om gedoe te voorkomen werd er in het verleden heel veel geïnvesteerd in een wet en het vernieuwen ervan. Daar werden alle partijen voor afgelopen. De wet waarin dat allemaal precies geregeld is, is echt nog niet zo vreselijk oud. Die is niet van de middeleeuwen maar van 2008. Die is vervolgens unaniem door de Kamers aanvaard. Is het dan niet wat lastig dat wij, nu wij zien hoe de wet werkt en in elkaar zit, weer gaan mopperen dat het zo niet kan? Ik snap het gevoel. Tegelijkertijd vind ik dat lastig als ik kijk naar de manier waarop wij hier zelf parlementaire verantwoordelijkheid voor dragen. 

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben het met de heer Van der Staaij eens dat wij enige consistentie moeten hebben. Wij kunnen niet ieder jaar van de ene kant naar de andere kant rennen. Die consistentie is er in ieder geval in de kritiek op de hoogte van het bedrag voor de kroonprins of kroonprinses, heb ik uitgezocht. Verder leven wij nu natuurlijk alweer een heel eind later dan 2008, 2009. Het is 2016. Wij maken onze eigen afweging. Dan kom ik terug op wat ik zei: financiële afspraken moeten duidelijk, inzichtelijk, transparant en uitlegbaar zijn. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen studie en de tijd na de studie. Ik kan dat niet uitleggen. Vandaar mijn kritiek op dat punt. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik snap het punt en iedereen voelt daar wel iets in mee. Tegelijkertijd heb ik er last mee, want in 2008, wat echt nog niet zo lang geleden is, hebben wij open en bloot die regelingen gezien en er gewoon met z'n allen ja tegen gezegd. Dan is het niet helemaal fair om te zeggen: we hebben er wel elke keer gedoe over. Ja, deze wet was nou juist bedoeld om dat te voorkomen. 

De heer Recourt (PvdA):

Daar hebt u een punt. Maar ik vind het punt dat het niet uitlegbaar is zwaarder wegen. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Recourt (PvdA):

Het laatste onderwerp dat ik aan de orde wil stellen, is uitbreiding van de openstelling van de paleizen en het structureel maken daarvan. Ik ben blij dat mijn motie over openstelling van de paleizen is uitgevoerd. Dank daarvoor. Zelf heb ik zeer genoten van paleis Huis ten Bosch. Maar ook de bezichtiging van paleis Noordeinde was, naar ik heb begrepen, een groot succes. Ik vraag de premier, deze ervaringen te gebruiken om structurele bezichtiging mogelijk te maken op de momenten dat het kan en de ruimtes hiervoor geschikt zijn. Niet meer, maar ook niet minder. Nu doorpakken. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij heeft de heer Recourt vijf punten aangegeven die het kabinet volgens hem moet oppakken. Dat zijn allemaal punten die GroenLinks ook van harte ondersteunt. Ik wil er nog twee punten aan toevoegen. Ten eerste: zorg ervoor dat de besteding van de B-component van de uitkeringen transparant wordt. Ten tweede: zorg ervoor dat de stukken van publiek belang uit het archief van het Koninklijk Huis openbaar worden, conform de motie van mevrouw Kalsbeek uit 2005. Moeten deze punten worden toegevoegd aan het mooie vijfpuntenplan van de Partij van de Arbeid? 

De heer Recourt (PvdA):

Ik begin met het laatste punt, het archief van het Koninklijk Huis. Ik moet u teleurstellen: ik denk dat de huidige regeling goed is. Twee jaar geleden zijn we op werkbezoek geweest. Toen is door de archivaris goed uitgelegd dat uitgebreid wordt uitgepluisd wat publiek en privaat is. Waar het publiek is, gaat het over naar het Rijksarchief. De publicatie gisteren van het boek over koningin Juliana heeft mij, moet ik zeggen, wel bevestigd in het feit dat het koningschap wel heel kwetsbaar is. Heel veel privézaken liggen op straat, en daarvoor is nu juist dat privéarchief van het Koninklijk Huis. Ik zou niet willen dat het glazen huis waarin ze leven nog kwetsbaarder wordt, door de deuren van het archief van het Koninklijk Huis verder open te zetten. Nogmaals: dingen die de Staat aangaan, horen niet in het archief van het Koninklijk Huis, maar in het Rijksarchief. Daar is nu een goede regeling voor; het verder openen van die deur lijkt mij te kwetsbaar. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voor de helderheid: echte privézaken, zoals dagboekaantekeningen, hoewel heel interessant, zijn aan de persoon zelf om te bepalen of ze openbaar mogen worden. Als voorbeeld noem ik het rapport van de commissie-Beel, dat ging over een periode met grote politieke zorgen. Misschien liggen er in het archief van het Koninklijk Huis wel stukken over de belastingdeal. Dat zijn toch zaken die een duidelijk publiek belang hebben? Dat zijn toch stukken waarvan ook de heer Recourt moet vinden dat ze openbaar moeten kunnen worden? 

Verder had ik gevraagd naar openbaarheid over de besteding van de B-component van de uitkeringen. Wil de Partij van de Arbeid dan in elk geval wel dát punt toevoegen aan haar vijfpuntenplan? 

De heer Recourt (PvdA):

Ik begin met het archief: het is niet zwart-wit. Dagboekaantekeningen kunnen relevante staatsaangelegen punten bevatten. Het zal altijd een afweging moeten zijn. De twee voorbeelden die u aanhaalde, lijken me uiterst relevant, niet alleen privé, maar ook staatsrechtelijk. Ik neem aan dat daarover de vraag kan worden gesteld of ze naar het Rijksarchief moeten, of besloten moeten blijven. We moeten daar zeker kritisch naar kijken. U hebt daarvoor goede voorbeelden aangehaald. 

Ook over de B-component wil ik duidelijkheid hebben. Die duidelijkheid is overigens een stuk groter dan over de A-component. De B-component is voor de ondersteuning van de Koning. De A-component is dat overigens deels ook: daarvan worden ook personeelsleden betaald. Maar voor de B-component geldt dat veel meer, en we hebben daar veel meer inzicht in. Voor zover dat inzicht er niet is, ben ik het met u eens dat het verder moet worden opengesteld en transparanter moet worden. 

De voorzitter:

Tot slot. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dit is interessant. We zijn het er namelijk in ieder geval over eens dat dat rapport van de commissie-Beel een heel goed voorbeeld is van een stuk dat openbaar kan zijn. Daar ben ik blij mee. In mijn eigen bijdrage zal ik ingaan op die component. 

De voorzitter:

Bent u klaar met uw betoog, mijnheer Recourt? 

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben bijna klaar, voorzitter. Ik zal afronden. 

De koning heeft een zeer belangrijke rol in de huidige gepolariseerde samenleving. Hij is een geloofwaardig verbinder. Hij levert, samen met de koningin goed werk en dat zal op zijn tijd zwaar vallen. Ik heb het net al gezegd: ze leven in een glazen huis. Zo blijkt ook maar weer uit alle publiciteit rond koningin Juliana. Er komen uiteindelijk zeer persoonlijke zaken op straat te liggen en ze kunnen zich daar niet publiekelijk tegen weren. Laten we er als politiek in ieder geval voor zorgen dat de regelgeving bij de tijd is, zodat de koning op dat punt niet langer kwetsbaar is. Duidelijke, transparante, verdedigbare regels zijn nodig. Moderniseren dus, het liefst al bij de komende formatie, en zo de voorwaarden scheppen om de koning nu en in de toekomst zijn taak optimaal te kunnen laten verrichten. 

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Het premierschap brandt eenieder onvermijdelijk op. Gelukkig is hij bij wie dat langzaam gaat en naar wie nog weleens terug verlangd wordt. Die woorden van rechtsgeleerde Donner — we hebben het dan over de oude Donner — werden twee weken geleden door de minister-president aangehaald. Het premierschap als staat van genade. Dat lijkt mij juist getypeerd. Het premierschap kan zomaar voorbij zijn en tekent de persoon. Na zes jaar Rutte en met verkiezingen in zicht, wordt het tijd voor een terugblik op het leiderschap van de premier en zijn informatievoorziening aan deze Kamer. 

De premier zoekt geregeld maatschappelijke tegenstellingen op en draagt zo bij aan een sfeer van verharding en wantrouwen. Roep nu eens niet dat nieuwkomers zich moeten invechten, maar sta klaar voor ze. Roep niet dat uitreizende Nederlanders in het buitenland moeten sterven, maar berecht ze. Waar is die zelfverklaarde premier van alle Nederlanders gebleven? Graag een reflectie. 

Het is misschien wel een onmogelijke opgave, premier van alle Nederlanders zijn zonder een direct mandaat van de kiezer. De inhoud van het ambt is sterk veranderd. De premier is steeds vaker de minister van alle zaken in plaats van Algemene Zaken. In Europa is de premier regeringsleider. De eerste onder gelijke, daar is dus steeds minder sprake van. Verkiezingen voor de Twee Kamer ontaarden bovendien in een tweestrijd om het premierschap. Vindt de premier met zijn zes jaar ervaring en na twee formaties, de huidige manier van tot stand komen van zijn functie nog wel bij deze tijd passen of behoeft die aanpassing, bijvoorbeeld in de richting van een gekozen minister-president? 

Deze regering is structureel te laat met het beantwoorden van Kamervragen. Steekproeven van mijn fractie toonden dat al aan. Een breed onderzoek van de Universiteit Leiden bevestigt het deze zomer. Alleen, ik zei het al, Algemene Zaken antwoordt op tijd, 15 werkdagen hebben ze nodig en dat is de maximale termijn. Bij Veiligheid en Justitie raakt blijkbaar meer kwijt dan alleen bonnetjes en e-mails. Antwoorden komen gemiddeld na 29 werkdagen en dat zijn bijna zes volle weken. Wat gaat de premier doen om dit te verbeteren? Ik geef gelijk toe: de schuld ligt niet geheel bij de regering, de Kamer draagt hieraan bij met alle vragenlijsten vol dichtgetimmerde verzoeken. Dat kan anders, maar verras ons eens met een snelle en volledige beantwoording. Dan ontstaat vanzelf het vertrouwen om een vraag minder te stellen. Ik zal dat onderzoek en mijn eigen samenvatting daarvan de premier dadelijk doen toekomen. Ik krijg daarop graag een reactie. 

Ook de omgang met de WOB-verzoeken verdient geen prijs. De houding daarbij is nogal laks. Tegelijk lekt alles wat de regering wel goed uitkomt, al jaren straffeloos uit. Vooral in de aanloop naar Prinsjesdag is dat een vast ritueel. Niet de koning, maar de halve waarheid van de regering staat zo in de schijnwerpers. Verliest Prinsjesdag zo niet zijn waarde, vraag ik mij af. En doet het geen afbreuk aan de positie van de koning? Waarom niet jaarlijks een thema kiezen, dat uitdiepen en dat dan als troonrede presenteren? 

Daarmee kom ik bij het koningshuis. Mijn mantra daarbij is steeds: maak de Koning niet onnodig kwetsbaar; wees proactief en transparant. Het afgelopen jaar ben ik daarin meerdere keren positief verrast. Een tweedehandsje overwegen voor een regeringsvliegtuig, de vernieuwde website van het archief van het Koninklijk Huis, de openstelling van paleis Noordeinde en de stallen en van Huis Ten Bosch. Dat zijn prachtige, goede voorbeelden. Mijn complimenten aan iedereen die daarbij betrokken is. En ga misschien nog verder. Paleizen zijn populair, maar graftombes ook. Kijk maar naar Rome. Waarom maken we, in goed overleg met de familie, geen digitale rondleiding door de koninklijke grafkelder? Zowel de Nieuwe Kerk in Delft als de tombe zelf worden nu verbouwd. Het is dus een prima moment om dat nu te doen. 

Helaas ging het ook vaak mis. Zie de restauratie van de gouden koets, de leegstaande Griekse vakantiewoning, het onderhoud van De Groene Draeck, de verkoop van het schilderij Boschbrand van Saleh en van andere historische artefacten. Hoe kon er zo snel een exportvergunning voor deze schilderijen worden afgegeven? Hoe zit het met de geheimzinnigheid eromheen en met zaken die niet naar buiten mochten? Hoe verduidelijken we die grens tussen staats- en privébezit? Hoe verhoudt de verkoop van deze zaken zich tot de Erfgoedwet? Ik heb samen met collega Monasch van de PvdA vragen gesteld, maar ik wil vandaag al wel wat duidelijkheid. 

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb een vraag over het plan van D66 om digitaal in de graftombe van de koninklijke familie in Delft te kunnen kijken. Mijn eerste reactie was, toen ik het in de krant las: wat een leuk en interessant idee. Mijn tweede reactie was echter van andere aard: potverdorie, waar ligt de grens aan wat privé is? Hier hebben we het over doden. Gaat dit niet een stap te ver? Moeten we dat glazen huis nog transparanter maken? Kan D66 aangeven waar de grens ligt? 

De heer Pechtold (D66):

Ik heb het over een digitale rondleiding die ons inzicht geeft in onze eigen historie. In Rome zie je de grafkisten van de pausen gewoon liggen. Daar is overigens veel belangstelling voor, maar ik snap de terughoudendheid. Het gaat mij om Delft. Op het moment dat iemand van de koninklijke familie sterft is daar heel veel aandacht voor en laat de NOS allerlei plaatjes zien van wie daar nou eigenlijk liggen. Dat heeft niets te maken met privacy, niets met bijvoorbeeld grafschennis of dat soort zaken. Het gaat mij om het vergroten van historisch inzicht. We weten wie er liggen, we weten ongeveer hoe het eruitziet. Er wordt nu verbouwd. Ik hoorde de premier net zuchten toen ik het noemde. Datzelfde deed hij bij het idee om Huis Ten Bosch open te stellen. Dat vond hij ook niks. Toen zei hij: dat is een privéhuis; mijnheer Pechtold is een kunsthistoricus die graag de zaal van Amalia van Solms wil zien. Inmiddels zijn hij en ik overtuigd van het grote succes van die openstelling. We zijn niet in de badkamer van dat paleis gaan kijken. Nee, we hebben de kunst bekeken. Ik denk dat heel veel Nederlanders niet weten dat we ooit geen koningshuis hadden maar een republiek waren. Ik denk dat heel veel Nederlanders niet weten hoe dat tussen Willem van Oranje en de huidige Willem-Alexander zat en hoe we zijn omgegaan met Balthasar Gerards en al die andere dingen. Nu hebben we Geeraedtsen die dat doen. Ik vind dat we daar best wat meer inzicht in mogen krijgen. 

De heer Recourt (PvdA):

Ik vind die historische kant ook heel interessant, en velen met ons. Maar die graftombe is niet alleen zeventiende- en achttiende-eeuws maar hij is recent gebruikt. Het gaat niet alleen over het verre verleden, het gaat ook over het zeer recente verleden. Kom je dan niet te veel in het privédomein terecht? Moeten we onszelf niet een beetje terughoudend opstellen? 

De heer Pechtold (D66):

Ik heb gezegd: in goed overleg met de familie. Als iedereen zegt "doen we niet", dan is dat jammer. Als cultuurhistoricus zeg ik: daar ligt een kans. Als historicus zou de premier kunnen zeggen: het draagt bij aan de kennis over de oorsprong van ons koningshuis. Daar bestaan heel vaak nog misverstanden over. Neem de benaming "koninklijke academie". Het waren helemaal niet de Oranjes, maar de Bonapartes die het initiatief daartoe hebben genomen. Dat waren de Franse koningen. Er is nog heel veel onduidelijkheid. Het gaat mij om alles wat op een positieve manier bijdraagt aan inzicht. De terughoudendheid die ik in eerste instantie merk, verdwijnt altijd na een tijdje. Dan zegt men: goh, er is best iets werkbaars te verzinnen. Dat is geen groot punt; als we het niet doen, is dat jammer. 

Wat heel jammer was en waar ik nog niet mee akkoord ga, is de verkoop van die spullen. Ik wil gewoon weten hoe dat zit. Ik ben heel tevreden met de wijze waarop de situatie met betrekking tot het Koninklijk Huisarchief zich langzaam ontwikkelt, maar dan snap ik niet dat de biografe van Juliana, Withuis, geen toegang krijgt. Dat was verdorie een door het NIOD begeleid onderzoek. Ik snap dan zo langzamerhand niet meer wie er wel en wie er niet toegang krijgt. Waarom zij niet? Vindt ook de premier al die ophef schadelijk en hoe gaat hij die voortaan voorkomen? Geven alle deze zomer vrijgegeven peilingen over de koning en de koningin — AZ peilt zich immers rot over de populariteit van ons koningshuis — op dit punt nuttige inzichten? 

Mijn verbazing was groot toen RTL Nieuws meldde dat leden van de koninklijke familie al decennia hun vermogensbelasting terugkrijgen. Nog groter was mijn verbazing toen de premier "het geheim van het paleis" doorbrak. Hij citeerde zelfs de koning; dat is een unicum, hoor! De koning schijnt tegen hem te hebben gezegd: "Joh, ik weet nergens van en mijn moeder ook niet". Voor wat de koning denkt, voelt en meent, hebben we de ministeriële verantwoordelijkheid. Ik vraag eerst wat er inhoudelijk aan de hand was, maar ook wat er procedureel aan de hand was. Gaan we vaker horen wat de koning vindt? 

De regering schreef dat hiervan geen bewijs is gevonden, maar dat is iets anders dan dat dit niet is gebeurd. Zorgwekkende citaten over druk van de koninklijke familie blijven onweersproken. Waarom is er geen volledige openheid? Als de premier dit niet wil doen, duiken anderen wel in dat archief, maar dat is niet mijn taak. 

Dit zijn niet de enige vragen over het inkomen van de koninklijke familie. Kroonprinses Amalia krijgt vanaf 18-jarige leeftijd 2,6 ton salaris, belastingvrij, en 1,2 miljoen euro kleed- en reisgeld. Dat is 178 keer het minimumloon van een 18-jarige. Helderheid! Vindt de premier dit verantwoord? Kan hij dit uitleggen? Er wordt gezegd dat we hier in 2008 over hebben gesproken, maar inmiddels heeft de premier er drie wetten over normering van topinkomens doorheen gejast. De regering vond dus kennelijk ook zelf dat er iets aan de hand was in de publieke sector. Is de premier dus bereid om een commissie in te stellen voor een volledige heroverweging van het inkomen en de vergoedingen van de leden van het Koninklijk Huis om die bij deze tijd te brengen en toekomstbestendig te maken? Wat mij betreft, wordt dit door de Rekenkamer gedaan. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Het is volgend jaar de 100ste verjaardag van de Pacificatie van 1917, het jaar waarin wij in Nederland algemeen kiesrecht en volledige onderwijsvrijheid kregen, waarmee grote maatschappelijke en politieke tegenstellingen werden overbrugd. Ik heb begrepen dat dit gevierd gaat worden en dat lijkt mij terecht. Kan de minister-president alvast een tipje van de sluier oplichten? Ik wil ook graag weten of het bijzondere karakter van de Pacificatie centraal staat in de vieringen. Democratische vrijheid en onderwijsvrijheid zijn beide een beschaafde manier om met verschillen om te gaan. Ik geloof dat de Pacificatie ook zeggingskracht heeft in deze tijd, in onze soms verdeelde samenleving van vandaag. Daarop krijg ik graag een reactie. 

Ik heb bij de behandeling van deze begroting verder twee thema's: lekken en het koningshuis. Ook dit jaar is er weer gelekt voor Prinsjesdag; dat is inmiddels een heuse traditie. Heeft de minister-president nog de ambitie om het lekken te bestrijden? Heeft hij hier na zes jaar discussie met de Kamer nog nieuwe inzichten over of gooit hij zijn handen in de lucht en geeft hij zich over aan deze kwalijke praktijken? 

Mijn tweede onderwerp is het koningshuis. Ook het afgelopen jaar hebben Zijne Majesteit en zijn familie weer bewezen op een zeer warme en bevlogen wijze ons land te dienen. Ik wil hem daar hartelijk voor danken. Waar Nederland in toenemende mate verdeeld is geraakt, is het koningshuis een belangrijk symbool van eenheid en saamhorigheid. Het verbindt ons met ons gezamenlijke verleden. Daarmee is het koningshuis, wat de ChristenUnie-fractie betreft, een zegen. Tegen de openlijke en latente republikeinen onder ons zou ik willen zeggen: vergelijk dat eens met een presidentieel stelsel dat nu bijvoorbeeld de Verenigde Staten tot op het bot verdeelt. 

Juist vanwege die belangrijke functie van het koningshuis wil ik de minister-president vragen om voorzichtig met de leden daarvan om te gaan. Het is buitengewoon schadelijk als incidenten en discussies over financiële afspraken zich aaneenrijgen, bijvoorbeeld over de toelage van de kroonprinses. Wij vragen de prinses om zich voor te bereiden op een zware taak en haar leven in dienst te stellen van ons allemaal. Ik vind dat daar een gepaste financiering van haar staf bij hoort. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Segers maakte een koppeling met de republiek. Hij zei: kijk eens naar republieken en naar hoe het daar geregeld is. Presidenten zijn echter politici. Zij zijn vaak aan veel verdergaande regels ten aanzien van transparantie verbonden dan ons koningshuis. Vindt ook de ChristenUnie niet dat er, nog even los van de hoogte van de kosten, meer transparantie moet komen rond de uitkeringen aan het Koninklijk Huis? 

De heer Segers (ChristenUnie):

Transparantie is altijd een belangrijk criterium geweest bij de regeling voor het Koninklijk Huis. Dat moet het ook blijven. Als er mist ontstaat, bijvoorbeeld over de belastingafspraken uit de jaren zeventig, dan moet dat op tafel komen. Daar moet volstrekte helderheid over bestaan. Vervolgens kan het debat plaatsvinden dat vandaag met de minister-president plaatsvindt. Hij moet dan voor het Koninklijk Huis staan. De feiten moeten op tafel. Het moet volstrekt helder en transparant zijn, want het is belastinggeld. Mijn vergelijking betrof echter de functie van het koningshuis. Een koningshuis is namelijk veel samenbindender dan een presidentieel stelsel, dat veel meer verdeelt. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij had de heer Segers het ook over de kosten van een republiek en van het Koninklijk Huis, maar wellicht heb ik hem daarin verkeerd begrepen. Ik ben blij dat hij ook vindt dat er meer transparantie moet komen. Hij noemde het voorbeeld van de belastingdeal. In de Wet normering topinkomens hebben wij regels voor declaraties van bestuurders. Vindt de heer Segers dat we soortgelijke regels voor het Koninklijk Huis zouden moeten hebben? 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik begin even met het eerste punt. Ik refereerde niet aan de kosten. Ik had het meer over de functie en de werking van het koningshuis. Maar vergelijk de kosten maar eens met een land als Frankrijk. Daar heb je niet één koningshuis, maar meerdere koningshuizen, want iedere president houdt zijn entourage en toelage. Dat is vele malen duurder dan het koningshuis dat wij hebben. Bovendien is de werking van ons koningshuis ook nog eens veel heilzamer en samenbindender vergeleken met wat we in Frankrijk en zeker in de Verenigde Staten zien. Dat was mijn hartenkreet. 

Over transparantie maak je heldere afspraken, maar ergens ligt een grens. Als de oproep is dat de koning met een kilometervergoeding zijn declaraties moet gaan indienen, gaat me dat echt te ver. Gelijke gevallen moet je gelijk behandelen, maar dit is een heel bijzonder geval. Dit is een bijzondere familie met een bijzondere taak. Daar hoort ook een eigen regeling bij. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

We hebben wel te maken met mensen die een publieke functie vervullen. Wij verwachten van mensen in andere publieke functies dat zij transparant zijn. We weten van de leden van het Koninklijk Huis niet eens precies wat er uit de post personele kosten betaald wordt. We weten wel wat er niet uit betaald wordt, want dat staat op de begroting, maar niet welke dingen er wel uit betaald worden. Dat is toch gek? 

De heer Segers (ChristenUnie):

Het moet transparant, uitlegbaar en verdedigbaar zijn — dat moet de minister-president vooral doen — maar het heeft wel een grens. Wij vragen een familie om zich levenslang en ook nog eens generaties lang te committeren aan de nationale zaak en het publieke belang. Wij vragen van een heel jong meisje — tenzij mevrouw Voortman zegt: ik heb daar geen zin in — om zich te committeren aan het dienen van ons land. Dat is een grote, indringende en belangrijke vraag. Dat is een taak die de huidige koning en koningin met verve verrichten. Daar hoort een speciale regeling bij. We moeten dit niet eindeloos tot aan de kilometervergoeding aan toe vergelijken met mensen die vrijwillig toetreden tot een raad van bestuur of een raad van toezicht. 

Ik vind dat de minister-president ervoor moet zorgen dat dit soort regelingen ook bij het verstrijken van de tijd voldoende politiek draagvlak hebben en houden, anders maakt hij het koningshuis kwetsbaar, nog los van het feit dat je vanuit het oogpunt van soberheid op zich opmerkingen kunt hebben over de hoogte van de toelage. In dezelfde lijn was ik verbaasd over de manier waarop de minister-president bij de persconferentie sprak over de veronderstelde belastingkorting die de koning zou krijgen en de wetenschap die de koning daarbij zou hebben. Ik snap dat hij de behoefte voelde om daarover te spreken, maar door zo frank en vrij te spreken over wat de koning wel en niet wist maakt de minister-president het wel heel kwetsbaar. Ik vind dat zorgelijk. Ik ben blij dat de minister-president nu nader onderzoek laat doen naar de afspraken die zijn gemaakt, om te kunnen beoordelen wat er precies aan de hand is. Dat lijkt mij inderdaad belangrijk. 

Tot slot. Wat ons wellicht echt zou kunnen helpen is een kritische doorlichting van het stelsel van financiering dat alweer decennia oud is. Wat ons ook zou kunnen helpen is wat ik maar even een "nieuwe pacificatie" noem. Dat verlost ons van de incidenten rond een verbouwing, vergoedingen, koetsen, boten en huizen. Het helpt de koninklijke familie om te doen wat ze nu al zo geweldig doet, namelijk onze samenleving verbinden en ons land elders vertegenwoordigen. 

De heer Van Raak (SP):

Wij spreken vandaag over het koningschap. Ik hoorde de VVD zeggen dat ze heel blij is met ons Koninklijk Huis en onze monarchie, omdat die belangrijk zijn voor de BV Nederland. Het is fantastisch dat alle staatsbezoeken ook altijd handelsmissies zijn. De minister-president vindt het altijd belangrijk om samen geld te verdienen in de hele wereld. Ik erger me daar een beetje aan. Ik ben benieuwd naar de opvatting van de heer Segers hierover. Ons Koninklijk Huis, onze koning, is toch meer dan het verlengstuk van het nationale bedrijfsleven? Koningschap is toch meer dan alleen geld verdienen? Voelt de heer Segers ook het ongemak dat ons Koninklijk Huis eigenlijk onderdeel is geworden van BV Nederland? 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik voel het ongemak al bij de term "BV Nederland". Daar voel ik al ongemak bij. Wij zijn geen bv. Wij zijn geen handelsmissie. Wij zijn een rechtsgemeenschap. Wij zijn een samenleving. Wij hebben iets met elkaar. Dus mijn waarderende woorden over het koningshuis betroffen de rol die het speelt in onze samenleving, namelijk verbinden. Het verbindt ons met het verleden en met elkaar. Nieuwkomers identificeren zich heel snel met het koningshuis. Het is ook hun koning. Dit helpt nieuwkomers om zich echt Nederlander te gaan voelen. Wij zouden het zo nooit hebben uitgevonden, maar het functioneert in alle opzichten fantastisch. Ik ben er ongelooflijk dankbaar voor en ik heb het zelfs een zegen genoemd. De manier waarop wij de leden van het Koninklijk Huis kunnen inzetten ten dienste van de samenleving, moet niet controversieel zijn. Verbinden is niet controversieel. Meegaan met een handelsmissie en deuren openen die anders dicht blijven, vind ik ook niet controversieel. Ik ben het helemaal met de heer Van Raak eens dat dat niet het primaire doel van het Koninklijk Huis is. Als het Koninklijk Huis helpt om deuren die voor onze minister-president dicht blijven, te openen, tel ik ook in dat opzicht mijn zegeningen en vind ik het een prima toevoeging. 

De heer Van Raak (SP):

Ik vind het moeilijk om te praten over de wijze waarop de koning zijn ceremoniële rol vervult, want het lukt niet om het daar met elkaar over eens te worden. Ik gun de koning ook heel veel ruimte om dit op een manier in te vullen die goed bij hem als persoon past. Maar de minister-president hoort natuurlijk wel wat regie te voeren en een helpende hand te bieden. Ik zie wel erg veel Rutte en VVD terug in het Koningshuis, omdat ik het gewoon plat vind. Altijd maar wordt er als volgt over het Koningshuis gepraat: het levert geld op en het opent deuren bij bedrijven. Als we een staatshoofd hebben, is dat natuurlijk veel meer. Ik zie dat de heer Segers het daarmee eens is. Ik ben ook benieuwd naar de opvatting van de minister-president. Hoe ziet hij het koningschap eigenlijk? Is dat het verlengstuk van het Nederlandse bedrijfsleven of is het toch wat meer? Ik hoor dat graag in zijn termijn. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik zie dit niet als een tegenstelling. Het verbinden van de samenleving en het helpen om deuren elders te openen gaan wat mij betreft hand in hand. Maar de primaire functie is wat ik als eerste en ook hier weer heb genoemd, namelijk dat het koningshuis een instituut van binding is in een soms heel verdeelde samenleving. Dat is de zegening die ik heb geteld. Dit staat niet op gespannen voet en ook is ook niet tegenstrijdig met een dienende functie in het openen van deuren in het buitenland. Dat is echter niet het primaire doel. Dat ben ik met de heer Van Raak eens. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik maak er bezwaar tegen dat er in dit debat heel selectief wordt geciteerd. Dat gebeurde nu weer. Ik ben heel duidelijk begonnen met het feit dat ons koningshuis een verbindende factor is. Daarnaast speelt het koningshuis een andere rol. Wij kunnen verschillen van mening over de bewoordingen in dat verband, maar laten wij dat vooral erkennen. Dit is niet de eerste keer dat in dit debat "belastingontwijking" wordt genoemd. Dat gebeurde net ook. Het leek net alsof mijn fractievoorzitter dat gezegd zou hebben, maar hij heeft gezegd: eerst de feiten op tafel en dan het oordeel. Uiteraard is de VVD tegen belastingontwijking. 

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. "Dreesiaanse soberheid", daarover sprak de minister-president toen hij het had over het koningshuis. Hij vond het feit dat de koning momenteel zijn werkzaamheden verricht in een "containertje" — zijn eigen woorden — getuigen van Dreesiaanse soberheid. Dat containertje is voor een bedrag van 4 ton gebouwd door het meest gewilde architectenbureau van Nederland. Als wij alle studenten in Nederland eenzelfde Dreesiaans sobere container zouden geven, zou de Staat een conservatieve 280 miljard euro armer zijn. 

GroenLinks zou graag daadwerkelijk Dreesiaanse soberheid terugzien in de financiën van het Koninklijk Huis. GroenLinks ziet graag meer transparantie, want waar publiek geld wordt uitgegeven, dient verantwoording afgelegd te worden. GroenLinks vindt het dan ook merkwaardig dat begin jaren zeventig een belastingdeal zou zijn gesloten met het Koninklijk Huis om het te compenseren voor het beperkte beetje belasting dat het wel betaalt. Van successiebelasting, inkomensbelasting en schenkbelasting is het al uitgezonderd. Is dan dat beetje vermogensbelasting echt te veel gevraagd? 

Nog merkwaardiger is het wat GroenLinks betreft dat de minister-president op zijn departement hiervoor geen bewijs heeft kunnen vinden. Stelt de minister-president daarmee dat de informatie van RTL niet klopt? Is hierover geen informatie te vinden in het archief van het Koninklijk Huis? Is dat niet een extra reden om te overwegen stukken van publiek belang uit dat archief openbaar te maken? Is deze minister-president, in tegenstelling tot zijn voorganger, bereid de motie-Kalsbeek uit 2005 uit te voeren? In deze motie wordt de regering verzocht, stukken van publiek belang in het Koninklijk Huisarchief over te brengen naar het Nationaal Archief. Is de minister-president bereid om de notities waaruit hij in zijn brief over de belastingdeal citeert, in hun volledigheid naar de Kamer te zenden? 

Wat GroenLinks betreft, gaat het Koninklijk Huis net als alle andere Nederlanders belasting betalen over alles. De minister-president werpt tegen dat het het recht van de koning is om dit niet te doen en dat dit is vastgelegd in de Grondwet. Dat is inderdaad een probleem dat aangepakt moet worden. Ik vraag de minister-president dan ook om hiertoe een wijzigingsvoorstel in te dienen. Is hij daartoe bereid? 

Over de financiële positie van de Koning is verantwoording verschuldigd. Dat gebeurt nu niet. Hoe groot zijn de vermogens van het Koninklijk Huis? Hoe wordt de B-component van de uitkeringen, het geld voor zogenaamde materiële en personele kosten, precies uitgegeven? Veel kosten die door het Koninklijk Huis worden gemaakt, worden immers al rechtstreeks betaald uit de schatkist. Er wordt in totaal 27,7 miljoen euro besteed aan de Dienst Koninklijk Huis. Chauffeurs, koetsiers, onderhoudspersoneel, monteurs, het onderhoud van de paleizen, de beveiliging, de voorlichting van de Rijksvoorlichtingsdienst, het faunabeheer, de vliegreizen, de administratie: deze zaken worden allemaal rechtstreeks betaald uit de begroting en dus niet uit de uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis. Ik vind het daarom moeilijk om een beeld te krijgen van de personele en materiële uitgaven van de leden van het Koninklijk Huis die niet direct uit de schatkist worden vergoed. En dat terwijl de B-component van de Koning jaarlijks 4,7 miljoen bedraagt en voor prinses Amalia na haar 18de 1,2 miljoen. Dat zijn toch geen bescheiden bedragen. Kan de minister-president voorbeelden geven van de kosten die door dit deel van de uitkering vergoed moeten worden? Wat wordt er wel betaald uit deze bedragen? Kan de Kamer voortaan inzicht krijgen in de besteding van dat deel van de uitkering? Als politici en bewindspersonen moeten wij onze uitgaven zorgvuldig declareren en publiek verantwoorden. Waarom moet de Koning dat dan niet? Het gaat immers in beide gevallen om belastinggeld. Ik krijg hierop graag een reactie. 

Wat GroenLinks betreft is de Dreesiaanse soberheid ver te zoeken in de begroting van de Koning. Ik vraag mij af of Willem Drees zich zou kunnen vinden in deze toe-eigening van zijn gedachtegoed door zijn opvolger. Ik hoop dan ook dat de premier in zijn beantwoording nader zal toelichten hoe hij tot deze wonderlijke conclusie is gekomen. Het koningshuis dient tegelijkertijd een afspiegeling van de samenleving en een baken van moreel leiderschap voor het land te zijn. Dat begint wat GroenLinks betreft bij het in acht nemen van dezelfde soberheid en belastingplichtigheid die aan evenzeer hardwerkende Nederlandse burgers worden opgelegd door de regering. Er moet vooral openheid komen over de bestedingen van het Koninklijk Huis. 

De voorzitter:

Mevrouw Van der Burg. O nee, de heer Recourt. Ik zag mevrouw Van der Burg net langslopen, vandaar. 

De heer Recourt (PvdA):

Het is de coalitie. 

Dreesiaanse soberheid en transparantie spreken mij aan. Maar nu even de B-component. Hoe ziet mevrouw Voortman die? De B-component is anders dan de A-component. Van de B-component wordt personeel betaald, en dat staat gewoon op de loonlijst van de Staat. Uit mijn hoofd gaat dat om 250 mensen, maar daar kan ik naast zitten, want dat zeg ik uit een grijs verleden. Ik snap de indringendheid van de vragen dus niet zo, als zou het een schemerig, duister gebied zijn waar de koning zelf over gaat. Het is toch de Staat zelf die al die mensen in dienst heeft, hen betaalt en daarmee de koning en het koningschap ondersteunt? 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Volgens mij staat er een bedrag van 27,7 miljoen op de begroting, maar daar wil ik even van af zijn. Het gaat over het deel van de uitkering voor materiële en personele kosten. Dat is een behoorlijk bedrag. Ik hoorde daar alweer een hele tijd geleden voor het eerst van en dacht toen: hij moet daar heel veel mensen van betalen dus het is logisch dat het wat hoger is. Maar nu blijken allerlei posten waarvan mensen denken dat ze van die uitkering betaald moeten worden, al op de begroting te staan. Ik wil dus graag weten waar dat deel van de uitkering wél aan wordt uitgegeven. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw Voortman stelde mij een vraag over de declaraties; nu even andersom. Er is veel meer transparantie over de financiering van het koningshuis gekomen. Daar zijn eisen voor en die worden hier besproken. Maar nu komen er nieuwe eisen. Dat doet bij mij de vraag rijzen: wil GroenLinks überhaupt wel een koningshuis? 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Daar kan ik heel kort over zijn. GroenLinks wil inderdaad dat Nederland op termijn een republiek wordt. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Is het dan niet veel eerlijker om daar een voorstel voor te doen en te zeggen: jongens, we willen er gewoon van af? In plaats daarvan komt GroenLinks met allerlei kleine voorstellen en met, om een andere fractievoorzitter te citeren "ditjes en datjes", terwijl het eigenlijk van het hele instituut af wil. Het is toch veel eerlijker om dat voorstel te doen dan om nu iedere keer het functioneren van het Koninklijk Huis wel heel moeilijk te maken? 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik zie dat als twee verschillende zaken. Op het moment dat je een koningshuis hebt, vind ik dat het zo transparant mogelijk moet zijn. Ik heb net al de vergelijking gemaakt met bestuurders en politici. Op het moment dat je geen koningshuis meer zou hebben, is die discussie inderdaad niet meer aan de orde. Maar zolang wij een koningshuis hebben, vinden wij dat daarvoor zo veel mogelijk dezelfde regels moeten gelden als voor bestuurders en politici. 

De heer Segers (ChristenUnie):

De GroenLinks-fractie roept de verdenking op zich iedere keer met gelegenheidsargumenten te komen om te knagen aan de wortels van de monarchie. Als we voor de monarchie staan, moeten we daar ook een hek omheen zetten en zeggen: nu moet men vrij kunnen functioneren. Als je iedere keer knaagt aan de wortels door nieuwe eisen te stellen, lijken dat gelegenheidsargumenten voor een hoger doel, of een lager doel — het is maar hoe je het bekijkt — namelijk afschaffing van de monarchie. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat vind ik een heel rare redenatie. De standpunten die GroenLinks in de afgelopen jaren heeft ingenomen over tal van onderwerpen, zoals de Wet normering topinkomens en de Wet openbaarheid van bestuur, laten zien dat wij groot voorstander zijn van meer transparantie en democratische controle op bestuurders en politici. Daar past dit naadloos in. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil beginnen met een citaat van koningin Juliana. Zij zei bij de aanvaarding van haar koningschap in 1948: "Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak, die zó zwaar is, dat niemand die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht, haar zou begeren, maar ook zó mooi, dat ik alleen maar zeggen kan: wie ben ik, dat ik dit doen mag?" Het geeft aan dat het een mooi en luisterrijk ambt is en lijkt, maar dat het ook offers vraagt en niet alles goud is wat er blinkt. 

Nog steeds, ook nu, heeft de monarchie, heeft ons koningshuis een belangrijke samenbindende rol binnen onze Nederlandse samenleving en is het ons visitekaartje in het buitenland. Ik vind dat een buitengewoon belangrijke en waardevolle rol. We kunnen allemaal onze kritiek hebben op de uitoefening, op het een of het ander, maar onze grote waardering voor de samenbindende rol staat toch voorop. Helaas is er elke keer toch weer gedoe over geld. Ook vandaag staat dat weer prominent op de agenda. Laat ik vooropstellen dat het hier ook gaat om publiek geld en dat het terecht is dat de vinger aan de pols wordt gehouden. Dat hoort ook bij een constitutionele monarchie en een parlementair stelsel met ministeriële verantwoordelijkheid voor het Koninklijk Huis. Tegelijkertijd moeten we ons wel realiseren dat een behoorlijke mate van vrijheid voor de inrichting van het eigen huis een belangrijk constitutioneel uitgangspunt is — artikel 41 van onze constitutie — en dat dit zich niet verdraagt met het op elk klein onderdeel stellen van vragen vanuit het parlement. 

Daarnaast is het in het kader van het voorkómen van gedoe lastig dat we een heel verschillende beoordeling van de monarchie hebben. Dat geldt ook voor het bedrag dat ermee gemoeid is: de dikke 40 miljoen per jaar. Vind je dat nou heel veel? Het is maar waarmee je het vergelijkt. Het Oekraïnereferendum kostte 30 miljoen. Een jaar monarchie is dan nog goedkoper dan twee referenda in een jaar. Een Rembrandt heb je er nog niet voor. Het is dus maar waar je heel veel waarde aan hecht. In zekere zin zullen we daar nooit helemaal uitkomen. Ik denk dat het eerlijk is om dat te zeggen. Dat geldt ook voor degenen die verstokt republikein zijn en zich maar zorgen blijven maken over de kwetsbaarheid van het koningshuis. Dat doet me denken aan een pyromaan die zich elke keer weer zorgen maakt over de brandveiligheid. Ik zie de heer Pechtold nu binnenkomen, voorzitter, maar dat is een coïncidentie. 

In het gemeenschappelijk belang bij het voorkomen van gedoe is transparantie belangrijk. Ik denk dat daarmee een belangrijke slag is gemaakt. Laat ik voor het evenwicht de kritische partijen prijzen die voorop hebben gelopen om dat voor elkaar te krijgen. Toon in de begroting de kosten zo helder mogelijk. Dat is het eerste belangrijke punt. De tweede manier waarop in het verleden is geprobeerd om gedoe te voorkomen — ik gaf het net al even aan in een interruptie — is door bij belangrijke wetten als de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis alle partijen langs te gaan en van tevoren indringend te checken waar de gevoeligheden liggen. Ik heb dat zelf ook meegemaakt bij de laatste update van de wet. We moeten echter vaststellen dat dit steeds minder werkt. Er zijn snelle veranderingen in het parlement en ook snelle veranderingen in de wijze waarop je tegen de systematiek aankijkt. Mijn vraag aan de minister-president is hoe hij daarmee omgaat. Het oude systeem — we kijken er één keer in de zoveel jaar naar en dan is het goed — werkt niet meer of onvoldoende. Welke mogelijkheden ziet hij om een wat breder draagvlak te krijgen voor de wetten en de hoogte van bedragen zoals nu voorzien? 

Een laatste opmerking over dit onderdeel betreft het gedoe rond de belastingvrijdom. Ik heb moeten vaststellen dat hierover helaas nog geen helderheid is gekomen. Ik hoop dat het historische onderzoek hierin zo snel mogelijk duidelijkheid kan verschaffen. Tot zover mijn opmerkingen over de begroting van het Koninklijk Huis, voorzitter. 

Ik heb nog één opmerking over de eenheid van regeringsbeleid. Dat betreft meer het terrein van Algemene Zaken. Dit jaar hebben we de bijzondere situatie van een heel lange verkiezingscampagne, de aanloop naar de verkiezingen, waardoor de rol van de minister-president als hoeder van de eenheid van het kabinetsbeleid een bijzondere dimensie krijgt. Hoe ziet hij die rol van het bewaren van de eenheid van kabinetsbeleid in een zo lange periode in de aanloop naar de verkiezingen, waarin er ook steeds meer verschillende opvattingen van bewindslieden naar voren komen? Ik ben wel benieuwd hoe de premier de komende tijd met die risico's omgaat. 

De heer Pechtold (D66):

Ik rook ergens wat vuur. Ik heb een vraag aan de heer Van der Staaij omdat D66 en de SGP — voor mij niet verrassend maar voor de buitenwereld misschien soms wel — elkaar treffen als het gaat om de staatsrechtelijke verhoudingen. Dan zijn we het vaak eens. Ik heb zojuist mijn verbazing uitgesproken over de premier die de koning citeert en ook nog informatie over de meningen van de vorige koningin met ons deelt. Voor mij was dat een doorbraak van het pantser dat de ministeriële verantwoordelijkheid met zich meebrengt, namelijk: nooit daarover suggereren of speculeren. Kamerleden zijn erom gesneuveld, dus om het delen van gevoelens van het Koninklijk Huis na contact met de buitenwereld. Hoe kijkt de heer Van der Staaij terug op die openhartigheid van de premier? 

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik moet vaststellen dat de aandrang om zo veel mogelijk openheid en transparantie te bieden enorm groot is, ook vanuit deze Kamer. Wat dat betreft kan ik het mij voorstellen dat je de grenzen opzoekt om zo snel mogelijk zo veel mogelijk helderheid te geven. Maar ik denk dat het in dit geval wel kwetsbaar was, met name omdat daarmee niet het pleit beslecht was en het toch nog weer blijft doorgaan. Het is nu ook weer onderwerp van discussie. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Mijn fractie is voor een ceremonieel koningschap en tegen het huidige excessieve kostenplaatje voor onze monarchie. Het huis van Oranje is een van de duurste koningshuizen van Europa. De totale uitgaven bedragen meer dan 100 miljoen euro per jaar. Buitensporige uitgaven aan zeiljachten, paleizen en vakantievilla's, de leden van het Koninklijk Huis staan er al jaren mee in de kranten en bladen. En ook dit jaar was het weer raak. 

De Oranjes krijgen al decennia flinke compensatie voor het betalen van belasting, een uiterst dubieuze en geheime constructie, verborgen ergens in het Nationaal Archief. Zelfs de premier, de minister van Financiën en de Koning zouden van niets hebben geweten. Hoogleraar De Bont noemde de kwestie zelfs "ridicule volksverlakkerij". Dat zijn wij met hem eens. Stop met deze absurde regeling, zoals ook bijna 80% van de Nederlanders wil. Mijn fractie heeft de premier om een brief gevraagd. In die brief schrijft hij dat er geen bewijs is voor deze compensatieregeling. Maar het bewijs staat gewoon op de site van RTL Nieuws. Waarom creëert deze premier wederom mist? Waarom vertelt hij niet de waarheid? Graag een inhoudelijke reactie. 

Een meerderheid van de Nederlanders houdt van ons koningshuis, maar de sympathie voor de monarchie wordt door deze schimmige zaken ernstig aangetast. Wij zeggen: laat de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis dezelfde belasting betalen als andere Nederlanders. Geen vrijstellingen meer. Geen buitensporige uitkeringen meer. En prinses Amalia hoeft na haar 18de verjaardag echt geen 1,5 miljoen euro per jaar te krijgen. Deze vorstelijke uitgave kan niemand verdedigen. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. 

De vergadering wordt van 12.32 uur tot 13.16 uur geschorst. 

Naar boven